VERSLAG over de instrumenten van het GLB ter vermindering van de prijsschommelingen op de landbouwmarkten

16.11.2016 - (2016/2034(INI))

Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
Rapporteur: Angélique Delahaye


Procedure : 2016/2034(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0339/2016
Ingediende teksten :
A8-0339/2016
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de instrumenten van het GLB ter vermindering van de prijsschommelingen op de landbouwmarkten

(2016/2034(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie,

–  gezien de studie van maart 2016 uitgevoerd in opdracht van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement getiteld "State of play of risk management tools implemented by member states during the period 2014-2020: national and European frameworks",

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en het advies van de Begrotingscommissie (A8-0339/2016),

A.  overwegende dat er altijd sprake is geweest van instabiliteit en prijsschommelingen op de landbouwmarkten, en dat deze de afgelopen jaren, vanwege de snel opeenvolgende schokken in vraag, aanbod en prijzen, structureel onderdeel zijn geworden van de landbouw in en buiten Europa;

B.  overwegende dat de landbouw de grote uitdaging van de stijging van de wereldbevolking het hoofd moet bieden, terwijl een groot gedeelte van de wereldbevolking nog altijd ondervoed is, en dat de volatiliteit van de landbouwmarkten vanwege schommelingen in de productie en verschillen tussen vraag en aanbod nog groter zal worden;

C.  overwegende dat de klimaatverandering en de plagen die zich in de landbouw voordoen negatieve gevolgen hebben voor het productieniveau in de landbouw, en dat de concrete symptomen van klimaatverandering, zoals droogte en overstromingen, tot prijsschommelingen leiden;

D.  overwegende dat macro-economische omstandigheden een sleutelrol kunnen spelen bij prijsvolatiliteit, waaronder structurele factoren zoals wisselkoersen, energie- en mestprijzen, rentevoeten en speculatie op de landbouwmarkten;

E.  overwegende dat naast de EU de grote wereldspelers op de landbouwmarkten beleid tot stand brengen om de schommelingen te verminderen, en dat in het kader van de landbouw-G20, met het oog op duurzame ontwikkeling, actie is ondernomen om de strijd aan te gaan tegen de negatieve effecten van de buitensporige schommelingen van de prijzen van de landbouwgrondstoffen op de voedselveiligheid;

F.  overwegende dat elke regio in de wereld haar eigen productiemodellen kent en uiteenlopende maatregelen hanteert met betrekking tot milieu en dierenwelzijn, hetgeen grote gevolgen kan hebben voor de kostprijs van de productie, en overwegende dat Europese landbouwers op de wereldmarkt moeten kunnen concurreren;

G.  overwegende dat prijsschommelingen van landbouwproducten sterker kunnen worden door politieke beslissingen, zoals de instelling van een handelsembargo;

H.  overwegende dat de Europese Unie niet over een echt vangnet beschikt om de marktvolatiliteit af te remmen, wat een sterk ontmoedigende invloed heeft op de handhaving van de landbouwactiviteit in de EU;

I.  overwegende dat de openstelling van markten en de keuzes die hebben geleid tot de globalisering van de economie van de afgelopen decennia, met name onder invloed van de WTO-overeenkomsten of bilaterale handelsovereenkomsten, de marktfluïditeit hebben vergroot, maar dat mede hierdoor ook de prijsschommelingen in de landbouw zijn versterkt;

J.  overwegende dat landbouwers te kampen hebben met stijgende productiekosten en een stijging van de landbouwschuld, en overwegende dat tussen 2005 en 2010, 2,4 miljoen landbouwbedrijven in de EU zijn verdwenen, waardoor een groot aantal banen in plattelandsgebieden verloren zijn gegaan;

K.  overwegende dat de landbouwmarkten, als ontmoetingsplaats van vraag en aanbod, instabiel van aard zijn, dat door de aanwezigheid van financiële spelers deze instabiliteit toeneemt en dat mede door de lage elasticiteit van de mondiale vraag naar voedsel ten opzichte van het aanbod aan landbouwproducten, de gevolgen van de werkelijke of veronderstelde onevenwichtigheden voor de marktdeelnemers worden vermeerderd met soms bliksemsnelle gevolgen voor de prijzen van de landbouwproducten;

L.  overwegende dat de financialisering van de wereldeconomie en de speculatie die hiermee gepaard gaat gevolgen voor de landbouwmarkten kunnen hebben en kunnen bijdragen tot een toename van de onevenwichtigheid van deze markten en van de prijsschommelingen, waarbij de landbouwgrondstoffen als simpele financiële activa worden gebruikt; overwegende dat deze buitensporige financialisering vernietigende gevolgen kan hebben en ethisch onaanvaardbaar kan zijn wanneer deze de voedselveiligheid van de minst goed gevoede en de armste inwoners van de aarde in gevaar brengt, zoals is gebleken uit de verschrikkelijke crisis rond de hongerrellen in 2008;

M.  overwegende dat de Europese Unie de verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan de voedselveiligheid in Europa en de concurrentiepositie van de Europese boer en tuinder op de wereldmarkt;

N.  overwegende dat de landbouw- en agro-voedingssector van groot belang is voor de economie van de EU en dat deze sector over de capaciteit beschikt om bij te dragen aan een duurzame groei;

O.  overwegende dat de prijsschommelingen leiden tot hoge onzekerheid voor producenten en consumenten, aangezien bij lage prijzen de inkomsten en investeringsmogelijkheden van producenten en dus de houdbaarheid op de lange termijn van hun activiteiten worden bedreigd, terwijl de mogelijkheid voor consumenten om zich te voeden en basisgoederen aan te schaffen in gevaar kan worden gebracht door hoge voedingsprijzen, waardoor crisissituaties ontstaan;

P.  overwegende dat de prijsschommelingen schadelijk zijn voor de landbouw- en agro-voedingssector, met negatieve effecten op investeringen, groei en werkgelegenheid, en mogelijk ernstige gevolgen voor de consumentenvoorziening, de voedselveiligheid en de goede werking van het GLB;

