VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad

9.12.2016 - (COM(2015)0636 – C8-0393/2015 – 2015/0289(COD)) - ***I

Commissie visserij
Rapporteur: Linnéa Engström


Procedure : 2015/0289(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0377/2016
Ingediende teksten :
A8-0377/2016
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad

(COM(2015)0636 – C8-0393/2015 – 2015/0289(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2015)0636),

–  gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0393/2015),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 26 mei 2016[1],

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A8-0377/2016),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendment  1

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(2)  De Unie is een partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS)16 en heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (de VN-overeenkomst inzake visbestanden)17 geratificeerd. Deze internationale bepalingen gaan uit van het beginsel dat alle staten passende maatregelen voor een duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee moeten vaststellen en daartoe met elkaar moeten samenwerken.

(2)  De Unie is een partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS)16 en heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (de VN-overeenkomst inzake visbestanden)17 geratificeerd. Deze internationale bepalingen gaan uit van het beginsel dat alle staten passende maatregelen voor een duurzaam beheer en een duurzame instandhouding van de rijkdommen van de zee moeten vaststellen en daartoe met elkaar moeten samenwerken.

__________________

__________________

16 Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

16 Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

17 Besluit 98/414/EG van de Raad van 8 juni 1998 inzake de bekrachtiging door de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14).

17 Besluit 98/414/EG van de Raad van 8 juni 1998 inzake de bekrachtiging door de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14).

Amendment    2

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(3 bis)  Het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee heeft op 2 april 2015 een advies uitgebracht in antwoord op een verzoek van de Subregionale Visserijcommissie van West-Afrika. In dat advies wordt bevestigd dat de Unie verantwoordelijkheid draagt voor de activiteiten van vaartuigen die onder de vlag van de lidstaten varen en dat de Unie in dat opzicht met de nodige zorgvuldigheid te werk moet gaan.

Amendment    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(4 bis)  In 2014 hebben alle leden van de FAO, waaronder de Unie en haar ontwikkelingspartnerlanden, unaniem de vrijwillige richtsnoeren voor duurzame kleinschalige visserij in de context van de voedselzekerheid en de uitroeiing van armoede goedgekeurd, met inbegrip van punt 5.7, waarin wordt benadrukt dat de kleinschalige visserij naar behoren in aanmerking moet worden genomen voordat overeenkomsten inzake toegang tot bestanden worden gesloten met derde landen en derde partijen.

Amendment    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(4 ter)  In de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor duurzame kleinschalige visserij in de context van voedselzekerheid en de uitroeiing van armoede wordt aangedrongen op de goedkeuring van maatregelen voor de instandhouding en het duurzaam gebruik van visbestanden op de lange termijn en op het veiligstellen van de ecologische fundamenten voor de voedselproductie, waarbij de nadruk wordt gelegd op het belang van milieunormen voor visserijactiviteiten buiten de wateren van de Unie, die een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer en de voorzorgsbenadering omvatten, om de geëxploiteerde visbestanden en uiterlijk in 2020 alle visbestanden te herstellen en boven een niveau te houden dat in 2015 voor zover mogelijk de maximale opbrengst kan opleveren.

Amendment    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(5)  Op internationaal niveau gaat de aandacht in toenemende mate uit naar de kwestie van de verplichtingen en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden van de vlaggenstaat en, in voorkomend geval, de als vlaggenstaat optredende internationale organisatie, met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de volle zee in het kader van Unclos. Dat was ook het geval met de afbakening van de jurisdictie van kuststaten, vlaggenstaten en, in voorkomend geval, als vlaggenstaat optredende internationale organisaties, in het kader van een uit Unclos voortvloeiende zorgvuldigheidsverplichting om de deugdelijke instandhouding van mariene biologische rijkdommen in onder nationale jurisdictie vallende zeegebieden te verzekeren. Een zorgvuldigheidsverplichting is een verplichting voor een staat om al het mogelijke te doen om illegale visserij te voorkomen, onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen. Om deze redenen is het belangrijk om zowel de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie als het desbetreffende governancesysteem zo te organiseren dat de internationale verplichtingen van de Unie doelmatig en doeltreffend kunnen worden nagekomen en dat situaties worden voorkomen waarin de Unie handelingen kunnen worden verweten die in strijd zijn met het internationaal recht.

(5)  Op internationaal niveau gaat de aandacht in toenemende mate uit naar de kwestie van de verplichtingen en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden van de vlaggenstaat en, in voorkomend geval, de als vlaggenstaat optredende internationale organisatie, met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de volle zee in het kader van Unclos. Dat was ook het geval met de afbakening van de jurisdictie van kuststaten, vlaggenstaten en, in voorkomend geval, als vlaggenstaat en kuststaat optredende internationale organisaties, in het kader van een uit Unclos voortvloeiende zorgvuldigheidsverplichting om de deugdelijke instandhouding van mariene biologische rijkdommen in onder nationale jurisdictie vallende zeegebieden te verzekeren. In het advies van 2 april 2015 dat het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee (Itlos) heeft gegeven in antwoord op vragen van de Subregionale Visserijcommissie van West-Afrika, wordt bevestigd dat de Unie internationale verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van derde landen en internationale organisaties voor de activiteiten van haar vissersvaartuigen en dat deze verantwoordelijkheid vereist dat zij met de nodige zorgvuldigheid te werk gaat. Een zorgvuldigheidsverplichting is een verplichting voor een staat om al het mogelijke te doen om illegale visserij te voorkomen, onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen. Om deze redenen en in algemenere zin om de “blauwe” economie te versterken, is het belangrijk om zowel de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie als het desbetreffende governancesysteem zo te organiseren dat de internationale verplichtingen van de Unie doelmatig en doeltreffend kunnen worden nagekomen en dat situaties worden voorkomen waarin de Unie handelingen kunnen worden verweten die in strijd zijn met het internationaal recht.

Amendment    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(5 bis)  De Unie heeft zich op de wereldtop van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling op 25 september 2015 verbonden tot de tenuitvoerlegging van de resolutie met het slotdocument “Naar een nieuwe wereld: de agenda inzake duurzame ontwikkeling voor 2030”, inclusief duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 14 (beschermen en duurzaam gebruikmaken van de oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen voor duurzame ontwikkeling) alsook ontwikkelingsdoelstelling 12 (duurzame consumptie- en productiepatronen verzekeren) en de bijbehorende streefdoelen.

Amendment    7

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(6)  De resultaten van de in 2012 gehouden conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling "Rio +20"19 alsook de internationale ontwikkelingen in de strijd tegen de illegale handel in wilde dieren moeten in het externe visserijbeleid van de Unie worden weerspiegeld.

(6)  De resultaten van de in 2012 gehouden conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling "Rio +20"19 alsook de vaststelling van het EU-actieplan voor de bestrijding van de illegale handel in wilde flora en fauna en de internationale ontwikkelingen in de strijd tegen de illegale handel in wilde dieren alsmede de in september 2015 door de Verenigde Naties vastgestelde nieuwe duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (17 doelstellingen om onze wereld te veranderen en met name doelstelling 14 inzake het leven onder water) moeten in het externe visserijbeleid van de Unie worden weerspiegeld.

__________________

__________________

19 Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie A/Res/66/288 van 27 juli 2012 over de resultaten van de Rio+20-conferentie, met als titel “The future we want”.

19 Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie A/Res/66/288 van 27 juli 2012 over de resultaten van de Rio+20-conferentie, met als titel “The future we want”.

Amendment    8

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(7)  Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (de "basisverordening")20, is ervoor te zorgen dat visserijactiviteiten ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en dat ze bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

(7)  Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (de "basisverordening")20, is ervoor te zorgen dat visserijactiviteiten ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en de visbestanden te herstellen tot boven een niveau dat een maximale duurzame opbrengst kan opleveren en dit niveau te handhaven, en dat ze bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Bij de uitvoering van dit beleid dient ook rekening te worden gehouden met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking, zoals wordt bepaald in de tweede alinea van artikel 208, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

__________________

__________________

20 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

20 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

Amendment    9

Voorstel voor een verordening

Overweging 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(7 bis)  De basisverordening schrijft tevens voor dat partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij beperkt moeten blijven tot vangstoverschotten, zoals bepaald in artikel 62, leden 2 en 3, van Unclos.

Amendment  10

Voorstel voor een verordening

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(8)  In Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt de noodzaak benadrukt om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op internationaal niveau te bevorderen door ervoor te zorgen dat de visserijactiviteiten van de Unie buiten de wateren van de Unie gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als krachtens het toepasselijke Unierecht en door daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie en de marktdeelnemers uit derde landen te stimuleren.

(8)  In de basisverordening wordt de noodzaak benadrukt om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op internationaal niveau te bevorderen door ervoor te zorgen dat de visserijactiviteiten van de Unie buiten de wateren van de Unie gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als krachtens het toepasselijke Unierecht en door daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie en de marktdeelnemers uit derde landen te stimuleren. De door derde landen vastgestelde sociale en milieuwetgeving kan verschillen van de wetgeving van de Unie, met verschillende normen voor visserijvloten tot gevolg. Deze situatie kan ertoe leiden dat toestemming wordt verleend voor visserijactiviteiten die niet in overeenstemming zijn met het duurzaam beheer van mariene rijkdommen. Daarom dient te worden gezorgd voor samenhang tussen de activiteiten van de Unie op het gebied van milieu, visserij, handel en ontwikkeling, met name wanneer dit gevolgen heeft voor de visserij in ontwikkelingslanden die een geringe administratieve capaciteit hebben en waar het risico van corruptie hoog is.

Amendment    11

Voorstel voor een verordening

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(9)  Met Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad werd beoogd een gemeenschappelijke basis te leggen voor de machtiging van visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie, teneinde de strijd tegen IOO-visserij te ondersteunen en de EU-vloot wereldwijd beter te controleren en te monitoren.

(9)  Met Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad werd beoogd een gemeenschappelijke basis te leggen voor de machtiging van visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie, teneinde de strijd tegen IOO-visserij te ondersteunen en de vloot van de Unie wereldwijd beter te controleren en te monitoren, alsmede voorwaarden vast te stellen voor het machtigen van vaartuigen uit derde landen om in de wateren van de Unie visserij te bedrijven.

Amendment    12

Voorstel voor een verordening

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(12)  Het grondbeginsel van de huidige verordening is dat elk vaartuig van de Unie dat buiten de wateren van de Unie vist, daartoe door zijn vlaggenlidstaat moet worden gemachtigd en dienovereenkomstig moet worden gemonitord, ongeacht waar het actief is en binnen welk kader. De afgifte van een machtiging moet afhankelijk zijn van de vervulling van een basisreeks gemeenschappelijke machtigingscriteria. De door de lidstaten vergaarde en aan de Commissie verstrekte informatie moet het de Commissie mogelijk maken te allen tijde in elk gebied buiten de wateren van de Unie te interveniëren in de monitoring van de visserijactiviteiten van alle vaartuigen van de Unie.

(12)  Het grondbeginsel van de huidige verordening is dat elk vaartuig van de Unie dat buiten de wateren van de Unie vist, daartoe door zijn vlaggenlidstaat moet worden gemachtigd en dienovereenkomstig moet worden gemonitord, ongeacht waar het actief is en binnen welk kader. De afgifte van een machtiging moet afhankelijk zijn van de vervulling van een basisreeks gemeenschappelijke machtigingscriteria. De door de lidstaten vergaarde en aan de Commissie verstrekte informatie moet het de Commissie mogelijk maken te allen tijde in elk gebied buiten de wateren van de Unie te interveniëren in de monitoring van de visserijactiviteiten van alle vaartuigen van de Unie. Dit is noodzakelijk zodat de Commissie haar verplichtingen als hoedster van de Verdragen kan nakomen.

Amendment    13

Voorstel voor een verordening

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(12 bis)   De laatste jaren zijn er aanzienlijke verbeteringen doorgevoerd in het externe visserijbeleid van de Unie, op het vlak van de voorwaarden van de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en de zorgvuldigheid waarmee de bepalingen worden gehandhaafd. De instandhouding van de vangstmogelijkheden voor de vloot van de Unie binnen het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij moet een prioritaire doelstelling van het externe visserijbeleid van de Unie zijn, en soortgelijke voorwaarden moeten worden toegepast op activiteiten van de Unie buiten het toepassingsgebied van de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij.

Amendment    14

Voorstel voor een verordening

Overweging 12 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(12 ter)  De Commissie moet een bemiddelende rol spelen wanneer de mogelijkheid om een vismachtiging in te trekken, te schorsen of te wijzigen wordt aangekaart aan de hand van bewijs dat de exploitatie van visbestanden ernstig bedreigd wordt.

Amendment    15

Voorstel voor een verordening

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(14)  Omvlagging is problematisch wanneer ze is bedoeld om GVB-regels of bestaande instandhoudings- en beheersmaatregelen te omzeilen. De Unie moet daarom zulke omvlaggingspraktijken kunnen definiëren, opsporen en tegengaan. Gedurende de gehele levensduur van het vaartuig moeten traceerbaarheid en een goede follow-up van de antecedenten van het vaartuig op het gebied van naleving worden gewaarborgd. Ook het vereiste dat door de Internationale Maritieme Organisatie een uniek vaartuignummer wordt toegekend, moet daartoe strekken.

(14)  Omvlagging is problematisch wanneer ze is bedoeld om GVB-regels of bestaande instandhoudings- en beheersmaatregelen te omzeilen. De Unie moet daarom zulke omvlaggingspraktijken kunnen definiëren, opsporen en tegengaan. Gedurende de gehele levensduur van een vaartuig dat eigendom is van een exploitant uit de Unie, ongeacht de vlag(gen) waaronder het vaart, moeten traceerbaarheid en een goede follow-up van de antecedenten van het vaartuig op het gebied van naleving worden gewaarborgd. Ook het vereiste dat door de Internationale Maritieme Organisatie een uniek vaartuignummer wordt toegekend, moet daartoe strekken.

Amendment    16

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(15)  Vaartuigen van de Unie mogen activiteiten verrichten in de wateren van derde landen hetzij overeenkomstig de bepalingen van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij tussen de Unie en derde landen, hetzij door van derde landen rechtstreekse vismachtigingen te verkrijgen indien er geen dergelijke partnerschapsovereenkomst van kracht is. In beide gevallen moeten deze activiteiten op een transparante en duurzame wijze worden verricht. Daarom moeten de vlaggenlidstaten de bevoegdheid krijgen om, op grond van een welomschreven reeks criteria en op voorwaarde dat er monitoring plaatsvindt, de onder hun vlag varende vaartuigen het recht te geven rechtstreekse machtigingen aan te vragen bij en te verkrijgen van derde kuststaten. Er moet een machtiging voor een visserijactiviteit worden verleend zodra de vlaggenlidstaat ervan overtuigd is dat die visserijactiviteit de duurzaamheid niet zal ondermijnen. Tenzij de Commissie verdere bezwaren heeft, moet de marktdeelnemer aan wie de machtiging van zowel de vlaggenlidstaat als de kuststaat is verleend, worden toegestaan zijn visserijactiviteit aan te vangen.

