VERSLAG over hoe het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) optimaal kan worden benut
25.7.2016 - (2015/2320(INI))
Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Rapporteur: Zdzisław Krasnodębski
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over hoe het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) optimaal kan worden benut
Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 173 en 49,
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld: "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),
– gezien de Small Business Act (COM(2008)0394),
– gezien de mededeling van de Commissie "Gezonde EU-regelgeving" (COM(2013)0685),
– gezien het actieplan Ondernemerschap 2020 van de Commissie,
– gezien de mededeling van de Commissie over een actieplan ter verbetering van de toegang tot financiering voor kmo' s (COM(2011)0870),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een banenrijk herstel" (COM (2012)0173),
– gezien het Europees investeringsplan,
– gezien zijn resolutie van 14 juni 2012 getiteld "Op weg naar een banenrijk herstel"[1],
– gezien zijn resolutie van 5 februari 2013 over betere toegang tot financiering voor kmo's[2],
– gezien zijn resolutie van 15 april 2014 getiteld "Hoe kan de Europese Unie bijdragen tot de totstandkoming van een stimulerend klimaat voor het scheppen van banen door ondernemingen, bedrijven en starters?"[3],
– gezien de richtlijn betalingsachterstand (2011/7/EU),
– gezien het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI),
– gezien het EU-programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020,
– gezien het EU-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme),
– gezien zijn resolutie van 17 april 2014 getiteld "Follow-up van de Commissie van het 'Top Ten'-overleg met kmo's over EU-regels"[4],
– gezien het verslag van de Commissie getiteld "Regeldruk voor het mkb verminderen – EU-regelgeving aanpassen aan de behoeften van micro-ondernemingen" (COM(2011)0803),
– gezien het "Jaarverslag Europese kmo's 2013/2014 - Een gedeeltelijk en fragiel herstel" van de Commissie,
– gezien het Eurofound-verslag getiteld "Born global: The potential of job creation in new international businesses" van januari 2013,
– gezien het Eurofound-verslag getiteld "Public policy and support for restructuring in SMEs" van 2013,
– gezien het Eurofound-verslag getiteld "ERM annual report 2015: Job creation in SMEs" van 2016,
– gezien het Eurofound-verslag van 2012 getiteld "Overheidsmaatregelen om zelfstandig ondernemerschap en werkgelegenheid in bedrijven zonder personeel en microbedrijven te ondersteunen",
– gezien het Eurofound-verslag van 2011 getiteld "Het mkb in de crisis: werkgelegenheid, industriële betrekkingen en lokale partnerschappen",
– gezien het Eurofound-verslag 2011 getiteld "Werknemersvertegenwoordiging op vestigingsniveau in Europa",
– gezien het Eurofound-verslag van 2014 getiteld "Social dialogue in micro and small companies",
– gezien de enquête van de Commissie over de toegang van bedrijven tot financiering (SAFE) van 2015,
– gezien het "Jaarverslag Europese kmo's 2014/2015 - SMEs start hiring again" van de Commissie,
– gezien zijn resolutie van 10 september 2015 over de totstandbrenging van een concurrerende arbeidsmarkt in de EU voor de 21e eeuw: het afstemmen van vaardigheden en kwalificaties op vraag en werkgelegenheid, als een manier om de crisis te boven te komen[5],
– gezien zijn resolutie van 8 juli 2015 over het initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten[6],
– gezien zijn resolutie van 23 oktober 2012 over kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's): concurrentievermogen en zakelijke kansen[7],
– gezien aanbeveling 2003/361 van de Commissie betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen,
– gezien de Eurobarometer-enquête over internationalisering van het midden- en kleinbedrijf van 2015,
– gezien de OESO-studie getiteld "Financing SMEs and Entrepreneurs 2015 - An OECD Scoreboard" van 2015,
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie regionale ontwikkeling (A8-0248/2016),
A. overwegende dat kmo's (de EU-28 kende er in 2014 22,3 miljoen[8]) meer banen creëren dan andere bedrijven in de particuliere sector, en goed zijn voor ongeveer twee derde van de totale werkgelegenheid in de particuliere sector in de EU en overwegende dat ondernemers en kmo's een belangrijke en positieve bijdrage leveren aan de sociaal-economische groei en ontwikkeling van de EU; wijst erop dat ondersteuning van kmo's helpt bij het aanpakken van de Europese werkloosheid en jeugdwerkloosheid, die 8,9 %, respectievelijk 19,4 % bedragen[9]; overwegende dat het aantal mensen zonder baan - ongeveer 23 miljoen in 2015 - onverminderd erg groot is;
B. overwegende dat kmo's in 2014 in belangrijke mate hebben bijgedragen tot de groei van de werkgelegenheid, tot 71 % in de niet-financiële zakelijke economie;
C. overwegende dat het scheppen van nieuwe werkgelegenheid in kmo's wordt beïnvloed door een aantal interne en externe factoren, zoals (bij de externe factoren) de essentiële voorwaarden beheersbaar concurrentievermogen (ook van multinationals en de schaduweconomie), beheersbare regelgevingsdruk en totale productiekosten, alsook toegang tot financiering en geschoold personeel;
D. overwegende dat recent onderzoek van Eurofound aantoont dat kmo's die voor werkgelegenheid zorgen, vaak jong, innovatief en internationaal actief zijn, gevestigd zijn in stedelijke omgevingen, worden geleid door bekwame managers en over uitgebreide groei- en investeringsstrategieën beschikken;
E. overwegende dat kmo's een belangrijke rol spelen bij het vergroten van de economische, sociale en territoriale samenhang en bovendien bijdragen tot slimmere, duurzamere en inclusievere groei; overwegende het belang van de structuur van kmo's in de betrokken gebieden en met name in plattelandsgebieden;
F. overwegende dat hoewel 90 % van de mondiale groei buiten de EU wordt gegenereerd, slechts 13 % van de kmo's internationaal actief is buiten de EU;
G. overwegende dat kmo's binnen de EU wat omvang en impact op nationale economieën betreft onderlinge verschillen vertonen; overwegende dat er voor deze verschillen historische redenen zijn aan te wijzen;
H. overwegende dat er een vaardighedentekort en onderlinge verschillen binnen de EU zijn, alsook een vaardighedendrain, voornamelijk vanuit de lidstaten die na de uitbreiding van 2004 bij de EU zijn gekomen en vanuit de crisislanden in de eurozone naar andere lidstaten, waardoor perifere regio's ontstaan met een tekort aan geschoold personeel als gevolg van de braindrain;
I. overwegende dat, ondanks de regels van de interne markt, er aanzienlijke verschillen binnen de EU blijven bestaan in termen van de regelgevingskaders van kmo's, in het bijzonder met betrekking tot de zekerheid over toekomstige ontwikkelingen van de regelgeving en van de juridische kwaliteit van de regelgeving in het algemeen;
J. overwegende dat vertegenwoordigers van kmo's wijzen op de hoge arbeidskosten als een van de belangrijkste beperkingen voor het scheppen van banen en een daling van deze kosten verwachten, waarbij de hoogste arbeidskosten voorkomen in overgereguleerde en bureaucratische stelsels;
K. overwegende dat kmo's vanwege hun kleinere structuur niet in staat zijn om in dezelfde mate rekening te houden met regelgevende normen als grote ondernemingen;
L. overwegende dat werknemersvertegenwoordiging en sociale dialoog niet zo wijdverspreid zijn bij kmo's als bij grotere bedrijven en vakbonden in sommige landen er een prioriteit van maken om te proberen de werknemersvertegenwoordiging in kmo's te vergroten, bijvoorbeeld door te trachten de oprichting van ondernemingsraden in kmo's aan te moedigen[10];
M. overwegende dat de sociale en solidaire economie werk biedt aan meer dan 14 miljoen mensen, wat overeenkomt met ongeveer 6,5 % van de werknemers in de EU; overwegende dat er in de EU 2 miljoen ondernemingen in de sociale en solidaire economie zijn, wat overeenkomt met 10 % van de ondernemingen in de Unie; overwegende dat sociale bedrijven tijdens de economische crisis veerkrachtig zijn gebleken;
N. overwegende dat kmo's het in tijden van economische crisis beter doen wat banenverlies betreft, in het bijzonder coöperatieven in de industrie en de dienstensector zijn sinds de crisis van 2008 veerkrachtiger dan andere bedrijven in dezelfde sectoren gebleken;
O. overwegende dat bedrijfsoverdrachten aan werknemers in de vorm van coöperaties een goed werkende vorm van bedrijfsoverdracht zijn gebleken, gezien de hoge overlevingspercentages[11];
P. overwegende dat teveel vacatures onvervuld blijven als gevolg van een lage arbeidsmarktmobiliteit en het feit dat sommige onderwijs- en opleidingssystemen niet aansluiten op de huidige arbeidsmarkt;
Q. overwegende dat de groene sector tijdens de recessie een van de belangrijkste scheppers van werkgelegenheid in Europa was en dat kmo's met een langetermijnplanning om in de groene economie te werken voor banen zorgen die beter bestand zijn tegen de huidige externe effecten van de geglobaliseerde economie[12];
R. overwegende dat gegevens over contractuele regelingen en organisatie van het werk in kmo's meestal moeilijk te vinden zijn;
S. overwegende dat volgens Eurofound in veel landen de arbeidsvoorwaarden, waaronder de werktijden, in kmo's flexibeler en informeler geregeld zijn dan in grotere bedrijven; overwegende dat de initiële impact van de crisis het effect blijkt te hebben gehad om de bestaande "interne" flexibiliteit te vergroten, aangezien organisaties proberen om te gaan met veranderende externe omstandigheden en vragen;
T. overwegende dat sommige kmo's de neiging hebben de regelgevende systemen te "omzeilen" via het ontwijken van belastingen en sociale bijdragen, schijnzelfstandigheid, precaire arbeidsomstandigheden en activiteiten in de schaduweconomie, die de belangen van zowel werknemers als werkgevers ondermijnen, doordat werkgevers geen geschoold personeel kunnen aantrekken; overwegende dat dit talloze negatieve gevolgen heeft voor kmo's, zoals de oneerlijke marktconcurrentie en hogere tarieven voor belastingen en sociale bijdragen;
U. overwegende dat de ECB stelt dat de staatsschuldencrisis de financieringskosten van banken in de crisislanden van de eurozone heeft vergroot, die vervolgens aan kmo's werden doorgerekend in de vorm van hogere financieringsrentes of kleinere leningen;
V. overwegende dat de EU-begroting een stimulans moet bieden voor het scheppen van hoogwaardige en hooggekwalificeerde werkgelegenheid op de lange termijn en moet bijdragen tot het potentieel van kmo's om fatsoenlijke en duurzame banen te creëren;