Q.  overwegende dat de prijsschommelingen de investeringscapaciteit en de capaciteit tot het scheppen van banen van landbouwers aantast, hetgeen modernisering, innovatie, nieuwkomers op de markt en generatievernieuwing ontmoedigt;

R.  overwegende dat duurzame landbouw als een bron van kwalitatief hoogstaand voedsel slechts mogelijk is als landbouwers toereikende af-boerderij-prijzen krijgen, die alle kosten voor duurzame productie dekken;

S.  overwegende dat in het kader van de "digitale revolutie", sterkere transparantie op de Europese markten en tijdige toegang tot informatie, naast andere instrumenten, kunnen bijdragen aan de beperking van de marktvolatiliteit en de prijsschommelingen doordat marktdeelnemers betere toegang krijgen tot objectievere informatie over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten, wat zou bijdragen tot een betere bescherming van de inkomens van landbouwers en de bestrijding van de speculatie op de landbouwmarkten;

T.  overwegende de risicobeheersinstrumenten van het GLB zoals hervormd in 2013 in het kader van het plattelandontwikkelingsbeleid, en overwegende dat slechts 2% van de begroting van de tweede pijler en 0,4% van de begroting van het GLB momenteel aan deze instrumenten wordt besteed;

Huidige situatie en doelstellingen

1.  is van mening dat de landbouwers steeds sterker zullen worden blootgesteld aan prijsschommelingen met verschillende oorzaken, zoals de instabiliteit en onvolmaaktheid van landbouwmarkten, de globalisering en de ingewikkelder werking van de landbouwmarkten, de sterkere schommelingen in het aanbod vanwege het instabiele klimaat, de toename van de gezondheidsrisico's en het kwetsbare evenwicht in de voedselvoorziening;

2.  acht het noodzakelijk dat een verstrekkender en samenhangender beleid wordt aangenomen, met doelgerichte instrumenten op EU- en nationaal niveau, om te zorgen voor multifunctionele, duurzame landbouwproductie in de gehele Unie en eerlijke en rendabele prijzen, in het bijzonder door de negatieve effecten te beperken voor de marktdeelnemers die het sterkst onder de prijsschommelingen te lijden hebben;

3.  stelt vast dat de verschillende landbouwsectoren niet allemaal dezelfde gevolgen van de prijsschommelingen ondervinden en dat de beleidsinstrumenten en de strategieën om de betrokken spelers bij te staan moeten worden aangepast aan elke sector en aan de werkelijke, onmiddellijke en toekomstige risico's waaraan de landbouwers blootstaan;

4.  stelt vast dat terwijl de Europese Unie haar strategische landbouwsteun afbouwt, haar concurrenten op de wereldmarkt, met name de Verenigde Staten, Brazilië en China, aanzienlijke en toenemende overheidsmiddelen beschikbaar stellen voor de ontwikkeling van nieuwe risico-beleidsmodellen en instrumenten om hun landbouwers tegen de effecten van de prijsschommelingen te beschermen;

5.  wijst erop dat de Europese Unie de enige landbouwspeler is die haar landbouwbeleid op van de productie ontkoppelde steun stut, terwijl zij tegelijkertijd haar strategische landbouwsteun de afgelopen jaren heeft afgebouwd;

6.  merkt op dat de Verenigde Staten in het kader van de Farm Bill 2014 specifieke verzekeringspolissen hebben ontwikkeld voor de verschillende landbouwsectoren;

7.  merkt op dat het GLB de afgelopen decennia sterk is ontwikkeld, terwijl de hoofddoelstellingen ervan, te weten landbouwers een redelijke levensstandaard te verzekeren en te zorgen voor een stabiele en veilige voedselvoorziening tegen betaalbare prijzen voor consumenten, ongewijzigd zijn gebleven;

8.  onderstreept in dit verband dat een Europees gemeenschappelijk beleid van wezenlijk belang is voor een sector die moet zorgen voor voedselveiligheid en die een sleutelrol speelt bij het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de duurzame economische en ecologische ontwikkeling van plattelandsgebieden;

9.  benadrukt dat gebruik moet worden gemaakt van synergieën tussen het GLB en andere EU-beleidsdomeinen;

10.  merkt op dat de laatste hervormingen van het GLB hebben geleid tot een vrijwel volledige ontkoppeling van de rechtstreekse steun van de productie, het proces van convergentie voor rechtstreekse betalingen hebben voortgezet, en dat hierbij meer rekening is gehouden met maatschappelijke en vooral met milieuaspecten;

11.  wijst met bezorgdheid op de daling van de begrotingsmiddelen van het GLB van de afgelopen jaren, in het bijzonder voor maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke marktordening, hetgeen tot een hernationalisatie van het GLB zou kunnen leiden en hetgeen ten koste gaat van eerlijke voorwaarden en een gelijk speelveld op de interne markt van de EU;

12.  benadrukt dat de gemiddelde jaarlijkse landbouwinkomsten in de EU de afgelopen tien jaar gelijk zijn gebleven of zelfs achteruit zijn gegaan, terwijl de productiekosten zijn blijven stijgen, hetgeen heeft geleid tot een aanzienlijke daling van het aantal landbouwbedrijven, waardoor een groot aantal banen in plattelandsgebieden verloren zou kunnen gaan;

13.  is van mening dat de Commissie alle financiële speelruimte waarover zij in het kader van de integrale GMO beschikt moet gebruiken;

14.  betreurt de geringe uitvoering van de instrumenten van de integrale GMO om de negatieve effecten van de prijsschommelingen te beperken en de verstoringen van de markten te beheren;

15.  wijst erop dat de meeste risicobeheersinstrumenten, onderlinge fondsen en inkomensstabiliserings- en verzekeringsinstrumenten die beschikbaar worden gesteld in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's ongelijk en met beperkte begrotingsmiddelen worden geïmplementeerd;

