VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

13.1.2017 - (COM(2015)0337 – C8-0190/2015 – 2015/0148(COD)) - ***I

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Ian Duncan
Rapporteur voor advies (*):
Fredrick Federley Commissie industrie, onderzoek en energie
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement


Procedure : 2015/0148(COD)
Stadium plenaire behandeling

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

(COM(2015)0337 – C8-0190/2015 – 2015/0148(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2015)0337),

–  gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0190/2015),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 december 2015[1],

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 7 april 2016[2],

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A8-00003/2017),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement    1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)  Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad15 is een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie vastgesteld teneinde de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen.

(1)  Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad15 is een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie vastgesteld teneinde de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen en de industrie in de Unie op duurzame wijze bestand te maken tegen het risico op koolstoflekkage en het wegvloeien van investeringen.

__________________

__________________

15 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

15 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

Motivering

Er moet worden verduidelijkt dat de richtlijn tot doel heeft een bepaald niveau van emissiereducties te behalen op een manier die niet leidt tot koolstoflekkage en het wegvloeien van investeringen. Dit is cruciaal vanuit ecologisch oogpunt (het voorkomen van verplaatsing van emissies), alsook uit economische overwegingen (verplaatsing van activiteiten en banen). Daarom moet deze doelstelling aan het eerste artikel worden toegevoegd, zodat duidelijk wordt dat het om een kerndoelstelling gaat.

Amendement    2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2)  De Europese Raad van oktober 2014 heeft zich ertoe verbonden de totale broeikasgasemissies van de Unie tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 1990. Alle bedrijfstakken van de economie moeten bijdragen aan het behalen van die emissiereducties en de doelstelling zal op de meest kosteneffectieve wijze worden bereikt via de regeling van de Unie voor de handel in emissierechten (EU Emission Trading System, EU-ETS), met tegen 2030 een vermindering met 43 % ten opzichte van 2005. Dat is bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering is ingediend16.

(2)  De Europese Raad van oktober 2014 heeft zich ertoe verbonden de totale broeikasgasemissies van de Unie tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 1990. Alle bedrijfstakken van de economie moeten bijdragen aan het behalen van die emissiereducties en de doelstelling dient op de meest kosteneffectieve wijze te worden bereikt via de regeling van de Unie voor de handel in emissierechten (EU Emission Trading System, EU-ETS), met tegen 2030 een vermindering met 43 % ten opzichte van 2005. Dat is bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend. De inspanningen met betrekking tot het verminderen van emissies moeten eerlijk worden verdeeld onder de bedrijfstakken die onder de EU-ETS vallen.

__________________

 

16 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

 

Amendement    3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis)  Teneinde te voldoen aan de overeengekomen toezegging om alle bedrijfstakken van de economie te doen bijdragen aan de verwezenlijking van de voor 2030 nagestreefde vermindering van de totale broeikasgasemissies van de Unie met ten minste 40 % ten opzichte van het niveau van 1990, is het van belang dat de EU-ETS, die weliswaar het primaire instrument van de Unie vormt om de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor de lange termijn te realiseren, wordt aangevuld met gelijkwaardige aanvullende acties op basis van andere rechtshandelingen en -instrumenten inzake broeikasgasemissies die afkomstig zijn van bedrijfstakken die niet onder de EU-ETS vallen.

Motivering

Door de interactie tussen de EU-ETS en aanvullende wettelijke maatregelen wordt onderstreept hoe belangrijk het is te zorgen voor een ambitieuze aanpak zowel in bedrijfstakken die onder de ETS vallen als in bedrijfstakken die daar niet onder vallen, vooral gezien de aanstaande herziening van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen (ESD) en de regels inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF).

Amendement    4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 ter)  Uit hoofde van de overeenkomst die op 12 december 2015 in Parijs is aangenomen op de 21e Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC (de "Overeenkomst van Parijs") zijn landen verplicht beleidsmaatregelen uit te werken om meer dan 180 voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen (INDC's) te verwezenlijken die zo'n 98 % van de wereldwijde broeikasgasemissies omvatten. De Overeenkomst van Parijs is erop gericht de stijging van de gemiddelde mondiale temperatuur ruim onder 2 °C boven het pre-industriële niveau te houden en zich verder in te spannen om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau. Naar alle verwachting zullen vele van deze beleidsmaatregelen koolstofbeprijzing of gelijkaardige maatregelen inhouden, en daarom moet er in deze richtlijn een herzieningsclausule worden vastgesteld om de Commissie in voorkomend geval in staat te stellen een voorstel te doen voor strengere emissiereducties na de eerste inventarisering in het kader van de Overeenkomst van Parijs in 2023, alsook voor een aanpassing van de bepalingen met betrekking tot transitionele koolstoflekkage om rekening te houden met de ontwikkeling van de koolstofbeprijzingsmechanismen buiten de Unie, en voor bijkomende beleidsmaatregelen en -instrumenten om de toezeggingen van de Unie en haar lidstaten inzake de vermindering van broeikasgasemissies te versterken. De herzieningsclausule moet er tevens voor zorgen dat er binnen de zes maanden na de faciliterende dialoog in het kader van het UNFCCC in 2018 een mededeling wordt aangenomen waarin wordt beoordeeld of de wetgeving van de Unie inzake klimaatverandering aansluit bij de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement    5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 quater)  Volgens de Overeenkomst van Parijs en in overeenstemming met de verbintenissen van de medewetgevers als weergegeven in Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad1 bis en Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad1 ter moeten alle bedrijfstakken van de economie verplicht bijdragen aan de vermindering van de emissiewaarden voor koolstofdioxide (CO2). In dit verband wordt er via de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) gewerkt aan het beperken van de internationale maritieme emissies, een ontwikkeling die moet worden aangemoedigd, met als doel een duidelijk IMO-actieplan voor het nemen van klimaatbeleidsmaatregelen vast te stellen om de CO2-emissies van de scheepvaart op mondiaal niveau te verminderen. De vaststelling van duidelijke streefcijfers voor de vermindering van de internationale maritieme emissies via de IMO is zeer urgent geworden en is voor de Unie een absolute voorwaarde voor het al dan niet nemen van verdere maatregelen om de maritieme bedrijfstak in de EU-ETS op te nemen. Indien een dergelijke overeenkomst echter niet wordt bereikt tegen het einde van 2021 moet de bedrijfstak worden opgenomen in de EU-ETS en moet er een fonds worden ingesteld voor bijdragen van scheepsexploitanten en collectieve naleving met betrekking tot CO2-emissies die al onder het EU-systeem voor monitoring, rapportage en verificatie (MRV-systeem) vallen als vastgelegd in Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad1 quater (emissies die worden uitgestoten in Unie-havens en tijdens reizen van en naar deze havens). Een deel van de opbrengsten van de veiling van emissierechten aan de maritieme bedrijfstak moet worden gebruikt ter verbetering van energie-efficiëntie en ter ondersteuning van investeringen in innovatieve technologieën voor het verminderen van CO2-emissies in de maritieme bedrijfstak, met inbegrip van de korte vaart en havens.

 

__________________

 

1 bis Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).

 

1 ter Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).

 

1 quater Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).

Amendement    6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  De Europese Raad heeft bevestigd dat een goed functionerende, hervormde EU-ETS met een instrument om de markt te stabiliseren het belangrijkste Europese instrument zal zijn om die doelstelling te bereiken, met een jaarlijkse reductiefactor van 2,2 % vanaf 2021, terwijl de kosteloze toewijzing niet afloopt, maar de bestaande maatregelen na 2020 blijven bestaan om het risico op koolstoflekkage ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan zolang er in andere grote economieën geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd en zonder het aandeel van de te veilen rechten te verkleinen. Om de planningszekerheid wat investeringsbeslissingen betreft, te verhogen, de transparantie te vergroten en het systeem in zijn geheel eenvoudiger en gemakkelijker te begrijpen te maken, moet in de wetgeving het aandeel dat wordt geveild als een percentage worden uitgedrukt.

(3)  Een goed functionerende, hervormde EU-ETS met een verbeterd instrument om de markt te stabiliseren zal samen met de verwijdering van een aanzienlijk aantal overtollige rechten van de markt het belangrijkste Europese instrument zijn om die doelstelling te bereiken, met een jaarlijkse reductiefactor van 2,% vanaf 2021, terwijl de kosteloze toewijzing niet afloopt, maar de bestaande maatregelen na 2020 blijven bestaan om het risico op koolstoflekkage ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan zolang er in andere grote economieën geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd. Om de planningszekerheid wat investeringsbeslissingen betreft, te verhogen, de transparantie te vergroten, het systeem in zijn geheel eenvoudiger en gemakkelijker te begrijpen te maken en de bedrijfstakken die het grootste risico op koolstoflekkage lopen te beschermen tegen de toepassing van een transsectorale correctiefactor, moet in de wetgeving het aandeel dat wordt geveild als een percentage worden uitgedrukt en moet dit percentage afnemen bij toepassing van een transsectorale correctiefactor. Deze bepalingen moeten regelmatig worden geëvalueerd aan de hand van de Overeenkomst van Parijs en moeten indien nodig dienovereenkomstig worden aangepast om te voldoen aan de klimaatverplichtingen van de Unie uit hoofde van die overeenkomst.

Amendement    7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis)  De minst ontwikkelde landen (MOL's) zijn bijzonder kwetsbaar voor de effecten van klimaatverandering en zijn slechts in zeer geringe mate verantwoordelijk voor de emissie van broeikasgassen. Daarom moet bijzondere prioriteit worden gegeven aan de behoeften van de MOL's door EU-ETS-rechten te gebruiken voor de financiering van klimaatactie, in het bijzonder voor de aanpassing aan de effecten van klimaatverandering via het Groene Klimaatfonds van het UNFCCC.

Amendement    8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  Het is een essentiële prioriteit van de Unie om een veerkrachtige energie-unie tot stand te brengen om haar burgers betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verstrekken. Om dat te bereiken, is een voortzetting van de ambitieuze klimaatactie nodig, met de EU-ETS als de hoeksteen van het Europese klimaatbeleid, en vooruitgang op andere vlakken van de energie-unie17. De uitvoering van de in het beleidskader 2030 besloten ambitie draagt bij tot de vaststelling van een zinvolle koolstofprijs en tot het verder stimuleren van kosteneffectieve broeikasgasemissiereducties.

(4)  Het is een essentiële prioriteit van de Unie om een veerkrachtige energie-unie tot stand te brengen om haar burgers en bedrijfstakken betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verstrekken. Om dat te bereiken, is een voortzetting van de ambitieuze klimaatactie nodig, met de EU-ETS als de hoeksteen van het klimaatbeleid van de Unie, en vooruitgang op andere vlakken van de energie-unie17. Er moet rekening worden gehouden met de interactie tussen de EU-ETS en andere beleidsmaatregelen inzake klimaat en energie op Unie- en nationaal niveau die van invloed zijn op de vraag naar EU-ETS-rechten. De uitvoering van de in het beleidskader 2030 besloten ambitie en een adequate benadering van de vorderingen met betrekking tot andere aspecten van de energie-unie dragen bij tot de vaststelling van een zinvolle koolstofprijs en tot het verder stimuleren van kosteneffectieve broeikasgasemissiereducties.

__________________

__________________

17 COM(2015) 80, "Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering".

17 COM(2015) 80, "Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering".

Amendement    9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis)  Ambitie op het gebied van energie-efficiëntie die groter is dan het door de Raad goedgekeurde streefcijfer van 27 % moet leiden tot meer kosteloze emissierechten voor bedrijfstakken waar risico op koolstoflekkage bestaat.

Motivering

Voorzitter Juncker heeft zijn steun uitgesproken voor een streefcijfer voor energie-efficiëntie van ten minste 30 %. De meerderheid van het EP wil zelfs nog verder gaan. Dit zal natuurlijk meer emissiereducties in het kader van de verdeling van inspanningen tot gevolg hebben. Daarom dient het plafond voor de verdeling van inspanningen te worden verlaagd en de ruimte te worden gebruikt voor de bescherming van bedrijfstakken waar risico op koolstoflekkage bestaat.

Amendement    10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5)  Het EU-beleid is krachtens artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerd op het beginsel dat de vervuiler betaalt en op basis daarvan voorziet Richtlijn 2003/87/EG op termijn in een overgang naar volledige veiling. Zolang andere grote economieën geen vergelijkbare maatregelen inzake klimaatbeleid nemen, is het uitstellen van een volledige overgang gerechtvaardigd ter voorkoming van koolstoflekkage en is gerichte kosteloze toewijzing van rechten aan de industrie gerechtvaardigd ter vermindering van het reële risico op een stijging van de broeikasgasemissies in derde landen waar voor de industrie geen vergelijkbare koolstofbeperkingen gelden.

(5)  Het EU-beleid is krachtens artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerd op het beginsel dat de vervuiler betaalt en op basis daarvan voorziet Richtlijn 2003/87/EG op termijn in een overgang naar volledige veiling. Zolang andere grote economieën geen vergelijkbare maatregelen inzake klimaatbeleid nemen, is het tijdelijk uitstellen van een volledige veiling gerechtvaardigd ter voorkoming van koolstoflekkage en is gerichte kosteloze toewijzing van rechten aan de industrie een gerechtvaardigde uitzondering op het beginsel dat de vervuiler betaalt, op voorwaarde dat er geen sprake is van overtoewijzing, ter vermindering van het reële risico op een stijging van de broeikasgasemissies in derde landen waar voor de industrie geen vergelijkbare koolstofbeperkingen gelden. Daarom dient de toewijzing van kosteloze rechten dynamischer te verlopen, in overeenstemming met de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden.

Amendement    11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  De veiling van rechten blijft de algemene regel en kosteloze toewijzing de uitzondering. Derhalve, en zoals bevestigd door de Europese Raad, mag het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2013-2020 57 % bedroeg, niet worden verlaagd. In de effectbeoordeling van de Commissie18 worden nadere gegevens over het te veilen aandeel verstrekt en wordt gepreciseerd dat dit aandeel van 57 % bestaat uit namens de lidstaten geveilde rechten, inclusief voor nieuwkomers gereserveerde rechten die niet zijn toegewezen, rechten voor de modernisering van de elektriciteitsopwekking in bepaalde lidstaten en rechten die op een later tijdstip worden geveild aangezien zij in de bij Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad19 ingestelde marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

(6)  De veiling van rechten blijft de algemene regel en kosteloze toewijzing de uitzondering. Derhalve moet het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2021-2030 57 % moet bedragen, worden verlaagd door de transsectorale correctiefactor toe te passen ter bescherming van de bedrijfstakken die het meest zijn blootgesteld aan het risico op koolstoflekkage. In de effectbeoordeling van de Commissie worden nadere gegevens over het te veilen aandeel verstrekt en wordt gepreciseerd dat dit te veilen aandeel van 57 % bestaat uit namens de lidstaten geveilde rechten, inclusief rechten die worden gereserveerd om een moderniseringsfonds in te stellen dat gericht is op het verbeteren van energie-efficiëntie en op de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten, rechten die worden gereserveerd ter compensering van bedrijfstakken of deeltakken die zijn blootgesteld aan een reëel risico op koolstoflekkage wegens aanzienlijke indirecte kosten als gevolg van in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, rechten die worden gereserveerd om een fonds voor een rechtvaardige transitie in te stellen ter ondersteuning van regio's met een groter aandeel werknemers in van koolstof afhankelijke bedrijfstakken en een bbp per hoofd van de bevolking dat ver onder het EU-gemiddelde ligt, en rechten die op een later tijdstip worden geveild aangezien zij in de bij Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad19 ingestelde marktstabiliteitsreserve (MSR) zijn ondergebracht.

__________________

 

18 SEC(2015)XX.

 

19Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L [...] van [...], blz. [...]).

19 Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).

Amendement    12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)  Om het milieuvoordeel van de emissiereducties in de Unie te handhaven terwijl maatregelen van andere landen de industrie geen vergelijkbare stimulansen voor emissiereductie bieden, moeten nog steeds kosteloze rechten worden toegewezen aan installaties in bedrijfstakken en deeltakken die een reëel risico op koolstoflekkage lopen. De ervaring die tijdens de werking van de EU-ETS is opgedaan, bevestigt dat bedrijfstakken en deeltakken in verschillende mate zijn blootgesteld aan een risico op koolstoflekkage en dat kosteloze toewijzing koolstoflekkage heeft voorkomen. Terwijl sommige bedrijfstakken en deeltakken kunnen worden geacht een hoger risico op koolstoflekkage te lopen, kunnen andere om hun emissies te betalen een aanzienlijk deel van de kosten van de rechten in de productprijzen doorberekenen, zonder marktaandeel te verliezen, en dragen zij alleen het resterende deel van de kosten, zodat zij een laag risico op koolstoflekkage lopen. De Commissie moet de relevante bedrijfstakken vaststellen en op basis van hun handelsintensiteit en hun emissie-intensiteit differentiëren om beter te kunnen bepalen welke bedrijfstakken een reëel risico op koolstoflekkage lopen. Indien op basis van die criteria een drempel wordt overschreden die is vastgesteld door rekening te houden met de respectievelijke mogelijkheid van betrokken bedrijfstakken en deeltakken om kosten in de productprijzen door te berekenen, moet die bedrijfstak of deeltak worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Andere moeten worden geacht een laag risico of geen risico op koolstoflekkage te lopen. Door rekening te houden met de mogelijkheden van bedrijfstakken en deeltakken buiten de elektriciteitsopwekking om kosten in de productprijzen door te berekenen, moeten tevens onverhoopte winsten worden beperkt.

(7)  Om het milieuvoordeel van de emissiereducties in de Unie te handhaven terwijl maatregelen van andere landen de industrie geen vergelijkbare stimulansen voor emissiereductie bieden, moeten er nog steeds tijdelijk kosteloze rechten worden toegewezen aan installaties in bedrijfstakken en deeltakken die een reëel risico op koolstoflekkage lopen. De ervaring die tijdens de werking van de EU-ETS is opgedaan, bevestigt dat bedrijfstakken en deeltakken in verschillende mate zijn blootgesteld aan een risico op koolstoflekkage en dat kosteloze toewijzing koolstoflekkage heeft voorkomen. Terwijl sommige bedrijfstakken en deeltakken kunnen worden geacht een hoger risico op koolstoflekkage te lopen, kunnen andere om hun emissies te betalen een aanzienlijk deel van de kosten van de rechten in de productprijzen doorberekenen, zonder marktaandeel te verliezen, en dragen zij alleen het resterende deel van de kosten, zodat zij een laag risico op koolstoflekkage lopen. De Commissie moet de relevante bedrijfstakken vaststellen en op basis van hun handelsintensiteit en hun emissie-intensiteit differentiëren om beter te kunnen bepalen welke bedrijfstakken een reëel risico op koolstoflekkage lopen. Indien op basis van die criteria een drempel wordt overschreden die is vastgesteld door rekening te houden met de respectievelijke mogelijkheid van betrokken bedrijfstakken en deeltakken om kosten in de productprijzen door te berekenen, moet die bedrijfstak of deeltak worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Andere moeten worden geacht een laag risico of geen risico op koolstoflekkage te lopen. Door rekening te houden met de mogelijkheden van bedrijfstakken en deeltakken buiten de elektriciteitsopwekking om kosten in de productprijzen door te berekenen, moeten tevens onverhoopte winsten worden beperkt. Het risico op koolstoflekkage in bedrijfstakken en deeltakken waarvoor kosteloze toewijzing wordt berekend op basis van de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas moet ook worden beoordeeld, in acht genomen dat deze producten in zowel chemische fabrieken als raffinaderijen worden geproduceerd. Om de druk op de beschikbaarheid van kosteloze toewijzingen te doen afnemen, moet er een regeling voor de opneming van de invoer worden ingesteld, volledig in overeenstemming met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De regeling moet gericht zijn op bedrijfstakken met een geringe handelsintensiteit en een grote emissie-intensiteit, bijvoorbeeld cement en klinker.

Amendement    13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)  Om rekening te houden met de technologische vooruitgang in de betrokken bedrijfstakken en de waarden van de benchmarks voor kosteloze toewijzingen aan installaties, vastgesteld aan de hand van gegevens van de jaren 2007-2008, aan de relevante periode van toewijzing aan te passen, moeten die waarden in overeenstemming met de waargenomen gemiddelde vooruitgang worden geactualiseerd. Omwille van de voorspelbaarheid moet dat gebeuren door toepassing van een factor die de beste beoordeling van de vooruitgang in de verschillende bedrijfstakken vertegenwoordigt en rekening houdt met solide, objectieve en geverifieerde gegevens van de installaties, zodat de bedrijfstakken met een aanzienlijk van die factor afwijkende mate van vooruitgang een benchmarkwaarde hebben die dichter bij hun werkelijke mate van vooruitgang ligt. Indien uit de gegevens een verschil ten aanzien van de reductiefactor blijkt dat over de relevante periode jaarlijks meer dan 0,5% hoger of lager ligt dan de waarde van 2007-2008, moet de betrokken benchmarkwaarde ten belope van dat percentage worden aangepast. Om gelijke concurrentievoorwaarden voor de productie van aromaten, waterstof en syngas in raffinaderijen en chemische fabrieken te waarborgen, moeten de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas afgestemd blijven op de benchmarks voor raffinaderijen.

(8)  Om rekening te houden met de technologische vooruitgang in de betrokken bedrijfstakken en de waarden van de benchmarks voor kosteloze toewijzingen aan installaties, vastgesteld aan de hand van gegevens van de jaren 2007 en 2008, aan de relevante periode van toewijzing aan te passen, moeten die waarden in overeenstemming met de waargenomen gemiddelde vooruitgang worden geactualiseerd. Omwille van de voorspelbaarheid moet dat gebeuren door toepassing van een factor die de feitelijke beoordeling van de vooruitgang van de 10 % meest efficiënte installaties in de bedrijfstakken vertegenwoordigt en rekening houdt met solide, objectieve en geverifieerde gegevens van de installaties, zodat de bedrijfstakken met een aanzienlijk van die factor afwijkende mate van vooruitgang een benchmarkwaarde hebben die dichter bij hun werkelijke mate van vooruitgang ligt. Indien uit de gegevens een verschil ten aanzien van de reductiefactor blijkt dat over de relevante periode jaarlijks meer dan 1,75 % afwijkt van de waarde die overeenstemt met de jaren 2007 en 2008 (hetzij hoger, hetzij lager), moet de betrokken benchmarkwaarde ten belope van dat percentage worden aangepast. Indien echter uit de gegevens een vooruitgang over de relevante periode van 0,25 of minder blijkt, moet de betrokken benchmarkwaarde ten belope van dat percentage worden aangepast. Om gelijke concurrentievoorwaarden voor de productie van aromaten, waterstof en syngas in raffinaderijen en chemische fabrieken te waarborgen, moeten de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas afgestemd blijven op de benchmarks voor raffinaderijen.

Amendement    14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)  De lidstaten moeten, in overeenstemming met de staatssteunregels, voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Lidstaten moeten de veilinginkomsten ook gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

(9)  In hun streven naar gelijke concurrentievoorwaarden moeten de lidstaten via een gecentraliseerde regeling op Unieniveau voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde INDC's, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Lidstaten moeten ook aandacht besteden aan de sociale aspecten van het koolstofarmer maken van hun economie en de veilinginkomsten gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt. Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn de via de gecentraliseerde regeling op Unieniveau ontvangen compensatie aan te vullen. Deze financiële maatregelen mogen de niveaus als bedoeld in de desbetreffende richtsnoeren voor staatssteun niet overschrijden.

Amendement    15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10)  De voornaamste stimulans op lange termijn van deze richtlijn voor de CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en baanbrekende innovatie in koolstofarme technologieën en processen is het signaal dat deze verstuurt betreffende de koolstofprijs en dat voor CO2-emissies die permanent worden opgeslagen of vermeden, geen rechten hoeven te worden ingeleverd. Ter aanvulling van de middelen die al worden ingezet om de demonstratie van commerciële faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energietechnologieën te versnellen, moeten de EU-ETS-rechten ook worden gebruikt als gegarandeerde beloning voor het inzetten van faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en industriële innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in de Unie, indien CO2 in voldoende mate wordt opgeslagen of vermeden en op voorwaarde dat er een overeenkomst over kennisdeling is. Het grootste deel van die steun moet afhangen van de geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, terwijl bepaalde steun kan worden verleend indien vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. Het maximale percentage van de projectkosten dat kan worden ondersteund, kan verschillen naargelang de categorie van het project.