W. overwegende dat de toegang tot financiering nog steeds een van de belangrijkste obstakels voor de oprichting en groei van kmo's is, met name voor ondernemingen van de sociale economie, onder meer vanwege het feit dat de Europese Unie kampt met een gebrek aan een voldoende gediversifieerde waaier van eigenvermogensinstrumenten en risicokapitaal, wat nodig is voor het groeipad van bedrijven;
X. overwegende dat door historische redenen sommige samenlevingen ondernemers als eerder negatief beschouwen, wat in sommige gevallen ook wordt weerspiegeld door de discriminerende behandeling van het mkb door regeringen, bijvoorbeeld in vergelijking met de gunstige omgeving die deze landen scheppen voor buitenlandse investeringen, vooral van multinationals;
Y. overwegende dat de ongelijke randvoorwaarden voor multinationals en kmo's ook voortvloeien uit de praktijk van overheveling van winsten naar de lidstaten of de derde landen die als belastingparadijzen worden beschouwd;
Z. overwegende dat de onderzoeken van de Commissie geen gedetailleerde beoordeling geven van de mogelijke impact van het toekomstige Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag (TTIP) op kmo's in verschillende lidstaten;
Banenscheppend potentieel en geschoolde arbeidskrachten
1. herinnert eraan dat bijna 99 % van de Europese bedrijven kmo's zijn en aldus de ruggengraat van de EU-economie vormen;
2. is van mening dat de lidstaten en de Commissie, om tot betere voorwaarden voor het scheppen van nieuwe kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid in de kmo-sector te komen, moeten werken aan het oplossen van de volgende problemen, die overigens niet in alle lidstaten en in alle regio's in gelijke mate voorkomen: een tekort aan vaardigheden, onvoldoende inzicht in de vaardigheden van de toekomst, een kloof bij vraag en aanbod van vaardigheden, een braindrain, overregulering en regelgevingsonzekerheid op alle terreinen, onvoldoende dialoog tussen de partijen die bij de arbeidsmarkt betrokken zijn, beperkte toegang tot financiering en openbare aanbestedingen, geringe innovatiecapaciteit en toegang tot nieuwe technologieën, onvoldoende ondersteuning van kmo's in het kader van het beleid voor publieke investeringen, de schaduweconomie en fraude, alsook de bevoordeling van multinationals;
3. is van mening dat het aanpakken van deze structurele problemen onder andere zou resulteren in eerlijker concurrentie en de betaling van sociale premies en belastingen door een groter aantal economische actoren, waardoor de lidstaten de mogelijkheid zouden krijgen beleid te financieren dat bijdraagt tot het scheppen van werkgelegenheid, met name in de kmo-sector, en voor eerlijke concurrentie tussen de lidstaten en billijker marktomstandigheden zou worden gezorgd;
4. benadrukt de noodzaak van een regelgevingskader dat investeringen aanmoedigt die op hun beurt duurzame groei en kwaliteitsvolle banen met zich meebrengen;
5. onderkent dat de arbeidskosten binnen het ondernemerschapskader een van de factoren zijn die van invloed zijn op het banenscheppend potentieel en het concurrentievermogen van kmo's kunnen beïnvloeden; wijst er in dit verband op dat de belastingdruk moet worden verlegd van arbeid naar andere vormen van belasting die minder schadelijk zijn voor de werkgelegenheid en de groei, terwijl voldoende sociale bescherming wordt gewaarborgd;
6. beklemtoont dat aan een hoog niveau van werknemersbescherming moet worden gewerkt en dat het verlagen van de arbeidskosten door de werknemersbescherming te reduceren niet als middel mag worden ingezet om de werkloosheid te verlagen; waarschuwt er bovendien voor dat het verlagen van de salarissen en de rechten van werknemers tot een grotere braindrain en gevaren voor de werkzekerheid zou kunnen leiden, waardoor het voor kmo's moeilijker zou worden geschoold personeel te vinden, terwijl het ook ongewisheid in Europa zou genereren; is van mening dat meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt het banenscheppend potentieel van kmo's niet vergroot wanneer het leidt tot minder bescherming van de werknemers;
7. is van mening dat de onnodige academisering van bepaalde beroepen niet noodzakelijkerwijs het probleem van het vaardighedentekort bij kmo's oplost; is van mening dat overheden meer steun moeten geven aan beroepsonderwijs en -opleiding, en met name aan duale systemen die in samenwerking met kmo's worden geëxploiteerd; benadrukt dat duaal onderwijs en duale opleiding een belangrijk instrument zijn om de jeugdwerkloosheid te verminderen en dringt aan op ondersteuning van kmo's die jongeren opleiden tot geschoold personeel en zo wezenlijk bijdragen aan de inclusie van jongeren op de arbeidsmarkt en in de samenleving; wijst erop dat een duaal onderwijssysteem dat in een bepaalde lidstaat wordt gebruikt, niet klakkeloos door een andere lidstaat kan worden overgenomen;
8. vraagt de lidstaten de ontwikkeling van een sterke ondernemingscultuur te realiseren door de vaardigheden die daarbij horen in te bedden in onderwijs en opleiding;
9. is van mening dat de lidstaten steun moeten geven aan regelingen voor stages in kmo's, onder andere in de vorm van fiscale en financiële stimulansen en kwaliteitskaders, inclusief een passende bescherming van de gezondheid en de veiligheid; herinnert eraan dat kmo's erg specifieke vaardigheden nodig hebben; beklemtoont dat in dit verband ook duale onderwijsprogramma's en de combinatie van onderwijs en stages moeten worden aangemoedigd, aangezien zij economisch en sociaal een essentiële rol vervullen bij het bevorderen van gelijke kansen voor alle burgers;
10. dringt er bij de lidstaten op aan samenwerkingsvormen te ontwikkelen waarbij alle governanceniveaus, bedrijven (waaronder uit de sociale economie), vakbonden, onderwijsinstellingen en andere belanghebbende partijen betrokken zijn, teneinde hun onderwijs- en opleidingssystemen aan te passen zodat ze de ongelijkheid tussen vaardigheden/kwalificaties enerzijds en de behoeften van de arbeidsmarkt, in het bijzonder van kmo's, anderzijds aanpakken; roept op tot het aanmoedigen van meer informele opleidingen, zoals opleidingen op de werkplek en kennisdeling onder het personeel;
11. benadrukt de belangrijke rol van bedrijven, met inbegrip van kmo's en micro-ondernemingen, in de samenwerking met beleidsmakers en sociale partners in de hervorming van de onderwijssystemen en de beroepsopleidingsprogramma's in Europa, zowel wat de onderwijsmethoden als de lessen betreft, zodat meer nadruk komt te liggen op de ontwikkeling van arbeidsvaardigheden van de 21e eeuw, in het bijzonder digitale vaardigheden, kritisch denken, probleemoplossing en teamwerk; benadrukt in deze context het belang van ervaring die in de praktijk en onder reële omstandigheden is opgedaan;
12. benadrukt dat het belangrijk is de vaardighedenkloof waar innoverende kmo's tegenaan lopen, te dichten; is van mening dat de Commissie extra aandacht moet besteden aan het faciliteren van relevante training en opleidingen die kunnen bijdragen aan het overbruggen van de vaardighedenkloof op het gebied van ICT-vaardigheden, die voor innoverende mkb-bedrijven essentieel zijn;
13. is van mening dat de lidstaten om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen hun schoolsystemen moeten hervormen op een manier die rekening houdt met de gewijzigde sociale context, gelet op het belang van het onderwijzen en leren van een of meer talen en van technologische innovaties;
14. roept de lidstaten op om gepaste opleiding en voortgezette professionele ontwikkeling van leerkrachten aan te bieden om de meest actuele onderwijsmethoden en de ontwikkeling van vaardigheden en competenties van de 21e eeuw te bevorderen;
15. roept op tot extra maatregelen voor de integratie van vijftigplussers op de arbeidsmarkt, in bedrijven, scholing of opleiding om langdurige werkloosheid en het risico op sociale uitsluiting van deze categorie werknemers en hun gezinnen te voorkomen;
16. is van mening dat kmo's een belangrijke rol spelen in het scheppen van groene werkgelegenheid; vindt dat er meer moet worden geïnvesteerd in het potentieel van kmo's om milieu-uitdagingen om te zetten in ondernemingskansen;
17. erkent het toenemende belang van zelfstandig ondernemerschap en micro-ondernemingen die van vitaal belang zijn om innovatie en ondernemerschap te bevorderen; maakt zich overigens zorgen over het om zich heen grijpende verschijnsel van schijnzelfstandigheid in de EU, hetgeen niet moet worden beschouwd als een positieve ontwikkeling in de zin dat het bijdraagt aan het 'toenemende aantal micro-ondernemingen', maar juist tot onzekere arbeidsverhoudingen, ongunstige arbeidsvoorwaarden en gereduceerde of zelfs helemaal ontbrekende sociale bescherming leidt, en verder de reputatie van ondernemerschap aantast, door veel mensen in kwetsbare situaties te brengen, waardoor nieuwe sociale problemen ontstaan die moeten worden aangepakt;
18. wijst erop dat de regelgevingsdruk onevenredig veel hoger is voor zelfstandige ondernemers en micro-ondernemingen dan voor grotere bedrijven; is van mening dat maatregelen met betrekking tot "schijnzelfstandige werknemers" doelgericht moeten zijn en geen bijkomende regelgevingsdruk op de persoon mogen leggen;
19. maakt zich zorgen over de onzekere arbeidsomstandigheden van een groot aantal zelfstandige ondernemers en hun toenemende armoede; roept de Commissie en de lidstaten op samenwerkingsnetwerken in de vorm van coöperaties voor micro- en kleine bedrijven te promoten (zoals coöperaties van individuele producenten, coöperaties van freelancers, coöperaties van kmo's, activiteit en werkgelegenheid) aangezien deze netwerken de duurzaamheid en het banenpotentieel van de deelnemers eraan aanzienlijk versterken;
20. neemt nota van het Europees investeringsplan, hetgeen bedoeld is om een bijdrage te leveren aan het scheppen van nieuwe werkgelegenheid en het bevorderen van innovatie en het concurrentievermogen, en hoopt dat het Europese investeringsprojectenportaal (als een transparante pijplijn voor projecten die voor investeringen in aanmerking komen in de EU) investeerders op de bestaande mogelijkheden zal kunnen wijzen, in het belang van de financiering van kmo's en de ontwikkeling van start-ups, hetgeen een belangrijke en duurzame manier is om de werkloosheid terug te dringen en kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid op lange termijn te bevorderen; roept daarom op om in het Europees investeringsprojectenportaal verschillende categorieën met gepaste drempels op te nemen om kmo's en start-ups de kans te bieden volledig gebruik te maken van de werking ervan;
21. herinnert eraan dat de EU zich ertoe heeft verbonden haar industriële basis te versterken door te streven naar een aandeel van de industriële productie in het bbp van minstens 20 % in 2020, met een toename naar 30 % in 2030; is van mening dat dit een absolute voorwaarde is voor een effectieve verbetering van de werkgelegenheidssituatie in Europa;
