VERSLAG over een geïntegreerde aanpak van het beleid voor de sport: goed bestuur, toegankelijkheid en integriteit

12.12.2016 - (2016/2143(INI))

Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Hannu Takkula

Procedure : 2016/2143(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0381/2016
Ingediende teksten :
A8-0381/2016
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Een geïntegreerde aanpak van het beleid voor de sport: goed bestuur, toegankelijkheid en integriteit

(2016/2143(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin de doelstellingen van het EU-beleid op het gebied van sport worden aangegeven,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 18 januari 2011 getiteld "Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport" (COM(2011)0012),

–  gezien het verslag van de EU-deskundigengroep inzake goed bestuur over "the Principles for Good Governance of Sport in the EU" van oktober 2013,

  gezien het verslag van de groep op hoog niveau over "Grassroots Sport – Shaping Europe" van juni 2016,

  gezien het verslag van de groep op hoog niveau over sportdiplomatie van juni 2016,

  gezien het Erasmus+-programma, dat tot doel heeft grensoverschrijdende bedreigingen van de integriteit van sport aan te pakken en goed bestuur op het gebied van sport, duale loopbanen van sporters en vrijwilligerswerk in de sport, alsmede sociale inclusie en gelijke kansen te bevorderen en te ondersteunen,

–  gezien het Witboek Sport van de Commissie (COM(2007)0391),

–  gezien zijn resolutie van 11 juni 2015 over recente onthullingen over corruptiezaken op hoog niveau bij de FIFA[1],

–  gezien zijn resolutie van 23 oktober 2013 over georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen: aanbevelingen inzake de benodigde acties en initiatieven[2],

–  gezien zijn resolutie van 10 september 2013 over onlinegokken op de interne markt[3],

–  gezien zijn resolutie van 14 maart 2013 over wedstrijdmanipulatie en corruptie in de sportwereld[4],

–  gezien zijn resolutie van 2 februari 2012 over de Europese dimensie van de sport[5],

–  gezien zijn resolutie van 8 mei 2008 over het Witboek Sport[6],

–  gezien zijn resolutie van 29 maart 2007 over de toekomst van het beroepsvoetbal in Europa[7],

  gezien zijn resolutie van 17 juni 2010 over spelersmakelaars in de sport[8],

  gezien zijn resolutie van 21 november 2013 over Qatar: de situatie van migrerende werknemers[9],

  gezien zijn resolutie van 19 januari 2016 over de rol van interculturele dialoog, culturele diversiteit en onderwijs bij het uitdragen van de fundamentele waarden van de EU[10],

–  gezien de conclusies van de Raad van 31 mei 2016 over het verbeteren van integriteit, transparantie en goed bestuur bij grote sportevenementen,

–  gezien de conclusies van de Raad van 26 mei 2015 over het optimaal benutten van breedtesport in de ontwikkeling van transversale vaardigheden, met name bij jongeren,

–  gezien de resolutie van de Raad van 21 mei 2014 over een werkplan van de Europese Unie voor sport (2014-2017),

–  gezien de conclusies van de Raad van 26 november 2013 betreffende de bijdrage van sport aan de economie van de EU en in het bijzonder aan het aanpakken van jongerenwerkloosheid en sociale insluiting,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 25 november 2013 over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren,

–  gezien de conclusies van de Raad van 18 november 2010 over de rol van sport als bron en motor van actieve sociale insluiting[11],

–  gezien het verdrag van de Raad van Europa van 3 juli 2016 inzake een integrale benadering van veiligheid en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen,

–  gezien het verdrag van de Raad van Europa van 18 september 2014 over het manipuleren van sportwedstrijden,

–  gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Gerecht van de Europese Unie en de besluiten van de Commissie op het gebied van sport, wedden en gokken,

–  gezien de mondiale agenda 2030 inzake duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen,

–  gezien de artikelen 6 en 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A8-0381/2016),

A.  overwegende dat de Europese Unie met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in 2009 een specifieke bevoegdheid voor sport kreeg voor het opzetten en uitvoeren van een op EU-niveau gecoördineerd sportbeleid op basis van een specifieke begrotingslijn en voor het totstandbrengen van samenwerking met internationale organisaties in de sportwereld, rekening houdend met het specifieke karakter van sport en onder eerbiediging van de autonomie van beheersstructuren op het gebied van sport;

B.  overwegende dat sport een prominente rol speelt in het leven van miljoenen EU-burgers; overwegende dat amateur- en beroepssport niet alleen een kwestie is van atletisch vermogen, sportieve prestaties en wedstrijden, maar ook een significante maatschappelijke, educatieve, economische, culturele en verbindende bijdrage aan de economie en de samenleving in de EU levert, alsmede aan de strategische doelstellingen en maatschappelijke waarden van de EU;

C.  overwegende dat sport een belangrijke en snelgroeiende sector van de EU-economie vormt en een waardevolle bijdrage levert aan groei, werkgelegenheid en de maatschappij, ook op lokaal niveau, met een meerwaarde en werkgelegenheidseffecten die de gemiddelde groeipercentages overstijgen; overwegende dat de aan sport gerelateerde werkgelegenheid naar schatting 3,51% van de totale werkgelegenheid in de EU vertegenwoordigt, en het aandeel van de aan sport gerelateerde bruto-meerwaarde 294 miljard EUR bedraagt (2,98% van de totale bruto-meerwaarde in de EU);

D.  overwegende dat sport niet alleen een groeiende economische realiteit is, maar ook een maatschappelijk verschijnsel dat een belangrijke bijdrage levert aan de strategische doelstellingen van de Europese Unie, evenals aan sociale waarden als tolerantie, solidariteit, voorspoed, vrede, eerbiediging van de mensenrechten en begrip tussen naties en culturen;

E.  overwegende dat het beoefenen van sport bijdraagt aan een betere kwaliteit van leven, ziekten helpt voorkomen en een essentiële rol speelt bij de bevordering van de persoonlijke ontwikkeling en de gezondheidstoestand;

F.  overwegende dat de naleving van fundamentele arbeidsrechten van essentieel belang is voor beroepssporters;

G.  overwegende dat sport tevens bijdraagt aan de integratie van mensen, en ras, religie en etnische achtergrond overstijgt;

H.  overwegende dat integriteit in de sport het opperste gebod is, willen de geloofwaardigheid en aantrekkelijkheid ervan bevorderd worden;

I.  overwegende dat sport specifieke kenmerken heeft die berusten op vrijwillige structuren en die een voorwaarde vormen voor zijn educatieve en maatschappelijke functie;