(10)  De voornaamste stimulans op lange termijn van deze richtlijn voor CO2-afvang en -opslag (CCS) en CO2-afvang en -gebruik (CCU), nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en baanbrekende innovatie in koolstofarme technologieën en processen is het signaal dat deze verstuurt betreffende de koolstofprijs en dat voor CO2-emissies die permanent worden opgeslagen of vermeden, geen rechten hoeven te worden ingeleverd. Ter aanvulling van de middelen die al worden ingezet om de demonstratie van commerciële faciliteiten voor CCS en CCU en innovatieve hernieuwbare energietechnologieën te versnellen, moeten de EU-ETS-rechten ook worden gebruikt als gegarandeerde beloning voor het inzetten van faciliteiten voor CCS en CCU, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en industriële innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in de Unie, indien CO2 in voldoende mate wordt opgeslagen of vermeden en op voorwaarde dat er een overeenkomst over kennisdeling is. Het grootste deel van die steun moet afhangen van de geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, terwijl bepaalde steun kan worden verleend indien vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. Het maximale percentage van de projectkosten dat kan worden ondersteund, kan verschillen naargelang de categorie van het project.

Amendement    16

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11)  Een moderniseringsfonds moet worden ingesteld met 2 % van de totale EU-ETS-rechten en geveild overeenkomstig de regels en modaliteiten voor veilingen die op het bij Verordening (EU) nr. 1031/2010 vastgestelde gemeenschappelijke veilingplatform plaatsvinden. Lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten in aanmerking komen voor financiering uit het moderniseringsfonds en mogen tot 2030 afwijken van het beginsel van volledige veiling voor elektriciteitsopwekking door gebruik te maken van de mogelijkheid van kosteloze toewijzing om reële investeringen die hun energiesector moderniseren op een transparante manier te bevorderen en tegelijkertijd verstoringen van de interne energiemarkt te vermijden. De regels voor het beheer van het moderniseringsfonds moeten voorzien in een samenhangend, alomvattend en transparant kader om de efficiëntst mogelijke uitvoering te garanderen en moeten rekening houden met de behoefte aan een eenvoudige toegang voor alle deelnemers. De werking van de beheersstructuur moet zijn afgestemd op het doel om een passend gebruik van de financiële middelen te waarborgen. De beheersstructuur moet bestaan uit een investeringsraad en een beheerscomité en in het besluitvormingsproces moet naar behoren rekening worden gehouden met de deskundigheid van de EIB, tenzij steun wordt verleend aan kleine projecten met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies via een nationaal programma dat de doelstellingen van het moderniseringsfonds deelt. Investeringen die uit het fonds worden gefinancierd, moeten door de lidstaten worden voorgesteld. Om ervoor te zorgen dat de investeringsbehoeften in minder kapitaalkrachtige lidstaten adequaat worden aangepakt, zal bij de verdeling van de financiële middelen in gelijke mate rekening worden gehouden met criteria op het gebied van geverifieerde emissies en bbp. De financiële steun uit het moderniseringsfonds kan in verschillende vormen worden verleend.

(11)  Een moderniseringsfonds moet worden ingesteld met 2 % van de totale EU-ETS-rechten en geveild overeenkomstig de regels en modaliteiten voor veilingen die op het bij Verordening (EU) nr. 1031/2010 vastgestelde gemeenschappelijke veilingplatform plaatsvinden. Lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten in aanmerking komen voor financiering uit het moderniseringsfonds. Lidstaten waarvan in 2014 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten tot 2030 de mogelijkheid krijgen af te wijken van het beginsel van volledige veiling voor elektriciteitsopwekking door gebruik te maken van de mogelijkheid van kosteloze toewijzing om reële investeringen die hun energiesector moderniseren en diversifiëren op een transparante manier en in overeenstemming met de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050 te bevorderen, en tegelijkertijd verstoringen van de interne energiemarkt te vermijden. De regels voor het beheer van het moderniseringsfonds moeten voorzien in een samenhangend, alomvattend en transparant kader om de efficiëntst mogelijke uitvoering te garanderen en moeten rekening houden met de behoefte aan een eenvoudige toegang voor alle deelnemers. Deze regels moeten transparant en evenwichtig zijn en zijn afgestemd op het doel om een passend gebruik van de financiële middelen te waarborgen. De beheersstructuur moet bestaan uit een investeringsraad, een adviesraad en een beheerscomité. In het besluitvormingsproces moet naar behoren rekening worden gehouden met de deskundigheid van de EIB, tenzij steun wordt verleend aan kleine projecten met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies via een nationaal programma dat de doelstellingen van het moderniseringsfonds deelt. Investeringen die uit het fonds worden gefinancierd, moeten door de lidstaten worden voorgesteld en elke financiering uit het fonds moet voldoen aan specifieke subsidiabiliteitscriteria. Om ervoor te zorgen dat de investeringsbehoeften in minder kapitaalkrachtige lidstaten adequaat worden aangepakt, zal bij de verdeling van de financiële middelen in gelijke mate rekening worden gehouden met criteria op het gebied van geverifieerde emissies en bbp. De financiële steun uit het moderniseringsfonds kan in verschillende vormen worden verleend.

Amendement    17

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12)  De Europese Raad heeft bevestigd dat de modaliteiten, inclusief de transparantie, van de optionele kosteloze toewijzing om de energiesector in bepaalde lidstaten te moderniseren, moeten worden verbeterd. Investeringen met een waarde van 10 miljoen EUR of meer moeten door de betrokken lidstaat via een concurrerend biedingsproces worden geselecteerd op basis van duidelijke en transparante regels, zodat de kosteloze toewijzing wordt gebruikt ter bevordering van reële investeringen om de energiesector in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van de energie-unie te moderniseren. Investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR moeten ook in aanmerking komen voor financiering uit de kosteloze toewijzing. De betrokken lidstaat moet dergelijke investeringen op basis van duidelijke en transparante criteria selecteren. Er moet een openbare raadpleging over de resultaten van dat selectieproces plaatsvinden. In het stadium van de selectie van investeringsprojecten en van de uitvoering ervan moeten de burgers naar behoren worden geïnformeerd.

(12)  De Europese Raad heeft bevestigd dat de modaliteiten, inclusief de transparantie, van de optionele kosteloze toewijzing om de energiesector in bepaalde lidstaten te moderniseren en te diversifiëren, moeten worden verbeterd. Investeringen met een waarde van 10 miljoen EUR of meer moeten door de betrokken lidstaat via een concurrerend biedingsproces worden geselecteerd op basis van duidelijke en transparante regels, zodat de kosteloze toewijzing wordt gebruikt ter bevordering van reële investeringen om de energiesector in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van de energie-unie, waaronder de bevordering van het derde energiepakket, te moderniseren en te diversifiëren. Investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR moeten ook in aanmerking komen voor financiering uit de kosteloze toewijzing. De betrokken lidstaat moet dergelijke investeringen op basis van duidelijke en transparante criteria selecteren. Er moet een openbare raadpleging over het selectieproces plaatsvinden en de resultaten van een dergelijk selectieproces, met inbegrip van geweigerde projecten, moeten openbaar worden gemaakt. In het stadium van de selectie van investeringsprojecten en van de uitvoering ervan moeten de burgers naar behoren worden geïnformeerd. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om de overeenkomstige rechten gedeeltelijk of volledig over te dragen naar het moderniseringsfonds indien ze in aanmerking komen om van beide instrumenten gebruik te maken. De afwijking moet uiterlijk aan het einde van de handelsperiode in 2030 worden beëindigd.

Amendement    18

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)  De financiering van EU-ETS moet samenhangen met andere financieringsprogramma's van de Unie, inclusief de Europese structuur- en investeringsfondsen, om de doeltreffendheid van de openbare uitgaven te waarborgen.

(13)  De financiering van EU-ETS moet samenhangen met andere financieringsprogramma's van de Unie, inclusief Horizon 2020, het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese structuur- en investeringsfondsen en de Klimaatstrategie van de Europese Investeringsbank (EIB), om de doeltreffendheid van de openbare uitgaven te waarborgen.

Motivering

Het innovatiefonds moet operationeel worden gecoördineerd met Horizon 2020 en het EFSI. Wat het moderniseringsfonds en de voorlopige kosteloze toewijzing betreft, moet rekening worden gehouden met de door de EIB ontwikkelde criteria voor investeringen in klimaat en energie.

Amendement    19

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14)  Krachtens de bestaande bepalingen die kleine installaties van de EU-ETS uitzonderen, kunnen de installaties die zijn uitgezonderd dat blijven; het moet mogelijk worden dat lidstaten hun lijst van uitgezonderde installaties actualiseren en lidstaten die die mogelijkheid momenteel niet gebruiken, moeten dat aan het begin van elke handelsperiode kunnen doen.

(14)  De bestaande bepalingen die kleine installaties van de EU-ETS uitzonderen, moeten worden uitgebreid naar installaties die worden geëxploiteerd door kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) die minder dan 50 000 ton CO2-equivalent uitstoten in elk van de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin een uitzondering wordt aangevraagd. Het moet mogelijk worden dat lidstaten hun lijst van uitgezonderde installaties actualiseren en lidstaten die die mogelijkheid momenteel niet gebruiken, moeten dat aan het begin van elke handelsperiode en halverwege deze periode kunnen doen. Ook moet het mogelijk worden dat installaties die minder dan 5 000 ton CO2-equivalent uitstoten in elk van de drie jaren die voorafgaan aan het begin van elke handelsperiode worden uitgezonderd van de EU-ETS, die om de vijf jaar wordt herbekeken. De lidstaten moeten waarborgen dat alternatieve gelijkwaardige maatregelen voor installaties die niet deelnemen geen hogere nalevingskosten tot gevolg hebben. Voor kleine emittenten die onder de EU-ETS vallen, moeten de eisen voor bewaking, rapportage en verificatie worden vereenvoudigd.

Amendement    20

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16 bis)  Om de administratieve lasten voor bedrijven aanzienlijk te verminderen, staat het de Commissie vrij maatregelen te overwegen zoals het automatiseren van het indienen en verifiëren van verslagen inzake emissies, waarbij het potentieel van informatie- en communicatietechnologieën volledig wordt benut.

Amendement    21

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(17 bis)  In de gedelegeerde handelingen als bedoeld in de artikelen 14 en 15 moeten de regels inzake bewaking, rapportage en verificatie zoveel mogelijk worden vereenvoudigd om de administratieve lasten voor exploitanten te verminderen. In de gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 19, lid 3, moet de toegang tot en het gebruik van het register worden verbeterd, met name voor kleine exploitanten.

Amendement    22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1)  In de hele richtlijn wordt de term "Gemeenschapsregeling" vervangen door "EU-ETS" en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht.

Motivering

Technische aanpassing.

Amendement    23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1 bis)  In de hele richtlijn wordt de term "(ge)hele Gemeenschap" vervangen door "hele Unie", waar van toepassing en met inachtneming van de toepasselijke grammaticale regels.

Motivering

Technische aanpassing.

Amendement    24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1 ter)  In de hele richtlijn, met uitzondering van de onder de punten -1) en -1 bis) bedoelde gevallen en in artikel 26, lid 2, wordt de term "Gemeenschap" vervangen door "Unie", waar van toepassing en met inachtneming van de toepasselijke grammaticale regels.

Motivering

Technische aanpassing.

Amendement    25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1 quater)  In de hele richtlijn wordt de formulering "de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure" vervangen door de formulering "de in artikel 30 quater, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure".

Motivering

Technische aanpassing.

Amendement    26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1 quinquies)  In artikel 3 octies, in artikel 5, lid 1, onder d), in artikel 6, lid 2, onder c, in artikel 10 bis, lid 2, tweede alinea, in artikel 14, leden 2, 3 en 4, in artikel 19, leden 1 en 4, en in artikel 29 bis, lid 4, wordt het woord "verordening" vervangen door het woord "handeling" en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht.

Motivering

Technische aanpassing.

Amendement    27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 sexies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 2 – alinea 1

 

Bestaande tekst

Amendement

 

-1 sexies)   In artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

"1.   Deze richtlijn is van toepassing op emissies uit de in bijlage I genoemde activiteiten en de in bijlage II genoemde broeikasgassen."

"1.   Deze richtlijn is van toepassing op emissies uit de in bijlage I genoemde activiteiten, op de in bijlage II genoemde broeikasgassen en op importeurs als vastgesteld in artikel 10 ter."

Amendement    28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 septies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 – letter h

 

Bestaande tekst

Amendement

 

-1 septies)  Artikel 3, onder h), wordt vervangen door:

"h)  "nieuwkomer":

"h)  "nieuwkomer":

-  een installatie die een of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten uitvoert en waaraan na 30 juni 2011 voor de eerste maal een vergunning voor broeikasgasemissies is verleend,

-  een installatie die een of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten uitvoert en waaraan na 30 juni 2018 voor de eerste maal een vergunning voor broeikasgasemissies is verleend,

-  een installatie die een activiteit uitvoert die overeenkomstig artikel 24, lid 1 of 2, voor de eerste maal in de Gemeenschapsregeling is opgenomen, of

-  een installatie die een activiteit uitvoert die overeenkomstig artikel 24, lid 1 of 2, voor de eerste maal in de Unieregeling is opgenomen, of

-  een installatie die een of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten dan wel een activiteit die overeenkomstig artikel 24, lid 1 of 2, in de Gemeenschapsregeling is opgenomen, uitvoert en na 30 juni 2011 een aanzienlijke uitbreiding heeft ondergaan, alleen voor zover het deze uitbreiding betreft;"

-  een installatie die een of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten dan wel een activiteit die overeenkomstig artikel 24, lid 1 of 2, in de Unieregeling is opgenomen, uitvoert en na 30 juni 2018 een aanzienlijke uitbreiding heeft ondergaan, alleen voor zover het deze uitbreiding betreft;"

Motivering

De huidige definitie van een nieuwkomer – een installatie die na 30 juni 2011 een vergunning voor broeikasgasemissies krijgt – moet worden gewijzigd om in overeenstemming te zijn met fase 4. Volgens de huidige richtlijn wordt een installatie waaraan drie maanden voor de indiening van de lijst van installaties door de lidstaten (september 2011) een vergunning is verleend, beschouwd als nieuwkomer. In het voorstel voor fase 4 wordt ervan uitgegaan dat de lijst van installaties uiterlijk op 30 september 2018 wordt ingediend; voortgaand op deze logica moeten installaties die na 30 juni 2018 in gebruik worden genomen, beschouwd worden als nieuwkomers.

Amendement    29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 octies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 – letter u bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1 octies)  Aan artikel 3 wordt het volgende punt toegevoegd:

 

"u bis)  "kleine emittent": een installatie met lage emissies die wordt geëxploiteerd door een kleine of middelgrote onderneming1 bis en die ten minste aan één van de volgende criteria voldoet:

 

– de gemiddelde jaarlijkse geverifieerde emissies van die installatie als gerapporteerd aan de desbetreffende bevoegde autoriteit tijdens de handelsperiode direct voorafgaand aan de huidige handelsperiode, met uitzondering van CO2 afkomstig uit biomassa en vóór enige aftrek van overgebracht CO2, bedragen minder dan 50 000 ton CO2-equivalent per jaar;

 

– de gegevens van de gemiddelde jaarlijkse emissies als bedoeld onder het eerste streepje zijn niet beschikbaar met betrekking tot die installatie of zijn niet meer van toepassing op die installatie vanwege wijzigingen in de grenzen van de installatie of wijzigingen in de exploitatievoorwaarden van de installatie, maar de jaarlijkse emissies van de installatie voor de volgende vijf jaar, met uitzondering van CO2 afkomstig uit biomassa en vóór aftrek van overgedragen CO2, zullen naar verwachting minder dan 50 000 ton CO2-equivalent per jaar bedragen."

 

__________________

 

1 bis Als gedefinieerd in de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG.

Amendement    30

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 nonies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 quater – lid 2

 

Bestaande tekst

Amendement

 

-1 nonies)  Artikel 3 quater, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Voor de in artikel 13, lid 1, bedoelde periode die ingaat op 1 januari 2013, en, indien er na de in artikel 30, lid 4, bedoelde evaluatie geen wijzigingen zijn aangebracht, voor iedere volgende periode, is de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten gelijk aan 95 % van de historische luchtvaartemissies vermenigvuldigd met het aantal jaren in de periode.

"2. Voor de in artikel 13 bedoelde periode die ingaat op 1 januari 2013, en, indien er na de in artikel 30, lid 4, bedoelde evaluatie geen wijzigingen zijn aangebracht, voor iedere volgende periode, is de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten gelijk aan 95 % van de historische luchtvaartemissies vermenigvuldigd met het aantal jaren in de periode.

 

De totale hoeveelheid rechten die in 2021 wordt toegewezen aan vliegtuigexploitanten moet 10 % lager liggen dan de gemiddelde toewijzing voor de periode van 1 januari 2014 t/m 31 december 2016, en daarna afnemen met hetzelfde jaarlijkse percentage als voor het totale plafond van de EU-ETS als bedoeld in artikel 10, lid 1, tweede alinea, zodat het plafond voor de luchtvaartsector uiterlijk in 2030 beter overeenstemt met het plafond voor de bedrijfstakken die onder de EU-ETS vallen.

 

Voor luchtvaartactiviteiten van en naar luchtvaartterreinen in landen buiten de EER kan de hoeveelheid vanaf 2021 toe te wijzen rechten worden aangepast met inachtneming van het toekomstig mondiaal marktgebaseerd mechanisme waarover in de 39e vergadering van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) overeenstemming is bereikt. Uiterlijk in 2019, na afloop van de 40e vergadering van de ICAO, dient de Commissie met betrekking tot deze activiteiten een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.

Dit percentage kan in het kader van de algemene evaluatie van deze richtlijn worden herzien."

Dit percentage kan in het kader van de algemene evaluatie van deze richtlijn worden herzien."

Amendement    31

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 decies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 quater – lid 4

 

Bestaande tekst

Amendement

 

-1 decies)  In artikel 3 quater, lid 4, wordt de laatste zin vervangen door:

Die vaststelling wordt door het in artikel 23, lid 1, bedoelde comité bestudeerd.

Die vaststelling wordt door het in artikel 30 quater, lid 1, bedoelde comité bestudeerd.

Motivering

Technische aanpassing.

Amendement    32

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 undecies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 quinquies – lid 2

 

Bestaande tekst

Amendement

 

-1 undecies)  Artikel 3 quinquies, lid 2, wordt vervangen door:

"2.  Vanaf 1 januari 2013 wordt 15 % van de rechten geveild. Dit percentage kan worden verhoogd, als onderdeel van de algehele evaluatie van deze richtlijn.

"2.  Vanaf 1 januari 2021 wordt 50 % van de rechten geveild."

Motivering

Ongebruikte kosteloze rechten moeten beschikbaar worden gesteld om het risico op koolstoflekkage in bedrijfstakken met een grote koolstof- en handelsintensiteit te helpen tegengaan.

Amendement    33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 quinquies – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1)  In artikel 3 quinquies, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

1)  Artikel 3 quinquies, lid 3, wordt vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

"3.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor de veiling door de lidstaten van emissierechten die niet kosteloos behoeven te worden verleend in overeenstemming met de leden 1 en 2 van dit artikel of artikel 3 septies, lid 8. Voor alle lidstaten geldt dat het aantal in elke periode te veilen emissierechten evenredig is met het aandeel van de betreffende lidstaat in de totale hoeveelheid aan de luchtvaart toegewezen emissies voor de referentiejaren, als gerapporteerd ingevolge artikel 14, lid 3, en geverifieerd ingevolge artikel 15. Voor de in artikel 3 quater, lid 1, bedoelde periode is het referentiejaar 2010; voor elke volgende in artikel 3 quater bedoelde periode is het referentiejaar het kalenderjaar dat 24 maanden voor het begin van de periode waarop de veiling betrekking heeft, afloopt."

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 quinquies – lid 4 – alinea 1

 

Bestaande tekst

Amendement

 

1 bis)  In artikel 3 quinquies, lid 4, wordt de eerste alinea vervangen door:

"4.  De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. De opbrengsten zouden moeten worden gebruikt om de klimaatverandering in de Europese Unie en in derde landen aan te pakken, onder meer om de emissie van broeikasgassen terug te dringen, om de aanpassing aan het effect van de klimaatverandering in de Europese Unie en derde landen, met name ontwikkelingslanden te bevorderen, om onderzoek en ontwikkeling te financieren op het gebied van beperking en aanpassing, inclusief met name in de luchtvaart en het luchtvervoer, om de emissies terug te dringen via transport met een lage emissie en om de beheerskosten van de Gemeenschapsregeling te dekken. De veilingopbrengsten moeten ook worden gebruikt voor de financiering van bijdragen aan het wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie, alsmede van maatregelen ter voorkoming van ontbossing."

"4.  Alle opbrengsten moeten worden gebruikt om de klimaatverandering in de Europese Unie en in derde landen aan te pakken, onder meer om de emissie van broeikasgassen terug te dringen, om de aanpassing aan het effect van de klimaatverandering in de Europese Unie en derde landen, met name ontwikkelingslanden te bevorderen, om onderzoek en ontwikkeling te financieren op het gebied van beperking en aanpassing, inclusief met name in de luchtvaart en het luchtvervoer, om de emissies terug te dringen via transport met een lage emissie en om de beheerskosten van de Unieregeling te dekken. De veilingopbrengsten mogen ook worden gebruikt voor de financiering van bijdragen aan het wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie, alsmede van maatregelen ter voorkoming van ontbossing."

Amendement    35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 sexies – lid 1 bis (nieuw)

 

Bestaande tekst

Amendement

 

1 ter)  Aan artikel 3 sexies wordt het volgende lid toegevoegd:

 

"1 bis.   Met ingang van 2021 wordt er uit hoofde van deze richtlijn uitsluitend kosteloze toewijzing van rechten verleend aan de luchtvaartsector als dit wordt bevestigd door een later besluit dat wordt aangenomen door het Europees Parlement en de Raad, aangezien in resolutie A-39/3 van de ICAO een mondiale marktgebaseerde maatregel naar voren wordt geschoven die vanaf 2021 van toepassing moet worden. In dat verband houden de medewetgevers rekening met de interactie tussen deze marktgebaseerde maatregel en de EU-ETS."

Amendement    36

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Hoofdstuk II bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis)  Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

 

"HOOFDSTUK II bis

 

Opneming van scheepvaart bij gebrek aan vooruitgang op internationaal niveau

 

Artikel 3 octies bis

 

Inleiding

 

Bij gebrek aan een vergelijkbare regeling binnen het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) worden CO2-emissies afkomstig van havens van de Unie en van reizen naar en vanuit aanloophavens van de Unie met ingang van 2021 in rekening gebracht via het systeem dit in dit hoofdstuk wordt uiteengezet en dat met ingang van 2023 operationeel moet worden.

 

Artikel 3 octies ter

 

Toepassingsgebied

 

Uiterlijk op 1 januari 2023 worden de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op het toewijzen en verlenen van emissierechten met betrekking tot CO2-emissies van schepen die zich bevinden binnen, aankomen in of vertrekken uit havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen, overeenkomstig de bepalingen als vastgesteld in Verordening (EU) nr. 2015/757. De artikelen 12 en 16 zijn op dezelfde wijze van toepassing op maritieme activiteiten als op andere activiteiten.

 

Artikel 3 octies quater

 

Bijkomende emissierechten voor de maritieme sector

 

Uiterlijk op 1 augustus 2021 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze richtlijn door vaststelling van de totale hoeveelheid emissierechten voor de maritieme bedrijfstak in overeenstemming met andere bedrijfstakken, de toewijzingsmethode voor emissierechten voor deze bedrijfstak via veilingen en de bijzondere bepalingen met betrekking tot de administrerende lidstaat. Wanneer de maritieme bedrijfstak wordt opgenomen in de EU-ETS wordt de totale hoeveelheid emissierechten met die hoeveelheid verhoogd.

 

Twintig procent van de opbrengsten uit de veiling van de in artikel 3 octies quinquies bedoelde emissierechten wordt gebruikt via het uit hoofde van dat artikel opgerichte fonds (het "Maritiem klimaatfonds") ter verbetering van energie-efficiëntie en ter ondersteuning van investeringen in innovatieve technologieën voor het verminderen van CO2-emissies in de maritieme bedrijfstak, met inbegrip van de korte vaart en havens.

 

Artikel 3 octies quinquies

 

Maritiem klimaatfonds

 

1.  Op Unieniveau wordt er een fonds opgericht ter compensering van maritieme emissies, ter verbetering van energie-efficiëntie en ter bevordering van investeringen in innovatieve technologieën voor het verminderen van CO2-emissies in de maritieme bedrijfstak.