16.  beveelt dat ook aan dat de huidige maatregelen onder de tweede pijler worden versterkt om het concurrentievermogen van de Europese landbouw te vergroten en producentenorganisaties nauw bij het implementatieproces te betrekken;

17.  verzoekt de Commissie een diepgaand onderzoek in te stellen naar de redenen waarom de instrumenten in het kader van de tweede pijler van het GLB weinig worden gebruikt en waarom de implementatie van de integrale GMO niet optimaal verloopt, met als doel de betreffende bepalingen te kunnen herzien;

18.  onderstreept het belang van het behoud van ontkoppelde rechtstreekse steun in het kader van het huidige GLB in combinatie met de regeling inzake een enkele areaalbetaling, die compensaties vormen voor openbare diensten en er sterk toe bijdragen dat de inkomens van landbouwers veilig worden gesteld en hun een zekere financiële stabiliteit wordt geboden;

19.  benadrukt echter dat het huidige GLB, dat niet over responsieve en effectieve instrumenten beschikt, noch adequaat op de sterkere schommelingen op de landbouwmarkten heeft ingespeeld, noch landbouwers in staat heeft gesteld op marktsignalen te reageren of oplossingen te zoeken om met prijsontwikkelingen te kunnen omgaan;

20.  verzoekt de Commissie onverwijld maatregelen te treffen ter ondersteuning van de landbouwsector in de ultraperifere, berg- en minst begunstigde regio's, waar de kosten van productie, het oogsten en de afzet van producten buiten de desbetreffende productiegebieden veel hoger liggen dan elders, en te voorzien in specifieke indicatoren voor het activeren van vangnetmaatregelen voor landbouwmarkten in deze regio's;

21.  is van mening dat de onafhankelijkheid en voedselveiligheid van de EU, evenals de ontwikkeling van een concurrerende en duurzame landbouwsector op het gehele grondgebied van de Unie die inspeelt op de behoeften van de burgers, strategische doelstellingen voor het toekomstige GLB moeten blijven, terwijl een redelijke levensstandaard voor landbouwers op korte termijn moet worden gewaarborgd;

22.  is van mening dat de voedselproductie niet kan worden gewaarborgd zonder Europese landbouwers, die voortdurend blootstaan aan prijsschommelingen en sterk afhankelijk zijn van stabiele markten en prijzen, evenals toereikende openbare middelen en maatregelen ter behoud van het concurrentievermogen van (familie)boerenbedrijven;

23.  onderstreept in dit verband de belangrijke rol van jonge landbouwers en nieuwkomers voor de toekomst van de Europese landbouw;

Voorstellen

Organisatie van de sectoren en contractualisatie

24.  is van mening dat primaire producenten de zwakste schakel in de voedselvoorzieningsketen vormen, in het bijzonder gezien de toenemende concentratie en omvang van de detailhandel op Europees en nationaal niveau, en in staat moeten worden gesteld zich te verenigen in organen zoals coöperatieve verenigingen, producentenorganisaties, of hun eigen verenigingen of brancheorganisaties;

25.  verzoekt de Commissie contractualisatie te vergemakkelijken door overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het mededingingsbeleid van de EU aan de specifieke behoeften van de landbouwsector aan te passen, met uniforme regels en tenuitvoerlegging in alle lidstaten;

26.  benadrukt dat de onderhandelingspositie van producenten in de voedselketen moet worden versterkt, door middel van transparante, evenwichtige standaardcontracten die na collectieve onderhandelingen tot stand zijn gekomen, om landbouwers in staat te stellen oneerlijke handelspraktijken te bestrijden, hun concurrentievermogen te versterken, hun inkomensstabiliteit te verbeteren, toegevoegde waarde te genereren en in innovatie te investeren;

27.  benadrukt dat deze contracten een passende duur moeten hebben en bepalingen moeten bevatten betreffende prijzen, betalingstermijnen en andere voorwaarden voor de levering van landbouwproducten;

28.  is van mening dat landbouwers in de verschillende landbouwsectoren in staat moeten zijn om collectief over de voorwaarden van de contracten te onderhandelen via producentenorganisaties die van vergelijkbare grootte zijn als de industriële spelers of de spelers uit de distributie waarmee zij onderhandelen;

29.  merkt op dat geïntegreerde toeleveringscontracten op langere termijn, termijncontracten, contracten met een vaste marge en de mogelijkheid om met de productiekosten overeenstemmende prijzen voor een bepaalde tijd "vast te zetten" potentieel bieden en instrumenten zouden kunnen zijn waardoor producenten meer vat kunnen krijgen op de gevolgen van de schommelingen voor hun marges;

30.  meent dat de mogelijkheid moet worden geboden om in contractuele betrekkingen gebruik te maken van nieuwe instrumenten en dat ook contractbemiddelingsinstrumenten beschikbaar moeten worden gesteld;

31.  stelt vast dat met interprofessionele organisaties het vertrouwen en de dialoog tussen de verschillende spelers (producenten, verwerkers en distributeurs) worden bevorderd en makkelijker toegevoegde waarde kan worden gecreëerd door middel van gemeenschappelijke initiatieven die landbouwers erbij helpen hun kennis van de markten en de productie te verbeteren, goede praktijken en markttransparantie te bevorderen, het productiepotentieel in te schatten, het beheer van het aanbod te verbeteren en modelcontracten op te stellen in overeenstemming met de EU-voorschriften;

32.  verzoekt de Commissie brancheorganisaties op EU-niveau aan te moedigen gezamenlijk de belangen te beschermen van producenten in de sectoren die het meest op grensoverschrijdende markten gericht zijn, zoals de groente- en fruitsector;

33.  is zich bewust van de inspanningen die de Europese coöperaties hebben geleverd om producenten te verenigen en hen erbij te helpen hun positie in de waardeketen te verbeteren, en is van mening dat deze coöperaties moeten worden aangemoedigd om een grotere rol in de landbouwsectoren te spelen, om de gevolgen van de buitensporige marktschommelingen te beperken;

