VERSLAG over een coherent EU-beleid voor de culturele en creatieve sector

30.11.2016 - (2016/2072(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Christian Ehler, Luigi Morgano
(Gezamenlijke commissievergaderingen – artikel 55 van het Reglement)

Procedure : 2016/2072(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0357/2016
Ingediende teksten :
A8-0357/2016
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een coherent EU-beleid voor de culturele en creatieve sector

(2016/2072(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 10 juni 2016 getiteld "Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa" (COM(2016)0381),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 2 juli 2014 getiteld "Naar een bloeiende data-economie" (COM(2014)0442),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 22 januari 2014 getiteld "Voor een heropleving van de Europese industrie" (COM(2014)0014),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 9 januari getiteld "Actieplan ondernemerschap 2020 - De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen" (COM(2012)0795),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 18 december 2012 inzake de inhoud in de interne digitale markt (COM(2012)0789),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 26 september 2012 getiteld "Steun aan culturele en creatieve sectoren ten behoeve van groei en banen in de EU" (COM(2012)0537),

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 26 september 2012 getiteld "Competitiveness of the European high-end industries" (Het concurrentievermogen van Europese topkwaliteitsbedrijven) (SWD(2012)0286),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 30 juni 2010 getiteld "Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa" (COM(2010)0352),

–  gezien het Groenboek van de Commissie van 27 april 2010 getiteld "Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken" (COM(2010)0183),

–  gezien de studie van de Commissie van juni 2016 getiteld "Boosting the competitiveness of cultural and creative industries for growth and jobs" (Bevordering van het concurrentievermogen van de culturele en creatieve industrieën ten behoeve van groei en banen) (EASME/COSME/2015/003),

-  gezien de studie van de Commissie van juni 2009 getiteld "The impact of culture on creativity" (De invloed van cultuur op creativiteit),

–  gezien de mededeling van het Comité van de Regio's van 30 mei 2013 over de bevordering van de culturele en creatieve sector,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over "Creatieve en culturele industrieën – een Europese troef in de wereldwijde concurrentie"[1],

–  gezien Verordening (EU) nr. 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 – het Europees Fonds voor strategische investeringen[2],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG[3],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG[4],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (hierna: "de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen" genoemd)[5],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006[6],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking"[7],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014 - 2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG[8],

–  gezien de conclusies van de Raad van 16 juni 2016 over gendergelijkheid,

–  gezien de conclusies van de Raad van 27 mei 2015 over culturele en creatieve kruisbestuiving ter stimulering van innovatie, economische duurzaamheid en sociale inclusie,

–  gezien de conclusies van de Raad van 10 december 2012 over de "Actualisering van de mededeling over het industriebeleid: Een sterkere Europese industrie ten dienste van de groei en de economische heropleving",

–  gezien de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 over cultuur als katalysator voor creativiteit en innovatie,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van 8 juni 2016 aan het Europees Parlement en de Raad getiteld "Towards an EU strategy for international cultural relations" (Een Europese strategie voor internationale culturele betrekkingen) (JOIN(2016)0029),

–  gezien zijn resolutie van 19 januari 2016 getiteld "Naar een akte voor een digitale interne markt"[9],

–  gezien zijn resolutie van 8 september 2015 getiteld "Naar een geïntegreerde aanpak van cultureel erfgoed voor Europa"[10],

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over bevordering van de Europese culturele en creatieve sector als bron voor groei en banen[11],

–  gezien zijn resolutie van 23 oktober 2012 over kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's): concurrentievermogen en zakelijke kansen[12],

–  gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over de culturele dimensies van het externe optreden van de EU[13],

–  gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over het potentieel van de culturele en creatieve industrieën vrijmaken[14],

–  gezien zijn resolutie van 10 april 2008 over de culturele industrieën in Europa[15],

–  gezien zijn resolutie van 7 juni 2007 over de sociale status van de kunstenaar[16],

–  gezien het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 20 oktober 2005 door de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco) werd aangenomen,

–  gezien het rapport van de OESO en het EUIPO van 18 april 2016 getiteld "Trade in Counterfeit and Pirated Goods – Mapping the Economic Impact"[17] (Handel in nagemaakte en illegaal gekopieerde goederen – Gevolgen voor de economie in kaart gebracht),

–   gezien de studie van de Unesco van december 2015 getiteld "Cultural times: The first global map of cultural and creative industries";

–  gezien het verslag van de werkgroep van deskundigen uit de lidstaten van november 2015 getiteld "Towards more efficient financial ecosystems: innovative instruments to facilitate access to finance for the cultural and creative sectors",

–  gezien de artikelen 167 en 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het gezamenlijke overleg van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie cultuur en onderwijs overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie cultuur en het advies van de Commissie juridische zaken (A8-0357/2016),

A.  overwegende dat de Commissie in haar hierboven genoemde mededeling "Steun aan culturele en creatieve sectoren ten behoeve van groei en banen in de EU" erkent dat de culturele en creatieve sector[18] een cruciale rol speelt in de economische ontwikkeling van de EU en haar lidstaten;

B.  overwegende dat de EU nieuwe bronnen van slimme, duurzame en inclusieve groei moet bevorderen en hierin moet investeren; overwegende, in dit verband, dat dit het nog grotendeels onbenutte potentieel wat betreft het creëren van groei en banen in de culturele en creatieve sector zou moeten ontsluiten, vanwege de significante impact ervan in gebieden zoals nieuwe bedrijfsmodellen, creativiteit en innovatie, digitalisering en ontwikkeling van vaardigheden;

C.   overwegende dat de culturele en creatieve sector in twee opzichten intrinsiek waardevol is, namelijk doordat hij dankzij rechtstreekse banden met kunstenaars en makers de culturele en linguïstieke diversiteit bevordert en de Europese, nationale, regionale en lokale identiteit versterkt, en tegelijkertijd de sociale cohesie in stand houdt en met verschillende waardecreatiemodellen een substantiële bijdrage levert aan creativiteit, investeringen, innovatie en werkgelegenheid, waardoor hij een motor is voor duurzame economische groei in de EU en de lidstaten;

D.  overwegende dat Europese kunst en cultuur betrekking heeft op 3 000 jaar gemeenschappelijk cultureel erfgoed, kennis en waarden overbrengt en bijdraagt tot het beschermen van tastbaar en niet-tastbaar bewijs van de kunstmatige en natuurlijke wereld voor huidige en toekomstige generaties;

E.   overwegende dat culturele diplomatie, op grond van wederzijds respect voor waarden en specifieke kenmerken, de bilaterale betrekkingen tussen Europa en derde landen hechter maakt, door persoonlijk contact en samenwerking in alle culturele en creatieve domeinen bruggen bouwt tussen gemeenschappen, en bijdraagt tot meer wederzijds begrip en gezamenlijke projecten, waardoor het de economische en sociale groei stimuleert;

F.  overwegende dat de culturele en creatieve sector als ambassadeur van Europese waarden (zoals cultuur, creativiteit, kwaliteit, uitmuntendheid, vakmanschap) bijdraagt tot de "zachte macht" van Europa op wereldvlak;

G.  overwegende dat de culturele en creatieve sector centraal staat in een tweeledig en delicaat ecosysteem tussen groepen internationaal concurrerende en innovatieve kmo's en startende bedrijven, die het gebied voortdurend vernieuwen, diversiteit bewaren en bevorderen en banen scheppen maar soms kwetsbaar zijn, met name wat hun toegang tot markten en financiën betreft;

H.  overwegende dat de culturele en creatieve sector in Europa goed is voor meer dan 12 miljoen voltijdse banen, hetgeen 7,5 % van alle werknemers in de EU is, en dat de sector ongeveer 509 miljard euro toegevoegde waarde voor het bbp creëert (5,3 % van de totale bruto toegevoegde waarde in de EU); overwegende dat de culturele en creatieve sector in bepaalde regio's een significant hoger percentage van het bbp vertegenwoordigt en een hoger percentage lokale werknemers in dienst heeft;

I.  overwegende dat volgens een studie van het Europees Octrooibureau en het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie intellectuele-eigendomsintensieve sectoren goed zijn voor meer dan een kwart van de werkgelegenheid en meer dan een derde van de economische activiteit in de Unie;

J.  overwegende dat bijna 39 % van het bbp van de Unie wordt gegenereerd door intellectuele-eigendomsintensieve sectoren, waarbij merkintensieve sectoren verantwoordelijk zijn voor 34 % van het totaal, ontwerpintensieve sectoren voor 13 %, octrooi-intensieve sectoren voor 14 % en auteursrechtintensieve sectoren voor 4,2 %[19];

K.  overwegende dat er in de EU 2,5 keer meer mensen werken in de culturele en creatieve sector dan in de auto-industrie, en 5 keer meer dan in de chemiesector;

L.  overwegende dat de culturele en creatieve sector een belangrijke rol speelt in het ontwikkelen van levendige en karakteristieke regio's, hetgeen de levenskwaliteit van burgers kan helpen verbeteren en een belangrijke factor voor inkomende investeringen kan vormen;

M.  overwegende dat auteurs en kunstenaars aan de oorsprong liggen en de bron vormen van de culturele en creatieve sector;

N.  overwegende dat het onwaarschijnlijk is dat banen in de culturele sector naar elders worden overgeplaatst, omdat zij specifieke culturele, vaak regionale en historisch bepaalde vaardigheden vereisen; overwegende dat er in de culturele en creatieve sector meer banen naar jongeren gaan dan in andere sectoren, en dat de culturele en creatieve sector sinds de economische crisis in 2008 zeer weerbaar is gebleken; overwegende dat de werkgelegenheid in de culturele en creatieve sector in de EU gestegen is tussen 2008 en 2014; erkent de belangrijke rol van het Europees Sociaal Fonds in de bevordering van werkgelegenheid voor jongeren en de ontwikkeling van vaardigheden;

O.  overwegende dat de culturele en creatieve sector aantrekkelijke eigenschappen heeft met het oog op lokale ontwikkeling: hij maakt gebruik van een scala van vaardigheden op een reeks van verschillende niveaus, is veelal maatschappelijk verantwoord en sociaal inclusief en brengt positieve externe effecten mee in de desbetreffende gebieden; overwegende dat zijn openheid en interactie met andere activiteiten tot agglomeratie- en clustereffecten leiden en de sector vaak voor een hoog aandeel van de totale lokaal toegevoegde waarde zorgt;

P.  overwegende dat flexibiliteit en mobiliteit onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in de context van professionele artistieke activiteiten en het daarom van belang is dat de garantie van een zekere sociale bescherming de tegenprestatie is voor het wisselvallige en soms onzekere karakter van het kunstenaarsvak;

Q.   overwegende dat de culturele en creatieve sector vooral bestaat uit kleine en micro-ondernemingen en overwegende dat meer dan 95 % van de bedrijven in deze sector minder dan 10 mensen in dienst heeft[20];

R.  overwegende dat er een verkeerde perceptie bestaat dat aan investeringen in de culturele en creatieve sector grotere risico's zijn verbonden dan aan investeringen in andere economische sectoren, onder meer omdat de culturele en creatieve sector intellectuele-eigendomsintensief is en het moeilijk is om de immateriële activa van deze sector te gebruiken als zekerheid voor de financiering ervan;

S.  overwegende dat beoefenaars van culturele en creatieve beroepen steeds minder in vaste dienst worden genomen en steeds vaker als zelfstandige of afwisselend als zelfstandige en in loondienst, deeltijds of zonder vaste aanstelling, werkzaam zijn;