 

2.  Scheepsexploitanten mogen op vrijwillige basis een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage betalen aan het fonds in overeenstemming met de totale hoeveelheid emissies die zij uit hoofde van Verordening (EU) nr. 2015/757 voor het voorgaande kalenderjaar hebben gerapporteerd. In afwijking van artikel 12, lid 3, levert het fonds emissierechten collectief in namens scheepsexploitanten die lid zijn van het fonds. De bijdrage per ton emissies wordt jaarlijks uiterlijk op 28 februari vastgesteld door het fonds en bedraagt niet minder dan de marktprijs voor emissierechten in het voorgaande jaar.

 

3.  Het fonds verwerft een hoeveelheid emissierechten die gelijk is aan de collectieve totale hoeveelheid emissies van zijn leden tijdens het voorgaande kalenderjaar en levert de rechten elk jaar uiterlijk op 30 april in bij het register dat uit hoofde van artikel 19 is ingesteld, waarna ze worden geannuleerd. De bijdragen worden openbaar gemaakt.

 

4.  Het fonds dient ook ter verbetering van energie-efficiëntie en ter bevordering van investeringen in innovatieve technologieën voor het verminderen van CO2-emissies in de maritieme bedrijfstak, met inbegrip van de korte vaart en havens, aan de hand van de in artikel 3 octies quater bedoelde opbrengsten. Alle door het fonds ondersteunde investeringen worden openbaar gemaakt en zijn in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn.

 

5.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze richtlijn vast te stellen betreffende de uitvoering van dit artikel.

 

Artikel 3 octies sexies

 

Internationale samenwerking

 

Indien een internationale overeenkomst wordt bereikt over mondiale maatregelen ter beperking van broeikasgasemissies van maritiem vervoer, herziet de Commissie deze richtlijn en stelt zij in voorkomend geval wijzigingen voor om de richtlijn af te stemmen op die internationale overeenkomst.

Amendement    37

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 5 – punt 1 – letter d bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 ter)  Aan artikel 5, eerste alinea, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

"d bis)  alle CCU-technologieën die in de installatie zullen worden gebruikt om emissies te helpen verminderen".

Motivering

Indien de exploitant van plan is technologieën te gebruiken die de emissies verminderen, moet deze informatie ook worden opgenomen in de aanvraag van een emissievergunning.

Amendement    38

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 6 – lid 2 – letters e bis en e ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 quater)  Aan artikel 6, lid 2, worden de volgende punten toegevoegd:

 

"e bis)  alle wettelijke verplichtingen inzake sociale verantwoordelijkheid en rapportage om voor een gelijke en doeltreffende tenuitvoerlegging van milieuvoorschriften te zorgen en te garanderen dat de bevoegde autoriteiten en belanghebbenden, waaronder vertegenwoordigers van werknemers, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en lokale gemeenschappen, toegang hebben tot alle relevante informatie, zoals bepaald in het Verdrag van Aarhus en opgenomen in het recht van de Unie en het nationaal recht, met inbegrip van Richtlijn 2003/87/EG;

 

e ter)  een verplichting om elk jaar uitgebreide informatie te publiceren over maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan en over de naleving van de richtlijnen van de Unie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid op het werk; deze informatie moet toegankelijk zijn voor vertegenwoordigers van werknemers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld uit de lokale gemeenschappen in de omgeving van de installatie."

Amendement    39

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 7

 

Bestaande tekst

Amendement

 

2 quinquies)  Artikel 7 wordt vervangen door:

"De exploitant stelt de bevoegde autoriteit in kennis van voorgenomen wijzigingen in de aard of de werking, van voorgenomen uitbreidingen of van aanzienlijke capaciteitsvermindering van de installatie, waarvoor een aanpassing van de broeikasgasemissievergunning vereist kan zijn. Zo nodig stelt de bevoegde autoriteit de vergunning bij. Bij een verandering in de identiteit van de exploitant van de installatie past de bevoegde autoriteit de vergunning aan door vermelding van de naam en het adres van de nieuwe exploitant."

"De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van voorgenomen wijzigingen in de aard of de werking, van voorgenomen uitbreidingen of van aanzienlijke capaciteitsvermindering van de installatie, waarvoor een aanpassing van de broeikasgasemissievergunning vereist kan zijn. Zo nodig stelt de bevoegde autoriteit de vergunning bij. Bij een verandering in de identiteit van de exploitant van de installatie past de bevoegde autoriteit de vergunning aan met de identiteit en contactgegevens van de nieuwe exploitant."

Amendement    40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 9 – leden 2 en 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met ingang van 2021 bedraagt de lineaire factor 2,2 %.

Met ingang van 2021 bedraagt de lineaire factor 2,4 %.

Motivering

Dit is het absolute minimum om de ondergrens van de EU-doelstelling om de emissies tegen 2050 te verminderen met 80 tot 95 % te kunnen bereiken.

Amendement    41

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)  aan lid 1 worden drie nieuwe alinea's toegevoegd:

a)  lid 1 wordt vervangen door:

 

"1.  Met ingang van 2019 veilen dan wel annuleren de lidstaten alle emissierechten die niet overeenkomstig artikel 10 bis en 10 quater kosteloos worden toegewezen en niet in de MSR worden opgenomen."

Amendement    42

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten 57 %.

Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen of geannuleerde emissierechten 57 %, en dit aandeel neemt met maximaal vijf procentpunten af gedurende de gehele periode van tien jaar, te beginnen op 1 januari 2021, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 5. Een dergelijke aanpassing mag uitsluitend plaatsvinden in de vorm van een vermindering van rechten die worden geveild overeenkomstig lid 2, eerste alinea, onder a). Indien er geen aanpassingen zijn of indien er voor een aanpassing minder dan vijf procentpunten nodig zijn, wordt de resterende hoeveelheid rechten geannuleerd. Een dergelijke annulering mag niet meer dan 200 miljoen rechten betreffen.

Amendement    43

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn ("het moderniseringsfonds").

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds ter verbetering van de energie-efficiëntie en modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn ("het moderniseringsfonds"). De in deze alinea vastgestelde hoeveelheid maakt deel uit van het aandeel te veilen rechten van 57 % als vastgesteld in de tweede alinea.

Amendement    44

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Daarnaast wordt 3 % van de totale hoeveelheid tussen 2021 en 2030 te verlenen emissierechten geveild om de bedrijfstakken of deeltakken te compenseren die aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, als bepaald in artikel 10 bis, lid 6, van deze richtlijn. Twee derde van de in deze alinea vastgestelde hoeveelheid maakt deel uit van het aandeel te veilen rechten van 57 % als bedoeld in de tweede alinea.

Amendement    45

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Met ingang van 1 januari 2021 wordt ter aanvulling van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds een fonds voor een rechtvaardige transitie opgericht dat wordt gefinancierd door samenbrenging van 2 % van de veilingopbrengsten.

 

De opbrengsten van deze veilingen blijven op Unieniveau en worden gebruikt om regio's te ondersteunen waar een groot aandeel werknemers is tewerkgesteld in van koolstof afhankelijke sectoren en waar het bbp per hoofd van de bevolking ver onder het Uniegemiddelde ligt. Deze maatregelen worden genomen met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

 

Deze voor rechtvaardige transitie bedoelde veilingopbrengsten kunnen op verschillende manieren worden aangewend, zoals:

 

- voor het creëren van cellen voor herplaatsing en/of mobiliteit,

 

- voor onderwijs-/opleidingsinitiatieven om werknemers om te scholen of bij te scholen,

 

- voor ondersteuning bij het zoeken naar een baan,

 

- voor het oprichten van bedrijven, en

 

- voor toezichts- en preventieve maatregelen ter voorkoming of beperking van de negatieve gevolgen van het herstructureringsproces op de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

 

Aangezien de door een fonds voor een rechtvaardige transitie te financieren kernactiviteiten sterk samenhangen met de arbeidsmarkt, moeten de sociale partners actief worden betrokken bij het beheer van het fonds – naar het voorbeeld van het comité van het Europees Sociaal Fonds – en is de deelname van lokale sociale partners een eerste vereiste die moet zijn vervuld voordat projecten financiering kunnen ontvangen.

Amendement    46

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt, na aftrek van de hoeveelheid rechten als bedoeld in artikel 10 bis, lid 8, eerste alinea, overeenkomstig lid 2 verdeeld.

Amendement    47

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Op 1 januari 2021 worden 800 miljoen in het MSR ondergebrachte rechten geannuleerd.

Amendement    48

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b – punt ii

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 2 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b)  10 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten die met het oog op solidariteit en groei binnen de Gemeenschap over bepaalde lidstaten wordt verdeeld, zodat de hoeveelheid emissierechten die deze lidstaten krachtens punt a) veilen, met de in bijlage II bis vermelde percentages wordt verhoogd.

b)  10 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten die met het oog op solidariteit en groei binnen de Gemeenschap over bepaalde lidstaten wordt verdeeld, zodat de hoeveelheid emissierechten die deze lidstaten krachtens punt a) veilen, met de in bijlage II bis vermelde percentages wordt verhoogd. Voor lidstaten die in aanmerking komen voor het moderniseringsfonds als vastgesteld in artikel 10 quinquies geldt dat hun aandeel rechten als bepaald in bijlage II bis wordt overgedragen naar hun aandeel in het moderniseringsfonds.

Amendement    49

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – inleidende formule

 

Bestaande tekst

Amendement

 

b bis)  in lid 3 wordt het inleidende deel vervangen door:

"3.  De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. Ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, zou moeten worden gebruikt voor één of meerdere van de onderstaande doelstellingen:"

"3.  De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. De totale opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten worden voor 100 % gebruikt voor één of meerdere van de onderstaande doelstellingen:"

Amendement    50

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – letter b

 

Bestaande tekst

Amendement

 

b ter)  in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

"b)  de ontwikkeling van duurzame energie om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om tegen 2020 20 % duurzame energie te gebruiken, alsook de ontwikkeling van andere technologieën die bijdragen tot de overgang naar een veilige en duurzame, koolstofarme economie, en om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om de energie-efficiëntie tegen 2020 met 20 % op te voeren;"

"b)  de ontwikkeling van duurzame energie om te voldoen aan de toezegging van de Unie inzake duurzame energie tegen 2030, alsook de ontwikkeling van andere technologieën die bijdragen tot de overgang naar een veilige en duurzame, koolstofarme economie, en om te voldoen aan de toezegging van de Unie om de energie-efficiëntie tegen 2030 op te voeren tot de niveaus waartoe is besloten in de toepasselijke wetgevingshandelingen;"

Amendement    51

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – letter f

 

Bestaande tekst

Amendement

 

b quater)  in lid 3 wordt punt f) vervangen door:

"f)  het aanmoedigen van het overschakelen op vervoersvormen met een lage emissie en op vormen van openbaar vervoer;"

"f)  het aanmoedigen van het overschakelen op vervoersvormen met een lage emissie en op vormen van openbaar vervoer en – zolang CO2-kosten niet op een vergelijkbare manier worden weergegeven voor andere vormen van oppervlaktevervoer – het ondersteunen van geëlektrificeerde vervoersvormen zoals de spoorwegen of andere geëlektrificeerde vormen van oppervlaktevervoer, rekening houdend met hun indirecte EU-ETS-kosten;"

Amendement    52

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – letter h

 

Bestaande tekst

Amendement

 

b quinquies)  in lid 3 wordt punt h) vervangen door:

"h)  maatregelen die tot doel hebben de energie-efficiëntie en isolatie te verbeteren of financiële steun te verlenen voor de aanpak van maatschappelijke aspecten in huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen;"

"h)  maatregelen die tot doel hebben energie-efficiëntie, systemen voor stadsverwarming en isolatie te verbeteren of financiële steun te verlenen voor de aanpak van maatschappelijke aspecten in huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen;"

Amendement    53

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter c

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – letter j

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

j)  de financiering van maatregelen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, op voorwaarde dat deze maatregelen aan de in artikel 10 bis, lid 6, vastgestelde voorwaarden voldoen;

j)  de financiering van maatregelen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, op voorwaarde dat niet meer dan 20 % van de opbrengsten hiervoor worden gebruikt en dat deze maatregelen aan de in artikel 10 bis, lid 6, vastgestelde voorwaarden voldoen;

Amendement    54

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter c

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – letter l

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

l)  de bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt, en dat in nauwe samenspraak met de sociale partners.

l)  het aanpakken van de sociale gevolgen van het koolstofarm maken van hun economieën en de bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen, en dat in nauwe samenspraak met de sociale partners.

Amendement    55

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter c bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c bis)  in lid 3 wordt de volgende alinea ingevoegd:

 

"Deze informatie wordt aangeleverd in een standaardformaat dat door de Commissie is uitgewerkt, met inbegrip van informatie over het gebruik van veilingopbrengsten voor de verschillende categorieën en de additionaliteit van het gebruik van de middelen. De Commissie maakt deze informatie openbaar op haar website."

Amendement    56

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter c ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – alinea 2

 

Bestaande tekst

Amendement

 

c ter)  lid 3, tweede alinea, wordt vervangen door:

"De lidstaten voldoen aan het in dit lid bepaalde indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren, waaronder met name in ontwikkelingslanden, of nationale reguleringsmaatregelen uitvoeren die financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veilingen van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen."

"De lidstaten voldoen aan het in dit lid bepaalde indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren, waaronder met name in ontwikkelingslanden, of nationale reguleringsmaatregelen uitvoeren die bijkomende financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan 100 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veilingen van emissierechten en hebben deze beleidsmaatregelen gerapporteerd in een standaardformaat dat door de Commissie ter beschikking is gesteld."

Amendement    57

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 4 – alinea's 1, 2 en 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d)  in lid 4 wordt de derde alinea vervangen door:

d)  in lid 4 worden de eerste, de tweede en de derde alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

"4.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van veilingen om ervoor te zorgen dat deze op een open, transparante, geharmoniseerde en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. Te dien einde moet dit proces voorspelbaar zijn, met name met betrekking tot het tijdstip en de opeenvolging van veilingen en de geraamde hoeveelheden emissierechten die aangeboden worden. Wanneer uit een beoordeling blijkt dat er met betrekking tot afzonderlijke bedrijfstakken geen significante gevolgen te verwachten zijn voor bedrijfstakken of deeltakken die zijn blootgesteld aan een significant risico op koolstoflekkage, kan de Commissie, teneinde de ordelijke werking van de markt te waarborgen, onder uitzonderlijke omstandigheden het tijdschema wijzigen voor de in artikel 13, lid 1, bedoelde periode die op 1 januari 2013 aanvangt. De Commissie voert niet meer dan één zulke wijziging door voor een maximumaantal van 900 miljoen emissierechten.

 

De veilingen worden zodanig opgezet dat:

 

a)  de exploitanten, en met name eventuele kmo’s die onder de EU-ETS vallen, volledige, eerlijke en gelijke toegang krijgen;

 

b)  alle deelnemers op hetzelfde tijdstip toegang hebben tot dezelfde informatie en dat deelnemers het verloop van de veiling niet ondermijnen;

 

c)  de organisatie van en deelname aan veilingen kosteneffectief is en dat onnodige administratieve kosten worden vermeden; en

 

d)  kleine emittenten toegang krijgen tot emissierechten.";

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    58

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter d bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 4 – alinea 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

d bis)  in lid 4 wordt de volgende vijfde alinea toegevoegd:

 

"De lidstaten rapporteren het aantal door nationale maatregelen gesloten elektriciteitsopwekkingscentrales op hun grondgebied om de twee jaar aan de Commissie. De Commissie berekent het aantal emissierechten dat overeenstemt met die sluitingen en stelt de lidstaten op de hoogte. De lidstaten mogen een overeenkomstige hoeveelheid rechten uit de totale hoeveelheid die in overeenstemming met lid 2 is verdeeld, annuleren."

Amendement    59

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter d ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 5

 

Bestaande tekst

Amendement

 

d ter)  lid 5 wordt vervangen door:

"5.  De Commissie houdt toezicht op de werking van de Europese koolstofmarkt. Elk jaar dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking van de koolstofmarkt, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van de veilingen, liquiditeit en verhandelde hoeveelheden. Indien nodig, zorgen de lidstaten ervoor dat alle relevante informatie ten minste twee maanden voor de goedkeuring van het verslag door de Commissie, aan deze laatste wordt doorgegeven."

"5.  De Commissie houdt toezicht op de werking van de EU-ETS. Elk jaar dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking ervan, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van de veilingen, liquiditeit en verhandelde hoeveelheden. In het verslag moet ook aandacht worden besteed aan de interactie tussen de EU-ETS en andere beleidsmaatregelen van de Unie inzake klimaat en energie, onder meer aan de manier waarop deze beleidsmaatregelen het evenwicht tussen aanbod en vraag in de EU-ETS beïnvloeden en aan de vraag of ze stroken met de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050. In het verslag wordt tevens rekening gehouden met het risico op koolstoflekkage en de effecten op investeringen binnen de Unie. De lidstaten zorgen ervoor dat alle relevante informatie ten minste twee maanden voor de goedkeuring van het verslag door de Commissie, aan deze laatste wordt doorgegeven."

Amendement    60

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 1 – alinea's 1 en 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)  in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

a)  in lid 1 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen. Die handeling voorziet ook in extra toewijzing uit de nieuwkomersreserve voor aanzienlijke productieverhogingen door dezelfde drempels en toewijzingsaanpassingen toe te passen als die welke ten aanzien van een gedeeltelijke beëindiging van de werking gelden."

"1. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter een gedelegeerde handeling vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met voor de hele Unie geldende en volledig geharmoniseerde uitvoeringsmaatregelen voor het toewijzen van de in de leden 4, 5 en 7 bedoelde emissierechten, met inbegrip van bepalingen die nodig zijn voor een geharmoniseerde toepassing van lid 19. Die handeling voorziet ook in extra toewijzing uit de nieuwkomersreserve voor aanzienlijke productieschommelingen. Met name wordt erin bepaald dat iedere toe- of afname van de productie van ten minste 10 %, uitgedrukt als voortschrijdend gemiddelde van geverifieerde productiegegevens voor de twee voorgaande jaren vergeleken met de productieactiviteit die gerapporteerd wordt overeenkomstig artikel 11, wordt aangepast met een overeenkomstige hoeveelheid emissierechten door rechten toe te voegen of te onttrekken aan de reserve als bedoeld in lid 7.

 

Bij de voorbereiding van de gedelegeerde handeling als bedoeld in de eerste alinea houdt de Commissie voor ogen dat de administratieve complexiteit moet worden beperkt en dat moet worden voorkomen dat het systeem wordt gemanipuleerd. Hiertoe mag de Commissie in voorkomend geval flexibel omgaan met de toepassing van de in dit lid vastgestelde drempels, indien specifieke omstandigheden dit rechtvaardigen."

Amendement    61

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter a bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 1 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

a bis) in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

"De in de eerste alinea bedoelde maatregelen bevatten voor zover mogelijk voor de hele Gemeenschap geldende ex ante benchmarks die waarborgen dat de toewijzing gebeurt op een wijze die de reductie van broeikasgasemissies en het gebruik van energie-efficiënte technieken stimuleert door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocedés, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, energie-efficiënt hergebruik van rookgassen, het gebruik van biomassa en het afvangen en de opslag van CO2, indien de faciliteiten daarvoor beschikbaar zijn, en zetten niet aan tot een toename van de emissie. Er wordt geen kosteloze toewijzing gegeven voor elektriciteitsopwekking, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 10 quater en voor met rookgassen geproduceerde elektriciteit."

"De in de eerste alinea bedoelde maatregelen bevatten voor zover mogelijk voor de hele Unie geldende ex ante benchmarks die waarborgen dat de toewijzing gebeurt op een wijze die de reductie van broeikasgasemissies en het gebruik van energie-efficiënte technieken stimuleert door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocedés, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, energie-efficiënt hergebruik van rookgassen, het gebruik van biomassa, CCS en CCU, indien de faciliteiten daarvoor beschikbaar zijn, en zetten niet aan tot een toename van de emissie. Er wordt geen kosteloze toewijzing gegeven voor elektriciteitsopwekking, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 10 quater en voor met rookgassen geproduceerde elektriciteit."

Amendement    62

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De benchmarkwaarden voor kosteloze toewijzing worden aangepast om onverhoopte winsten te vermijden en rekening te houden met de technologische vooruitgang in de periode 2007-2008 en elke volgende periode waarvoor overeenkomstig artikel 11, lid 1, kosteloze toewijzingen worden vastgesteld. Die aanpassing verlaagt de benchmarkwaarden die bij de uit hoofde van artikel 10 bis goedgekeurde handeling zijn vastgesteld, met 1 % van de op basis van gegevens voor 2007-2008 vastgestelde waarde voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de relevante periode van kosteloze toewijzing, met de volgende uitzonderingen:

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn om de herziene benchmarkwaarden voor kosteloze toewijzing te bepalen. Die handelingen zijn in overeenstemming met de uit hoofde van lid 1 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen en voldoen aan de volgende elementen:

Amendement    63

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3 – punt -i (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-i)   voor de periode van 2021 tot en met 2025 worden de benchmarkwaarden bepaald op basis van de uit hoofde van artikel 11 ingediende informatie voor de jaren 2016-2017;

Amendement    64

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3 – punt -i bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-i bis)   op grond van een vergelijking tussen de op deze informatie gebaseerde benchmarkwaarden en de benchmarkwaarde van Besluit 2011/278/EU van de Commissie bepaalt de Commissie voor elk jaar tussen 2008 en 2023 het jaarlijkse verminderingspercentage voor elke benchmark en past zij dat toe op de benchmarkwaarden die van toepassing zijn in de periode 2013-2020 om de benchmarkwaarden voor de jaren 2021-2025 te bepalen;

Amendement    65

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3 – punt i

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i)  aan de hand van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens bepaalt de Commissie of de waarden voor elke benchmark die aan de hand van de beginselen in artikel 10 bis zijn berekend, jaarlijks meer dan 0,5 % van de waarde van 2007-2008 van de bovenstaande jaarlijkse vermindering afwijken. Zo ja, wordt de benchmarkwaarde met 0,5 % of 1,5 % aangepast voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de periode waarvoor een kosteloze toewijzing plaatsvindt;

i)  indien op basis van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens blijkt dat de vooruitgang niet meer dan 0,25 % bedraagt, wordt de benchmarkwaarde met dit percentage verlaagd in de periode 2021-2025 met betrekking tot elk jaar tussen 2008 en 2023;

Amendement    66

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3 – punt ii

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

ii)  in afwijking hiervan worden de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas met hetzelfde percentage als de benchmarks voor raffinaderijen aangepast om de gelijke concurrentievoorwaarden voor de producenten van die producten te handhaven.

ii)  indien op basis van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens blijkt dat de vooruitgang meer dan 1,75 % bedraagt, wordt de benchmarkwaarde met dit percentage verlaagd in de periode 2021-2025 met betrekking tot elk jaar tussen 2008 en 2023.

Amendement    67

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie stelt hiertoe een uitvoeringshandeling vast overeenkomstig artikel 22 bis.

Schrappen

Amendement    68

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

b bis)  aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

 

"Voor de periode tussen 2026 en 2030 worden de benchmarkwaarden op dezelfde manier bepaald, op basis van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens voor de jaren 2021-2022 en met het jaarlijkse verminderingspercentage dat van toepassing is voor elk jaar tussen 2008 en 2028."

Amendement    69

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

b ter)  aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

ii)  in afwijking hiervan worden de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas met hetzelfde percentage als de benchmarks voor raffinaderijen aangepast om de gelijke concurrentievoorwaarden voor de producenten van die producten te handhaven.

"In afwijking hiervan worden de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas met hetzelfde percentage als de benchmarks voor raffinaderijen aangepast om de gelijke concurrentievoorwaarden voor de producenten van die producten te handhaven."

Motivering

Overeenkomstig het EP-standpunt wordt deze tekst verplaatst.

Amendement    70

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 4

 

Bestaande tekst

Amendement

 

b quater)  lid 4 wordt vervangen door:

"4.  Er worden kosteloze toewijzingen gegeven voor stadsverwarming en voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/8/EG, voor een economisch aantoonbare vraag, met betrekking tot de productie van warmte of koeling. In elk jaar na 2013 wordt de totale toewijzing aan deze installaties voor de productie van de betrokken warmte aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor."

"4.  Er worden kosteloze toewijzingen gegeven voor stadsverwarming en voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/8/EG, voor een economisch aantoonbare vraag, met betrekking tot de productie van warmte of koeling."

