VERSLAG over het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015
15.11.2016 - (2016/2150(INI))
Commissie verzoekschriften
Rapporteur: Notis Marias
PR_INI_AnnOmbud
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015,
– gezien artikel 15 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 228 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap,
– gezien Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt[1],
– gezien de Europese code van goed administratief gedrag, zoals door het Europees Parlement op 6 september 2001 goedgekeurd,
– gezien de raamovereenkomst over samenwerking die op 15 maart 2006 is gesloten tussen het Europees Parlement en de Europese Ombudsman, en die op 1 april 2006 in werking is getreden,
– gezien de beginselen van transparantie en integriteit voor lobbyisten die zijn gepubliceerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO),
– gezien zijn eerdere resoluties over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman,
– gezien artikel 220, lid 2, tweede en derde zin, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A8-0331/2016),
A. overwegende dat het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015 op 3 mei 2016 officieel werd overgelegd aan de Voorzitter van het Europees Parlement, en dat de ombudsman, Emily O'Reilly, het verslag op 20 juni 2016 in Brussel aan de Commissie verzoekschriften heeft gepresenteerd;
B. overwegende dat in artikel 15 VWEU is bepaald dat om goed bestuur te bevorderen en de deelname van het maatschappelijk middenveld te waarborgen, de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid werken;
C. overwegende dat in artikel 24 VWEU het beginsel is vastgelegd dat iedere burger van de Unie zich tot de krachtens artikel 228 VWEU ingestelde ombudsman kan wenden;
D. overwegende dat artikel 228 VWEU de Europese Ombudsman in staat stelt klachten te ontvangen betreffende gevallen van wanbeheer in de werkzaamheden van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak;
E. overwegende dat in artikel 258 VWEU de rol van de Commissie als hoedster van de Verdragen is vastgelegd; overwegende dat nalatigheid bij of het niet op zich nemen van dergelijke verantwoordelijkheden als wanbeheer kan worden beschouwd;
F. overwegende dat overeenkomstig artikel 298 VWEU de instellingen, organen en instanties van de EU "steunen op een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat" en dat hetzelfde artikel de mogelijkheid biedt hiertoe middels verordeningen concrete en voor het gehele EU-bestuur toepasbare bepalingen in de secundaire wetgeving vast te stellen;
G. overwegende dat in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten is bepaald dat eenieder er recht op heeft dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld;
H. overwegende dat in artikel 43 van het Handvest is bepaald dat iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht heeft zich tot de ombudsman van de Unie te wenden over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak;
I. overwegende dat het bureau van de Europese Ombudsman, dat bij het Verdrag van Maastricht is ingesteld, in 2015 zijn 20e verjaardag vierde en sinds 2005 48 840 klachten heeft behandeld;
J. overwegende dat volgens de Flash Eurobarometer over EU-burgerrechten van oktober 2015, 83 % van de Europese burgers weet dat een EU-burger het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Europese Commissie, het Europees Parlement of de Europese Ombudsman;
K. overwegende dat wanbeheer door de Europese Ombudsman wordt gedefinieerd als slecht of falend bestuur, dat zich voordoet wanneer een instelling of openbaar orgaan niet handelt overeenkomstig de wet, een regel of bindend beginsel, nalaat de beginselen van goed bestuur te eerbiedigen of mensenrechten schendt;
L. overwegende dat de code van goed administratief gedrag tot doel heeft wanbeheer te voorkomen; overwegende dat het nut van dit instrument beperkt is vanwege het niet-bindende karakter ervan;
M. overwegende dat onduidelijkheid over dossiers die grote gevolgen hebben voor het sociaaleconomische model van de EU, en dikwijls ook een grote impact hebben op de volksgezondheid en het milieu, vaak leidt tot wantrouwen onder de burgers en de openbare opinie in het algemeen;
N. overwegende dat klokkenluiders een cruciale rol spelen bij het aan het licht brengen van gevallen van wanbeheer en in bepaalde gevallen zelfs van politieke corruptie; overwegende dat dergelijke gevallen de kwaliteit van onze democratie ernstig ondermijnen; overwegende dat klokkenluiders achteraf vaak ernstige problemen ondervinden en te vaak worden geconfronteerd met negatieve persoonlijke gevolgen op vele niveaus, niet alleen op professioneel gebied maar zelfs ook op strafrechtelijk gebied; overwegende dat bij gebrek aan verdere waarborgen dergelijke ervaringen individuen ervan kunnen weerhouden het ethische klokkenluiderspad in de toekomst opnieuw te bewandelen;
