VERSLAG over het ontwerp van besluit van de Raad waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van de Republiek Korea tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

28.9.2016 - (COM(2016)0372 – C8-0233/2016 – 2016/0173(NLE)) - *

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Angel Dzhambazki

Procedure : 2016/0173(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0266/2016
Ingediende teksten :
A8-0266/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het ontwerp van besluit van de Raad waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van de Republiek Korea tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

(COM(2016)0372 – C8-0233/2016 – 2016/0173(NLE))

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (COM(2016)0372),

–  gezien artikel 38, vierde alinea, van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen,

–  gezien de artikelen 81, lid 3, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C8-0233/2016),

–  gezien het advies van het Hof van Justitie[1] over de exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Unie voor een verklaring van aanvaarding van toetreding tot het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen,

–  gezien artikel 59 en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0266/2016),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de toestemming aan bepaalde lidstaten om, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van de Republiek Korea tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten alsook aan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.

  • [1]  Advies van het Hof van Justitie van 14 oktober 2014, 1/13, ECLI:EU:C:2014:2303.

TOELICHTING

Het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen is een instrument van het grootste belang. Het is door alle EU-lidstaten geratificeerd.

Dit verdrag voorziet in een regeling waarbij de verdragsluitende staten samenwerken om een oplossing te vinden in geval van internationale ontvoering van minderjarigen.

Zeer vaak doen deze problemen zich voor tussen echtelieden die uit elkaar gaan. Het kan voor de echtgenoot die uit een andere staat afkomstig is, verleidelijk zijn om het gebrek aan interstatelijke samenwerking uit te buiten om het gezagsrecht over de kinderen te verkrijgen. In de pers wordt vaak bericht over gevallen van internationale ontvoering van kinderen bij een scheiding van tafel en bed of echtscheiding.

Het grootste probleem in zulke gevallen wordt gevormd door partijdigheid van de rechtspraak in elke staat. Maar al te vaak gebeurt het dan dat de rechters in elk van beide betrokken staten zich bevoegd verklaren, waarna zij ieder het gezagsrecht over het kind toewijzen aan de ouder van de eigen nationaliteit.

Het verdrag moet op internationaal niveau een oplossing in deze situatie brengen, door de rechter en het recht van het land van de woonplaats van het kind aan te wijzen als zijnde bevoegd respectievelijk van toepassing. Het verdrag voorziet tevens in een procedure die de onmiddellijke terugkeer van het ontvoerde kind moet garanderen.

De EU heeft in deze materie nu exclusieve externe bevoegdheid, zoals het Hof van Justitie in zijn advies 1/13 heeft bepaald. De lidstaten kunnen dus niet meer voor eigen rekening optreden. Het probleem is dat het verdrag geen bepalingen bevat die zelfstandig optreden van internationale organisaties mogelijk maken.

Na de toetreding van Zuid-Korea tot het verdrag is dan ook een besluit van de Raad nodig om de lidstaten (behalve Denemarken, dat is uitgesloten van het civielrechtelijk beleid van de Unie, en Tsjechië, Ierland en Litouwen, die de toetreding van Zuid-Korea reeds hebben aanvaard) toe te staan deze toetreding te aanvaarden. Aldus zal het verdrag tussen Zuid-Korea en de gehele Europese Unie van kracht worden.

De toetreding van Zuid-Korea tot dit verdrag kan met instemming worden begroet. De Commissie heeft samen met civielrechtdeskundigen uit de lidstaten de werking van het rechtssysteem in Zuid-Korea en de bereidheid van het land om het verdrag toe te passen geëvalueerd en is van mening dat het wenselijk is dat het verdrag tussen de Europese Unie en Zuid-Korea in werking treedt. De rapporteur acht dit een goede zaak, daar het systeem van het verdrag van 's Gravenhage des te doeltreffender zal zijn naarmate meer landen tot het verdrag toetreden. Europa telt een aanzienlijke Koreaanse gemeenschap, hetgeen het belang van aanvaarding van deze toetreding alleen maar groter maakt.

De rapporteur stelt het Parlement dan ook voor het voorstel ongewijzigd te aanvaarden, om te kunnen waarborgen dat de bescherming van de kinderen waar het hier om gaat, zich over het gehele gebied van de Unie uitstrekt.

PROCEDURE VAN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Besluit van de Raad waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van de Republiek Korea tot het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

Document- en procedurenummers

COM(2016)0372 – C8-0233/2016 – 2016/0173(NLE)

Datum raadpleging / verzoek om goedkeuring

22.6.2016

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

JURI

4.7.2016

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

LIBE

4.7.2016

 

 

 

Geen advies

       Datum besluit

LIBE

11.7.2016

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Angel Dzhambazki

11.7.2016

 

 

 

Datum goedkeuring

26.9.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Joëlle Bergeron, Marie-Christine Boutonnet, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Mady Delvaux, Rosa Estaràs Ferragut, Sajjad Karim, Dietmar Köster, Gilles Lebreton, António Marinho e Pinto, Emil Radev, Evelyn Regner, József Szájer, Axel Voss, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Daniel Buda, Sergio Gaetano Cofferati, Pascal Durand, Angel Dzhambazki, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Stefano Maullu, Virginie Rozière

Datum indiening

28.9.2016