22. benadrukt de rol van toekomstgerichte regelgeving en facilitering van het proces in de context van de snelle ontwikkelingen in de kennisintensieve en uitermate innoverende mkb-sector, waaronder ondernemingen van de sociale economie en coöperatief ondernemerschap, met in het achterhoofd de rol van deze sector in de slimme specialisatie en de stedelijke agenda van de EU, en vooruitblikkend op het Pact van Amsterdam en de rol van netwerken en de overkoepelende structuren zoals het Europees innovatiepartnerschap;
23. stelt vast dat kmo's in lidstaten zonder publieke investeringsbanken mogelijk in een nadelige positie verkeren ten opzichte van kmo's in landen met goed functionerende publieke investeringsbanken aangezien particuliere bankinstellingen de beoordeling van het algemeen belang niet als prioriteit zien;
24. roept de lidstaten op de wetgeving betreffende de gelijke toegang van kmo's tot openbare aanbestedingen te handhaven;
25. roept de lidstaten op tot het bevorderen van de oprichting en ontwikkeling van coöperatieve bedrijven aangezien zij tijdens de crisis veerkrachtiger en minder onderhevig aan banenverlies zijn gebleken dan het gemiddelde bedrijf, alsook tot het creëren van kwaliteitsvolle banen die niet worden verplaatst; verzoekt de EIB en de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de tot dusver genomen concrete maatregelen om de toegang tot financiering te verbeteren voor coöperaties en bedrijven van de sociale economie;
26. is van mening dat het beleid van de EU en de lidstaten niet alleen gericht moet zijn op kleine en middelgrote start-ups en het scheppen van nieuwe werkgelegenheid in kmo's, en roept de Commissie en de lidstaten op om bedrijfsoverdrachten te ondersteunen als een middel om bestaande banen in kmo's te behouden die dreigen te sluiten; roept ertoe op de overdracht van bedrijven aan werknemers, in de vorm van coöperaties, te bevorderen omdat dat vaak succesvol is;
27. verzoekt de Commissie bij de lidstaten, alsook de plaatselijke en regionale autoriteiten, de instellingen voor hoger onderwijs en opleidingen, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, de vakbonden en financiële instellingen aan te dringen op het volledig benutten van de financieringsbronnen van de EU (zoals het EFSI, het ESF, het EFRO, Cosme, Horizon 2020 en Erasmus+), teneinde tot een oplossing te komen voor de problemen die kmo's ondervinden bij de toegang tot informatie, adviezen en financiering, hetgeen voor deze groep bedrijven één van de grootste obstakels voor groei en verwezenlijking van hun banenscheppend potentieel is; benadrukt bovendien het belang van grensoverschrijdende ondersteuningsprogramma's voor kmo's in het kader van het onderzoeksinitiatief Eureka, om de samenwerking tussen kmo's en onderzoeksinstellingen te vereenvoudigen; roept de Commissie en de lidstaten op om de verschillende financieringsinstrumenten voor kmo's beter op elkaar af te stemmen;
28. onderstreept in dit verband dat de opleiding en de voorlichting over deze mogelijkheden tot op heden ver achterblijven bij de werkelijke behoefte en bij de vele mogelijkheden die deze fondsen kunnen bieden;
29. dringt er bij de Commissie op aan te werken met nationale contactpunten om assertieve en doeltreffende marketingcampagnes te ontwikkelen, uitsluitend gericht op kmo's, over het ‘Fast Track to Innovation’-instrument, dat deel uitmaakt van het Horizon 2020-programma.
30. roept mkb-bedrijven (inclusief micro-ondernemingen) op en ook de lokale en regionale autoriteiten om voluit gebruik te maken van de mogelijkheden om de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) en het EFSI-fonds te combineren, en daarbij te bedenken dat het gaat om twee complementaire instrumenten; beveelt aan de ESI-fondsen en het EFSI te combineren in thematische en meerlanden-investeringsplatforms, en verzoekt de Commissie en de EIB-groep zich meer in te spannen om deze platforms op te richten om zo de producten van de EIB-groep te promoten en de toegang van het mkb tot financiering te verbeteren;
31. wijst op de noodzaak om de investeringen in onderzoek, innovatie, hooggekwalificeerde opleiding en ontwikkeling te verhogen om de kwalitatieve groei en het werkgelegenheidspotentieel van Europese kmo's te stimuleren; benadrukt dat 75 miljard EUR is toegewezen aan de ondersteuning van kmo's in het kader van het kmo-loket van het EFSI; is verheugd over de succesvolle uitvoering van kmo-financiering vanuit het EFSI in de tot dusver goedgekeurde projecten;
32. vraagt de Commissie om, tijdens de herziening van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, een manier te vinden om de in de toewijzing van Horizon 2020 ten behoeve van het EFSI doorgevoerde bezuinigingen volledig te compenseren, gezien het belang ervan op het gebied van economische ontwikkeling en het scheppen van werkgelegenheid, met name voor kmo's;
33. is verheugd over de overgang naar het gebruik van financiële instrumenten om kmo's te ondersteunen, maar is van mening dat subsidieverstrekking in stand moet worden gehouden waar dit een essentiële en noodzakelijke rol speelt bij het stimuleren van innovatie, ontwikkeling en onderzoek, die van vitaal belang zijn voor het creëren van werkgelegenheid en het toekomstige succes van de Europese economie;
34. dringt er zowel bij de lidstaten als bij de Commissie op aan om, in het kader van een integrale benadering van mkb-ondersteuning, tegen 2017 aanzienlijke vooruitgang te hebben geboekt bij de vereenvoudiging van de EU-financiering ten aanzien van uitvoering, beheer en monitoring/controle van projecten, met name door op Europees niveau een uniforme elektronische aanbestedingsprocedure in te voeren, e-cohesie te voltooien, één enkele audit op basis van het risicobeginsel, door data- en informatievereisten te beperken en "gold-plating" af te schaffen door uitgebreide optimalisatie van de regelgeving; benadrukt echter dat het belangrijk is om een gepast evenwicht te garanderen tussen enerzijds vereenvoudiging en anderzijds opsporing en preventie van onregelmatigheden, waaronder fraude; verzoekt de Commissie tijdens de tussentijdse evaluatie/herziening wijzigingen voor te stellen in de verordeningen betreffende het cohesiebeleid, met als doel het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor het mkb en met name voor start-ups die streven naar schaalvergroting; herinnert eraan dat het volgens berekeningen van de Commissie mogelijk zou kunnen zijn om via Europese elektronische aanbestedingen, transparantie en een vermindering van de administratieve kosten tot 50 miljard EUR per jaar te besparen;
35. verzoekt de Commissie om, voordat zij een uitvoerig debat met het Parlement aangaat over het toekomstige financieel kader en de toekomst van het cohesiebeleid voor de periode na 2020, de nodige kwantitatieve onderzoeken uit te voeren naar de effecten van het beleid en de instrumenten ter ondersteuning van kmo's, zodat er voorbereidende werkzaamheden kunnen worden verricht door de resultaten te volgen en de doelmatigheid ervan te evalueren in vergelijking met andere maatregelen die niet gericht zijn op bedrijven onder een bepaalde grootte;
36. benadrukt het belang van goede toegang tot ondersteunende EU-financieringsmaatregelen en tot elektronische openbare dienstverlening voor kmo's in kleinere stedelijke zones en plattelandsgebieden, wat hun banenpotentieel doet toenemen en bijdraagt tot de economische ontwikkeling in gebieden die met ontvolking worden bedreigd;
37. roept kmo's op de genderkloof op de arbeidsmarkt met betrekking tot onder meer werkgelegenheid en loon te dichten, door het verstrekken of ondersteunen van kinderopvangvoorzieningen, zorgverlof, flexibele werktijden voor verzorgers en om mannen en vrouwen gelijk loon voor gelijk werk te verzekeren;
38. roept de lidstaten op om ervoor te zorgen dat lokale kinderopvanginfrastructuren worden voorzien om de toegang van ouders tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken;
39. vraagt de Commissie en de lidstaten om opleiding en onderwijs op ICT- en STEM-gebied te stimuleren, met als doel zowel de huidige als de toekomstige beroepsbevolking relevante e-vaardigheden bij te brengen; moedigt de Commissie en de lidstaten aan ondersteuning te verlenen aan programma's, zoals open onlinecursussen, die werkloze jongeren e-vaardigheden bijbrengen, en hetzelfde te doen voor 50-plussers en actieve senioren;
40. onderstreept de noodzaak van doelgerichte stimulansen ter ondersteuning van start-ups, kmo's, micro-ondernemingen teneinde de oprichting en exploitatie ervan te vergemakkelijken, alsook de noodzaak om de aanwerving van gekwalificeerde arbeidskrachten en de opleiding van werknemers te vergemakkelijken;
41. is van oordeel dat bij Europese stages en beroepsopleidingen de mobiliteit verder moet worden aangezwengeld;
42. moedigt de lidstaten, de regionale overheden, de onderwijsinstellingen en de sociale partners aan kansen te creëren voor jonge mensen om ondernemerschapsvaardigheden te verwerven en om niet-formeel onderwijs en vaardigheden beter te erkennen en te benutten; beklemtoont verder het belang van mentorschappen voor jonge ondernemers en jonge kmo's, teneinde het succespercentage en de overlevingskansen van bedrijven en banen op te krikken
43. is er sterk van overtuigd dat het vakdiploma moet blijven bestaan;
44. verwelkomt het programma 'Erasmus voor jonge ondernemers', dat jonge ondernemers helpt bij het verwerven van de kennis en de vaardigheden die nodig zijn voor het opzetten en/of succesvol runnen van een bedrijf; is van oordeel dat de lidstaten en de Commissie dergelijke programma's verder moeten ondersteunen, teneinde ze bij de doelgroepen grotere bekendheid te geven en grotere aantallen jongeren te helpen bij het (succesvol) ontwikkelen van hun bedrijf;
45. vraagt de lidstaten voorstellen te presenteren voor wetgeving die de werkgelegenheid van jongeren in kmo's bevordert en ondersteunt of hen ertoe aanzet een eigen bedrijf te starten, waaronder door middel van betere toegang tot informatie en maatgesneden adviezen, eenvoudiger toegang tot financiering en financieringsregelingen, alsook de oprichting van éénloketsystemen; is van mening dat dergelijke wetgeving ook de bevordering moeten inhouden van stageprogramma's voor studenten, zodat zij hun eerste praktijkervaring in een kmo kunnen opdoen, met inachtneming van een adequate sociale bescherming;
46. merkt op dat er maatregelen moeten worden genomen om de erkenning van kwalificaties en diploma's in heel Europa te vergemakkelijken, ook van diploma's en onlinecertificaten die worden verstrekt door Massive Open Online Courses (MOOC's), en om niet-formeel leren te valideren zodat specialisten hun kennis en vaardigheden over heel Europa kunnen inzetten;