O. overwegende dat het bureau van de Europese Ombudsman met zijn besluiten en/of aanbevelingen in 2014 een nalevingspercentage van 90 % heeft bereikt, wat 10 procentpunten meer is dan in 2013;
P. overwegende dat de onderzoeken die de ombudsman in 2015 heeft ingeleid onder meer de volgende belangrijke onderwerpen betroffen: transparantie binnen de EU-instellingen, ethische kwesties, participatie van het publiek in de EU-besluitvorming, EU-concurrentieregels en grondrechten;
Q. overwegende dat de Commissie verzoekschriften een actief lid is van het Europees netwerk van Ombudsmannen; overwegende dat de commissie in die hoedanigheid 42 klachten van de Europese Ombudsman heeft ontvangen voor verdere behandeling als verzoekschrift;
1. hecht zijn goedkeuring aan het jaarverslag over 2015 dat de Europese Ombudsman heeft overgelegd;
2. feliciteert Emily O'Reilly met haar uitstekende werk en met haar niet aflatende inspanningen ter verbetering van de kwaliteit van de diensten die het Europees bestuur de burgers biedt; erkent het belang van transparantie als een kernelement van het winnen van vertrouwen en goed bestuur, wat ook wordt onderstreept door het hoge percentage van klachten over transparantie (22,4 %), waarmee dit onderwerp op de eerste plaats komt te staan; erkent de rol van strategische onderzoeken bij het waarborgen van goed bestuur en ondersteunt de strategische onderzoeken die tot dusver door het bureau van de Ombudsman op dit terrein zijn uitgevoerd;
3. is verheugd over de blijvende inspanningen van de Europese Ombudsman om de transparantie in de TTIP-onderhandelingen te vergroten via aan de Europese Commissie gerichte voorstellen; prijst de hieruit voortvloeiende publicatie door de Commissie van talrijke TTIP-documenten en bijgevolg de bevordering van transparantie als een van de drie pijlers van de nieuwe handelsstrategie van de Commissie; benadrukt eens te meer de noodzaak van meer transparantie in internationale overeenkomsten zoals TTIP, CETA en andere overeenkomsten, wat ook blijkt uit de vragen van veel bezorgde burgers aan de Commissie verzoekschriften; dringt aan op meer en ruimere inspanningen op dit gebied om het vertrouwen van de Europese burgers te behouden;
4. herinnert eraan dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie uitgaat van het beginsel van een zo ruim mogelijke toegang; benadrukt dan ook dat transparantie en volledige toegang tot documenten die in het bezit zijn van de EU-instellingen, de regel moeten zijn om te waarborgen dat burgers hun democratische rechten volledig kunnen uitoefenen; benadrukt dat, zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie reeds heeft bepaald, uitzonderingen op deze regel correct moeten worden geïnterpreteerd, rekening houdend met het openbaar belang van openbaarmaking en van de vereisten in verband met de democratie, betere participatie van de burgers in het besluitvormingsproces, de legitimiteit van de overheid, de doeltreffendheid en de verantwoordelijkheid ten opzichte van de burgers;
5. moedigt de Commissie en de lidstaten ertoe aan de Europese Ombudsman de bevoegdheid te verlenen om een verklaring af te geven van niet-naleving van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie door een van de EU-instellingen, op voorwaarde dat deze documenten niet binnen het toepassingsgebied vallen van artikel 9, lid 1, van die verordening; staat erachter dat de ombudsman de bevoegdheid moet krijgen om een besluit te nemen over de vrijgave van de desbetreffende documenten, na afsluiting van een onderzoek naar de gebrekkige naleving;
6. betreurt dat de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 is vastgelopen; meent dat er dringend vooruitgang moet worden geboekt aangezien de verordening de huidige stand van de wetgeving en de institutionele praktijken niet langer weerspiegelt;
7. erkent dat er behoefte is aan transparantie in de EU-besluitvorming en steunt het onderzoek door de Europese Ombudsman naar informele onderhandelingen tussen de drie belangrijkste EU-instellingen ("trialogen"), alsook de lancering van een openbare raadpleging hierover; steunt de publicatie van trialoogdocumenten, met inachtneming van de bepalingen van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001;