T.  overwegende dat op cultuur gebaseerde initiatieven en industrieën meerdere rollen te vervullen hebben in lokale en regionale ontwikkeling, waarbij zij traditioneel de aantrekkelijkheid van regio's vergroten, de socio-economische en sociale ontwikkeling van plattelands- en geïsoleerde gebieden waarborgen, maar ook geïntegreerde duurzame stadsvernieuwing mogelijk maken;

U.  overwegende dat de culturele en creatieve sector een belangrijke rol speelt bij de herindustrialisering van Europa, een motor is voor groei, en door zijn strategische positie innovatie stimuleert in andere industrieën, zoals toerisme, detailhandel en digitale technologieën;

V.  overwegende dat de culturele en creatieve sector een drijvende kracht is achter innovatie en ontwikkeling van ICT in Europa; overwegende dat de digitale transformatie van de sector nieuwe mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen en marktuitbreiding, maar ook uitdagingen meebrengt voor de traditionele culturele en creatieve sector;

W.  overwegende dat creatieve bedrijfstakken tot de ondernemendste sectoren behoren en overdraagbare vaardigheden ontwikkelen zoals creatief denken, het oplossen van problemen, teamwerk en vindingrijkheid;

X.  overwegende dat toerisme op het gebied van industrieel erfgoed en industriële musea nieuwe culturele en economische perspectieven kunnen bieden, met name voor postindustriële regio's, en de traditionele Europese kennis levend kunnen houden;

Y.  overwegende dat Creatief Europa en het Europees Fonds voor strategische investeringen de enige bronnen van EU-financiering zijn die de culturele en creatieve sector een specifieke prioriteit noemen;

Z.  overwegende dat met de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie sommige maatregelen op het gebied van cultureel erfgoed (met name herstel en behoud) en, in sommige gevallen, van de door EU-fondsen en aanvullende regionale fondsen ondersteunde culturele activiteiten, als staatssteun zouden kunnen worden beschouwd, ondanks hun lokale belang en ondanks de niet-economische aard en de niet-commerciële organisatie van de betreffende activiteiten en van de betreffende culturele instelling, met aanzienlijke obstakels voor de relevante regionale autoriteiten en vertragingen bij de uitvoering van dergelijke maatregelen als gevolg;

AA.  overwegende dat in de huidige convergerende en geglobaliseerde markt, de innovatieve en onderzoeksgerichte Europese culturele en creatieve sector essentieel is voor het verzekeren van de linguïstieke en culturele diversiteit en het pluralisme evenals het aanbod van innovatieve en kwalitatief hoogstaande diensten;

AB.  overwegende dat vandaag meer culturele en creatieve producten dan ooit beschikbaar worden gesteld en worden gedeeld, vooral via bijvoorbeeld platformen waarop gebruikers hun eigen inhoud kunnen uploaden en diensten voor aggregatie van inhoud, en dat de distributie- en productiekosten dankzij de technologische vooruitgang gedaald zijn, maar dat de culturele en creatieve sector zijn inkomsten niet evenredig heeft zien stijgen, hetgeen grotendeels te wijten is aan het gebrek aan transparantie in de waardeketen evenals de juridische onduidelijkheid en de moeilijkheden die de traditionele sectoren ondervinden om zich aan de digitale transformatie aan te passen;

AC.   overwegende dat de Commissie wordt aangemoedigd om toereikende maatregelen te treffen om de opkomst van een aantrekkelijk legaal aanbod en grensoverschrijdende beschikbaarheid mogelijk te maken, teneinde de waardekloof te verminderen en ervoor te zorgen dat auteurs, makers, kunstenaars en houders van rechten eerlijk vergoed worden voor hun werk;

AD.  overwegende dat de culturele en creatieve sector aanzienlijke veranderingen ondergaat als gevolg van toegenomen digitale technologieën die wijzigingen in de omstandigheden van artistieke productie meebrengen en van invloed zijn op het intellectuele-eigendomsrecht;

AE.  overwegende dat de culturele en creatieve sector ondergewaardeerd en miskend blijft, met name wat betreft zijn vermogen om toegang te krijgen tot startkapitaal en financiering;

AF.  overwegende dat in de meest recente door de Commissie bestelde studie[21] de door creativiteit aangestuurde luxegoederenindustrie opgenomen werd in de definitie van de culturele en creatieve sector; overwegende dat de modesector en de luxegoederenindustrie gestoeld zijn op een grote culturele en creatieve input, dat zij bijdragen tot het behoud van het eeuwenoude savoir-faire van Europa en dat zij wortelen in cultureel erfgoed en tradities die niet door anderen gekopieerd kunnen worden; overwegende dat de samenwerking moet worden versterkt teneinde rekening te houden met veranderingen op het gebied van werkgelegenheid en de behoefte aan specifieke vaardigheden;

AG.  overwegende dat de nationale ramingen met betrekking tot de culturele en creatieve sector moeilijk vergelijkbaar zijn, omdat de lidstaten nog steeds verschillende definities van de culturele en creatieve sector hanteren; merkt op dat dergelijke definities ook brede categorieën van de culturele en creatieve sector zoals software, reclame en marketing omvatten, die zeer succesvol zijn in economisch opzicht alsook als voorbeelden van Europese creativiteit en ondernemerschap;

AH.  overwegende dat de internationale handel in nagemaakte en illegaal gekopieerde goederen in 2013 goed was voor 2,5 % van de wereldhandel en tot 5 % van de invoer in de EU, wat neerkomt op 85 miljard EUR;

AI.  overwegende dat de investeringen in de industriële economie zich voornamelijk concentreerden op materiële goederen en dat deze de belangrijkste bijdragen aan de groei leverden, terwijl in de creatieve economie van tegenwoordig voornamelijk wordt geïnvesteerd in immateriële goederen als bronnen van toegevoegde waarde en groei; overwegende dat de financiering van de culturele en creatieve sector in deze context moet worden bezien;

AJ.  overwegende dat hoewel de ontwikkeling van digitale technologie en infrastructuur een prioriteit van het Europees beleid is, de verspreiding van culturele en creatieve goederen en diensten online via culturele instellingen nog steeds moet worden verbeterd;

AK.  overwegende dat de culturele en creatieve sector bijdraagt tot het behoud en de verbetering van het immense cultureel, historisch en architectonisch erfgoed van Europa; overwegende dat de culturele en creatieve sector van belang is voor de ontwikkeling van culturele diplomatie, de toeristische sector en de bevordering van nationale en lokale culturen, in het proces naar vooruitgang en de ontwikkeling van steden en regio's;

Definitie en statistieken

1.  roept de Commissie op om een breed, coherent en duurzaam industriebeleidskader te ontwikkelen voor de culturele en creatieve sector, en vraagt de EU om de ontwikkeling, effectieve bevordering en bescherming en toereikende financiering van de culturele en creatieve sector op te nemen in haar strategische doelstellingen en algemene prioriteiten, teneinde het concurrentievermogen van de sector te vergroten en de sector in staat te stellen zijn potentieel om kwalitatief hoogwaardige banen en groei te scheppen, te ontplooien;

2.  roept de Commissie op om haar beleidsmaatregelen in de toekomst te baseren op de volgende definitie van de culturele en creatieve sector: "De culturele en creatieve sector bevat die industrieën die gestoeld zijn op culturele waarden, culturele diversiteit, individuele en/of collectieve creativiteit, vaardigheden en talent, en die het potentieel hebben om innovatie, welvaart en banen te creëren door het genereren van sociale en economische waarde, met name uit intellectueel eigendom; het gaat om de volgende sectoren, die op culturele en creatieve input berusten: architectuur, archieven en bibliotheken, kunstnijverheid, de audiovisuele sector (met inbegrip van film, televisie, software en videogames, en multimedia en muziekopnames), cultureel erfgoed, ontwerp, de door creativiteit aangestuurde luxegoederenindustrie en mode, festivals, livemuziek, podiumkunsten, boeken en uitgeverijen (kranten en tijdschriften), radio en beeldende kunsten, software, reclame en marketing";

3.  roept de Commissie op – rekening houdend met het feit dat de lidstaten nationale classificatiesystemen gebruiken voor de activiteiten van de culturele en creatieve sector – om specifieke indicatoren vast te stellen voor toezicht op en analyse van de culturele, economische en sociale impact en dynamiek van haar beleidsmaatregelen en wetgevingsvoorstellen met betrekking tot de sector, en de rol van de sector als motor voor innovatie en groei in alle andere activiteitsgebieden in de EU en in relevante derde landen; onderstreept dat de Commissie daarom alternatieve gegevensbronnen moet identificeren om de officiële statistieken aan te vullen en te verbeteren; benadrukt dat de culturele en creatieve sector vaak complexe bedrijfsmodellen kent, wat een uitdaging kan zijn voor traditionele financieringsmodellen, en dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat een duidelijker inzicht in de positieve effecten van overheidsinvesteringen wordt verkregen en de vereiste analyseniveaus te verstrekken om meer particuliere investeringen aan te trekken; roept de Commissie daarnaast op te voorzien in coördinatie-inspanningen om transnationale synergieën te vergemakkelijken, bijvoorbeeld samenwerkingsprojecten, mobiliteitsmogelijkheden of joint ventures ter zake;

4.  beklemtoont dat statistische gegevens over de culturele en creatieve sector moeten worden verzameld, hetgeen ook een bijdrage zal leveren aan het debat over het cultuurbeleid; moedigt de Commissie en Eurostat aan om, in hun streven om het effect van het cultuurbeleid in de volledige culturele en creatieve sector regelmatig te analyseren en te meten, de sector op te nemen in hun jaarlijkse statistieken op grond van een analyse van de waarde en overloopeffecten die door de sector in het digitale tijdperk gecreëerd worden, en om twee keer per jaar een verslag te publiceren dat de ontwikkelingen binnen de sector beschrijft; wijst in dit verband op de behoefte om de rol van Eurostat en van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek te versterken;

Kadervoorwaarden en de bevordering van innovatie

5.  roept de Commissie op een overkoepelende regeling in te voeren die de kloof tussen O&O, de productie van Europese creatieve inhoud en technologische innovatie op mediagebied en daarbuiten te dichten; merkt op dat een dergelijke overkoepelende regeling de productie van creatieve en concurrerende EU-diensten en commerciële en arbeidsmogelijkheden zou stimuleren en de markttoegang voor kmo's en startende bedrijven zou verbeteren, terwijl een pluralistisch en divers Europees landschap op basis van sterke synergieën tussen de creatieve en culturele sector en technologische innovatie wordt bevorderd en waarbij de Europese digitale interne markt wordt versterkt;

6.  benadrukt dat digitale technologie en infrastructuur afhangen van de inhoud die door makers verstrekt wordt; merkt op dat de rechtstreekse toegang tot een wereldwijd publiek heeft geleid tot nieuwe vormen van artistieke en creatieve inhoud; roept de Commissie bijgevolg op om een passend wettelijk kader voor de waardeketen in het digitale tijdperk tot stand te brengen, inclusief intellectuele-eigendomsrechten, waarin de behoeften van alle betrokken partijen en de specifieke kenmerken van de sector in acht worden genomen, waarin innovatie wordt gestimuleerd, transparante contractuele betrekkingen worden bevorderd, en het recht op eerlijke vergoeding en juridische bescherming voor auteurs, makers en alle bij het creatieve proces betrokken partijen en voor hun werk wordt bekrachtigd, hetgeen voor een bloeiende digitale economie zal zorgen;