47. is verheugd over het wetgevingsvoorstel van de Commissie inzake insolventie van bedrijven, met inbegrip van vroege herstructurering en tweede kansen, om angst voor een faillissement aan te pakken en ervoor te zorgen dat ondernemers een tweede kans krijgen;
48. benadrukt dat maatschappelijk verantwoord ondernemen een lange traditie in Europa kent en dat maatschappelijk verantwoorde bedrijven ook nu een voorbeeld stellen; benadrukt dat kmo's een belangrijke rol kunnen spelen in duurzame groei op het gebied van milieu, maatschappij en economie;
Gunstig en stabiel regelgevingskader
49. vraagt de lidstaten overregulering te vermijden, aangezien dit het concurrentievermogen en het banenscheppend vermogen van ondernemingen negatief beïnvloedt; is van mening dat het elimineren van de onnodige regelgevings- en administratieve druk, in combinatie met het verbeteren van de kwaliteit en de duurzaamheid van de regelgeving, waaronder dankzij het systematische gebruik van de kmo-toets en van de effectieve handhaving in de lidstaten, dé manier is om de kosten voor kmo's te reduceren en hun banenscheppend potentieel te vergroten; dringt erop aan dat dit niet ten koste van de bescherming van de werknemers mag gaan;
50. is van mening dat een gunstig en stabiel regelgevingskader, inclusief intrinsieke duidelijkheid van de regels, een conditio sine qua non is voor het scheppen van duurzame en kwaliteitsvolle werkgelegenheid in kmo's; is van mening dat deze regelgevingszekerheid onder andere moet gelden voor het verbintenissenrecht en de fiscale en sociale regelgeving, de bescherming van werknemers, alsook voor fiscale regels, en ook juridische zekerheid en doeltreffende procedures moet omvatten; is van mening dat de stabiliteit van het regelgevingskader het best kan worden bereikt door de sociale partners voortdurend bij het besluitvormingsproces te betrekken;
51. verzoekt de Commissie en de lidstaten in te zien dat indien de impact van administratieve verplichtingen door kmo's als onevenredig wordt ervaren systematisch maatregelen moeten worden overwogen om dergelijke lasten en obstakels tot een minimum te beperken, en tegelijkertijd een gepaste gezondheids- en veiligheidsbescherming voor werknemers te waarborgen; beklemtoont in dit verband dat specifieke obstakels op maat gesneden oplossingen behoeven, rekening houdend met de groteverscheidenheid aan kmo's;
52. onderstreept het belang van kmo-vriendelijke, doeltreffende, flexibele en responsieve overheidsinstanties in de lidstaten voor het bevorderen van ondernemerschapswaarden en het faciliteren van de groei van kmo's, en om kmo's in staat te stellen hun potentieel voor het scheppen van hoogkwalitatieve banen volledig te benutten;
53. verzoekt de Commissie de doeltreffende uitwisseling te bevorderen van goede praktijken tussen de lidstaten op het gebied van hun verschillende regelgevingskaders voor kmo's; verwelkomt in dit verband het netwerk van kmo-gezanten, die tot taak hebben het proces van raadpleging van nationale kmo's en de samenwerking tussen de EU-lidstaten te verbeteren; dringt ook aan op meer samenwerking tussen kmo's en plaatselijke overheden en de onderwijssector, die kan resulteren in de oprichting van clusters van bedrijven en starterscentra, en derhalve hun banenscheppend potentieel kan vergroten; moedigt kmo's aan lid te worden van representatieve organisaties om hun stem te laten horen op nationaal en Europees niveau, zoals meestal het geval is bij multinationals; moedigt daarnaast verenigingen van kmo's aan om kmo's beter te ondersteunen en een sterkere rol als betrouwbare sociale partner te spelen;
54. verzoekt de lidstaten de regels voor kmo's tegen het licht te houden en het 'denk eerst klein'-beginsel ten volle toe te passen, teneinde de onnodige lasten waar kmo's mee worden geconfronteerd te elimineren en regelgevings- en fiscale zekerheid tot stand te brengen, als voorwaarde voor stabiele en hoogwaardige werkgelegenheid;
55. benadrukt hoe belangrijk het is om aan de ex-antevoorwaarde te voldoen betreffende de "Small Business Act" om het klimaat en de administratieve procedures voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven en het ondernemerschap te verbeteren, en de benutting van financieringsmogelijkheden door het mkb te bevorderen;
56. is van oordeel dat kmo's een gunstige fiscale behandeling behoeven, en wel om twee redenen: om iets te doen aan de inherente ongelijkheid tussen kmo's en multinationals; en om het mogelijk te maken om naast publieke investeringen extra middelen in te zetten voor het scheppen van banen;
57. roept de lidstaten op de groei en opkomst van business angels, startkapitaalfondsen en aanloopinvesteringen te stimuleren door belasting;
58. wijst op de regionale ongelijkheden en onevenwichten in de toegang van kmo's tot nationale stimuleringsbanken, door de EU gefinancierde programma's en andere particuliere en openbare financieringsinstellingen; pleit ervoor om bij de toegang via tussenpersonen tot middelen uit door de EU gesteunde financieringsinstrumenten een gelijk speelveld voor alle kmo's te verzekeren, met bijzondere aandacht voor minder ontwikkelde, armere, en meer afgelegen regio's die met ernstige problemen met betrekking tot ontvolking en/of geografische spreiding te kampen hebben, evenals landen die met financiële en economische beperkingen worden geconfronteerd;
59. is van mening dat alleen door het vergemakkelijken van de toegang tot financiering via de kmo-correctiefactor een stabiele financiële situatie voor kmo's ontstaat die kan leiden tot groei en zo tot het behoud van banen;
60. benadrukt dat microkrediet, dat met name is gericht op micro-ondernemers en mensen uit benadeelde groepen die als zelfstandige willen gaan werken, een manier is voor het wegnemen van de obstakels die toegang tot de traditionele bankdiensten belemmeren; zou voorstander zijn van slimme vereenvoudigingsinitiatieven ter verbetering van de efficiëntie van de aanvraagprocedures van projecten die financiering behoeven; zou daarnaast verantwoordingsmaatregelen verwelkomen ten aanzien van financiële tussenpersonen waarbij overbelasting wordt vermeden en de kosten niet op onredelijke wijze worden verhoogd;
61. vestigt de aandacht op de risico's voor insolventie en faillissement voor kmo's die met vertragingen in de betalingen worden geconfronteerd; roept de Commissie en de lidstaten op om de handhaving van de richtlijn betalingsachterstand te verbeteren; roept de lidstaten bovendien op gepaste financiële mechanismen te overwegen, zoals bankwaarborgen;
62. roept de Commissie op tot de opstelling van de Europese kaderregelgeving om de oprichting van pan-Europese crowdfunding- en crowdinvesteringsmarkten te vergemakkelijken;
63. roept de Commissie op om de beveiliging van leningen aan micro-ondernemingen en kmo's te vergemakkelijken om hun beschikbare krediet te vergroten;
64. roept de Commissie en de lidstaten op om het regelgevingskader voor sociale bedrijven te verbeteren;
65. erkent dat er rekening moet worden gehouden met de situatie, specifieke behoeften van en problematische naleving door kleine en micro-ondernemingen bij de tenuitvoerlegging van GVW-maatregelen op bedrijfsniveau; benadrukt dat bewustmaking, uitwisseling van goede praktijken, raadpleging, gebruikersvriendelijke richtsnoeren en onlineplatforms uiterst belangrijk zijn om kmo's en micro-ondernemingen te helpen om de GVW-regelgevingsvereisten op doelmatiger wijze na te leven; vraagt de Commissie, EU-OSHA en de lidstaten praktische instrumenten en richtsnoeren te blijven ontwikkelen die de naleving van de GVW-vereisten door kmo's en micro-ondernemingen ondersteunen, faciliteren en verbeteren;
66. is ingenomen met de invoering van de online interactive risk assessment (OiRA) van EU-OSHA, en andere e-instrumenten in de lidstaten, die de beoordeling van risico's vergemakkelijken en erop gericht zijn een cultuur van naleving en preventie te bevorderen, in het bijzonder in micro-ondernemingen en kmo's; vraagt de lidstaten met klem om de Europese middelen voor GVW-maatregelen in het algemeen en de ontwikkeling van e-instrumenten in het bijzonder te gebruiken met als doel kmo's te ondersteunen;
67. verzoekt de Commissie rekening te blijven houden met de specifieke aard en situatie van mkb's en micro-ondernemingen bij de herziening van het strategisch kader, teneinde deze bedrijven te helpen bij het voldoen aan de doelstellingen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk;
68. verzoekt de Commissie, in voorkomend geval en in het kader van de landenspecifieke aanbevelingen van het Europees semester, een gedifferentieerde benadering te ontwikkelen voor het verbeteren van het klimaat voor kmo's, rekening houdend met de specifieke nationale omstandigheden en de specifieke structurele verschillen tussen de EU-regio's, teneinde tot een grotere economische, sociale en territoriale cohesie te komen; vraagt de Commissie daarnaast zich op kmo's, en met name micro-ondernemingen, te richten;
69. merkt op dat thematische doelstelling 3 ('Vergroting van de concurrentiekracht van mkb-bedrijven’) ertoe heeft geleid dat de lidstaten in de operationele programma's extra aandacht besteden aan het versterken van de groei en het potentieel van het mkb om werkgelegenheid te creëren; benadrukt dat onverwachte toekomstige EU-brede crises en majeure initiatieven niet mogen resulteren in een verlaging van de vastleggings- of betalingskredieten die verband houden met thematische doelstelling 3 en de relevante instrumenten onder rubriek 1b van de algemene begroting van de EU; erkent dat mkb-bedrijven weinig eigen vermogen hebben en benadrukt dat vertragingen in de betalingen van facturen in het kader van het cohesiebeleid daarom tot een minimum moeten worden beperkt om het risico van insolventie te verminderen; dringt er daarom bij de Commissie en lidstaten op aan mkb-bedrijven sneller te betalen;
70. wijst erop dat zowel het Jaarverslag Europese mkb-bedrijven 2014/2015 als de Jaarlijkse groeianalyse 2016 aantonen dat er sprake is van regionale verschillen in mkb-klimaat en andere ongelijkheden die op effectieve wijze door de lidstaten moeten worden aangepakt vóór het einde van de programmeringsperiode, in combinatie met inspanningen om de internationalisering van het mkb te verbeteren door niet-tarifaire belemmeringen weg te nemen;
71. roept de lidstaten waar het beheer van EU-fondsen in beperkte mate is gedecentraliseerd op het zwaartepunt van het beheer van de technische ondersteuning en lokale en regionale ondersteuningssystemen, inclusief verbeterde toegang tot financiering en informaticaoplossingen voor het mkb (inclusief micro-ondernemingen), bij de lokale autoriteiten te leggen aangezien dit zal leiden tot meer regionaal uitgebalanceerde uitkomsten en absorptiesnelheden, met name in de verschillende regio's.