Amendement    71

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter c

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met het oog op de naleving van het in artikel 10 vastgestelde te veilen aandeel worden voor elk jaar waarin de som van de kosteloze toewijzingen het maximumniveau van het te veilen aandeel van een lidstaat niet bereikt, de resterende emissierechten gebruikt ter voorkoming of beperking van de vermindering van de kosteloze toewijzingen om het te veilen aandeel van die lidstaat in latere jaren te respecteren. Wanneer het maximumniveau echter is bereikt, worden de kosteloze toewijzingen dienovereenkomstig aangepast. Elke aanpassing wordt op een eenvormige wijze toegepast.

Indien de som van de kosteloze toewijzingen in een gegeven jaar het maximumniveau niet bereikt, met inachtneming van het te veilen aandeel van de lidstaten als bepaald in artikel 10, lid 1, worden de resterende emissierechten gebruikt ter voorkoming of beperking van de vermindering van kosteloze toewijzingen in de daaropvolgende jaren. Indien het maximumniveau echter wel wordt bereikt, wordt een hoeveelheid rechten die gelijkwaardig is aan een vermindering van maximaal vijf procentpunten van het aandeel van door de lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 1, te veilen rechten voor de volledige tienjarige periode met ingang van 1 januari 2021 kosteloos uitgedeeld aan bedrijfstakken en deeltakken overeenkomstig artikel 10 ter. Indien deze vermindering echter onvoldoende is om te beantwoorden aan de vraag van bedrijfstakken of deeltakken overeenkomstig artikel 10 ter, worden de kosteloze toewijzingen dienovereenkomstig aangepast aan de hand van een uniforme transsectorale correctiefactor voor bedrijfstakken met een handelsintensiteit met derde landen die lager ligt dan 15 % of met een koolstofintensiteit die minder dan 7 kg CO2 per EUR bruto toegevoegde waarde bedraagt.

Amendement    72

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 6 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  Lidstaten moeten, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt, financiële maatregelen vaststellen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld. Dergelijke financiële maatregelen ter compensatie van een deel van die kosten moeten in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.

6.  Op het niveau van de Unie wordt een gecentraliseerde regeling vastgesteld ter compensering van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld.

 

De compensatie is evenredig aan de in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten en wordt toegepast overeenkomstig de in de desbetreffende richtsnoeren voor staatssteun vastgestelde criteria, zodat zowel negatieve effecten op de interne markt als overcompensatie van gemaakte kosten worden vermeden.

 

Indien het beschikbare compensatiebedrag niet toereikend is om de subsidiabele indirecte kosten te dekken, wordt het beschikbare compensatiebedrag voor alle in aanmerking komende installaties op uniforme wijze verlaagd.

 

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter een gedelegeerde handeling vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn voor doeleinden als bedoeld in dit lid door regelingen voor de instelling en werking van het fonds in te voeren.

Amendement    73

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter d bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 6 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

d bis)  in lid 6 wordt een nieuwe alinea ingevoegd:

 

"Lidstaten mogen tevens, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt, nationale financiële maatregelen vaststellen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld. Dergelijke financiële maatregelen ter compensatie van een deel van deze kosten moeten in overeenstemming zijn met de staatssteunregels en met artikel 10, lid 3, van deze richtlijn. Deze nationale maatregelen mogen, indien ze worden gecombineerd met de steun als bedoeld in de eerste alinea, het maximumniveau voor compensatie als bedoeld in de desbetreffende richtsnoeren voor staatssteun niet overschrijden en mogen geen nieuwe marktverstoring creëren. De bestaande plafonds met betrekking tot compensatie in de vorm van staatssteun blijven dalen gedurende de hele handelsperiode."

Amendement    74

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter e – punt i

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 7 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Emissierechten uit de in artikel 10 bis, lid 5, van deze richtlijn bedoelde maximale hoeveelheid die tegen 2020 niet kosteloos zijn toegewezen, worden voor nieuwkomers en aanzienlijke productieverhogingen gereserveerd, samen met 250 miljoen rechten die overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad(*) in de marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

Er worden 400 miljoen emissierechten gereserveerd voor nieuwkomers en aanzienlijke productieverhogingen.

Amendement    75

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter e – punt i

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 7 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Vanaf 2021 worden emissierechten die als gevolg van de toepassing van de leden 19 en 20 niet aan installaties zijn toegewezen, toegevoegd aan die reserve.

Vanaf 2021 worden alle emissierechten die als gevolg van de toepassing van de leden 19 en 20 niet aan installaties zijn toegewezen, toegevoegd aan die reserve.

Amendement    76

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter f – inleidende formule

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 8

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

f)  in lid 8 worden de eerste, de tweede en de derde alinea vervangen door:

f)  lid 8 wordt vervangen door:

Amendement    77

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter f – alinea 1

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 8 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

8.   400 miljoen emissierechten worden beschikbaar gesteld om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I te ondersteunen en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan van CO2 en van demonstratieprojecten inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie binnen het grondgebied van de Unie.

8.   600 miljoen emissierechten worden beschikbaar gesteld om investeringen in innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I, waaronder biogebaseerde materialen en producten ter vervanging van koolstofintensieve materialen, in de hand te werken en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met milieutechnisch veilige CCS en CCU en van demonstratieprojecten inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en voor energieopslag binnen het grondgebied van de Unie.

Amendement    78

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter f

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 8 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën en processen, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma technologieën inzake CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energie die commercieel nog niet levensvatbaar zijn, op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie.

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën en processen, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma innovatieve technologieën inzake hernieuwbare energie, CCS en CCU die commercieel nog niet levensvatbaar zijn. Projecten worden geselecteerd op basis van hun effect op energiesystemen of industriële processen binnen een lidstaat, een groep lidstaten of de Unie. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 75 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 60 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. De toewijzing van rechten aan een project hangt samen met de behoeften van dat project met betrekking tot het bereiken van vooraf bepaalde mijlpalen.

Amendement    79

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter f

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 8 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Vóór 2021 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de bij Besluit (EU) 2015/... ingestelde marktstabiliteitsreserve alle overige bestaande middelen in dit lid voor hierboven bedoelde projecten aan, met projecten in alle lidstaten, inclusief kleinschalige projecten. Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria.

Vóór 2021 en vanaf 2018 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de MSR alle bestaande middelen in dit lid die zijn overgebleven als gevolg van ongebruikte opbrengsten van de NER300-veilingen van emissierechten tussen 2013 en 2020 voor in de eerste en tweede alinea bedoelde projecten aan, met projecten in alle lidstaten, inclusief kleinschalige projecten. Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria, waarbij rekening wordt gehouden met hun relevantie in verband met het koolstofvrij maken van de betrokken bedrijfstakken.

 

Projecten die worden ondersteund uit hoofde van deze alinea kunnen ook aanvullende steun ontvangen uit hoofde van de eerste en tweede alinea.

Amendement    80

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter f

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 8 – alinea 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met de te gebruiken criteria voor de selectie van projecten die in aanmerking komen voor de rechten als bedoeld in dit lid, waarbij de volgende beginselen in acht worden genomen:

 

i) projecten zijn gericht op het ontwerpen en ontwikkelen van baanbrekende oplossingen en het uitvoeren van demonstratieprogramma's;

 

ii) de activiteiten moeten dicht bij de markt in productiefaciliteiten plaatsvinden om aan te tonen dat baanbrekende technologieën levensvatbaar zijn voor het overwinnen van zowel technologische als niet-technologische belemmeringen;

 

iii) projecten zijn gericht op het leveren van technologische oplossingen die het potentieel hebben breed te kunnen worden toegepast en kunnen een combinatie bieden van verschillende technologieën;

 

iv) oplossingen en technologieën beschikken idealiter over het potentieel om binnen de bedrijfstak en mogelijk naar andere bedrijfstakken te worden overgedragen;

 

v) projecten waarbij de verwachte emissiereducties aanzienlijk onder de desbetreffende benchmarkwaarde liggen, krijgen voorrang. Subsidiabele projecten zorgen ofwel voor een bijdrage aan emissiereducties die onder de in lid 2 bedoelde benchmarkwaarden liggen, of voor vooruitzichten om de kost van de overgang naar emmissiearme energieopwekking aanzienlijk te verlagen; en

 

vi) CCU-projecten staan in voor een nettovermindering van emissies en een permanente opslag van CO2 gedurende hun volledige levensduur.

Amendement    81

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter f

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 8 – alinea 5

 

Bestaande tekst

Amendement

Er worden emissierechten gereserveerd voor projecten die aan de in de derde alinea bedoelde criteria voldoen. De ondersteuning van deze projecten loopt via de lidstaten en vormt een aanvulling op een aanzienlijke medefinanciering door de exploitant van de installatie. De projecten kunnen, evenals door andere instrumenten, ook door de lidstaten worden medegefinancierd. Voor geen enkel project zal de steun uit hoofde van het in dit lid bepaalde mechanisme meer dan 15 % bedragen van de totale hoeveelheid voor dit doel beschikbare emissierechten. Deze emissierechten worden meegerekend bij de toepassing van lid 7.

Emissierechten als bedoeld in de tweede en derde alinea worden gereserveerd voor projecten die aan de in de derde alinea bedoelde criteria voldoen. De ondersteuning van deze projecten loopt via de lidstaten en vormt een aanvulling op een substantiële medefinanciering door de exploitant van de installatie. De projecten kunnen, evenals door andere instrumenten, ook door de lidstaten worden medegefinancierd. Voor geen enkel afzonderlijk project zal de steun uit hoofde van het in dit lid bepaalde mechanisme meer dan 15 % bedragen van de totale hoeveelheid voor dit doel beschikbare emissierechten. Deze emissierechten worden meegerekend bij de toepassing van lid 7.

Motivering

Overeenkomstig het standpunt van het EP wordt de huidige tekst behouden voor deze alinea.

Amendement    82

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter i bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 20

 

Bestaande tekst

Amendement

 

i bis)  lid 20 wordt vervangen door:

"De Commissie neemt, als onderdeel van de krachtens lid 1, vastgestelde maatregelen, bepalingen op om installaties te definiëren die gedeeltelijk of tijdelijk uit bedrijf worden genomen of die hun capaciteit aanzienlijk verminderen, alsook bepalingen om indien nodig de hoeveelheid kosteloos aan die installaties verstrekte emissierechten dienovereenkomstig aan te passen."

"De Commissie neemt, als onderdeel van de krachtens lid 1, vastgestelde maatregelen, bepalingen op om installaties te definiëren die gedeeltelijk of tijdelijk uit bedrijf worden genomen of die hun capaciteit aanzienlijk verminderen, alsook bepalingen om indien nodig de hoeveelheid kosteloos aan die installaties verstrekte emissierechten dienovereenkomstig aan te passen.

 

Deze maatregelen zorgen voor flexibiliteit voor bedrijfstakken waarin capaciteit regelmatig wordt overgedragen tussen operationele installaties binnen eenzelfde bedrijf."

Motivering

In sommige bedrijfstakken kan capaciteit worden overgedragen tussen operationele installaties (van eenzelfde exploitant). Dit is typisch voor bijvoorbeeld seizoenbedrijven, waar de productie van een bepaalde locatie kan worden verhoogd door de werkingsduur te verlengen. Er is flexibiliteit nodig om regelmatige overdrachten van rechten tussen verschillende operationele locaties mogelijk te maken.

Amendement    83

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Maatregelen ter ondersteuning van bepaalde energie-intensieve industrieën in geval van koolstoflekkage

Overgangsmaatregelen ter ondersteuning van bepaalde energie-intensieve industrieën in geval van koolstoflekkage

Amendement    84

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 ter – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis.  Er wordt een regeling voor de opneming van de invoer ingesteld, volledig in overeenstemming met de regels van de WTO. Hierdoor worden importeurs in bedrijfstakken met een handelsintensiteit die niet meer dan 10 % bedroeg in de jaren 2009 tot en met 2013 en die onder de EU-ETS vallen verplicht rechten te verwerven en in te leveren voor ingevoerde producten.

 

Uiterlijk op 30 juli 2019 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 30 ter een gedelegeerde handeling vast ter aanvulling van deze richtlijn door een nadere omschrijving te geven van het precieze opzet van de gedetailleerde voorschriften voor deze regeling. Alvorens met de gedelegeerde handeling te komen, voert de Commissie een effectbeoordeling uit, met inbegrip van een raadpleging van belanghebbende partijen en een haalbaarheidsstudie waarin wordt bekeken wat de doeltreffendste manier is om een dergelijke regeling in te voeren. Deze beoordeling wordt bekendgemaakt samen met de mededeling ter beoordeling van de samenhang tussen de wetgeving van de Unie inzake klimaatverandering en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs die binnen de zes maanden na afloop van de faciliterende dialoog in het kader van het UNFCCC in 2018 wordt gepubliceerd, als vastgelegd in artikel 30 bis.

 

Eens dit mechanisme is ingevoerd, worden er geen kosteloze toewijzingen meer verleend aan bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht risico te lopen op koolstoflekkage maar die onder het koolstofmechanisme voor opneming van de invoer vallen.

Amendement    85

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 ter – lid 1 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 ter.  Na de vaststelling van de herziening van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad* verricht de Commissie een nieuwe beoordeling van het aandeel emissiereducties in de EU-ETS en Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad**. Bijkomende reducties door een verhoogd energie-efficiëntiestreefcijfer worden gebruikt om bedrijfstakken die een risico op koolstoflekkage of het wegvloeien van investeringen lopen, te beschermen.

 

____________

 

* Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

 

** Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).

Motivering

Voorzitter Juncker heeft zijn steun uitgesproken voor een streefcijfer voor energie-efficiëntie van ten minste 30 %. De meerderheid van het EP wil zelfs nog verder gaan. Dit zal natuurlijk meer emissiereducties in het kader van de verdeling van inspanningen tot gevolg hebben. Daarom dient het plafond voor de verdeling van inspanningen te worden verlaagd en de ruimte te worden gebruikt voor de bescherming van bedrijfstakken waar risico op koolstoflekkage bestaat.

Amendement    86

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 ter – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen met hun emissie-intensiteit groter is dan 0,18 mogen in de in lid 1 bedoelde groep worden opgenomen op basis van een kwalitatieve beoordeling aan de hand van de volgende criteria:

2.  Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen met hun emissie-intensiteit groter is dan 0,12 mogen in de in lid 1 bedoelde groep worden opgenomen op basis van een kwalitatieve beoordeling aan de hand van de volgende criteria:

a)  de mate waarin individuele installaties in de betrokken bedrijfstak of deeltak hun emissieniveau of elektriciteitsverbruik kunnen verminderen;

a)  de mate waarin individuele installaties in de betrokken bedrijfstak of deeltak hun emissieniveau of elektriciteitsverbruik kunnen verminderen, rekening houdend met de gerelateerde toename van productiekosten;

b)  huidige en verwachte marktkenmerken;

b)  huidige en verwachte marktkenmerken;

c)  winstmarges als een potentiële indicator van beslissingen inzake langetermijninvestering of verplaatsing.

c)  winstmarges als een potentiële indicator van beslissingen inzake langetermijninvestering of verplaatsing;

 

c bis)  grondstoffen die op wereldwijde markten worden verhandeld tegen een gemeenschappelijke referentieprijs.

Amendement    87

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 ter – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  Andere bedrijfstakken en deeltakken worden geacht in staat te zijn om een groter deel van de kost van de emissierechten in de productprijzen door te berekenen en krijgen voor de periode tot en met 2030 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 30 % van de hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens artikel 10 bis vastgestelde maatregelen is bepaald.

3.  De bedrijfstak van stadsverwarming wordt geacht in staat te zijn om een groter deel van de kost van de emissierechten in de productprijzen door te berekenen en krijgen voor de periode tot en met 2030 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 30 % van de hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens artikel 10 bis vastgestelde maatregelen is bepaald. Aan andere bedrijfstakken en deeltakken worden geen kosteloze toewijzingen verleend.

Amendement    88

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 ter – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie op basis van de beschikbare gegevens van de laatste drie kalenderjaren voor de uitvoering van de voorgaande leden overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast betreffende activiteiten op viercijferniveau (NACE 4-code) met betrekking tot lid 1.

4. Uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze richtlijn met betrekking tot lid 1 betreffende de activiteiten op viercijferniveau (NACE 4-code), of, indien gerechtvaardigd op basis van objectieve criteria die door de Commissie worden ontwikkeld, op het relevante niveau van uitsplitsing op basis van openbare en op de bedrijfstak toegespitste gegevens om de onder de EU-ETS vallende activiteiten te omvatten. De beoordeling van de handelsintensiteit gebeurt op basis van de beschikbare gegevens van de laatste vijf kalenderjaren.

Amendement    89

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Voor de modernisering van de energiesector kunnen lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, in afwijking van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 5, een voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsproductie.

1.  Voor de modernisering, diversifiëring en duurzame transformatie van de energiesector kunnen lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg in afwijking van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 5, voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsopwekking. Deze afwijking eindigt op 31 december 2030.

Amendement    90

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis.  Lidstaten die niet in aanmerking komen uit hoofde van lid 1 maar waarvan in 2014 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, kunnen ook gebruikmaken van de afwijking als bedoeld in dat lid tot maximaal de hoeveelheid als bedoeld in lid 4, op voorwaarde dat de overeenkomstige hoeveelheid emissierechten wordt overgebracht naar het moderniseringsfonds en de opbrengsten worden gebruikt ter ondersteuning van investeringen overeenkomstig artikel 10 quinquies.

Amendement    91

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 1 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 ter.  Lidstaten die uit hoofde van dit artikel in aanmerking komen voor het verlenen van kosteloze toewijzingen aan installaties voor energieopwekking kunnen ervoor kiezen de overeenkomstige hoeveelheid rechten of een deel ervan over te brengen naar het moderniseringsfonds en de rechten toe te wijzen volgens de bepalingen van artikel 10 quinquies. In dat geval stellen de lidstaten de Commissie daarvan vóór de overdracht in kennis.

Amendement    92

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 2 – alinea 1 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b)  waarborgen dat enkel projecten die bijdragen tot de diversificatie van de energiemix en de bevoorradingsbronnen van de lidstaat, tot de nodige herstructurering, milieutechnische opwaardering en aanpassing van de infrastructuur, tot schone technologieën en tot de modernisering van de energieproductie, -transmissie en -distributie in aanmerking komen om te bieden;

b)  waarborgen dat enkel projecten die bijdragen tot de diversificatie van de energiemix en de bevoorradingsbronnen van de lidstaat, tot de nodige herstructurering, milieutechnische opwaardering en aanpassing van de infrastructuur, tot schone technologieën (zoals technologieën op het gebied van hernieuwbare energie) of tot de modernisering van de energieproductie, stadsverwarmingsnetwerken, energie-efficiëntie, energieopslag, -transmissie en -distributie in aanmerking komen om te bieden;

Amendement    93

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 2 – alinea 1 – letter c

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c)  duidelijke, objectieve, transparante en niet-discriminerende selectiecriteria voor de rangschikking van de projecten vaststellen om te waarborgen dat projecten worden geselecteerd die:

c)  duidelijke, objectieve, transparante en niet-discriminerende selectiecriteria, die stroken met de EU-beleidsdoelstellingen voor 2050 inzake klimaat en energie, vaststellen voor de rangschikking van de projecten om te waarborgen dat projecten worden geselecteerd die:

Amendement    94

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 2 – alinea 1 – letter c – punt i

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i)  volgens een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst voor de emissiereductie opleveren en een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering verwezenlijken;

i)  volgens een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst voor de emissiereductie opleveren en een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering verwezenlijken die in verhouding is met de omvang van de projecten. Wanneer de projecten betrekking hebben op elektriciteitsproductie mag de broeikasgasemissie per kilowattuur in de installatie geproduceerde elektriciteit in totaal niet meer dan 450 g CO2-equivalent bedragen na beëindiging van het project. Uiterlijk op 1 januari 2021 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 30 ter een gedelegeerde handeling vast tot wijziging van deze richtlijn door voor projecten met betrekking tot warmteproductie de maximale totale broeikasgasemissies per kilowattuur in de installatie geproduceerde warmte te bepalen die niet mag worden overschreden.

Amendement    95

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 2 – alinea 1 – letter c – punt ii

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

ii)  een aanvulling zijn, duidelijk tegemoetkomen aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en niet beantwoorden aan een marktgestuurde groei van de vraag naar energie;

ii)  een aanvulling zijn, hoewel ze mogen worden gebruikt om te voldoen aan de desbetreffende streefdoelen als vastgesteld in het klimaat- en energiekader 2030, duidelijk tegemoetkomen aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en niet beantwoorden aan een marktgestuurde groei van de vraag naar energie;

Amendement    96

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 2 – alinea 1 – letter c – punt iii bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

iii bis)  niet bijdragen aan nieuwe met kolen gestookte energieopwekking of de afhankelijkheid van steenkool vergroten.

Amendement    97

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 2 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uiterlijk op 30 juni 2019 wordt door elke lidstaat die voornemens is om van de optionele kosteloze toewijzing gebruik te maken, een gedetailleerd nationaal kader waarin het concurrerende biedingsproces en de selectiecriteria worden uiteengezet, bekendgemaakt voor openbaar commentaar.

Uiterlijk op 30 juni 2019 wordt door elke lidstaat die voornemens is om van de optionele voorlopige kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector gebruik te maken, een gedetailleerd nationaal kader waarin het concurrerende biedingsproces en de selectiecriteria worden uiteengezet, bekendgemaakt voor openbaar commentaar.

Amendement    98

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 2 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR met kosteloze toewijzingen worden ondersteund, selecteert de lidstaat projecten op basis van objectieve en transparante criteria. De resultaten van dat selectieproces worden bekendgemaakt voor openbaar commentaar. Op basis daarvan stelt de betrokken lidstaat een lijst met investeringen op en dient die uiterlijk op 30 juni 2019 in bij de Commissie.

Indien investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR met kosteloze toewijzingen worden ondersteund, selecteert de lidstaat projecten op basis van objectieve en transparante criteria die in samenhang zijn met het behalen van de langetermijndoelstellingen van de Unie op het gebied van klimaat en energie. Over deze criteria wordt een openbare raadpleging gehouden, waarbij volledige transparantie en toegankelijkheid van de betreffende documenten wordt gegarandeerd, en in de criteria wordt ten volle rekening gehouden met de opmerkingen van belanghebbende partijen. De resultaten van dat selectieproces worden bekendgemaakt voor openbare raadpleging. Op basis daarvan stelt de betrokken lidstaat een lijst met investeringen op en dient die uiterlijk op 30 juni 2019 in bij de Commissie.

Amendement    99

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  De waarde van de voorgenomen investeringen is op zijn minst gelijk aan de waarde van de kosteloze toewijzing, rekening houdend met het feit dat prijsstijgingen als rechtstreeks gevolg hiervan moeten worden beperkt. De marktwaarde is het gemiddelde van de prijs van emissierechten op het gemeenschappelijke veilingplatform in het voorgaande kalenderjaar.

3.  De waarde van de voorgenomen investeringen is op zijn minst gelijk aan de waarde van de kosteloze toewijzing, rekening houdend met het feit dat prijsstijgingen als rechtstreeks gevolg hiervan moeten worden beperkt. De marktwaarde is het gemiddelde van de prijs van emissierechten op het gemeenschappelijke veilingplatform in het voorgaande kalenderjaar. Maximaal 75 % van de relevante kosten van een investering mag worden gesteund.

Amendement    100

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  De lidstaten eisen van begunstigde elektriciteitsproducenten en netwerkexploitanten dat zij uiterlijk op 28 februari van elk jaar verslag uitbrengen over de uitvoering van hun geselecteerde investeringen. De lidstaten brengen hierover verslag uit aan de Commissie en de Commissie maakt dit verslag openbaar.

6.  De lidstaten eisen van begunstigde energieproducenten en netwerkexploitanten dat zij jaarlijks uiterlijk op 31 maart van elk jaar verslag uitbrengen over de uitvoering van hun geselecteerde investeringen, onder meer over het evenwicht tussen kosteloze toewijzing en gemaakte investeringsuitgaven, de typen gesteunde investeringen en de manier waarop ze de doelen als vastgesteld in lid 2, eerste alinea, onder b), hebben bereikt. De lidstaten brengen hierover verslag uit aan de Commissie en de Commissie maakt dit verslag beschikbaar voor het publiek. De lidstaten en de Commissie zorgen voor toezicht en analyse wat potentiële arbitrage met betrekking tot de drempel van 10 miljoen EUR voor kleine projecten betreft en voorkomen ongerechtvaardigde opdeling van een investering over kleinere projecten door uit te sluiten dat meer dan één investering terechtkomt bij dezelfde begunstigde installatie.

