TWEEDE VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling II - Europese Raad en Raad
29.9.2016 - (2015/2156(DEC))
Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Ryszard Czarnecki
1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling II - Europese Raad en Raad
Het Europees Parlement,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014[1],
– gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 (COM(2015)0377 – C8-0201/2015)[2],
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2014, tezamen met de antwoorden van de instellingen[3],
– gezien de verklaring van de Rekenkamer[4] voor het begrotingsjaar 2014 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien zijn besluit van donderdag 28 april 2016[5] tot uitstel van het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2014, alsmede de bijbehorende resolutie,
– gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[6], en met name de artikelen 55, 99, 164, 165 en 166,
– gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0271/2016),
1. verleent de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Raad en de Raad voor het begrotingsjaar 2014;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
2. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling II – Europese Raad en Raad
Het Europees Parlement,
– gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling II - Europese Raad en Raad,
– gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0271/2016),
A. overwegende dat alle instellingen van de Unie transparant moeten zijn en dat zij ten volle verantwoording verschuldigd zijn aan de burgers van de Unie voor de hun als instelling van de Unie toevertrouwde middelen;
B. overwegende dat de Europese Raad en de Raad, als instellingen van de Unie, een democratische verantwoordingsplicht hebben tegenover de burgers van de Unie voor zover zij begunstigden zijn van middelen van de algemene begroting van de Europese Unie;
1. wijst op de rol die het Parlement overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Financieel Reglement vervult bij het verlenen van kwijting voor de begroting;
2. wijst erop dat de Unie, ingevolge artikel 335 VWEU, wordt vertegenwoordigd "door elk van de instellingen [...], uit hoofde van hun administratieve autonomie, voor de aangelegenheden die verband houden met hun respectieve werking", en dat zij derhalve, met inachtneming van artikel 55 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (het Financieel Reglement), individueel verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hun begroting;
3. wijst op de rol van het Parlement en de andere instellingen in de kwijtingsprocedure, zoals die geregeld is in het Financieel Reglement en met name in de artikelen 164 t/m 166 daarvan;
4. wijst erop dat, ingevolge artikel 94 van het Reglement van het Parlement, "de bepalingen inzake de verlening van kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting eveneens van toepassing zijn voor de procedure voor de verlening van kwijting aan [...] de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de begrotingen van de overige instellingen en organen van de Europese Unie, zoals de Raad (voor wat betreft zijn uitvoerende activiteiten) [...]";
5. betreurt dat de Raad nog steeds niet heeft gereageerd op de opmerkingen die het Parlement in zijn kwijtingsresolutie van 28 april 2016[7] heeft gemaakt over de trend van toenemende onderbesteding en overdrachten van kredieten van de vorige jaren;
Hangende zaken
6. betreurt dat de Europese Raad en de Raad hun jaarlijks activiteitenverslag niet voorleggen aan het Parlement; noemt dit ontoelaatbaar en funest voor de reputatie van de EU-instellingen;
7. vindt het jammer dat de begrotingen van de Europese Raad en van de Raad nog niet gescheiden zijn, zoals het Parlement heeft aanbevolen in recente kwijtingsresoluties;
8. neemt kennis van de informatie over het gebouwenbeleid op de website van de Raad; merkt ook op dat er geen informatie is over de kosten die zijn gemaakt met betrekking tot deze gebouwen; dringt erop aan dat in het volgende jaarlijks financieel verslag gedetailleerde informatie wordt verstrekt aan het Parlement;
9. herhaalt zijn verzoek om voortgangsverslagen over bouwprojecten en een gedetailleerd overzicht van de tot dusver gemaakte kosten; vraagt om informatie over de kosten die verband houden met de vertragingen bij de voltooiing van het Europagebouw;
10. herinnert aan zijn verzoek aan de Raad om informatie te verstrekken over zijn proces van administratieve modernisering, met name over het verwachte effect ervan op de begroting van de Raad;
11. vraagt de Raad om zo snel mogelijk een gedragscode aan te nemen om te zorgen dat de integriteit van de instelling bewaard blijft; herhaalt zijn oproep aan de Raad om zonder verder uitstel regels inzake klokkenluiders toe te passen;
12. vraagt de Raad om mee te doen aan het transparantieregister van de Unie om de transparantie en de verantwoordingsplicht van de instelling te waarborgen;
13. herhaalt zijn oproep aan de Raad om binnen zijn structuren gedetailleerde richtsnoeren tegen corruptie en onafhankelijke beleidsmaatregelen uit te werken, evenals zijn oproep tot stelselmatige vergroting van de transparantie in de wetgevingsprocedures en -onderhandelingen;