72. onderstreept de noodzaak om de starterscentra aan te vullen met bedrijfsontwikkelaars om van startende bedrijven een belangrijk instrument te maken voor het scheppen van duurzame banen en om het potentieel binnen het bedrijf te houden en de 'verkoop van belangrijke ideeën' puur om de winst te ontmoedigen;
73. beklemtoont dat de toegang tot de interne markt moet worden verbeterd middels het elimineren van de overgebleven ongerechtvaardigde administratieve obstakels en het aanpakken van oneerlijke concurrentie, marktverstoringen, schijnzelfstandigheid en brievenbusmaatschappijen; vraagt de lidstaten voor billijke voorwaarden voor toegang van kmo's tot hun markten te zorgen, in het bijzonder middels het aanbieden van grensoverschrijdende diensten; is in dit verband verheugd over de sterke nadruk op kmo's in de strategie voor de interne markt van 2015, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan op de positieve initiatieven voort te borduren met specifieke maatregelen die tastbaar zijn voor kmo's;
74. vraagt de lidstaten wetgeving vast te stellen die het gemakkelijker maakt een eigen bedrijf op te richten, als een van de manieren om de schaduweconomie aan te pakken, die met name voor kmo's ongunstig is, en ten volle gebruik te maken van het nieuwe platform voor het bestrijden van zwartwerk; onderkent dat de economische recessie en de in veel lidstaten genomen maatregelen bijgedragen hebben tot de groei van de schaduweconomie;
75. is er stellig van overtuigd dat de integratie op de arbeidsmarkt van vluchtelingen nooit zal lukken zonder actieve en massale ondersteuning van de kleinste, kleine en middelgrote ondernemingen in de EU;
76. benadrukt dat een uitgebreide taalcursus voor vluchtelingen essentieel is; benadrukt dat deze zo snel mogelijk moet beginnen en dat beroepsgerichte taalkennis onmisbaar is voor de integratie in een onderneming;
77. beklemtoont dat meer inspanningen en stimulansen nodig zijn om de oprichting van kmo's, met inbegrip van sociale ondernemingen en micro-ondernemingen, door mensen uit kwetsbare groepen aan te moedigen en te vergemakkelijken, en discriminatie hierbij te bestrijden; beklemtoont dat het levenslang ontwikkelen van vaardigheden en advisering belangrijke instrumenten voor het waarborgen van gelijke kansen zijn; is van mening dat de desbetreffende bevoegde nationale instanties kmo's met betrekking tot de integratie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt moeten ondersteunen en adviseren;
78. dringt erop aan van micro-ondernemingen en kmo's niet te verlangen dat zij niet-financiële informatie over hun vrijwillig maatschappelijk handelen openbaar moeten maken; beklemtoont dat dit veel te hoge administratieve lasten met zich meebrengt waardoor de sociale betrokkenheid van bedrijven niet wordt bevorderd maar op de tocht komt te staan;
79. onderstreept dat het in zijn resolutie van 6 februari 2013 over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)[13] ondubbelzinnig heeft aangegeven dat MVO in een vrije samenleving er nooit toe mag leiden dat liefdadig handelen een verplichting wordt; is ervan overtuigd dat een MVO-verplichting ertoe zou kunnen leiden dat de bereidheid van mensen om te geven afneemt;
80. onderstreept dat de uitzendbranche voor kmo's van bijzonder belang is en genuanceerd moet worden beoordeeld, in het bijzonder voor wat betreft de tariefstelsels; spoort de Commissie en de lidstaten ertoe aan steun te geven aan alle vormen van tijdelijk werk, en in het bijzonder die welke bedoeld zijn als opstap naar vast werk;
Gelijke randvoorwaarden
81. stelt vast dat het EU-mededingingsbeleid soms kan resulteren in voordelen, en dat deze in de meeste gevallen de grote 'spelers' ten goede komen, die grotere schaalvoordelen hebben; beklemtoont in dit verband dat de EU-mededingingsregels voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen tot gelijke randvoorwaarden moeten leiden, om het ontbreken van schaalvoordelen voor kmo's te compenseren en ze in staat te stellen internationaler te opereren en hun banenscheppend potentieel te benutten, in het bijzonder in de context van de nieuwe internationale handelsakkoorden;
82. dringt er bij de publiekrechtelijke instellingen van de lidstaten op aan zich bij de verlening van diensten in de eerste plaats beperken tot de overheidssector, zodat er door hun bijzondere fiscale positie geen concurrentievervalsing voor kmo's optreedt;
83. wijst erop dat kmo's in heel Europa worden gekenmerkt door een groot aantal bedrijfsmodellen en rechtsvormen en dat voor elk van hen gelijke randvoorwaarden moeten worden gewaarborgd, ook voor spelers in de sociale economie;
84. is van mening dat de ongelijke toegang van kmo's tot markten, informatie, advies, openbare diensten, vaardigheden en financiering in de EU nadelig is voor hun banenscheppend vermogen en het gevolg is van een aantal structurele kenmerken in de zin van grootte en prestaties van de ondernemingen in kwestie; is dan ook van mening dat bij het beoordelen van het EU-concurrentiebeleid en de werking van de interne markt met deze kenmerken rekening moet worden gehouden;
85. is van mening dat een reputatie van een kmo als een aantrekkelijke werkgever, op basis van goede arbeids- en werkgelegenheidsomstandigheden, een belangrijk concurrentievoordeel is met betrekking tot de aanwerving van geschoold personeel;
86. is van mening dat de regelgeving het algemeen belang dient en als doel heeft meerdere doelstellingen te behalen, zoals de totstandkoming van een concurrerende en eerlijke markt, de bescherming van de werknemers, de bescherming van de gezondheid en de veiligheid, de bevordering van innovatie, het behoud van het natuurlijke milieu enz.; legt daarom de nadruk op de noodzaak van een duidelijk en doeltreffend regelgevingskader dat geen onnodige bureaucratische rompslomp voor kmo's meebrengt, teneinde de toepassing ervan te verbeteren;
87. stelt vast dat in regio's waar de economische ontwikkeling op het aantrekken van buitenlandse directe investeringen gericht is multinationals wat wetgeving betreft soms een voorkeursbehandeling krijgen; vindt dat een voorkeursbehandeling voor multinationals tegen het licht moet worden gehouden, teneinde hun potentiële negatieve impact op kmo's te reduceren,voor hen voor gelijke randvoorwaarden te zorgen en hun banenscheppend vermogen te vergroten; erkent verder het feit dat veel kmo's zijn opgericht om multinationals en hun werknemers te ondersteunen door het verstrekken van producten van de toeleveringsketen en diensten; beklemtoont dat de eerbiediging van de rechten van werknemers in dit soort gevallen goed moet worden gemonitord en is verheugd over het OESO-initiatief om transparantie in het internationaal belastingsysteem te stimuleren, en roept op tot de snelle tenuitvoerlegging van de BEPS-maatregelen;
88. roept de lidstaten op het beginsel aan te nemen van inkomensbelasting op de plaats waar het inkomen wordt gegenereerd, alsook andere maatregelen tegen praktijken van overheveling van winsten van multinationals, teneinde ervoor te zorgen dat kmo's gelijke randvoorwaarden krijgen en dat hun banenscheppend potentieel wordt verbeterd;
89. stelt vast dat een verbeterd regelgevingskader en een efficiënte wetshandhaving kunnen bijdragen tot het aanpakken van de schaduweconomie en belastingontwijking;
90. vindt dat in handelsovereenkomsten met derde landen rekening moet worden gehouden met de structurele verschillen tussen de regio's van de EU in de kmo-sector, en dat hun impact op het toekomstige banenscheppend vermogen en op de rechten van werknemers en de lonen van de werknemers van kmo's moet worden geëvalueerd;
91. verzoekt de Commissie in kaart te brengen wat de gevolgen zijn van de toekomstige TTIP-overeenkomst en van de toekenning van de status van markteconomie aan China voor het aantal (en de kwaliteit van) de banen in de kmo-sector in alle lidstaten; benadrukt dat een dergelijke effectbeoordeling een gedetailleerde analyse moet inhouden van de soorten kmo's en sectoren die getroffen kunnen worden;
92. wijst op de kansen die de digitale interne markt biedt; onderstreept overigens de noodzaak van een beoordeling van het potentieel en voor- en nadelen voor kmo's met betrekking tot hun groei en hun banenscheppend potentieel in de verschillende lidstaten, alsook van de impact op werkenden en de socialezekerheidssystemen; beveelt aan dat de Commissie de voorwaarden schept die kmo's in staat stellen zich aan te passen en geleidelijk over te gaan naar de digitale eengemaakte markt;
93. is van mening dat bevordering van digitalisering in de overheidssector (e-government) en een toenemende beschikbaarheid van breedband in afgelegen gebieden de oprichtings- en werkingskosten voor kmo's zouden verminderen, waardoor ze hun banenscheppend potentieel verder kunnen vergroten;
94. moedigt de kmo's aan om telewerken en slim werken te bevorderen – doeltreffende instrumenten om de materiële kosten van bedrijven te verminderen en om tegelijkertijd de werknemers beter in staat te stellen om werk en privéleven te combineren;
95. juicht de specifiek op kmo's gerichte informatieportalen, zoals het 'Access to Finance Portal' op Your Europe, toe, en roept de Commissie op hun functionaliteit en toegankelijkheid verder te verbeteren en ze om te vormen tot meer interactieve instrumenten; benadrukt in het bijzonder dat het belangrijk is echt werk te maken van de nieuwe digitale interne toegangspoort die in de strategie van de interne markt is aangekondigd als onlinetoegangspunt voor alle informatie en diensten die te maken hebben met de interne markt;
96. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB C 332 E van 15.11.2013, blz. 18
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0036.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0394.