7.  benadrukt de behoefte aan samenwerking en het belang van het voortdurend delen van kennis en beste praktijken tussen lidstaten die de creatieve sector willen ondersteunen en stimuleren, en creativiteit en productiviteit op alle niveaus willen bevorderen;

8.  is van mening dat de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en daaraan gerelateerde rechten ten grondslag ligt aan de inkomsten van de creatieve en culturele sector; verzoekt de Commissie om, in het licht van de huidige hervorming van de intellectuele-eigendomsrechten, evenwichtige wettelijke oplossingen te creëren die aangepast zijn aan het digitale tijdperk, ook in samenwerking met de industrie en consumentengroepen, die de belangen van zowel kmo's, kleine en micro-ondernemingen als makers, rechthebbenden, gebruikers van rechten, freelancers en consumenten beschermen en verwezenlijken, zodat duidelijk is dat vrijstelling van aansprakelijkheid enkel toegepast kan worden op daadwerkelijk neutrale en passieve aanbieders van onlinediensten, zoals vastgesteld in de e-handelsrichtlijn en de jurisprudentie van het HVJEU, en niet op diensten die een actieve rol spelen bij de verdeling, promotie en commerciële exploitatie van inhoud, ten koste van de makers; merkt op dat coördinatie tussen de regelgevende autoriteiten, de wetshandhavingsinstanties en het rechtsstelsel in de EU vereist is, gezien het grenzeloze karakter van de digitale omgeving;

9.  benadrukt dat onderzoek naar rechthebbenden en ondoorzichtige regels inzake intellectuele-eigendomsrechten administratieve lasten meebrengen, met hoge kosten en flinke inspanningen als gevolg, met name voor kmo's die op grensoverschrijdende basis werken; beveelt daarom aan om een gemeenschappelijke pan-Europese gegevensbank te ontwikkelen met alle beschikbare informatie over rechthebbenden voor elke sector teneinde vereffening van rechten te vergemakkelijken;

10.  benadrukt dat Richtlijn 2014/26/EU heeft geleid tot verbeteringen van het systeem voor vereffening van rechten voor muziekwerken in de onlineomgeving; vraagt de Commissie om ook goed bestuur, efficiëntie, transparantie en verantwoordingsplicht van organisaties voor collectief beheer van rechten in andere sectoren te verbeteren;

11.  benadrukt dat piraterij en namaak een groot probleem blijven voor zowel de culturele en creatieve sector als de burgers; wijst erop dat deze illegale activiteiten leiden tot grootschalige inkomens- en banenverliezen en de oorzaak kunnen zijn van veiligheids- en gezondheidsproblemen, die aangepakt moeten worden; verneemt met instemming dat de sector betrokken wordt bij het zoeken naar oplossingen tegen piraterij en namaak, en benadrukt dat de strijd tegen deze illegale activiteiten geïntensiveerd moet worden;

12.   benadrukt dat de tenuitvoerlegging van de bestaande handhavingsregels in de EU gemonitord en geïntensiveerd moet worden; raadt aan om te overwegen strengere sancties in te voeren, een systeem van garanties voor traceerbaarheid te promoten als afschrikmiddel voor namakers – met name degenen die op grote schaal en voor commercieel gebruik producten namaken – en de schadevergoedingen en schadeloosstellingen voor rechthebbenden te verhogen; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan om bewustmakingscampagnes te lanceren tegen piraterij en namaak en trends te signaleren en daar effectiever op in te spelen, en tegelijkertijd rechthebbenden en dienstverleners aan te sporen ervoor te zorgen dat op een gemakkelijke manier toegang kan worden verkregen tot legale inhoud, om piraterij te ontmoedigen; benadrukt tot slot dat alle digitale spelers betrokken moeten worden bij de strijd tegen de onlinehandel in namaakproducten;

13.  roept de Commissie op om te komen met doeltreffende maatregelen om online piraterij te bestrijden, en er met name voor te zorgen dat online diensten die inhoud aanbieden, doeltreffende middelen aanwenden om illegale inhoud uit hun aanbod te verwijderen en actie ondernemen om te voorkomen dat deze inhoud weer verschijnt;

14.  meent dat het essentieel is om op traditionele beleidsterreinen hokjesdenken te voorkomen en om culturele en creatieve uitstralingseffecten te bevorderen;

15.   roept de Commissie en de lidstaten op om, binnen hun respectieve bevoegdheden, sectoroverschrijdende samenwerking te bevorderen door middel van het opzetten van "leerlabs", creatieve hubs, gedeelde werkplekken, netwerkprogramma's en culturele en creatieve clusters en netwerken op regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau, teneinde de interactie tussen micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, en tussen non-profitorganisaties en commerciële bedrijven in de culturele en creatieve sector, traditionele nijverheid, erfgoedorganisaties, toerisme, onderzoekscentra, universiteiten, investeerders en beleidsmakers te stimuleren; verzoekt daarnaast om ondersteuning voor de ontwikkeling van een innovatie-vriendelijk en ondersteunend wettelijk kader voor het opzetten van en experimenteren met nieuwe businessmodellen, producten en diensten via strategische partnerschappen tussen producenten, distributeurs en projectontwikkelaars, en om ondersteuning voor de activiteiten van starterscentra;

16.   acht het absoluut noodzakelijk dat de Unie en haar lidstaten de mogelijkheid behouden hun cultureel en audiovisueel beleid te handhaven en verder te ontwikkelen binnen het kader van hun wetgeving, normen en conventies, inclusief het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen; dringt er daarom op aan dat de uitsluiting van diensten voor culturele en audiovisuele inhoud, ook online, duidelijk in overeenkomsten tussen de Unie en derde landen wordt vermeld; benadrukt in deze context dat de culturele en de audiovisuele diensten van het mandaat voor algemene vrijhandelsovereenkomsten moeten worden uitgesloten, aangezien cultuur- en creatieve goederen een tweeledig intrinsieke waarde hebben;

17.  verzoekt de Commissie om de ontwikkeling, verbetering en uitbreiding van infrastructuur te bevorderen, wat essentieel is voor het ondersteunen van de creatieve sector in Europa, met name het waarborgen van de uitbreiding van snelle breedbandverbindingen naar het platteland en afgelegen gebieden;

18.  erkent dat veel steden en regio's in Europa uitgebreide plannen hebben ontwikkeld voor hun lokale culturele en creatieve sector; roept de Commissie op om lering te trekken uit de goede aspecten van deze strategieën;

19.  roept de Commissie en de lidstaten op om het Europees jaar voor het culturele erfgoed 2018 te beschouwen als een uitgelezen kans om de Europese uitmuntendheid in de culturele en creatieve sector te bevorderen en de noodzaak van een adequate programmering en financiering te benadrukken;

20.  verzoekt de Europese dienst voor extern optreden om het volledige potentieel van culturele diplomatie te benutten door bevordering en verbetering van de concurrentiekracht van de Europese culturele en creatieve sector;

Digitalisering van de culturele en creatieve sector

21.   benadrukt dat de culturele en creatieve sector, die voor het grootste deel uit kmo's bestaat, functioneert in een voortdurend veranderende omgeving, en daardoor wordt uitgedaagd om zijn bedrijfsmodellen te heroverwegen en en opnieuw vorm te geven, teneinde marktgerichte oplossingen te ontwikkelen en nieuwe doelgroepen aan te trekken; benadrukt dat nieuwe ICT-toepassingen, zoals big data, cloud computing en het internet van de dingen, mogelijkheden doen ontstaan voor de economie en de maatschappij, met name wanneer deze geïntegreerd worden in sectoren zoals de culturele en creatieve sector, met name bij de distributie, exploitatie en productie van creatief werk; onderstreept echter dat als de culturele en creatieve sector volledig wil profiteren van het potentieel voor groei en werkgelegenheid dat door nieuwe technologieën wordt geboden, de voltooiing van de digitale interne markt prioriteit moet genieten; benadrukt daarnaast dat meer rechtszekerheid en minder administratieve belasting nodig zijn; roept de lidstaten en de Commissie op om de digitalisering van culturele inhoud te ondersteunen; benadrukt in dit verband dat het plan van de Commissie voor "Digitalisering van de sector" en het EU-handhavingskader ten volle rekening dienen te houden met de specifieke kenmerken van de culturele en creatieve sector;

22.  is van mening dat digitale platformen een middel zijn om de toegang tot cultureel en creatief werk te vergroten, en tal van mogelijkheden bieden voor de culturele en creatieve sector om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen; benadrukt dat moet worden nagedacht over hoe dit proces met meer rechtszekerheid en respect voor rechthebbenden kan functioneren; onderstreept het belang van transparantie en van het verzekeren van een gelijk speelveld; is in dit opzicht van mening dat de bescherming van rechthebbenden in het kader van copyright en intellectueel eigendom noodzakelijk is om de erkenning van waarde en de bevordering van innovatie, creativiteit, investeringen en productie van inhoud te verzekeren;

23.  benadrukt dat digitalisering en convergentie van de media nieuwe mogelijkheden creëren voor toegang, distributie en promotie van Europese werken, en benadrukt het belang van het waarborgen van financiering voor de digitalisering, het behoud en de online beschikbaarheid van het Europese culturele erfgoed;

Arbeidsomstandigheden in de culturele en creatieve sector

24.   merkt op dat atypische arbeidsvormen (deeltijdse contracten, contracten van beperkte duur, tijdelijk werk en economisch afhankelijk zelfstandig ondernemerschap) wijdverspreid zijn in de culturele en creatieve sector, met name in de media en in de culturele sector;

benadrukt dat belemmeringen voor de mobiliteit van kunstenaars en professionals in de culturele sector weggewerkt moeten worden, en ondersteunt het verzoek van het Europees Economisch en Sociaal Comité om een passende oplossing uit te werken om de mobiliteit van werknemers in de culturele en creatieve sector in de EU te verbeteren en de visaprocedures voor uitwisselingen met derde landen te versoepelen;

25.   verzoekt de lidstaten een juridisch en institutioneel kader te ontwikkelen of te implementeren voor creatieve artistieke activiteiten door middel van het aannemen of toepassen van een aantal samenhangende en alomvattende maatregelen ten aanzien van contracten, belangenverenigingen, sociale zekerheid, ziekteverzekering, directe en indirecte belastingen en naleving van Europese regels, teneinde de mobiliteit van kunstenaars in de EU te verbeteren;

26.  verwijst naar het hoge percentage vrouwen in de creatieve sector en benadrukt in het bijzonder de situatie van zelfstandigen en van moeders die herintreden op de arbeidsmarkt ("mompreneurs");

27.  wijst op de huidige gemiddelde loonkloof (16,1 % in 2014) en pensioenkloof (40,2 %) tussen mannen en vrouwen in de EU en benadrukt dat vrouwen in de culturele en creatieve sector, net als in andere economische sectoren, met barrières worden geconfronteerd, zoals de loonkloof en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, toegang tot financiering, stereotypen, opleidingen en een leven lang leren;

Onderwijs, vaardigheden en opleiding

28.   benadrukt dat de creatieve drang in elk mens aanwezig is en dat creatief talent van kindsbeen af moet worden gevoed teneinde de grondslag te leggen voor een voortdurende vernieuwing van creatief talent; merkt evenwel op dat deze vaardigheden op alle leeftijden aangemoedigd kunnen worden, met name door toegankelijke programma's voor een leven lang leren; moedigt de lidstaten aan om een grotere kennis van de culturele en creatieve sector in onderwijs- en opleidingsprogramma's te bevorderen, het onderricht in mediageletterdheid en digitale vaardigheden te ontwikkelen en de onderwijs-, opleidings- en kwalificatiestelsels te verbeteren, waardoor studenten van alle leeftijden een complete opleiding in een creatieve kunstrichting kunnen krijgen;