J.  overwegende dat recente corruptieschandalen in de sportwereld en binnen sportorganisaties op Europees en internationaal niveau het imago van sport hebben bezoedeld en stemmen hebben doen opgaan voor echte structurele hervormingen van bestuursorganen en organisaties op sportgebied, rekening houdend met de grote verscheidenheid van sportstructuren in de verschillende Europese landen en het feit dat sportorganisaties van nature grotendeels zelfregulerend zijn;

K.  overwegende dat zowel de beroeps- als de breedtesport een essentiële rol spelen in het wereldwijde streven naar vrede, eerbiediging van de mensenrechten en solidariteit, economische en gezondheidsvoordelen meebrengen voor de samenleving en een belangrijke taak vervullen bij het benadrukken van fundamentele culturele en educatieve waarden en bij het bevorderen van sociale insluiting;

L.  overwegende dat goed bestuur in de sport rekening dient te houden met de adequate regulering van de sport aan de hand van de beginselen van doeltreffend, transparant, ethisch verantwoord en democratisch bestuur alsmede bestuur, processen en structuren waarbij belanghebbenden inspraak hebben;

M.  overwegende dat sportorganisaties verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van strenge normen inzake bestuur en integriteit en deze verder dienen aan te scherpen, en zich hier onder alle omstandigheden aan moeten houden teneinde het vertrouwen van de burgers in de positieve waarde van sport te herstellen en te vergroten;

N.  overwegende dat een evenwichtig beleid, gericht op verbetering van de financiële transparantie, stabiliteit en geloofwaardigheid in de sport, van essentieel belang is voor het verbeteren van de financiële en bestuurlijke normen;

O.  overwegende dat het Europese model voor de georganiseerde sport gebaseerd is op de beginselen van territorialiteit en nationaliteit, met één enkele federatie per discipline, en op solidariteitsmechanismen tussen topsport en breedtesport, zoals promotie en degradatie, open competities en financiële herverdeling;

P.  overwegende dat de erkenning van het beginsel van één enkele federatie per tak van sport bijzonder relevant is en geworteld is in de maatschappelijke betekenis van sport als de beste manier om de belangen van de sport en de voordelen ervan voor de samenleving te beschermen;

Q.  overwegende dat van alle belanghebbenden kan en moet worden verlangd dat bij sportwedstrijden en de desbetreffende beslissingen de internationaal erkende spelregels worden gehanteerd;

R.  overwegende dat sporttribunalen een centrale rol vervullen bij het garanderen van de universele geldigheid van spelregels, van het recht op een eerlijk proces in met sport verband houdende geschillen en van goed bestuur, daar zij de aangewezen instantie vormen om geschillen op het gebied van sport te beslechten overeenkomstig de fundamentele procedurele rechten in de EU;

S.  overwegende dat de stijgende bedragen die in de sportsector en de betrokken organisaties omgaan geleid hebben tot de roep om beter bestuur en meer transparantie; overwegende dat de sport, als economische activiteit, zich geconfronteerd ziet met een reeks schandalen rond wedstrijdmanipulatie in combinatie met andere misdrijven en illegale activiteiten, zoals witwassen, corruptie en omkoping;

T.  overwegende dat de toename van dopingpraktijken een bedreiging blijft vormen voor de integriteit en de reputatie van sport in die zin dat de ethisch waarden en beginselen zoals fair play hierdoor worden geschonden, en overwegende dat het gebruik van doping de gezondheid van de sporters in kwestie ernstig in gevaar brengt, en overwegende dat de strijd tegen doping een kwestie van publiek belang en volksgezondheid is;

U.  overwegende dat elke daad van geweld, hooligangedrag of discriminatie jegens een groep personen of een lid van een dergelijke groep, of het nu om amateur- of om beroepssport gaat, het imago ervan bezoedelt en toeschouwers ervan weerhoudt om sportevenementen bij te wonen;

V.  overwegende dat het bevorderen van sport voor mensen met een geestelijke of fysieke handicap een topprioriteit op Europees, nationaal en plaatselijk niveau zou moeten zijn;

W.  overwegende dat de deelname aan en de zichtbaarheid van vrouwen in sport en sportwedstrijden moet worden verbeterd;

X.  overwegende dat sporters, met name minderjarigen, in toenemende mate met economische druk te kampen hebben en als goederen worden behandeld, en daarom beschermd moeten worden tegen alle vormen van misbruik, geweld of discriminatie die zich bij hun deelname aan sport kunnen voordoen;

Y.  overwegende dat er een groeiende en verontrustende tendens is van eigendom door derde partijen bij teamsporten in Europa, waarbij – vaak zeer jonge – spelers gedeeltelijk of volledig eigendom zijn van privé-investeerders en niet langer zelf het verloop van hun carrière kunnen bepalen;

Z.  overwegende dat kwalijke praktijken in verband met makelaars en transfers van spelers geleid hebben tot witwassen, fraude en uitbuiting van minderjarigen;

AA.  overwegende dat breedtesport mogelijkheden biedt om discriminatie aan te pakken, sociale insluiting, samenhang en integratie te bevorderen en een krachtige bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van transversale vaardigheden;

AB.  overwegende dat een toenemend aantal verenigingen vooral gebruik maakt van de transfermarkt om hun teams samen te stellen, terwijl zij meer aandacht zouden moeten besteden aan lokale opleiding;

AC.  overwegende dat sport gezien wordt als een grondrecht voor iedereen en overwegende dat iedereen evenveel recht zou moeten hebben om aan lichaamsbeweging en sport te doen;

AD.  overwegende dat er een stagnatie te zien valt wat lichaamsbeweging betreft, ondanks duidelijk bewijs dat deze de persoonlijke gezondheid, met inbegrip van de geestelijke gezondheid, en het welzijn ten goede komt, hetgeen de lidstaten aanzienlijke besparingen oplevert op overheidsuitgaven voor volksgezondheid, en ondanks een groeiende tendens in de richting van recreatieve sporten, zoals hardlopen, die ook buiten georganiseerde structuren om beoefend worden;

AE.  overwegende dat sportevenementen en -activiteiten, en met name grote internationale sportwedstrijden, de voordelen van sport laten zien en een positieve maatschappelijke, economische en milieu-impact hebben;

AF.  overwegende dat nationale teams een essentiële rol spelen, niet alleen doordat zij de nationale identiteit versterken en jonge sporters inspireren om naar topprestaties te streven, maar ook doordat zij de solidariteit met breedtesport bevorderen;

AG.  overwegende dat voortzetting van onderwijs en opleiding een essentieel onderdeel is van de voorbereiding van sporters op een loopbaan na het einde van hun sportcarrière;

AH.  overwegende dat investeringen in en bevordering van onderwijs en opleiding van getalenteerde jonge sporters van cruciaal belang zijn voor de langetermijnontwikkeling en de maatschappelijk rol van sport;

AI.  overwegende dat de georganiseerde sport steunt op vrijwilligers, die voor de ontwikkeling en toegankelijkheid van sportactiviteiten zorgen, met name in de breedtesport; overwegende dat sport bovendien jongeren uitstekende kansen voor scholing en niet-formele opleiding biedt, ook in internationaal verband en in samenhang met samenwerkings- en ontwikkelingsprogramma's in gebieden buiten de EU waar de dialoog moet worden versterkt en het externe beleid van de EU moet worden gesteund;

AJ.  overwegende dat sport in de breedste zin van het woord een waardensysteem voor een gemeenschap vertegenwoordigt en overwegende dat deze waarden de basis vormen van een gemeenschappelijke taal die alle culturele en taalgrenzen overstijgt; overwegende dat sport als middel en kans moet worden gezien om de dialoog en de solidariteit met derde landen te verbeteren, de bescherming van fundamentele mensenrechten en vrijheden wereldwijd te bevorderen en het externe EU-beleid te ondersteunen;

AK.  overwegende dat de schending van de intellectuele-eigendomsrechten van sportorganisaties, met inbegrip van digitale piraterij, met name de illegale rechtstreekse uitzending van sportevenementen, reden is voor ernstige bezorgdheid over de langetermijnfinanciering van sport, op ieder niveau;

AL.  overwegende dat de persvrijheid bij alle sportevenementen moet zijn gewaarborgd;

AM.  overwegende dat sport kan bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

Integriteit en goed bestuur in de sport

1.  herhaalt dat de bestrijding van corruptie in de sport grensoverschrijdende inspanningen en samenwerking vereist tussen alle belanghebbenden, met inbegrip van de overheid, rechtshandhavingsinstanties, de sportsector, sporters en supporters;

2.  roept internationale, Europese en nationale sportorganisaties op zich te verplichten tot goed bestuur en een cultuur van transparantie en duurzame financiering te ontwikkelen, door financiële gegevens en activiteitenverslagen openbaar te maken, inclusief verplichte openbaarmaking van vergoedingen voor topfunctionarissen en hun ambtstermijnen;

3.  is van mening dat het ontwikkelen van een cultuur van transparantie gepaard moet gaan met een betere scheiding van bevoegdheden binnen de bestuursorganen in de sport, een betere scheiding tussen commerciële en liefdadige activiteiten en betere interne zelfreguleringsprocedures om sportcriminaliteit en illegale activiteiten binnen sportorganisaties bespreekbaar te maken, op te sporen, te onderzoeken en te bestraffen;

4.  herinnert eraan dat goed bestuur, dat in het volgende EU-werkplan voor sport een prioriteit zou moeten vormen, een voorwaarde moet zijn voor de autonomie van sportorganisaties, overeenkomstig de beginselen van transparantie, verantwoordingsplicht, gelijke kansen, sociale inclusie en democratie, met inbegrip van adequate inspraak van belanghebbenden;

5.  benadrukt dat er een beleid van nultolerantie ten aanzien van corruptie en andere vormen van criminaliteit in de sport moet worden gevoerd;

6.  onderstreept dat de toepassing van beginselen van goed bestuur in de sport, samen met monitoring, toezicht en adequate juridische instrumenten, een essentiële factor is bij het uitroeien van corruptie en andere kwalijke praktijken;

7.  roept de Commissie en de lidstaten alsmede sportorganisaties en kandidaatentiteiten op te waarborgen dat degenen die zich kandidaat stellen om als gastheer voor grote evenementen op te treden zich houden aan normen voor goed bestuur, mensenrechten en arbeidsrechten en aan het beginsel van democratie, om ervoor te zorgen dat er sprake is van een positieve sociale, economische en milieu-impact op lokale gemeenschappen maar dat ook de diversiteit en tradities geëerbiedigd worden, met het doel een duurzame erfenis achter te laten en de geloofwaardigheid van de sport te garanderen;

8.  is van mening dat landen die kandideren of optreden als gastland voor sportevenementen moeten zorgen voor een in maatschappelijk, economisch en milieu-opzicht verantwoorde planning, organisatie, uitvoering, deelname en follow-up van deze evenementen; roept sportorganisaties en landen die als gastheer voor dergelijke evenementen optreden op om ongewenste veranderingen in de leefomgeving van lokale bewoners te voorkomen, waaronder de verplaatsing van de lokale bevolking;

9.  verzoekt de Commissie een normen- en waardenbord te ontwikkelen en na te gaan of het mogelijk is een gedragscode op te stellen op het gebied van goed bestuur en integriteit in de sport; is van mening dat sportorganisaties transparantieregels, ethische normen en gedragscodes voor hun toezichthoudende organen, uitvoerende comités en leden alsmede operationele maatregelen en methodes zouden moeten vaststellen om onafhankelijkheid en naleving van de vastgestelde regels te waarborgen; is verder van oordeel dat het zoeken naar nieuwe instrumenten voor samenwerking tussen overheden, sportorganisaties en de EU kan helpen om sommige van de huidige problemen waarvoor de sportsector zich gesteld ziet, aan te pakken;

10.  dringt er bij de lidstaten op aan overheidsgeld voor sport afhankelijk te stellen van de naleving van bestaande en algemeen toegankelijke minimumnormen voor bestuur, monitoring en verslaglegging;

11.  is van mening dat beter bestuur en grotere integriteit in de sport een mentaliteitsverandering bij alle belanghebbenden vereisen; steunt de initiatieven die door sportorganisaties en andere relevante belanghebbenden worden genomen om de bestuursnormen in de sportwereld te verbeteren en de dialoog en samenwerking met lokale en nationale autoriteiten op te voeren;

12.  roept sportorganisaties op tot 2018 concrete voorstellen voor te leggen en uit te voeren om de normen voor goed bestuur van sportorganisaties, bestuursorganen en hun ledenorganisaties aan te scherpen en de resultaten hiervan publiek te maken; onderstreept dat passende monitoring in dit verband van essentieel belang is;

13.  roept de lidstaten op wedstrijdmanipulatie aan te merken als specifiek misdrijf en te waarborgen dat voor criminele activiteiten als wedstrijdmanipulatie en corruptie in de sport rechtsvervolging en adequate sancties gelden waar dit nog niet het geval is, daar wedstrijdmanipulatie de ethiek en integriteit van de sport aantasten en vaak al aan sancties door sportautoriteiten onderworpen zijn;

14.  wijst erop dat de problemen die zich voordoen bij het onderzoeken van internationale gevallen van wedstrijdmanipulatie grensoverschrijdende uitwisseling van informatie en samenwerking tussen sportorganen, overheden en wedkantoren vereisen, binnen het kader van nationale platforms, teneinde wedstrijdmanipulatie op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen; verzoekt de lidstaten, voor zover zij dit nog niet gedaan hebben, te overwegen om speciale aanklagers aan te stellen die specifiek belast zijn met het onderzoek naar gevallen van fraude in de sport; herinnert eraan dat de vierde richtlijn inzake witwassen het voorschrift bevat dat aanbieders van gokdiensten "due diligence"-controles moeten uitvoeren bij omvangrijke transacties;

15.   dringt er bij de Raad op aan naar een oplossing te zoeken die de EU en de lidstaten in staat stelt het Verdrag van de Raad van Europa over de manipulatie van sportwedstrijden te ondertekenen en te ratificeren, zodat dit ten uitvoer kan worden gelegd en geratificeerd kan worden, en verzoekt de Commissie met klem dit proces te ondersteunen en te faciliteren, alsmede te waarborgen dat er een doeltreffende follow-up plaatsvindt;

16.  herinnert de Commissie aan haar toezegging om een aanbeveling te doen over de uitwisseling van beste praktijken bij de voorkoming en bestrijding van aan weddenschappen gerelateerde wedstrijdvervalsing en dringt erop aan om deze aanbeveling zonder uitstel te publiceren;

17.  roept de Commissie op de interinstitutionele banden met de Raad van Europa aan te halen en vervolgens gecoördineerde operationele programma's te ontwikkelen die voor optimale efficiëntie bij het gebruik van middelen zorgen;

18.  spreekt zijn steun en aanmoediging uit voor preventie, educatie en bewustmakingscampagnes alsmede informatieprogramma's om sporters, coaches, functionarissen en relevante belanghebbenden op alle niveaus van advies te voorzien over de risico's van wedstrijdmanipulatie, doping en andere met integriteit verband houdende kwesties, waaronder ook risico's die zij kunnen tegenkomen en manieren waarop zij melding kunnen maken van twijfelachtige benaderingen; verzoekt de Commissie en de lidstaten concrete maatregelen voor te stellen die in het komende EU-werkplan kunnen worden opgenomen, zoals proefprogramma's en -projecten die tot doel hebben te waarborgen dat jongeren zo vroeg mogelijk in hun leven burgerschapsvorming op het gebied van sport krijgen;

19.  verzoekt de Commissie antidopingprojecten te blijven steunen via het Erasmus+-programma, de impact ervan te evalueren en ervoor te zorgen dat het de bestaande regelingen voor de financiering van dopingbestrijding op een zinvolle manier aanvult;

20.  verzoekt de Commissie goed bestuur in projecten voor sportbeheer te steunen via het Erasmus+-programma;

21.  verzoekt de lidstaten steun te verlenen aan dopingcontroles, nationale testprogramma's en wetgeving die voorziet in coördinatie en uitwisseling van informatie tussen overheden, sportorganisaties en antidopingagentschappen; verzoekt de lidstaten deze laatste in staat te stellen uitvoerige monitoringprogramma's voor doping op te stellen en gegevens te verwerken en uit te wisselen overeenkomstig de huidige en toekomstige EU-regels inzake gegevensbescherming;

22.  wijst op de rol van het internationale antidopingagentschap (WADA) in de monitoring en coördinatie van antidopingbeleid en -maatregelen wereldwijd; verzoekt de Commissie en de lidstaten nauw samen te werken met het WADA, de UNESCO en de Raad van Europa met het doel doping doeltreffender te voorkomen en te bestrijden door de juridische en politieke verbintenissen van de internationale antidopingcode (WADAC) aan te scherpen; verzoekt de EU de uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake gezondheids- en preventiebeleid aan te moedigen als onderdeel van de wereldwijde strijd tegen doping;

23.  verzoekt de Commissie en de Raad de sluiting van overeenkomsten tussen landen waarmee officieel erkende teams voor dopingcontrole uit andere landen wordt toegestaan tests uit te voeren, aan te moedigen en te faciliteren, onder eerbiediging van de grondrechten van sporters en overeenkomstig het Internationaal Verdrag tegen doping in de sport;

24.  is van mening dat doping tevens een groeiend probleem vormt in de sector recreatieve sport, waar educatie en voorlichtingscampagnes alsmede ervaren en professionele instructeurs en trainers nodig zijn om een gezonde instelling ten aanzien van doping te bevorderen;

25.  verzoekt de lidstaten en de Commissie nauw samen te werken met het WADA en de Raad van Europa bij het definiëren van een beleid ter bescherming van klokkenluiders;

26.  spoort sportorganisaties en nationale overheden aan om gecoördineerde antidopingsystemen voor grensoverschrijdende controle in te voeren en concrete maatregelen te treffen tegen de vervaardiging van en handel in illegale prestatieverhogende middelen in de sportwereld;

27.  is ingenomen met het nieuwe verdrag van de Raad van Europa over een integrale benadering van veiligheid en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen en roept de lidstaten op dit verdrag onverwijld te ondertekenen en te ratificeren; herhaalt zijn voorstel betreffende de invoering van onderlinge erkenning van stadionverboden in Europa en de uitwisseling van gegevens hierover;

28.  verzoekt de Commissie methodes te verkennen voor de uitwisseling van informatie met betrekking tot geweld in de sport via de bestaande netwerken;

29.  merkt op dat er in verband met de terreurdreiging nieuwe inspanningen nodig zijn om voor operationele veiligheid bij sportevenementen te zorgen;

30.  benadrukt dat sportorganen ervoor moeten zorgen dat onafhankelijke nieuwsmedia bij alle sportevenementen de nodige toegang en mogelijkheden voor nieuwsgaring krijgen, zodat zij hun rol als belangrijke en kritische waarnemers van sportevenementen en sportbeheer kunnen vervullen;

31.   veroordeelt ten strengste alle vormen van discriminatie en geweld in de sport, zowel op het veld als daarbuiten, en onderstreept de noodzaak om dergelijk gedrag op alle niveaus te voorkomen, het melden en monitoren van dergelijke incidenten te verbeteren en kernwaarden als respect, vriendschap, tolerantie en fair play te bevorderen; is van mening dat sportorganisaties die zich aan strenge normen voor goed bestuur houden, beter zijn toegerust om de maatschappelijke rol van sport te promoten en racisme, discriminatie en geweld te bestrijden;

32.  wijst andermaal op de noodzaak om de strijd tegen mensenhandel in de sport op te voeren, met name de handel in kinderen;

33.   is ingenomen met goede zelfreguleringsmethoden, zoals het Financial Fair Play-initiatief, daar deze aanzetten tot grotere economische rationaliteit en betere normen voor financieel beheer in de beroepssport, waarbij gekeken wordt naar de lange in plaats van de korte termijn, en die daardoor bijdragen tot een gezonde en duurzame ontwikkeling van de sport in Europa; benadrukt dat Financial Fair Play tot betere financiële beheersnormen heeft geleid en daarom strikt dient te worden toegepast;

34.  is ingenomen met transparante en duurzame investeringen in sport en sportorganisaties, vooropgesteld dat zij aan strikte controle en openbaarmakingsvereisten zijn onderworpen en de integriteit van wedstrijden en sporters niet schaden;

35.  beschouwt het eigendomsmodel waarbij clubleden de controle over de club houden (door middel van de 50+1-regel) als een goede praktijk in de EU, en verzoekt de lidstaten, sportbeheersorganen, nationale federaties en bonden een constructieve dialoog op te zetten over dit model en dit te gaan uitwisselen;

36.  benadrukt dat sporters, en met name minderjarigen, beschermd moeten worden tegen misbruikpraktijken zoals eigendom van spelers door derde partijen, die talloze vragen opwerpen op het gebied van integriteit en bredere ethische vraagstukken; steunt beslissingen van overheden om eigendom door derden van spelers te verbieden en verzoekt de Commissie om een verbod op eigendom door derden per EU-wetgeving te overwegen en de lidstaten te vragen aanvullende maatregelen te nemen met betrekking tot de rechten van sporters;

37.  is van mening dat er een herbeoordeling van de regels voor de promotie van plaatselijke spelers nodig is om talentvolle jonge spelers meer kansen te bieden om in het eerste team van hun club te spelen en aldus de competitiebalans in heel Europa te verbeteren;

38.  verzoekt beheersorganen en nationale autoriteiten op alle niveaus maatregelen te treffen die trainingsclubs een vergoeding bieden, met het doel het rekruteren en trainen van jonge spelers te stimuleren, overeenkomstig het arrest-Bernard van het Europees Hof van Justitie van 16 maart 2010;

39.  verklaart eens te meer te hechten aan het Europese model van georganiseerde sport, waarin federaties een centrale rol spelen, daar dit voorziet in een evenwicht tussen de uiteenlopende belangen van alle belanghebbenden, zoals sporters, spelers, clubs, bonden, verenigingen en vrijwilligers, met adequate, democratische vertegenwoordiging en transparantiemechanismen in de besluitvorming, en met open competities op basis van sportieve merites; dringt aan op meer financiële solidariteit op alle niveaus;

40.  spreekt zijn voldoening uit over het jaarlijkse EU-Sportforum ter bevordering van de dialoog met belanghebbenden uit internationale en Europese sportfederaties , de Olympische beweging, Europese en nationale overkoepelende sportorganen en andere met sport verband houdende organisaties; wijst erop dat de structuur van de dialoog met belanghebbenden, de taken van het forum en de follow-up van de discussie vatbaar zijn voor verdere verbetering;

41.  is ingenomen met de inspanningen van de Commissie – en alle betrokken belanghebbenden – om de sociale dialoog op het gebied van sport te bevorderen, daar dit een uitstekende mogelijkheid is om een evenwicht te bewerkstelligen tussen de grondrechten en arbeidsrechten van sporters enerzijds en de economische kant van de sport anderzijds door alle belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners, te betrekken bij het debat over en de sluiting van overeenkomsten; erkent dat sportorganisaties gehouden zijn zich te verplichten tot het ontwikkelen van een cultuur van transparantie; dringt erop aan dat de EU zich actief inzet voor minimumnormen op het gebied van tewerkstelling en arbeid voor beroepssporters in heel Europa;

42.  herhaalt zijn oproep om transparantieregisters in te voeren voor de betaling van sportmakelaars, gebaseerd op een doeltreffend monitoringsysteem zoals een clearinginstelling voor betalingen en passende sancties, in samenwerking met de relevante overheden, teneinde malafide praktijken met betrekking tot makelaars aan te pakken; herhaalt zijn oproep betreffende licenties en registratie van sportmakelaars, evenals de invoering van een minimumniveau van kwalificaties; verzoekt de Commissie een gevolg te geven aan de conclusies van haar studie "Study on sports agents in the European Union", met name wat betreft de vaststelling dat makelaars een centrale rol vervullen in geldstromen die vaak niet transparant zijn, waardoor zij gemakkelijk in illegale activiteiten verwikkeld raken;

43.  is van mening dat een geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in de sport stereotypen kan helpen vermijden en een positieve sociale omgeving voor iedereen kan helpen creëren; is ingenomen met initiatieven die gendergelijkheid en gelijke participatie in de besluitvorming op sportgebied aanmoedigen, vrouwelijke sporters in staat stellen gezinsleven en professionele sportactiviteiten te combineren, en erop gericht zijn de op gender gebaseerde loonkloof en verschillen in geldprijzen terug te dringen, evenals alle vormen van stereotypen en intimidatie in de sport; roept sportorganisaties op bijzondere aandacht te besteden aan het genderaspect door de deelname van vrouwen aan sport aan te moedigen;

Sociale insluiting, maatschappelijke functie en toegankelijkheid van sport

44.  is van mening dat investeringen in sport helpen om hechte en inclusieve samenlevingen tot stand te brengen, barrières te slechten en mensen in staat te stellen respect voor elkaar te tonen door bruggen te slaan tussen culturen en over etnische en sociale scheidslijnen heen, en om een positieve boodschap over te brengen van gedeelde waarden, zoals wederzijds respect, tolerantie, compassie, leiderschap, gelijke kansen en de rechtsstaat;

45.  spreekt zijn voldoening uit over transnationale sportevenementen die in verschillende Europese landen plaatsvinden voor zover deze bijdragen tot het bevorderen van gedeelde essentiële waarden van de EU, zoals pluralisme, tolerantie, gerechtigheid, gelijkheid en solidariteit; herinnert eraan dat sportactiviteiten en -evenementen het toerisme in Europese steden en streken stimuleren;

46.  wijst met nadruk op de waarde van transversale vaardigheden die door middel van sport worden opgedaan als onderdeel van niet-formeel en informeel leren, en op het verband tussen inzetbaarheid in de sport, onderwijs en opleiding;

47  wijst op de rol van sport bij de inclusie en integratie van kansarme groepen; is ingenomen met initiatieven waarmee vluchtelingen, migranten en asielzoekers de kans krijgen om als sporters deel te nemen aan sportwedstrijden;