Risicobeheersinstrumenten

34.  pleit voor de verdere ontwikkeling van de instrumenten voor het beheer van klimaat-, gezondheids- en economische risico's, met name de verschillende soorten risicoverzekeringen voor de landbouwproductie, inkomensstabiliseringsinstrumenten, mechanismen voor individuele voorzieningen en onderlinge fondsen in een op de markt gericht GLB om de effecten van de prijsschommelingen te beperken en toekomstgericht landbouwbedrijfsbeheer aan te moedigen;

35.  verzoekt de Commissie de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten te bevorderen en nieuwe instrumenten te ontwikkelen, die niet alleen rechtvaardig, doeltreffend en snel inzetbaar zijn, maar ook betaalbaar en toegankelijk voor landbouwers, om de risico's in verband met de prijsschommelingen te af te wenden en te beheren en zo de basis te leggen voor de discussies in het kader van de toekomstige hervormingen van het GLB;

36.  onderstreept dat dergelijke instrumenten, die als aanvulling op het stelsel van rechtstreekse betalingen dienen, over voldoende middelen moeten beschikken om de veerkracht van de landbouw te versterken terwijl de behoefte aan crisisbeheer zal afnemen;

37.  is van mening dat onderlinge fondsen op sectoraal niveau, opgericht op initiatief van landbouwers, een zekere mate van inkomstenstabiliteit voor landbouwers kunnen garanderen bij schommelingen in de winstmarges op de verkoop van producten;

38.  is verder van mening dat deze onderlinge fondsen de door de Unie verstrekte steun niet moeten vervangen en met nationale steun moeten worden gecombineerd;

39.  verzoekt eveneens de Commissie initiatieven te nemen om de oprichting van dergelijke fondsen te stimuleren, terwijl wordt gewaarborgd dat elke toekomstige regeling inzake risicobeheer in overeenstemming is met, en in voorkomend geval een aanvulling vormt op de verzekeringsstelsels die op nationaal niveau door de lidstaten zijn aangenomen;

40.  meent dat prijsschommelingen ook op nationaal niveau kunnen worden beheerd, en verzoekt de lidstaten in hun belastingstelsel rekening te houden met marktschommelingen door landbouwers in staat te stellen mechanismen voor individuele voorzieningen tot stand te brengen die van belasting kunnen worden vrijgesteld;

41.  wijst erop dat landbouwers tot de economisch meest kwetsbare spelers behoren, in het bijzonder diegenen die investeringen in de ontwikkeling van hun bedrijf hebben gedaan;

42.  meent verder dat in het kader van het GLB instrumenten, zoals effectieve kasstroomondersteuning of een systeem van voorzorgsparen, moeten worden ontwikkeld om te voorkomen dat de wil tot investeren afneemt;

43.  benadrukt dat landbouwbedrijven slechts kunnen innoveren als de kapitaalkosten laag zijn en er liquiditeit beschikbaar is; benadrukt in dit verband dat een stabiel inkomen een van de voorwaarden is voor het verkrijgen van landbouwkrediet;

44.  merkt op dat de banksector door zijn rol en acties een groot effect heeft op de producenten, en dat de stijgende landbouwschulden de sector in tijden van prijsvolatiliteit nog extra belasten;

45.  onderstreept dat landbouwers beter moeten worden ingelicht over de sleutelrol van de Europese Investeringsbank bij de ondersteuning en ontwikkeling van de plattelandseconomie en de manier waarop zij gebruik kunnen maken van innovatieve financieringsinstrumenten;

46.  is van mening dat betere informatie over de modernisering, duurzaamheid en het concurrentievermogen van bedrijven aan landbouwers en landbouworganisaties moet worden geboden , terwijl eveneens wordt voorzien in opleidingscursussen over risicobeheer, marktgegevens, marges en schommelingen;

47.  roept de Commissie op in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten en landbouwgroeperingen een plan aan te nemen om het bewustzijn van de risicobeheersinstrumenten die onder de tweede pijler en in de integrale GMO beschikbaar zijn, te vergroten;

48.  roept de lidstaten en de lokale overheden op om bovengenoemde aspecten een sterkere nadruk te geven in hun programma's voor landbouwonderwijs en beroepsonderwijs;

49.  meent dat een van de manieren om de markten te stabiliseren en de prijsschommelingen te verminderen eruit bestaat te zorgen voor een beter evenwicht tussen vraag en aanbod;

Markt- en landbouwprijswaarnemingsposten

50.  is van mening dat de landbouwmarkten transparant moeten zijn, hetgeen vooral kan worden bereikt door bestaande informatie over prijzen en kosten tijdiger te publiceren en eenvoudig toegankelijk en nuttig te maken voor alle betrokken partijen in de toeleveringsketen, van producenten tot spelers in de distributie, waardoor de prijsspeculatie en de prijsschommelingen worden beperkt;

51.  merkt echter op dat prijstransparantie op zich de weerbaarheid van landbouwers tegen prijsvolatiliteit niet verbetert, en de structurele problemen in de marktorganisatie, zoals het onevenwicht tussen vraag en aanbod, niet oplost; 

52.  moedigt de ontwikkeling van een Europese kaart met real-time informatie over de beschikbaarheid van landbouwproducten aan;

53.  is verheugd over de uitbreiding van de aanvullende instrumenten voor markttoezicht naar andere sectoren;

54.  onderstreept dat kennis over de totstandkoming en de ontwikkeling van prijzen, evenals de evolutie van het aanbod uiterst nuttig is voor landbouwers bij onderhandelingen over contracten met alle andere belanghebbenden;

55.  pleit voor de oprichting van waarnemingsposten van de Europese landbouwprijzen, gericht op de gehele keten, van de productieprijzen tot de uiteindelijke verkoopprijzen, met het oog op de ontwikkeling van een dynamische analyse van de verschillende onderdelen van de landbouwmarkten;