8. betreurt dat de Enquêtecommissie emissiemetingen in de automobielsector (EMIS) van het Parlement slechts gedeeltelijke documentatie van de Commissie heeft ontvangen, die zodanig was opgesteld dat bepaalde informatie die de Commissie niet relevant achtte ontbrak; verzoekt de Commissie in haar werkzaamheden zo nauwkeurig mogelijk te werk te gaan en volledige transparantie over de verstrekte documentatie te waarborgen, met volledige eerbiediging van het beginsel van loyale samenwerking, om ervoor te zorgen dat de EMIS-enquêtecommissie haar onderzoeksbevoegdheden volledig en doeltreffend kan uitoefenen;
9. steunt de vastbeslotenheid van de Europese Ombudsman om de activiteiten van de Europese Centrale Bank transparanter te maken en aan strenge normen inzake bestuur te doen beantwoorden, vooral als lid van de trojka/quadriga die toezicht houdt op de programma's voor begrotingsconsolidatie in EU-landen; is verheugd over het besluit van de ECB om lijsten te publiceren van de bijeenkomsten van zijn directieleden; ondersteunt de nieuwe richtsnoeren voor het houden van voordrachten en de invoering van een "stille periode" met betrekking tot marktgevoelige informatie voorafgaand aan vergaderingen van de raad van bestuur;
10. wijst op de dubbele status van de ECB, als monetaire autoriteit en als adviserend lid van de trojka/quadriga, en dringt er bij de Europese Ombudsman op aan de belangen van goed bestuur van een van de belangrijkste Europese financiële autoriteiten te vrijwaren;
11. roept op tot meer transparantie in de bijeenkomsten van de Eurogroep, bovenop de stappen die reeds door de voorzitter zijn ondernomen na tussenkomst van de Europese Ombudsman;
12. is het eens met het onderzoek van de ombudsman naar de samenstelling en transparantie van de werkzaamheden van de deskundigengroepen van de Commissie; wijst op de inspanningen van de Commissie om deze groepen zichtbaarder te maken voor het publiek en benadrukt dat verdere maatregelen nodig zijn om volledige transparantie te waarborgen; herhaalt zijn verzoek aan de Raad, met inbegrip van zijn voorbereidende organen, om zich zo spoedig mogelijk aan te sluiten bij het lobbyregister en om de transparantie van de werkzaamheden te vergroten;
13. steunt de inspanningen van de ombudsman om lobbyactiviteiten transparanter te maken; betreurt het dat de Commissie geen uitgebreide informatie wil publiceren over bijeenkomsten met tabakslobbyisten; dringt er bij de Commissie op aan haar werkzaamheden volledig transparant te maken zodat het publiek er meer vertrouwen in krijgt;
14. dringt er bij de Commissie op aan alle informatie over de invloed van lobbyisten kosteloos, volledig begrijpelijk en gemakkelijk toegankelijk te maken voor het publiek door middel van één gecentraliseerde onlinedatabank;
15. roept de Commissie op in 2017 een voorstel in te dienen voor een volledig verplicht en wettelijk bindend lobbyregister met als doel alle mazen te dichten en te komen tot een volledig verplicht register voor alle lobbyisten;
16. geeft zijn steun aan inspanningen voor de tenuitvoerlegging van richtsnoeren betreffende transparantie ten aanzien van lobbyactiviteiten die niet alleen voor de EU-instellingen maar ook voor nationale overheden gelden;
17. wijst op de bezorgdheid van burgers met betrekking tot de behandeling van klachten over inbreuken door de Commissie; benadrukt dat het recht op goed bestuur, zoals vastgelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten, de verplichting van toereikende motivatie omvat in gevallen waarin de Commissie beslist om geen inbreukprocedure bij het Hof van Justitie in gang te zetten; is ingenomen met het strategisch onderzoek door de Europese Ombudsman naar de systeemkwesties die in de EU-Pilot zijn aangetroffen;
18. is ingenomen met de opening van het onderzoek van de ombudsman (zaak OI/5/2016/AB) naar de behandeling door de Commissie, in haar hoedanigheid van hoedster van de Verdragen, van klachten over inbreuken in het kader van de EU-Pilot-procedures; herhaalt de eerdere verzoeken van de Commissie verzoekschriften om toegang tot documenten over EU-Pilot- en inbreukprocedures te waarborgen, aangezien verzoekschriften er vaak toe leiden dat een dergelijke procedure wordt ingeleid;
19. is ingenomen met de voortzetting van de onderzoeken van de Europese Ombudsman naar "draaideur"-gevallen in de Commissie; neemt kennis van het feit dat de Commissie als gevolg van deze onderzoeken meer informatie heeft verstrekt over de namen van hoge ambtenaren die de Commissie hebben verlaten om in de privésector te gaan werken; moedigt een frequentere openbaarmaking van de namen en andere gegevens van dergelijke personen aan; hoopt dat andere Europese instellingen en instanties dit voorbeeld volgen; is verheugd over de bereidheid van de Commissie om informatie te publiceren over de werkzaamheden van voormalige leden van de Commissie na hun ambtstermijn; maakt zich grote zorgen over het feit dat voormalig Commissievoorzitter Barroso tot adviseur en niet-uitvoerend voorzitter van Goldman Sachs International is benoemd;
20. herinnert eraan dat belangenconflicten een bredere reikwijdte hebben dan "draaideur"-gevallen; benadrukt dat het van wezenlijk belang is dat alle bronnen van belangenconflicten doeltreffend worden aangepakt om te komen tot goed bestuur en ervoor te zorgen dat de politieke en technische besluitvorming geloofwaardig is; is van mening dat bijzondere oplettendheid moet worden betracht op EU-niveau, op grond van strenge normen en concrete maatregelen die elke twijfel over eventuele belangenconflicten uitsluiten, bij de benoeming van kandidaten tot functies bij de instellingen, organen en instanties;
21. is ingenomen met het feit dat alle EU-instellingen in 2015 interne regels hebben ingevoerd voor de bescherming van klokkenluiders overeenkomstig artikel 22, onder a) t/m c), van het Statuut van de ambtenaren, waardoor officieel klokkenluiden wordt aangemoedigd; merkt op dat de bescherming van klokkenluiders tegen vergelding doeltreffender kan zijn; dringt daarom aan op de vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften om klokkenluiden aan te moedigen, alsook op de invoering van minimale garanties en waarborgen voor klokkenluiders;
22. verzoekt om een richtlijn inzake klokkenluiden waarin passende kanalen en procedures worden vastgesteld om alle vormen van wanbeheer te melden, alsook passende minimumwaarborgen en juridische garanties op alle niveaus voor de betrokkenen;
23. is ingenomen met de invoering van een klachtenmechanisme voor mogelijke schendingen van grondrechten bij Frontex, naar aanleiding van een lopend onderzoek van de ombudsman naar praktijken van Frontex en lidstaten bij de gezamenlijke gedwongen terugkeer van irreguliere migranten; prijst het opnemen van een dergelijk mechanisme in de verordening tot oprichting van de Europese grens- en kustwacht;
24. prijst de Europese Ombudsman voor het onderzoek naar de naleving door de lidstaten van het Handvest van de grondrechten bij de uitvoering van maatregelen die worden gefinancierd met EU-middelen, zoals projecten die mensen met een handicap onderbrengen in een instelling in plaats van ze te integreren in de samenleving; dringt er bij de Europese Ombudsman op aan dergelijke onderzoeken voort te zetten om de transparantie en de meerwaarde van projecten te waarborgen;
25. is verheugd over de samenwerking tussen de ombudsman en het Europees Parlement binnen het VN-kader voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en in het bijzonder over hun verzoek om de volledige tenuitvoerlegging van het verdrag op EU-niveau en om de toekenning van voldoende middelen hiervoor; spreekt opnieuw zijn onverkorte steun uit voor de tenuitvoerlegging van het verdrag en roept de Commissie en de lidstaten op ervoor te zorgen dat het verdrag volledig ten uitvoer wordt gelegd op EU-niveau;
26. ondersteunt de inspanningen van de ombudsman voor de behandeling van gevallen van discriminatie, de rechten van minderheden en de rechten van ouderen tijdens het seminar van het Europees netwerk van Ombudsmannen over ombudsmannen tegen discriminatie;
27. ondersteunt de inspanningen van de ombudsman om te zorgen voor onpartijdigheid bij de besluitvorming van de Commissie over mededingingszaken;
28. erkent dat het recht van burgers op medezeggenschap in de EU-besluitvorming nu belangrijker dan ooit is; is verheugd over de door de ombudsman voorgestelde richtsnoeren ter verbetering van de werking van het Europees burgerinitiatief (EBI), vooral op het vlak van gedegen argumentatie door de Commissie bij EBI-afwijzingen; erkent echter dat er aanzienlijke tekortkomingen zijn die moeten worden aangepakt en verholpen om het EBI doeltreffender te maken; is ervan overtuigd dat een grotere betrokkenheid van burgers bij de vaststelling van EU-beleid de geloofwaardigheid van de Europese instellingen ten goede komt;
29. neemt met voldoening kennis van de voortdurende dialoog en nauwe betrekkingen van de ombudsman met een groot aantal EU-instellingen, waaronder het Europees Parlement, en andere organen, om te zorgen voor administratieve samenwerking en samenhang; spreekt tevens zijn waardering uit voor de inspanningen van de ombudsman om te zorgen voor een continue en open communicatie met de Commissie verzoekschriften;
30. erkent dat EU-agentschappen aan dezelfde strenge normen op het gebied van transparantie, verantwoordingsplicht en ethiek moeten voldoen als alle andere instellingen; heeft veel waardering voor het belangrijke werk dat de Europese Ombudsman in verschillende agentschappen in de hele EU verricht; ondersteunt het voorstel dat is gedaan aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) dat registranten moeten aantonen dat zij er alles aan hebben gedaan om dierproeven te voorkomen en om informatie te verschaffen over de manier waarop dierproeven kunnen worden voorkomen;
31. ondersteunt de aanbevelingen van de ombudsman volgens welke de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid haar regels en procedures betreffende belangenconflicten moet herzien om daadwerkelijke openbare raadpleging en participatie te waarborgen;
32. herinnert eraan dat de ombudsman eveneens de bevoegdheid en bijgevolg de plicht heeft om de werkzaamheden van het Parlement te controleren in het kader van het streven naar goed bestuur voor de EU-burgers;
33. roept op tot een effectieve opwaardering van de code van goed administratief gedrag, door de aanneming van een bindende verordening over dit onderwerp tijdens deze zittingsperiode;
34. verzoekt de ombudsman om aan toekomstige jaarverslagen een overzicht toe te voegen, ingedeeld in categorieën, van de klachten die buiten het mandaat van het bureau van de Europese Ombudsman vallen, waardoor de leden van het Europees Parlement een beeld krijgen van de problemen waarmee EU-burgers te kampen hebben;
35. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ombudsmannen of soortgelijke organen in de lidstaten.
- [1] PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15.
TOELICHTING
De Europese Ombudsman, mevrouw Emily O'Reilly, heeft haar jaarverslag 2015 op 3 mei 2016 aan voorzitter Martin Schulz aangeboden. Zij heeft haar verslag op 20 juni 2016 gepresenteerd in de vergadering van de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement.
Het verslag ziet er net zo aantrekkelijk uit als het voorgaande verslag over 2014. De belangrijkste kwesties worden onderstreept en er wordt uitgebreide informatie gegeven over de initiatieven en acties van de Europese Ombudsman, het gebruik van sociale media ter bevordering van de activiteiten van de Ombudsman en de acties van Europese instellingen die hiermee samenhangen. Het gaat vergezeld van informatieve en uitgebreide statistieken op ongeveer dezelfde gebieden als vorig jaar, waardoor deze direct gemakkelijk met elkaar kunnen worden vergeleken. Het verslag is op de website van de Europese Ombudsman helaas alleen in het Engels gepubliceerd. Hierdoor kan het slechts door een beperkt aantal lezers worden gelezen totdat alle overige taalversies beschikbaar zijn.
Het mandaat van de Europese Ombudsman is beschreven in artikel 228 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat het bureau van de Ombudsman in staat stelt om klachten te ontvangen betreffende gevallen van wanbeheer in de werkzaamheden van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak.
Het recht om een klacht in te dienen bij de Europese Ombudsman is vastgelegd in artikel 24 VWEU en in artikel 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dit is ook een van de grondrechten die burgers van de lidstaten hebben op grond van hun EU-burgerschap.
De Ombudsman helpt individuen, bedrijven en organisaties die problemen ondervinden door wanbeheer in een EU-instelling. Wanbeheer wordt gedefinieerd als "slecht of falend bestuur. Wanbeheer doet zich voor wanneer een instelling niet handelt overeenkomstig de wet, nalaat de beginselen van behoorlijk bestuur te respecteren of mensenrechten schendt". Tegelijkertijd wordt goed bestuur in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten beschreven als een recht van de EU-burgers, wat dus zowel voor nationale overheden als EU-organen verplichtingen schept.
In 2015 heeft het bureau van de Europese Ombudsman 17 033 Europese burgers geholpen. In 13 966 gevallen (81,99 %) is advies verstrekt via de interactieve gids op de website van de Europese Ombudsman, 2 077 gevallen (12,19 %) zijn behandeld als klachten en 1 060 gevallen (6,22 %) betroffen verzoeken om informatie die door de diensten van de Europese Ombudsman zijn beantwoord. Vergeleken met het voorgaande jaar is het aantal geholpen burgers in 2015 aanzienlijk gedaald (23 072 in 2014, een daling van 26,17 %); het aantal klachten was gelijk, maar het percentage klachten was in 2015 (12,19 %) hoger dan in 2014 (9,01 %).
Naast hulp aan burgers, dient de Europese Ombudsman ook het publieke belang door EU-instellingen te helpen met de verbetering van de kwaliteit van hun diensten. De Ombudsman kan onderzoek verrichten naar aanleiding van klachten, maar ook op eigen initiatief een onderzoek openen.
Dit jaar opende de Ombudsman 261 onderzoeken naar aanleiding van een klacht en 17 op eigen initiatief en sloot 261 onderzoeken die naar aanleiding van een klacht waren ingesteld, en 16 die op eigen initiatief waren ingesteld. Bij 8 van die laatste ging het om strategische onderzoeken over belangrijke kwesties, zoals transparantie bij TTIP, klokkenluiden, het Europees burgerinitiatief, grondrechten in het EU-cohesiebeleid en gedwongen terugkeer door Frontex. Ook moet worden gewezen op het openen van 6 strategische initiatieven (volgen van belangrijke onderwerpen zonder onderzoek), onder andere transparantie bij de ECB, de werkzaamheden van voormalige commissarissen na hun ambtstermijn en het Fonds voor asiel, migratie en integratie.
Als we kijken naar de landen waar deze klachten vandaan komen, staat Spanje bovenaan met 322 klachten, gevolgd door Duitsland (234), Polen (172), België (179) en het Verenigd Koninkrijk (146). Het feit dat veel klachten uit een bepaalde lidstaat afkomstig zijn, betekent niet dat daar ook de meeste onderzoeken zijn geopend. Uit de cijfers voor 2015 blijkt bijvoorbeeld dat er op de 149 klachten uit België 35 onderzoeken werden geopend, terwijl op de 323 klachten uit Spanje slechts 27 onderzoeken volgden.
Van de instellingen die aan een onderzoek van de Ombudsman werden onderworpen, staat de Europese Commissie op de eerste plaats, met meer dan de helft van de gevallen (55,6 %). Daarna volgen de EU-agentschappen met 11,5 %. Het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) staat stevig op de derde plaats (10 %), gevolgd door andere organen (9,2 %). Het Europees Parlement komt met 8 % van de klachten op de vijfde plaats. De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bezetten de laatste twee posities met respectievelijk 4,6 % en 1,9 %. Vergeleken met 2014 zijn de betrokken instellingen niet veranderd, maar hun positie is wel veranderd: in 2015 waren er meer onderzoeken met betrekking tot het Europees Parlement dan tot de EDEO.
In 2015 waren de drie belangrijkste onderwerpen voor onderzoek van de Ombudsman: verzoeken om informatie en toegang tot documenten (transparantiekwesties), institutionele en beleidskwesties, op de voet gevolgd door de Commissie als hoedster van de Verdragen. Naar alle drie werd ongeveer eenzelfde aantal onderzoeken verricht. Andere kwesties zijn (in volgorde van belangrijkheid): de samenstellings- en selectieprocedures, bestuur en personeelsregelingen en ten slotte de gunning van aanbestedingen en toekenning van subsidies. In 2014 ging het om dezelfde onderwerpen; de plaats die de onderwerpen innamen was echter niet gelijk, want institutionele en beleidskwesties kwamen minder vaak aan de orde dan de Commissie als hoedster van de Verdragen.
In 2015 heeft de Ombudsman actie ondernomen naar aanleiding van 1 946 binnengekomen klachten. In 971 gevallen verstrekten de diensten adviezen of verwezen de zaak door (bv. Naar een ombudsman in het Europees netwerk van ombudsmannen of de Commissie verzoekschriften van het EP), in 726 gevallen kreeg de indiener bericht dat geen verder advies kon worden gegeven en in 249 gevallen werd een onderzoek geopend.
In hoofdstuk 11 van het jaarverslag wordt beknopt beschreven welke procedures de Europese Ombudsman bij de behandeling van de zaken volgt. Strategische onderzoeken vormen een deel van de activiteiten; de belangrijkste taak is echter de behandeling van klachten, die altijd schriftelijk, op papier of elektronisch, worden ingediend. Klachten die niet onder het mandaat van de Ombudsman vallen worden doorgestuurd naar de bevoegde autoriteit of een andere dienst die behulpzaam kan zijn. Bij niet-ontvankelijke klachten wordt de indiener van de klacht schriftelijk op de hoogte gesteld van de reden voor de afwijzing en wordt alternatieve hulp voorgesteld. Als er een onderzoek naar een klacht wordt geopend, wordt besloten of de klacht op een passende manier kan worden opgelost. Indien dit niet mogelijk is, moet er een volledig onderzoek worden verricht dat kan worden afgesloten met een voorstel voor een oplossing of een ontwerpaanbeveling voor de manier waarop het wanbeheer zou kunnen worden rechtgezet. Als er uiteindelijk geen oplossing mogelijk is, kan er een kritische opmerking worden gemaakt.
De Europese Ombudsman heeft eind 2015 een evaluatie van de bovenstaande procedures uitgevoerd ter bevordering van de doeltreffendheid en de impact. Vol verwachting wordt uitgekeken naar de herziene procedures in 2016, wanneer overleg met het Europees Parlement zal plaatsvinden.
In 145 onderzoeken die de Ombudsman in 2015 afsloot (52,3 % van het totaal), werd de kwestie door de betrokken instelling opgelost of werd een minnelijke schikking getroffen. In 79 gevallen (28,5 %) werd geen wanbeheer aangetoond, in 59 gevallen (19,5 %) was er geen aanleiding voor verder onderzoek en in 30 gevallen (10,8 %) werd wanbeheer geconstateerd. In 6 gevallen (2,2 %) werden er andere maatregelen getroffen. Vergeleken met het vorige jaar valt op dat er aanzienlijk meer klachten zijn opgelost (33,3 % in 2014) en dat er een groter aantal gevallen was waarin geen wanbeheer werd aangetoond (19,0 % in 2014). Er waren veel minder klachten waarbij geen aanleiding was voor verder onderzoek (40,8 % in 2014).
In gevallen waarin wanbeheer kan worden vastgesteld, kan de Europese Ombudsman het onderzoek afsluiten met een kritische opmerking of een ontwerpaanbeveling.
Een kritische opmerking wordt gemaakt in gevallen dat de betrokken instelling het geval van wanbeheer niet meer ongedaan kan maken, het wanbeheer geen algemene gevolgen heeft of vervolgmaatregelen door de Ombudsman niet vereist zijn. De Ombudsman kan eveneens een kritische opmerking maken als hij van mening is dat een ontwerpaanbeveling geen zin zou hebben of in gevallen waarin de instelling in kwestie een ontwerpaanbeveling niet aanvaardt terwijl het geval van wanbeheer niet voldoende aanleiding geeft tot opstelling van een speciaal verslag voor het Parlement. Een kritische opmerking fungeert niettemin als bevestiging van de juistheid van de klacht van indiener, en zij vormt voor de betrokken instelling een duidelijke aanwijzing wat de fout inhield, zodat dergelijk optreden in de toekomst vermeden kan worden.
Een aanvullende opmerking is een instrument dat door de Ombudsman wordt gebruikt in gevallen dat hij of zij kansen ziet tot verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur. Aanvullende opmerkingen van de Ombudsman zijn niet bedoeld als kritiek op de instelling in kwestie, maar dienen te worden gezien als richtsnoer en advies over de manier waarop de instelling de kwaliteit van haar dienstverlening kan verbeteren.
Een ontwerpaanbeveling wordt uitgegeven als de betrokken instelling een geval van wanbeheer ongedaan kan maken of als het wanbeheer ernstig is of algemene gevolgen heeft. Als er sprake is van een ontwerpaanbeveling is de betrokken instelling overeenkomstig het Verdrag verplicht binnen drie maanden een omstandig advies aan de Ombudsman te doen toekomen.
Als een EU-instelling niet op bevredigende wijze reageert op een ontwerpaanbeveling, kan de Ombudsman een speciaal verslag opstellen en toezenden aan het Europees Parlement. Een speciaal verslag is het laatste wapen waarover de Ombudsman beschikt en het is de laatste stap die bij het behandelen van een klacht genomen kan worden. Vanaf dat punt is het aan het Parlement te besluiten over eventuele aanvullende maatregelen zoals opstelling van een resolutie. Bijzondere verslagen worden voorgelegd aan de Commissie verzoekschriften die verantwoordelijk is voor de betrekkingen met de Ombudsman.
In 2015 heeft de Ombudsman in 19 gevallen kritische opmerkingen aan de instellingen gericht. In 11 gevallen werden ontwerpaanbevelingen uitgebracht die geheel of gedeeltelijk door de instelling werden overgenomen.
De Europese Ombudsman werkt nauw samen met ambtsgenoten in de lidstaten. Deze samenwerking gebeurt in het kader van het Europees netwerk van ombudsmannen (ENO), dat bestaat uit nationale en regionale ombudsmannen, commissies verzoekschriften en soortgelijke organen van de lidstaten van de Europese Unie, de kandidaat-landen voor het EU-lidmaatschap en andere landen uit de Europese Economische Ruimte en/of het Schengengebied. De Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement is een volledig lid van dit netwerk, dat momenteel bestaat uit 94 bureaus in 36 landen.