29.   wijst nadrukkelijk op het tekort aan overkoepelende vaardigheden, met name ondernemerschapsvaardigheden, onder afgestudeerden in kunst- en cultuurrichtingen, en op hun gebrekkige kennis van het intellectuele-eigendomsrecht en de manieren om dit recht te beschermen; is daarom van mening dat de lidstaten en de onderwijsinstellingen aangemoedigd moeten worden om deze leemte aan te pakken door de onderwijsprogramma's aan te passen, teneinde doorlopende professionele opleidingen te verstrekken en voor een betere integratie van creatieve en ondernemersopleidingen te zorgen, en aldus de bedrijfskundige, financiële, marketinggerelateerde en managementvaardigheden van creatieve ondernemers te versterken;

30.   roept de lidstaten op om meer ondersteuning aan leerkrachten toe te kennen, zodat zij de creatieve en innovatieve talenten van jongeren kunnen ontwikkelen, door hun onderricht te moderniseren en door mediageletterdheid, kunst, muziek, theater en film in onderwijs- en opleidingsprogramma's te integreren; moedigt de lidstaten aan om kennis van cultureel erfgoed, artistieke praktijken en kunstuitingen en zachte vaardigheden gericht op creativiteit en innovatie te ontwikkelen; roept de lidstaten ook op om samenwerkingen tussen scholen te ondersteunen, met het oog op de uitwisseling van de meest doeltreffende methoden en praktijken om creativiteit en innovatie te stimuleren, wat zal helpen om mensen producten en diensten van de creatieve industrie naar waarde te doen schatten;

31.   herinnert eraan dat partnerschappen met onderwijsinstellingen ook kunnen bijdragen aan een stimulerende leeromgeving en de integratie van kansarme en gemarginaliseerde gemeenschappen, en tevens kansen kunnen bieden aan mensen in achtergestelde buurten;

32.   benadrukt het potentieel van de culturele en creatieve sector voor jongerenwerkgelegenheid en herindustrialisering en neemt in het bijzonder nota van de groeiende mogelijkheden in de culturele en creatieve sector die de digitale omgeving schept voor jongeren; roept de Commissie en de lidstaten op om de culturele en creatieve sector te integreren in het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en om te voorzien in fondsen om loopbanen, ondernemerschap en opleidingen in deze sector te faciliteren door het opzetten van leerstelsels en het vergemakkelijken van mobiliteit en uitwisseling via mentorschap en stageprogramma's; verzoekt in dit verband om de middelen van de jongerengarantie efficiënter voor dit doel in te zetten;

33.  brengt in herinnering dat het geleidelijke uitsterven van traditionele vaardigheden en ambachten behoort tot de grootste uitdagingen voor de culturele-erfgoedsector; vraagt de Commissie en de lidstaten om het behoud van erfgoed, de culturele en linguïstieke diversiteit, de traditionele vaardigheden en het Europese nationale, regionale en lokale savoir-faire te verzekeren, de ambachten die aan de creatieve en culturele sector gelinkt zijn, te vrijwaren en te bevorderen, de overdracht van knowhow te vergemakkelijken en meer aandacht te besteden aan beroepsopleidingen en hoogopgeleide arbeidskrachten, teneinde talent aan te trekken en onder meer in de bouw en in conservatie- en renovatiewerk uitmuntend vakmanschap te verzekeren; onderstreept vanuit dit oogpunt dat sterke strategische koppelingen moeten worden gelegd tussen cultuurbeleid en de sociale en productieve middelen;

34.   roept de Commissie op om mensen bewust te maken van de carrièremogelijkheden in de aan de culturele en creatieve sector gelinkte ambachtelijke en productiesector via campagnes en beleidsmaatregelen die de overdracht van kennis bevorderen, teneinde vakmanschap en expertise in deze sector te bewaren;

35.   moedigt de lidstaten aan om gevolg te geven aan Erasmus+-stimulansen teneinde een grensoverschrijdende aanpak tussen de verschillende gebieden in het formele onderwijs, in niet-formele en informele opleidingen, bijscholing en programma's voor een leven lang leren te bevorderen; moedigt instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs aan om dwarsverbanden te leggen tussen programma's in kunst en cultuur, wetenschap, ingenieursopleidingen, technologie, bedrijfswetenschappen en relevante gebieden; vraagt in het bijzonder om maatregelen om de kloof tussen STEM en ICT en kunst- en ontwerpvakken te dichten, teneinde de ontwikkeling van technische loopbanen in de creatieve sector en creatieve loopbanen in de STEM-sector te ondersteunen, omdat deze essentieel zijn voor de groei van de Europese creatieve en culturele sector; benadrukt de noodzaak om kenniscentra te ondersteunen en uitwisselingen tussen beroepen in de sector te bevorderen, ook in derde landen, en creatief talent aan te trekken en te ontwikkelen;

36.   moedigt de lidstaten aan om de samenwerking tussen kunstacademies, aanbieders van beroepsopleidingen, universiteiten en bedrijven in de culturele en creatieve sector te bevorderen, onder meer door kunstenaars te laten verblijven in bedrijfs- en onderwijsomgevingen, om te zorgen voor een betere afstemming tussen het aanbod van vaardigheden en de vraag van de arbeidsmarkt en de concurrentiekracht van de sector te versterken; raadt aan om werk-leertrajecten te ontwikkelen, zoals duale leerprogramma's;

37.  raadt aan om beleidsmaatregelen te ontwikkelen en uit te voeren die gericht zijn op het verhogen van het niveau van culturele participatie van EU-burgers, dat in veel lidstaten nog steeds erg laag ligt; benadrukt dat dit voordelen met zich meebrengt, zowel in termen van het bevorderen van meer creatief talent als het veiligstellen van een grotere en sterkere vraag naar culturele en creatieve producten van de EU;

38.  pleit voor het toekennen van een "Europese Prijs voor de creatieve en culturele sector", naar het voorbeeld van de "Frans-Duitse Prijs voor de creatieve en culturele sector";

39.   onderstreept het grote potentieel van vrouwelijke innovators en ondernemers en de belangrijke rol die zij spelen in de culturele en creatieve sectoren; moedigt de lidstaten aan om toereikende financiële ondersteuning en opleidingen aan te bieden en benadrukt het belang van netwerken en van het delen van beste praktijken;

40.  stelt voor om de mogelijkheid van mobiliteitsprogramma's voor "Jonge vernieuwers" te onderzoeken ter bevordering van uitwisseling en innovatie op het gebied van cultuur en creatie;

41.  neemt nota van de mededeling van de Commissie getiteld "Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa: samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen", en gaat akkoord met het standpunt dat "vaardigheden in een snel veranderende wereldeconomie in sterke mate bepalend zijn voor het concurrentievermogen en het vermogen om te innoveren", dat zij een "aantrekkende factor" vormen voor investeringen en een "katalysator voor de positieve spiraal van nieuwe banen en groei", en bovendien "essentieel (zijn) voor sociale cohesie"; acht het noodzakelijk om speciale aandacht te besteden aan creatieve vaardigheden bij de herziening van het Kader van kerncompetenties en het Europees kwalificatiekader;

42.  moedigt de lidstaten aan om initiatieven te nemen zoals de "cultuurbonus" van de Italiaanse regering, waarbij alle achttienjarigen met een wettelijke verblijfplaats in Italië een bedrag van 500 EUR krijgen dat enkel besteed kan worden aan "cultureel verrijkende activiteiten" zoals musea, galerijen, archeologische en erfgoedsites, boeken en films;

Financiering

43.  wijst erop dat de culturele en creatieve sector in niet-onaanzienlijke mate publieke cultuursubsidies ontvangt; merkt daarnaast op dat de publieke cultuursubsidies in grote mate tot de culturele diversiteit van de Europese Unie bijdragen; roept derhalve de Commissie en de lidstaten op om, binnen hun respectieve bevoegdheden, voldoende middelen uit hun begrotingen ter beschikking te stellen voor publieke cultuursubsidies;

44.  benadrukt de noodzaak om het overheidsbeleid ter ondersteuning van de culturele en creatieve sector te versterken en de cultuurbudgetten te verhogen; wijst erop dat de lidstaten zwaar hebben bezuinigd op de overheidsfinanciering, wat een ernstige bedreiging vormt voor de activiteiten van de Europese culturele en creatieve sector;

45.  wijst op het succes van belastingverlichtende regelingen voor de culturele en creatieve sector in bepaalde lidstaten; moedigt alle lidstaten daarom aan om soortgelijke regelingen in te voeren, maar veroordeelt evenwel speciale fiscale regelingen – gekend als "fiscale rulings" – waardoor sommige bedrijven de betaling van belastingen onrechtmatig hebben kunnen beperken;

46.   merkt op dat alle door de EU gefinancierde programma's openstaan voor de culturele en creatieve sector, maar meent dat de participatiegraad nog te laag is; vraagt de Commissie om als eerste stap een centraal loket te creëren – bv. een website – dat zijn oorsprong vindt in een samenwerking tussen de verschillende betrokken DG's en dat de verschillende financieringsmogelijkheden voor de culturele en creatieve sector benadrukt, informatie verspreidt via pan-Europese culturele netwerken en de nationale organisaties, voorbeelden van beste praktijken verzamelt en promoot, en zorgt voor een betere kennis onder financiële investeerders en instellingen van de specifieke kenmerken en verschillende uitdagingen van de culturele en creatieve sector, aangezien dit het bewustzijn rond en de toegankelijkheid van financiering voor de creatieve en culturele sector zou verbeteren;

47.   verzoekt de Commissie om te werken aan de integratie van EU-steun voor de culturele en creatieve sector, waaronder financiering, door het aannemen van een overkoepelende en horizontale EU-strategie; benadrukt evenwel dat rekening moet worden gehouden met de afwijkende aard van de creatieve en culturele sector en met de specifieke behoeften van de sector op het vlak van financiering en innoverende omgevingen, op grond waarvan specifieke implementeringsplannen vereist zijn, bijvoorbeeld een gezamenlijke kaderregeling tussen Horizon 2020 en Creatief Europa; erkent het multipliereffect dat EU-financiering heeft voor de culturele en creatieve sector, met name in specifieke regio's;

48.  erkent de belangrijke rol die non-profit-, coöperatieve en sociale ondernemingen spelen in de culturele en creatieve sector en dringt er daarom op aan om elk onderscheid in de structurele en sociale financiering van de EU die de inzetbaarheid van deze structuren zou kunnen beperken, te vermijden;

49.  merkt op dat de tussentijdse evaluatie van het MFK en de verslagen over de tenuitvoerlegging van EU-programma's moeten worden beschouwd als twee onderling verbonden delen van hetzelfde proces; merkt op dat vooral voor Creatief Europa, Horizon 2020 en de structuurfondsen (EFRO en ESF) de rol en het effect van de culturele en creatieve sector op groei, werkgelegenheid en territoriale samenhang specifiek geëvalueerd en verder gepromoot moeten worden; benadrukt dat dit proces moet leiden tot een solide en coherente basis voor de herziening van het MFK en de architectuur van de EU-programma's na 2002;

50.  roept de Commissie op om artikel 167, lid 4, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie in acht te nemen en de culturele en creatieve bedrijfstakken, als onderdeel van de culturele en creatieve sector, als een horizontale prioriteit op te nemen in de EU-financieringsstelsels en -programma's, met name in Horizon 2020, EaSI en de Europese structuur- en investeringsfondsen;

51.  roept de Commissie op om de mogelijke synergieën tussen EU-beleidsmaatregelen ten volle te benutten, teneinde de financiering die beschikbaar is in het kader van EU-programma's (zoals Horizon 2020, de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, Erasmus+, programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI), Creatief Europa en COSME) en de Europese structuur- en investeringsfondsen effectief te gebruiken om meer projecten in de culturele en creatieve sector te ondersteunen;

52.  wijst erop dat duidelijk nog meer kan worden gedaan om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF's) en andere Europese programma´s, zoals voorzien voor de programmeringsperiode 2014-2020 en zoals voor het Erasmus+-programma en het programma Creatief Europa specifiek vermeld in de punten 4.6 en 6.4 van bijlage 1 van de verordening gemeenschappelijke bepalingen 1a, door in de hele EU betere informatie te verstrekken en door een duidelijk meer geëngageerde tenuitvoerlegging in de lidstaten en hun regio's;

53.  roept de Commissie op om het gedeelte van Verordening (EU) van de Commissie nr. 651/2014 dat staatssteun voor cultuur en behoud van cultureel erfgoed betreft, aan te passen en/of te interpreteren in het licht van overweging 72 van de Verordening en van de mededeling van de Europese Commissie van 19 mei 2016, zodat bepaalde maatregelen in de sector cultureel erfgoed (met name renovatie en conservatie) en, in sommige gevallen, de culturele activiteiten die worden ondersteund door EU-middelen en aanvullende regionale fondsen, niet onder het begrip staatssteun vallen;

54.   merkt op dat de garantiefaciliteit in het kader van Creatief Europa een manier kan zijn om in te spelen op de dringende behoefte aan leningfinanciering voor innovatieve en duurzame projecten in de culturele en creatieve sector; wijst op de vertraging bij de lancering van de garantiefaciliteit; benadrukt dat het budget voor Creatief Europa en de garantiefaciliteit omhoog moet, zodat uitingen van cultuur en creativiteit in Europa effectief ondersteund worden, meer diversifiëring ontstaat in de begunstigden van de financiering, de gelijke toegang tot de garantiefaciliteit voor culturele actoren uit alle lidstaten verzekerd is en hun deelname vergroot wordt;

55.   merkt op dat de Europese structuur- en investeringsfondsen kmo's moeten helpen om een gebrek aan kapitaal te boven te komen en vooral gericht moeten zijn op projecten met een hoger risicoprofiel dan de projecten die de EIB normaal ondersteunt[22]; merkt op dat tot in september 2016 maar aan een beperkt aantal projecten uit de culturele en creatieve sector – die voornamelijk bestaat uit kmo's met een hogere risicograad – en uit de onderwijs- en opleidingssector financiering was toegekend, en benadrukt dat al het mogelijke moet worden gedaan om hun deelname aan het EFSI te verbeteren;

56.  roept de EIB op om het gebrek aan EFSI-financiering voor de culturele en creatieve sector tegen te gaan door een mogelijke interactie met Creatief Europa en de garantiefaciliteit te onderzoeken, zodat passende leningen verstrekt kunnen worden aan de culturele en creatieve sector;

57.  roept de Commissie, de lidstaten en de EIB op om gemengde financieringsmodellen te ondersteunen, met name in de vorm van publiek-private partnerschappen, om het gebrek aan beschikbaarheid van aandelenfinanciering voor de creatieve en culturele sector tegen te gaan en op te lossen;

58.   roept de Commissie en de lidstaten ertoe op de investeringsomgeving te verbeteren en de reeks financieringsinstrumenten waarvan micro-ondernemingen en kmo's in de culturele en creatieve sector gebruik kunnen maken, uit te breiden met nieuwe, innoverende financieringsmodellen, zoals microkredieten, terugbetaalbare bijdragen, crowdfunding, risicokapitaal, aanloopsubsidies en durfkapitaal; merkt op dat de verschillende modellen van crowdfunding en crowdinvestment voor de creatieve en culturele sector een solide instrument kunnen worden voor de financiering van culturele en creatieve projecten en, als dusdanig, een welkome aanvulling op de traditionele bronnen van financiële steun voor de creatieve en culturele sector in zijn geheel; roept de Commissie daarom op om de ontwikkeling van de crowdfunding-markt te blijven volgen en stimuleren, de overheidsinstellingen hierbij te betrekken, beter gebruik te maken van de mogelijkheden van institutionele crowdfunding, de verschillende regelgevingsbenaderingen te coördineren, duidelijkheid te verschaffen over de toepassing van EU-regels, beste praktijken te ontwikkelen, en, indien nodig, een het regelgevingskader te verbeteren door lasten weg te nemen en/of een nieuw regelgevend instrument te overwegen; wijst er evenwel op dat dit geen substituut kan zijn voor duurzame publieke en private financiering van culturele en creatieve sectoren;

59.  acht het noodzakelijk om de rol die publieke investeringsbanken spelen in de culturele en creatieve sector te verbeteren, door kmo's betere toegang te bieden tot krediet en bedrijven te helpen hun markt en exportactiviteiten uit te breiden;

60.  meent dat, om de toegang tot financiering in de culturele en creatieve sector te verbeteren, deskundigheid ontwikkeld moet worden met betrekking tot het vaststellen en beoordelen van de waarde van immateriële activa, die als zekerheden gebruikt kunnen worden; benadrukt de noodzaak om financiële investeerders en instellingen meer inzicht te verschaffen omtrent de specifieke kenmerken van en uitdagingen voor de culturele en creatieve sector, waarvan verondersteld wordt dat die een hogere risicograad meebrengen; verwelkomt in dit verband dat de Commissie een opleidingssysteem voor financiële intermediairs heeft geïntegreerd in de garantiefaciliteit van Creatief Europa, aangezien dit de mogelijkheden van de creatieve en culturele sector om externe investeerders te benaderen en te overtuigen kan vergroten; acht het desalniettemin nuttig om het succes van deze regeling te beoordelen en, indien positief, uit te breiden naar verschillende beleidsterreinen;

61.  roept daarom op tot de bevordering van "protocollen voor intellectuele-eigendomsactiva", waardoor de waardering van intellectuele-eigendomsrechten vergemakkelijkt wordt, en nodigt de Commissie en de lidstaten uit om de nodige mechanismen aan te nemen, zodat intellectuele-eigendomsrechten beter aanvaard worden door banken en hun waarde als activa ten volle erkend wordt;

62.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 83.
  • [2]  PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1.
  • [3]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221.
  • [4]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104.
  • [5]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
  • [6]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 289.
  • [7]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259.
  • [8]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33.
  • [9]  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0009.
  • [10]  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0293.
  • [11]  PB C 93 van 9.3.2016, blz. 95.
  • [12]  PB C 68 E van 7.3.2014, blz. 40.
  • [13]  PB C 377 E van 7.12.2012, blz. 135.
  • [14]  PB C 377 E van 7.12.2012, blz. 142.
  • [15]  PB C 247 E van 15.10.2009, blz. 25.
  • [16]  PB C 125 E van 22.5.2008, blz. 223.
  • [17]  "Trade in Counterfeit and Pirated Goods: Mapping the Economic Impact", OESO en EUIPO, publicatiedienst van de OESO, Parijs, 2016.
  • [18]  In de mededeling van de Commissie omschreven als: architectuur, archieven en bibliotheken, kunstnijverheid, de audiovisuele sector (met inbegrip van film, televisie, videogames en multimedia), cultureel erfgoed, ontwerp (ook van mode), festivals, muziek, podiumkunsten en beeldende kunst, uitgeverijen en radio.
  • [19]  "Intellectual property rights intensive industries: contribution to economic performance and employment in the European Union", Industry-level Analysis Report (2013), https://euipo.europa.eu/ohimportal/documents/11370/80606/IP+Contribution+study, blz. 8.
  • [20]  Studie van de Europese Commissie EASME/COSME/2015/003.
  • [21]  Na publicatie van studie verwijzing toevoegen. Alle cijfers in dit verslag zijn op deze studie gebaseerd.
  • [22]  Verordening (EU) nr. 2015/1017.

TOELICHTING

Inleiding

Cultuur, kunst, creativiteit: dat is wat Europa uitstraalt, en deze troeven worden wereldwijd gezien!

In het Europa van de 21e eeuw, dat het pad van de digitale economie opgaat, worden in de culturele en creatieve sector de traditionele productieprocessen en waardeketens steeds meer vervangen. De productie van kwalitatief hoogstaande inhoud, de vaardigheid om te innoveren, te vertellen, de verbeelding te laten werken en emoties uit te drukken ... dat is onze meest waardevolle grondstof geworden. Deze grondstof moeten we cultiveren, ondersteunen, promoten, verdedigen.

De culturele en creatieve sector bevat die industrieën die gestoeld zijn op culturele waarden, individuele creativiteit, vaardigheden en talent, en die het potentieel hebben om welvaart en banen te creëren door waarde te genereren uit intellectueel eigendom. Volgens de corapporteurs omvat de sector de volgende takken die op culturele en creatieve input berusten: architectuur, archieven en bibliotheken, kunstnijverheid, de audiovisuele sector (met inbegrip van film, televisie, videogames en multimedia), cultureel erfgoed, ontwerp, door creativiteit aangedreven luxegoederenindustrie en mode, festivals, muziek, podiumkunsten, boeken en uitgeverijen, radio en beeldende kunsten.

De Europese culturele en creatieve sector vindt een voedingsbodem in de unieke Europese kunst en cultuur, die een gedeeld cultureel erfgoed van 3000 jaar oud omvat. In tegenstelling tot andere sectoren, wordt de culturele en creatieve sector gekenmerkt door een tweevoudige intrinsieke waarde: de sector is cruciaal voor het behoud en de promotie van de Europese culturele en linguïstieke diversiteit, versterkt het gevoel van vereenzelviging met de Europese en regionale identiteit, draagt bij tot de overdracht van kennis en waarden, en stelt het materiële en immateriële Europese erfgoed veilig voor huidige en toekomstige generaties. Tegelijkertijd vormt de sector een concreet instrument voor sociale cohesie, dankzij zijn belangrijke bijdrage aan de EU-economie in termen van werkgelegenheid, investering, groei en innovatie, en draagt hij aanzienlijk bij tot het concurrentievermogen van Europa op wereldschaal.

Het is dus in strategisch opzicht belangrijk om de innovatieve en onderzoeksgerichte Europese culturele en creatieve sector te ondersteunen, aangezien deze het behoud van de linguïstieke en culturele diversiteit en het pluralisme kan verzekeren, evenals het aanbod aan innovatieve en kwalitatief hoogstaande diensten, met name in het kader van een convergente en geglobaliseerde markt.

Na de publicatie van het groenboek van de Europese Commissie in 2010[1], zijn er de afgelopen jaren een aantal sectorspecifieke studies, conferenties, mededelingen van de Commissie en resoluties van het Europees Parlement geweest, die er allemaal op wezen dat culturele en creatieve productie het startpunt van de hedendaagse waardeketen is. Het voorliggende verslag is echter het eerste gezamenlijke verslag van de Commissies CULT en ITRE. Het brengt het culturele en economische potentieel van de sector samen door te identificeren wat de pijlers van een Europees industriebeleid voor de culturele en creatieve sector zijn.