Amendement    101

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 6 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 bis.  In het geval van een redelijk vermoeden van onregelmatigheden of het verzuim van een lidstaat om te rapporteren overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 kan de Commissie een onafhankelijk onderzoek instellen, indien nodig bijgestaan door een overeenkomstsluitende derde partij. De Commissie onderzoekt tevens andere mogelijke inbreuken, zoals het verzuim om het derde energiepakket ten uitvoer te leggen. De betrokken lidstaat verschaft alle informatie over investeringen en de toegang die nodig is voor het onderzoek, met inbegrip van toegang tot installaties en bouwterreinen. De Commissie publiceert een verslag over dat onderzoek.

Amendement    102

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater – lid 6 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 ter.  In het geval van inbreuk op de klimaat- en energiewetgeving van de Unie, met inbegrip van het derde energiepakket, of de in dit artikel vastgestelde criteria, kan de Commissie de lidstaat verplichten af te zien van kosteloze toewijzing.

Amendement    103

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Ter ondersteuning van investeringen in de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, wordt voor de periode 2021-2030 een fonds ingesteld en overeenkomstig artikel 10 gefinancierd.

1. Ter ondersteuning en stimulering van investeringen in de modernisering van de energiesystemen, waaronder stadsverwarming, en de verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, wordt voor de periode 2021-2030 een fonds ingesteld en overeenkomstig artikel 10 gefinancierd.

Amendement    104

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De ondersteunde investeringen moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze richtlijn en het Europees Fonds voor strategische investeringen.

De ondersteunde investeringen voldoen aan de beginselen van transparantie, non-discriminatie, gelijke behandeling en degelijk financieel beheer en bieden de beste kosten-batenverhouding. Zij zijn in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn, de langetermijndoelstellingen van de Unie op het gebied van klimaat en energie en het Europees Fonds voor strategische investeringen en voldoen aan de volgende kenmerken:

 

i)  ze dragen bij aan energiebesparing, systemen voor hernieuwbare energie, energieopslag en de bedrijfstakken van elektriciteitsinterconnectie, -transmissie en -distributie; indien projecten betrekking hebben op elektriciteitsproductie mag de broeikasgasemissie per kilowattuur in de installatie geproduceerde elektriciteit in totaal niet meer dan 450 g CO2-equivalent bedragen na beëindiging van het project. Uiterlijk op 1 januari 2021 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 30 ter een gedelegeerde handeling vast tot wijziging van deze richtlijn door voor projecten met betrekking tot warmteproductie de maximale totale broeikasgasemissies per kilowattuur in de installatie geproduceerde warmte te bepalen die niet mag worden overschreden;

 

ii)  ze garanderen op basis van een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst in termen van emissiereducties en verwezenlijken een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering;

 

iii)  ze hebben een aanvullend karakter, hoewel ze mogen worden gebruikt om te voldoen aan de desbetreffende streefdoelen als vastgesteld in het klimaat- en energiekader 2030, ze komen duidelijk tegemoet aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en beantwoorden niet aan een marktgestuurde groei van de vraag naar energie;

 

iv)  ze dragen niet bij aan nieuwe met kolen gestookte energieopwekking en vergroten evenmin de afhankelijkheid van steenkool.

Amendement    105

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De Commissie evalueert de vereisten die in dit lid zijn opgenomen regelmatig, rekening houdend met de klimaatstrategie van de EIB. Indien één of meer van de in dit lid vermelde vereisten op basis van technologische vooruitgang irrelevant worden, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 30 ter een gedelegeerde handeling vast tot wijziging van deze richtlijn door nieuwe of bijgewerkte vereisten uiteen te zetten.

Amendement    106

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Het fonds financiert ook kleinschalige investeringsprojecten in de modernisering van energiesystemen en energie-efficiëntie. De investeringsraad ontwikkelt daartoe richtsnoeren en selectiecriteria voor investeringen die specifiek zijn voor dergelijke projecten.

2.  Het fonds financiert ook kleinschalige investeringsprojecten in de modernisering van energiesystemen en energie-efficiëntie. De investeringsraad van het fonds ontwikkelt daartoe investeringsrichtsnoeren en -selectiecriteria die specifiek zijn voor dergelijke projecten, in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn en de in lid 1 vastgestelde criteria. Deze richtsnoeren en selectiecriteria worden beschikbaar gemaakt voor het publiek.

 

Voor de toepassing van dit lid wordt onder een kleinschalig investeringsproject verstaan een project dat wordt gefinancierd met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies die bijdragen aan de uitvoering van een nationaal programma voor de verwezenlijking van specifieke doelstellingen die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het moderniseringsfonds, op voorwaarde dat niet meer dan 10 % van het in bijlage II ter vastgestelde aandeel van de lidstaten wordt gebruikt.

Amendement    107

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis.  Iedere begunstigde lidstaat die heeft besloten overeenkomstig artikel 10 quater voorlopige kosteloze toewijzing te verlenen, mag deze emissierechten overbrengen naar zijn aandeel van het moderniseringsfonds als bepaald in bijlage II ter en deze emissierechten toewijzen overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 quinquies.

Amendement    108

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 4 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  Het fonds wordt bestuurd door een investeringsraad en een beheerscomité die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten, de Commissie, de EIB en drie voor een periode van vijf jaar door de andere lidstaten verkozen vertegenwoordigers. De investeringsraad is verantwoordelijk voor de vaststelling op EU-niveau van een investeringsbeleid, passende financieringsinstrumenten en selectiecriteria voor investeringen.

4.  De begunstigde lidstaten zijn verantwoordelijk voor het bestuur van het fonds en richten gezamenlijk een investeringsraad op die is samengesteld uit één vertegenwoordiger per begunstigde lidstaat, de Commissie, de EIB en drie waarnemers van belanghebbende partijen zoals sectorfederaties, vakbonden of ngo's. De investeringsraad is verantwoordelijk voor de vaststelling van een investeringsbeleid op Unie-niveau dat strookt met de vereisten van dit artikel en in samenhang is met het beleid van de Unie.

 

Er wordt een adviesraad opgericht die onafhankelijk is van de investeringsraad. De adviesraad wordt samengesteld uit drie vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten, drie vertegenwoordigers van de niet-begunstigde lidstaten, een vertegenwoordiger van de Commissie, een vertegenwoordiger van de EIB en een vertegenwoordiger van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), die voor een periode van vijf jaar worden geselecteerd. De vertegenwoordigers van de adviesraad beschikken in hoge mate over relevante marktervaring met betrekking tot projectstructurering en projectfinanciering. De adviesraad verstrekt advies en aanbevelingen aan de investeringsraad over welke projecten in aanmerking komen voor besluiten met betrekking tot selectie, investering en financiering, en zorgt desgewenst voor andere vormen van bijstand bij de ontwikkeling van projecten.

Het beheerscomité is verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van het fonds.

Er wordt een beheerscomité opgericht. Het beheerscomité is verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van het fonds.

Amendement    109

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 4 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De investeringsraad verkiest een vertegenwoordiger van de Commissie tot zijn voorzitter. De investeringsraad streeft ernaar besluiten bij consensus te nemen. Indien de investeringsraad niet binnen een door de voorzitter vastgestelde termijn bij consensus kan besluiten, neemt de investeringsraad een besluit bij gewone meerderheid.

De investeringsraad kiest uit zijn leden een voorzitter voor een periode van één jaar. De investeringsraad streeft ernaar besluiten bij consensus te nemen. De adviesraad neemt zijn advies aan bij gewone meerderheid.

Amendement    110

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 4 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het beheerscomité bestaat uit door de investeringsraad benoemde vertegenwoordigers. De besluiten van het beheerscomité worden bij gewone meerderheid genomen.

De investeringsraad, de adviesraad en het beheerscomité werken op een open en transparante wijze. De notulen van beide raadsvergaderingen worden openbaar gemaakt. De samenstelling van de investeringsraad en de adviesraad wordt openbaar gemaakt en de cv's en de belangenverklaringen van de leden worden beschikbaar gesteld voor het publiek en regelmatig bijgewerkt. De investeringsraad en de adviesraad gaan doorlopend na of er geen belangenconflicten zijn. De adviesraad legt tweemaal per jaar een lijst voor aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie met alle adviezen die zijn verstrekt aan projecten.

Amendement    111

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 4 – alinea 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien de EIB aanbeveelt om een investering niet te financieren en die aanbeveling met redenen onderbouwt, wordt een besluit slechts aangenomen indien een meerderheid van twee derde van alle leden voorstemmen. De lidstaat waarin de investering plaatsvindt en de EIB hebben in dat geval geen stemrecht. De twee voorgaande zinnen zijn niet van toepassing op kleine projecten die gefinancierd zijn met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies die bijdragen tot de uitvoering van een nationaal programma met specifieke doelstellingen die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het moderniseringsfonds, op voorwaarde dat niet meer dan 10 % van het in bijlage II ter vastgestelde aandeel van de lidstaten in het kader van het programma wordt gebruikt.

Indien de EIB de adviesraad aanbeveelt om een investering niet te financieren en motiveert waarom deze niet strookt met het investeringsbeleid dat door de investeringsraad is goedgekeurd en de selectiecriteria als bedoeld in lid 1, wordt een positief advies slechts aangenomen indien een meerderheid van twee derde van alle leden voorstemmen. De lidstaat waarin de investering plaatsvindt en de EIB hebben in dat geval geen stemrecht.

Amendement    112

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 5 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5.  De begunstigde lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan het beheerscomité over door het fonds gefinancierde investeringen. Het verslag wordt openbaar gemaakt en bevat het volgende:

5.  De begunstigde lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan de investeringsraad en de adviesraad over door het fonds gefinancierde investeringen. Het verslag wordt beschikbaar gemaakt voor het publiek en bevat het volgende:

Amendement    113

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  Elk jaar brengt het beheerscomité bij de Commissie verslag uit over de ervaringen met de evaluatie en de selectie van investeringen. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie de basis waarop projecten worden geselecteerd, en doet in voorkomend geval voorstellen aan het beheerscomité.

6.  Elk jaar brengt de adviesraad bij de Commissie verslag uit over de ervaringen met de evaluatie en de selectie van investeringen. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie de basis waarop projecten worden geselecteerd, en doet in voorkomend geval voorstellen aan de investeringsraad en de adviesraad.

Amendement    114

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen om dit artikel uit te voeren.

7.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor de doeltreffende werking van het moderniseringsfonds.

Amendement    115

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 8 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 11 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 bis)  Aan artikel 11, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

 

"Met ingang van 2021 zorgen de lidstaten er ook voor dat elke exploitant tijdens elk kalenderjaar de productieactiviteit rapporteert zodat de toewijzing kan worden aangepast overeenkomstig artikel 10 bis, lid 7."

Amendement    116

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 11 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 ter)  Aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd:

 

"3 bis.  In het geval van een redelijk vermoeden van onregelmatigheden of het verzuim van een lidstaat om de lijst en de informatie als bepaald in de leden 1 tot en met 3 te verstrekken, kan de Commissie een onafhankelijk onderzoek instellen, indien nodig bijgestaan door een overeenkomstsluitende derde partij. De betrokken lidstaat verschaft alle informatie en de toegang die nodig is voor het onderzoek, met inbegrip van toegang tot installaties en productiegegevens. De Commissie neemt dezelfde vertrouwelijkheid inzake commercieel gevoelige informatie in acht als de betrokken lidstaat en brengt verslag uit over dat onderzoek."

Motivering

Volgens de huidige bepalingen hangt de Europese Commissie volledig af van de informatie die de lidstaat verstrekt. Als de rapportage echter niet correct verloopt of als er zich andere onregelmatigheden voordoen, kan een overtreding van het bepaalde in artikel 10 bis, lid 1, tot en met artikel 10 quater de gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijfstakken en energieproducenten in de Unie grondig verstoren. In deze context is het gerechtvaardigd de Commissie de mogelijkheid te geven op onafhankelijke wijze informatie te verzamelen.

Amendement    117

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 10 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 – lid 3 bis

 

Bestaande tekst

Amendement

 

10 bis)  In artikel 12 wordt lid 3 bis vervangen door:

"3 bis.  Voor emissies die worden afgevangen en vervoerd voor permanente opslag in een installatie die een vergunning heeft overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de geologische opslag van koolstofdioxide ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren1.

"3 bis.  Voor emissies die worden afgevangen en vervoerd voor permanente opslag in een installatie die een vergunning heeft overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de geologische opslag van koolstofdioxide, ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren1, noch voor emissies waarvan is vastgesteld dat ze zijn afgevangen en/of hergebruikt in een toepassing die zorgt voor permanente koolstofvastlegging, met het oog op het afvangen en hergebruiken van CO2."

Amendement    118

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 12

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 14 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

12)  In artikel 14, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

12)  Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

"1.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor de bewaking en rapportage van emissies en indien van toepassing activiteitsgegevens ten gevolge van de in bijlage I vermelde activiteiten, voor de bewaking en rapportage van ton-kilometergegevens voor het doel van een toepassing zoals bedoeld in artikel 3 sexies of 3 septies, die wordt gebaseerd op de in bijlage IV vermelde beginselen voor bewaking en rapportage en waarin het aardopwarmingsvermogen van elk broeikasgas in de vereisten voor de bewaking en rapportage van emissie voor dat gas wordt gespecificeerd.".

 

"De Commissie past uiterlijk op 31 december 2018 de bestaande voorschriften inzake bewaking en rapportage van emissies zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie* aan, teneinde regelgevingsbelemmeringen met betrekking tot investeringen in recentere koolstofarme technologieën zoals CO2-afvang en -gebruik (CCU) weg te werken. Deze nieuwe voorschriften worden met ingang van 1 januari 2019 van kracht voor alle CCU-technologieën.

 

In die verordening worden ook vereenvoudigde bewakings-, rapportage- en verificatieprocedures voor kleine emittenten vastgesteld.

 

____________________

 

* Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30)."

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    119

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 15 – leden 4 en 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

13)  In artikel 15 wordt de vijfde alinea vervangen door:

13)  In artikel 15 worden de leden 4 en 5 vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor de verificatie van emissieverslagen op basis van de in bijlage V vermelde beginselen en voor de accreditatie van en het toezicht op verificateurs. Hierin worden de voorwaarden vastgesteld voor de accreditatie en intrekking van accreditatie, voor wederzijdse erkenning en collegiaal toezicht op accreditatie-instanties, naargelang het geval.".

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    120

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 16 – lid 7

 

Bestaande tekst

Amendement

 

13 bis)  Artikel 16, lid 7, wordt vervangen door:

7.   Het in lid 5 bedoelde verzoek wordt door de Commissie ter kennis gebracht van de andere lidstaten via hun vertegenwoordigers in het in artikel 23, lid 1, bedoelde comité en volgens het reglement van orde van dat comité.

7.   Het in lid 5 bedoelde verzoek wordt door de Commissie ter kennis gebracht van de andere lidstaten via hun vertegenwoordigers in het in artikel 30 quater, lid 1, bedoelde comité en volgens het reglement van orde van dat comité.

Motivering

Technische aanpassing.

Amendement    121

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 14

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 16 – lid 12

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

12.  Indien nodig worden de in dit artikel vermelde procedures nader geregeld. De betreffende uitvoeringshandelingen worden in overeenstemming met de in artikel 22 bis beschreven adviesprocedure vastgesteld.".

12.  Indien nodig worden de in dit artikel vermelde procedures nader geregeld. De betreffende uitvoeringshandelingen worden in overeenstemming met de in artikel 30 quater, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling.

Amendement    122

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 15

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 19 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

15)  In artikel 19, lid 3, wordt de derde zin vervangen door:

15)  Artikel 19, lid 3, wordt vervangen door:

"Die verordening bevat daarnaast bepalingen voor regels inzake de wederzijdse erkenning van emissierechten in overeenkomsten om regelingen voor de handel in emissierechten aan elkaar te koppelen. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

"3.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor de instelling van een gestandaardiseerd en beveiligd stelsel van registers in de vorm van elektronische gegevensbanken, die gemeenschappelijke gegevens bevatten om de verlening, het bezit, de overdracht en de annulering van emissierechten te volgen, om voor toegang van het publiek en de nodige geheimhouding te zorgen en om te waarborgen dat er geen overdrachten geschieden die met uit het Protocol van Kyoto voortvloeiende verplichtingen onverenigbaar zijn. Deze gedelegeerde handelingen bevatten tevens bepalingen betreffende het gebruik en de identificatie van CER's en ERU's voor gebruik in de EU-ETS en betreffende de bewaking van het niveau van dit gebruik. Deze handelingen bevatten daarnaast bepalingen voor regels inzake de wederzijdse erkenning van emissierechten in overeenkomsten om regelingen voor de handel in emissierechten aan elkaar te koppelen.".

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    123

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 15 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 21 – lid 1

 

Bestaande tekst

Amendement

 

15 bis)  Artikel 21, lid 1, wordt vervangen door:

"1.  De lidstaten brengen bij de Commissie elk jaar verslag uit over de toepassing van deze richtlijn. In dit verslag wordt bijzondere aandacht besteed aan de regelingen voor de toewijzing van emissierechten, aan het functioneren van de registers, aan de toepassing van de uitvoeringsmaatregelen inzake bewaking en rapportage, verificatie en accreditatie, en aan aangelegenheden die verband houden met de naleving van deze richtlijn, alsmede aan de fiscale behandeling van emissierechten, indien van toepassing. Het eerste verslag wordt uiterlijk 30 juni 2005 aan de Commissie toegezonden. Het verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst of een ontwerp dat door de Commissie is uitgewerkt volgens de procedure van artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG. De vragenlijst of het kader wordt ten minste zes maanden voor de uiterste termijn voor het inzenden van het eerste verslag aan de lidstaten toegezonden."

"1.  De lidstaten brengen bij de Commissie elk jaar verslag uit over de toepassing van deze richtlijn. In dit verslag wordt bijzondere aandacht besteed aan de regelingen voor de toewijzing van emissierechten, aan financiële maatregelen uit hoofde van artikel 10 bis, lid 6, aan het functioneren van de registers, aan de toepassing van de uitvoeringsmaatregelen inzake bewaking en rapportage, verificatie en accreditatie, en aan aangelegenheden die verband houden met de naleving van deze richtlijn, alsmede aan de fiscale behandeling van emissierechten, indien van toepassing. Het eerste verslag wordt uiterlijk 30 juni 2005 aan de Commissie toegezonden. Het verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst of een ontwerp dat door de Commissie is uitgewerkt volgens de procedure van artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG. De vragenlijst of het kader wordt ten minste zes maanden voor de uiterste termijn voor het inzenden van het eerste verslag aan de lidstaten toegezonden."

Motivering

Ter versterking van rapportage en transparantie over de naleving, of het gebrek daaraan, in alle bedrijfstakken.

Amendement    124

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 15 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 21 – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

15 ter)  In artikel 21 wordt het volgende lid ingevoegd:

 

"2 bis.  In het verslag wordt, aan de hand van de gegevens die worden verstrekt via de in artikel 18 ter bedoelde samenwerking, een lijst opgenomen van exploitanten die aan de voorschriften van deze richtlijn zijn onderworpen en geen rekening in het register hebben geopend."

Motivering

Hoewel luchtvaartexploitanten de voorschriften meestal goed naleven, moet een aantal gevallen van niet-naleving nog worden opgelost. De publicatie van een lijst van exploitanten die de voorschriften niet naleven, zou bevorderend zijn voor handhaving.

Amendement    125

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 15 quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 21 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

15 quater)  Aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:

 

"3 bis.  In het geval van een redelijk vermoeden van onregelmatigheden of het verzuim van een lidstaat om te rapporteren overeenkomstig lid 1 kan de Commissie een onafhankelijk onderzoek instellen, indien nodig bijgestaan door een overeenkomstsluitende derde partij. De lidstaat verschaft alle informatie en de toegang die nodig is voor het onderzoek, met inbegrip van toegang tot installaties. De Commissie publiceert een verslag over het onderzoek."

Motivering

Om te zorgen voor een gelijke mate van naleving in de hele Unie en om te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijfstakken die deelnemen aan de EU-ETS moet de Commissie het recht hebben een onafhankelijk onderzoek in te stellen wanneer wordt vermoed dat naleving niet wordt gewaarborgd door nationale autoriteiten.

Amendement    126

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 16

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 22 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze richtlijn door niet-essentiële elementen vast te stellen in de bijlagen bij deze richtlijn, met uitzondering van de bijlagen I, II bis en II ter.

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling.

Amendement    127

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 17

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 22 bis – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

17)  Het volgende artikel 22 bis wordt ingevoegd:

17)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 22 bis

"Artikel 30 quater

Comitéprocedure"

Comitéprocedure"

Motivering

Hernummering ten behoeve van kruisverwijzing.

Amendement    128

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 18

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 23 – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"Artikel 23

"Artikel 30 ter

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie"

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie"

Motivering

Hernummering ten behoeve van kruisverwijzing.

Amendement    129

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 19 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 24 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Vanaf 2008 mogen de lidstaten handel in emissierechten overeenkomstig deze richtlijn toepassen op in bijlage I niet genoemde activiteiten en broeikasgassen, met inachtneming van alle relevante criteria, in het bijzonder de effecten op de interne markt, mogelijke concurrentieverstoringen, de milieu-integriteit van de Gemeenschapsregeling en de betrouwbaarheid van het geplande bewakings- en rapportagesysteem, op voorwaarde dat de opneming van dergelijke activiteiten en broeikasgassen door de Commissie wordt goedgekeurd.

Vanaf 2008 mogen de lidstaten handel in emissierechten overeenkomstig deze richtlijn toepassen op in bijlage I niet genoemde activiteiten en broeikasgassen, met inachtneming van alle relevante criteria, in het bijzonder de effecten op de interne markt, mogelijke concurrentieverstoringen, de milieu-integriteit van de EU-ETS en de betrouwbaarheid van het geplande bewakings- en rapportagesysteem, op voorwaarde dat de opneming van dergelijke activiteiten en dergelijke broeikasgassen door de Commissie wordt goedgekeurd. Een dergelijke eenzijdige opneming wordt uiterlijk 18 maanden vóór het begin van een nieuwe handelsperiode in de EU-ETS voorgesteld en goedgekeurd.

Motivering

De lidstaten hebben de mogelijkheid om het toepassingsgebied van de EU-ETS uit te breiden en nieuwe gassen en bedrijfstakken toe te voegen. Een eenzijdige opneming in het toepassingsgebied van de EU-ETS moet ruim vóór het begin van fase 4 worden verduidelijkt.

Amendement    130

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 19 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 24 – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In overeenstemming met gedelegeerde handelingen waarvoor de Commissie overeenkomstig artikel 23 de bevoegdheid wordt toegekend om deze vast te stellen, heeft de opneming betrekking op activiteiten en broeikasgassen die niet in bijlage I zijn vermeld.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor goedkeuring van de opneming van de activiteiten en broeikasgassen zoals bedoeld in de eerste alinea van de regeling voor de handel in emissierechten indien deze opneming betrekking heeft op activiteiten en broeikasgassen die niet in bijlage I zijn vermeld.

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    131

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 19 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 24 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b)  in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

b)  lid 3 wordt vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een dergelijke verordening voor de bewaking en de rapportage van emissies en activiteitsgegevens.".

"3.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met gedetailleerde regelingen voor de bewaking van en rapportage over activiteiten, installaties en broeikasgassen die niet in combinatie in bijlage I voorkomen, mits deze bewaking en rapportage met voldoende nauwkeurigheid kunnen worden uitgevoerd.".

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    132

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 20 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 24 bis – lid 1 – alinea's 1 en 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)  in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

a)  in lid 1 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

"Dergelijke maatregelen moeten samenhangen met overeenkomstig artikel 11 ter, lid 7, vastgestelde handelingen. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

"1.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met, naast de in artikel 24 bedoelde opneming, gedetailleerde regelingen voor het verlenen van emissierechten of kredieten voor door de lidstaten beheerde projecten die de emissie van broeikasgassen die niet onder de EU-ETS vallen, verlagen.".

Motivering

Afstemming op het VWEU. De inhoud van deze bepaling stemt overeen met de huidige formulering van de basishandeling, met een aantal technische aanpassingen.

Amendement    133

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 22

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 25 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Indien een derde land maatregelen vaststelt om het klimaatveranderingseffect van vluchten die vanuit dat land vertrekken en in de Gemeenschap aankomen, te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat derde land en met de lidstaten in het comité, bedoeld in artikel 23, lid 1, welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen de Gemeenschapsregeling en de maatregelen van dat land te voorzien.