- [4] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0459.
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0321.
- [6] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0264.
- [7] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0387.
- [8] Jaarverslag over Europese kmo's 2014/2015 (http://ec.europa.eu/growth/smes/business-friendly-environment/performance-review/index_en.htm)
- [9] Gegevens van februari 2016 (http://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/7225076/3-04042016-BP-EN.pdf/e04dadf1-8c8b-4d9b-af51-bfc2d5ab8c4a)
- [10] Eurofound-verslag van 2011 getiteld "Werknemersvertegenwoordiging op vestigingsniveau in Europa".
- [11] CECOP-publicatie van2013 getiteld "Business Transfers to Employees under the Form of a Cooperative in Europe".
- [12] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0264.
- [13] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0049.
TOELICHTING
Werkloosheid en migratiestromen zijn de twee grootste uitdagingen voor Europa op dit moment, met elk meerdere implicaties voor de toekomst. De hoge werkloosheid vormt een bedreiging voor de demografische perspectieven, aangezien veel jonge mensen zonder werk het starten van een gezin uitstellen. Een gevolg op de langere termijn is dat deze situatie druk zet op de socialezekerheids- en pensioenstelsels, waarmee ook de toekomst van de huidige generatie in gevaar dreigt te komen. De hoge werkloosheid in Zuid- en Oost-Europa zorgt ervoor dat grote aantallen jonge mensen zich van de periferie naar het centrum verplaatsen en sociale spanningen veroorzaken in de landen van ontvangst, zoals in het Verenigd Koninkrijk.
Het aantal mensen zonder baan in de EU is nog altijd ongekend groot. Het betreft 23 miljoen mensen in 2015, waaronder 4,5 miljoen mannen en vrouwen onder de 25 jaar. De recente instroom van honderdduizenden migranten is een andere grote uitdaging, aangezien er meer en meer banen nodig zijn om ze in Europa te integreren.
Gezien deze uitdagingen is het verbeteren van de voorwaarden voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid in alle lidstaten (zowel die in de periferie, als die in het centrum) essentieel. Europa stoelt voor wat nieuwe banen betreft en als aanjagers van de economie voornamelijk op kleine en middelgrote ondernemingen. De afgelopen tien jaar zijn kmo's goed geweest voor 85% van de nieuwe banen in Europa. In 2015 ontstonden ruim zeven op de tien nieuwe banen - in de niet-financiële sector - in kleine bedrijven. Dit geeft aan dat kmo's in het industriebeleid van de EU prioriteit verdienen en dat alles moet worden gedaan om het banenscheppend potentieel van juiste kleine en middelgrote ondernemingen te vergroten. Hiervoor is een gedetailleerde analyse van de bestaande problemen nodig. Het verslag bevat deze analyse.
De kmo-sector is heterogeen en Europa kenmerkt zich ook door een groot aantal kleinebedrijvenmodellen. De belangrijkste verschillen hebben te maken met grootte en economische impact; zo zijn de grootste kmo's uit Zuid- en Midden- en Oost-Europa kleinschalige bedrijven in vergelijking met hun tegenhangers in West-Europa. Daarnaast zijn er in de EU, ondanks de regels van de interne markt, aanzienlijke verschillen tussen de kmo-regelgevingskaders, met name wat betreft de stabiliteit en de zekerheid ervan.
In het verslag staat dat, om tot een goed klimaat voor bedrijfsontwikkeling voor kmo's te komen en om het banenscheppend potentieel van de kmo-sector te vergroten, in het nationaal en het Europees beleid prioritair aandacht moet worden besteed aan de kwesties vaardigheden (het tekort eraan, het niet op elkaar aansluiten van vraag en aanbod, de braindrain), regelgevingsonzekerheid en administratieve lasten, alsook aan het verschijnsel zwartwerk en de de facto geprivilegieerde positie van multinationale bedrijven.
Terwijl economische groei in de stabiele economieën wordt gegenereerd op basis van het doeltreffende samenspel van kmo's en grote ondernemingen, zien we dat de problematische economische omstandigheden in veel landen in Zuid- en Oost-Europa kmo's juist dwarsbomen in hun ontwikkeling. Bovendien horen we vanuit het bedrijfsleven dat overheden in de economieën die zich vooral richten op het aantrekken van buitenlandse investeringen kleine en middelgrote ondernemingen discrimineren, in het bijzonder op fiscaal en juridisch vlak. In de nieuwe lidstaten zijn de overkoepelende organisaties en netwerken van kmo's over het algemeen minder goed ontwikkeld en is hun positie ten opzichte van de nationale overheid en de financiële instellingen zwak. In deze landen hebben kmo's ook het probleem van een lage kapitalisatie, hetgeen tot een slechtere marktpositie leidt en een belemmering vormt voor eerlijke concurrentie.
De macro-economische instabiliteit en het ontbreken van voorspelbare en transparante regelgeving betekenen dat de voorwaarden voor de ontwikkeling van kmo's in veel nieuwe lidstaten en landen die met de crisis in de eurozone zijn geconfronteerd, ongunstig zijn.
Bij het formuleren van een Europees regelgevingskader moet derhalve worden gewerkt op basis van een analyse die differentieert tussen multinationals en kmo's. Tegelijkertijd moet bij het beoordelen en meten van de resultaten van het beleid van de EU in grotere mate rekening worden gehouden met de grote regionale verschillen tussen de lidstaten. Omdat de obstakels voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid niet overal hetzelfde zijn, pakt een 'unisex'-benadering voor de kmo-sector in de regel slecht uit.
In het verslag wordt gewezen op het belang van een stabiel regelgevingsklimaat, en van kwalitatief betere regelgeving en handhaving als dé manier om de lasten voor kmo's, met inbegrip van de arbeidskosten, te verlagen. Dit is een absolute voorwaarde voor het handhaven van werkgelegenheid en voor het potentieel van kmo's om kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid te scheppen.
In dit verband is speciale aandacht nodig voor de maatregelen gericht op betere toegang van kmo's tot vaardigheden. Het verslag juicht het toe dat wordt opgeroepen tot meer beroepsopleiding, met name in de vorm van werkplekleren en stages.
Tot slot wordt er in het verslag op gehamerd dat het belangrijk is voor kmo's gelijke randvoorwaarden tot stand te brengen met betrekking tot hun concurrentiepositie ten opzichte van grote bedrijven. Overgereguleerde en bureaucratische administratieve systemen zijn met name ongunstig voor kleine en plaatselijk opererende bedrijven omdat deze hogere vaste kosten met zich meebrengen. In een aantal gevallen leidt het Europese mededingingsbeleid zelf ertoe dat grotere 'spelers' met een grotere economische doeltreffendheid dan kmo's, worden bevooroordeeld. In dit verband wordt in het verslag beklemtoond dat specifieke maatregelen voor kmo's moeten worden getroffen om hun schaalnadelen op te heffen, teneinde hun internationalisering te bevorderen en hun banenscheppend potentieel te vergroten.
In het verslag wordt ook ingegaan op de zogenaamde arbeidsmarktparadox, dat wil zeggen de situatie dat er in Europa enerzijds sprake is van werkloosheid en anderzijds twee miljoen banen niet kunnen worden vervuld ten gevolg van het niet op elkaar aansluiten van vraag en aanbod van arbeidskrachten. Verder zouden er in de kmo-sector banen kunnen worden gered indien ondernemers hun bedrijf niet zouden hoeven te sluiten ten gevolg van de lage kapitalisatie, de late betaling door afnemers, de ingewikkelde opvolgings- en bedrijfsoverdrachtsprocedures, de oneerlijke concurrentie van de schaduweconomie en de schadelijke praktijken van multinationals.
Het belangrijkste is dat de lidstaten het 'denk eerst klein'-beginsel hanteren en voor nieuwe kmo's geëigende wetgevingskaders ontwikkelen.