56.  beveelt aan marktdeelnemers te betrekken bij het elke maand of elke twee maanden beschikbaar stellen van actuele relevante gegevens betreffende ontwikkelingen en vooruitzichten op korte en middellange termijn, in overeenstemming met de specifieke behoeften van de sector in kwestie;

57.  verzoekt de Commissie met klem de waarnemingsposten met de noodzakelijke middelen uit te rusten om deze in staat te stellen aanbevelingen te doen en zich niet tot de waarneming van verstoringen te beperken;

Instrumenten ter voorkoming en beheer van crises

58.  is van mening dat de historische instrumenten van het GLB op het gebied van crisisbeheer (openbaar optreden en particuliere opslag) in een geglobaliseerde economie niet doeltreffend genoeg zijn;

59.  verzoekt de Commissie dan ook combineerbare en/of complementaire instrumenten voor de openbare en particuliere sector te ontwikkelen, in combinatie met een op de behoeften afgestemd, bindend mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing om de goede werking van markten te waarborgen en marktcrises te bestrijden;

60.  meent dat de Commissie gebruik moet maken van alle instrumenten waarover zij reeds beschikt in de integrale GMO om crises te bestrijden;

61.  betreurt het geringe gebruik van de crisisreserve, hoofdzakelijk vanwege de begrotingsregels, in het bijzonder het jaarperiodiciteitsbeginsel, en de discretionaire bevoegdheid die aan de Commissie is verleend wat betreft de toepassing ervan;

62.  wenst dan ook dat de crisisreserve buiten de EU-begroting om tot stand wordt gebracht en dat deze ter financiering van crisisbeheersinstrumenten dient;

63.  beschouwt contracyclische maatregelen als instrumenten ter voorkoming en beheer van crises, in combinatie met de risicobeheersinstrumenten, waarmee de EU op landbouwmarkten kan ingrijpen in geval van crises door "overmacht" om aanzienlijke prijsdalingen te voorkomen;

64.  verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe mechanismen kunnen worden ontwikkeld om crisis door prijsschommelingen met contracyclische steun te voorkomen en te bestrijden, en te voorzien in een grotere flexibiliteit van de jaarlijkse begrotingen, met inachtnemening van de meerjarige financiële toewijzing, om rekening te kunnen houden met de contracyclische steun;

65.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

De toenemende blootstelling van Europese landbouwers aan risico's

De landbouw hangt af van biologische processen en is dan ook sterk afhankelijk van weersomstandigheden en planten- en dierziekten.[1] Deze natuurlijke factoren ontsnappen aan de controle van landbouwers. De ontwikkeling van de opbrengsten van landbouwbedrijven is dan ook een stuk onzekerder dan die van bedrijven van andere economische sectoren. De onzekerheid over de inkomsten heeft met name een belemmerende werking op investeringen en innovatie en kan de economische levensvatbaarheid van landbouwbedrijven bedreigen. Bovendien zijn zekere schommelingen kenmerkend voor de landbouwmarkten vanwege de schommelende landbouwproductie. Er wordt algemeen erkend dat buitensporige schommelingen noch voor de producenten noch voor de consumenten gunstig zijn, omdat hierdoor voor de eerste groep de marktsignalen veranderen en de inkomsten onzeker worden en voor de tweede groep het voedselaanbod verandert.

De schommelingen vormen een complex fenomeen, met vele oorzaken waarover de meningen soms uiteenlopen. Sinds de scherpe stijging van de landbouwprijzen op de wereldmarkten in 2007 en 2008 en de sterke prijsschommelingen die hieruit voortvloeiden, staat dit fenomeen hoog op de internationale politieke agenda[2], met name vanwege de mogelijke gevolgen ervan voor de voedselzekerheid in de wereld.[3] Zo is tijdens de G20 in 2011 een Actieplan inzake voedselprijsvolatiliteit en landbouw aangenomen, dat aan de basis staat van het Informatiesysteem voor de landbouwmarkt (AMIS), waarmee wordt beoogd de transparantie op de markten van landbouwproducten te vergroten.[4]

Naar alle waarschijnlijkheid zal de komende jaren de onzekerheid op de markten toenemen, evenals de risico's voor de economie en het milieu. De toenemende globalisering van de handel in landbouwproducten brengt gezondheidsrisico's met zich mee (verspreiding van ziekten), evenals risico's op exogene schokken in verband met vraag en aanbod, die samenhangen met het buitenlands beleid van de Europese Unie op handels- of diplomatiek gebied of op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

De risicobeheersinstrumenten op het gebied van de landbouw staan dan ook opnieuw in de belangstelling. Deze hernieuwde belangstelling blijkt uit de steeds grotere plaats die deze instrumenten innemen in het landbouwbeleid, in het bijzonder in de Farm Bill 2014 (het Amerikaans landbouwbeleid) en in het nieuwe GLB, over de periode 2014-2020.

Het GLB en volatiliteit

Aanvankelijk werd het GLB gekenmerkt door een sterke regulering van de markten. Gegarandeerde prijzen vormden de spil van dit beleid. Met deze prijzen hadden de landbouwers de zekerheid dat zij in tijden van crisis hun producten tegen een minimumprijs konden verkopen.

In de loop der tijd heeft het GLB ingrijpende hervormingen gekend, in achtereenvolgende cycli, die de werking ervan diepgaand hebben veranderd.

In de eerste cyclus (met inbegrip van de McSharry hervormingen in 1992 en de Agenda 2000) zijn de gegarandeerde prijzen vervangen door rechtstreekse, aan de productie gekoppelde steun als belangrijkste mechanisme van het GLB.

In het kader van de tweede cyclus is de Fischler hervorming uit 2003 doorgevoerd, waarmee het proces van ontkoppeling van rechtstreekse steun is ingezet (bedrijfstoeslagregeling). Met de zogenaamde "check-up" van het GLB in 2009 is dit proces voortgezet en is het GLB op enkele punten aangepast, met name vanwege de toenemende schommelingen van de landbouwprijzen en -kosten. Zo is voor de eerste keer een aantal maatregelen ingevoerd voor het beheer van de risico's binnen de eerste pijler (verzekeringen en onderlinge fondsen voor schade aan de oogst, milieuongevallen en dierziekten (artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009).