(15)  Vaartuigen van de Unie mogen activiteiten verrichten in de wateren van derde landen hetzij overeenkomstig de bepalingen van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij tussen de Unie en derde landen, hetzij door van derde landen rechtstreekse vismachtigingen te verkrijgen indien er geen dergelijke partnerschapsovereenkomst van kracht is. In beide gevallen moeten deze activiteiten op een transparante en duurzame wijze worden verricht. Daarom moeten de vlaggenlidstaten de bevoegdheid krijgen om, op grond van een welomschreven reeks criteria en op voorwaarde dat er monitoring plaatsvindt, de onder hun vlag varende vaartuigen het recht te geven rechtstreekse machtigingen aan te vragen bij en te verkrijgen van derde kuststaten. Er moet een machtiging voor een visserijactiviteit worden verleend zodra de vlaggenlidstaat ervan overtuigd is dat die visserijactiviteit de duurzaamheid niet zal ondermijnen. Tenzij de Commissie verdere terdege onderbouwde bezwaren heeft, moet de marktdeelnemer aan wie de machtiging van zowel de vlaggenlidstaat als de kuststaat is verleend, worden toegestaan zijn visserijactiviteit aan te vangen.

Amendment    17

Voorstel voor een verordening

Overweging 16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(16)  Een specifieke kwestie met betrekking tot partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij is het opnieuw toewijzen van onvolledig benutte vangstmogelijkheden waarvan sprake is wanneer de bij de desbetreffende Raadsverordeningen aan de lidstaten toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut. Aangezien de in de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij vastgestelde toegangskosten voor een groot deel uit de begroting van de Unie worden gefinancierd, is een systeem voor het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden belangrijk om de financiële belangen van de Unie te vrijwaren en te waarborgen dat vangstmogelijkheden waarvoor is betaald, niet worden verspild. Daarom is het noodzakelijk het systeem voor het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden, dat een laatste redmiddel moet zijn, te verduidelijken en te verbeteren. De toepassing ervan moet tijdelijk zijn en mag niet van invloed zijn op de initiële toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten. Vangstmogelijkheden mogen pas opnieuw worden toegewezen wanneer de betrokken lidstaten afstand hebben gedaan van hun recht om onderling vangstmogelijkheden uit te wisselen.

(16)  Een specifieke kwestie met betrekking tot partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij is het opnieuw toewijzen van onvolledig benutte vangstmogelijkheden waarvan sprake is wanneer de bij de desbetreffende Raadsverordeningen aan de lidstaten toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut. Aangezien de in de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij vastgestelde toegangskosten voor een groot deel uit de begroting van de Unie worden gefinancierd, is een systeem voor het tijdelijk opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden belangrijk om de financiële belangen van de Unie te vrijwaren en te waarborgen dat vangstmogelijkheden waarvoor is betaald, niet worden verspild. Daarom is het noodzakelijk het systeem voor het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden, dat een laatste redmiddel moet zijn, te verduidelijken en te verbeteren. De toepassing ervan moet tijdelijk zijn en mag niet van invloed zijn op de initiële toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten, wat inhoudt dat deze de relatieve stabiliteit niet in gevaar zal brengen. Aangezien het om een laatste redmiddel gaat, mogen vangstmogelijkheden pas opnieuw worden toegewezen wanneer de betrokken lidstaten afstand hebben gedaan van hun recht om onderling vangstmogelijkheden uit te wisselen.

Amendment    18

Voorstel voor een verordening

Overweging 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(16 bis)  “Slapende overeenkomsten” zijn overeenkomsten met landen die een partnerschapsovereenkomst inzake visserij hebben gesloten zonder – om structurele redenen of vanwege bepaalde omstandigheden – over een protocol te beschikken. De Unie heeft verscheidene “slapende overeenkomsten” met derde landen. Vaartuigen van de Unie mogen dan ook niet vissen in wateren die onder een slapende overeenkomst vallen. De Commissie moet zich ervoor inspannen deze slapende overeenkomsten om te zetten in volwaardige overeenkomsten of de partnerschapsovereenkomst in kwestie op te zeggen.

Amendment    19

Voorstel voor een verordening

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(17)  Ook voor visserijactiviteiten onder auspiciën van regionale organisaties voor visserijbeheer en op volle zee moet door de vlaggenlidstaat een machtiging worden verleend en geldt dat zij in overeenstemming moeten zijn met de specifieke regels van de regionale organisatie voor visserijbeheer of de Uniewetgeving inzake visserijactiviteiten op volle zee.

(17)  Ook voor visserijactiviteiten onder auspiciën van regionale organisaties voor visserijbeheer alsmede niet-gereglementeerde visserij op volle zee moet door de vlaggenlidstaat een machtiging worden verleend en geldt dat zij in overeenstemming moeten zijn met de specifieke regels van de regionale organisatie voor visserijbeheer of de Uniewetgeving inzake visserijactiviteiten op volle zee.

Amendment    20

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(18)  Charterovereenkomsten kunnen de doeltreffendheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen ondermijnen en een negatief effect op de duurzame exploitatie van levende mariene rijkdommen hebben. Daarom is het noodzakelijk een juridisch kader op te zetten dat de Unie helpt de activiteiten van gecharterde vissersvaartuigen van de Unie beter te monitoren op basis van hetgeen door de betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer is vastgesteld.

(18)  Charterovereenkomsten kunnen de doeltreffendheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen ondermijnen en een negatief effect op de duurzame exploitatie van levende mariene rijkdommen hebben. Daarom is het noodzakelijk een juridisch kader op te zetten dat de Unie helpt de activiteiten van onder een vlag van de Unie varende vissersvaartuigen die door exploitanten uit derde landen gecharterd zijn, beter te monitoren op basis van hetgeen door de betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer is vastgesteld.

Amendment    21

Voorstel voor een verordening

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(19)  De procedures moeten transparant en voorspelbaar zijn voor marktdeelnemers van de Unie en van derde landen, alsmede voor hun respectieve bevoegde autoriteiten.

(19)  De procedures moeten transparant, uitvoerbaar en voorspelbaar zijn voor marktdeelnemers van de Unie en van derde landen, alsmede voor hun respectieve bevoegde autoriteiten.

Amendment    22

Voorstel voor een verordening

Overweging 19 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(19 bis)  De Unie moet zich inspannen voor gelijke randvoorwaarden op internationaal vlak zodat de visserijvloot van de Unie kan concurreren met andere visserijlanden, en zij moet de markttoegangsregels aanpassen wanneer er strengere regels worden ingevoerd voor de vloot van de Unie.

Amendment    23

Voorstel voor een verordening

Artikel 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 1

Artikel 1

Onderwerp

Onderwerp

Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de afgifte en het beheer van vismachtigingen voor:

Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de afgifte en het beheer van vismachtigingen voor:

(a)  vissersvaartuigen van de Unie in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een derde land vallen, onder auspiciën van een regionale organisatie voor visserijbeheer, in of buiten wateren van de Unie, of op volle zee; en

(a)  vissersvaartuigen van de Unie die visserijactiviteiten verrichten in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een derde land vallen, onder auspiciën van een regionale organisatie voor visserijbeheer waarbij de Unie een verdrag- of overeenkomstsluitende partij is, in of buiten wateren van de Unie, of op volle zee; en

(b)  vissersvaartuigen van derde landen die actief zijn in de wateren van de Unie.

(b)  vissersvaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie.

Amendment    24

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(a)  “ondersteuningsvaartuig”: een vaartuig dat niet is uitgerust met operationeel vistuig en dat visserijactiviteiten faciliteert, begeleidt of voorbereidt;

(a)  “ondersteuningsvaartuig”: een vaartuig dat niet is uitgerust met voor het vangen of aantrekken van vis ontworpen operationeel vistuig en dat visserijactiviteiten faciliteert, begeleidt of voorbereidt;

Amendment    25

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(b)  “vismachtiging”: een machtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie of een vissersvaartuig van een derde land en die dit vaartuig het recht geeft om onder bepaalde voorwaarden tijdens een bepaalde periode, in een bepaald gebied of binnen een bepaalde visserij visserijactiviteiten te verrichten;

(b)  “vismachtiging”: een vismachtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie of een vissersvaartuig van een derde land dat reeds over een visvergunning beschikt, en die dit vaartuig het recht geeft om specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode, in een bepaald gebied of binnen een bepaalde visserijtak onder specifieke voorwaarden;

Motivering

Dit amendement heeft tot doel de definitie te laten aansluiten bij de definitie in de controleverordening (art. 4, lid 10).

Amendment    26

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – alinea 1 – letter f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(f)  “waarnemersprogramma”: een regeling onder auspiciën van een regionale organisatie voor visserijbeheer waarbij waarnemers onder bepaalde voorwaarden aan boord van vissersvaartuigen verifiëren of het vaartuig aan de door die organisatie vastgestelde voorschriften voldoet.

(f)  “waarnemersprogramma": een regeling onder auspiciën van een land of een regionale organisatie voor visserijbeheer, een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (PODV), een derde land of een lidstaat waarbij waarnemers onder bepaalde voorwaarden aan boord van vissersvaartuigen gegevens verzamelen en/of verifiëren of het vaartuig aan de door die organisatie, in die PODV of door dat land vastgestelde voorschriften voldoet.

Amendment    27

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – alinea 1 – letter f bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(f bis)  "verdrag- of overeenkomstsluitende partij": een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij het internationale verdrag of de internationale overeenkomst tot oprichting van een regionale organisatie voor visserijbeheer, alsmede landen, visserijentiteiten of andere entiteiten die met een dergelijke organisatie samenwerken en waaraan in verband met die organisatie de status van samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is toegekend;

Motivering

Deze verordening moet in overeenstemming worden gebracht met Verordening (EG) nr. 1005/2008.

Amendment    28

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(a)  hij volledige en accurate informatie heeft ontvangen, overeenkomstig de bijlagen 1 en 2, over het vissersvaartuig en het (de) bijbehorende ondersteuneningsvaartuig(en), met inbegrip van niet-uniale ondersteuningsvaartuigen.

(a)  hij volledige en accurate informatie heeft ontvangen, overeenkomstig de bijlage, over het vissersvaartuig en het (de) bijbehorende ondersteuningsvaartuig(en), met inbegrip van niet-uniale ondersteuningsvaartuigen.

Motivering

De auteurs van dit amendement stellen voor de bijlagen te vereenvoudigen en tot één enkele bijlage samen te voegen om de administratieve rompslomp te verminderen.

Amendment    29

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(c)  het vissersvaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig een IMO-nummer hebben;

(c)  het vissersvaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig een IMO-nummer hebben, indien dit op grond van de wetgeving van de Unie vereist is;

Motivering

Momenteel is in de Unie enkel een IMO-nummer voor vaartuigen met een lengte van minder dan 15 meter vereist. De identificatie van vaartuigen door de Internationale Maritieme Organisatie blijkt wegens het grote aantal vaartuigen een zeer complex proces te zijn.

Amendment    30

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(d)  de marktdeelnemer en het vissersvaartuig in de 12 maanden vóór de aanvraag van de vismachtiging niet krachtens artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad zijn onderworpen aan een sanctie voor een ernstige inbreuk overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat;

Schrappen

Amendment    31

Voorstel voor een verordening

Artikel 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 6

Artikel 6

Omvlagging

Omvlagging

1.   Dit artikel is van toepassing op vaartuigen die binnen vijf jaar vanaf de datum van de aanvraag voor een vismachtiging:

1.   Dit artikel is van toepassing op vaartuigen die tijdens de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag voor een vismachtiging:

(a)  uit het vissersvlootregister van de Unie zijn geschrapt en naar een derde land zijn omgevlagd; en

(a)  uit het vissersvlootregister van de Unie zijn geschrapt en naar een derde land zijn omgevlagd; en

(b)  binnen 24 maanden na de datum van de schrapping opnieuw in het vissersvlootregister van de Unie zijn opgenomen.

(b)  opnieuw in het vissersvlootregister van de Unie zijn opgenomen.

2.   Een vlaggenlidstaat mag slechts een vismachtiging afgeven indien hij ervan overtuigd is dat gedurende de periode dat het in lid 1 bedoelde vaartuig actief was onder de vlag van een derde land:

2.   Een vlaggenlidstaat mag slechts een vismachtiging afgeven indien hij heeft gecontroleerd dat gedurende de periode dat het in lid 1 bedoelde vaartuig actief was onder de vlag van een derde land:

(a) het geen IOO-visserijactiviteiten heeft bedreven; en

(a)    het geen IOO-visserijactiviteiten heeft bedreven; en

(b)  het niet actief was in de wateren van een land dat overeenkomstig de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad als een niet-meewerkend derde land is geïdentificeerd.

(b)  het niet actief was in de wateren van hetzij een land dat overeenkomstig de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad als een niet-meewerkend derde land is geïdentificeerd, dan wel een derde land dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1026/2012 is geïdentificeerd als een land dat niet-duurzame visserij toelaat.

3.   Hiertoe verstrekt een marktdeelnemer alle door de vlaggenlidstaat verlangde informatie met betrekking tot de desbetreffende periode, waaronder ten minste het volgende:

3.   Hiertoe verstrekt een marktdeelnemer de volgende door de vlaggenlidstaat verlangde informatie met betrekking tot de periode waarin het vaartuig onder de vlag van een derde land opereerde:

(a)  een aangifte van de vangsten en de visserijinspanningen gedurende de desbetreffende periode;

(a)  een aangifte van de vangsten en de visserijinspanningen gedurende de desbetreffende periode;

(b)  een kopie van de door de vlaggenstaat voor de desbetreffende periode afgegeven vismachtiging;

(b)  een kopie van de door de vlaggenstaat voor de desbetreffende periode afgegeven vismachtiging;

(c)  een kopie van de vismachtiging(en) op grond waarvan gedurende de desbetreffende periode visserijactiviteiten in de wateren van derde landen zijn toegestaan;

(c)  een kopie van de vismachtiging(en) op grond waarvan gedurende de desbetreffende periode visserijactiviteiten in de wateren van derde landen zijn toegestaan;

(d)  een officiële verklaring van het derde land waar het vaartuig is omgevlagd waarin de sancties waaraan het vaartuig of de marktdeelnemer gedurende de desbetreffende periode onderworpen was, zijn opgesomd.

(d)  een officiële verklaring van het derde land waar het vaartuig is omgevlagd waarin de sancties waaraan het vaartuig of de marktdeelnemer gedurende de desbetreffende periode onderworpen was, zijn opgesomd.

 

(d bis)   een volledig vlagoverzicht voor de periode dat het vaartuig niet in het vlootregister van de Unie opgenomen was.