ADVIES van de Begrotingscommissie (24.5.2016)
aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
inzake hoe het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) optimaal kan worden benut
(2015/2320(INI))
Rapporteur voor advies: Liadh Ní Riada
SUGGESTIES
De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat de EU-begroting een stimulans moet bieden voor het scheppen van hoogwaardige en hooggekwalificeerde werkgelegenheid op de lange termijn en moet bijdragen tot het potentieel van kmo's om fatsoenlijke en duurzame banen te creëren;
B. overwegende dat de toegang tot financiering nog steeds een van de belangrijkste obstakels voor de oprichting en groei van kmo's is, met name voor ondernemingen van de sociale economie, onder meer vanwege het feit dat de Europese Unie kampt met een gebrek aan een voldoende gediversifieerde waaier van eigenvermogensinstrumenten en risicokapitaal, wat nodig is voor het groeipad van bedrijven;
C. overwegende dat kmo's een belangrijke rol spelen bij het vergroten van de economische, sociale en territoriale samenhang en bovendien bijdragen tot slimmere, duurzamere en inclusievere groei;
D. overwegende dat 90 % van de mondiale groei buiten de EU wordt gegenereerd, maar dat slechts 13 % van de kmo's internationaal actief is buiten de EU;
1. wijst op de noodzaak om de investeringen in onderzoek, innovatie, hooggekwalificeerde opleiding en ontwikkeling te verhogen om de kwalitatieve groei en het werkgelegenheidspotentieel van Europese kmo's te stimuleren; benadrukt dat 75 miljard EUR is toegewezen aan de ondersteuning van kmo's in het kader van het kmo-loket van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI); is verheugd over de succesvolle uitvoering van kmo-financiering vanuit het EFSI in de tot dusver goedgekeurde projecten;
2. is verheugd over de overgang naar het gebruik van financiële instrumenten om kmo's te ondersteunen, maar is van mening dat subsidieverstrekking in stand moet worden gehouden waar dit een essentiële en noodzakelijke rol speelt bij het stimuleren van innovatie, ontwikkeling en onderzoek, die van vitaal belang zijn voor het creëren van werkgelegenheid en het toekomstige succes van de Europese economie;
3. herinnert eraan dat de Europese Unie zich ertoe heeft verbonden haar industriële basis te versterken door te streven naar een aandeel van de industriële productie in het bbp van minstens 20 % in 2020, met een toename naar 30 % in 2030; is van mening dat dit een absolute voorwaarde is voor een effectieve verbetering van de werkgelegenheidssituatie in Europa;
4. stelt vast dat kmo's in lidstaten zonder publieke investeringsbanken mogelijk in een nadelige positie verkeren ten opzichte van kmo's in landen met goed functionerende publieke investeringsbanken aangezien particuliere bankinstellingen de beoordeling van het algemeen belang niet als prioriteit zien;
5. zou voorstander zijn van slimme vereenvoudigingsinitiatieven ter verbetering van de aanvraagprocedures en ex-ante beoordelingen van projecten, met name op het vlak van microfinanciering; zou daarnaast verantwoordingsmaatregelen verwelkomen ten aanzien van financiële tussenpersonen, waarbij de kmo's niet worden overbelast en de kosten niet op onredelijke wijze worden verhoogd;
6. dringt aan op een betere ondersteuning van jongeren, zowel door de overheid als door de particuliere sector, die erop gericht is investeringen in onderwijs en opleiding aan te trekken, jongeren financiële en ondernemersvaardigheden bij te brengen en tegemoet te komen aan de behoefte van kmo's aan gekwalificeerde werknemers; onderstreept dat deze ondersteuning moet worden gegeven voor zowel de oprichting van bedrijven als het verbeteren van de administratieve en beheerfuncties in reeds opgerichte bedrijven, met inbegrip van bedrijven die hun handelsactiviteit buiten de grenzen van de EU verrichten of beogen te verrichten; stelt tevens vast dat vrouwelijke ondernemers vaak met extra belemmeringen worden geconfronteerd en benadrukt dat er meer moet worden gedaan om hun potentieel als banenscheppers en aanjagers van economische groei ten volle te benutten; onderstreept dat dat de Commissie dit gegeven moet hanteren als maatstaf van succes bij haar verslaglegging aan het Parlement en verzoekt de Commissie en de lidstaten hun ondersteuning van ondernemerschapsinitiatieven van vrouwen te intensiveren, aangezien vrouwen nog aanzienlijke gendergerelateerde belemmeringen moeten overwinnen om een bedrijf te kunnen starten;
7. benadrukt dat er verdere inspanningen en aanvullende stimulansen nodig zijn, met name om vrouwen en migranten toegang te geven tot het ondernemerschap en zo meer banen te creëren, teneinde de crisis als gevolg van de stroom migranten en asielzoekers het hoofd te bieden; is van mening dat in het kader van de specifieke maatregelen die worden genomen om de lidstaten te helpen bij de vestiging en integratie van migranten, naast de toegang tot de arbeidsmarkt met name ook het verbeteren en faciliteren van de mogelijkheden voor migranten die internationale bescherming genieten om micro-ondernemingen, sociale ondernemingen en kmo's op te starten, zouden bijdragen tot de EU-doelstellingen van een grotere plaatselijke, regionale en nationale integratie en territoriale samenhang in de EU;
8. heeft vertrouwen in de enorme kansen die de digitale interne markt biedt op het gebied van werkgelegenheid, en is van mening dat het EU-beleid moet inspelen op de behoeften van de nieuwe arbeidsmarkt als gevolg van de digitalisering van de industrie;
9. wijst op de regionale ongelijkheden en onevenwichten in de toegang van kmo's tot nationale stimuleringsbanken, door de EU gefinancierde programma's en andere particuliere en openbare financieringsinstellingen; pleit ervoor om bij de toegang via tussenpersonen tot middelen uit door de EU gesteunde financieringsinstrumenten een gelijk speelveld voor alle kmo's te verzekeren, met bijzondere aandacht voor minder ontwikkelde, armere, en meer afgelegen regio's die met ernstige problemen met betrekking tot ontvolking en/of geografische spreiding te kampen hebben, evenals landen die met financiële en economische beperkingen worden geconfronteerd;
10. verzoekt de Commissie om, voordat zij een uitvoerig debat met het Parlement aangaat over het toekomstige financieel kader en de toekomst van het cohesiebeleid voor de periode na 2020, de nodige kwantitatieve onderzoeken uit te voeren naar de effecten van het beleid en de instrumenten ter ondersteuning van kmo's, zodat er voorbereidende werkzaamheden kunnen worden verricht door de resultaten te volgen en de doelmatigheid ervan te evalueren in vergelijking met andere maatregelen die niet gericht zijn op bedrijven onder een bepaalde grootte;
11. verzoekt de EIB en de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de tot dusver genomen concrete maatregelen om de toegang tot financiering te verbeteren voor coöperaties en ondernemingen van de sociale economie, die net zoals kmo's een belangrijke rol kunnen spelen bij het creëren van duurzame en fatsoenlijke kwaliteitsbanen;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten de informatie- en opleidingskanalen voor kleine ondernemers met betrekking tot de verschillende mogelijkheden van Europese financiering waartoe zij toegang hebben te verbeteren, zodat zij kennis kunnen opdoen van alle financiële instrumenten die de Europese begroting hen ter beschikking stelt; verzoekt voorts om de grootst mogelijke vereenvoudiging van zowel documenten als procedures teneinde de toegang tot deze financiële instrumenten te vergemakkelijken en een flexibelere toepassing ervan mogelijk te maken;
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
23.5.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
22 2 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jean Arthuis, Lefteris Christoforou, Jean-Paul Denanot, José Manuel Fernandes, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Ernest Maragall, Sophie Montel, Liadh Ní Riada, Jan Olbrycht, Younous Omarjee, Urmas Paet, Paul Rübig, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Paul Tang, Daniele Viotti |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Georgios Kyrtsos, Andrej Plenković, Ivan Štefanec, Nils Torvalds, Auke Zijlstra |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Laura Agea, Rainer Wieland |
||||
ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (25.5.2016)
aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
inzake "Hoe kan het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) optimaal worden benut?"
(2015/2320(INI))
Rapporteur voor advies: Andrey Novakov
SUGGESTIES
De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. dringt er bij de lidstaten op aan zich te concentreren op het faciliteren van een adequate EU-financieringsmix voor mkb-bedrijven (met name voor zelfstandigen) – in de vorm van subsidies, leningen, waarborgen, equity en microfinanciering, naar gelang de locatie, sector en fase van de levenscyclus – gezien het almaar toenemende belang van financiële instrumenten en de synergiën tussen instrumenten die worden gefinancierd uit de EU-begroting via het EFRO, via het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en via programma's voor "direct beheer" zoals Horizon 2020, en dan met name het mkb-instrument van Horizon 2020, het EaSI, COSME LIFE en Erasmus +; merkt op dat het belangrijk is te analyseren hoe deze programma's beter ten uitvoer kunnen worden gelegd; stelt voor dat financiële instrumenten, die worden gebruikt in overeenstemming met de doelstellingen op het gebied van economische, sociale en territoriale cohesie, kunnen profiteren van betere informatievoorziening en aantoonbaar bewijs van hun effect; verzoekt de Commissie duidelijke richtsnoeren voor te stellen om te specificeren onder welke omstandigheden subsidies, leningen en garanties moeten worden ingezet; roept de Commissie op het gebruik van het mkb-instrument in de lidstaten te evalueren en aan te geven waarom lidstaten het instrument wel of niet gebruiken;
2. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan hun inspanningen te concentreren op regio's die slechts beperkt gebruikmaken van de financiële instrumenten, en ook de financiering te verhogen voor de transitie van start-ups naar mkb-bedrijven, gezien de belangrijke rol van financiële producten in beleidsprogramma's, het EFSI en de activiteiten van de EIB-groep; roept de Commissie en de lidstaten op het mkb te stimuleren in regio's die te kampen hebben met recessie, langdurige werkloosheid of de vluchtelingencrisis;
3. roept mkb-bedrijven (inclusief micro-ondernemingen) op en ook de lokale en regionale autoriteiten om voluit gebruik te maken van de mogelijkheden om de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) en het EFSI-fonds te combineren, en daarbij te bedenken dat het gaat om twee complementaire instrumenten; beveelt aan de ESI-fondsen en het EFSI te combineren in thematische en meerlanden-investeringsplatforms, en verzoekt de Commissie en de EIB-groep zich meer in te spannen om deze platforms op te richten om zo de producten van de EIB-groep te promoten en de toegang van het mkb tot financiering te verbeteren;