De toekomst van de culturele en creatieve sector is met name van belang voor zowel de Commissie cultuur en onderwijs (CULT), die de afgelopen jaren verschillende verslagen over dit onderwerp heeft gepubliceerd[2], als de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE), die verantwoordelijk is voor het industriebeleid van de Unie en daarmee verband houdende maatregelen, en de toepassing van nieuwe technologieën, waaronder ook maatregelen met betrekking tot kmo's. Wat deze industrieën bindt, is het feit dat zij allemaal werken met creatieve activa in de vorm van intellectuele-eigendomsrechten; de sector is echter zeer verscheiden en complex, en het is dus een grote uitdaging om het volledige potentieel van de culturele en creatieve sector te benutten.

De corapporteurs zijn van mening dat gecoördineerde maatregelen nodig zijn op nationaal, regionaal en lokaal niveau, maar ook op EU-niveau, om het volle potentieel van de sector te kunnen realiseren. Op basis van een grondige analyse van de sector en de uitdagingen waar de sector voor staat, stellen de corapporteurs verschillende beleidsmaatregelen voor, die op korte en langere termijn focussen op zeven centrale beleidsfactoren, die de kern van dit verslag vormen:

  de verzameling van betrouwbare statistieken en gegevens op basis van een complete definitie, teneinde bewustzijn te creëren over de specifieke eigenschappen en behoeften van de sector;

  het toezicht op de ontwikkelingen in de sector, teneinde passende oplossingen voor de culturele en creatieve sector te vinden;

  het stimuleren van innovatie en ondernemerschap in de culturele en creatieve sector door het faciliteren van samenwerking met andere sectoren en beleidsdomeinen (crossovers);

  een verbeterde toegang tot financiering, ondersteuning van nieuwe businessmodellen;

  het gebruikmaken van de reeds bestaande instrumenten op Europees niveau en het samenbrengen van alle bestaande instrumenten en initiatieven tot een coherent geheel;

  de ontwikkeling van vaardigheden (onder andere zakelijke vaardigheden);

  het aanpakken van de veranderende behoeften op het vlak van vaardigheden en het tegengaan van het tekort aan vaardigheden;

Het economisch en sociaal belang van de culturele en creatieve sector

In de hele wereld wordt de culturele en creatieve sector gezien als een belangrijk en groeiend onderdeel van de wereldeconomie. De sector is een belangrijke bron van banen en welvaart, en dat wordt steeds meer erkend, vooral in de EU: volgens een recente studie die de Europese Commissie bestelde, behoren 11,2 % van alle privé-ondernemingen en 7,5 % van alle werknemers tot de culturele en creatieve sector (exclusief de luxegoederenindustrie). In totaal omvat de culturele en creatieve sector (exclusief de luxegoederenindustrie) meer dan drie miljoen bedrijven, die werk bieden aan meer dan twaalf miljoen personen. De sector (exclusief de luxegoederenindustrie) genereert 5,3 % van de totale bruto toegevoegde waarde in Europa[3]. De luxegoederenindustrie biedt werk aan ongeveer 1,7 miljoen personen. Haar waarde in termen van verkoop van goederen en diensten bedraagt 547 miljard EUR, of ongeveer 4 % van het nominale bbp van de EU.

De culturele en creatieve sector is bijzonder omdat hij een brug maakt tussen kunst, cultuur, bedrijfsleven en technologie. Bovendien is het typisch voor de culturele en creatieve sector dat hij banen verschaft die moeilijk naar lagelonenlanden kunnen worden verplaatst, omdat zij specifieke culturele en historische vaardigheden vereisen en in de plaatselijke tradities geworteld zijn. De sector draagt opvallend meer dan andere sectoren bij de werkgelegenheid voor vrouwen en jongeren. Na de crisis in 2008 is de sector ook weerbaarder gebleken dan andere, en had hij een merkbaar positief effect op andere industriële sectoren, zoals toerisme, kleinhandel en digitale technologie.

Toch is er nog geen daadwerkelijk coherent industriebeleid op EU-niveau ontwikkeld. Wat we nodig hebben, is een complete strategie voor de sector op Europees niveau, die rekening houdt met alle specifieke kenmerken van de culturele en creatieve sector, en die uitdagingen zoals de digitalisering en de herziening van de intellectuele-eigendomsrechten omzet in groei en werkgelegenheid door middel van een uitgebalanceerd wettelijk kader. Wat we nodig hebben, zijn inspanningen om op lange termijn de ontwikkeling van de culturele en creatieve sector te garanderen, aan de hand van een geïntegreerde aanpak, waardoor een duurzame politieke en regelgevende basis kan ontstaan voor de culturele en creatieve sector nu en later, en waardoor de ontwikkeling, bevordering en bescherming van deze sector een strategische doelstelling en een algemene beleidsprioriteit van de EU wordt.

Een definitie van de culturele en creatieve sector en statistieken voor een daadwerkelijk Europees ontwikkelingsbeleid

Er bestaat geen afgelijnde definitie van wat de "culturele en creatieve sector" juist is. Onder meer daardoor is er te weinig bewustzijn rond het grote economische potentieel van deze sector, en is er dus ook een tekort aan specifieke ondersteunende beleidsmaatregelen voor de culturele en creatieve sector.

De meeste domeinen in de culturele industrietakken zijn duidelijke pijlers van de sector, en daardoor is de sector eenvoudig in te delen (roerend en onroerend erfgoed, archieven, bibliotheken, boeken, uitgeverij en pers, beeldende kunst, architectuur, podiumkunsten, multimedia en audiovisuele diensten). Maar voor de creatieve industrieën is dit minder evident, omdat elke innoverende activiteit creatief en afhankelijk van creatieve input kan zijn.

De corapporteurs stellen een nieuwe, uitgebreide en meer complete definitie van de culturele en creatieve sector voor. Daarvoor baseren zij zich op de mededeling van de Europese Commissie uit 2012[4], waarin de creatieve industrieën gedefinieerd werden als "industrieën met culturele dimensies die cultuur als inzet gebruiken maar voornamelijk functionele producten produceren", waaronder "architectuur en design"[5], en op de meest recente studie uitgevoerd door de executieve[6] die in de definitie van de culturele en creatieve sector ook de luxegoederenindustrie opneemt, naast de kernactiviteiten van de culturele en creatieve sector. De rapporteurs zijn van mening dat een gestandaardiseerde definitie zal helpen om beter toezicht te kunnen houden op de ontwikkelingen in de sector, wat zal leiden tot specifieke beleidsoplossingen voor de culturele en creatieve sector. De definitie die de rapporteurs voorstellen omvat deze klassieke sectoren, en daarnaast de door creativiteit aangestuurde luxegoederenindustrie en mode, op basis van hun specifieke culturele input, van de creatieve motor die eerste fase van de productie kenmerkt, en van hun mogelijkheid om waarde te genereren.

De modesector en de luxegoederenindustrie dragen niet alleen bij tot de promotie en het verspreiden van Europese uitmuntendheid; aangezien zij afhankelijk zijn van een sterke culturele en creatieve input, dragen zij ook aanzienlijk bij tot het behoud van het Europese savoir-faire, een unieke baken van kennis en eeuwenoude vaardigheden, die moeilijk te kopiëren zijn en die kenmerkend zijn voor de toegevoegde waarde van Europa.

De culturele en creatieve sector als ambassadeur van "Europeesheid"

Maar dat is niet alles. Cultuur kan een cruciale rol spelen bij het versterken van de internationale partnerschappen, niet alleen in traditionele vorm, maar ook via de culturele en creatieve sector. Deze sector draagt in zijn hoedanigheid van ambassadeur van Europese waarden (zoals kwaliteit, uitmuntendheid, vakmanschap, creativiteit, cultuur) bij tot de "zachte macht" van Europa op wereldniveau. Volgens Eurostat bedroeg de totale waarde van EU-uitvoer in 2014 (van alle producten) 1 703,0 miljard EUR, wat 15,9 % van de volledige wereldhandel is. Van dat bedrag is 27,3 miljard EUR (1,6 %) afkomstig van de export van cultuurproducten en 209,1 miljard EUR (12,3 %) afkomstig van mode. De luxegoederenindustrie vertegenwoordigt 18 % van de Europese export, en heeft een exportwaarde van ongeveer 308 miljard EUR.

Daarom heeft de EU al vele projecten in de culturele en creatieve sector ondersteund, zoals creatieve hubs, het ACP Cultures+-programma voor de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, en programma's om culturele governance te ondersteunen en interculturele dialoog te bevorderen. Daarnaast is er ook ondersteuning in het kader van de programma's Creatief Europa en Horizon 2020, voor onderzoek naar cultuurdiplomatie en activiteiten rond cultureel erfgoed, die met name de culturele en creatieve sector bevorderen en de interculturele dialoog stimuleren.

De Europese Commissie is zich bewust van het belang van dit instrument en publiceerde daarom onlangs haar mededeling "Een Europese strategie voor internationale culturele betrekkingen", waarin zij culturele samenwerking tussen de EU en haar partnerlanden stimuleert en dialoog en wederzijds begrip bevordert, teneinde een duurzame band met landen in de hele wereld op te bouwen.

Onderwijs en opleiding

Creativiteit, inspiratie en verbeelding zijn gebaseerd op kunst en cultuur in al hun vormen, en moeten dus ook een integraal onderdeel van het onderwijs zijn.

Het is dus essentieel om de lidstaten eraan te herinneren kunst, muziek, theater en film in het leerprogramma op te nemen, omdat zij cruciaal zijn voor de ontwikkeling van kennis over cultureel erfgoed, artistieke praktijken en kunstuitingen, en voor de ontwikkeling van creativiteits- en innovatiegerichte zachte vaardigheden. Onderwijs begint in het gezin, maar gebeurt ook en vooral via het schoolsysteem, en wordt ook beïnvloed door de massamedia. Formeel en informeel onderwijs en opleidingen zijn dus twee noodzakelijke voorwaarden, niet alleen voor het cultiveren van creativiteit, het fundament van de culturele en creatieve sector, maar ook voor het stimuleren van de vraag naar kwalitatief hoogstaande inhoud en creatieve producten.

Voor een coherent beleid voor de culturele en creatieve sector moet dus een hechte samenwerking ontwikkeld worden tussen de culturele en creatieve sector en de sociale partners in het onderwijs en in beroepsopleidingen.

We moeten een grensoverschrijdende aanpak tussen de verschillende gebieden in het formele onderwijs en in niet-formele opleidingen bevorderen. Daarvoor zijn meer synergieën nodig tussen de instellingen voor hoger onderwijs, bijvoorbeeld door het creëren van gezamenlijke programma's tussen kunst en cultuur, wetenschap, ingenieursopleidingen en technologie, en door het ondersteunen van kenniscentra die de arbeidsprofielen ontwikkelen die de sector in leven houden, die studenten uit verschillende lidstaten aantrekken en die internationale projecten ontwikkelen. Tot slot blijkt uit de beste praktijken van een aantal lidstaten dat de ontwikkeling van leer-werktrajecten ondersteund moet worden.