1. Indien een derde land maatregelen vaststelt om het klimaatveranderingseffect van vluchten die vanuit dat land vertrekken en in de Unie aankomen, te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat derde land en met de lidstaten in het comité, bedoeld in artikel 30 quater, lid 1, welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen de EU-ETS en de maatregelen van dat derde land te voorzien.

Indien nodig kan de Commissie wijzigingen aannemen om vluchten vanuit het betreffende derde land van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten uit te sluiten of andere wijzigingen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten ingevolge overeenkomsten uit hoofde van de vierde alinea door te voeren. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 dergelijke wijzigingen vast te stellen.".

Indien nodig kan de Commissie een wetgevingsvoorstel bij het Europees Parlement en de Raad indienen om vluchten vanuit het betreffende derde land van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten uit te sluiten of andere wijzigingen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten ingevolge dergelijke overeenkomsten door te voeren.

Amendement    134

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 22 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 27 – lid 1

 

Bestaande tekst

Amendement

 

22 bis)  Artikel 27, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten kunnen, na overleg met de exploitant, installaties met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 25 000 t CO2-equivalent en, wanneer zij verbrandingsactiviteiten verrichten, een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 35 MW hebben, emissies uit biomassa niet meegerekend, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiereductie zullen zorgen, van de Gemeenschapsregeling uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

"1. De lidstaten kunnen, na overleg met en met instemming van de exploitant, door een kmo geëxploiteerde installaties met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 50 000 ton CO2-equivalent, emissies uit biomassa niet meegerekend, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiereductie zullen zorgen, van de EU-ETS uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)  hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties, voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1, wordt ingediend en ten laatste wanneer deze lijst bij de Commissie wordt ingediend;

a)  hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties en waarbij wordt aangegeven hoe die maatregelen niet zullen leiden tot hogere nalevingskosten voor die installaties, voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1, wordt ingediend en ten laatste wanneer deze lijst bij de Commissie wordt ingediend;

b)  hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 25 000 t of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend. De lidstaten kunnen vereenvoudigde maatregelen inzake bewaking, rapportage en verificatie toestaan voor installaties met een gemiddelde geverifieerde emissies van minder dan 5 000 t per jaar tussen 2008 en 2010, overeenkomstig artikel 14;

b)  hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 50 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend. De lidstaten kunnen op verzoek van een exploitant vereenvoudigde maatregelen inzake bewaking, rapportage en verificatie toestaan voor installaties met een gemiddelde geverifieerde emissies van minder dan 5 000 ton per jaar tussen 2008 en 2010, overeenkomstig artikel 14;

c)  hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 25 000 t of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend, of, indien de maatregelen die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties niet langer van toepassing zijn, weer in de Gemeenschapsregeling zal worden opgenomen;

c)  hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 50 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend, of, indien de maatregelen die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties niet langer van toepassing zijn, weer in de EU-ETS zal worden opgenomen;

d)  hij publiceert de onder a), b) en c) bedoelde informatie, zodat het publiek opmerkingen kan maken.

d)  hij stelt de onder a), b) en c) bedoelde informatie ter beschikking van het publiek.

 

Ziekenhuizen kunnen ook worden uitgesloten indien zij gelijkwaardige maatregelen treffen."

Ziekenhuizen kunnen ook worden uitgesloten indien zij gelijkwaardige maatregelen treffen."

Amendement    135

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 22 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 27 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

22 ter)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

"Artikel 27 bis

 

Uitsluiting van kleine installaties zonder voorbehoud van gelijkwaardige maatregelen

 

1.  De lidstaten kunnen, na overleg met de exploitant, installaties met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 5 000 ton CO2-equivalent, emissies uit biomassa niet meegerekend, van de EU-ETS uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

 

a)  hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1, moet worden ingediend of ten laatste op het moment dat die lijst bij de Commissie wordt ingediend;

 

b)  hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 5 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend;

 

c)  hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 5 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend, weer in de EU-ETS zal worden opgenomen, tenzij artikel 27 van toepassing is;

 

d)  hij stelt de onder a), b) en c) bedoelde informatie ter beschikking van het publiek.

 

2.  Wanneer een installatie krachtens lid 1, onder c), weer in de EU-ETS wordt opgenomen, worden alle overeenkomstig artikel 10 bis toegewezen emissierechten verleend met ingang van het jaar van wederopneming. Voor dergelijke installaties verleende emissierechten worden door de lidstaat waarin de installatie gelegen is, afgetrokken van de overeenkomstig artikel 10, lid 2, te veilen hoeveelheid."

Amendement    136

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 22 quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 29

 

Bestaande tekst

Amendement

 

22 quater) Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

"Verslag met het oog op een betere werking van de koolstofmarkt

"Verslag met het oog op een betere werking van de koolstofmarkt

Indien het de Commissie op grond van de geregelde verslagen over de koolstofmarkt als bedoeld in artikel 10, lid 6), blijkt dat de koolstofmarkt niet naar behoren werkt, legt zij een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad. Dit verslag kan zo nodig vergezeld gaan van voorstellen met het oog op een transparantere koolstofmarkt en maatregelen voor de verbetering ervan."

Indien het de Commissie op grond van de geregelde verslagen over de koolstofmarkt als bedoeld in artikel 10, lid 5), blijkt dat de koolstofmarkt niet naar behoren werkt, legt zij een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad. Het verslag omvat een deel over de interactie tussen de EU-ETS en andere beleidsmaatregelen inzake klimaat en energie op Unie- en nationaal niveau met betrekking tot de hoeveelheden emissiereducties, de kosteneffectiviteit van dit beleid en de invloed ervan op de vraag naar EU-ETS-rechten. Dit verslag kan zo nodig vergezeld gaan van voorstellen met het oog op een transparantere EU-ETS en waarin wordt ingegaan op het vermogen een bijdrage te leveren aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050 en op maatregelen voor de verbetering van de regeling, met inbegrip van maatregelen ter verantwoording van de effecten van complementair, voor de hele Unie geldend beleid inzake energie en klimaat op het evenwicht tussen vraag en aanbod van de EU-ETS."

Amendement    137

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 22 quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

22 quinquies)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

"Artikel 30 bis

 

Aanpassing na de algemene inventarisatie uit hoofde van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs

 

Binnen de zes maanden na afloop van de faciliterende dialoog in het kader van het UNFCCC in 2018 publiceert de Commissie een mededeling ter beoordeling van de samenhang tussen de wetgeving van de Unie inzake klimaatverandering en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Met name wordt in de mededeling nagegaan welke rol de EU-ETS speelt bij het bereiken van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en of de regeling hiervoor geschikt is.

 

Binnen de zes maanden na afloop van de algemene inventarisatie in 2023 en na elke volgende algemene inventarisatie dient de Commissie een verslag in waarin wordt beoordeeld of de klimaatactie van de Unie dienovereenkomstig moet worden aangepast.

 

In het verslag wordt overwogen of er aanpassingen moeten worden aangebracht in de EU-ETS binnen de context van wereldwijde inspanningen om de klimaatverandering binnen de perken te houden en inspanningen van andere grote economieën. Met name wordt in het verslag beoordeeld of er strengere emissiereducties nodig zijn, of de bepalingen inzake koolstoflekkage moeten worden aangepast en of er al dan niet bijkomende beleidsmaatregelen nodig zijn om te voldoen aan de toezeggingen van de Unie en de lidstaten inzake de vermindering van broeikasgasemissies.

 

In het verslag wordt rekening gehouden met het risico op koolstoflekkage, het concurrentievermogen van de Europese bedrijfstakken, investeringen binnen de Unie en het industrialiseringsbeleid van de Unie.

 

Het verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel en in dat geval publiceert de Commissie op hetzelfde moment een volledige effectbeoordeling."

Amendement    138

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 22 sexies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I – lid 3

 

Bestaande tekst

Amendement

 

22 sexies)  In bijlage I wordt punt 3 vervangen door:

"3.  Wanneer het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met het oog op het nemen van een besluit inzake de opneming ervan in de Gemeenschapsregeling, worden het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Deze eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische looping-verbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij deze berekening buiten beschouwing gelaten. Tot "eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken" behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt."

"3.  Wanneer het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met het oog op het nemen van een besluit inzake de opneming ervan in de EU-ETS, worden het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Die eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische looping-verbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW, reserve- en noodeenheden die alleen worden gebruikt om bij een stroomstoring elektriciteit voor gebruik ter plaatse op te wekken, en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij deze berekening buiten beschouwing gelaten. Tot "eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken" behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt."

Amendement    139

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 bis (nieuw)

Besluit (EU) nr. 2015/1814

Artikel 1 – lid 5 – alinea's 1 bis en 1 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 1 bis

 

Besluit (EU) 2015/1814 wordt als volgt gewijzigd:

 

In artikel 1, lid 5, worden aan de eerste alinea de volgende alinea's toegevoegd:

 

"Bij wijze van afwijking worden tot aan de evaluatieperiode als bedoeld in artikel 3 de percentages als vermeld in deze alinea verdubbeld. In de evaluatie wordt overwogen of het opnemingspercentage wordt verdubbeld tot het marktevenwicht is hersteld.

 

Bovendien wordt in de evaluatie een plafond ingesteld voor de MSR en in voorkomend geval gaat de evaluatie vergezeld van een wetgevingsvoorstel.".

Motivering

Voor de eerste vier jaren waarin de MSR operationeel is, moet het opnemingspercentage worden verdubbeld.

  • [1]  PB C 71 van 24.2.2016, blz. 57.
  • [2]  PB C 240 van 1.7.2016, blz. 62.

TOELICHTING

Inleiding

Op 15 juli 2015 publiceerde de Commissie haar voorstel voor fase IV van de ETS. Met het voorstel wordt ernaar gestreefd te voldoen aan het EU-streefdoel voor de vermindering van broeikasgasemissies met "minstens" 40 % tegen 2030, en wordt er tegelijkertijd gezorgd voor de bescherming van de Europese industrie tegen het risico op koolstoflekkage en voor de bevordering van innovatie en modernisering in de industrie- en energiesector in het decennium na 2020.[1] Het voorstel komt voort uit de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014, waarin richtsnoeren zijn vastgelegd over de manier waarop deze doelen kunnen worden bereikt.[2]

De rapporteur steunt het voorstel van de Europese Commissie als onderdeel van het bestaande klimaat- en energiepakket 2030 van de EU. De rapporteur is van mening dat een op de markt gebaseerd mechanisme zoals de ETS de meest kosteneffectieve manier is om te voldoen aan onze verplichtingen inzake klimaatverandering en stelt met tevredenheid vast dat koolstofbeprijzing over de hele wereld wordt verspreid.

Bij het opstellen van dit verslag heeft de rapporteur nauw samengewerkt met zijn schaduwrapporteurs, hun medewerkers en adviseurs en hij wenst hen officieel zijn dank te betuigen voor hun waardevolle bijdrage aan het proces tot nu toe. De rapporteur wenst evenzeer officieel zijn dank te betuigen aan de Europese Commissie voor haar volgehouden en proactieve inzet.

Ambitie

De rapporteur is verheugd over de nieuwe lineaire reductiefactor (LRF) van 2,2 % en is van mening dat dit het minimumpercentage is aan de hand waarvan het totaal aantal rechten jaarlijks moet afnemen in de loop van fase IV.

Op 12 december hebben de landen van de wereld de Overeenkomst van Parijs gesloten, waardoor ze zich ertoe hebben verbonden de wereldwijde temperatuurstijging een halt toe te roepen tot "ruim onder" de twee graden, waarbij wordt erkend dat 1,5 graden beter zou zijn om de strijd aan te gaan met de zwaarste gevolgen van klimaatverandering.[3] De rapporteur meent dat het van cruciaal belang is dat in de ETS rekening wordt gehouden met de vooruitgang die is geboekt in de Overeenkomst van Parijs en stelt het volgende voor:

a)  Een nieuwe herzieningsclausule waarin de Europese Commissie wordt verzocht de LRF permanent te evalueren en indien nodig een voorstel in te dienen bij het Europees Parlement en de Raad na de eerste wereldwijde inventarisering in 2023.

Het besef dat overlappingen in het klimaat- en energiebeleid van de EU, alsook unilaterale nationale maatregelen voor vermindering van de stroomopwekkingscapaciteit de doeltreffendheid van de ETS ondermijnen en voor storingen in het marktevenwicht zorgen, heeft de rapporteur ertoe aangezet tevens het volgende voor te stellen:

a)  De Commissie moet als onderdeel van haar jaarlijks evaluatie van de werking van de ETS rekening houden met de effecten van overlappingen in het EU-beleid en indien nodig een voorstel indienen bij het Europees Parlement en de Raad.

b)  De lidstaten mogen om de twee jaar afstand doen van een aantal rechten en deze in de marktstabiliteitsreserve (MSR) plaatsen, evenveel als het aantal rechten verbonden met de elektriciteitscapaciteit die in die periode van het net is gehaald.

Koolstoflekkage

Naarmate onze klimaatambities verder worden opgekrikt, zullen kosteloze toewijzingen steeds zeldzamer worden. De rapporteur is van mening dat het essentieel is passende bescherming te bieden aan bedrijfstakken met een risico op koolstoflekkage, maar is zich ervan bewust dat deze bescherming beter moet worden afgesteld en dat er voor moet worden gezorgd dat benchmarks realistisch zijn en de onrechtvaardige sectoroverschrijdende correctiefactor (CSCF) wordt vermeden. Om die reden stelt de rapporteur het volgende voor:

a)  Een gerichtere verdeling van kosteloze toewijzingen op basis van het resultaat van de vermenigvuldiging van de intensiteit van de handel met derde landen van bedrijfstakken of deeltakken met hun emissie-intensiteit.

b)  Een kwalitatieve beoordeling voor alle bedrijfstakken die 10 % verwijderd zijn van een hogere categorie voor kosteloze toewijzing.

c)  Een nieuw verminderingspercentage voor benchmarks van 0,3 % om rekening te houden met bedrijfstakken die niet in staat zijn een jaarlijkse vermindering van 0,5 % te verwezenlijken.

d)  Tot maximaal twee procentpunten van het te veilen aandeel zal worden overgedragen naar de pot van kosteloze toewijzingen om een betere CSCF te verkrijgen eens die in werking treedt.

e)  De Commissie mag bedrijfstakken of deeltakken beoordelen op een verder samengevoegd of opgesplitst niveau dan NACE 4.

Indirecte kosten

De rapporteur beaamt dat er sprake is van marktverstoring wanneer sommige lidstaten indirecte kosten compenseren en andere dit niet doen. Bovendien is de rapporteur van mening dat deze verstoring moet worden aangepakt. Tijdens de zoektocht naar een oplossing is er echter een juridische kwestie opgedoken. Gezien het feit dat het tegen de Verdragen ingaat om de lidstaten te verplichten gebruik te maken van overheidssteun is de rapporteur teruggekeerd naar de huidige status waarin de lidstaten "mogen" compenseren, in afwachting van verdere besprekingen met de schaduwrapporteurs en juridische deskundigen.

Dynamischere toewijzing

Krachtens de huidige regelgeving kan toewijzing enkel wijzigen als er een verandering van 50 % is in de productieniveaus. Dit heeft gezorgd voor te lage toewijzing in een aantal bedrijfstakken, terwijl andere onverhoopte winsten hebben geboekt. Om dit recht te zetten, stelt de rapporteur het volgende voor:

a)  Toewijzing zal wijzigen overeenkomstig een stijging of daling van 10 % in de productie van een installatie.

Vereenvoudiging

De kosten en administratieve lasten van de ETS weegt het zwaarst voor wie het zich het minst kan veroorloven. In het besef dat er een sterk elan is om de administratieve lasten voor de industrie te verminderen, stelt de rapporteur het volgende voor:

a)  De drempel voor kleine emittenten zal worden opgetrokken van 25 000 ton CO2-equivalent naar 50 000 ton CO2-equivalent.

b)  Uiterst kleine emittenten van minder dan 5 000 ton CO2-equivalent moeten een "opt-out"-mogelijkheid krijgen voor de ETS zonder gelijkwaardige maatregelen.

Innovatiefonds

Uiteindelijk moeten bedrijfstakken in staat zijn via innovatie naar een koolstofarme toekomst toe te werken. Aangezien de ambities binnen de ETS stijgen en onze emissiegrenswaarden voor broeikasgassen dalen, is het van het grootste belang dat nieuwe technologieën tevoorschijn komen om de bedrijfstakken van Europa concurrerend te houden en banen te vrijwaren. Om die reden stelt de rapporteur een aantal wijzigingen aan het innovatiefonds voor:

a)  De helft van het innovatiefonds zal van het te veilen aandeel komen.

b)  Het innovatiefonds wordt gestimuleerd met 150 miljoen niet-toegewezen rechten.

c)  Tot 75 % van de kosten van projecten wordt ondersteund.

d)  60 % van de financiering hoeft niet afhankelijk te zijn van geverifieerde emissiereductie.

e)  Projecten zullen worden gefinancierd aan de hand van vooraf bepaalde mijlpalen.

Moderniseringsfonds

De rapporteur is van mening dat het moderniseringsfonds overeenkomstig de conclusies van de Raad van oktober 2014 in de eerste plaats moet worden beheerd door de begunstigde lidstaten, met inspraak van de EIB en de Europese Commissie. Bovendien meent de rapporteur dat de investeringscriteria en -regels van het fonds zo transparant mogelijk moeten zijn. De rapporteur doet het volgende voorstel:

a)  De drempel voor kleinschalige projecten wordt vastgelegd op 20 miljoen EUR.

b)  De lidstaten ontwikkelen nationale regels en selectiecriteria voor kleinschalige projecten en deze regels en criteria worden onderworpen aan openbare raadpleging.

c)  De investeringsraad wordt samengesteld uit de begunstigde lidstaten, de EIB en de Commissie.

d)  Er moet een openbare raadpleging over de selectiecriteria van de investeringsraad plaatsvinden.

Artikel 10 quater

De rapporteur is verheugd over de koerswijziging naar een concurrerend biedingsproces voor projecten die uit hoofde van artikel 10 quater worden ondernomen en is het ermee eens dat door middel van concurrentie de beste prijs-kwaliteitsverhouding zal worden bepaald. De rapporteur aanvaardt het Commissievoorstel in grote lijnen, maar stelt het volgende voor:

a)  De drempel voor concurrerende bieding wordt vastgelegd op 20 miljoen EUR.

b)  Warmtekrachtkoppeling komt ook in aanmerking voor steun.

  • [1]  http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/revision/index_en.htm
  • [2]  http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2014/10/pdf/europese-raad-(23-en-24-oktober-2014)-conclusies-over-het-kader-voor-het-klimaat--en-energiebeleid-2030/
  • [3]  https://unfccc.int/resource/docs/2015/cop21/eng/l09r01.pdf

MINDERHEIDSSTANDPUNT

ingediend overeenkomstig artikel 56, lid 3, van het Reglement

Mireille D'Ornano

Onze fractie onderschrijft deze hervorming niet, aangezien ze naar onze mening op het vlak van milieu te veel risico's inhoudt, verscholen achter de goede intenties die erin naar voren worden geschoven. De vermindering van broeikasgasemissies is zeker prijzenswaardig, maar mag niet ten koste gaan van onze werkgelegenheid in de industrie. De betrokken sectoren, zoals die van de staalindustrie, zijn reeds overgeleverd aan een genadeloze wereldwijde concurrentiestrijd met landen als China. Hoewel deze landen een hoge positie bekleden in deze sector, blijven ze weinig scrupules aan de dag leggen op het gebied van milieu. Bovendien ontbreekt het in dit verslag ook niet aan pogingen om de bevoegdheden van de Europese Commissie op steeds geniepigere wijze uit te breiden, ten koste van de soevereine lidstaten. We aanvaarden evenmin de nauwelijks verhulde aantasting van de bevoegdheden van de Internationale Maritieme Organisatie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, hetgeen blijkt uit de wens om de maritieme sector en de luchtvaartsector op te nemen in de ETS-regeling. Om wettelijk en doeltreffend te zijn moeten dergelijke besluiten in onderling overleg worden genomen door alle staten, op mondiaal niveau. In ieder geval dient de Europese Unie zich niet te mengen in deze organisaties of te proberen in hun plaats op te treden. Om al deze redenen stemmen wij tegen dit verslag.

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energiE(*) (17.10.2016)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen
(COM(2015)0337 – C8-0190/2015 – 2015/0148(COD))

Rapporteur voor advies (*): Fredrick Federley

(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement

BEKNOPTE MOTIVERING

De wereld beweegt zich in de richting van een koolstofarme economie, het klimaatakkoord van Parijs van vorig jaar toont aan dat deze ontwikkeling onomkeerbaar is. In het akkoord worden ambitieuze doelen gesteld, en het is belangrijk dat de EU zich aan haar afspraken houdt. Even belangrijk is dat we van de vele gelegenheden gebruik maken die geboden worden door de overgang van onze economie naar een koolstofarme economie.

Europa heeft meer dan 10 jaar ervaring met het EU-emissiehandelsysteem (EU-ETS). Het EU-ETS is wereldwijd het grootste systeem voor uitstootbeperking en emissiehandel, dat geldt voor meer dan 11 000 energiecentrales en industriële installaties. Het is gelukt klimaatverandering op de agenda te krijgen in de bestuurskamers, door een prijskaartje te hangen aan koolstof – wat ertoe bijgedragen heeft dat er wordt geïnvesteerd in koolstofarme technologieën. Regeringen en particuliere bedrijven zetten zich op de hele wereld in voor de handel in koolstofemissies, omdat het een instrument is dat concurrentievermogen kan garanderen, innovatie kan aanmoedigen en kan leiden tot substantiële emissiereducties. Een toenemend aantal landen, waaronder met name China, gebruikt emissiehandel om zijn klimaatdoelstellingen te verwezenlijken of is van plan dit te gaan doen.

In juli 2015 heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend om de EU-ETS-richtlijn zodanig te herzien dat de EU-doelstelling om de binnenlandse broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 40 % te verlagen, wordt gehaald. De rapporteur is verheugd over de voorgestelde hervormingen. Sommige elementen moeten echter worden aangescherpt om ervoor te zorgen dat het systeem intact blijft, voor de industrie voorspelbaar is en dat er sprake is van een gelijk speelveld voor ondernemingen, bedrijfstakken en lidstaten. Het is van vitaal belang, ook met het oog op het recent aangenomen klimaatakkoord van Parijs, dat het EU-ETS blijft stimuleren dat de emissies op adequate wijze worden teruggedrongen. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat de best presterende industrieën extra kosten moeten maken, die werkelijk blootstaan aan het risico van koolstoflekkage.

Realiseren van kosteneffectieve broeikasgasemissiereducties

Overeenkomstig de huidige richtlijn lopen de bepalingen inzake koolstoflekkage af in 2020. Voor sommige industriële sectoren zal het echter noodzakelijk blijven tijdelijk door te gaan met de kosteloze toewijzing, als uitzondering op de algemene regel van veiling als toewijzingsmethode, om het risico van koolstoflekkage tegen te gaan. Toewijzingsregels en -benchmarks moeten zowel realistisch zijn als een stimulans voor continue verbeteringen van het proces. Er zijn frequentere aanpassingen nodig op grond van de feitelijke productiegegevens om over-toewijzing te voorkomen en efficiënte industrieën niet te ontmoedigen om te groeien. De kosteloze toewijzing moet beter gericht zijn op die bedrijfstakken die het meest blootstaan aan het risico van koolstoflekkage, zodat de bedrijfstakken die er het meest behoefte aan hebben, worden ondersteund. Hierdoor zal de sectoroverschrijdende correctiefactor minimaal hoeven worden toegepast, die anders het concurrentievermogen van sommige industriële sectoren onterecht en botweg zou kunnen benadelen.

Stimuleren van industriële innovatie

Het EU-ETS kan een belangrijk instrument zijn om innovatieve koolstofarme technologieën op te schalen en zou dat ook moeten zijn. De rapporteur is verheugd over het voorstel van de Commissie om de omvang van het innovatiefonds te vergroten, en om het toepassingsgebied voor koolstofarme innovatie in industriële sectoren uit te breiden. Het EU-ETS slaagt er echter tot dusverre niet in koolstofarme investeringen en innovatie op een schaal te bevorderen die nodig is om klimaatdoelstellingen op de middellange en lange termijn te verwezenlijken. Het heeft een krachtiger innovatiefonds nodig met een extra toewijzing van 150 miljoen om private investeringen aan te trekken in baanbrekende industriële technologieën. Nu de uitstootbeperking van het EU-ETS afneemt en de koolstoflekkagebepalingen worden hervormd, waarbij gestreefd wordt naar 100 % veiling, worden beleidsmaatregelen ter ondersteuning van investeringen in de overgang naar een koolstofarme economie steeds belangrijker.