4. dringt er zowel bij de lidstaten als bij de Commissie op aan om, in het kader van een integrale benadering van mkb-ondersteuning, tegen 2017 aanzienlijke vooruitgang te hebben geboekt bij de vereenvoudiging van de EU-financiering ten aanzien van uitvoering, beheer en monitoring/controle van projecten, met name door op Europees niveau een uniforme elektronische aanbestedingsprocedure in te voeren, e-cohesie te voltooien, één enkele audit op basis van het risicobeginsel, door data- en informatievereisten te beperken en "gold-plating" af te schaffen door uitgebreide optimalisatie van de regelgeving; benadrukt echter dat het belangrijk is om een gepast evenwicht te garanderen tussen enerzijds vereenvoudiging en anderzijds opsporing en preventie van onregelmatigheden, waaronder fraude; verzoekt de Commissie tijdens de tussentijdse evaluatie/herziening wijzigingen voor te stellen in de verordeningen betreffende het cohesiebeleid, met als doel het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor het mkb en met name voor start-ups die streven naar schaalvergroting; herinnert eraan dat het volgens berekeningen van de Commissie mogelijk zou kunnen zijn om via Europese elektronische aanbestedingen, transparantie en een vermindering van de administratieve kosten tot 50 miljard EUR per jaar te besparen;
5. benadrukt hoe belangrijk het is om aan de ex-antevoorwaarde te voldoen betreffende de "Small Business Act" om het klimaat en de administratieve procedures voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven en het ondernemerschap te verbeteren, en de benutting van financieringsmogelijkheden door het mkb te bevorderen;
6. benadrukt dat microkrediet, dat met name is gericht op micro-ondernemers en mensen uit benadeelde groepen die als zelfstandige willen gaan werken, cruciaal is voor het wegnemen van de obstakels die toegang tot de traditionele bankdiensten belemmeren;
7. benadrukt de rol van toekomstgerichte regelgeving en facilitering van het proces in de context van de snelle ontwikkelingen in de kennisintensieve en uitermate innoverende mkb-sector, waaronder ondernemingen van de sociale economie en coöperatief ondernemerschap, met in het achterhoofd de rol van deze sector in de slimme specialisatie en de stedelijke agenda van de EU, en vooruitblikkend op het Pact van Amsterdam en de rol van netwerken en de overkoepelende structuren zoals het Europees innovatiepartnerschap;
8. benadrukt dat het faciliteren van de "triple helix"-aanpak een impuls kan geven aan groei en werkgelegenheid in de mkb-sector;
9. benadrukt dat het belangrijk is om de vaardighedenkloof te overbruggen waar innoverende mkb-bedrijven tegenaan lopen; is van mening dat de Commissie extra aandacht moet besteden aan het faciliteren van relevante training en opleidingen die kunnen bijdragen aan het overbruggen van de vaardighedenkloof op het gebied van ICT-vaardigheden, die voor innoverende mkb-bedrijven essentieel zijn;
10. benadrukt dat het belangrijk is om organisaties en ondernemingen in de particuliere sector te steunen die in staat zijn informatie te verstrekken over markten en normen, advies te geven over strategieën en toegang te bieden tot technologie en innovatie in combinatie met de juiste financieringspakketten, om het gebruik van hulpmiddelen, zoals waardeketenanalyse, te bevorderen, waarmee ondernemers kunnen zien aan welke problemen en uitdagingen zij aandacht moeten besteden zowel binnen als buiten hun eigen grenzen en wat voor partners ze ter ondersteuning nodig hebben;
11. merkt op dat thematische doelstelling 3 "Vergroting van de concurrentiekracht van mkb-bedrijven" ertoe heeft geleid dat de lidstaten in de operationele programma's extra aandacht besteden aan het versterken van de groei en het potentieel van het mkb om werkgelegenheid te creëren; benadrukt dat onverwachte toekomstige EU-brede crises en majeure initiatieven niet mogen resulteren in een verlaging van de vastleggings- of betalingskredieten die verband houden met thematische doelstelling 3 en de relevante instrumenten onder rubriek 1b van de algemene begroting van de EU; erkent dat mkb-bedrijven weinig eigen vermogen hebben en benadrukt dat vertragingen in de betalingen van facturen in het kader van het cohesiebeleid daarom tot een minimum moeten worden beperkt om het risico van insolventie te verminderen; dringt er daarom bij de Commissie en lidstaten op aan mkb-bedrijven sneller te betalen;
12. verzoekt de Commissie en de Raad, voor de periode na 2020, verdere steun te blijven verlenen aan COSME, Horizon 2020 en "Erasmus voor jonge ondernemers" in het kader van de tussentijdse evaluatie/herziening van het MFK, gezien de cruciale rol van die programma's voor mkb-bedrijven, lokaal en regionaal, en de belangrijke effecten van innovatie en clustering;
13. is van mening dat financiering en ondernemerschapstraining (die deel zouden moeten uitmaken van schoolcurricula) onlosmakelijk met elkaar verbonden moeten worden geacht, als het gaat om het verhogen van het inkomen en het genereren van meer en betere werkgelegenheid, inclusief, bijvoorbeeld, groene banen, ook in de context van de beginselen van de circulaire economie; verzoekt de Commissie en de lidstaten hun steun aan de ondernemingsinitiatieven van vrouwen en van jongeren uit te breiden; benadrukt de cruciale rol van mkb-bedrijven in plattelandsgebieden, met name in de regio's waar sprake is van een toename van de werkloosheid onder jongeren of ontvolking;
14. roept op tot verdere inspanningen om het potentieel van het mkb te benutten om ecologische uitdagingen om te zetten in zakelijke kansen (zoals in het Groen actieplan voor het mkb) en tot het bevorderen van de overgang naar de groene economie; steunt het creëren van zakelijke kansen door middel van de integratie van groene bedrijfsmodellen en groene technologieën, evenals groene openbare aanbestedingen op alle bestuursniveaus;
15. verzoekt de Commissie al in 2016 een tijdschema voor te leggen voor een uitvoerig debat met het Parlement over de toekomst van het cohesiebeleid, en er scenario's en voorbereidende werkzaamheden voor de periode na 2020 in op te nemen, zodat regio's en mkb-bedrijven voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden;
16. roept de Commissie op het mkb en mkb-organisaties op alle niveaus meer en actiever te betrekken bij het formuleren van de strategie voor de ESI-fondsen na 2020; verzoekt de Commissie, vanuit dit oogpunt, de uitwisseling tussen de lidstaten te bevorderen van goede praktijken op het gebied van hun verschillende regelgevingskaders voor het mkb;
17. dringt aan op snellere en billijkere implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen en de nationale hervormingsprogramma's die verband houden met het ondernemingsklimaat en de mkb-dimensie in de regio's van de EU, om een "business as usual"-mentaliteit bij specifieke lokale kwesties en suboptimale regionale investeringen met middelen uit de EU-begroting te voorkomen;
18. wijst erop dat zowel het Jaarverslag Europese mkb-bedrijven 2014/2015 als de Jaarlijkse groeianalyse 2016 aantonen dat er sprake is van regionale verschillen in mkb-klimaat en andere ongelijkheden die op effectieve wijze door de lidstaten moeten worden aangepakt vóór het einde van de programmeringsperiode, in combinatie met inspanningen om de internationalisering van het mkb te verbeteren door niet-tarifaire belemmeringen weg te nemen;
19. roept de lidstaten waar het beheer van EU-fondsen in beperkte mate is gedecentraliseerd op het zwaartepunt van het beheer van de technische ondersteuning en lokale en regionale ondersteuningssystemen, inclusief verbeterde toegang tot financiering en informaticaoplossingen voor het mkb (inclusief micro-ondernemingen), bij de lokale autoriteiten te leggen aangezien dit zal leiden tot meer regionaal uitgebalanceerde uitkomsten en absorptiesnelheden, met name in de verschillende regio's.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
24.5.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
37 3 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Pascal Arimont, Franc Bogovič, Victor Boştinaru, Mercedes Bresso, Steeve Briois, Rosa D’Amato, Iratxe García Pérez, Michela Giuffrida, Krzysztof Hetman, Ivan Jakovčić, Constanze Krehl, Sławomir Kłosowski, Andrew Lewer, Louis-Joseph Manscour, Martina Michels, Iskra Mihaylova, Jens Nilsson, Andrey Novakov, Younous Omarjee, Stanislav Polčák, Julia Reid, Liliana Rodrigues, Fernando Ruas, Monika Smolková, Ruža Tomašić, Monika Vana, Matthijs van Miltenburg, Lambert van Nistelrooij, Derek Vaughan, Joachim Zeller |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Ivana Maletić, Miroslav Mikolášik, Sophie Montel, Dimitrios Papadimoulis, Tonino Picula, Maurice Ponga, Branislav Škripek, Davor Škrlec, Hannu Takkula, Damiano Zoffoli, Milan Zver |
||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
13.7.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
46 6 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Laura Agea, Guillaume Balas, Tiziana Beghin, Brando Benifei, Mara Bizzotto, Enrique Calvet Chambon, David Casa, Ole Christensen, Martina Dlabajová, Lampros Fountoulis, Elena Gentile, Arne Gericke, Marian Harkin, Czesław Hoc, Danuta Jazłowiecka, Agnes Jongerius, Jan Keller, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Kostadinka Kuneva, Jean Lambert, Jérôme Lavrilleux, Patrick Le Hyaric, Javi López, Thomas Mann, Anthea McIntyre, Elisabeth Morin-Chartier, Emilian Pavel, Georgi Pirinski, Marek Plura, Terry Reintke, Sofia Ribeiro, Claude Rolin, Anne Sander, Sven Schulze, Siôn Simon, Jutta Steinruck, Romana Tomc, Yana Toom, Ulrike Trebesius, Marita Ulvskog, Renate Weber, Tatjana Ždanoka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Daniela Aiuto, Deirdre Clune, Tania González Peñas, Dieter-Lebrecht Koch, Zdzisław Krasnodębski, Paloma López Bermejo, Edouard Martin, Csaba Sógor, Neoklis Sylikiotis |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Isabella De Monte |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
46 |
+ |
|
ALDE ECR EFDD ENF PPE
S&D Verts/ALE |
Enrique Calvet Chambon, Martina Dlabajová, Marian Harkin, Yana Toom, Renate Weber Arne Gericke, Czesław Hoc, Zdzisław Krasnodębski, Anthea McIntyre, Ulrike Trebesius Laura Agea, Daniela Aiuto, Tiziana Beghin Mara Bizzotto David Casa, Deirdre Clune, Danuta Jazłowiecka, Dieter-Lebrecht Koch, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jérôme Lavrilleux, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Marek Plura, Sofia Ribeiro, Claude Rolin, Anne Sander, Sven Schulze, Csaba Sógor, Romana Tomc Guillaume Balas, Brando Benifei, Ole Christensen, Isabella De Monte, Elena Gentile, Agnes Jongerius, Jan Keller, Javi López, Edouard Martin, Emilian Pavel, Georgi Pirinski, Siôn Simon, Jutta Steinruck, Marita Ulvskog Jean Lambert, Terry Reintke, Tatjana Zdanoka |
|
6 |
- |
|
GUE/NGL NI |
Tania González Peñas, Kostadinka Kuneva, Patrick Le Hyaric, Paloma López Bermejo, Neoklis Sylikiotis Lampros Fountoulis |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding