VERSLAG over de betrekkingen tussen de EU en Tunesië in de huidige regionale context

26.7.2016 - (2015/2273(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Fabio Massimo Castaldo


Procedure : 2015/2273(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0249/2016
Ingediende teksten :
A8-0249/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de betrekkingen tussen de EU en Tunesië in de huidige regionale context

(2015/2273(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 8 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien het eindverslag van de EU-verkiezingswaarnemingsmissie voor de parlements- en presidentsverkiezingen in Tunesië in 2014,

–  gezien het verslag van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten: "Prisons in Tunisia: International Standards versus Reality" (gevangenissen in Tunesië, internationale normen versus realiteit) van maart 2014 en de verklaringen van ambtenaren van het Tunesische Ministerie van Justitie,

–  gezien het integraal kader voor steun van de Europese Unie aan Tunesië voor de periode 2014-2015, dat bij wijziging van besluit C(2014)5160 is verlengd tot eind 2016,

–  gezien zijn resolutie van 9 juli 2015 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid[1],

–  gezien de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid (JOIN(2015) 0050) van 18 november 2015,

–  gezien de ondertekening van Tunesië op 1 december 2015 van een overeenkomst voor associatie met het programma Horizon 2020 op het gebied van onderzoek en innovatie,

–  gezien zijn resolutie van 25 februari 2016 over de opening van de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst EU-Tunesië[2],

–  gezien zijn resolutie van 10 maart 2016 over de invoering van urgente autonome handelsmaatregelen ten gunste van Tunesië[3],

–  gezien de inwerkingtreding op 19 april 2016 van Verordening (EU) 2016/580 van het Europees Parlement en de Raad inzake de invoering van autonome noodhandelsmaatregelen ten gunste van de Republiek Tunesië[4],

–  gezien de aanbevelingen van de Associatieraad EU-Tunesië van 17 maart 2015 inzake de tenuitvoerlegging van het actieplan EU-Tunesië (2013-2017) en de gezamenlijke verklaring van de Associatieraad EU-Tunesië van 18 april 2016,

–  gezien het strategisch ontwikkelingsplan van Tunesië voor de periode 2016-2020,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0249/2016),

A.  overwegende dat Tunesië een van de prioritaire landen van de EU vormt in het kader van haar Europees nabuurschapsbeleid;

B.  overwegende dat het vreedzame democratische overgangsproces in Tunesië een succesvol voorbeeld is voor de Arabische wereld en dat de consolidatie ervan van het grootste belang is voor de stabiliteit van de gehele regio en, als direct gevolg hiervan, voor de veiligheid in Europa;

C.  overwegende dat de Nobelprijs voor de vrede in 2015 werd uitgereikt aan het Tunesische kwartet voor de nationale dialoog voor "zijn beslissende bijdrage aan het bouwen van een pluralistische democratie in Tunesië";

D.  overwegende dat Tunesië zich momenteel in een lastige sociaal-economische situatie bevindt, maar ook wordt geconfronteerd met uitdagingen op het gebied van veiligheid, die voornamelijk voortvloeien uit de situatie in Libië; overwegende dat het toerisme, dat een belangrijk onderdeel van de Tunesische economie is, zwaar is getroffen door deze omstandigheden en door de terroristische aanslagen op het land;

E.  overwegende dat de Tunesische economie in hoge mate afhankelijk is van buitenlandse investeringen, van toerisme en van de uitvoer van producten naar de EU en overwegende dat een economie alleen tot bloei kan komen als de democratie zich kan ontwikkelen;

F.  overwegende dat het gebrek aan banen en mogelijkheden een van de belangrijkste redenen was voor de massale volksdemonstraties in 2011 en overwegende dat de bevolking nog steeds wordt geconfronteerd met veel van deze problemen vanwege de hoge jeugdwerkloosheid;

G.  overwegende de noodzaak een echt partnerschap te ontwikkelen waarbij de belangen van de bevolking aan weerszijden van de Middellandse Zee in aanmerking worden genomen, met name met het oog op de vermindering van de sociale en regionale ongelijkheden in Tunesië;

H.  overwegende dat de EU met het einde van het regime van Ben Ali en de consolidatie van het democratische proces haar politieke dialoog met Tunesië zou kunnen verbeteren door meer rekening te houden met de belangen en prioriteiten van deze belangrijke partner met het oog op stabiliteit;

I.  overwegende dat de EU en haar lidstaten zich moeten blijven inzetten voor de samenwerking met de Tunesiërs en hun regering om gemeenschappelijke belangen te bevorderen, waaronder handel, investeringen, toerisme, cultuur en veiligheid;

J.  overwegende dat een trilaterale dialoog tot stand is gebracht in het kader van de organisatie van de subcomités, tussen de autoriteiten, actoren van het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers van de EU in Tunesië;

K.  overwegende dat persvrijheid en de vrijheid van publicatie essentiële onderdelen zijn van een open, vrije en democratische samenleving;

L.  overwegende dat Tunesië een belangrijke rol heeft gespeeld bij het mogelijk maken van een overeenkomst tussen de strijdende partijen in Libië;

M.  overwegende dat de instabiliteit in Libië en de gevolgen hiervan voor andere landen een ernstige bedreiging voor de stabiliteit van Tunesië en de gehele regio vormen; overwegende dat Tunesië momenteel onderdak biedt aan meer dan een miljoen ontheemde Libiërs die de instabiliteit en het geweld in hun eigen land zijn ontvlucht, en overwegende dat de binnenlandse situatie en infrastructuur onder druk worden gezet en ontheemden in voormalige vluchtelingenkampen zoals Choucha worden opgevangen, waar geen basisdiensten beschikbaar zijn;

N.  overwegende dat Tunesië de afgelopen paar jaar werd getroffen door verschillende terroristische aanslagen; overwegende dat Tunesië een belangrijke partner van de EU is in de strijd tegen het terrorisme;

O.  overwegende dat een verontrustend hoog aantal Tunesische jongeren door IS/Daesh worden gerekruteerd en overwegende dat uitzichtloosheid en economische stagnatie ertoe bijdragen dat jongeren gevoelig kunnen worden voor de lokroep van extremistische groeperingen;