De derde cyclus is ingezet met de hervorming van 2013, waarmee het GLB voor de periode 2014-2020 is vastgelegd. Het huidige GLB heeft de structuur ervan in twee pijlers behouden. Meer in het bijzonder is het stelsel van rechtstreekse betalingen gewijzigd en hiermee doelgerichter, eerlijker en groener geworden, is het veiligheidsnet binnen de GMO vernieuwd en is het plattelandsontwikkelingsbeleid herzien.

Door deze hervormingen is het GLB geleidelijk aan op de markt afgestemd. In dit kader is voor het eerst nagedacht over de mogelijke rol van risicobeheersinstrumenten ter bestrijding van de prijsschommelingen en ter stabilisering van de inkomsten.

De risicobeheersinstrumenten in het huidige GLB

Het GLB zoals hervormd in 2013 bevat een nieuw pakket maatregelen voor risicobeheer, binnen de tweede pijler (plattelandsontwikkeling)[5]. De lidstaten beschikken over een groot aantal maatregelen gericht op risico's in verband met de productie of de markt of op inkomenstabilisering, met behulp van verschillende instrumenten (verzekeringen en onderlinge fondsen, artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1305/2013). De lidstaten beslissen zelf of zij deze opnemen in hun (nationale of regionale) plattelandsontwikkelingsprogramma's. De artikelen 37 t/m 39 hebben betrekking op de oogst-, dier- en plantverzekeringen, de onderlinge fondsen en een nieuw inkomensstabiliseringsinstrument (in de vorm van financiële bijdragen in onderlinge fondsen).

In het kader van artikel 37 (verzekeringen) en 38 (onderlinge fondsen) wordt slechts steun verleend ter dekking van verliezen door ongunstige weersomstandigheden, dier- of plantenziekten, een plaag, een milieuongeval, of een overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG betreffende beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen van voor planten schadelijke organismen, vastgestelde maatregel. Het inkomensstabiliseringsinstrument (artikel 39) vormt de eerste maatregel van het GLB op het gebied van inkomenverzekering, naar het model van het Amerikaanse landbouwbeleid. De steun wordt slechts verleend indien het inkomen van een individuele landbouwer is gedaald met meer dan 30 % van het gemiddelde jaarinkomen van die landbouwer in de laatste drie jaar of het gemiddelde inkomen van drie jaren van de laatste vijf jaren, het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend.

Het startkapitaal van onderlinge fondsen kan overigens niet met behulp van openbare middelen worden opgebouwd. Bovendien komt de herverzekering van verzekeringen en onderlinge fondsen niet in aanmerking voor middelen uit plattelandsontwikkelingsfondsen.

De uitvoering van risicobeheersmaatregelen door de lidstaten

Aangezien de nieuwe risicobeheersmaatregelen deel uitmaken van de tweede pijler, zijn deze facultatief voor de lidstaten. De eerste risicobeheersmaatregelen ingevoerd in het kader van de check-up hebben een beperkt succes gekend; weinig lidstaten hebben van deze nieuwe instrumenten gebruikgemaakt in de periode 2007-2013.

Wat betreft de instrumenten van het huidige GLB blijkt uit de laatste gegevens dat deze door twaalf lidstaten zijn gebruikt (negen op nationaal niveau, drie op regionaal niveau). In totaal zijn 2,7 miljard EUR aan overheidsuitgaven hieraan uitgegeven (waarvan 1,7 miljard EUR uit plattelandsontwikkelingsfondsen).

Hoewel deze uitgaven zijn toegenomen in verhouding tot de middelen die zijn uitgegeven aan de maatregelen in dit verband van het voormalige GLB, vertegenwoordigen deze nog slechts 0,4% van de uitgaven van het GLB (en minder dan 2% van de uitgaven van de tweede pijler).

Het standpunt van de rapporteur

De rapporteur is van mening dat de risicobeheersinstrumenten van de tweede pijler van het huidige GLB duidelijk ontoereikend zijn om de gevolgen van de prijsschommelingen voor de inkomsten van landbouwers te beperken.

De rapporteur meent dat de schommelingen van de prijzen van de landbouwproducten een van de belangrijkste oorzaken zijn van de dramatische situatie waarin vele Europese landbouwers zich momenteel bevinden. De rapporteur acht het de taak van de Europese Unie om oplossingen voor dit fenomeen aan te dragen, met name in het kader van het GLB.

De rapporteur wil een document voortbrengen dat begrijpelijk is voor alle landbouwers en ideeën bevat met het oog op de komende hervorming van het GLB. De rapporteur heeft dan ook een pragmatische aanpak gevolgd en een korte, heldere en bondige tekst opgesteld waarin zij drie kernpunten centraal stelt:

•  de versterking van de organisatie van de sectoren, evenals van contractualisatie;

•  een betere bescherming van de inkomsten van landbouwers door middel van risicobeheersinstrumenten die zijn aangepast aan de prijsschommelingen;

•  de versterking van de transparantie van de markten door de oprichting van prijswaarnemingsposten.

De rapporteur is ervan overtuigd dat een heldere boodschap, niet alleen aan de Europese Commissie en de Raad, maar vooral aan de burgers in het algemeen en aan landbouwers in het bijzonder, vraagt om een pragmatische aanpak, die zich tot een enkel onderwerp beperkt: instrumenten ter bestrijding van de prijsschommelingen.

Zo heeft zij als doel het vraagstuk rond de prijsschommelingen zo min mogelijk tot onderdeel te maken van de vele andere vraagstukken in verband met de landbouwmarkten. Met het oog op een zo doeltreffend en helder mogelijke boodschap van het Parlement heeft de rapporteur er dan ook voor gekozen het onderwerp van het verslag zo beperkt mogelijk te houden.

Zo stelt de rapporteur geen crisisbeheersmaatregelen voor. Dit is een ander onderwerp dat in het kader van andere parlementaire werkzaamheden moet worden behandeld. Het past in deze logica dat de rapporteur ervoor heeft gekozen het thema anticyclische steun, als crisisbeheersmaatregel, hier niet te behandelen.

De rapporteur is zo ook van mening dat de vorming en de vaststelling van het prijsniveau een ander onderwerp vormen en gaat dan ook niet in op de dalende tendens van de prijzen op de landbouwmarkten.

  • [1]  Vijfde beoordelingsverslag inzake klimaatverandering, IPCC 2014.
  • [2]  How to tackle price and income volatility for farmers? An overview of international agricultural policies and instruments (Farm Europe, 2016).
  • [3]  The 2024 prospects for EU agricultural markets: drivers and uncertainties (Haniotis, 2014).
  • [4]  Ministeriële verklaring, G20, 2011.
  • [5]  Artikelen 37, 38, 39, 40 en 41 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad.

ADVIES van de Begrotingscommissie (7.9.2016)

aan de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

inzake GLB-instrumenten voor het verminderen van prijsschommelingen op de landbouwmarkten
(2016/2034(INI))

Rapporteur voor advies: Nedzhmi Ali

PA_NonLeg

SUGGESTIES

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat de recente vlagen van extreme prijsschommelingen op de mondiale landbouwmarkten de voorbode zijn van toenemende en steeds frequentere bedreigingen van de wereldwijde voedselzekerheid en een grotere kwetsbaarheid van de markten, dat investeringen en modernisering hierdoor in gevaar worden gebracht en dat dit ontmoedigend werkt voor nieuwkomers en een rem zet op generatievernieuwing in de landbouwsector;

B.  overwegende dat sterke schommelingen in de prijzen en het inkomen voor landbouwers verband houden met de marktbeginselen van vraag en aanbod, waarvan de effecten zich sinds de jaren 1990 doen voelen doordat landbouw steeds meer op de markten werd gericht ten gevolge van de deregulering van gemeenschappelijke marktordeningen binnen het GLB en een grotere bereidheid zich open te stellen voor de internationale markten als gevolg van het EU-handelsbeleid; overwegende dat deze instabiliteit van prijzen en inkomens echter nog heviger kan worden door andere macro-economische variabelen, het ruime politieke en wetgevende klimaat, de geopolitieke situatie en embargo's, alsook door speculatie op landbouwproducten die worden verkocht als financiële activa en daardoor blootgesteld worden aan schokken op verwante grondstoffenmarkten (zoals de energie- en metaalmarkten);

C.  overwegende dat prijsschommelingen de onvoorspelbaarheid van het inkomen van landbouwers vergroten en onrust veroorzaken onder Europese landbouwers, die hoge kosten blijven hebben;

D.  overwegende dat de toegenomen kwetsbaarheid wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal gevallen van extreme weersomstandigheden en de invloed van klimaatverandering op het productieniveau in de landbouw, alsook door structurele factoren als energie- en meststofprijzen, wisselkoersen of rentevoeten; overwegende dat landbouwers moeten worden aangespoord om een betere controle uit te oefenen op het gebruik in hun bedrijven van productiemiddelen die duur in aankoop zijn en gevolgen kunnen hebben voor het milieu;

E.  overwegende dat melkproducenten zware verliezen hebben geleden ten gevolge van het Russische embargo en de rampzalige droogte van 2015;

F.  overwegende dat een groot aantal bedrijven hoge boetes heeft gekregen wegens het overschrijden van de melkquota in 2014-2015;

G.  overwegende dat varkensvleesproducenten al verscheidene maanden te kampen hebben met dalende aankoopprijzen als gevolg van het Russische embargo en vooral van de Afrikaanse varkenspest;

1.  benadrukt dat de EU zowel de grootste invoerder als uitvoerder is van agrovoedingsmiddelen, maar dat de mogelijkheden om programma's voor plattelandsontwikkeling van het GLB in te zetten voor de ontwikkeling van regelingen voor landbouwers met betrekking tot verzekering, onderlinge fondsen en inkomensstabilisering tot nu toe weinig succesvol zijn gebleken;

2.  merkt op dat rechtstreekse betalingen landbouwers een zekere mate van financiële stabiliteit blijven bieden, met name tijdens aanhoudende perioden van lage prijzen; is van mening dat duidelijk is aangetoond dat rechtstreekse betalingen een betere kosteneffectiviteit bieden dan de voorheen toegepaste rechtstreekse marktinterventie; benadrukt bovendien dat rechtstreekse betalingen na 2020 een GLB-instrument moeten blijven om het inkomen van landbouwers te ondersteunen en te stabiliseren, om de kosten van het naleven van de hoge EU-normen (met betrekking tot productiemethoden en met name milieuvoorschriften) te compenseren en om de landbouwproductie in de meest achtergestelde regio's in stand te houden; wijst erop dat de rechtstreekse betalingen bijgevolg moeten worden gericht op het verzekeren van economische stabiliteit voor de landbouw en op het waarborgen van de voedsel- en de milieuveiligheid; wijst er in deze context op dat de gelijkschakeling van de tarieven voor rechtstreekse betalingen essentieel is voor het verzekeren van gelijke concurrentievoorwaarden op de interne markt van de EU, alsook voor een duurzame exploitatie;

3.  dringt aan op betere synergieën tussen het GLB en andere EU-beleidsdomeinen, met name op het gebied van energie, watervoorziening, grondgebruik, biodiversiteit en ecosystemen, en de ontwikkeling van afgelegen en bergachtige gebieden;

4.  dringt aan op grotere transparantie in de landbouwmarkten, zodat alle belanghebbenden, met inbegrip van de consumenten, toegang krijgen tot informatie met betrekking tot prijzen; richt zich in dit verband tot de Commissie om na te gaan of het haalbaar is een transparant systeem in te voeren voor toezicht op de prijsontwikkeling van landbouwproducten, van de productie tot aan de distributie;