48.  onderstreept de betekenis van educatie via sport en het potentieel van sport om sociaal kwetsbare jongeren te helpen hun leven weer op de rails te krijgen; is zich bewust van de betekenis van breedtesport bij het voorkomen en tegengaan van radicalisering, en spreekt zijn steun en bemoediging uit voor initiatieven op dit terrein; is ingenomen met de twee door het Europees Parlement goedgekeurde proefprojecten: "Sport als instrument voor integratie en sociale inclusie van vluchtelingen" en "Toezicht op en coaching van jongeren die het risico lopen te radicaliseren, via sport";

49.  herinnert eraan dat jonge Europese sporters vaak te maken krijgen met het probleem dat hun sportcarrière moeilijk te combineren is met opleiding en werk; erkent dat hogere opleiding en beroepsopleiding van essentieel belang zijn bij het streven sporters maximale kansen te bieden om later een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren; steunt de invoering van doeltreffende systemen voor duale loopbanen met minimum-kwaliteitseisen en passende monitoring van de voortgang van programma's voor duale loopbanen in Europa, alsmede het verstrekken van diensten voor loopbaanadvies door middel van overeenkomsten met universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs; verzoekt de Commissie en de lidstaten de grensoverschrijdende mobiliteit van sporters te faciliteren, de erkenning van sport- en onderwijskwalificaties te harmoniseren, met inbegrip van niet-formele en informele educatie via sport, en de uitwisseling van goede praktijken te verbeteren;

50.  benadrukt dat het nodig is via het Erasmus+ Sport-hoofdstuk duurzame financiële steun te waarborgen voor uitwisselingsprogramma's voor duale loopbanen op EU- en nationaal niveau en verder onderzoek op dit terrein aan te moedigen; verzoekt de lidstaten in samenwerking met onderwijsinstellingen grensoverschrijdende uitwisselingen van sporters te bevorderen en sporters toegang te bieden tot beurzen;

51.  ondersteunt de mobiliteit van coaches en andere dienstverleners (zoals fysiotherapeuten en adviseurs inzake duale loopbanen) en de uitwisseling van goede praktijken met aandacht voor de erkenning van kwalificaties en van technische innovatie;

52.  verzoekt sportorganisaties om samen met de lidstaten minimumnormen voor coaches te ontwikkelen die strafbladcontroles, scholing inzake het beschermen van minderjarigen en kwetsbare volwassenen alsmede inzake voorkoming en bestrijding van doping en wedstrijdmanipulatie omvatten;

53.  onderstreept dat gebrek aan lichaamsbeweging volgens de WHO wereldwijd de op drie na belangrijkste risicofactor is wat sterfte betreft, met aanzienlijke rechtstreekse en onrechtstreekse sociale en economische gevolgen en kosten voor lidstaten; is bezorgd over het feit dat ondanks de aanzienlijk uitgaven die worden gedaan om lichaamsbeweging te promoten, en ondanks de aanzienlijke impact op de algemene gezondheidstoestand die het ontbreken van lichaamsbeweging heeft, in sommige lidstaten steeds minder mensen fysiek actief zijn;

54.  roept sportorganisaties en de lidstaten op tot samenwerking bij het ondersteunen van de inzetbaarheid en mobiliteit van coaches die in andere EU-landen willen werken, door middel van een streven naar waarborging van kwaliteitscontroles van de vaardigheden van coaches en normen voor kwalificaties en opleiding;

55.  moedigt de lidstaten en de Commissie aan lichaamsbeweging in het volgende EU-werkplan voor sport tot politieke prioriteit uit te roepen, met name voor jongeren en kwetsbare gemeenschappen in sociaal gezien benadeelde gebieden waar lichaamsbeweging weinig aandacht krijgt;

56.  verzoekt internationale en nationale federaties en andere aanbieders van educatie ervoor te zorgen dat onderwerpen met betrekking tot integriteit op sportgebied worden opgenomen in het opleidingsprogramma voor sportcoaches;

57.  benadrukt dat het stimuleren van lichamelijke opvoeding op school voor kinderen een essentiële ingang vormt naar algemene vaardigheden, mentaliteit, waarden, kennis en begrip, alsmede tot het genieten van een leven lang fysiek actief zijn; herinnert eraan dat het beoefenen van sport tijdens de studie en door ouderen een belangrijke rol speelt bij een blijvende gezonde levensstijl en de sociale interactie bevordert;

58.  neemt in aanmerking dat de EU-bevolking vergrijst en dat de aandacht daarom in het bijzonder moet uitgaan naar de positieve impact van lichaamsbeweging op gezondheid en welzijn van ouderen;

59.  onderstreept dat sport en lichaamsbeweging op alle beleidsterreinen meer moeten worden gestimuleerd; roept lokale autoriteiten en gemeenten op gelijke toegang tot lichaamsbeweging te bevorderen; beveelt de lidstaten en de Commissie aan burgers er door middel van passende gezondheidsmaatregelen en -programma's voor het dagelijks leven toe aan te zetten naar meer regelmatige lichaamsbeweging te streven;

60.  verzoekt de lidstaten sport meer te stimuleren onder sociaal uitgesloten groepen en onder mensen die in sociaal benadeelde gebieden leven, waar sport vaak weinig aandacht krijgt, en voor meer samenwerking te zorgen tussen niet-gouvernementele organisaties en scholen die in deze gebieden actief zijn, met name bij stadsplanning en de aanleg van sportfaciliteiten, zodat de bijzondere behoeften van het publiek, en met name van kwetsbare groepen, in aanmerking worden genomen; verzoekt de lidstaten te voorzien in volledige en gelijke toegang tot openbare sportfaciliteiten in alle delen van het land en de oprichting van nieuwe sportclubs, met name in landelijke gebieden en benadeelde stedelijke gebieden, te steunen;

61.  benadrukt dat mensen met een handicap gelijke toegang moeten hebben tot alle sportfaciliteiten, alsmede tot vervoer en andere faciliteiten – en competent ondersteunend personeel – die daarvoor nodig zijn, en dringt aan op betere integratie van alle aan sport gerelateerde componenten, overeenkomstig het beginsel dat sportfaciliteiten voor iedereen toegankelijk moeten zijn; spoort de lidstaten aan op scholen en universiteiten inclusieve sportprogramma's voor mensen met een handicap in te voeren, waarbij ook getrainde coaches en aangepaste programma's voor lichaamsbeweging beschikbaar zijn, beginnend in de lagere klassen op school, zodat leerlingen en studenten met een handicap kunnen deelnemen aan sportlessen en buitenschoolse sportactiviteiten;

62.  erkent de essentiële rol van de Internationale Paralympische Spelen bij het kweken van besef, het bestrijden van discriminatie en het bevorderen van toegang tot sport voor mensen met een handicap; verzoekt de lidstaten zich sterker in te spannen voor inclusie in sportactiviteiten van personen met een handicap en voor grotere zichtbaarheid in de media en uitzending van de Paralympische Spelen en andere wedstrijden voor sporters met een handicap;

63.  verzoekt de lidstaten en de Commissie ervoor te zorgen dat kinderen sport in een veilige omgeving beoefenen;

64.  is ingenomen met initiatieven die inclusie, integriteit en toegankelijkheid van sport bevorderen door middel van het gebruik van nieuwe technologie en innovatie;

65.  spreekt zijn voldoening uit over het succes van de Europese Week van de Sport, die tot doel heeft sport, lichaamsbeweging en een gezondere levensstijl voor iedereen in heel Europa te promoten, ongeacht leeftijd, achtergrond of conditie, en verzoekt alle EU-instellingen en lidstaten deel te nemen aan dit initiatief en het te blijven ondersteunen, en ervoor te zorgen dat het toegankelijk is voor een zo breed mogelijk publiek, met name op scholen;

66.  is van oordeel dat de traditionele sporten deel uitmaken van het Europees cultureel erfgoed;

67.  is ingenomen met de studie van de Commissie naar het specifieke karakter van sport; verzoekt de Commissie en sportorganisaties na te denken over verdere stappen om het specifieke karakter van sport te ontwikkelen;

68.  benadrukt dat subsidie een belangrijk beleidsinstrument van de EU is dat gebruikt kan worden om verbeteringen aan te brengen op essentiële terreinen van EU-activiteit met betrekking tot sport; verzoekt de Commissie in het kader van Erasmus+ meer middelen beschikbaar te stellen voor sport, met speciale aandacht voor breedtesport en educatie en met het doel de zichtbaarheid en toegankelijkheid ervan te vergroten en sport in andere subsidieprogramma's zoals de ESIF of het gezondheidsprogramma te mainstreamen; dringt aan op betere communicatie tussen de Commissie en de lidstaten om ervoor te zorgen dat deze middelen op doeltreffendere wijze worden gebruikt en om de administratieve lasten voor breedtesportorganisaties zo gering mogelijk te houden;

69.  moedigt de lidstaten en de Commissie aan steun te verlenen aan maatregelen en programma's ter bevordering van de mobiliteit, deelname, opleiding, ontwikkeling van vaardigheden en training van vrijwilligers op het gebied van sport, alsmede de erkenning van hun inspanningen; beveelt aan beste praktijken voor vrijwilligerswerk uit te wisselen door bij te dragen aan het bevorderen van een uitgebreidere sportpraktijk en -cultuur, onder meer aan de hand van de in het Erasmus+-programma gegeven richtsnoeren;

70.  verzoekt de Commissie met richtsnoeren te komen over de toepassing van regels inzake overheidssteun in de sportsector, rekening houdend met de sociale, culturele en educatieve doelstellingen, teneinde voor meer rechtszekerheid te zorgen; is in dit opzicht van mening dat sportorganisaties, met name breedtesportorganisaties, niet gediscrimineerd mogen worden als zij op nationaal of plaatselijk niveau overheidssteun aanvragen;

71.  acht het van cruciaal belang dat mechanismen voor financiële solidariteit in de sport het noodzakelijke dwarsverband aanbrengen tussen beroepssport en amateursport; is in dit verband verheugd over de bijdrage van nationale loterijen aan de breedtesport en moedigt de lidstaten aan erkende wedkantoren een verplichte en billijke financiële bijdrage aan de breedtesport en aan projecten ter verbetering van brede toegang tot sport op te leggen, met het doel de duurzaamheid, transparantie en traceerbaarheid hiervan te waarborgen, als aanvulling op de financiële bijdrage die reeds voortvloeit uit de verkoop van media- en uitzendrechten;

72.  is van mening dat de verkoop van televisierechten op een gecentraliseerde, exclusieve en territoriale basis, met een eerlijke verdeling van de inkomsten, van essentieel belang is voor de duurzame financiering van sport op alle niveaus en voor het waarborgen van een gelijk speelveld;

73.  benadrukt dat schending van intellectuele-eigendomsrechten in de sport een bedreiging vormt van de financiering ervan op de lange termijn;

74.  beveelt de lidstaten aan hun respectieve belastingstelsels actief te gebruiken om btw-vrijstellingen, belastingverlaging en andere vormen van financiële stimulansen in de breedtesport te ondersteunen; is van mening dat regels inzake overheidssteun niet op dergelijke steun van toepassing zouden mogen zijn;

75.  roept de Commissie en de lidstaten op meer middelen toe te wijzen aan het inrichten van openbare sport- en speelvelden, teneinde de toegang tot breedtesport te vergemakkelijken;

76.  is van oordeel dat duurzaamheid en milieubescherming een integrerend bestanddeel van sportevenementen zouden moeten zijn en dat belanghebbenden op sportgebied zouden moeten bijdragen aan de mondiale agenda 2030 inzake duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen;

77.  moedigt de nationale olympische comités en de sportfederaties van de lidstaten aan de EU-vlag en het EU-symbool samen met individuele vlaggen en nationale symbolen bij internationale sportevenementen aan te nemen en te gebruiken;

78.  benadrukt dat sport een krachtige factor is bij het creëren en versterken van het gevoel van verbondenheid met een plaats, een land of zelfs Europa;

79.  benadrukt het belang van volledige transparantie van de eigendomssituatie in professionele sportclubs;

80.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsook aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Europese, internationale en nationale sportfederaties en -bonden.

TOELICHTING

De Europese Unie heeft sinds de ratificatie van het Verdrag van Lissabon in 2009 een "zachte" bevoegdheid voor het sportbeleid. Zeven jaar later wordt in onderhavig verslag een evaluatie van deze beleidskoers uitgevoerd. Het verslag is gebaseerd op het verslag-Fisas inzake de Europese dimensie van de sport[1]. Het heeft tot doel richtsnoeren en aanbevelingen aan te dragen voor de werkzaamheden van de Europese Commissie ter evaluatie van haar beleidsuitvoering en signalen naar de lidstaten en de sector van de georganiseerde sport te laten uitgaan, in samenwerking met de nationale en Europese publieke autoriteiten. Het verslag is onderverdeeld in drie hoofdstukken: integriteit, goed bestuur en toegankelijkheid.

Sport is een afspiegeling van de maatschappij. De reden waarom wij een nieuw element voor het sportbeleid voorstellen, namelijk toegankelijkheid, is dat toegang tot sport nu gezien wordt als een grondrecht[2] en dat eenieder, ook sociaal kwetsbaardere groepen zoals ouderen, migranten en mensen met een handicap, dezelfde rechten moet hebben om aan lichaamsbeweging en sport te doen. Sport is een manier om mensen uit alle culturele, etnische, maatschappelijke en nationale groeperingen bijeen te brengen. In het Europa van vandaag, waar grote maatschappelijke uitdagingen spelen, is sport ook een drijvende kracht achter sociale insluiting geworden.