1.  bevestigt dat het achter de Tunesische bevolking staat en achter haar in 2011 van start gegane proces van politieke omschakeling; benadrukt de uitdagingen en dreigingen waarmee het land te maken heeft bij de versterking van het democratische proces, de realisatie van de nodige hervormingen op het gebied van sociale en economische welvaart en het waarborgen van de veiligheid; dringt erop aan dat de EU en de lidstaten aanzienlijke technische en financiële middelen beschikbaar stellen en deze beter op elkaar afstemmen, zodat Tunesië concrete ondersteuning krijgt; beklemtoont dat elk vooruitzicht op hervormingen in gevaar komt als geen maatregelen worden genomen waarmee het opnemingsvermogen van Tunesië en zijn stabiliteit, democratie, goed bestuur, de bestrijding van corruptie, de economische ontwikkeling en de werkgelegenheid in de regio worden verbeterd; roept daarom op om een echt uitgebreid en diepgaand partnerschap tussen de EU en Tunesië tot stand te brengen;

2.  roept de leden van het partnerschap van Deauville op de verplichtingen na te komen waartoe zij zich hebben verbonden; is van mening dat de situatie in Tunesië het opstarten van een echt Marshallplan rechtvaardigt, waarbij de nodige middelen worden vrijgemaakt om de consolidatie van het democratische overgangsproces te ondersteunen en investeringen in en de ontwikkeling van alle sectoren van het economische en sociale leven, in het bijzonder door het scheppen van banen en het behoud van voor iedereen toegankelijke openbare diensten van goede kwaliteit, op een alomvattende manier te stimuleren; vraagt tevens dat de inspanningen voor steun aan het maatschappelijk middenveld worden geconsolideerd; uit zijn zorgen over de huidige sociaal-economische en budgettaire problemen die verband houden met de instabiliteit van de overgangsperiode en de noodzaak dat Tunesië adequate hervormingen doorvoert die gericht zijn op het bevorderen van de werkgelegenheid en het zorgen voor duurzame en inclusieve groei; is van mening dat het als gevolg hiervan essentieel is dat de begrotingsautoriteiten overeenstemming bereiken over een belangrijke uitbreiding van de middelen van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) die voor Tunesië bestemd zijn;

3.  bevestigt dat de historische democratische overgang van Tunesië, ondanks de ernstige sociale en economische situatie, vraagt om een veel ambitieuzer partnerschap tussen de EU en Tunesië, dat verder gaat dan conventionele maatregelen;

4.  prijst de goede samenwerking tussen Tunesië en zijn buurlanden, die bijvoorbeeld blijkt uit de ondertekening van een preferentiële handelsovereenkomst, de oprichting van lokale grensoverschrijdende commissies samen met Algerije, bedoeld om de lokale ontwikkeling te stimuleren, de vervlechting van de economieën van Tunesië en Libië en de solidariteit van de bevolking van Tunesië met de ontheemde Libiërs; is in dit opzicht verheugd over de vooruitgang van het verzoeningsproces in Libië;

5.  benadrukt het belang van de naleving van de mensenrechten bij de uitvoering van het herziene Europees nabuurschapsbeleid; verzoekt om de ontwikkeling van toezichtsmechanismen voor de eerbiediging van de fundamentele vrijheden, gendergelijkheid en andere mensenrechtenkwesties en de volledige betrokkenheid hierbij van het maatschappelijk middenveld;

6.  benadrukt dat de herlancering van het politieke integratieproces in het kader van de Unie van de Arabische Maghreb met name een goede kans kan bieden om de veiligheid te waarborgen en de samenwerking in de gehele regio te versterken;

I - Politieke hervormingen en instellingen

7.  is bereid ondersteuning te bieden aan het democratiseringsproces en wijst op de noodzaak van sociale en economische hervormingen in Tunesië; benadrukt hoe belangrijk het is dat de Tunesische volksvertegenwoordiging (PRA) wordt ondersteund, aangezien het een ware uitdaging is om de stabiliteit in de regio te vergroten en tegelijkertijd toe te werken naar verdieping van de democratie; vindt het zorgwekkend dat de PRA over onvoldoende middelen beschikt, waardoor haar wetgevende rol wordt ondermijnd en het opstellen van de dringend noodzakelijke nieuwe wetgeving en het hervormingsproces vertraagd raken; ondersteunt de PRA bij zijn streven naar capaciteitsvergroting, onder meer door de aanwerving van personeel; verleent steun aan een herziening van de behoeften van de PRA; verlangt dat de diensten van het Parlement de activiteiten opvoeren die bedoeld zijn ter ondersteuning van de capaciteitsopbouw en die aan de PRA ter beschikking worden gesteld; raadt het Parlement aan in haar gebouwen een politieke bijeenkomst op het hoogste niveau te organiseren, vergelijkbaar met de "Tunesiëweek", met als doel om de parlementaire samenwerking te bevorderen;

8.  is ingenomen met de oprichting van de gemengde parlementaire commissie EU-Tunesië die een centrale rol zal vervullen, met behulp waarvan Europese en Tunesische parlementsleden regelmatig bijeen kunnen komen en een gestructureerde politieke dialoog over democratie, de rechtsstaat en elk ander onderwerp van wederzijds belang tot stand kan worden gebracht; benadrukt dat in het kader van het openen van handelsbesprekingen de gemengde parlementaire commissie EU-Tunesie aangewezen is om te zorgen voor een doeltreffende follow-up van de lopende onderhandelingen; dringt erop aan dat andere commissies van het Europees Parlement, zoals de Commissie burgerlijke vrijheden (voor ondersteuning op het vlak van justitie en binnenlandse zaken, migratiewetgeving en maatregelen met betrekking tot politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, waaronder terrorisme), met specifieke initiatieven komen om de PRA te ondersteunen;

9.  is ingenomen met de trilaterale dialoog in Tunesië; verzoekt om de voortzetting en uitbreiding hiervan tot alle aspecten van de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Tunesië en met name om de waarborging van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering van de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid en het onderhandelingsproces over de prioriteiten van de EU en Tunesië;

10.  merkt op dat de hervorming van het overheidsbestuur een van de belangrijkste uitdagende hervormingen is die Tunesië moet doorvoeren; is verheugd dat de Tunesische regering nieuwe methoden overweegt om de belangrijkste prioritaire beleidsterreinen snel te hervormen; is van mening dat de twinning tussen de Europese en Tunesische overheden een positieve bijdrage levert aan de hervorming van het overheidsbestuur; is voorstander van het gebruik van IT-gebaseerde oplossingen om een elektronische overheid en elektronische administratie te creëren en uit te bouwen;

11.  is verheugd over de naleving van de internationale normen met betrekking tot de vrijheid van vereniging door Tunesië, waardoor het land een leidende rol speelt in het versterken van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld in de Arabische wereld; roept ertoe op technische steun en steun op het vlak van capaciteitsopbouw te versterken aan organisaties uit het maatschappelijk middenveld, politieke partijen en vakbonden, voor wie een cruciale rol in Tunesië is weggelegd en die van essentieel belang zijn gebleken voor de democratische overgang, de algehele ontwikkeling, de verantwoordingsplicht van de regering en het toezicht op de eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de bescherming van vrouwen en kinderen en de gendergelijkheid, alsook de bescherming van alle slachtoffers van vervolging en discriminatie; is verheugd over de specifieke, door de EU gefinancierde programma's op dit gebied, zoals het project ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld (PASC), en over de overeenkomst tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Tunesische kwartet om de banden tussen het Tunesische en Europese maatschappelijk middenveld te versterken; moedigt dialoogvoering en samenwerking aan tussen het maatschappelijk middenveld en de overheidsdiensten bij het aanmerken van lokale ontwikkelingsprioriteiten, waaronder lokale investeringen; verzoekt om de bevordering van burgerschapsvorming en democratisch engagement;

12.  benadrukt het belang van de ontwikkeling van een burgerschapscultuur en verzoekt om het creëren van een omgeving die dit mogelijk maakt, met de nodige structuren voor het betrekken van organisaties uit het maatschappelijk middenveld bij het besluitvormingsproces;

13.  acht het noodzakelijk dat de Commissie en de EDEO de nodige ondersteuning bieden in verband met de lokale verkiezingen (die gepland staan voor oktober 2016) en een waarnemingsmissie en verkiezingsondersteuning van de EU en het Europees Parlement organiseren, mocht de regering van Tunesië daarom vragen, zoals reeds werd gedaan bij de parlements- en presidentsverkiezingen in 2014; verzoekt in het kader van de Euromediterrane vergadering van lokale en regionale overheden (Arlem) in dit verband om meer ondersteuning voor gemeenten, onder meer door in samenwerking met de lidstaten de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden te stimuleren;

14.  verzoekt om steun voor genderevenwichtig beleid, onder meer door hervorming van de Wet op het persoonlijk statuut, met het oog op afschaffing van voor vrouwen discriminerende wetgeving zoals de wetgeving op het gebied van erf- en huwelijksrechten, en voor meer participatie van vrouwen in het openbare leven en de particuliere sector, waarin artikel 46 van de Tunesische grondwet voorziet; moedigt voorts de ontwikkeling van mentorprogramma's aan voor toekomstige vrouwelijke leiders die hun toegang tot posities in de besluitvorming kunnen ondersteunen; pleit ervoor dat Tunesië zijn algemene verklaring schrapt bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;

15.  vezoekt om politieke participatie van jongeren, in het bijzonder met het oog op de bevordering van de participatie van jongeren in lokale verkiezingen; is in dit verband verheugd over het door de EU gefinancierde project voor de bewustmaking van jongeren en burgerschapsvorming; is ingenomen met de wettelijke bepalingen inzake de vertegenwoordiging van jongeren in lokale en regionale verkiezingen; is van mening dat de gemeenteraadsverkiezingen van 2016 een kans zijn om jongeren aan te moedigen weer actief deel te nemen aan het proces van politieke hervorming;

16.  is verheugd over de overgangswetgeving inzake justitie; herinnert aan de hoge verwachtingen van de Tunesiërs voor het overgangsproces; betreurt de intense polarisatie binnen de commissie voor waarheid en waardigheid; merkt op dat nationale verzoening en groei geen tegenstrijdige prioriteiten zouden moeten zijn;

17.  vraagt de Commissie en de EDEO een Tunesië te blijven ondersteunen bij de hervorming van het gerechtelijk apparaat en de rechtsstaat, en daarbij de waarden van de Tunesische grondwet in acht te nemen, onder meer door middel van technische en financiële bijstand voor de lopende oprichting van de Hoge Raad en het Grondwettelijk Hof; is verheugd over het EU-programma voor de hervorming van het strafrecht (PARJI) dat in 2011 werd aangenomen, evenals over het programma PARJ2, dat in 2014 werd aangenomen en waarvoor slechts 15 miljoen EUR beschikbaar werd gesteld;

18.  vraagt de regering snel maatregelen te nemen die het gebruik van foltering beletten; moedigt Tunesië aan de doodstraf af te schaffen; uit zijn bezorgdheid over herhaaldelijke gevallen van foltering, door Tunesische autoriteiten, van minderjarigen die ervan werden verdacht lid te willen worden van terroristische organisaties;

19.  verzoekt Tunesië dringend zijn wet inzake de noodtoestand van 1978, die momenteel buiten de basisbepalingen van de grondwet om wordt gehandhaafd, te herzien;

20.  uit zijn bezorgdheid over de overbevolking van de Tunesische gevangenissen, het gebrek aan voedsel en de sanitaire voorzieningen en de gevolgen hiervan voor de fundamentele rechten van gevangenen; is verheugd over het Tunesisch-Europese project voor de hervorming van de Tunesische strafinrichtingen, dat erop is gericht het systeem van alternatieve straffen te versterken in plaats van gevangenisstraffen voor minder ernstige overtredingen;

21.  roept op tot een hervorming van het Wetboek van Strafrecht, en in het bijzonder tot intrekking van artikel 230, dat homoseksualiteit strafbaar stelt met een gevangenisstraf van drie jaar en indruist tegen de constitutionele grondslagen van non-discriminatie en bescherming van de persoonlijke levenssfeer; is ingenomen met de nieuwe wet ter vervanging en tot wijziging van Wet 1992-52 inzake verdovende middelen, die voorrang geeft aan preventie boven afschrikking, en alternatieve straffen vastlegt ter bevordering van de rehabilitatie en re-integratie van drugsgebruikers, en meent dat deze wet een geëigende stap is om de Tunesische wetgeving in overeenstemming te brengen met de internationale normen;

22.  wenst dat de lokale autonomie wordt bevorderd teneinde het decentralisatieproces en de positie van de regio's te versterken; is voorstander van partnerschappen met EU-lidstaten die een gedecentraliseerde aanpak aanmoedigen (bijvoorbeeld door middel van opleidingen en capaciteitsopbouw op dat vlak), alsook van door de lokale overheden van de lidstaten uitgevoerde projecten voor gedecentraliseerde samenwerking die bijdragen tot de ontwikkeling van het Tunesisch regionaal en gemeentelijk bestuur, en van partnerschappen en uitwisselingen van optimale praktijken met steden en gemeenschappen in de EU; verzoekt om extra EU-steun voor het maatschappelijk middenveld in de regio's, op basis van succesvolle bestaande initiatieven;

23.  is bezorgd dat weinig vooruitgang is geboekt met de herziening van het wetboek van strafvordering en het wetboek van strafrecht met het oog op eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting; is bezorgd dat enkele burgers, waaronder journalisten en bloggers, zijn vervolgd en gevangen zijn genomen wegens vermeende smaad, belediging van ambtenaren in rapliedjes of het schaden van de openbare moraal vanwege het uiten van hun mening; is ingenomen met het feit dat Tunesië tot de Freedom Online Coalition is toegetreden en roept het land op er een actievere rol in te spelen;

24.  benadrukt nogmaals dat persvrijheid en vrijheid van de media, vrijheid van meningsuiting, zowel offline als online, en ook voor bloggers, en vrijheid van vergadering cruciale elementen en onmisbare pijlers zijn voor een democratie en een open, pluralistische samenleving; dringt erop aan dat in de mediasector normen inzake best practices worden ontwikkeld, zodat echt sprake zal zijn van onderzoeksjournalistiek en gedifferentieerde journalistiek; erkent de faciliterende effecten van ongecensureerde toegang tot het internet en ongecensureerde toegang tot digitale en sociale media; is verheugd dat Tunesië een levendig en open online-medialandschap kent, maar roept de Tunesische autoriteiten op meer te investeren in technologische basisinfrastructuur en daarnaast digitale connectiviteit en kennis te bevorderen, met name in de armste gebieden van het land; is verheugd over de goedkeuring van de nieuwe informatiewet in maart 2016 om het recht op informatievrijheid in Tunesië doeltreffend te beschermen, met inbegrip van de rechten van klokkenluiders; is in dit verband verheugd over het feit dat Hoge Autoriteit voor audiovisuele communicatie (HAICA) en zijn voorganger, de Autoriteit voor audiovisuele communicatie (ACA), zullen profiteren van EU-bijstand in het kader van het lopende programma ter ondersteuning van de hervorming van de media, waarvoor 10 miljoen EUR beschikbaar is gesteld;

25.  verzoekt de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa aan Tunesië de status van partner voor democratie toe te kennen als belangrijke stap op weg naar het consolideren van de parlementaire democratie en de rechtsstaat in Tunesië;

II - Economische en sociale ontwikkeling

26.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie om Tunesië 500 miljoen EUR aan macrofinanciële bijstand toe kennen, en met de goedkeuring van dit voorstel door de Raad en het Parlement;

27.  is verheugd over het begin van de onderhandelingen over een ambitieuze vrijhandelsovereenkomst (DCFTA) tussen de EU en Tunesië; herinnert eraan dat de EU deze onderhandelingen moet voeren in combinatie met gerichte technische en financiële steun; benadrukt dat deze overeenkomst streeft naar een betere toegang tot de markt en een beter investeringsklimaat, maar tegelijkertijd meer omvat dan eenvoudigweg een handelsdimensie en moet bijdragen aan de verspreiding van Europese normen op het gebied van milieu, consumentenbescherming en rechten van werknemers naar Tunesië, waarmee stabiliteit wordt bevorderd, het democratische systeem wordt geconsolideerd en de economie van het land nieuw leven wordt ingeblazen; verzoekt de Commissie bij de onderhandelingen een progressieve benadering te volgen en erop toe te zien dat deze overeenkomst voordelig is voor beide partijen, en daarbij voldoende rekening te houden met de aanzienlijke economische verschillen tussen de partijen; herinnert aan zijn aanbevelingen aan de Commissie en de Tunesische regering om een duidelijk en gedetailleerd proces uit te voeren voor het betrekken van het Tunesische en Europese maatschappelijk middenveld bij de onderhandelingen over de diepe en brede vrijhandelsovereenkomst; vraagt erom dat de raadplegingsprocedure open en transparant is en dat meer rekening wordt gehouden met de diversiteit van het Tunesische maatschappelijk middenveld, op basis van de optimale praktijken die in vergelijkbare onderhandelingen zijn toegepast;

28.  neemt kennis van de invoering van autonome noodhandelsmaatregelen ten gunste van Tunesië en beschouwt dit als concrete stap om de Tunesische economie te ondersteunen en als stimulans voor het doorvoeren van hervormingen; wenst dat de EU meer steun aan Tunesië verstrekt via het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI) en dat de aan Tunesië verstrekte internationale hulp wordt gecoördineerd om ervoor te zorgen dat het land ten volle kan profiteren van de EU-steun en dat werkgelegenheid kan worden geschept, met name voor jonge afgestudeerden; is voorstander van partnerschappen met andere geïnteresseerde donorlanden en organisaties uit de regio of van elders, en is in het bijzonder voorstander van maatregelen ter vermindering van de regionale verschillen en ter bevordering van op de landbouw gerichte opleidingen en investeringen, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzonderheden van de lokale landbouw, de IT, de sociale economie, de be- en verwerkende sector en kmo's, waarmee een impuls zou worden gegeven aan de werkgelegenheid; wijst erop dat de toeristische sector ernstig te lijden heeft gehad onder de terroristische aanslagen en verzoekt, in het licht van de maatregelen die de Tunesische autoriteiten sindsdien hebben genomen, de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan om zo spoedig mogelijk opnieuw te beoordelen hoe het met de veiligheid is gesteld, zodat de Tunesische toeristische sector zich kan herstellen;

29.  verzoekt de EU het maatschappelijk middenveld, de lokale autoriteiten en andere belangrijke actoren te betrekken bij het proces van de vaststelling van financieringsprioriteiten in het kader van de tussentijdse herziening van het ENI;

30.  benadrukt dat de werkloosheid moet worden aangepakt, en dan in het bijzonder de werkloosheid onder jonge afgestudeerden, en dat er grondige hervormingen moeten worden doorgevoerd (bijvoorbeeld door deviezenbeperkingen te vergemakkelijken, de toegang tot microkredieten te verbeteren, het arbeidsrecht te hervormen, op de vraag op de arbeidsmarkt afgestemde opleidingen te ontwikkelen en administratieve processen te vereenvoudigen), om niet alleen de groei, kwalitatief hoogwaardig onderwijs en de werkgelegenheid te stimuleren, maar ook de diversifiëring van de economie van Tunesië; verzoekt alle partijen eensgezind te blijven toewerken naar hervormingen, dit met het oog op de inclusieve economische ontwikkeling van het hele land, met inbegrip van de minder ontwikkelde en verarmde regio's landinwaarts die behoefte hebben aan een ontwikkelingsplan voor de lange termijn; verzoekt de Tunesische autoriteiten initiatieven toe te juichen in het kader waarvan burgers zich inzetten voor bijvoorbeeld de verbetering van de politieke dialoog of technische innovatie; benadrukt dat internationale steun nodig is voor deze burgerinitiatieven;

31.  is ingenomen met het initiatief voor het strategisch ontwikkelingsplan van Tunesië voor de periode 2016-2020 en roept ertoe op het plan binnen afzienbare tijd ten uitvoer te leggen en daarnaast regelgevingskaders vast te stellen voor de besteding van de steun uit Europa en van alle internationale financiële instellingen; is verheugd dat er een nieuwe investeringscode is vastgesteld, die tot stabiele regelgeving en de facilitering van investeringen en hervormingen moet leiden; wenst dat het overheidsbestuur wordt gemoderniseerd en op efficiënte en transparante wijze te werk gaat, zodat de tenuitvoerlegging van projecten aanzienlijk wordt vergemakkelijkt en de financiële middelen beter worden benut;

32.  steunt de inspanningen van de Tunesische regering om de economie te moderniseren en te liberaliseren om te voldoen aan nieuwe binnenlandse, regionale en mondiale eisen en is van mening dat een sterke en diverse Tunesische economie zal zorgen voor banen, mogelijkheden en welvaart en het land in staat zal stellen om zijn bredere politieke en sociale ambities te realiseren;

33.  herinnert aan het strategisch belang van de landbouwsector in Tunesië en is in dit verband ingenomen met de maatregelen die in de begroting van de Tunesië voor 2016 zijn opgenomen, waaronder de kwijtschelding van de schulden van boeren en een volksraadpleging over de landbouwsector; meent dat het van essentieel belang is dat het maatschappelijk middenveld en zoveel mogelijk andere actoren bij deze volksraadpleging worden betrokken, met inbegrip van kleine boeren uit het zuiden van het land en jonge boeren; is van mening dat in de landbouwsector behoefte is aan een grondige hervorming en een reeks dringende praktische maatregelen, zoals het uitbouwen van de capaciteiten van ontziltingsinstallaties om het watertekort en andere problemen ten gevolge van de klimaatverandering aan te pakken; verzoekt de Tunesische overheid het gebruik te verbieden van alle pesticiden die nu al verboden zijn in de EU;

34.  verzoekt de EU haar inzet voor het tegengaan van woestijnvorming in Tunesië op te voeren; wijst erop dat Tunesiërs een ernstig gebrek aan water hebben; verzoekt Tunesië duurzame landbouwpraktijken en eetgewoonten te bevorderen; pleit voor een landhervorming om landbouwers aan te sporen bossen en rivieren in stand te houden; herinnert eraan dat een duurzame ontwikkeling van het kusttoerisme in Tunesië een sterke beperking van de hoteldichtheid vereist om investeringen te rationaliseren en de kust te beheren;

35.  is verheugd dat het project "Jeugdmobiliteit, voedselzekerheid en armoedebestrijding op het platteland" van start is gegaan, een project dat door de APIA (Agence de promotion des investissements agricoles) is ontwikkeld en erop gericht is om de jeugdwerkloosheid tegen te gaan door alternatieven te bieden in plattelandsgebieden; roept de lidstaten op de maatregelen van de EU te ondersteunen door samen met de Tunesische autoriteiten, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector deel te nemen aan sectorale of thematische projecten die een rechtstreeks en gunstig effect kunnen hebben op de Tunesische samenleving;

36.  is verheugd over de door het secretariaat van de Unie voor het Middellandse Zeegebied ontwikkelde programma's, zoals Med4jobs, om de inzetbaarheid van jongeren in het Middellandse Zeegebied aan te pakken; verzoekt de lidstaten van de Unie voor het Middellandse Zeegebied om haar secretariaat de opdracht te geven zich te richten op de economische en sociale ontwikkeling van Tunesië, om de consolidatie van het overgangsproces van het land te ondersteunen;

37.  dringt erop aan dat, in het bijzonder in verband met de welig tierende ondergrondse economie, de strijd tegen de corruptie wordt opgevoerd teneinde een efficiënter en transparanter besluitvormingsproces en een aantrekkelijker investerings- en bedrijfsklimaat tot stand te brengen; is ingenomen met de instelling van het Tunesische Agentschap voor de bestrijding van corruptie, maar betreurt het dat het agentschap een beperkte begroting heeft; verzoekt de Tunesische autoriteiten de capaciteit en effectiviteit van het agentschap op te voeren en het te voorzien van alle nodige financiële en logistieke ondersteuning om te garanderen dat het overheidsapparaat goed functioneert en dat er bij de aanbesteding van overheidsopdrachten geen sprake is van onregelmatigheden; verzoekt de Tunesische autoriteiten te zorgen voor een brede zichtbaarheid van hun acties tegen corruptie;

38.  roept op tot de versnelde oprichting van de nationale raad voor sociale dialoog waartoe in 2013 is besloten;

39.  vindt het zorgwekkend dat Tunesië, met name vanwege de langdurige en omslachtige procedures voor de inbeslagname en repatriëring van activa, nalaat activa terug te halen; wenst dat er specifieke technische capaciteitsondersteuning wordt geboden aan Tunesië, opdat er onderzoeken kunnen worden ingesteld en opdat de gegevens en de bewijzen die vereist zijn voor het terughalen van activa, kunnen worden verzameld;

40.  verzoekt de lidstaten inzet en politieke bereidheid aan de dag te leggen om meer vaart te zetten achter het terughalen van bevroren Tunesische activa; is ingenomen met het besluit van de Raad van 28 januari 2016 om de bevriezing van de activa van 48 personen met een jaar te verlengen;

41.  verzoekt om de bevordering van snellere en veiligere geldovermakingen en van het investeringspotentieel – met name met betrekking tot de lokale en regionale ontwikkeling – van Tunesiërs en Noord-Afrikanen die reeds in de EU woonachtig zijn;

42.  toont zich bezorgd over de duurzaamheid van de Tunesische schuld en verzoekt om een beoordeling van mogelijke manieren om de Tunesische schuld duurzamer te maken, met name in het licht van de economische situatie van het land; dringt erop aan dat de schulden van Tunesië worden omgezet in investeringsprojecten, en dan met name in projecten voor de aanleg van strategische infrastructuur en voor het verkleinen van de regionale ongelijkheden, en ziet met belangstelling uit naar de initiatieven in dit verband; verzoekt de Commissie en de lidstaten om het aantal projecten van dit type te verhogen; verzoekt de lidstaten na te gaan hoe een preferentiële herschikking van de Tunesische schuld kan worden veiliggesteld, evenals een diversificatie van de schuldcomponenten;

43.  is verheugd over de EU-projecten op het gebied van het scheppen van werkgelegenheid en beroepsopleidingen, zoals Irada; adviseert om middelen van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) in te zetten voor de verdere ondersteuning van kmo's; wijst erop dat kmo's cruciaal zijn voor de groei van Tunesië en dat zij daarom door de EU ondersteund moeten worden; moedigt de ontwikkeling van programma's voor startende ondernemingen aan die specifiek gericht zijn op vrouwen en jongeren om opleidingen in bedrijfsvoering te ontwikkelen en toegang tot financiële steun ter versterking van de kmo-sector; raadt Tunesië aan passende maatregelen te nemen om ten volle te kunnen profiteren van het EU-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme); stimuleert het verstrekken van particuliere leningen aan kmo's, onder meer door de capaciteiten van de sector voor kredietgarantie te versterken, door de niet-gekapitaliseerde bancaire sector te hervormen; is ingenomen met het jumelageprogramma voor de Centrale Bank van Tunesië, dat erop gericht is om de modernisering van de bancaire sector te ondersteunen;

44.  beveelt aan dat de expertise die de EU op het gebied van regionale fondsen en het terugdringen van regionale ongelijkheden heeft opgedaan, wordt ingezet om de regionale ontwikkeling in Tunesië te stimuleren en de ongelijkheden te verkleinen; vraagt de internationale partners en financieringsinstellingen om steun bij het verbeteren en uitbreiden van de nationale infrastructuur (met inbegrip van autosnelwegen, spoorwegen, vliegvelden en het telecommunicatienetwerk) met het oog op beter geïntegreerde binnenlandse en plattelandscentra;

45.  spoort ertoe aan dat het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) in pan-Europese initiatieven wordt geïntegreerd, zoals de energie-unie; spoort de Noord-Afrikaanse landen tegelijkertijd aan tot nauwere regionale samenwerking op specifieke gebieden, zoals bebossing, het beheer van de watervoorraden en de bevordering van de sociaaleconomische integratie en de handel in Noord-Afrika; herinnert eraan dat de Unie voor het Middellandse Zeegebied de ontwikkeling van concrete projecten in de regio steunt en in dit opzicht moet worden betrokken bij de projecten van de Europese Unie in Tunesië;

46.  wenst dat bij EU-samenwerking meer de nadruk wordt gelegd op de groene economie en duurzame ontwikkeling, en de bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, evenals op een betere water- en afvalbehandeling, met name gezien het grote potentieel van Tunesië als het gaat om de sector voor hernieuwbare energie; is ingenomen met projecten zoals het saneringsproject voor het Meer van Bizerte, dat wordt ondersteund door de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de beplante daken van Ghar el Melh of organisch afval dat wordt gebruikt voor consumptie in Béja;

47.  is verheugd over de integratie van de Euro-mediterrane elektriciteitsmarkten als belangrijk onderdeel van de samenwerking op energiegebied met de zuidelijke buren; is van mening dat het project Europees Instituut voor het Middellandse Zeegebied (EIMed) de handel in elektriciteit tussen het noorden en het zuiden van het Middellandse Zeegebied mogelijk zou maken, waardoor voordelen ontstaan voor alle partners wat de zekerheid, stabiliteit en betaalbaarheid van de elektriciteitsvoorziening betreft;

III - Veiligheid en defensie

48.  is ernstig bezorgd over de directe gevolgen die onder meer de instabiliteit in Libië heeft voor de veiligheid in Tunesië; wijst erop dat op een deel van de grens met Libië een muur wordt opgetrokken; maakt zich zorgen over de grote aantallen Tunesische buitenlandse strijders die zich aansluiten bij Da'esh en andere terroristische groeperingen; onderstreept dat de bestrijding van wapensmokkel een belangrijk aspect van terrorismebestrijding is; benadrukt dat de inlichtingendiensten van het land moeten worden hervormd en dat de rechtsstaat en de mensenrechtenverdragen daarbij moeten worden geëerbiedigd;

49.  is bezorgd over de terroristische aanslag in de grensstad Ben Guerdane direct na de bomaanslag in Sabratha, waaruit blijkt dat de Tunesisch-Libische grens nog steeds zeer kwetsbaar is; uit zijn zorgen over de situatie in Libië en verzoekt alle partijen in Libië op constructieve wijze met de regering van nationale consensus samen te werken; benadrukt dat de EU klaarstaat om steun voor de veiligheid te bieden wanneer de regering van nationale consensus hierom verzoekt en dat de coördinatie tussen Tunesië en Libië op het gebied van de veiligheid opnieuw tot stand moet worden gebracht; stelt voor om in samenwerking met de Tunesische autoriteiten te beoordelen of een EU-missie inzake grensbeheer in Tunesië kan worden ingesteld;

50.  erkent dat armoede en sociale uitsluiting twee van de belangrijkste oorzaken van radicalisering zijn; verzoekt in dit verband om effectievere sociale inclusie van jongeren, zodat zij stabiele banen kunnen vinden en met als doel te voorkomen dat zij door terroristische organisaties als nieuwe strijdkrachten worden gerekruteerd; raadt aan om de expertise in te zetten die is opgedaan via initiatieven van internationale organisaties zoals Hedayah om lokale en regionale strategieën te ontwikkelen ter bestrijding van gewelddadig extremisme; wenst dat de bestaande netwerken en vergelijkbare initiatieven die Tunesië rijk is, meer onder de aandacht van de bevolking worden gebracht;

51.  verzoekt de Tunesische regering een strategie te ontwikkelen voor de omgang met terugkerende buitenlandse strijders door bijvoorbeeld bestraffende en voorzorgsmaatregelen te combineren met programma's voor deradicalisering en herintegratie om hun de mogelijkheid te bieden tot terugkeer in de samenleving, waardoor toekomstige risico's worden beperkt; verzoekt om een uitgebreidere strategie voor het voorkomen van radicalisering in gevangenissen en detentiecentra; vraagt om bijzondere aandacht voor beter onderwijs en voor de bestrijding van de radicalisering van jongeren;

52.  onderkent dat terrorisme een gedeeld probleem is dat vraagt om een gezamenlijk antwoord, en merkt op dat de samenwerking tussen de EU en Tunesië op het gebied van veiligheid en de strijd tegen het terrorisme onlangs is geïntensiveerd, met name met de lancering van een ambitieus programma ter ondersteuning van hervormingen in de veiligheidssector;

53.  steunt het door de VN geleide vredes- en verzoeningsproces in Libië als essentieel instrument voor het stabiliseren van de bredere regio en het versterken van het veiligheids- en hervormingsproces in Tunesië;

54.  verheugd over het coördinatieproces voor veiligheidssteun dat door Tunesië is opgestart en waarin de EU een actieve rol speelt; benadrukt dat de EU Tunesië moet ondersteunen bij het opbouwen van staatsstructuren om veiligheidskwesties te kunnen aanpakken; is ingenomen met de resultaten van de G7+3 op het gebied van veiligheidssamenwerking; verlangt een snelle tenuitvoerlegging van de bestaande programma's en versterking van de veiligheidssteun aan Tunesië, en hierbij de nadruk te leggen op grensbewaking, bescherming van toeristische infrastructuur en bestrijding van de gedeelde terroristische dreiging; dringt er echter bij de Tunesische autoriteiten op aan om evenredig te reageren op dergelijke dreigingen, teneinde de nieuwe democratische vrijheden en fundamentele rechten te waarborgen; verzoekt om volledige steun van de bevoegde Tunesische autoriteiten, de aanstelling van een nationale veiligheidsadviseur en verzoekt de lidstaten hun optimale praktijken op veiligheidsgebied met Tunesië te delen, met name wat betreft de opleiding van veiligheidspersoneel en de eerbiediging van de rechten van de mens; verzoekt om een systematische beoordeling van de mensenrechtenprestaties van de EU-steun aan Tunesië op veiligheidsgebied;

55.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over Wet 22/2015 inzake terrorismebestrijding, die werd aangenomen in juli 2015 door de Tunesische vergadering van volksvertegenwoordigers, op grond waarvan de doodstraf wordt ingevoerd als mogelijke straf voor een reeks "terroristische" misdrijven; spreekt zijn bezorgdheid uit over diverse bepalingen in de wet inzake terrorismebestrijding; benadrukt dat deze wet een ernstige inbreuk kan vormen op de burgerlijke vrijheden en de eerbiediging van de mensenrechten in Tunesië kan ondermijnen; verzoekt de Tunesische autoriteiten het moratorium op de voltrekking van de doodstraf te blijven naleven; herinnert eraan dat de doodstraf reeds mogelijk is volgens de Tunesische wetgeving, voor misdaden als moord en verkrachting, hoewel er sinds 1991 geen executies meer hebben plaatsgevonden; benadrukt dat, hoewel Tunesië een van de landen is die het kwetsbaarst zijn voor de terreurdreiging, staten verplicht zijn de mensenrechten volledig te eerbiedigen in de strijd tegen het terrorisme; benadrukt dat het ENB nauw verbonden is met de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal recht en herinnert aan het uitgesproken standpunt van de EU tegen de doodstraf;

56.  is ermee ingenomen dat thans op grond van Wet 22/2015 inzake terrorismebestrijding wordt voorzien in de wettelijke bescherming van bronnen van journalisten en de strafbaarstelling van onrechtmatig toezicht door de regering;

57.  is ingenomen met de lancering van het EU-programma ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in Tunesië in november 2015, dat vooral is gericht op de herstructurering van de veiligheidsdiensten, de controle aan de grenzen en de inlichtingendiensten, evenals met de in de Associatieraad EU-Tunesië van 18 april 2016 uitgesproken vastberadenheid van beide partijen om er op een snelle en efficiënte manier mee van start te gaan;

58.  vraagt om de bevordering van logica van de doelstellingen, in plaats van louter steun aan de hand van beleidsinstrumenten, in het kader van een duidelijke strategische visie gericht op preventie, steun voor het opstellen van wetgeving door de PRA en de oprichting van een Openbaar Ministerie voor terrorismebestrijding;

59.  is verheugd over de versterkte politieke dialoog tussen de EU en Tunesië in de strijd tegen het terrorisme; benadrukt het belang van het beschermen van de mensenrechten in het kader van antiterrorismemaatregelen;

60.  roept op tot nauwere samenwerking met EU-agentschappen zoals Europol, maar merkt hierbij op dat Tunesië niet voorkomt op de lijst van derde landen waarmee Europol overeenkomsten sluit; verzoekt de Raad te overwegen om Tunesië op te nemen in deze lijst met derde landen; verzoekt om de uitvoering van een effectbeoordeling van deze samenwerking en de presentatie hiervan tijdens een gezamenlijke vergadering van de Commissie buitenlandse zaken (AFET) en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE), voordat de overeenkomst wordt goedgekeurd; is verheugd dat Eurojust een contactpunt voor Tunesië heeft ingesteld en is ingenomen met het verzoek van Eurojust aan de autoriteiten om hun samenwerking op te voeren en specifiek voor terrorisme een tweede contactpunt in te stellen; verzoekt de Tunesische regering zo snel mogelijk te voorzien in een passende follow-up van deze voorstellen;

IV - Mobiliteit, onderzoek, onderwijs en cultuur

61.  is ingenomen met het mobiliteitspartnerschap tussen de EU en Tunesië dat in maart 2014 is ondertekend en wenst dat het partnerschap spoedig ten uitvoer wordt gelegd; verzoekt om een nieuw visumbeleid voor Tunesië en om de sluiting van een terugnameovereenkomst; merkt op dat mobiliteitspartnerschappen, hoewel ze afhankelijk zijn van nationale bevoegdheden, zijn opgenomen in het voorstel van de EU in het kader van het ENB; raadt de lidstaten aan zich solidair te tonen met Tunesië door de afgifte van visa aan onder meer Tunesische ondernemers, studenten, kunstenaars en onderzoekers te vergemakkelijken;

62.  spoort de Unie aan om partnerschapsovereenkomsten voor mobiliteit te sluiten met de partnerlanden in de regio van het zuidelijk nabuurschap met het oog op versoepeling van visumprocedures in combinatie met terugnameovereenkomsten; verzoekt de Commissie om in samenwerking met de lidstaten regelingen voor circulaire migratie uit te werken en aan de hand daarvan veilige en reguliere routes te creëren voor migranten; veroordeelt mensenhandel, waarvan vooral vrouwen het slachtoffer worden, en benadrukt dat de samenwerking met de partnerlanden moet worden versterkt om mensenhandel te bestrijden; merkt op dat de afgifte van langlopende visa met meerdere binnenkomsten, in plaats van kortlopende visa, de beste manier zijn om irreguliere migratie, onder meer door smokkel en mensenhandel, terug te dringen; beveelt Tunesië aan de wet van 2004 inzake de strafbaarstelling van personen die zijn grondgebied zonder toestemming hebben verlaten te herzien overeenkomstig het internationaal recht;

63.  verzoekt de Tunesische autoriteiten nauw samen te werken met de EU-lidstaten in de strijd tegen georganiseerde vormen van illegale immigratie;

64.  onderstreept dat het opzetten van missies zoals EUNAVFOR MED kan worden gebruikt om concreet en doeltreffend de strijd aan te gaan met de mensensmokkel; verzoekt de Unie dit soort operaties voort te zetten en te intensiveren en er de partnerlanden zoals Tunesië bij te betrekken;

65.  is ingenomen met het partnerschap EU-Tunesië op het gebied van onderzoek en innovatie, alsook met de deelname van Tunesië aan het Kaderprogramma Horizon 2020; benadrukt dat een samenhangend beleid voor wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling een prikkel zou zijn voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling, de overgang van onderzoek en innovatie naar de particuliere sector en de oprichting van nieuwe ondernemingen; benadrukt dat Tunesië als volwaardig lid moet gaan deelnemen aan het programma Erasmus+, zodat de uitwisseling van studenten verder kan worden uitgebouwd; is bezorgd over het feit dat het steeds moeilijker wordt voor Tunesische studenten om op het Europese grondgebied te komen studeren; wenst dat er een beleid van positieve discriminatie wordt toegepast, met name voor jonge studenten die uit minder ontwikkelde gebieden afkomstig zijn, en dat in stimulansen wordt voorzien om ervoor te zorgen dat zij aan dergelijke programma's kunnen deelnemen; verzoekt Tunesië partnerschappen aan te passen en prioriteit te verlenen aan partnerschappen voor de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van buitenlandse talen, techniek, hernieuwbare energie en computerwetenschap, waar sprake is van de hoogste arbeidsparticipatie;

66.  verzoekt de Commissie de ontwikkeling van partnerschappen tussen scholen, universiteiten en onderzoekscentra aan te moedigen en gezamenlijke projecten op het gebied van een leven lang leren te versterken, met name op het vlak van taalverwerving, nieuwe technologieën, de bevordering van opleiding en ondernemerschap voor vrouwen;

67.  wenst dat er een sterker partnerschap tot stand wordt gebracht in de creatieve, culturele audiovisuele en sportsector en in het volksontwikkelingswerk en het verenigingsleven, door middel van de versterking van netwerken en initiatieven die gericht zijn op een intensievere interculturele dialoog, waardering van het gemeenschappelijk historisch en archeologisch erfgoed uit de Romeinse tijd, mobiliteit van actoren en de bevordering en verspreiding van culturele en audiovisuele inhoud, ook wat festivals en tentoonstellingen betreft; moedigt Tunesië aan deel te nemen aan het programma Creatief Europa;

68.  beveelt de EU-instellingen, en met name de EU-delegatie in Tunis, aan het Arabisch te gebruiken bij de bekendmaking van aanbestedingen, oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling en de communicatie met het publiek; benadrukt dat het belangrijk is dat de Tunesische regering zijn burgers informeert over zijn werkzaamheden;

69.  is van mening dat het gebruik van het Arabisch noodzakelijk is om de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de betrekkingen tussen de EU en Tunesië te waarborgen, met name in het kader van de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst;

70.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering van de Republiek Tunesië en de voorzitter van de Tunesische volksvertegenwoordiging (PRA).

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.7.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

51

2

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Lars Adaktusson, Francisco Assis, Petras Auštrevičius, Amjad Bashir, Mario Borghezio, Elmar Brok, James Carver, Fabio Massimo Castaldo, Lorenzo Cesa, Javier Couso Permuy, Andi Cristea, Mark Demesmaeker, Georgios Epitideios, Knut Fleckenstein, Anna Elżbieta Fotyga, Eugen Freund, Michael Gahler, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Afzal Khan, Janusz Korwin-Mikke, Andrey Kovatchev, Eduard Kukan, Ilhan Kyuchyuk, Arne Lietz, Sabine Lösing, Andrejs Mamikins, David McAllister, Francisco José Millán Mon, Javier Nart, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Ioan Mircea Paşcu, Vincent Peillon, Alojz Peterle, Tonino Picula, Cristian Dan Preda, Jozo Radoš, Sofia Sakorafa, Jacek Saryusz-Wolski, Jaromír Štětina, Charles Tannock, Ivo Vajgl, Geoffrey Van Orden, Hilde Vautmans

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Andrzej Grzyb, Marek Jurek, Soraya Post, Igor Šoltes, Eleni Theocharous, Traian Ungureanu, Bodil Valero, Marie-Christine Vergiat, Janusz Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Therese Comodini Cachia, Edouard Ferrand, Liliana Rodrigues