Typisch voor de luxegoederenindustrie en mode is niet alleen dat dit grote industrieconcerns zijn, maar ook dat deze concerns afhankelijk zijn van samenwerking met kmo's, micro-ondernemingen en traditioneel vakmanschap. Er zijn een aantal takken binnen de culturele en creatieve sector die zeker gebaat zouden zijn bij financiële ondersteuning en gerichte financiering van de Europese Unie om hun ontwikkeling te ondersteunen.

Daarnaast is het ook nodig de kloof tussen de behoeften van de industrie en de beschikbaarheid van hoogopgeleide arbeidskrachten op EU-niveau te dichten, zoals verschillende Europese stakeholders benadrukten[7]. Voor de sector van luxegoederen en mode houdt dit in dat er eerst nieuwe beleidsmaatregelen moeten komen, die het traditionele Europese savoir-faire en de kunstnijverheid gerelateerd aan de culturele en creatieve sector beschermen en promoten, door de beroepsopleidingen en de hoogopgeleide arbeidskrachten te versterken en verrijken. Zo moeten nieuw talent en nieuwe vaardigheden aangetrokken worden, bijvoorbeeld "deskundige" in de nijverheid of "middelhoog arbeidsprofiel" in de bouw, voor conservatie en renovatie.

Beide rapporteurs benadrukken voorts hoe samenwerking tussen het onderwijs en de culturele en creatieve sector kan bijdragen tot stadsvernieuwing en tot een versterkt concurrentievermogen van Europa in de toekomst. Daardoor worden regio's en steden aantrekkelijker, en wordt een stimulerende leeromgeving gecreëerd, die met name geschikt is om werkloze jongeren – vooral in, maar niet beperkt tot, gemarginaliseerde gemeenschappen en achtergestelde buurten – te helpen om beroepsvaardigheden te verwerven, waardoor zij meer kansen krijgen op een baan in sectoren die op zoek zijn naar geschoolde arbeidskrachten.

De sector in zijn geheel heeft inderdaad veel potentieel om jeugdwerkloosheid tegen te gaan: volgens een recente studie zijn in de culturele en creatieve sector meer 15-tot-29-jarigen werkzaam dan in enige andere economische sector (19,1 % van alle banen in de culturele en creatieve sector tegen 18,6 % in de overige economie)[8]. Gezien de braindrain die Europa de laatste jaren meemaakt en gezien het grote aantal jongeren dat een studie op dit gebied volgt, zullen verdere stimulering van en investeringen in de culturele en creatieve sector bijdragen aan het scheppen van nieuwe banen en de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Er is dus potentieel binnen de culturele en creatieve sector, op het vlak van jeugdwerkloosheid en herindustrialisering, om de overdracht van kennis en traditioneel vakmanschap te verzekeren, en de economische, historische en sociale textuur waarvan de culturele en creatieve sector afhankelijk is te behouden.

De Commissie en de lidstaten moeten volgens de corapporteurs specifiek aandacht schenken aan de culturele en creatieve sector in de EU-programma's voor banen en groei (zoals het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en de onlangs voorgestelde agenda voor nieuwe vaardigheden), en moeten financiering verstrekken om loopbanen en onderwijs op dit gebied te faciliteren. De Commissie en de lidstaten moeten bovendien bewustmakingscampagnes over carrièremogelijkheden in deze sector stimuleren, omdat de sector Europese banen creëert en de overdracht van kennis bevordert, en het vakmanschap in deze strategische sectoren zo bewaard blijft.

Intellectuele-eigendomsrechten en namaak in de culturele en creatieve sector

Intellectuele-eigendomsrechten zijn voor de culturele en creatieve sector wat octrooien zijn voor industrie en technologie. De bescherming van het intellectuele-eigendomsrecht is cruciaal voor het voortbestaan van de creatieve industrie.

Vandaag wordt meer creatieve inhoud verbruikt dan ooit (denk bijvoorbeeld aan de recordcijfers in de muziekindustrie), bijvoorbeeld via platformen waarop gebruikers hun eigen inhoud kunnen uploaden en diensten voor aggregatie van inhoud, maar de culturele en creatieve sector (onder meer de rechthebbenden, kunstenaars, producenten) heeft zijn inkomsten niet evenredig zien stijgen.

Dat heeft geleid tot de zogenaamde "waardekloof", waarbij de waarde van culturele en creatieve producties niet naar de makers gaat maar door platformdiensten voor zich gehouden wordt. Deze overdracht van waarde heeft een inefficiënte en oneerlijke markt gecreëerd, en bedreigt de gezondheid van de culturele en creatieve sector in de EU op lange termijn, evenals het welslagen van de digitale eengemaakte markt.

De corapporteurs roepen de Commissie dus op om, gezien het voorstel voor de hervorming van het intellectuele-eigendomsrecht, wettelijke oplossingen te zoeken voor onlinediensten, zodat deze marktverstoring wordt opgelost op een manier die zowel makers en rechthebbenden als consumenten ten goede komt. Aansprakelijkheidsvrijstellingen kunnen enkel van toepassing zijn op daadwerkelijk neutrale en passieve onlinedienstverleners, en niet op diensten die een actieve rol spelen bij de verdeling, promotie en commerciële exploitatie van inhoud, ten koste van de makers.

Daarnaast heeft de sector van luxegoederen en mode steeds meer te kampen met vervalsing. Het inkomensverlies voor de industrieën en het banenverlies nemen hierdoor alarmerende proporties aan, om nog te zwijgen van problemen voor gezondheid en consumentenbescherming. Dit probleem is zeer ernstig, zoals blijkt uit gegevens voor 2013: deze tonen aan dat namaakproducten en illegaal gekopieerde goederen verantwoordelijk waren voor 2,5 % van de internationale handel, en tot 5 % van de invoer in de EU alleen al, wat neerkomt op ongeveer 85 miljard EUR.

De rapporteurs zijn van oordeel dat de behoefte aan vergelijkbare en betrouwbare statistische gegevens even groot is als de behoefte aan een duidelijke definitie van de culturele en creatieve sector waarbij rekening gehouden wordt met alle domeinen. Elke lidstaat heeft momenteel een eigen classificatiesysteem voor de culturele en creatieve sector. Het is dus noodzakelijk om op EU-niveau een geactualiseerd kader voor de sector in te voeren en om de veranderingen in de loop der jaren in kaart te brengen. De bedoeling hiervan is dat specifieke indicatoren geïdentificeerd worden, zodat de resultaten van de beleidsmaatregelen ter promotie van de sector gemeten kunnen worden.

De culturele en creatieve sector: toegang tot financiering en EU-fondsen

Met name inzake fondsen en financiering zijn specifieke oplossingen nodig: er zijn een aantal domeinen binnen de culturele en creatieve sector die, om hun ontwikkeling en innovatieve output te ondersteunen, financiële ondersteuning en gerichte financiering van de Europese Unie zouden kunnen gebruiken en zouden moeten krijgen.

Hoewel de regio's sterk zijn in het ontwikkelen van clusters en regionale en grensoverschrijdende samenwerking in de culturele en creatieve sector, en deze sector gezien wordt als zeer innoverend, met bedrijven die deelnemen aan onderzoeks- en innovatieprogramma's, zijn er nog steeds geen gegevens over het aantal en de aard van de projecten die momenteel gefinancierd worden. Er moeten specifieke indicatoren ontwikkeld worden om de culturele, economische en maatschappelijke impact van beleidsmaatregelen en wetgevingsvoorstellen met betrekking tot de culturele en creatieve sector te monitoren en analyseren.

De culturele en creatieve sector kan voor alle programma's aanvragen indienen. Toch is de participatiegraad nog niet hoog genoeg. De ondersteuning van de culturele en creatieve sector moet een beleidsprioriteit worden binnen de ESIF's, Horizon 2020 en het MFK als geheel. Met name in het Horizon 2020-onderzoeksprogramma en in de structuurfondsen moeten we de potentiële synergieën tussen de EU-beleidsmaatregelen ten volle benutten. Zo zal de financiering in het kader van EU-programma's effectief ingezet kunnen worden en zullen de beoogde doelstellingen gehaald worden.

Daarom moeten de tussentijdse evaluatie van het MFK en de verslagen over de tenuitvoerlegging van EU-programma's beschouwd worden als twee onderling verbonden delen van hetzelfde proces. De financieringsstelsels moeten beter afgestemd zijn op de Europese beleidsprioriteiten, zoals het ondersteunen van duurzame en door innovatie gestuurde groei en kwaliteitsvolle banen. De evaluatie van de huidige staat van de programma's en hun budgettaire behoeften moet een solide en coherente basis vormen voor de herziening van het MFK en de architectuur van de EU-programma's na 2002.

Deze aanpak zal niet beperkt zijn tot de programma's die rechtstreeks door de Europese Commissie beheerd worden, maar zal, zoals aangewezen is, verder gaan: de EFSI's werden ontworpen om kmo's te helpen een gebrek aan kapitaal te boven te komen, en zijn bij uitstek gericht op projecten met een hoger risicoprofiel dan de projecten die de EIB normaal ondersteunt[9]. Financiering voor de culturele en creatieve sector wordt een prioriteit genoemd in de EFSI-verordening. In mei 2016, meer dan een jaar na de ingangsdatum van het Plan, was echter nog steeds geen financiering toegekend aan projecten uit de culturele en creatieve sector, en evenmin aan projecten uit de sector van onderwijs en opleiding, die vooral bestaat uit kmo's met een hogere risicograad. De Europese instellingen, waaronder de Europese Investeringsbank, moeten mogelijke interacties tussen de EFSI-fondsen en het programma Creatief Europa (met inbegrip van de garantiefaciliteit) onderzoeken, zodat passende leningen voor de culturele en creatieve sector verstrekt kunnen worden.

De EFSI-fondsen zijn belangrijk voor de culturele en creatieve sector, omdat zij de capaciteit hebben om privé-investeerders tot de sector aan te trekken en durfkapitaal- en risicofinancieringsstelsels te stimuleren. Volgens een onderzoek van de Commissie uit 2013, worden de culturele en creatieve sectoren echter belemmerd in de toegang tot financiering door een aantal erg specifieke kenmerken, bijvoorbeeld problemen bij het beoordelen van risico's en de taxatie van immateriële goederen, zoals intellectuele-eigendomsrechten.

Om de toegang tot financiering in de culturele en creatieve sector te verbeteren is het nodig om te voorzien in risicofinancieringsstelsels, en om deskundigheid te ontwikkelen bij het beoordelen van de waarde van immateriële activa, die als zekerheden gebruikt kunnen worden. Zowel binnen micro-ondernemingen en kmo's als bij de financiële instellingen is er behoefte aan deze deskundigheid. De Commissie en de lidstaten moeten de nodige mechanismen aannemen opdat intellectuele-eigendomsrechten beter aanvaard worden door banken en hun waarde als activa ten volle erkend wordt.

Succes op zich is goed, en moet gevierd worden. De Europese ondernemers en financierders moeten echter de algemene negatieve connotatie van mislukking uit het hoofd zetten, en het risico op mislukking omarmen als een belangrijke stap in het leerproces.

Conclusie

De corapporteurs zijn van mening dat de culturele en creatieve sector belangrijk is voor de herindustrialisering van Europa, de groei aandrijft en zich in een strategisch positie bevindt, waardoor hij innovatie in andere industrieën op gang kan brengen, zoals het toerisme, de kleinhandel en digitale technologieën. De corapporteurs menen dat de EU het voortouw kan nemen en de belangrijke positieve impact van de creatieve sector in heel Europa kan bevorderen, door beleidsmaatregelen te stimuleren die de troef bij uitstek van Europa in de schijnwerpers zetten: haar cultuur.