4.   Een vlaggenlidstaat geeft geen vismachtiging af aan een vaartuig dat is omgevlagd:

4.   Een vlaggenlidstaat geeft geen vismachtiging af aan een vaartuig dat is omgevlagd:

(a)  in een derde land dat krachtens de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad is aangemerkt als een land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij of is opgenomen op de lijst van niet-meewerkende derde landen; of

(a)  in een derde land dat krachtens de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad is aangemerkt als een land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij of is opgenomen op de lijst van niet-meewerkende derde landen; of

(b)  in een derde land dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1026/2012 is aangemerkt als een land dat niet-duurzame visserij toelaat.

(b)  in een derde land dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1026/2012 is aangemerkt als een land dat niet-duurzame visserij toelaat.

5.   Lid 4 is niet van toepassing indien de vlaggenlidstaat ervan overtuigd is dat, zodra het land is aangemerkt als een land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij of als een land dat niet-duurzame visserij toelaat, de marktdeelnemer:

5.   Lid 4 is niet van toepassing indien de vlaggenlidstaat ervan overtuigd is dat, zodra het land is aangemerkt als een land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij of als een land dat niet-duurzame visserij toelaat, de marktdeelnemer:

(a)  de visserijactiviteiten heeft stopgezet; en

(a)  de visserijactiviteiten heeft stopgezet; en

(b)  de desbetreffende administratieve procedures om het vaartuig uit het vissersvlootregister van het derde land te schrappen, heeft opgestart.

(b)  de desbetreffende administratieve procedures om het vaartuig uit het vissersvlootregister van het derde land te schrappen, onmiddellijk heeft opgestart.

Amendment    32

Voorstel voor een verordening

Artikel 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 7

Artikel 7

Monitoring van vismachtigingen

Monitoring van vismachtigingen

1.   Bij de aanvraag van een vismachtiging verstrekt de marktdeelnemer de vlaggenlidstaat volledige en accurate gegevens.

1.   Bij de aanvraag van een vismachtiging verstrekt de marktdeelnemer de vlaggenlidstaat volledige en accurate gegevens.

2.   De marktdeelnemer stelt de vlaggenlidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging van de desbetreffende gegevens.

2.   De marktdeelnemer stelt de vlaggenlidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging van de desbetreffende gegevens.

3.   Een vlaggenlidstaat monitort of de voorwaarden op grond waarvan een vismachtiging is afgegeven, vervuld blijven tijdens de geldigheidsduur van die machtiging.

3.   Een vlaggenlidstaat monitort minstens eenmaal per jaar of de voorwaarden op grond waarvan een vismachtiging is afgegeven, vervuld blijven tijdens de geldigheidsduur van die machtiging.

4.   Indien een voorwaarde op grond waarvan een vismachtiging is afgegeven, niet langer is vervuld, wijzigt een vlaggenlidstaat de machtiging of trekt hij ze en stelt hij de marktdeelnemer en de Commissie daarvan in kennis.

4.   Indien een voorwaarde op grond waarvan een vismachtiging is afgegeven, niet langer is vervuld, neemt een vlaggenlidstaat passende maatregelen, zoals de wijziging of de intrekking van de machtiging en stelt hij onmiddellijk de marktdeelnemer, de Commissie en in voorkomend geval het secretariaat van de ROVB of het derde land in kwestie daarvan in kennis.

5.   Op verzoek van de Commissie wordt een machtiging door de vlaggenlidstaat geweigerd, geschorst of ingetrokken in gevallen van doorslaggevende beleidsoverwegingen met betrekking tot de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van mariene biologische rijkdommen of de voorkoming of beteugeling van illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij, of in gevallen waarin de Unie heeft besloten de betrekkingen met het betrokken derde land te schorsen of te verbreken.

5.   Na ontvangt van een naar behoren gemotiveerd verzoek van de Commissie wordt een machtiging door de vlaggenlidstaat geweigerd, geschorst of ingetrokken in gevallen:

 

(a)   van dwingende spoed wegens een ernstig gevaar voor de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van mariene biologische rijkdommen;

 

(b)   van ernstige schendingen van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad of artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, in het kader van illegale, ongemelde of ongereglementeerde (IOO-) visserij, of in het geval van een verhoogd risico, teneinde dergelijke schendingen te voorkomen; of

 

(c)   gevallen waarin de Unie heeft besloten de betrekkingen met het betrokken derde land te schorsen of te verbreken.

 

Het in de eerste alinea genoemde naar behoren gemotiveerde verzoek wordt geschraagd door relevante en passende informatie. De Commissie stelt de marktdeelnemer en de vlaggenlidstaat onmiddellijk in kennis als ze een dergelijk naar behoren gemotiveerd verzoek indient. Een dergelijk verzoek van de Commissie wordt gevolgd door een overlegperiode van vijftien dagen tussen de Commissie en de vlaggenlidstaat.

6.   Indien een vlaggenlidstaat de machtiging niet weigert, aanpast, schorst of intrekt overeenkomstig de leden 4 en 5, kan de Commissie besluiten de machtiging in te trekken en de vlaggenlidstaat en de marktdeelnemer daarvan in kennis te stellen.

6.   Indien de Commissie aan het eind van de in lid 5 vermelde periode van 15 dagen haar verzoek bevestigt en de vlaggenlidstaat de machtiging niet weigert, aanpast, schorst of intrekt overeenkomstig de leden 4 en 5, kan de Commissie na nog eens vijf dagen besluiten de machtiging in te trekken, en stelt zij de vlaggenlidstaat en de marktdeelnemer in kennis van haar besluit.

Amendment    33

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Een vissersvaartuig van de Unie mag enkel visserijactiviteiten in de wateren van een derde land op door een ROVB beheerde bestanden verrichten indien dat land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij bij die ROVB is.

Een vissersvaartuig van de Unie mag enkel visserijactiviteiten in de wateren van een derde land op door een ROVB beheerde bestanden verrichten indien dat land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij bij die ROVB is. Als er PODV’s gesloten zijn vóór ... [de datum van inwerkingtreding van deze verordening], is deze alinea van toepassing met ingang van ... [vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening].

Motivering

Guinee-Bissau, waarmee de Unie een visserijovereenkomst heeft, is noch een verdrag- of overeenkomstsluitende partij noch een samenwerkende partij bij een regionale organisatie voor visserijbeheer. Het land moet voldoende tijd krijgen om de noodzakelijke stappen te ondernemen en de kosten te betalen die met het lidmaatschap van een regionale organisatie voor visserijbeheer gepaard gaan.

Amendment    34

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

De Unie kan een gedeelte van de financiële middelen voor sectorale steun aanwenden om derde landen waarmee zij PODV’s gesloten heeft te helpen om lid te worden van een ROVB.

Motivering

De kosten om lid te worden van een regionale organisatie voor visserijbeheer kunnen te hoog zijn voor bepaalde derde landen waarmee de Unie een visserijovereenkomst gesloten heeft.

Amendment    35

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

De Unie ziet erop toe dat de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij in overeenstemming zijn met deze verordening.

Motivering

De Unie moet in nieuwe overeenkomsten of protocollen geen uitzonderingen op de regels van deze verordening kunnen bedingen. Een vergelijkbare tekst staat in de basisverordening (bijv. in artikel 31).

Amendment    36

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(a)  van zijn vlaggenlidstaat; en

(a)  van het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de visserijactiviteiten plaatsvinden; en

Motivering

De lidstaat mag enkel vismachtigingen toekennen wanneer het derde land de activiteiten van de vaartuigen in zijn wateren heeft toegestaan, en niet omgekeerd.

Amendment    37

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(b)  van het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de activiteiten plaatsvinden.

(b)  van zijn vlaggenlidstaat.

Motivering

De lidstaat mag enkel vismachtigingen toekennen wanneer het derde land de activiteiten van de vaartuigen in zijn wateren heeft toegestaan, en niet omgekeerd.

Amendment    38

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – alinea 1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(c)  de marktdeelnemer alle in de afgelopen 12 maanden door de bevoegde autoriteit van het derde land gevorderde vergoedingen en financiële sancties heeft betaald.

(c)  de marktdeelnemer alle vergoedingen heeft betaald; en

 

(c bis)  de marktdeelnemer alle financiële sancties heeft betaald die zijn opgelegd door de bevoegde autoriteit van het derde land, na de beëindiging van de toepasselijke juridische procedures.

Amendment    39

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – alinea 1 – letter c ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(c ter)  het visserijvaartuig over een machtiging van een derde land beschikt.

Motivering

De lidstaat mag pas een machtiging afgeven na groen licht van het derde land, om zo te zorgen voor meer rechtszekerheid.

Amendment    40

Voorstel voor een verordening

Artikel 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 12

Artikel 12

Beheer van vismachtigingen

Beheer van vismachtigingen

1.   Zodra een vlaggenlidstaat een vismachtiging heeft afgegeven, zendt hij de Commissie de desbetreffende aanvraag voor de machtiging van het derde land toe.

1.   Zodra een vlaggenlidstaat heeft gecontroleerd of voldaan is aan de in punten a), b) en c) van artikel 11 vastgelegde voorwaarden, zendt hij de Commissie de desbetreffende aanvraag om de machtiging van het derde land te verkrijgen toe.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvraag bevat de in de bijlagen 1 en 2 opgenomen informatie, samen met alle andere in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij vereiste gegevens.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvraag bevat de in de bijlage opgenomen informatie, samen met alle andere in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij vereiste gegevens.

3.   Ten minste 10 kalenderdagen vóór de in de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij vastgestelde datum voor de verzending van aanvragen zendt de vlaggenlidstaat de aanvraag aan de Commissie toe. De Commissie kan de vlaggenlidstaat verzoeken om alle aanvullende informatie die zij noodzakelijk acht.

3.   Ten minste 15 kalenderdagen vóór de in de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij vastgestelde datum voor de verzending van aanvragen zendt de vlaggenlidstaat de aanvraag aan de Commissie toe. De Commissie kan de vlaggenlidstaat een naar behoren gemotiveerd verzoek om alle aanvullende informatie die zij noodzakelijk acht toezenden.

4.   Wanneer de Commissie ervan overtuigd is dat de voorwaarden van artikel 11 zijn vervuld, zendt zij de aanvraag aan het derde land toe.

4.   Binnen een termijn van 10 kalenderdagen gerekend vanaf de ontvangst van de aanvraag of, indien er overeenkomstig lid 3 om aanvullende informatie is verzocht, binnen 15 kalenderdagen gerekend vanaf de ontvangst van de aanvraag, voert de Commissie een voorlopig onderzoek uit om te bepalen of de voorwaarden van artikel 11 zijn vervuld. De Commissie zendt dan de aanvraag aan het derde land toe of zij stelt de lidstaat ervan in kennis dat de aanvraag is afgewezen.

5.   Indien een derde land de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een vismachtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan in kennis.

5.   Indien een derde land de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een vismachtiging voor een vissersvaartuig van de Unie in het kader van de overeenkomst af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan onmiddellijk en indien mogelijk langs elektronische weg in kennis. De vlaggenlidstaat stuurt de informatie onmiddellijk door naar de eigenaar van het vaartuig.

Amendment    41

Voorstel voor een verordening

Artikel 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 13

Artikel 13

Het opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden in het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij

Het opnieuw tijdelijk toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden in het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij

1.   Gedurende een bepaald jaar of een andere relevante uitvoeringsperiode van een protocol bij een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij kan de Commissie vaststellen dat er vangstmogelijkheden onbenut zijn gebleven en de lidstaten die over de desbetreffende aandelen van de toewijzing beschikken, daarvan in kennis stellen.

1.   Aan het eind van de eerste helft van de uitvoeringsperiode van een protocol bij een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij kan de Commissie vaststellen dat er vangstmogelijkheden onbenut zijn gebleven en de lidstaten die over de desbetreffende aandelen van de toewijzing beschikken, daarvan in kennis stellen.

2.   Binnen 10 dagen na ontvangst van deze informatie van de Commissie kunnen de in lid 1 bedoelde lidstaten:

2.   Binnen 20 dagen na ontvangst van deze informatie van de Commissie kunnen de in lid 1 bedoelde lidstaten:

(a)  de Commissie meedelen dat zij hun vangstmogelijkheden later in het jaar of in de relevante uitvoeringsperiode zullen gebruiken, door een visserijplan te verstrekken met gedetailleerde informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode; of

(a)  de Commissie meedelen dat zij hun vangstmogelijkheden later in de tweede helft van de uitvoeringsperiode zullen gebruiken, door een visserijplan te verstrekken met gedetailleerde informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode; of

(b)  de Commissie in kennis stellen van uitwisselingen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(b)  de Commissie in kennis stellen van uitwisselingen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

3.   Indien bepaalde lidstaten de Commissie niet op de hoogte hebben gebracht van een van de in lid 2 bedoelde maatregelen en, indien er als gevolg daarvan vangstmogelijkheden onbenut blijven, kan de Commissie een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor de beschikbare onbenutte vangstmogelijkheden bekendmaken onder de andere lidstaten die over een aandeel van de toewijzing beschikken.

3.   Indien bepaalde lidstaten de Commissie niet op de hoogte hebben gebracht van een van de in lid 2 bedoelde maatregelen en, indien er als gevolg daarvan vangstmogelijkheden onbenut blijven, kan de Commissie gedurende een periode van tien dagen na de in lid 2 genoemde periode een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor de beschikbare onbenutte vangstmogelijkheden bekendmaken onder de andere lidstaten die over een aandeel van de toewijzing beschikken.

4.   Binnen 10 dagen na ontvangst van deze oproep tot het indienen van blijken van belangstelling kunnen deze lidstaten hun belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden aan de Commissie kenbaar maken. Ter ondersteuning van hun verzoek verstrekken zij een visserijplan met gedetailleerde informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode.

4.   Binnen 10 dagen na ontvangst van deze oproep tot het indienen van blijken van belangstelling kunnen deze lidstaten hun belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden aan de Commissie kenbaar maken. Ter ondersteuning van hun verzoek verstrekken zij een visserijplan met gedetailleerde informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode.

5.   Indien dit nodig wordt geacht voor de beoordeling van het verzoek, kan de Commissie de betrokken lidstaten om aanvullende informatie vragen.

5.   Indien dit nodig wordt geacht voor de beoordeling van het verzoek, kan de Commissie de betrokken lidstaten om aanvullende informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode vragen.

6.   Indien de lidstaten die over een aandeel van de toewijzing beschikken, geen belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden hebben, kan de Commissie een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bekendmaken die voor alle lidstaten openstaat. Een lidstaat kan zijn belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden kenbaar maken onder de in lid 4 bedoelde voorwaarden.

6.   Indien de lidstaten die over een aandeel van de toewijzing beschikken, geen belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden hebben, kan de Commissie na de termijn van tien dagen een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bekendmaken die voor alle lidstaten openstaat. Een lidstaat kan zijn belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden kenbaar maken onder de in lid 4 bedoelde voorwaarden.

7.   Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig lid 4 of lid 5 verstrekte informatie wijst de Commissie de onbenutte vangstmogelijkheden op tijdelijke basis opnieuw toe door de in artikel 14 vastgestelde methode toe te passen.

7.   Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig lid 4 of lid 5 verstrekte informatie en in nauwe samenwerking met hen wijst de Commissie de onbenutte vangstmogelijkheden alleen op tijdelijke basis opnieuw toe door de in artikel 14 vastgestelde methode toe te passen.

 

7 bis.   De in lid 7 genoemde hernieuwde toewijzing is alleen van toepassing tijdens de tweede helft van de in lid 1 bedoelde uitvoeringsperiode en mag slechts één keer plaatsvinden in die periode.

 

7 ter.   De Commissie houdt de lidstaten op de hoogte van

 

(a)   de lidstaten waaraan vangstmogelijkheden opnieuw werden toegewezen;

 

(b)   de exacte hoeveelheden die aan die lidstaten opnieuw werden toegewezen; en

 

(c)   de gebruikte criteria voor de hernieuwde toewijzing.

Amendment    42

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

Artikel 13 bis

 

Vereenvoudiging van de procedures voor jaarlijkse hernieuwing van bestaande vismachtigingen tijdens de periode waarin het protocol bij een geldige partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij van toepassing is

 

Zolang een PODV van de Unie van kracht is, moeten snellere, flexibelere en eenvoudigere procedures toegestaan zijn voor de hernieuwing van vergunningen voor vaartuigen waarvoor in het jaar ervoor geen statuswijzigingen geregistreerd zijn (eigenschappen, vlaggenlidstaat, eigendom of naleving).

Amendment    43

Voorstel voor een verordening

Artikel 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 14

Artikel 14

Methode voor het opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden

Methode voor het tijdelijk opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden

1.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen een methode voor het opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

1.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen een methode voor het tijdelijk opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de beperkte tijd die overblijft om de onbenutte vangstmogelijkheden te gebruiken, stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 45, lid 3, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. Die handelingen blijven voor een termijn van ten hoogste zes maanden van kracht.

2.   Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de beperkte tijd die overblijft om de onbenutte vangstmogelijkheden te gebruiken, stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 45, lid 3, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. Die handelingen blijven voor een termijn van ten hoogste zes maanden van kracht.

3.   Bij de vaststelling van de methode voor het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden hanteert de Commissie de volgende criteria:

3.   Bij de vaststelling van de methode voor het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden hanteert de Commissie de volgende transparante en objectieve criteria, rekening houdend met sociale, economische en milieufactoren:

(a)  de vangstmogelijkheden die beschikbaar zijn om opnieuw te worden toegewezen;

(a)  de vangstmogelijkheden die beschikbaar zijn om opnieuw te worden toegewezen;

(b)  het aantal verzoekende lidstaten;

(b)  het aantal verzoekende lidstaten;

(c)  het bij de initiële toewijzing van vangstmogelijkheden aan elke verzoekende lidstaat toegewezen aandeel;

(c)  het bij de initiële toewijzing van vangstmogelijkheden aan elke verzoekende lidstaat toegewezen aandeel;

(d)  de historische vangst- en inspanningsniveaus van elke verzoekende lidstaat;

(d)  de historische vangst- en inspanningsniveaus van elke verzoekende lidstaat;

(e)  het aantal, het type en de kenmerken van de vaartuigen en het gebruikte vistuig;

(e)  het aantal, het type en de kenmerken van de vaartuigen en het gebruikte vistuig;

(f)  de consistentie van het door de verzoekende lidstaten verstrekte visserijplan met de in de punten a) tot en met e) vermelde elementen.

(f)  de consistentie van het door de verzoekende lidstaten verstrekte visserijplan met de in de punten a) tot en met e) vermelde elementen.

 

De Commissie maakt haar redenen voor de hernieuwde toewijzing bekend.

Amendment    44

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

1.  Wanneer in het protocol bij een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij maandelijkse of driemaandelijkse vangstbeperkingen of andere onderverdelingen van een jaarlijks quotum zijn vastgesteld, kan de Commissie een uitvoeringshandeling aannemen tot vaststelling van een methode om maandelijks, driemaandelijks of voor een andere periode, de overeenkomstige vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

1.  Wanneer in het protocol bij een PODV maandelijkse of driemaandelijkse vangstbeperkingen of andere onderverdelingen van een jaarlijks quotum zijn vastgesteld, is de toewijzing van de overeenkomstige vangstmogelijkheden aan de lidstaten consistent met de jaarlijkse vangstmogelijkheden die krachtens de desbetreffende wetgevingshandeling van de Unie aan de lidstaten worden toegewezen. Dit beginsel geldt alleen niet wanneer de betrokken lidstaten tot overeenstemming komen over gemeenschappelijke vangstplannen waarin rekening wordt gehouden met de maandelijkse of driemaandelijkse vangstbeperkingen of andere onderverdelingen van een jaarlijks quotum.

Motivering

Het amendement biedt een beter systeem waarmee de lidstaten te allen tijde hun procentuele aandeel in de maandelijkse vangstbeperkingen kunnen behouden.

Amendment    45

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

2.  De in lid 1 bedoelde toewijzing van vangstmogelijkheden dient in overeenstemming te zijn met de in het kader van de desbetreffende verordening van de Raad aan de lidstaten toegewezen jaarlijkse vangstmogelijkheden.

Schrappen

Amendment    46

Voorstel voor een verordening

Artikel 17 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(a)  van zijn vlaggenlidstaat; en

(a)  van het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de activiteiten plaatsvinden; en

Motivering

De lidstaat mag enkel vismachtigingen toekennen wanneer het derde land de activiteiten van de vaartuigen in zijn wateren heeft toegestaan, en niet omgekeerd.

Amendment    47

Voorstel voor een verordening

Artikel 17 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(b)  van het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de activiteiten plaatsvinden.

(b)  van zijn vlaggenlidstaat.

Motivering

De lidstaat mag enkel vismachtigingen toekennen wanneer het derde land de activiteiten van de vaartuigen in zijn wateren heeft toegestaan, en niet omgekeerd.

Amendment    48

Voorstel voor een verordening

Artikel 17 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

Een vlaggenlidstaat mag een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van derde landen afgeven indien het protocol bij een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij met het desbetreffende derde land voor de wateren in kwestie niet al ten minste drie jaar van kracht is.

 

In het geval van verlenging van het protocol wordt de vismachtiging automatisch ingetrokken op de datum van inwerkingtreding van het protocol in kwestie.

Motivering

“Slapende overeenkomsten” zijn overeenkomsten met landen die een partnerschapsovereenkomst inzake visserij hebben gesloten zonder – om structurele redenen of vanwege bepaalde omstandigheden – over een protocol te beschikken. Gezien het feit dat de kwestie van slapende partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met niet-tenuitvoergelegde protocollen niet opgelost is, moet de Unie een oplossing bieden waarbij in deze situatie onder bepaalde voorwaarden directe vismachtigingen kunnen worden afgegeven.

Amendment    49

Voorstel voor een verordening

Artikel 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 18

Artikel 18

Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen door de vlaggenlidstaten

Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen door de vlaggenlidstaten

Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van derde landen buiten het kader van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij afgeven indien:

Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van derde landen buiten het kader van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij afgeven indien:

(a)  er geen partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij met het betrokken derde land van kracht is of de van kracht zijnde partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij uitdrukkelijk in de mogelijkheid van rechtstreekse machtigingen voorziet;

(a)  er geen partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij met het betrokken derde land van kracht is;

(b)  de in artikel 5 vastgestelde machtigingscriteria zijn vervuld;

(b)  de in artikel 5 vastgestelde machtigingscriteria zijn vervuld;

 

(b bis)  er een overschot van de toegestane vangst is, zoals voorgeschreven door artikel 62, lid 2, van Unclos;

(c)  de marktdeelnemer elk van de volgende elementen heeft verstrekt:

(c)  de marktdeelnemer elk van de volgende elementen heeft verstrekt:

 

–  een door de kuststaat aan de marktdeelnemer verstrekte kopie van de geldende visserijwetgeving;

–  een schriftelijke bevestiging van het derde land, naar aanleiding van de besprekingen tussen de marktdeelnemer en het derde land, van de voorwaarden voor de voorgenomen rechtstreekse machtiging om de marktdeelnemer toegang tot zijn visbestanden te geven, met inbegrip van de duur, voorwaarden en vangstmogelijkheden uitgedrukt als inspannings- of vangstbeperkingen;

–  een door het derde land verstrekte geldige vismachtiging voor de voorgenomen visserijactiviteiten, die de voorwaarden voor de toegang tot de visbestanden omvat, met inbegrip van de duur, voorwaarden en vangstmogelijkheden uitgedrukt als inspannings- of vangstbeperkingen;

–  bewijs van de duurzaamheid van de geplande visserijactiviteiten, op basis van:

–  bewijs van de duurzaamheid van de geplande visserijactiviteiten, op basis van:

•  een door het derde land en/of door een regionale organisatie voor visserijbeheer verstrekte wetenschappelijke evaluatie; en

•  een door het derde land en/of door een regionale organisatie voor visserijbeheer en/of door een door de Commissie erkend regionaal visserijorgaan met wetenschappelijke bevoegdheden verstrekte wetenschappelijke evaluatie; en

•  een onderzoek van deze evaluatie door de vlaggenlidstaat op basis van de beoordeling van zijn nationaal wetenschappelijk instituut;

•  in het geval van een evaluatie door een derde land: een onderzoek van deze evaluatie door de vlaggenlidstaat op basis van de beoordeling van zijn nationaal wetenschappelijk instituut, of, in voorkomend geval, het wetenschappelijk instituut van een lidstaat met bevoegdheden in de desbetreffende visserijsector;

  een kopie van de visserijwetgeving van het derde land;

 

–  een officieel rekeningnummer bij een overheidsbank dat voor de betaling van alle vergoedingen is aangewezen; en

–  een officieel rekeningnummer bij een overheidsbank dat voor de betaling van alle vergoedingen is aangewezen; en

(d)  in het geval dat de visserijactiviteiten worden verricht op een door een regionale organisatie voor visserijbeheer beheerde soort, het derde land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij bij die organisatie is.

(d)  in het geval dat de visserijactiviteiten worden verricht op een door een regionale organisatie voor visserijbeheer beheerde soort, het derde land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij bij die organisatie is.

Amendment    50

Voorstel voor een verordening

Artikel 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 19

Artikel 19

Beheer van rechtstreekse vismachtigingen

Beheer van rechtstreekse vismachtigingen

1.  Zodra een vlaggenlidstaat een vismachtiging heeft afgegeven, zendt hij de in de bijlagen 1 en 2, en in artikel 18 vermelde relevante informatie aan de Commissie toe.

1.  Zodra een vlaggenlidstaat heeft vastgesteld dat aan de in artikel 18 bepaalde eis is voldaan, zendt hij de in de bijlage en in artikel 18 vermelde relevante informatie aan de Commissie toe.

2.   Indien de Commissie binnen vijftien kalender na de verzending van de in lid 1 bedoelde informatie niet om nadere informatie of motivering heeft verzocht, stelt de vlaggenlidstaat de marktdeelnemer ervan in kennis dat hij de visserijactiviteiten in kwestie mag aanvangen, op voorwaarde dat hij ook de rechtstreekse machtiging van het derde land heeft ontvangen.

2.   De Commissie voert een voorlopig onderzoek uit naar de in lid 1 bedoelde informatie. Zij kan binnen vijftien dagen om nadere informatie of motivering verzoeken met betrekking tot de in lid 1 bedoelde informatie.

3.   Indien de Commissie, na het in lid 2 bedoelde verzoek om nadere informatie of motivering, oordeelt dat niet aan de voorwaarden van artikel 18 is voldaan, kan zij binnen twee maanden na de ontvangst van de gevraagde informatie of motivering, bezwaar tegen de verlening van de vismachtiging aantekenen.

3.   Indien de Commissie, na het in lid 2 bedoelde verzoek om nadere informatie of motivering, oordeelt dat niet aan de voorwaarden van artikel 18 is voldaan, kan zij binnen één maand na de eerste ontvangst van de gevraagde informatie of motivering, bezwaar tegen de verlening van de vismachtiging aantekenen.

 

3 bis.   Indien een vismachtiging binnen een periode van hoogstens twee jaar gerekend vanaf de afgifte van de oorspronkelijke machtiging moet worden vernieuwd volgens dezelfde voorwaarden als die van de oorspronkelijke machtiging, kan de lidstaat, onverminderd de leden 1 t/m 3, de vismachtiging meteen afgeven zodra hij heeft gecontroleerd dat aan de in artikel 18 bepaalde voorwaarden is voldaan, en stelt hij de Commissie hiervan onverwijld in kennis. De Commissie heeft vijftien dagen om bezwaar te maken volgens de in artikel 7 vastgelegde procedure.

4.   Indien een derde land de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een rechtstreekse machtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan in kennis.

4.   Indien een derde land de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een rechtstreekse machtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie onmiddellijk de vlaggenlidstaat daarvan in kennis, die op zijn beurt de eigenaar van het vaartuig in kennis stelt.

5.   Indien een derde land de vlaggenlidstaat ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een rechtstreekse machtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de vlaggenlidstaat de Commissie daarvan in kennis.

5.   Indien een derde land de vlaggenlidstaat ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een rechtstreekse machtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de vlaggenlidstaat onmiddellijk de Commissie en de eigenaar van het vaartuig daarvan in kennis.

6.   Een marktdeelnemer verstrekt aan de vlaggenlidstaat een kopie van de tussen hem en het derde land overeengekomen definitieve voorwaarden, met inbegrip van een kopie van de rechtstreekse machtiging.

6.   Een marktdeelnemer verstrekt aan de vlaggenlidstaat een kopie van de tussen hem en het derde land overeengekomen definitieve voorwaarden, met inbegrip van een kopie van de rechtstreekse machtiging.

Amendment    51

Voorstel voor een verordening

Artikel 20 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

Artikel 20 bis

 

Uitvoering van de internationale verplichtingen van de Europese Unie in de ROVB's

 

Teneinde de internationale verplichtingen van de Unie in de ROVB's uit te voeren en in overeenstemming met de doelstellingen in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 stimuleert de Unie periodieke prestatiebeoordelingen door onafhankelijke instanties en speelt zij een actieve rol bij de oprichting en versterking van uitvoeringscomités in alle ROVB's waarbij zij een verdrag- of overeenkomstsluitende partij is. De Unie zorgt er met name voor dat deze uitvoeringscomités algemeen toezicht uitoefenen op de tenuitvoerlegging van het externe visserijbeleid en de maatregelen waartoe in de ROVB's besloten is.

Motivering

Er moet worden gewezen op de internationale verplichtingen van de Europese Unie in de ROVB's.

Amendment    52

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 – alinea 1 – letter -a (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

(-a)  de Unie een verdrag- of overeenkomstsluitende partij is bij de regionale organisatie voor visserijbeheer;

Motivering

De Unie moet een verdrag- of overeenkomstsluitende partij zijn als haar vaartuigen actief zullen zijn.

Amendment    53

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(b)  het in het desbetreffende register of de desbetreffende lijst van de regionale organisatie voor visserijbeheer is opgenomen; en

(b)  het in het desbetreffende register of de desbetreffende lijst van gemachtigde vissersvaartuigen van de regionale organisatie voor visserijbeheer is opgenomen; en

Amendment    54

Voorstel voor een verordening

Artikel 23

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 23

Artikel 23

Registratie door regionale organisaties voor visserijbeheer

Registratie door regionale organisaties voor visserijbeheer

1.   Een vlaggenlidstaat zendt de Commissie de lijst (lijsten) toe van de vaartuigen die hij heeft gemachtigd tot het verrichten van visserijactiviteiten onder auspiciën van een regionale organisatie voor visserijbeheer.

1.   Een vlaggenlidstaat zendt de Commissie de lijst (lijsten) toe van de vissersvaartuigen zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 die actief zijn en waarvoor, indien van toepassing, vangstgegevens worden bijgehouden, en die hij heeft gemachtigd tot het verrichten van visserijactiviteiten onder auspiciën van een regionale organisatie voor visserijbeheer.

2.   De in lid 1 bedoelde lijst (lijsten) wordt (worden) opgesteld overeenkomstig de vereisten van de regionale organisatie voor visserijbeheer en gaat (gaan) vergezeld van de informatie in de bijlagen 1 en 2.

2.   De in lid 1 bedoelde lijst (lijsten) wordt (worden) opgesteld overeenkomstig de vereisten van de regionale organisatie voor visserijbeheer en gaat (gaan) vergezeld van de informatie in de bijlage.

3.   De Commissie kan de vlaggenlidstaat verzoeken om alle aanvullende informatie die zij nodig acht.

3.   De Commissie kan de vlaggenlidstaat binnen tien dagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde lijst verzoeken om alle aanvullende informatie die zij nodig acht. Zij onderbouwt een dergelijk verzoek.

4.   Wanneer de Commissie ervan overtuigd is dat aan de voorwaarden in artikel 22 is voldaan, zendt zij de lijst (lijsten) van gemachtigde vaartuigen toe aan de regionale organisatie voor visserijbeheer.

4.   Wanneer de Commissie ervan overtuigd is dat aan de voorwaarden in artikel 22 is voldaan, zendt zij de lijst (lijsten) van gemachtigde vaartuigen binnen 15 dagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde lijst toe aan de regionale organisatie voor visserijbeheer.

5.   Indien het register of de lijst van de regionale organisatie voor visserijbeheer niet openbaar is, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat in kennis van de vaartuigen die erin zijn opgenomen.

5.   Indien het register of de lijst van de regionale organisatie voor visserijbeheer niet openbaar is, doet de Commissie de lidstaten die betrokken zijn bij de visserijsector in kwestie de lijst van gemachtigde vaartuigen toekomen.

Amendment    55

Voorstel voor een verordening

Artikel 24

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 24

Artikel 24

Toepassingsgebied

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op de visserijactiviteiten die op volle zee worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van meer dan 24 meter.

Dit hoofdstuk is van toepassing op de visserijactiviteiten die op volle zee worden verricht.

Amendment    56

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(a)  het een vismachtiging van zijn vlaggenlidstaat heeft ontvangen; en

(a)  het een vismachtiging van de vlaggenlidstaat van dat vaartuig heeft ontvangen, die stoelt op een wetenschappelijke evaluatie waarmee de duurzaamheid van de voorgestelde activiteiten wordt beoordeeld en die gevalideerd is door het nationale wetenschappelijke instituut van dat land of, in voorkomend geval, het wetenschappelijk instituut van een lidstaat met bevoegdheden in de desbetreffende visserijsector; en

Amendment    57

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten op volle zee afgegeven indien de machtigingscriteria in artikel 5 zijn vervuld.

Een vlaggenlidstaat mag slechts een vismachtiging voor visserijactiviteiten op volle zee afgeven indien:

 

(a)   de machtigingscriteria in artikel 5 zijn vervuld;

 

(b)   de geplande visserijactiviteiten:

 

-   gebaseerd zijn op een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer zoals omschreven in punt 9 van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013; en

 

-   in overeenstemming zijn met een door het nationaal wetenschappelijk instituut van de vlaggenlidstaat verstrekte wetenschappelijke evaluatie, waarin rekening wordt gehouden met de instandhouding van de levende mariene rijkdommen en mariene ecosystemen.

Amendment    58

Voorstel voor een verordening

Artikel 27

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 27

Artikel 27

Kennisgeving aan de Commissie

Kennisgeving aan de Commissie

Een vlaggenlidstaat stelt de Commissie uiterlijk 15 kalenderdagen vóór de aanvang van de geplande visserijactiviteiten op volle zee in kennis van de vismachtiging, en verstrekt daarbij de informatie in de bijlagen 1 en 2.

Een vlaggenlidstaat stelt de Commissie uiterlijk 8,5 kalenderdagen vóór de aanvang van de geplande visserijactiviteiten op volle zee in kennis van de vismachtiging, en verstrekt daarbij de informatie in de bijlage.

Amendment    59

Voorstel voor een verordening

Artikel 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 28

Artikel 28

Beginselen

Beginselen

1.   Een vissersvaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten in het kader van charterovereenkomsten wanneer er een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij van kracht is, tenzij in die overeenkomst anders is bepaald.

1.   Een vissersvaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten in het kader van charterovereenkomsten wanneer er een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij van kracht is.

2.   Een vaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten in het kader van meer dan een charterovereenkomst tegelijk en mag geen subchartering verrichten.

2.   Een vaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten in het kader van meer dan een charterovereenkomst tegelijk en mag geen subchartering verrichten.

 

2 bis.   Vaartuigen van de Unie mogen in het kader van charterovereenkomsten alleen in wateren onder auspiciën van een regionale organisatie voor visserijbeheer vissen indien de staat aan wie het vaartuig gecharterd is een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij die organisatie is.

3.   Een gecharterd vaartuig van de Unie mag niet de vangstmogelijkheden van zijn vlaggenlidstaat gebruiken. De vangsten van een gecharterd vaartuig worden in mindering gebracht op de vangstmogelijkheden van de charterende staat.

3.   Een gecharterd vaartuig van de Unie mag gedurende de charterperiode niet de vangstmogelijkheden van zijn vlaggenlidstaat gebruiken. De vangsten van een gecharterd vaartuig worden in mindering gebracht op de vangstmogelijkheden van de charterende staat.

 

3 bis.   Niets van het bepaalde in deze verordening doet af aan de verantwoordelijkheden van de vlaggenlidstaat in verband met zijn verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, Verordening (EG) nr. 1224/2009, Verordening (EG) nr. 1005/2008 of andere bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waaronder rapportagevereisten.

Amendment    60

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

(b)  de charterovereenkomst in de vismachtiging wordt vermeld.

(b)  de details van de charterovereenkomst in de vismachtiging worden vermeld, met inbegrip van de periode, de vangstmogelijkheden en de visserijzone.

Amendment    61

Voorstel voor een verordening

Artikel 30 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Indien aan boord van een vissersvaartuig van de Unie gegevens worden verzameld in het kader van een waarnemersprogramma, zendt de marktdeelnemer van dat vaartuig die gegevens toe aan zijn vlaggenlidstaat.

Indien aan boord van een vissersvaartuig van de Unie gegevens worden verzameld in het kader van een waarnemersprogramma volgens wetgeving van de Unie of van de ROVB, zendt de marktdeelnemer van dat vaartuig die gegevens toe aan zijn vlaggenlidstaat.

Amendment    62

Voorstel voor een verordening

Artikel 31

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 31

Artikel 31

Toezending van informatie aan derde landen

Toezending van informatie aan derde landen

1.   Bij de verrichting van visserijactiviteiten in het kader van deze titel, en indien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij met het derde land daarin voorziet, zendt een marktdeelnemer van een vissersvaartuig van de Unie de relevante vangstaangiften en aanlandingsaangiften toe aan het derde land, en zendt hij zijn vlaggenlidstaat een kopie van dat bericht toe.

1.   Bij de verrichting van visserijactiviteiten in het kader van deze titel zendt een marktdeelnemer van een vissersvaartuig van de Unie de relevante vangstaangiften en aanlandingsaangiften zowel toe aan zijn vlaggenlidstaat als aan het derde land.

2.   De vlaggenlidstaat beoordeelt de consistentie van de aan het derde land toegezonden gegevens, als bedoeld in lid 1, met de gegevens die hij heeft ontvangen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.   De vlaggenlidstaat beoordeelt de consistentie van de aan het derde land toegezonden gegevens, als bedoeld in lid 1, met de gegevens die hij heeft ontvangen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009. Indien de gegevens uiteenlopen gaat de lidstaat na of deze inconsistentie neerkomt op IOO-visserij in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en neemt hij passende maatregelen, overeenkomstig de artikelen 43 t/m 47 van die verordening.

3.   Niet-verzending van vangstaangiften en aanlandingsaangiften aan het derde land als bedoeld in lid 1, wordt met het oog op de toepassing van de sancties en andere maatregelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid beschouwd als een ernstige inbreuk. De ernst van de inbreuk wordt door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat beoordeeld, op grond van criteria als de aard en de waarde van de schade, de economische situatie van degene die de inbreuk pleegt en de omvang van de inbreuk of de herhaling ervan.

3.   Niet-verzending van vangstaangiften en aanlandingsaangiften aan het derde land als bedoeld in lid 1, wordt met het oog op de toepassing van de sancties en andere maatregelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid beschouwd als een ernstige inbreuk. De ernst van de inbreuk wordt door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat beoordeeld, op grond van criteria als de aard en de waarde van de schade, de economische situatie van degene die de inbreuk pleegt en de omvang van de inbreuk of de herhaling ervan.

Amendment    63

Voorstel voor een verordening

Titel III - artikel 31 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

Artikel 31 bis

 

Vereisten voor het ROVB-lidmaatschap

 

Een vissersvaartuig uit een derde land mag enkel visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie op door een ROVB beheerde bestanden indien dat land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij die ROVB is.

Amendment    64

Voorstel voor een verordening

Artikel 32 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

1.  Een vissersvaartuig van een derde land mag geen visserijactiviteiten in de wateren van de Unie verrichten tenzij het een vismachtiging van de Commissie heeft ontvangen.

1.  Een vissersvaartuig van een derde land mag geen visserijactiviteiten in de wateren van de Unie verrichten tenzij het een vismachtiging van de Commissie heeft ontvangen. Een dergelijk vaartuig krijgt de machtiging in kwestie alleen indien het voldoet aan de criteria van artikel 5.

Motivering

Indien vaartuigen van de Unie die in de wateren van derde landen vissen aan bepaalde criteria moeten voldoen, moeten diezelfde criteria ook gelden voor de vaartuigen van derde landen die in wateren van de Unie vissen.

Amendment    65

Voorstel voor een verordening

Artikel 32 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

2.  Een vissersvaartuig van een derde land dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de regels die gelden voor de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in de visserijzone waar het zijn activiteiten verricht, en aan de in de desbetreffende visserijovereenkomst vastgestelde bepalingen.

2.  Een vissersvaartuig van een derde land dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de regels die gelden voor de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in de visserijzone waar het zijn activiteiten verricht. Wanneer de in de desbetreffende visserijovereenkomst vastgestelde bepalingen van deze regels verschillen, moeten deze bepalingen expliciet vermeld worden, ofwel in die overeenkomst, ofwel via regels ter uitvoering van de overeenkomst die werden afgesproken met het derde land.

Amendment    66

Voorstel voor een verordening

Artikel 33

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 33

Artikel 33

Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen

Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen

De Commissie mag enkel een machtiging aan een vissersvaartuig van een derde land voor visserijactiviteiten in de wateren van de Unie afgeven indien:

De Commissie mag enkel een machtiging aan een vissersvaartuig van een derde land voor visserijactiviteiten in de wateren van de Unie afgeven indien:

 

(-a)  er een overschot aan toegestane vangst is dat de voorgestelde vangstmogelijkheden dekt, zoals voorgeschreven door artikel 62, leden 2 en 3, van Unclos;

(a)  de informatie in de bijlagen 1 en 2 over het vissersvaartuig en het bijbehorende ondersteuningsvaartuig (de bijbehorende ondersteuningsvaartuigen) volledig en accuraat is; het vaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig een IMO-nummer hebben;

(a)  de informatie in de bijlage over het vissersvaartuig en het bijbehorende ondersteuningsvaartuig (de bijbehorende ondersteuningsvaartuigen) volledig en accuraat is; het vaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig een IMO-nummer hebben indien dit krachtens de wetgeving van de Unie vereist is;

(b)  de marktdeelnemer en het vissersvaartuig in de 12 maanden vóór de aanvraag van de vismachtiging niet krachtens artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad zijn onderworpen aan een sanctie voor een ernstige inbreuk overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat;

(b)  de kapitein van het vissersvaartuig en het vissersvaartuig in kwestie in de 12 maanden vóór de aanvraag van de vismachtiging niet zijn onderworpen aan een sanctie voor een ernstige inbreuk;

(c)  het vissersvaartuig niet op een IOO-lijst is opgenomen en/of het derde land niet krachtens Verordening (EU) nr. 1005/2008 van de Raad als een niet-meewerkend derde land is geïdentificeerd of op een lijst van niet-meewerkende derde landen is opgenomen en niet krachtens Verordening (EU) nr. 1026/2012 is geïdentificeerd als een land dat niet-duurzame visserij toelaat of is opgenomen op een lijst van landen die niet-duurzame visserij toelaten;

(c)  het vissersvaartuig niet op een IOO-lijst met vaartuigen is opgenomen die is opgesteld door een derde land, een regionale organisatie voor visserijbeheer of de Unie uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1005/2008 van de Raad, en/of het derde land niet krachtens Verordening (EU) nr. 1005/2008 van de Raad als een niet-meewerkend derde land is geïdentificeerd of op een lijst van niet-meewerkende derde landen is opgenomen en niet krachtens Verordening (EU) nr. 1026/2012 is geïdentificeerd als een land dat niet-duurzame visserij toelaat of is opgenomen op een lijst van landen die niet-duurzame visserij toelaten;

(d)  het vissersvaartuig op grond van de visserijovereenkomst met het betrokken derde land in aanmerking komt en, indien van toepassing, is opgenomen op de lijst van vaartuigen in het kader van die overeenkomst.

(d)  het vissersvaartuig op grond van de visserijovereenkomst met het betrokken derde land in aanmerking komt en, indien van toepassing, is opgenomen op de lijst van vaartuigen in het kader van die overeenkomst.

Amendment    67

Voorstel voor een verordening

Artikel 35 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

2.   De Commissie kan de machtiging weigeren, schorsen of intrekken in gevallen waarin de omstandigheden fundamenteel zijn gewijzigd of in gevallen waarin doorslaggevende beleidsoverwegingen met betrekking tot onder meer internationale normen op het vlak van mensenrechten of de strijd tegen illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij een dergelijke maatregel rechtvaardigen, of in gevallen waarin de Unie, om dergelijke of andere doorslaggevende beleidsoverwegingen, heeft besloten de betrekkingen met het betrokken derde land te schorsen of te verbreken.

2.   De Commissie kan de machtiging weigeren, schorsen of intrekken in gevallen:

 

(a)    met betrekking tot onder meer internationale normen op het vlak van mensenrechten;

 

 

(b)   van dwingende spoed wegens een ernstig gevaar voor de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van mariene biologische rijkdommen;

 

(c)   waarin er actie moet worden ondernomen om een ernstige schending van artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1005/2008 van de Raad of van artikel 90, lid 1, van Verordening nr. 1224/2009 van de Raad te voorkomen in verband met illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij; of

 

(d)   waarin de Unie, om dergelijke of andere doorslaggevende beleidsoverwegingen, heeft besloten de betrekkingen met het betrokken derde land te schorsen of te verbreken.

 

De Commissie stelt het derde land onmiddellijk in kennis als zij de machtiging overeenkomstig de eerste alinea weigert, schorst of intrekt.

Amendment    68

Voorstel voor een verordening

Artikel 37 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

1.  Wanneer de Commissie vaststelt dat een derde land de quota heeft overschreden die het voor een bestand of een groep bestanden toegewezen heeft gekregen, past de Commissie in de daaropvolgende jaren verlagingen toe op de aan dat land voor dat bestand of die groep bestanden toegewezen quota.

1.  Wanneer de Commissie vaststelt dat een derde land de quota heeft overschreden die het voor een bestand of een groep bestanden toegewezen heeft gekregen, past de Commissie in de daaropvolgende jaren verlagingen toe op de aan dat land voor dat bestand of die groep bestanden toegewezen quota. De omvang van de verlaging dient in overeenstemming te zijn met artikel 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Amendment    69

Voorstel voor een verordening

Artikel 39

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

Artikel 39

Artikel 39

Unieregister inzake vismachtigingen

Unieregister inzake vismachtigingen

1.   Door de Commissie wordt een elektronisch Unieregister inzake vismachtigingen aangelegd en bijgehouden, dat uit een openbaar en een beveiligd deel bestaat. Het register:

1.   Door de Commissie wordt een elektronisch Unieregister inzake vismachtigingen aangelegd en bijgehouden, dat alle vismachtigingen omvat die op grond van titel II en titel III zijn toegekend en dat uit een openbaar en een beveiligd deel bestaat. Het register:

(a)   bevat alle informatie in de bijlagen 1 en 2, en geeft de status van elke machtiging in realtime weer;

(a)   bevat alle informatie in de bijlage en geeft de status van elke machtiging in realtime weer;

(b)  wordt gebruikt voor de uitwisseling van gegevens en informatie tussen de Commissie en een lidstaat; en

(b)  wordt gebruikt voor de uitwisseling van gegevens en informatie tussen de Commissie en een lidstaat; en

(c)  wordt enkel gebruikt voor het duurzame beheer van vissersvloten.

(c)  wordt enkel gebruikt voor het duurzame beheer van vissersvloten.

2.   De lijst van vismachtigingen in het register is openbaar en bevat de volgende informatie:

2.   De lijst van vismachtigingen in het register is openbaar en bevat de volgende informatie:

(a)  naam en vlag van het vaartuig;

(a)  naam en vlag van het vaartuig, en het CFR- en IMO-nummer als dat vereist is uit hoofde van de wetgeving van de Unie;

 

(a bis)  naam, stad en land van vestiging van de eigenaar van het bedrijf en van de begunstigde eigenaar;

(b)  type machtiging; en

(b)  type machtiging, inclusief vangstmogelijkheden; en

(c)  tijd en zone van de visserijactiviteit waarvoor een machtiging is verleend (begin- en einddatums; visserijzone).

(c)  tijd en zone van de visserijactiviteit waarvoor een machtiging is verleend (begin- en einddatums; visserijzone).

3.   Een lidstaat gebruikt het register om vismachtigingen bij de Commissie in te dienen en om de gegevens ervan actueel te houden, zoals voorgeschreven in de artikelen 12, 19, 23 en 27.

3.   Een lidstaat gebruikt het register om vismachtigingen bij de Commissie in te dienen en om de gegevens ervan actueel te houden, zoals voorgeschreven in de artikelen 12, 19, 23 en 27.

Amendment    70

Voorstel voor een verordening

Artikel 40 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

Om een Unieregister inzake vismachtigingen operationeel te maken en de lidstaten in staat te stellen aan de technische vereisten voor verzending te voldoen, verleent de Commissie technische steun aan de betrokken lidstaten. Hiertoe ondersteunt ze de nationale autoriteiten bij de verzending van de informatie die de marktdeelnemers voor elk type machtiging moeten verstrekken, en ontwikkelt ze uiterlijk ... [zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] voor de lidstaten een IT-toepassing zodat zij de gegevens over de machtigingsaanvragen en de kenmerken van de vaartuigen automatisch en in realtime naar het Unieregister inzake vismachtigingen kunnen verzenden.

Amendment    71

Voorstel voor een verordening

Artikel 40 – alinea 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

Voor de technische en financiële ondersteuning voor de verzending van informatie kunnen de lidstaten financiële bijstand krijgen uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij krachtens artikel 76, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad[2].

Amendment    72

Voorstel voor een verordening

Artikel 43 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

2.  De Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie kan, in het kader van de visserijovereenkomsten tussen de Unie en derde landen, onder auspiciën van regionale organisaties voor visserijbeheer of soortgelijke visserijorganisaties waarbij de Commissie een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij is, relevante informatie betreffende niet-naleving van de regels van deze verordening of betreffende in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en in artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde ernstige inbreuken, meedelen aan de andere partijen bij die overeenkomsten of organisaties, afhankelijk van de toestemming van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

2.  (Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)

Motivering

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)

Amendment    73

Voorstel voor een verordening

Artikel 44 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

2.  De in artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend.

2.  De in de artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van ... [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

Amendment    74

Voorstel voor een verordening

Bijlage I

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

[...]

Schrappen

Amendment    75

Voorstel voor een verordening

Bijlage II

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

[...]

Schrappen

Amendment    76

Voorstel voor een verordening

Bijlage II bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendment

 

Bijlage II bis

 

Lijst van met het oog op de afgifte van een vismachtiging te verstrekken informatie

 

* verplichte velden (de punten 22 t/m 25 en 28 t/m 48 mogen niet worden ingevuld als de informatie automatisch kan worden opgevraagd uit het vlootregister van de Unie aan de hand van het CFR- of het IMO-nummer)

 

I

AANVRAGER

 

1

Identificatienummer van het vaartuig (IMO-nummer, CFR-nummer, enz.)

 

2

Naam van het vaartuig

 

3

Naam van de marktdeelnemer*

 

4

E-mailadres*

 

5

Adres

 

6

Fax

 

7

Fiscaal nummer (SIRET, NIF…)*

 

8

Telefoon

 

9

Naam van de reder

 

10

E-mailadres*

 

11

Adres

 

12

Fax

 

13

Telefoon

 

14

Naam van de organisatie of van de agent die de marktdeelnemer vertegenwoordigt*

 

15

E-mailadres*

 

16

Adres

 

17

Fax

 

18

Telefoon

 

19

Naam van de kapitein(s)*

 

20

E-mailadres*

 

21

Nationaliteit*

 

22

Fax

 

23

Telefoon

 

II

VISSERIJCATEGORIE WAARVOOR EEN VISMACHTIGING WORDT AANGEVRAAGD

 

Soort machtiging (visserijovereenkomst, rechtstreekse machtiging, ROVB, diepzee, charter, ondersteuningsvaartuig)

 

24

FAO-code vaartuigtype*

 

25

FAO-code vistuigtype*

 

26

FAO-code visserijzones*

 

27

FAO-code doelsoorten of visserijcategorie (partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij)*

 

28

Aangevraagde machtigingsperiode (begin- en einddatum)

 

29

Registratienummer ROVB's* (indien bekend)

 

30

Lijst van ondersteuningsvaartuigen: Naam / IMO-nummer / CFR-nummer

 

III

CHARTERING

 

31

Vaartuig actief in het kader van een charterovereenkomst*: Ja / Nee

 

32

Type charterovereenkomst

 

33

Charterperiode (begin- en einddatum)*

 

34

Vangstmogelijkheden (in ton) toegewezen aan het gecharterde vaartuig*

 

35

Derde land dat vangstmogelijkheden toewijst aan het gecharterde vaartuig*

  • [1]  Nog niet in het Publicatieblad verschenen.
  • [2]  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

TOELICHTING

Achtergrond

Het controleregime van de EU ten aanzien van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) bestaat uit drie pijlers: de controleverordening (nr.1224/2009), de IOO-verordening (nr. 1005/2008) en de weinig bekende verordening betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van EU-vissersvaartuigen buiten de EU-wateren (nr. 1006/2008).

Deze laatste verordening dateert van 2008 en heeft betrekking op drie soorten visserijactiviteiten. In de verordening worden voorwaarden en procedures genoemd voor de afgifte van vismachtigingen aan EU-vaartuigen die hetzij onder partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij vallen of die vissen in gebieden die beheerd worden door regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB). Tevens regelt de verordening de afgifte door de Commissie van machtigingen voor vaartuigen uit derde landen die in de wateren van de Unie vissen.

Het Commissievoorstel om deze belangrijke verordening te herzien komt om diverse redenen op het juiste moment. De hervorming van het GVB heeft een duidelijk hoofdstuk over de externe aspecten ervan toegevoegd en dit moet in de bepalingen van het GVB worden weerspiegeld. De Unie moet er nu voor zorgen "dat de visserijactiviteiten buiten de Uniewateren gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als (die welke ) krachtens het toepasselijke Unierecht op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid (gelden) en (zij moet) daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie ten opzichte van de marktdeelnemers uit derde landen (bevorderen)"[1];

Verder zijn "Unievissersvaartuigen (...) slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, leden 2 en 3, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat op een duidelijke en transparante manier is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het derde land uitgewisselde informatie over de totale visserij-inspanning van alle vloten op de betrokken bestanden"[2].

Het concept van "overschotbestanden"heeft betrekking op vis die op duurzame wijze kan worden gevangen maar die de betreffende kuststaat niet vangt, vaak omdat het de visserij aan de capaciteit daartoe ontbreekt. Het GVB geldt ook voor onderdanen van lidstaten[3], met specifieke regels die zijn opgenomen in de IOO-verordening[4].

Het is dan ook passend dat de verordening betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten dienovereenkomstig wordt herzien.

Verder is het internationaal juridisch kader eveneens verder ontwikkeld, met een nieuwe, bindende overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen, vrijwillige FAO-richtsnoeren voor de verantwoordelijkheid van vlaggenstaten en sinds vorig jaar een advies van het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee[5] waarin de verantwoordelijkheden van de EU als vlaggenstaat voor visserijactiviteiten van vaartuigen uit haar lidstaten duidelijk worden omschreven.

Tot slot gaat, zoals eerder opgemerkt in het verslag-Lövin over de externe aspecten van de hervorming (A7-0290/2012) en het verslag-Engström over de gemeenschappelijke regels voor de toepassing van de externe dimensie (A8-0052/2016), de betrokkenheid van EU-vaartuigen buiten de EU-wateren verder dan activiteiten die onder de huidige verordening betreffende vismachtigingen vallen (bilaterale overeenkomsten en ROVB-visserij). Scheepseigenaren kunnen privé-overeenkomsten of charterovereenkomsten hebben gesloten om in wateren van derde landen te vissen waar geen autoriteit ter bescherming van de zeevisserij (SFPA) of regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB) is. Hoewel het netwerk van ROVB's wereldwijd steeds groter wordt, worden bepaalde grote visserijactiviteiten nog steeds niet volgens de internationale regels van een ROVB beheerd. Het feit dat de bestaande verordening betreffende vismachtigingen niet gold voor dit type visserijactiviteiten, was een ernstig minpunt.

Het Commissievoorstel inzake de herziening van de verordening betreffende vismachtigingen – om te dopen in duurzaam beheer van externe vissersvloten – is dan ook een goede zaak. Het voorstel is door de EU-adviesraad Verre Zee in diens standpunt over de verordening betreffende vismachtigingen geprezen als doeltreffender mechanisme om de activiteiten van alle onder EU-vlag varende vaartuigen af te dekken die buiten de Uniewateren actief zijn, door gemeenschappelijke machtigingscriteria voor deze vaartuigen te hanteren – en aldus bij te dragen aan de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor EU-exploitanten – en de procedures voor de afgifte van machtigingen duidelijk te omschrijven. Een belangrijk punt is dat privé-overeenkomsten en charterovereenkomsten nu ook onder de verordening zullen vallen. Zoals voorheen zal de Commissie zelf verantwoordelijk zijn voor de afgifte van machtigingen voor niet-EU-vaartuigen die krachtens de overeenkomsten inzake wederzijdse toegang in EU-wateren vissen.

De verre-visserijvloot van de EU vormt een belangrijke component van de totale vloot en draagt bij aan de werkgelegenheid en de aanvoer van vis op de EU-markt. Deze vloot is overal op de oceanen aanwezig en is in veel gevallen een duidelijk zichtbare belichaming van de aanwezigheid van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De vloot moet worden gezien als "goede ambassadeurs" van de EU. De afgelopen jaren zijn de bepalingen van het GVB wat betreft de externe vloot op veel punten verbeterd en onderhavig Commissievoorstel zal in ruime mate bijdragen tot de consolidering van de geboekte vooruitgang en deze uitbreiden tot nieuwe delen van de vloot.

In het advies van het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee (ITLOS) in antwoord op vragen van de Subregionale Visserijcommissie wordt bevestigd dat de Unie wat haar exclusieve bevoegdheid voor bescherming en beheer van de hulpbronnen van de zee in het kader van het GVB betreft, de verantwoordelijkheid draagt voor de naleving van beschermende maatregelen van de kuststaat bij de activiteiten van haar vissersvaartuigen en moet waarborgen dat deze vaartuigen geen IOO-visserij bedrijven. In het advies wordt bekrachtigd dat de Unie in dit opzicht met de nodige zorgvuldigheid te werk moet gaan. Het is dan ook gepast dat de EU de controle over machtigingen voor de externe vloot op zich neemt. Dit is door het Europees Economisch en Sociaal Comité bekrachtigd, dat in er zijn advies over de verordening betreffende vismachtigingen op heeft gewezen dat het de rol van de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, is om aan de hand van bepaalde criteria de geldigheid van machtigingen te toetsen en daarbij te waarborgen dat de lidstaten hun verplichtingen nakomen. Dit zal de consistentie van het beheer van de verre-visserijvloot ten goede komen.

Het is bij een complex voorstel zoals dit onvermijdelijk dat sommige bepalingen op het juiste moment komen en evenwichtig zijn, en dat andere ideeën van de Commissie moeten worden bijgewerkt.

De basisstructuur van het voorstel is robuust in die zin dat het alle soorten activiteiten van EU-vaartuigen die buiten de EU vissen omvat en dat het consistente machtigingscriteria oplegt. Ook voorziet het voorstel in een gemeenschappelijke database voor alle vaartuigen. Anderzijds zijn de procedures en termijnen die de Commissie voor de verschillende soorten machtigingen voorstel, minder duidelijk en consistent dan wenselijk wordt geacht.

Standpunt van de rapporteur

Er worden een aantal amendementen voorgesteld om het Commissievoorstel te verbeteren en duidelijker te formuleren. Het betreft onder meer:

Artikel 7 (gemeenschappelijke bepalingen voor alle machtigingen) - De Commissie stelt voor zichzelf de bevoegdheid te geven om een machtiging in te trekken in geval van "doorslaggevende beleidsoverwegingen", een veel te vage motivering. In overeenstemming met het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) wordt een duidelijkere formulering voorgesteld die de rechten van de Commissie op dit gebied nauwer inperkt.

Artikel 12 (machtigingen in het kader van SFPA's) - De Commissie lijkt zichzelf onbeperkt de tijd te geven om aanvragen om machtigingen aan derde landen in het kader van SFPA's door te sturen. Dit moet worden vermeden, om onnodige onzekerheid voor scheepseigenaren te voorkomen.

Artikel 18 (rechtstreekse machtigingen) - Hoewel het een goed idee is om voor te schrijven dat de exploitant van een vaartuig wetenschappelijk bewijs moet leveren van de duurzaamheid van de visserijactiviteiten die in het kader van een particuliere overeenkomst met een derde land plaatsvinden, dient het niet de verantwoordelijkheid van de eigenaar te zijn om de visserijwetgeving van dat land te verzamelen en te overleggen. Dit kan beter worden gedaan door de diensten van de Commissie in dat derde land. Ook zou het passend zijn om bepaalde nadere details van de geplande activiteiten te verstrekken.

Artikel 19 (rechtstreekse machtigingen) - ook hier is de door de Commissie voorgestelde termijn te lang. Er wordt voorgesteld deze in te korten.

Artikel 21 (ROVB's) - Terecht stelt de Commissie voor dat derde landen waarmee de EU bilaterale overeenkomsten onderhoudt, verdragsluitende partij bij de desbetreffende ROVB zouden moeten zijn, daar zowel de vlaggenstaten als de kuststaten verantwoordelijkheden hebben, zoals opgemerkt in het ITLOS-advies. Omwille van de consistentie zou, als een EU-vaartuig wil deelnemen aan een door een ROVB beheerde visserijactiviteit, de Unie verplicht moeten worden tot die ROVB toe te treden.

Artikel 23 (ROVB's) - Ook in dit geval stelt de Commissie geen duidelijke termijn voor voor de toezending aan een ROVB van de lijst van gemachtigde EU-vaartuigen. Er wordt daarom een duidelijke termijn voor de Commissie voorgesteld.

Artikel 25 (visserij op volle zee) - De Commissie verwacht terecht een wetenschappelijke evaluatie van de duurzaamheid van in het kader van particuliere overeenkomsten (zie art. 18) voorgestelde activiteiten, en voor vaartuigen die op volle zee actief willen zijn, buiten het toepassingsgebied van een ROVB, zou eenzelfde eis moeten gelden.

Artikel 31 (verplichte verslaglegging) - Een vaartuig dat in de wateren van een derde land opereert, zij het in het kader van een SFPA dan wel een particuliere overeenkomst, dient te worden verplicht zijn vangst- en andere relevante gegevens rechtstreeks toe te zenden aan de vlaggenstaat en de kuststaat. Dergelijke transparantie kan de kuststaat alleen maar helpen bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomst.

Artikel 39 (register van vismachtigingen) - Om de transparantie te vergroten zou nog meer informatie in het voor publiek toegankelijke deel van het register moeten worden opgenomen.

Conclusies

De Commissie komt met een degelijk voorstel dat de hoognodige verbeteringen in het beheer van de EU-vloot voor de verre zee zal opleveren. Hiermee komt een gelijk speelveld tot stand voor alle visserijactiviteiten die onder EU-vlag plaatsvinden en wordt gewaarborgd dat de EU haar verplichtingen als vlaggenstaat en als staat van vruchtgebruiker nakomt. Meer specifiek gezien is het een goede zaak dat het voorstel ook tegemoet komt aan verschillende kwesties die in het verslag-Engström over de externe aspecten van het GVB (A8-0052/2016) aan de orde werden gesteld, door de passende juridische vereisten in het GVB te introduceren. In genoemd verslag werd tevens opgemerkt dat de EU haar sociale en milieunormen in de internationale context zou moeten promoten door haar invloed in ROVB's en in het EU-netwerk van SFPA's te gebruiken.

Als een van de belangrijkste spelers in de visserijwereld moet de EU het goede voorbeeld geven en andere landen, zowel kuststaten als staten die zich met verre-zeevisserij bezighouden, aanmoedigen systemen voor visserijbeheer vast te stellen en toe te passen die een duurzame en eerlijke exploitatie van mariene hulpbronnen waarborgen, en bijdragen aan de voedselzekerheid en de toekomst van mannen en vrouwen in kuststreken (zowel in Europa als daarbuiten) die voor hun levensonderhoud op de visserij zijn aangewezen.

  • [1]   Verordening nr. 1380/2013, artikel 28, lid 2, onder d)
  • [2]  Verordening nr. 1380/2013, artikel 31, lid 4
  • [3]  Verordening nr. 1380/2013, artikel 1, lid 2, onder d)
  • [4]  Verordening nr. 1005/2008, artikelen 39 en 40
  • [5]  Advies nr. 21 van 2 april 2015

BIJLAGE: LIJST VAN ENTITEITEN WAARVAN OF PERSONEN VAN WIE DE RAPPORTEUR INPUT HEEFT ONTVANGEN

De volgende lijst is op zuiver vrijwillige basis en onder exclusieve verantwoordelijkheid van de rapporteur opgesteld. De rapporteur heeft bij het voorbereiden van [het ontwerpverslag / het verslag, tot aan de goedkeuring ervan in de commissie] input ontvangen van de volgende entiteiten of personen:

Entiteit en/of persoon

Vertegenwoordiger van de volgende lidstaten: Frankrijk, Polen, Spanje, Duitsland

Vertegenwoordigers van verscheidene ngo’s (CAFA, WWF, Oceana, EJF, Client Earth)

Voorzitterschap van de Raad

Europese Commissie

Vertegenwoordigers uit de sector: Europêche

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (2.9.2016)

aan de Commissie visserij

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad
(COM(2015)0636 – C8-0393/2015 – 2015/0289(COD))

Rapporteur voor advies: Maria Heubuch

TOELICHTING

Het voorstel van de Commissie betreft de herziening van een verordening uit 2008 die de voorschriften vaststelt voor het afgeven van machtigingen om buiten EU-wateren te vissen, alsook van machtigingen aan vaartuigen van derde landen om in EU-wateren te vissen. Deze verordening vormt een van de drie pijlers van het controlebeleid voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). De andere twee zijn de controleverordening en de EU-verordening om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IOO-verordening). Aangezien bij de hervorming van het GVB in 2013 voor het eerst expliciete bepalingen betreffende de externe dimensie van het GVB werden opgenomen, is het noodzakelijk om de verordening te herzien. De internationale wet- en regelgeving is ook veranderd naar aanleiding van nieuwe internationale ontwikkelingen, zoals de richtsnoeren van de FAO over de verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat en een advies van het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee (Itlos), die in de verordening moeten worden verwerkt.

De bestaande verordening regelt alleen de vismachtigingen voor een beperkt deel van de EU-vaartuigen die buiten EU-wateren vissen – degene die vallen onder de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of die vissen in gebieden die gereguleerd zijn door regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB). Andere vormen van verre visserij door EU-vaartuigen, zoals die op grond van particuliere overeenkomsten tussen eigenaars van EU-vaartuigen en andere derde landen, werden niet geregeld, afgezien van de oproep aan de lidstaten om zo veel mogelijk informatie te verzamelen. Ook werden er geen regels gesteld betreffende vaartuigen onder EU-vlag die door een exploitant uit een ander land worden gecharterd.

Het herziene GVB bepaalt dat de EU:

"ervoor [zorgt] dat de visserijactiviteiten buiten de Uniewateren gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als krachtens het toepasselijke Unierecht op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid en bevordert zij daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie ten opzichte van de marktdeelnemers uit derde landen"[1].

Het is daarom gepast dat de Commissie bepalingen opneemt betreffende de afgifte van machtigingen voor alle soorten visserij buiten de EU.

Het voorstel van de Commissie bevat diverse zeer positieve verbeteringen, zoals:

•  alle soorten activiteiten van EU-vaartuigen buiten de EU-wateren waarvoor vergelijkbare voorwaarden en regels gelden, zijn opgenomen;

•  vissersvaartuigen moeten voldoen aan specifieke machtigingscriteria om een vismachtiging te verkrijgen, waaronder de voorwaarde dat het vaartuig geen recente sancties zijn opgelegd wegens ernstige overtredingen en de duurzaamheid van de voorgestelde activiteiten;

•  de vlaggenlidstaat moet uitdrukkelijk de door de reder verstrekte informatie verifiëren;

•  reders met schepen die voorstellen om te vissen in de wateren van derde landen die niet onder een partnerschapsovereenkomst voor duurzame visserij vallen (rechtstreekse machtiging), moeten een door het derde land of een ROVB (indien van toepassing) uitgevoerde wetenschappelijke evaluatie overleggen waaruit blijkt dat de geplande activiteiten duurzaam zijn;

•  er worden beperkingen ingevoerd voor het charteren van vaartuigen onder EU-vlag door exploitanten uit derde landen;

•  er wordt een databank opgezet waarin de naam en de gevoerde vlag worden vermeld van alle vaartuigen die een machtiging hebben gekregen, alsook bepaalde details over de toegestane activiteiten.

Het is uiterst belangrijk dat er gemeenschappelijke criteria worden vastgesteld waaraan alle vaartuigen die buiten EU-wateren vissen moeten voldoen; dit moet ook het beheer van de verre-visserijvloot eenduidiger maken. Deze schepen fungeren in zekere zin als vertegenwoordigers van de Unie. Aangezien het Itlos-advies heeft bevestigd dat de EU exclusieve bevoegdheid heeft ten aanzien van de externe vloot, is het niet meer dan terecht dat deze vaartuigen moeten voldoen aan bepaalde minimumeisen op het gebied van duurzaamheid en de regels moeten eerbiedigen.

De Unie is al geruime tijd een van de meest transparante lichamen op het gebied van visserij voor wat betreft de bilaterale overeenkomsten, aangezien deze allemaal online toegankelijk zijn, inclusief informatie over de kosten, de toegestane activiteiten, de voorwaarden, enzovoort. Een publiek toegankelijke databank maakt het mogelijk een zekere openbare controle uit te oefenen op de betreffende schepen, waarmee wordt gewaarborgd dat zij aan de vereiste criteria voldoen.

Het voorstel van de Commissie moet dan ook worden verwelkomd en verdient het om gesteund te worden. Bepaalde procedurele aspecten zijn niet consistent of niet geheel duidelijk, maar in het geheel is het een hoogstnoodzakelijk en uitstekend initiatief.

Er zijn echter wel een aantal amendementen nodig om bepaalde onderdelen van de tekst te verduidelijken of te verbeteren.

Hoewel de tekst verwijst naar het beginsel van beleidssamenhang voor ontwikkeling, waaraan de verordening zeker zal bijdragen, wordt niet uitdrukkelijk melding gemaakt van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's), en meer specifiek SDG 14, (beschermen en duurzaam gebruikmaken van de oceanen, de zeeën en de maritieme hulpbronnen) en SDG 12 (duurzame consumptie- en productiemethoden), die onder meer tot doel heeft voedselverspilling in de productie- en bevoorradingsketens te beperken.

Sommige schepen hebben de gewoonte om een deel van het jaar te vissen op grond van een EU-partnerschapsovereenkomst om vervolgens onder de vlag van een derde land buiten die overeenkomst verder te vissen, soms zelfs in dezelfde wateren als waarop de EU-overeenkomst betrekking heeft. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie en een extra visserijdruk die mogelijk niet duurzaam is. Het voorstel van de Commissie beoogt deze praktijk aan banden te leggen, maar er dient meer te gebeuren.

Bij de hervorming van het GVB werd het concept "overschotbestanden", waarmee gedoeld wordt op vis die op duurzame wijze kan worden gevangen maar die de betreffende kuststaat niet vangt, mogelijk omdat het de visserij de capaciteit daartoe ontbreekt. Dit concept is essentieel om ervoor te zorgen dat verre-visserijvloten geen visbestanden exploiteren die bij voorkeur bestemd zouden moeten zijn voor plaatselijke vissersgemeenschappen, vissers en vrouwen die zich bezighouden met visverwerking, die hiervan afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud. Duurzame visserij door plaatselijke vissersgemeenschappen is voor derde landen de beste manier om te voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van ontwikkeling, voedselzekerheid en verbetering van de status van vrouwen in deze sector.

AMENDEMENTEN

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij onderstaande amendementen in acht te nemen:

Amendment  1

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2)  De Unie is een partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS)16 en heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (de VN-overeenkomst inzake visbestanden)17 geratificeerd. Deze internationale bepalingen gaan uit van het beginsel dat alle staten passende maatregelen voor een duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee moeten vaststellen en daartoe met elkaar moeten samenwerken.

(2)  De Unie is een partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS)16 en heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (de VN-overeenkomst inzake visbestanden)17 geratificeerd. Deze internationale bepalingen gaan uit van het beginsel dat alle staten passende maatregelen voor een duurzaam beheer en een duurzame instandhouding van de rijkdommen van de zee moeten vaststellen en daartoe met elkaar moeten samenwerken.

__________________

__________________

16 Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

16 Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

17 Besluit 98/414/EG van de Raad van 8 juni 1998 inzake de bekrachtiging door de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14).

17 Besluit 98/414/EG van de Raad van 8 juni 1998 inzake de bekrachtiging door de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14).

Amendement    2

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis)  In 2014 hebben alle leden van de FAO, waaronder ook de Unie en haar ontwikkelingspartnerlanden, unaniem de vrijwillige richtsnoeren voor duurzame kleinschalige visserij in de context van de voedselzekerheid en de uitroeiing van armoede goedgekeurd, met inbegrip van punt 5.7 daarvan, waarin wordt benadrukt dat de kleinschalige visserij naar behoren in aanmerking moet worden genomen voordat overeenkomsten inzake toegang tot bestanden worden gesloten met derde landen en derde partijen.