Consistent met een steeds geïntegreerdere energiemarkt

De hervorming van het EU-ETS, samen met zijn impact op de energieproductie en energiehandel, zou consistent moeten zijn met de doelstellingen van de Energie-unie. Een innovatief en modern Europees energiesysteem is van vitaal belang, en er zouden meer middelen moeten worden ingezet voor dit doel. Post-2020 EU-ETS-regels voor de energiesector of ter compensatie van indirecte koolstofkosten voor elektriciteitsverbruikers moeten meer geharmoniseerd worden, en moeten gericht zijn op een gelijk speelveld en zouden de concurrentie tussen de lidstaten op de elektriciteitsmarkt niet mogen verstoren. De tijdelijke kosteloze toewijzing aan de energiesector in lidstaten met een lager inkomen moet op transparante wijze plaatsvinden, om te zorgen voor economisch rendabele projecten in lijn met de energie- en klimaatdoelstellingen van de EU op de lange termijn. Regelmatig zou gekeken moeten worden naar de interactie tussen het EU-ETS en overige beleidsmaatregelen op het gebied van klimaat, luchtkwaliteit en energie, om te voorkomen dat maatregelen elkaar overlappen en om negatieve interactie tussen verschillende beleidsinstrumenten te vermijden.

Voortbouwen op het klimaatakkoord van Parijs

Welke gevolgen het klimaatakkoord van Parijs zal hebben voor het EU-ETS is nog niet in detail nagegaan, en derhalve is het niet mogelijk daar volledig rekening mee te houden bij de start van fase 4.

Terwijl het Protocol van Kyoto slechts betrekking had op 12 % van de wereldwijde emissies, zijn nu de landen die verantwoordelijk zijn voor 95 % van de wereldwijde emissies verplicht om nationale klimaatplannen te implementeren en hun ambities om de vijf jaar te verhogen. De EU-ETS-richtlijn moet daarom worden afgestemd op het klimaatakkoord van Parijs, inclusief de vaststelling van een trapsgewijs mechanisme ('ratchet mechanism') waardoor de koolstoflekkagebepalingen en het ambitieniveau met regelmatige tussenpozen worden bijgesteld.

AMENDEMENTEN

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement    1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)  Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad15 is een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie vastgesteld teneinde de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen.

(1)  Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad15 is een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie vastgesteld teneinde de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen om zo het internationale concurrentievermogen van de EU-industrie te waarborgen, koolstoflekkage te vermijden en te voorkomen dat investeringen naar elders wegvloeien.

__________________

__________________

15Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

15Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

Amendement    2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2)  De Europese Raad van oktober 2014 heeft zich ertoe verbonden de totale broeikasgasemissies van de Unie tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 1990. Alle bedrijfstakken van de economie moeten bijdragen aan het behalen van die emissiereducties en de doelstelling zal op de meest kosteneffectieve wijze worden bereikt via de regeling van de Unie voor de handel in emissierechten (EU Emission Trading System, EU-ETS), met tegen 2030 een vermindering met 43 % ten opzichte van 2005. Dat is bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering16 is ingediend.

(2)  De Europese Raad van oktober 2014 heeft zich ertoe verbonden de totale broeikasgasemissies van de Unie tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 1990. Alle bedrijfstakken van de economie moeten bijdragen aan het behalen van die emissiereducties en de doelstelling zal op de meest kosteneffectieve wijze worden bereikt via de regeling van de Unie voor de handel in emissierechten (EU Emission Trading System, EU-ETS), met tegen 2030 een vermindering met 43 % ten opzichte van 2005. Dat is bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering[1] is ingediend. De Overeenkomst van Parijs over klimaatverandering ("de Overeenkomst"), die op de 21e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering is aangenomen, markeert een nieuwe mijlpaal op het vlak van mondiale doelstellingen om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5°C boven de pre-industriële niveaus. Volgens de Overeenkomst moeten alle sectoren van de economie een bijdrage leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot. De doelstellingen en maatregelen waarin op internationaal niveau overeenstemming is bereikt, zoals in het kader van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), worden toegejuicht als zij emissiebeperking bewerkstelligen;

__________________

__________________

16 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

16 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

Amendement    3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  De Europese Raad heeft bevestigd dat een goed functionerende, hervormde EU-ETS met een instrument om de markt te stabiliseren het belangrijkste Europese instrument zal zijn om die doelstelling te bereiken, met een jaarlijkse reductiefactor van 2,2 % vanaf 2021, terwijl de kosteloze toewijzing niet afloopt, maar de bestaande maatregelen na 2020 blijven bestaan om het risico op koolstoflekkage ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan zolang er in andere grote economieën geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd en zonder het aandeel van de te veilen rechten te verkleinen. Om de planningszekerheid wat investeringsbeslissingen betreft, te verhogen, de transparantie te vergroten en het systeem in zijn geheel eenvoudiger en gemakkelijker te begrijpen te maken, moet in de wetgeving het aandeel dat wordt geveild als een percentage worden uitgedrukt.

(3)  De Europese Raad heeft bevestigd dat een goed functionerende, hervormde en effectievere EU-ETS met een instrument om de markt te stabiliseren het belangrijkste Europese instrument zal zijn om die doelstelling te bereiken, met een jaarlijkse reductiefactor van 2,2 % vanaf 2021, terwijl de kosteloze toewijzing niet afloopt, maar de bestaande maatregelen na 2020 blijven bestaan om het risico op koolstoflekkage ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan zolang er in andere grote economieën, derde landen of subnationale regio's geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd en zonder het aandeel van de te veilen rechten te verkleinen. Om de planningszekerheid wat investeringsbeslissingen betreft te verhogen, de transparantie te vergroten en het systeem in zijn geheel eenvoudiger en gemakkelijker te begrijpen te maken, moet in de wetgeving het aandeel dat wordt geveild als een percentage worden uitgedrukt. Aangezien de Unie duidelijk is over haar voornemen om de EU-ETS te handhaven als hoofdpijler van het klimaatbeleid van de Unie, volgen andere landen en regio's in de wereld het klimaatbeleid van de Unie. In 2016 gebruiken circa 40 landen en meer dan 20 steden, staten en provincies koolstofbeprijzingsregelingen, in verschillende mate, en overwegen andere dergelijke regelingen in de toekomst toe te passen. De Unie moedigt andere landen aan te volgen en te volharden in hun inspanningen.

Amendement    4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  Het is een essentiële prioriteit van de Unie om een veerkrachtige energie-unie tot stand te brengen om haar burgers betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verstrekken. Om dat te bereiken, is een voortzetting van de ambitieuze klimaatactie nodig, met de EU-ETS als de hoeksteen van het Europese klimaatbeleid, en vooruitgang op andere vlakken van de energie-unie17. De uitvoering van de in het beleidskader 2030 besloten ambitie draagt bij tot de vaststelling van een zinvolle koolstofprijs en tot het verder stimuleren van kosteneffectieve broeikasgasemissiereducties.

(4)  Het is een essentiële prioriteit van de Unie om een veerkrachtige energie-unie tot stand te brengen om haar burgers betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verstrekken. Om dat te bereiken, is een voortzetting van de ambitieuze klimaatactie nodig, met de EU-ETS als de hoeksteen van het Europese klimaatbeleid, en vooruitgang op andere vlakken van de energie-unie17, waarbij wordt gewaarborgd dat deze vlakken, zoals vlakken die gerelateerd zijn aan energie-efficiëntie en hernieuwbare bronnen, de doelstellingen van de EU-ETS versterken en de goede marktwerking niet ondermijnen. De uitvoering van de in het beleidskader 2030 besloten ambitie draagt bij tot de vaststelling van een zinvolle koolstofprijs en tot het verder stimuleren van kosteneffectieve broeikasgasemissiereducties, om de langetermijndoelstelling van de Unie om de broeikasgasemissies tegen 2050 verminderen met 80-95% te verwezenlijken. Het wordt betreurd dat het koolstofprijssignaal in fase 3 niet hoog genoeg is geweest om investeringen in koolstofarme technologieën en processen te stimuleren. Een koolstofprijs die hoog genoeg is om investeringen in het koolstofarm maken van producten te stimuleren, is essentieel voor het functioneren van de EU-ETS-markt. De herindustrialiseringsdoelstelling die is gericht op een aandeel van de industrie in het Unie-bbp van 20 % tegen 2020 moet in dit verband worden benadrukt, alsmede het belang van innovatie, investeringen in onderzoek en ontwikkeling, werkgelegenheid en vernieuwing van vaardigheden.

__________________

__________________

17 COM(2015) 80, "Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering"

17COM(2015) 80, "Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering"

Amendement    5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5)  Het EU-beleid is krachtens artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerd op het beginsel dat de vervuiler betaalt en op basis daarvan voorziet Richtlijn 2003/87/EG op termijn in een overgang naar volledige veiling. Zolang andere grote economieën geen vergelijkbare maatregelen inzake klimaatbeleid nemen, is het uitstellen van een volledige overgang gerechtvaardigd ter voorkoming van koolstoflekkage en is gerichte kosteloze toewijzing van rechten aan de industrie gerechtvaardigd ter vermindering van het reële risico op een stijging van de broeikasgasemissies in derde landen waar voor de industrie geen vergelijkbare koolstofbeperkingen gelden.

(5)  Het EU-beleid is krachtens artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerd op het beginsel dat de vervuiler betaalt en op basis daarvan voorziet Richtlijn 2003/87/EG op termijn in een overgang naar volledige veiling. Zolang andere grote economieën geen vergelijkbare maatregelen inzake klimaatbeleid nemen, is het uitstellen van een volledige overgang gerechtvaardigd ter voorkoming van het risico van koolstoflekkage en het risico dat investeringen naar elders wegvloeien, en is gerichte kosteloze toewijzing van rechten aan de industrie gerechtvaardigd ter vermindering van het reële risico op een stijging van de mondiale broeikasgasemissies en het verleggen van investeringen naar derde landen waar voor de industrie geen vergelijkbare koolstofbeperkingen gelden. Uit een studie waartoe de Commissie in 2013 opdracht had gegeven bleek dat er zich in de jaren 2005-2012 geen koolstoflekkage heeft voorgedaan.

Amendement    6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  De veiling van rechten blijft de algemene regel en kosteloze toewijzing de uitzondering. Derhalve, en zoals bevestigd door de Europese Raad, mag het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2013-2020 57 % bedroeg, niet worden verlaagd. In de effectbeoordeling van de Commissie worden nadere gegevens over het te veilen aandeel verstrekt en wordt gepreciseerd dat dit aandeel van 57 % bestaat uit namens de lidstaten geveilde rechten, inclusief voor nieuwkomers gereserveerde rechten die niet zijn toegewezen, rechten voor de modernisering van de elektriciteitsopwekking in bepaalde lidstaten en rechten die op een later tijdstip worden geveild aangezien zij in de bij Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad19 ingestelde marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

(6)  De veiling van rechten blijft de algemene regel en kosteloze toewijzing een uitzondering gedurende een overgangsperiode om het Europese concurrentievermogen op mondiaal niveau te handhaven. Derhalve, en zoals bevestigd door de Europese Raad, mag het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2013-2020 57 % bedroeg, niet worden verlaagd. Vanaf 2021 moet het aandeel te veilen rechten minstens 57 % bedragen met de mogelijkheid om het met hooguit percentpunten te verlagen om te zorgen voor een voldoende hoeveelheid kosteloze toewijzingen. In de effectbeoordeling van de Commissie worden nadere gegevens over het te veilen aandeel verstrekt en wordt gepreciseerd dat dit aandeel van 57 % bestaat uit namens de lidstaten geveilde rechten, inclusief voor nieuwkomers gereserveerde rechten die niet zijn toegewezen, rechten voor de modernisering van de elektriciteitsopwekking in bepaalde lidstaten en rechten die op een later tijdstip worden geveild aangezien zij in de bij Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad19 ingestelde marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

__________________

__________________

18 SEC(2015)XX

18 SEC(2015)XX

19 Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L [...] van [...], blz. [...]).

19Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L [...] van [...], blz. [...]).

Amendement    7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)  Om het milieuvoordeel van de emissiereducties in de Unie te handhaven terwijl maatregelen van andere landen de industrie geen vergelijkbare stimulansen voor emissiereductie bieden, moeten nog steeds kosteloze rechten worden toegewezen aan installaties in bedrijfstakken en deeltakken die een reëel risico op koolstoflekkage lopen. De ervaring die tijdens de werking van de EU-ETS is opgedaan, bevestigt dat bedrijfstakken en deeltakken in verschillende mate zijn blootgesteld aan een risico op koolstoflekkage en dat kosteloze toewijzing koolstoflekkage heeft voorkomen. Terwijl sommige bedrijfstakken en deeltakken kunnen worden geacht een hoger risico op koolstoflekkage te lopen, kunnen andere om hun emissies te betalen een aanzienlijk deel van de kosten van de rechten in de productprijzen doorberekenen, zonder marktaandeel te verliezen, en dragen zij alleen het resterende deel van de kosten, zodat zij een laag risico op koolstoflekkage lopen. De Commissie moet de relevante bedrijfstakken vaststellen en op basis van hun handelsintensiteit en hun emissie-intensiteit differentiëren om beter te kunnen bepalen welke bedrijfstakken een reëel risico op koolstoflekkage lopen. Indien op basis van die criteria een drempel wordt overschreden die is vastgesteld door rekening te houden met de respectievelijke mogelijkheid van betrokken bedrijfstakken en deeltakken om kosten in de productprijzen door te berekenen, moet die bedrijfstak of deeltak worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Andere moeten worden geacht een laag risico of geen risico op koolstoflekkage te lopen. Door rekening te houden met de mogelijkheden van bedrijfstakken en deeltakken buiten de elektriciteitsopwekking om kosten in de productprijzen door te berekenen, moeten tevens onverhoopte winsten worden beperkt.

(7)  Om het milieuvoordeel van de emissiereducties in de Unie te handhaven terwijl maatregelen van andere landen de industrie geen vergelijkbare stimulansen voor emissiereductie bieden, moeten nog steeds kosteloze rechten worden toegewezen aan installaties in bedrijfstakken en deeltakken die een reëel risico op koolstoflekkage lopen. Kosteloze toewijzing wordt niet geacht een subsidie te zijn, maar moet erop gericht zijn koolstoflekkage te voorkomen en te vermijden dat investeringen wegvloeien en moet investeringen in koolstofarme technologieën en processen stimuleren en financieren. De ervaring die tijdens de werking van de EU-ETS is opgedaan, bevestigt dat bedrijfstakken en deeltakken in verschillende mate zijn blootgesteld aan een risico op koolstoflekkage en dat kosteloze toewijzing koolstoflekkage heeft voorkomen. Terwijl sommige bedrijfstakken en deeltakken kunnen worden geacht een hoger risico op koolstoflekkage te lopen, kunnen andere om hun emissies te betalen een aanzienlijk deel van de kosten van de rechten in de productprijzen doorberekenen, zonder marktaandeel te verliezen, en dragen zij alleen het resterende deel van de kosten, zodat zij een laag risico op koolstoflekkage lopen. De Commissie moet de relevante bedrijfstakken vaststellen en op basis van hun handelsintensiteit en hun emissie-intensiteit differentiëren om beter te kunnen bepalen welke bedrijfstakken een reëel risico op koolstoflekkage lopen. Indien op basis van die criteria een drempel wordt overschreden die is vastgesteld door rekening te houden met de respectievelijke mogelijkheid van betrokken bedrijfstakken en deeltakken om kosten in de productprijzen door te berekenen, moet die bedrijfstak of deeltak worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Andere moeten worden geacht een laag risico of geen risico op koolstoflekkage te lopen. Bedrijfstakken en deeltakken die niet zijn blootgesteld aan koolstoflekkage zouden geen recht mogen hebben op kosteloze toewijzing. Door rekening te houden met de mogelijkheden van bedrijfstakken en deeltakken buiten de elektriciteitsopwekking om kosten in de productprijzen door te berekenen, moeten tevens onverhoopte winsten worden beperkt.

Amendement    8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)  Om rekening te houden met de technologische vooruitgang in de betrokken bedrijfstakken en de waarden van de benchmarks voor kosteloze toewijzingen aan installaties, vastgesteld aan de hand van gegevens van de jaren 2007-2008, aan de relevante periode van toewijzing aan te passen, moeten die waarden in overeenstemming met de waargenomen gemiddelde vooruitgang worden geactualiseerd. Omwille van de voorspelbaarheid moet dat gebeuren door toepassing van een factor die de beste beoordeling van de vooruitgang in de verschillende bedrijfstakken vertegenwoordigt en rekening houdt met solide, objectieve en geverifieerde gegevens van de installaties, zodat de bedrijfstakken met een aanzienlijk van die factor afwijkende mate van vooruitgang een benchmarkwaarde hebben die dichter bij hun werkelijke mate van vooruitgang ligt. Indien uit de gegevens een verschil ten aanzien van de reductiefactor blijkt dat over de relevante periode jaarlijks meer dan 0,5 % hoger of lager ligt dan de waarde van 2007-2008, moet de betrokken benchmarkwaarde ten belope van dat percentage worden aangepast. Om gelijke concurrentievoorwaarden voor de productie van aromaten, waterstof en syngas in raffinaderijen en chemische fabrieken te waarborgen, moeten de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas afgestemd blijven op de benchmarks voor raffinaderijen.

(8)  Om rekening te houden met de technologische vooruitgang in de betrokken bedrijfstakken moeten de benchmarks volledig worden geactualiseerd met de gegevens van 2017 en 2018 die de werkelijke technologische verbeteringen weerspiegelen. Omwille van de voorspelbaarheid en om te zorgen voor een blijvende stimulans voor procesverbetering, moeten de benchmarks verder geactualiseerd worden door toepassing van een factor die de beste beoordeling van de vooruitgang in de verschillende bedrijfstakken vertegenwoordigt en rekening houdt met solide, objectieve en geverifieerde gegevens van de installaties, zodat de bedrijfstakken met een aanzienlijk van die factor afwijkende mate van vooruitgang een benchmarkwaarde hebben die dichter bij hun werkelijke mate van vooruitgang ligt. Indien uit de gegevens een verschil ten aanzien van de reductiefactor blijkt dat over de relevante periode jaarlijks meer dan 0,5 % hoger of lager ligt dan de waarde, moet de betrokken benchmarkwaarde ten belope van dat percentage worden aangepast. Indien sectoren een lager verbeteringspercentage hebben dan 0,3%, zou dat percentage moeten worden toegepast. Om gelijke concurrentievoorwaarden voor de productie van aromaten, waterstof en syngas in raffinaderijen en chemische fabrieken te waarborgen, moeten de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas afgestemd blijven op de benchmarks voor raffinaderijen.

Amendement    9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)  De lidstaten moeten, in overeenstemming met de staatssteunregels, voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Lidstaten moeten de veilinginkomsten ook gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

(9)  Er moet een geharmoniseerd EU-mechanisme worden ingesteld om, rekening houdend met de staatssteunregels, te voorzien in een compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moet ten minste 80% van de veilingopbrengsten worden besteed aan de klimaatacties die zijn vermeld in deze richtlijn, inclusief klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. De EU moet ook een fonds voor een rechtvaardige transitie (Just Transition Fund) oprichten om de veilinginkomsten te verzamelen ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

Amendement    10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10)  De voornaamste stimulans op lange termijn van deze richtlijn voor de CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en baanbrekende innovatie in koolstofarme technologieën en processen is het signaal dat deze verstuurt betreffende de koolstofprijs en dat voor CO2-emissies die permanent worden opgeslagen of vermeden, geen rechten hoeven te worden ingeleverd. Ter aanvulling van de middelen die al worden ingezet om de demonstratie van commerciële faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energietechnologieën te versnellen, moeten de EU-ETS-rechten ook worden gebruikt als gegarandeerde beloning voor het inzetten van faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en industriële innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in de Unie, indien CO2 in voldoende mate wordt opgeslagen of vermeden en op voorwaarde dat er een overeenkomst over kennisdeling is. Het grootste deel van die steun moet afhangen van de geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, terwijl bepaalde steun kan worden verleend indien vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. Het maximale percentage van de projectkosten dat kan worden ondersteund, kan verschillen naargelang de categorie van het project.

(10)  De voornaamste stimulans op lange termijn van deze richtlijn voor CO2-afvang en -opslag (CCS) en CO2-afvang en -gebruik (CCU), nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en baanbrekende innovatie in duurzame koolstofarme technologieën en processen is het signaal dat deze verstuurt betreffende de koolstofprijs en dat voor CO2-emissies die permanent worden opgeslagen of vermeden, geen rechten hoeven te worden ingeleverd. Ter aanvulling van de middelen die al worden ingezet om de demonstratie van commerciële faciliteiten voor CCS en CCU en innovatieve hernieuwbare energietechnologieën te versnellen, moeten de EU-ETS-rechten ook worden gebruikt als gegarandeerde beloning voor het inzetten van faciliteiten voor CCS en CCU, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en industriële innovatie op het gebied van duurzame koolstofarme technologieën en processen in de Unie, indien CO2 in voldoende mate wordt opgeslagen of vermeden en op voorwaarde dat er een overeenkomst over kennisdeling is. Het grootste deel van die steun moet afhangen van de geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, terwijl bepaalde steun kan worden verleend indien vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. Het maximale percentage van de projectkosten dat kan worden ondersteund, kan verschillen naargelang de categorie van het project.

Amendement    11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11)  Een moderniseringsfonds moet worden ingesteld met 2 % van de totale EU-ETS-rechten en geveild overeenkomstig de regels en modaliteiten voor veilingen die op het bij Verordening (EU) nr. 1031/2010 vastgestelde gemeenschappelijke veilingplatform plaatsvinden. Lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten in aanmerking komen voor financiering uit het moderniseringsfonds en mogen tot 2030 afwijken van het beginsel van volledige veiling voor elektriciteitsopwekking door gebruik te maken van de mogelijkheid van kosteloze toewijzing om reële investeringen die hun energiesector moderniseren op een transparante manier te bevorderen en tegelijkertijd verstoringen van de interne energiemarkt te vermijden. De regels voor het beheer van het moderniseringsfonds moeten voorzien in een samenhangend, alomvattend en transparant kader om de efficiëntst mogelijke uitvoering te garanderen en moeten rekening houden met de behoefte aan een eenvoudige toegang voor alle deelnemers. De werking van de beheersstructuur moet zijn afgestemd op het doel om een passend gebruik van de financiële middelen te waarborgen. De beheersstructuur moet bestaan uit een investeringsraad en een beheerscomité en in het besluitvormingsproces moet naar behoren rekening worden gehouden met de deskundigheid van de EIB, tenzij steun wordt verleend aan kleine projecten met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies via een nationaal programma dat de doelstellingen van het moderniseringsfonds deelt. Investeringen die uit het fonds worden gefinancierd, moeten door de lidstaten worden voorgesteld. Om ervoor te zorgen dat de investeringsbehoeften in minder kapitaalkrachtige lidstaten adequaat worden aangepakt, zal bij de verdeling van de financiële middelen in gelijke mate rekening worden gehouden met criteria op het gebied van geverifieerde emissies en bbp. De financiële steun uit het moderniseringsfonds kan in verschillende vormen worden verleend.

(11)  Een moderniseringsfonds moet worden ingesteld met 2 % van de totale EU-ETS-rechten en geveild overeenkomstig de regels en modaliteiten voor veilingen die op het bij Verordening (EU) nr. 1031/2010 vastgestelde gemeenschappelijke veilingplatform plaatsvinden. Lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten in aanmerking komen voor financiering uit het moderniseringsfonds en mogen tot 2030 afwijken van het beginsel van volledige veiling voor elektriciteitsopwekking door gebruik te maken van de mogelijkheid van kosteloze toewijzing om reële investeringen die hun energiesector moderniseren op een transparante manier te bevorderen in lijn met de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050 en tegelijkertijd verstoringen van de interne energiemarkt te vermijden. De regels voor het beheer van het moderniseringsfonds moeten voorzien in een samenhangend, alomvattend en transparant kader om de efficiëntst mogelijke uitvoering te garanderen en moeten rekening houden met de behoefte aan een eenvoudige toegang voor alle deelnemers. De werking van de beheersstructuur moet zijn afgestemd op het doel om een passend gebruik van de financiële middelen te waarborgen. De beheersstructuur moet bestaan uit een investeringsraad en een adviesraad. Investeringen die uit het fonds worden gefinancierd, moeten door de lidstaten worden voorgesteld. Om ervoor te zorgen dat de investeringsbehoeften in minder kapitaalkrachtige lidstaten adequaat worden aangepakt, zal bij de verdeling van de financiële middelen in gelijke mate rekening worden gehouden met criteria op het gebied van geverifieerde emissies en bbp. De financiële steun uit het moderniseringsfonds kan in verschillende vormen worden verleend.