  • [1]  COM(2010)0183.
  • [2]  Zie bijvoorbeeld zijn resolutie van 12 mei 2011 over de ontsluiting van het potentieel van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken en zijn resolutie van 12 september 2013 over bevordering van de Europese culturele en creatieve sector als bron voor groei en banen (T7-0368/2013).
  • [3]  Studie "Boosting the competitiveness of cultural and creative industries for growth and jobs". Na publicatie van studie verwijzing toevoegen.
  • [4]  COM (2012) 537
  • [5]  COM(2010) 183 final, blz. 6.
  • [6]  Studie "Boosting the competitiveness of cultural and creative industries for growth and jobs". Na publicatie van studie verwijzing toevoegen.
  • [7]  "The contribution of the high-end cultural and creative industries to the European economy", ECCIA, 2014.
  • [8]  "Cultural Times - The first global map of cultural and creative industries", december 2015.
  • [9]  Verordening (EU) nr. 2015/1017.

ADVIES van de Commissie juridische zaken (14.10.2016)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie cultuur en onderwijs

inzake een coherent EU-beleid voor de culturele en creatieve sector
(2016/2072(INI))

Rapporteur voor advies: Therese Comodini Cachia

SUGGESTIES

De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat de culturele en creatieve sector functioneert in een voortdurend veranderende omgeving die gedomineerd wordt door de ontwikkeling en het gebruik van digitale informatie- en communicatietechnologie op mondiale schaal;

2.  onderstreept nogmaals dat de culturele en creatieve sector gestoeld is op individuele creativiteit, culturele waarden, vaardigheden en talent en deze bevordert, en tevens het potentieel heeft om welvaart en banen te creëren door het genereren van waarde uit intellectueel eigendom;

3.  merkt op dat de culturele en creatieve sector een omzet heeft van 535,9 miljard EUR en 7,1 miljoen banen creëert, en daarmee van essentieel belang is voor de stabiliteit en het concurrentievermogen op de lange termijn van de Europese economie;

4.  merkt op dat de culturele en creatieve sector niet alleen culturele diversiteit waarborgt, maar eveneens pluralistische media en de economische vitaliteit van de Europese Unie;

5.  wijst erop dat de culturele en creatieve sector van strategisch belang is voor de economische ontwikkeling en het creëren van hoogwaardige banen in de EU;

6.  benadrukt dat bij het formuleren van een voor heel Europa geldende juridische definitie van 'culturele en creatieve sector' rekening gehouden moet worden met de nieuwe culturele en creatieve trends die zich in de hedendaagse maatschappij voordoen, alsook met de voortdurende veranderingen en mogelijkheden die de digitale technologie kan blijven bieden, en dat een dergelijke definitie moet verwijzen naar werken, waaronder goederen en diensten, die het product zijn van artistieke, culturele en creatieve processen, en die in aanmerking komen voor bescherming zoals intellectuele-eigendomsrechten, zonder dat beperkingen worden opgelegd aan de processen die ten grondslag liggen aan het creëren of produceren van deze werken;

7.  is dan ook van mening dat rechthebbenden binnen de wettelijke kaders van het auteursrecht en de intellectuele eigendom beschermd moeten worden op dusdanige wijze dat waarden erkend worden en innovatie, creativiteit, investeringen en de productie van inhoud worden gestimuleerd, en dat aanpassing aan voortdurende technologische ontwikkelingen en toekomstige digitale platforms mogelijk blijft;

8.  benadrukt dat binnen de EU niet uitsluitend vanuit het perspectief van de interne markt, concurrentie of handelsbeleid naar cultuur mag worden gekeken, maar dat cultuur tevens deel moet gaan uitmaken van het samenwerkings- en ontwikkelingsbeleid van Europa, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het culturele spectrum van de EU; verzoekt de Commissie de band tussen de culturele sector, opleidingen en de culturele en creatieve sector te versterken en de vaststelling van een Europees juridisch kader voor de ontwikkeling van stages in de culturele en creatieve sector in alle EU-lidstaten in overweging te nemen, alsmede om het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen in de culturele en creatieve sector maximaal te benutten;

9.  is van mening dat de digitale omgeving nieuwe mogelijkheden biedt voor het creëren en de productie van culturele en creatieve werken, en voor hun afzet, exploitatie en toegankelijkheid op een grotere markt, ongeacht de fysieke en geografische beperkingen, tegen lagere kosten en met minder obstakels bij het verkrijgen van toegang; merkt evenwel op dat auteurs en makers met beperkte middelen op een toenemend onderling verbonden en gedigitaliseerd forum financieel achterop kunnen raken wanneer zij actief zijn in een grotere competitieve omgeving;

10.  is van mening dat de digitale technologie tevens mogelijkheden heeft geschapen voor het creëren van verschillende typen artistieke werken of praktijken, waarbij de digitale technologie tevens een essentieel onderdeel van het creatieve proces is;

11.  herinnert er in dit verband aan dat de culturele en creatieve sector voornamelijk bestaat uit tal van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en freelancers, die beperkte toegang hebben tot infrastructuur, middelen en financiering en wier onderhandelingspositie ten opzichte van online digitale verkoopkanalen en andere bemiddelaars in dominante marktposities beperkt is, wat met name geldt voor kunstenaars en makers die zich buiten het geijkte culturele en linguïstische terrein begeven; bepleit in dit opzicht de ontwikkeling van een evenwichtig juridisch kader waarbinnen rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de sector en dat de aangewezen corrigerende wettelijke oplossingen biedt, zodat makers een betere onderhandelingspositie kunnen verwerven;

12.  benadrukt dat de voortdurende technologische innovatie de culturele en creatieve sector uitdaagt zijn bedrijfsmodellen te heroverwegen en opnieuw vorm te geven; uit zijn bezorgdheid over het feit dat binnen de meeste bestaande economische bedrijfsmodellen de economische waarde van inhoud, die geherdefinieerd moet worden, zich voordoet in verscheidene schakels van de waardeketen; meent dat de economische waarde verplaatst kan worden naar het einde van de waardeketen, zodat het systeem wint aan complexiteit en de creatieve gemeenschap waarde ontleent aan inhoud, waar ook een eerlijke beloning voor auteurs en makers onder valt; merkt tegelijkertijd op dat de creatieve gemeenschap met verliezen te kampen heeft die onder meer het gevolg zijn van schendingen van het auteursrecht zoals piraterij, alsook met moeilijkheden die voortkomen uit een constant veranderende online omgeving en uitdagingen voor bestaande bedrijfsmodellen;

13.  benadrukt hoe belangrijk de nieuwe digitale omgeving is voor de ontwikkeling van de culturele en creatieve sector, omdat makers zichtbaarder kunnen worden en zij in staat worden gesteld om permanent contact te houden met hun publiek en de consument; is derhalve van mening dat pas na uitvoerige raadpleging van alle betrokken actoren in de waardeketen een eventueel wettelijk kader kan worden opgezet dat bepalend is voor de digitalisering van de culturele en creatieve sector;

14.  meent dat digitale platforms een middel zijn om culturele en creatieve werken toegankelijker te maken en dat overwogen moet worden hoe dit proces hand in hand kan gaan met meer juridische zekerheid en respect voor rechthebbenden;

15.  verzoekt de Commissie de kwestie van overdracht van waarde in het kader van het lopende debat over auteursrecht aan de orde te stellen;

16.  verzoekt de Commissie een Europese culturele strategie in het digitale tijdperk te ontwikkelen die in overeenstemming is met al het EU-beleid, onder meer het fiscaal beleid;

17.  verzoekt de Commissie om effectieve thematisering van de circulatie van illegale digitale inhoud in verhouding tot de diverse rechten die hiermee gemoeid zijn, onder meer door aanmoediging van betere samenwerking tussen de autoriteiten en de sector in de lidstaten en door de opkomst van een aantrekkelijk legaal aanbod met een uitgebreide catalogus en grensoverschrijdende beschikbaarheid te faciliteren, met inachtneming van het territorialiteitsbeginsel; verzoekt de Commissie tevens de verschillende opties te onderzoeken en zich daarbij te richten op met auteursrecht verband houdende contracten voor een eerlijker beloning van auteurs en makers, zodat creativiteit en innovatie worden beloond en tegelijkertijd een transparante auteursrechtelijke waardeketen in de digitale omgeving wordt bevorderd, nationale, culturele en taalkundige bijzonderheden worden gewaarborgd en economische en onderzoeksactiviteiten worden gestimuleerd; verzoekt de Commissie in dit verband naar effectieve mechanismen te blijven zoeken om de inbreuk op het auteursrecht tegen te gaan en het grote publiek bewuster te maken van deze kwestie;

18.  herinnert aan de uitkomsten van de door de Commissie gestarte openbare raadpleging over een regelgevend kader voor platforms en online bemiddelaars; onderstreept het feit dat de deelnemers onderkennen dat online platforms voordelen bieden bij het toegankelijker maken van creatieve inhoud en de communicatie gemakkelijker maken, maar dat zij tegelijkertijd vraagtekens plaatsen bij het gebrek aan transparantie en juridische zekerheid in dit proces ten aanzien van de naleving van het auteursrecht;

19.  is van mening dat adequate en effectieve bescherming van het auteursrecht en aanverwante rechten van essentieel belang is om een eerlijke beloning voor makers te kunnen garanderen;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

13.10.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

17

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Max Andersson, Joëlle Bergeron, Marie-Christine Boutonnet, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Therese Comodini Cachia, Mady Delvaux, Rosa Estaràs Ferragut, Enrico Gasbarra, Gilles Lebreton, António Marinho e Pinto, Julia Reda, Evelyn Regner, Pavel Svoboda, József Szájer, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pascal Durand, Evelyne Gebhardt, Constance Le Grip, Victor Negrescu, Virginie Rozière

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

10.11.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

57

4

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Isabella Adinolfi, José Blanco López, Andrea Bocskor, Louise Bours, Jerzy Buzek, Angelo Ciocca, David Coburn, Silvia Costa, Edward Czesak, Jakop Dalunde, Pilar del Castillo Vera, Mircea Diaconu, Angel Dzhambazki, Christian Ehler, Fredrick Federley, Ashley Fox, Adam Gierek, María Teresa Giménez Barbat, Giorgos Grammatikakis, Eva Kaili, Kaja Kallas, Barbara Kappel, Krišjānis Kariņš, Jaromír Kohlíček, Miapetra Kumpula-Natri, Janusz Lewandowski, Andrew Lewer, Svetoslav Hristov Malinov, Florent Marcellesi, Edouard Martin, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Angelika Niebler, Carolina Punset, Herbert Reul, Paul Rübig, Algirdas Saudargas, Jean-Luc Schaffhauser, Michaela Šojdrová, Neoklis Sylikiotis, Antonio Tajani, Helga Trüpel, Vladimir Urutchev, Henna Virkkunen, Bogdan Brunon Wenta, Lieve Wierinck, Hermann Winkler, Anna Záborská, Flavio Zanonato, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Carlos Zorrinho, Krystyna Łybacka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pilar Ayuso, Pervenche Berès, Miriam Dalli, Francesc Gambús, Gunnar Hökmark, Marc Joulaud, Constanze Krehl, Barbara Kudrycka, Olle Ludvigsson, Monika Smolková, Hannu Takkula

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Franc Bogovič, Steeve Briois, Doru-Claudian Frunzulică, Michael Theurer, Martina Werner