Lichaamsbeweging is een ander vraagstuk als het om toegankelijkheid gaat. Het beoefenen van sport voorkomt degeneratieve aandoeningen en draagt bij tot een betere kwaliteit van het bestaan en tot actief ouder worden. De Wereldgezondheidsorganisatie noemt een gebrek aan lichaamsbeweging als de vierde doodsoorzaak in de wereld. Als gevolg van de vergrijzing zal Europa geconfronteerd worden met demografische problemen die door de oplopende sociale uitgaven op de begroting drukken. Tegelijkertijd is er een toenemende stagnatie te zien wat fysieke activiteit betreft. Meer lichaamsbeweging moet de kern vormen van niet alleen het sportbeleid, maar ook van het onderwijs-, sociaal en gezondheidsbeleid. Een concreet beleidsinitiatief om breedtesport en vrijwilligerswerk op het gebied van sport te bevorderen zou een btw-vrijstelling voor breedtesport in alle lidstaten zijn.

Sport is niet alleen een maatschappelijk verschijnsel. De economische bijdrage van sport aan de samenleving is enorm, en neemt steeds verder toe. Sport is een economische kracht achter toerisme, welzijn, de goederenindustrie en steeds vaker in de digitale dienstverlening. Meer dan 7 miljoen Europeanen zijn werkzaam in de sportsector en de sportbusiness vertegenwoordigt bijna 300 miljard EUR[3]. Daarom dient er in de beleidsvorming lateraal te worden gedacht over sport.

In onderhavig verslag wordt aangedrongen op een beleid van nultolerantie in de sport. De recente schandalen op bestuursniveau in nationale, Europese en internationale sportorganisaties hebben laten zien dat het de hoogste tijd is om in actie te komen. Wij roepen de sportorganisaties op alle niveaus op om met concrete voorstellen te komen over de wijze waarop hun bestuur tot 2018 verder verbeterd kan worden.

Het Europese sportmodel is een unieke en succesvolle basis voor georganiseerde sport die in de afgelopen ruim 100 jaar in Europa tot stand is gekomen. Dit model moet tegen een aantal bedreigingen worden beschermd. Tegelijkertijd moet het nieuwe uitdagingen aankunnen en een veelheid aan belangen met elkaar verzoenen. Het is duidelijk dat het Europese sportmodel onverenigbaar is met iedere vorm van misbruik of kwalijke praktijken, die onaanvaardbaar zijn.

Er moet op worden gewezen dat sportbeleid niet alleen betrekking heeft op sport in georganiseerd verband. Er is een toenemende trend van recreatieve sportactiviteiten buiten georganiseerde structuren om. Fitness, hardlopen, skateboarden en voetballen in het park zijn net zo belangrijk als het beoefenen van sport in een georganiseerde groep. Zelfs traplopen in plaats van de lift nemen is een vorm van lichaamsbeweging. Het sportbeleid van de EU dient deze zeer welkome trend te weerspiegelen.

Ook in de sport zijn er gevoelige onderwerpen en terreinen, daar de belangen van belanghebbenden variëren tussen bijvoorbeeld recreatieve sporten en georganiseerde sport, breedtesport en elitesport, nationale loterijen en particuliere wedkantoren en tussen federaties en clubs. Doel van onderhavig verslag is de cohesie te verbeteren en bruggen te bouwen. Een tweede prioritair doel moet het streven naar meer fysieke activiteit in alle gelederen van de maatschappij zijn.

Sportrechtbanken spelen een belangrijke rol in het waarborgen van een internationaal samenhangende interpretatie van spelregels en garanderen toegang tot de rechter voor eenieder. Daarnaast moeten bestuurlijke fouten en kwalijke praktijken via de gewone strafrechtelijke procedure vervolgd worden. Er moet grotere duidelijkheid komen omtrent de regeling van overheidssteun in de sport, in het belang van lokale overheden, sportorganisaties en de belastingbetaler.

Elitesporters kunnen een rolmodel voor jongeren zijn, mits zij zich aan de beginselen van integriteit in de sport houden. Helaas zien we in de elitesport ernstige ethische problemen, zoals doping, match-fixing en eigendom door derden, zaken die efficiënter moeten worden aangepakt. De oplossing voor integriteitskwesties kan alleen op Europees en internationaal niveau worden gevonden, en de bescherming van minderjarigen moet daarbij centraal staan. Doel van onderhavig verslag is dan ook het vinden van oplossingen om dergelijke integriteitsvraagstukken aan te pakken via concrete acties, bijvoorbeeld een transparantieregister voor sportmakelaars, en aldus tot grotere transparantie in de sport te komen.

Ook is het van belang ervoor te zorgen dat grote sportevenementen een positieve en duurzame erfenis achterlaten, niet alleen voor de sport zelf, maar ook voor de cohesie in de steden en landen waar dergelijke evenementen plaatsvinden. Grote sportevenementen bieden een goede gelegenheid voor de georganiseerde sport om positieve waarden te benadrukken, met name wanneer voldaan wordt aan milieuvoorschriften. Tevens bieden zij een gelegenheid om sport als stimulans voor toerisme en de lokale economie te gebruiken.

Het Erasmus+-programma is het meest succesvolle instrument van het EU-sportbeleid. Het zou evenwel nog doeltreffender kunnen worden ingezet. Er dient meer communicatie tussen de Europese Commissie en de lidstaten te zijn. Daarnaast moet de EU als signaal om het probleem van te weinig lichaamsbeweging aan te pakken, meer middelen toewijzen aan sport in het kader van Erasmus+. De mobiliteit van vrijwilligers, coaches, sporters en trainers moet worden verbeterd. Topatleet zijn vergt een dagelijkse inzet, maar de moeilijkste momenten komen vaak wanneer de carrière eindigt. Daarom moet worden nagedacht over verbetering van het systeem van een dubbele loopbaan en gebruik van Erasmus+ in dit opzicht.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

5.12.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Isabella Adinolfi, Dominique Bilde, Andrea Bocskor, Nikolaos Chountis, Silvia Costa, Mircea Diaconu, Angel Dzhambazki, María Teresa Giménez Barbat, Giorgos Grammatikakis, Petra Kammerevert, Andrew Lewer, Svetoslav Hristov Malinov, Stefano Maullu, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Michaela Šojdrová, Helga Trüpel, Sabine Verheyen, Bogdan Brunon Wenta, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver, Krystyna Łybacka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Dietmar Köster, Ernest Maragall, António Marinho e Pinto