5.  verzoekt de Commissie nauw samen te werken met nationale autoriteiten en landbouwgroeperingen om een systeem tot stand te brengen ter bescherming van het inkomen van landbouwers via een ruimere bekendheid, betere kennis en algemener gebruik van instrumenten voor "risicobeheer", zoals verzekeringen en onderlinge fondsen, als aanvulling op de instrumenten voor crisisbeheer en -preventie, om zo een andere wending te geven aan de pogingen die tot nu toe zijn ondernomen binnen de hervorming van het GLB voor de periode 2014-2020; is van mening dat elke toekomstige regeling inzake risicobeheer in overeenstemming moet zijn met, en in voorkomend geval een aanvulling moeten vormen op de verzekeringsstelsels die op nationaal niveau door de lidstaten zijn aangenomen, zodat alles wat reeds is bereikt niet op de helling wordt gezet;

6.  is van mening dat de strijd tegen extreme prijsschommelingen om nieuwe oplossingen vraagt, gericht op het beter functioneren van de markten en berustend op het inzetten van een reeks combineerbare en/of complementaire instrumenten uit de openbare en particuliere sector; stelt dat de aanhoudende uiterst zware landbouwcrises hebben aangetoond dat het van essentieel belang is om in een volgend GLB nieuwe mechanismen voor crisispreventie en marktaanpassing in te bouwen die aangepast zijn aan specifieke productieomstandigheden, die soepel, doeltreffend en snel inzetbaar zijn en die wanneer nodig in werking kunnen treden om grote marktverstoringen recht te zetten;

7.  verzoekt na te denken over het gebruik van middelen uit de algemene begroting (of de zogenaamde crisisreserve) als financieringsbron voor deze en andere Commissie-acties die een verbetering van de situatie op de landbouwmarkten tot doel hebben;

8.  dringt aan op de ontwikkeling van een Europese kaart waarop de beschikbaarheid van landbouwproducten op de markt in realtime te zien is, van de productie tot aan de distributie;

9.  is van mening dat er voor landbouwers een verplicht systeem van voorzorgsparen moet worden ingevoerd ter vervanging van de huidige Europese crisisreserve, om allerlei soorten risico's te dekken, gedeeltelijk via rechtstreekse steun, zodat in goede jaren reserves worden opzijgezet die in moeilijke tijden kunnen worden ingezet;

10.  benadrukt dat de gelijkschakeling van de tarieven voor rechtstreekse betalingen tussen de lidstaten essentieel is voor het verzekeren van gelijke concurrentievoorwaarden op de interne markt van de Europese Unie, alsook voor een duurzaam gebruik van landbouwhulpbronnen in de hele Europese Unie;

11.  is van mening dat humanitaire voedselhulp producenten een nuttige rol kan toebedelen die als vangnet kan dienen;

12.  verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem toezicht te houden op de aanzienlijke prijsschommelingen voor landbouwproducten door voor afzonderlijke sectoren waarnemingsposten voor landbouwprijzen op te richten, door het Europees instrument voor de bewaking van de voedselprijzen (European Food Prices Monitoring Tool) te verbeteren en door speculatie met landbouwprijzen tegen te gaan; is van mening dat tijdige marktinformatie landbouwers beter in staat kan stellen om te reageren op marktschommelingen en hun plannen dienovereenkomstig aan te passen;

13.  dringt erop aan dat interventie-instrumenten ter ondersteuning van het inkomen van landbouwers worden versterkt en sneller ten uitvoer worden gelegd in gebieden die zijn getroffen door ernstige natuurrampen;

14.  is van mening dat er met middelen van het programma voor plattelandsontwikkeling voor moet worden gezorgd dat landbouwers de opleiding en het onderwijs genieten die nodig zijn om op adequate wijze gebruik te maken van instrumenten voor risicobeheer; is van mening dat landbouwers op die manier beter kunnen anticiperen op en omgaan met prijsschommelingen;

15.  dringt aan op concrete instrumenten om de negatieve sociale gevolgen van prijsschommelingen voor Europese landbouwers te verminderen;

16.  verzoekt de Commissie de hedgingfuncties van Europese markten voor landbouwgrondstoffenderivaten en de bijbehorende infrastructuur op de fysieke landbouwmarkten te analyseren en te beoordelen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.8.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

31

5

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nedzhmi Ali, Jean Arthuis, Lefteris Christoforou, Jean-Paul Denanot, Gérard Deprez, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Esteban González Pons, Iris Hoffmann, Monika Hohlmeier, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Ernest Maragall, Clare Moody, Siegfried Mureşan, Victor Negrescu, Jan Olbrycht, Urmas Paet, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Paul Tang, Isabelle Thomas, Monika Vana, Daniele Viotti, Marco Zanni, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Xabier Benito Ziluaga, Giovanni La Via, Stanisław Ożóg, Pavel Poc, Ivan Štefanec, Tomáš Zdechovský

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

David Coburn, Estefanía Torres Martínez

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

8.11.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

11

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Richard Ashworth, José Bové, Daniel Buda, Nicola Caputo, Matt Carthy, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Diane Dodds, Herbert Dorfmann, Edouard Ferrand, Luke Ming Flanagan, Beata Gosiewska, Martin Häusling, Anja Hazekamp, Esther Herranz García, Jan Huitema, Peter Jahr, Elisabeth Köstinger, Urszula Krupa, Zbigniew Kuźmiuk, Philippe Loiseau, Florent Marcellesi, Mairead McGuinness, Nuno Melo, Giulia Moi, Ulrike Müller, Maria Noichl, Marijana Petir, Bronis Ropė, Jasenko Selimovic, Maria Lidia Senra Rodríguez, Czesław Adam Siekierski, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Angélique Delahaye, Jean-Paul Denanot, Jørn Dohrmann, Ivan Jakovčić, Norbert Lins, Gabriel Mato, Stanislav Polčák, Annie Schreijer-Pierik, Vladimir Urutchev