14. betreurt de moeilijkheden die tot op heden herhaaldelijk zijn ondervonden in de kwijtingsprocedures als gevolg van een gebrek aan samenwerkingsbereidheid van de Raad; wijst erop dat het Parlement de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting heeft verleend voor de begrotingsjaren 2009, 2010 en 2013 vanwege de redenen die zijn uiteengezet in de resoluties van 10 mei 2011[8], 25 oktober 2011[9], 10 mei 2012[10], 23 oktober 2012[11], 17 april 2013[12], 9 oktober 2013[13], 3 april 2014[14], 23 oktober 2014[15] en 27 oktober 2015[16], en zijn besluit om de secretaris-generaal van de Raad kwijting te verlenen voor het begrotingsjaar 2014 heeft uitgesteld wegens de redenen die zijn uiteengezet in zijn resolutie van 28 april 2016;
15. herhaalt dat een effectieve begrotingscontrole alleen mogelijk is indien het Parlement en de Raad samenwerken, zoals uiteengezet in zijn resolutie van 28 april 2016; bevestigt dat het Parlement niet in staat is met kennis van zaken een besluit te nemen over het verlenen van kwijting;
16. herinnert de Raad aan het in januari 2014 geformuleerde standpunt van de Commissie, dat alle instellingen volledig deel uitmaken van het follow up-proces ten aanzien van de opmerkingen die het Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure formuleert, en dat alle instellingen moeten samenwerken teneinde het soepele verloop van de kwijtingsprocedure te waarborgen;
17. wijst erop dat de Commissie heeft verklaard dat zij geen toezicht zal houden op de tenuitvoerlegging van de begrotingen van de andere instellingen en dat beantwoording van de vragen die aan een andere instelling zijn gericht, een schending zou betekenen van de autonomie van die instelling om haar eigen afdeling van de begroting ten uitvoer te leggen;
18. betreurt dat de Raad blijft verzuimen de vragen van het Parlement te beantwoorden; herinnert aan de conclusies van de workshop van het Parlement van 27 september 2012 over het recht van het Parlement om kwijting te verlenen aan de Raad; verwijst ook naar artikel 15, lid 3, derde alinea, van het VWEU, waarin wordt bepaald dat de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid werken;
19. stelt vast dat op slechts drie van de zevenentwintig vragen die aan de Raad zijn voorgelegd door de leden van de Commissie begrotingscontrole in verband met het begrotingsjaar 2014, een duidelijk antwoord is gegeven in de documenten die door de Raad zijn voorgelegd in het kader van de kwijtingsprocedure;
20. benadrukt nogmaals dat de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden gecontroleerd als de uitgaven van andere instellingen en dat de fundamentele onderdelen van een dergelijke controle zijn vastgelegd in zijn kwijtingsresoluties van de afgelopen jaren;
21. onderstreept de bevoegdheid van het Parlement om kwijting te verlenen krachtens de artikelen 316, 317 en 319 van het VWEU, in overeenstemming met de tot nu toe gehanteerde interpretatie en praktijk, namelijk verlening van kwijting voor elk onderdeel van de begroting afzonderlijk, teneinde de transparantie en de democratische verantwoordingsplicht ten aanzien van de belastingbetalers van de Unie te waarborgen;
22. is van mening dat het onvermogen van de Raad om de gevraagde documenten aan het Parlement te verstrekken bovenal het recht van burgers van de Unie op informatie en transparantie ondermijnt en een bron van zorg wordt, aangezien het een zeker democratisch tekort binnen de instellingen van de Unie blootlegt;
23. noemt dit een ernstig verzuim van de uit de Verdragen voortvloeiende verplichtingen en is van mening dat de betrokken belanghebbenden zonder dralen de nodige stappen moeten nemen om deze kwestie aan te pakken; onderstreept dat herziening van de verdragen en van het Financieel Reglement nodig is om het oogmerk en het verloop van de kwijtingsprocedure duidelijker te doen uitkomen, en dat er sancties moeten worden gesteld op niet-naleving van de regels zoals deze in de Verdragen zijn vastgelegd;
24. is van mening dat het gebrek aan samenwerking van de kant van de Europese Raad en de Raad met de kwijtingsautoriteit een negatief signaal is aan de burgers van de Unie.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
26.9.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
22 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Inés Ayala Sender, Ryszard Czarnecki, Dennis de Jong, Martina Dlabajová, Luke Ming Flanagan, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Verónica Lope Fontagné, Georgi Pirinski, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Bart Staes, Marco Valli, Derek Vaughan, Tomáš Zdechovský, Joachim Zeller |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Cătălin Sorin Ivan, Andrey Novakov, Julia Pitera, Miroslav Poche, Richard Sulík |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
John Stuart Agnew, Edouard Ferrand |
||||
- [1] PB L 51 van 20.2.2014.
- [2] PB C 377 van 13.11.2015, blz. 1.
- [3] PB C 373 van 5.11.2015, p. 1.
- [4] PB C 377 van 13.11.2015, blz. 146.
- [5] PB L 246 van 14.9.2016, blz. 20.
- [6] PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
- [7] PB L 246 van 14.9.2016, blz. 21.
- [8] PB L 250 van 27.9.2011, blz. 25.
- [9] PB L 313 van 26.11.2011, blz. 13.
- [10] PB L 286 van 17.10.2012, blz. 23.
- [11] PB L 350 van 20.12.2012, blz. 71.
- [12] PB L 308 van 16.11.2013, blz. 22.
- [13] PB L 328 van 7.12.2013, blz. 97.
- [14] PB L 266 van 5.9.2014, blz. 26.
- [15] PB L 334 van 21.11.2014, blz. 95.
- [16] PB L 314 van 1.12.2015, blz. 49.