Het jaar 2015 vormde een mijlpaal voor het netwerk, omdat de Europese Ombudsman een hervorming van het ENO in gang heeft gezet, om het voor de Europese burgers zichtbaarder en relevanter te maken. Behalve de behandeling van gevallen die niet onder het mandaat van de Ombudsman vallen (470 van 512 van dergelijke gevallen in 2015 werden doorgestuurd naar andere ombudsmannen en 42 naar de Commissie verzoekschriften), wat tot nu toe een vaste procedure was, kunnen leden van het netwerk nu nauwer samenwerken. Deze samenwerking kan met name plaatsvinden om parallel aan het onderzoek van de Ombudsman onderzoek te verrichten (zoals bij gedwongen terugkeer van illegale migranten), bepaalde gevallen te bespreken (zoals het onderzoek naar het Fonds voor asiel, migratie en integratie), en elkaar te raadplegen over bredere onderwerpen (bv. transparantie ten aanzien van lobbyactiviteiten, om richtsnoeren voor nationaal en EU-bestuur op te stellen). Leden overwegen ook de organisatie van een jaarlijks seminar over belangrijke onderwerpen en de verbetering van interne procedures voor het doorsturen van nationale onderzoeken op het gebied van EU-recht vanuit het netwerk naar de bevoegde instellingen. De jaarvergadering van het ENO vond in april 2015 plaats in Warschau en ging over discriminatie.
Artikel 33, lid 2, van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap regelt de oprichting van een EU-kader dat de invulling en toepassing van het VN-verdrag moet bevorderen, beschermen en bewaken. De Europese Ombudsman, de Commissie verzoekschriften en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Parlement, het Bureau voor de grondrechten, de Europese Commissie (die te kennen heeft gegeven zich te willen terugtrekken uit het kader) en het Europees Gehandicaptenforum zijn alle lid. Het behoort tot de taak van de Europese Ombudsman om de rechten van personen met een handicap te beschermen en erop toe te zien dat de EU-administratie zich bewust is van haar verantwoordelijkheden ten aanzien van die rechten. Personen die menen dat een EU-instelling niet handelt overeenkomstig het VN-verdrag, kunnen zich tot de Ombudsman wenden. Er wordt momenteel gewerkt aan een herziening van het kader, na de evaluatie door de CPRD-deskundigencommissie van de VN; de Europese Ombudsman is actief betrokken bij deze herziening.
De begroting voor de Ombudsman beslaat een zelfstandige afdeling van de EU-begroting. In 2015 bedroeg de begroting voor de Ombudsman 10 346 105 EUR.
De Commissie verzoekschriften volgt met belangstelling de huidige ontwikkelingen in strategische onderzoeken en initiatieven van de Europese Ombudsman, zowel die vanaf 2015 naar het volgende jaar doorlopen als die nu starten als vervolg op voorgaande resultaten. Het gaat hierbij onder andere om transparantie in de trialoog en openbaarmaking van documenten, meer transparantie met betrekking tot de werking van de Europese Raad en de Raad van de EU, en voorkoming van mogelijke belangenconflicten van speciale adviseurs. We zijn verheugd over de inspanningen van de Europese Ombudsman gericht op transparantie in verschillende EU-instellingen of -organen die besluiten nemen met gevolgen voor de Europese burgers. Ze besluiten namelijk over economische en monetaire kwesties (zoals de Eurogroep) of bieden de lidstaten financiering onder zeer strikte voorwaarden en op basis van memoranda van overeenstemming (zoals het Europees stabiliteitsmechanisme).
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
9.11.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
21 9 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marina Albiol Guzmán, Margrete Auken, Beatriz Becerra Basterrechea, Soledad Cabezón Ruiz, Andrea Cozzolino, Pál Csáky, Miriam Dalli, Rosa Estaràs Ferragut, Eleonora Evi, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Peter Jahr, Jude Kirton-Darling, Svetoslav Hristov Malinov, Notis Marias, Edouard Martin, Roberta Metsola, Marlene Mizzi, Julia Pitera, Sofia Sakorafa, Eleni Theocharous, Jarosław Wałęsa, Cecilia Wikström, Tatjana Ždanoka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Urszula Krupa, Demetris Papadakis, Ángela Vallina, Rainer Wieland |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Tiziana Beghin, Ernest Urtasun, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska |
||||