Amendement    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter)  In de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor duurzame kleinschalige visserij in de context van de voedselzekerheid en de uitroeiing van armoede wordt aangedrongen op de goedkeuring van maatregelen voor de instandhouding en het duurzaam gebruik van visserijrijkdommen op de lange termijn en op het veiligstellen van de ecologische fundamenten voor de voedselproductie, waarbij de nadruk wordt gelegd op het belang van milieunormen voor visserijactiviteiten buiten de Uniewateren die een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer en de voorzorgsbenadering omvatten, om de geëxploiteerde visbestanden te herstellen en boven een niveau te houden dat in 2015 voor zover mogelijk de maximale opbrengst kan opleveren, en uiterlijk in 2020 voor alle visbestanden.

Amendement    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5)  Op internationaal niveau gaat de aandacht in toenemende mate uit naar de kwestie van de verplichtingen en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden van de vlaggenstaat en, in voorkomend geval, de als vlaggenstaat optredende internationale organisatie, met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de volle zee in het kader van UNCLOS. Dat was ook het geval met de afbakening van de jurisdictie van kuststaten, vlaggenstaten en, in voorkomend geval, als vlaggenstaat optredende internationale organisaties, in het kader van een uit UNCLOS voortvloeiende zorgvuldigheidsverplichting om de deugdelijke instandhouding van mariene biologische rijkdommen in onder nationale jurisdictie vallende zeegebieden te verzekeren. Een zorgvuldigheidsverplichting is een verplichting voor een staat om al het mogelijke te doen om illegale visserij te voorkomen, onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen. Om deze redenen is het belangrijk om zowel de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie als het desbetreffende governancesysteem zo te organiseren dat de internationale verplichtingen van de Unie doelmatig en doeltreffend kunnen worden nagekomen en dat situaties worden voorkomen waarin de Unie handelingen kunnen worden verweten die in strijd zijn met het internationaal recht.

(5)  Op internationaal niveau gaat de aandacht in toenemende mate uit naar de kwestie van de verplichtingen en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden van de vlaggenstaat en, in voorkomend geval, de als vlaggenstaat optredende internationale organisatie, met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de volle zee in het kader van UNCLOS. Dat was ook het geval met de afbakening van de jurisdictie van kuststaten, vlaggenstaten en, in voorkomend geval, als vlaggenstaat optredende internationale organisaties, in het kader van een uit UNCLOS voortvloeiende zorgvuldigheidsverplichting om de deugdelijke instandhouding van mariene biologische rijkdommen in onder nationale jurisdictie vallende zeegebieden te verzekeren. In het advies van 2 april 2015 dat het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee (ITLOS) heeft gegeven in antwoord op vragen van de Subregionale Visserijcommissie voor de West-Sahara, wordt bevestigd dat de Unie internationale verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van derde landen en internationale organisaties voor de activiteiten van haar vissersvaartuigen en dat deze verantwoordelijkheid vereist dat zij met de nodige zorgvuldigheid te werk gaat. Een zorgvuldigheidsverplichting is een verplichting voor een staat om al het mogelijke te doen om illegale visserij te voorkomen, onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen. Om deze redenen en om de "blauwe" economie in het algemeen te versterken, is het belangrijk om zowel de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie als het desbetreffende governancesysteem zo te organiseren dat de internationale verplichtingen van de Unie doelmatig en doeltreffend kunnen worden nagekomen en dat situaties worden voorkomen waarin de Unie handelingen kunnen worden verweten die in strijd zijn met het internationaal recht.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(5 bis)  De Unie heeft zich op de wereldtop van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling op 25 september 2015 verbonden tot de tenuitvoerlegging van de resolutie met het slotdocument "Naar een nieuwe wereld: de agenda inzake duurzame ontwikkeling voor 2030", inclusief duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 14 (beschermen en duurzaam gebruikmaken van de oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen voor duurzame ontwikkeling) alsook ontwikkelingsdoelstelling 12 (duurzame consumptie- en productiepatronen verzekeren) en de bijbehorende streefdoelen.

Amendement    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  De resultaten van de in 2012 gehouden conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling "Rio +20"19 alsook de internationale ontwikkelingen in de strijd tegen de illegale handel in wilde dieren moeten in het externe visserijbeleid van de Unie worden weerspiegeld.

(6)  De resultaten van de in 2012 gehouden conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling "Rio +20"19, de internationale ontwikkelingen in de strijd tegen de illegale handel in wilde dieren, alsook de in september 2015 door de Verenigde Naties goedgekeurde nieuwe duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (17 doelstellingen om onze wereld te transformeren en met name doelstelling 14 inzake het waterleven) moeten in het externe visserijbeleid van de Unie worden weerspiegeld.

__________________

__________________

19 Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie A/Res/66/288 van 27 juli 2012 over de resultaten van de Rio+20-conferentie, met als titel "The future we want".

19 Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie A/Res/66/288 van 27 juli 2012 over de resultaten van de Rio+20-conferentie, met als titel "The Future We Want".

Amendement    7

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)  Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (de "basisverordening")20, is ervoor te zorgen dat visserijactiviteiten ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en dat ze bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

(7)  Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (de "basisverordening")20, is ervoor te zorgen dat visserijactiviteiten ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en dat ze bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Bij de uitvoering van dit beleid dient ook rekening te worden gehouden met de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking overeenkomstig de tweede alinea van artikel 208, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

__________________

__________________

20 Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

20 Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)  In Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt de noodzaak benadrukt om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op internationaal niveau te bevorderen door ervoor te zorgen dat de visserijactiviteiten van de Unie buiten de wateren van de Unie gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als krachtens het toepasselijke Unierecht en door daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie en de marktdeelnemers uit derde landen te stimuleren.

(8)  In Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt de noodzaak benadrukt om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op internationaal niveau te bevorderen door ervoor te zorgen dat de visserijactiviteiten van de Unie buiten de wateren van de Unie gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als krachtens het toepasselijke Unierecht en door daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie en de marktdeelnemers uit derde landen te stimuleren. De door derde landen goedgekeurde sociale en milieuwetgeving kan verschillen van de wetgeving van de Unie, met verschillende normen voor visserijvloten tot gevolg. Deze situatie kan ertoe leiden dat toestemming wordt verleend voor visserijactiviteiten die niet in overeenstemming zijn met het duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee. Daarom dient te worden gezorgd voor samenhang tussen de activiteiten van de Unie op het gebied van milieu, visserij, handel en ontwikkeling, met name wanneer dit gevolgen heeft voor de visserij in ontwikkelingslanden die een geringe administratieve capaciteit hebben en waar het risico van corruptie hoog is.

Amendement    9

Voorstel voor een verordening

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12)  Het grondbeginsel van de huidige verordening is dat elk vaartuig van de Unie dat buiten de wateren van de Unie vist, daartoe door zijn vlaggenlidstaat moet worden gemachtigd en dienovereenkomstig moet worden gemonitord, ongeacht waar het actief is en binnen welk kader. De door de lidstaten vergaarde en aan de Commissie verstrekte informatie moet het de Commissie mogelijk maken te allen tijde in elk gebied buiten de wateren van de Unie te interveniëren in de monitoring van de visserijactiviteiten van alle vaartuigen van de Unie.

(12)  Het grondbeginsel van de huidige verordening is dat elk vaartuig van de Unie dat buiten de wateren van de Unie vist, daartoe door zijn vlaggenlidstaat moet worden gemachtigd en dienovereenkomstig moet worden gemonitord, ongeacht waar het actief is en binnen welk kader. De door de lidstaten vergaarde en aan de Commissie verstrekte informatie moet het de Commissie mogelijk maken te allen tijde in elk gebied buiten de wateren van de Unie te interveniëren in de monitoring van de visserijactiviteiten van alle vaartuigen van de Unie. Dit is noodzakelijk om de Commissie in staat te stellen haar verplichtingen als hoedster van de Verdragen na te komen.

Amendement    10

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e)  het vissersvaartuig niet is opgenomen op een door een regionale organisatie voor visserijbeheer en/of de Unie krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad vastgestelde lijst van IOO-vaartuigen;

(e)  het vissersvaartuig niet is opgenomen op een door een derde land, een regionale organisatie voor visserijbeheer en/of de Unie krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad vastgestelde lijst van IOO-vaartuigen;

Amendement    11

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b)  binnen 24 maanden na de datum van de schrapping opnieuw in het vissersvlootregister van de Unie zijn opgenomen.

(b)  opnieuw in het vissersvlootregister van de Unie zijn opgenomen.

Amendement    12

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b)  het niet actief was in de wateren van een land dat overeenkomstig de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad als een niet-meewerkend derde land is geïdentificeerd.

(b)  het niet actief was in de wateren van hetzij een niet-meewerkend derde land overeenkomstig de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad, dan wel een derde land dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1026/2012 is geïdentificeerd als een land dat niet-duurzame visserij toelaat.

Amendement    13

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 4 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  Een vlaggenlidstaat geeft geen vismachtiging af aan een vaartuig dat is omgevlagd:

4.  Een vlaggenlidstaat geeft geen vismachtiging af aan een vaartuig dat ooit is omgevlagd:

Amendement    14

Voorstel voor een verordening

Artikel 18 – lid 1 – letter c – streepje 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

-  bewijs van de duurzaamheid van de geplande visserijactiviteiten, op basis van:

-  bewijs van de duurzaamheid van de geplande visserijactiviteiten en het bestaan van een overschot van de toegestane vangst zoals voorgeschreven door artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, op basis van:

∙ een door het derde land en/of door een regionale organisatie voor visserijbeheer verstrekte wetenschappelijke evaluatie; en

∙ een door het derde land en/of door een regionale organisatie voor visserijbeheer verstrekte wetenschappelijke evaluatie, waarin rekening wordt gehouden met de instandhouding van de levende mariene rijkdommen en mariene ecosystemen; en

∙ een onderzoek van deze evaluatie door de vlaggenlidstaat op basis van de beoordeling van zijn nationaal wetenschappelijk instituut;

∙ een onderzoek van deze evaluatie door de vlaggenlidstaat op basis van de beoordeling van zijn nationaal wetenschappelijk instituut;

Amendement    15

Voorstel voor een verordening

Artikel 18 – alinea 1 – letter c – streepje 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-  beschikbare gegevens over de wereldwijde visserijinspanning in de betrokken visserijtakken; en

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Artikel 24

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Dit hoofdstuk is van toepassing op de visserijactiviteiten die op volle zee worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van meer dan 24 meter.

Dit hoofdstuk is van toepassing op de visserijactiviteiten die op volle zee worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie die een totale lengte van meer dan 24 meter hebben of in staat zijn op volle zee te vissen.

Amendement    17

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 – lid 1 – letter a)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a)  het een vismachtiging van zijn vlaggenlidstaat heeft ontvangen; en

(a)  het een vismachtiging van zijn vlaggenlidstaat heeft ontvangen, die afhankelijk is van de indiening van een wetenschappelijke evaluatie die de duurzaamheid van de geplande activiteiten aantoont en die gevalideerd is door een landelijke wetenschappelijke instelling in de vlaggenlidstaat; en

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten op volle zee afgeven indien de machtigingscriteria in artikel 5 zijn vervuld.

Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten op volle zee afgeven indien:

 

(a)   de machtigingscriteria in artikel 5 zijn vervuld;

 

(b)   de geplande visserij activiteiten:

 

-  gebaseerd zijn op een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer zoals omschreven in punt 9 van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013; en

 

-   in overeenstemming zijn met een door het nationaal wetenschappelijk instituut van de vlaggenlidstaat verstrekte wetenschappelijke evaluatie, waarin rekening wordt gehouden met de instandhouding van de levende mariene rijkdommen en mariene ecosystemen.

Amendement    19

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Bij de verrichting van visserijactiviteiten in het kader van deze titel, en indien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij met het derde land daarin voorziet, zendt een marktdeelnemer van een vissersvaartuig van de Unie de relevante vangstaangiften en aanlandingsaangiften toe aan het derde land, en zendt hij zijn vlaggenlidstaat een kopie van dat bericht toe.

1.  Bij de verrichting van visserijactiviteiten in het kader van deze titel zendt een marktdeelnemer van een vissersvaartuig van de Unie de relevante vangstaangiften en aanlandingsaangiften toe aan het derde land, en zendt hij zijn vlaggenlidstaat een kopie van dat bericht toe.

Amendement    20

Voorstel voor een verordening

Artikel 39 – lid 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a)  naam en vlag van het vaartuig;

(a)  naam, vlag, CFR- en IMO-nummer van het vaartuig;

Amendement    21

Voorstel voor een verordening

Artikel 39 – lid 2 – letter a bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(a bis)  naam en adres van de eigenaar/exploitant en de vruchtgebruiker;

Amendement    22

Voorstel voor een verordening

Artikel 39 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b)  type machtiging; en

(b)  type machtiging, inclusief vangstmogelijkheden; en

PROCEDURE VAN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Duurzaam beheer van externe vissersvloten

Document- en procedurenummers

COM(2015)0636 – C8-0393/2015 – 2015/0289(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

PECH

17.12.2015

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

DEVE

17.12.2015

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Maria Heubuch

4.3.2016

Behandeling in de commissie

11.7.2016

 

 

 

Datum goedkeuring

31.8.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Louis Aliot, Beatriz Becerra Basterrechea, Ignazio Corrao, Manuel dos Santos, Doru-Claudian Frunzulică, Nathan Gill, Enrique Guerrero Salom, Heidi Hautala, Maria Heubuch, György Hölvényi, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Stelios Kouloglou, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Cristian Dan Preda, Lola Sánchez Caldentey, Eleni Theocharous, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta, Rainer Wieland, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Brian Hayes, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Liliana Rodrigues

  • [1]  Artikel 28, lid 2, onder d).

PROCEDURE VAN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Duurzaam beheer van externe vissersvloten

Document- en procedurenummers

COM(2015)0636 – C8-0393/2015 – 2015/0289(COD)

Datum indiening bij EP

10.12.2015

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

PECH

17.12.2015

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

DEVE

17.12.2015

ENVI

17.12.2015

 

 

Geen advies

       Datum besluit

ENVI

24.5.2016

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Linnéa Engström

4.2.2016

 

 

 

Behandeling in de commissie

18.4.2016

16.6.2016

8.9.2016

 

Datum goedkeuring

5.12.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Richard Corbett, Linnéa Engström, Carlos Iturgaiz, Werner Kuhn, António Marinho e Pinto, Gabriel Mato, Ulrike Rodust, Remo Sernagiotto, Isabelle Thomas, Jarosław Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Izaskun Bilbao Barandica, José Blanco López, Nicola Caputo, Ian Duncan, Anja Hazekamp, Maria Heubuch, Mike Hookem, Verónica Lope Fontagné, Francisco José Millán Mon, Piernicola Pedicini, Maria Lidia Senra Rodríguez

Datum indiening

9.12.2016