Amendement    12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12)  De Europese Raad heeft bevestigd dat de modaliteiten, inclusief de transparantie, van de optionele kosteloze toewijzing om de energiesector in bepaalde lidstaten te moderniseren, moeten worden verbeterd. Investeringen met een waarde van 10 miljoen EUR of meer moeten door de betrokken lidstaat via een concurrerend biedingsproces worden geselecteerd op basis van duidelijke en transparante regels, zodat de kosteloze toewijzing wordt gebruikt ter bevordering van reële investeringen om de energiesector in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van de energie-unie te moderniseren. Investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR moeten ook in aanmerking komen voor financiering uit de kosteloze toewijzing. De betrokken lidstaat moet dergelijke investeringen op basis van duidelijke en transparante criteria selecteren. Er moet een openbare raadpleging over de resultaten van dat selectieproces plaatsvinden. In het stadium van de selectie van investeringsprojecten en van de uitvoering ervan moeten de burgers naar behoren worden geïnformeerd.

(12)  De Europese Raad heeft bevestigd dat de modaliteiten, inclusief de transparantie, van de optionele kosteloze toewijzing om de energiesector in bepaalde lidstaten te moderniseren, moeten worden verbeterd. Investeringen met een waarde van 10 miljoen EUR of meer moeten door de betrokken lidstaat via een concurrerend biedingsproces worden geselecteerd op basis van duidelijke en transparante regels, zodat de kosteloze toewijzing wordt gebruikt ter bevordering van reële investeringen om de energiesector in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van de energie-unie te moderniseren. De lijst met geselecteerde en afgewezen projecten moet openbaar worden gemaakt. Investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR moeten ook in aanmerking komen voor financiering uit de kosteloze toewijzing. De betrokken lidstaat moet dergelijke investeringen selecteren op basis van duidelijke en transparante criteria, die in deze richtlijn worden vastgesteld. Er moet een openbare raadpleging over de resultaten van dat selectieproces plaatsvinden. In het stadium van de selectie van investeringsprojecten en van de uitvoering ervan moeten de burgers naar behoren worden geïnformeerd.

Amendement    13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)  De financiering van EU-ETS moet samenhangen met andere financieringsprogramma's van de Unie, inclusief de Europese structuur- en investeringsfondsen, om de doeltreffendheid van de openbare uitgaven te waarborgen.

(13)  De financiering van EU-ETS moet samenhangen met andere financieringsprogramma's van de Unie, inclusief Horizon 2020, het Europees Fonds voor strategische investeringen, en de Europese structuur- en investeringsfondsen, rekening houdend met de Klimaatstrategie van de Europese Investeringsbank, om de doeltreffendheid van de openbare uitgaven te waarborgen.

Amendement    14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14)  Krachtens de bestaande bepalingen die kleine installaties van de EU-ETS uitzonderen, kunnen de installaties die zijn uitgezonderd dat blijven; het moet mogelijk worden dat lidstaten hun lijst van uitgezonderde installaties actualiseren en lidstaten die die mogelijkheid momenteel niet gebruiken, moeten dat aan het begin van elke handelsperiode kunnen doen.

(14)  De bestaande bepalingen die kleine installaties van de EU-ETS uitzonderen moeten worden verlengd om onnodige administratieve kosten te vermijden; het moet mogelijk worden dat lidstaten hun lijst van uitgezonderde installaties actualiseren en lidstaten die die mogelijkheid momenteel niet gebruiken, moeten dat aan het begin van elke handelsperiode kunnen doen.

Amendement    15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16 ter)  Om de administratieve lasten voor bedrijven aanzienlijk te verminderen, zou de Commissie maatregelen kunnen overwegen zoals het automatiseren van het indienen en verifiëren van emissierapporten, door het potentieel van informatie- en communicatietechnologieën volledig te benutten;

Amendement    16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt -1 (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 – lid 1 – letter u bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Aan artikel 3, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

" u bis)  ‘kleine emittent’: een installatie met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de in artikel 27, lid 1, onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 50 000 t CO2-equivalent en, wanneer zij verbrandingsactiviteiten verrichten, een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 35 MW hebben, emissies uit biomassa niet meegerekend."

Amendement    17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a)   aan lid 1 worden drie nieuwe alinea's toegevoegd:

(a)   aan lid 1 worden vier nieuwe alinea's toegevoegd:

"Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten 57 %.

Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten 57 %, en dit aandeel neemt overeenkomstig artikel 10 bis, lid 5, tot 2030 gedurende de gehele vierde handelsperiode af met maximaal vijf percentpunten. Een dergelijke aanpassing mag uitsluitend plaatsvinden in de vorm van een vermindering van rechten die worden geveild overeenkomstig artikel 10, lid 2, alinea 1, onder a).

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn ("het moderniseringsfonds").

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn ("het moderniseringsfonds").

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.

 

De 300 miljoen emissierechten die in de marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht worden in het jaar 2021 geschrapt."

Amendement    18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter b – punt i

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(i)   onder a) wordt "88 %" vervangen door "90 %";

(i)   de eerste alinea wordt vervangen door:

2  De totale hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten, bestaat uit:

2  De totale hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten, bestaat uit:

(a)  90 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten over de lidstaten wordt verdeeld, waarbij elk aandeel identiek is aan het aandeel van de betrokken lidstaat in de geverifieerde emissies krachtens de Gemeenschapsregeling voor 2005 of, als dit meer is, het gemiddelde voor de periode van 2005 tot en met 2007;

(a)  90 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten over de lidstaten wordt verdeeld, waarbij elk aandeel identiek is aan het aandeel van de betrokken lidstaat in de geverifieerde emissies krachtens de Gemeenschapsregeling voor 2005 of, als dit meer is, het gemiddelde voor de periode van 2005 tot en met 2007;

(b)  10 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten die met het oog op solidariteit en groei binnen de Gemeenschap over bepaalde lidstaten wordt verdeeld, zodat de hoeveelheid emissierechten die deze lidstaten krachtens punt a) veilen, met de in bijlage II bis vermelde percentages wordt verhoogd. alsmede

(b)  10 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten die met het oog op solidariteit en groei binnen de Gemeenschap over bepaalde lidstaten wordt verdeeld, zodat de hoeveelheid emissierechten die deze lidstaten krachtens punt a) veilen, met de in bijlage II bis vermelde percentages wordt verhoogd. Voor lidstaten die overeenkomstig het moderniseringsfonds als bepaald in artikel 10 quinquies in aanmerking komen, wordt hun aandeel van de emissierechten als bepaald in bijlage IIbis overgedragen naar hun aandeel in het moderniseringsfonds."

Amendement    19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter b – punt ii

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 2 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(ii)   punt b) wordt vervangen door:

Schrappen

(b)  10 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten die met het oog op solidariteit en groei binnen de Gemeenschap over bepaalde lidstaten wordt verdeeld, zodat de hoeveelheid emissierechten die deze lidstaten krachtens punt a) veilen, met de in bijlage II bis vermelde percentages wordt verhoogd.”; alsmede

 

Amendement    20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter c

2003/87/EC

Artikel 10 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c)  In lid 3 worden de volgende punten j), k) en l) toegevoegd:

(c)  Lid 3 wordt vervangen door:

3  De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. Ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, zou moeten worden gebruikt voor één of meerdere van de onderstaande doelstellingen:

“3.  De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. Ten minste 80% van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, wordt gebruikt voor één of meerdere van de onderstaande doelstellingen:

(a)  reductie van de emissie van broeikasgassen, onder andere door bijdragen aan het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en aan het door de Conferentie inzake klimaatverandering van Poznan (COP 14 en COP/MOP 4) operationeel gemaakte Aanpassingsfonds, aanpassing aan de effecten van klimaatverandering, en financiering van onderzoek en ontwikkeling alsmede demonstratieprojecten voor emissiereductie en aanpassing aan klimaatverandering, inclusief deelname aan initiatieven in het kader van het Europees strategisch plan voor energietechnologie en de Europese technologieplatforms;

(a)  reductie van de emissie van broeikasgassen, onder andere door bijdragen aan het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en aan het door de Conferentie inzake klimaatverandering van Poznan (COP 14 en COP/MOP 4) operationeel gemaakte Aanpassingsfonds, en aan het Groen Klimaatfonds, aanpassing aan de effecten van klimaatverandering, en financiering van onderzoek en ontwikkeling alsmede demonstratieprojecten voor emissiereductie en aanpassing aan klimaatverandering, inclusief deelname aan initiatieven in het kader van het Europees strategisch plan voor energietechnologie en de Europese technologieplatforms;

(b)  de ontwikkeling van duurzame energie om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om tegen 2020 20 % duurzame energie te gebruiken, alsook de ontwikkeling van andere technologieën die bijdragen tot de overgang naar een veilige en duurzame, koolstofarme economie, en om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om de energie-efficiëntie tegen 2020 met 20 % op te voeren;

(b)  de ontwikkeling van duurzame energie om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om tegen 2030 [actualisering in overeenstemming met de mede-wetgever] % duurzame energie te gebruiken, alsook de ontwikkeling van andere technologieën die bijdragen tot de overgang naar een veilige en duurzame, koolstofarme economie, en om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om de energie-efficiëntie tegen 2030 met [actualisering in overeenstemming met de mede-wetgever] % op te voeren;

(c)  maatregelen om ontbossing te voorkomen en bebossing en herbebossing te doen toenemen in ontwikkelingslanden die de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering hebben geratificeerd, en om technologie over te dragen en de aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering in deze landen te vergemakkelijken;

(c)  maatregelen om ontbossing te voorkomen en bebossing en herbebossing te doen toenemen in ontwikkelingslanden die de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering hebben geratificeerd, en om technologie over te dragen en de aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering in deze landen te vergemakkelijken;

d)  maatregelen voor het bevorderen van vastlegging door bosbouw in de Gemeenschap;

(d)  maatregelen voor het bevorderen van vastlegging door bosbouw in de Gemeenschap;

(e)  het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, met name die welke afkomstig is van met vaste fossiele brandstoffen gestookte elektriciteitscentrales en van een reeks industriële bedrijfstakken en deeltakken, ook in derde landen;

(e)  het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag of gebruik van CO2, met name die welke afkomstig is van met vaste fossiele brandstoffen gestookte elektriciteitscentrales en van een reeks industriële bedrijfstakken en deeltakken, ook in derde landen;

(f)  het aanmoedigen van het overschakelen op vervoersvormen met een lage emissie en op vormen van openbaar vervoer;

(f)  het aanmoedigen van het overschakelen op vervoersvormen met een lage emissie en op vormen van openbaar vervoer;

(g)  de financiering van onderzoek en ontwikkeling inzake energie-efficiëntie en schone technologieën in de sectoren die onder deze richtlijn vallen;

(g)  de financiering van onderzoek en ontwikkeling inzake energie-efficiëntie en schone technologieën in de sectoren die onder deze richtlijn vallen;

(h)  maatregelen die tot doel hebben de energie-efficiëntie en isolatie te verbeteren of financiële steun te verlenen voor de aanpak van maatschappelijke aspecten in huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen;

(h)  maatregelen die tot doel hebben de energie-efficiëntie en isolatie te verbeteren of financiële steun te verlenen voor de aanpak van maatschappelijke aspecten in huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen;

(i)  de dekking van administratieve uitgaven voor het beheer van de Gemeenschapsregeling.

(i)  klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;

(j)  de financiering van maatregelen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, op voorwaarde dat deze maatregelen aan de in artikel 10 bis, lid 6, vastgestelde voorwaarden voldoen;

(j)  het aanmoedigen van hulpbronnenefficiëntie en een circulaire economie;

(k)  klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;

(k)  Daarnaast mogen de opbrengsten worden gebruikt voor één of meerdere van de onderstaande doelstellingen:

 

(i)  de dekking van administratieve uitgaven voor het beheer van de Gemeenschapsregeling;

 

(ii)  de financiering van maatregelen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, op voorwaarde dat deze maatregelen aan de in artikel 10 bis, lid 6, vastgestelde voorwaarden voldoen;

(l)  de bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt, en dat in nauwe samenspraak met de sociale partners.

 

De lidstaten voldoen aan het in dit lid bepaalde indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren, waaronder met name in ontwikkelingslanden, of nationale reguleringsmaatregelen uitvoeren die financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veilingen van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen.

De lidstaten voldoen aan het in dit lid bepaalde indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren, waaronder met name in ontwikkelingslanden, of nationale reguleringsmaatregelen uitvoeren die financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veilingen van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen.

De lidstaten stellen de Commissie in hun krachtens Beschikking nr. 280/2004/EG ingediende verslagen in kennis van het gebruik van opbrengsten en van de uit hoofde van dit lid ondernomen acties.

De lidstaten stellen de Commissie in hun krachtens Beschikking nr. 280/2004/EG ingediende verslagen in kennis van het gebruik van opbrengsten en van de uit hoofde van dit lid ondernomen acties. Deze informatie wordt aangeleverd in een standaardformaat dat ter beschikking wordt gesteld door de Commissie, met een minimale mate van gedetailleerdheid zodat transparantie en vergelijkbaarheid mogelijk zijn, inclusief informatie over het aanvullende karakter van de middelen. De Commissie maakt deze informatie bekend op haar website.

Amendement    21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter c bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – leden 3 bis en 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c bis)  de volgende leden worden ingevoegd:

 

“3 bis.  Tot 260 miljoen emissierechten van de totale hoeveelheid emissierechten, waarvan de helft afkomstig is van het aandeel emissierechten dat geveild wordt als bedoeld in artikel 10, lid 1, en waarvan de helft anders kosteloos zou worden toegewezen, worden geveild om op Unie-niveau een geharmoniseerde regeling op te zetten, als bedoeld in artikel 10 bis, lid 6.

 

3 ter.  Fonds voor een rechtvaardige transitie

 

Met ingang van 1 januari 2021 wordt een fonds voor een rechtvaardige transitie opgericht ter aanvulling van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds en het zal worden gefinancierd door 2% van de veilingsinkomsten te verzamelen;

 

De inkomsten uit deze veilingen blijven op Unie-niveau, met de bedoeling ze te gebruiken om de sociale effecten van het klimaatbeleid op te vangen in regio's waar een groot aandeel werknemers is tewerkgesteld in van koolstof afhankelijke sectoren en waar het bbp per hoofd van de bevolking ver onder het Unie-gemiddelde ligt. Deze maatregelen worden genomen met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

 

Deze inkomsten uit veilingen zijn bedoeld voor een rechtvaardige transitie en kunnen op verschillende manieren worden aangewend, zoals:

 

-  voor het creëren van herplaatsings- en/of mobiliteitscellen,

 

-  onderwijs-/opleidingsinitiatieven om werknemers om te scholen of bij te scholen,

 

-  ondersteuning bij het zoeken naar werk,

 

-  het oprichten van ondernemingen, en

 

-  voor toezichts- en preventiemaatregelen ter voorkoming of beperking van de negatieve gevolgen van het herstructureringsproces op de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

 

Aangezien de door een fonds voor een rechtvaardige transitie te financieren kernactiviteiten sterk samenhangen met de arbeidsmarkt, moeten de sociale partners actief worden betrokken bij het fondsbeheer – naar het voorbeeld van het comité van het Europees Sociaal Fonds – en is de deelname van lokale sociale partners een eerste vereiste die moet zijn vervuld voordat projecten financiering kunnen ontvangen."

Amendement    22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter d bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 5

 

Bestaande tekst

Amendement

 

(d bis)  lid 5 wordt vervangen door:

5.  De Commissie houdt toezicht op de werking van de Europese koolstofmarkt. Elk jaar dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking van de koolstofmarkt, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van de veilingen, liquiditeit en verhandelde hoeveelheden. Indien nodig, zorgen de lidstaten ervoor dat alle relevante informatie ten minste twee maanden voor de goedkeuring van het verslag door de Commissie, aan deze laatste wordt doorgegeven.

“5.  De Commissie houdt toezicht op de werking van de Europese koolstofmarkt. Elk jaar dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking van de koolstofmarkt, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van de veilingen, liquiditeit en verhandelde hoeveelheden. In het verslag wordt tevens ingegaan op de wisselwerking tussen de EU-ETS- en andere klimaat- en energiemaatregelen op Unie- en nationaal niveau, en worden de effecten van verschillende beleidsinstrumenten op de werking van de EU-ETS-markt en meer in het bijzonder op het evenwicht tussen vraag en aanbod op de koolstofmarkt geanalyseerd. In het verslag wordt tevens ingegaan op de doorberekening van de kosten in de productprijzen voor de meest relevante bedrijfstakken en deeltakken, met name met betrekking tot hun marktaandelen. Indien nodig, zorgen de lidstaten ervoor dat alle relevante informatie ten minste twee maanden voor de goedkeuring van het verslag door de Commissie, aan deze laatste wordt doorgegeven.”

Amendement    23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 - letter d ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 5 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d ter)   het volgende lid wordt toegevoegd:

 

“5 bis.  De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van het aantal door nationale maatregelen gesloten elektriciteitsopwekkingscentrales. De Commissie berekent het aantal emissierechten dat overeenstemt met die sluitingen. De lidstaten mogen een overeenkomende hoeveelheid rechten terugtrekken."

Amendement    24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a)   in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

(a)   de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

1. Uiterlijk 31 december 2010 stelt de Commissie in de gehele Gemeenschap geldende en volledig geharmoniseerde uitvoeringsmaatregelen vast voor de toewijzing van de emissierechten als bedoeld in de leden 4, 5, 7 en 12, inclusief de nodige bepalingen voor de geharmoniseerde toepassing van lid 19.

“1. Uiterlijk 31 december 2010 stelt de Commissie in de gehele Gemeenschap geldende en volledig geharmoniseerde uitvoeringsmaatregelen vast voor de toewijzing van de emissierechten als bedoeld in de leden 4, 5, 7 en 12, inclusief de nodige bepalingen voor de geharmoniseerde toepassing van lid 19.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen. Die handeling voorziet ook in extra toewijzing uit de nieuwkomersreserve voor aanzienlijke productieverhogingen door dezelfde drempels en toewijzingsaanpassingen toe te passen als die welke ten aanzien van een gedeeltelijke beëindiging van de werking gelden.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen als aanvulling op de onderhavige richtlijn, door te voorzien in extra toewijzing uit de nieuwkomersreserve voor aanzienlijke productieschommelingen. Iedere toe- of afname van de productie van meer dan 10 %, uitgedrukt als voortschrijdend gemiddelde van geverifieerde productiegegevens voor de twee voorgaande jaren vergeleken met de productieactiviteit die gerapporteerd wordt overeenkomstig artikel 11, wordt aangepast met een corresponderende hoeveelheid emissierechten door rechten toe te voegen of te onttrekken aan de reserve als bedoeld in lid 7.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen bevatten voor zover mogelijk voor de hele Gemeenschap geldende ex ante benchmarks die waarborgen dat de toewijzing gebeurt op een wijze die de reductie van broeikasgasemissies en het gebruik van energie-efficiënte technieken stimuleert door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocedés, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, energie-efficiënt hergebruik van rookgassen, het gebruik van biomassa en het afvangen en de opslag van CO2, indien de faciliteiten daarvoor beschikbaar zijn, en zetten niet aan tot een toename van de emissie. Er wordt geen kosteloze toewijzing gegeven voor elektriciteitsopwekking, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 10 quater en voor met rookgassen geproduceerde elektriciteit.”

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen bevatten voor zover mogelijk voor de hele Gemeenschap geldende ex ante benchmarks die waarborgen dat de toewijzing gebeurt op een wijze die de reductie van broeikasgasemissies en het gebruik van energie-efficiënte technieken stimuleert en die de voorspelbaarheid voor industriële installaties garandeert, door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocedés, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, energie-efficiënt hergebruik van rookgassen, het gebruik van biomassa en het afvangen en de opslag van CO2, indien de faciliteiten daarvoor beschikbaar zijn, en zetten niet aan tot een toename van de emissie. Er wordt geen kosteloze toewijzing gegeven voor elektriciteitsopwekking, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 10 quater en voor met rookgassen geproduceerde elektriciteit.”

Voor elke bedrijfstak en deeltak wordt de benchmark in principe eerder berekend op basis van het product dan op basis van de inputs, teneinde te zorgen voor een zo groot mogelijke reductie van de broeikasgasemissie en een zo groot mogelijke energiebezuiniging in het hele productieproces van de betrokken bedrijfstak of deeltak.

Voor elke bedrijfstak en deeltak wordt de benchmark in principe eerder berekend op basis van het product dan op basis van de inputs, teneinde te zorgen voor een zo groot mogelijke reductie van de broeikasgasemissie en een zo groot mogelijke energiebezuiniging in het hele productieproces van de betrokken bedrijfstak of deeltak.

2. Bij de vaststellingen van de beginselen voor de bepaling van ex-ante benchmarks in afzonderlijke bedrijfstakken of deeltakken wordt uitgegaan van de gemiddelde emissieprestaties van de 10 % meest efficiënte installaties in een bedrijfstak of deeltak in de Gemeenschap gedurende de periode 2007-2008. De Commissie raadpleegt de relevante belanghebbenden, met inbegrip van de betrokken bedrijfstakken en deeltakken.

2. Bij de vaststellingen van de beginselen voor de bepaling van ex-ante benchmarks in afzonderlijke bedrijfstakken of deeltakken wordt uitgegaan van de gemiddelde emissieprestaties van de 10 % meest efficiënte installaties in een bedrijfstak of deeltak in de Gemeenschap gedurende de periode 2007-2008. De Commissie raadpleegt de relevante belanghebbenden, met inbegrip van de betrokken bedrijfstakken en deeltakken. Kosteloze toewijzing is voorbehouden aan bedrijfstakken en deeltakken waarvan gegevens beschikbaar zijn overeenkomstig de geharmoniseerde vastgestelde methodologie, om gelijkheid en transparantie te waarborgen.

De overeenkomstig de artikelen 14 en 15 vastgestelde verordeningen zorgen voor geharmoniseerde voorschriften inzake bewaking, rapportage en verificatie van productiegerelateerde broeikasgasemissies, met het oog op de vaststelling van de ex-ante benchmarks.

De overeenkomstig de artikelen 14 en 15 vastgestelde verordeningen zorgen voor geharmoniseerde voorschriften inzake bewaking, rapportage en verificatie van productiegerelateerde broeikasgasemissies, met het oog op de vaststelling van de ex-ante benchmarks, rekening houdend met het emissiereductiepotentieel op de lange termijn met het oog op de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie op de lange termijn.

De benchmarkwaarden voor kosteloze toewijzing worden aangepast om onverhoopte winsten te vermijden en rekening te houden met de technologische vooruitgang in de periode 2007-2008 en elke volgende periode waarvoor overeenkomstig artikel 11, lid 1, kosteloze toewijzingen worden vastgesteld. Die aanpassing verlaagt de benchmarkwaarden die bij de uit hoofde van artikel 10 bis goedgekeurde handeling zijn vastgesteld, met 1 % van de op basis van gegevens voor 2007-2008 vastgestelde waarde voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de relevante periode van kosteloze toewijzing, met de volgende uitzonderingen:

Voor aanvang van de handelsperiode, worden de benchmarks in individuele bedrijfstakken en deeltakken bijgewerkt op basis van de gemiddelde geverifieerde emissies van de 10% meest efficiënte installaties in een bedrijfstak of deeltak in de Unie in de jaren 2017 en 2018. Benchmarks worden vastgesteld op basis van de informatie die wordt ingediend overeenkomstig artikel 11.

 

De benchmarks weerspiegelen de reële technologische vooruitgang en de emissieverlagingen ten opzichte van het in het eerste lid genoemde uitgangspunt. Op basis van de volledige actualisering van de gegevens van 2017 en 2018 worden de waarden ieder volgend jaar verlaagd met 1% ten opzichte van de vastgestelde waarde, tenzij:

(i)  aan de hand van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens bepaalt de Commissie of de waarden voor elke benchmark die aan de hand van de beginselen in artikel 10 bis zijn berekend, jaarlijks meer dan 0,5 % van de waarde van 2007-2008 van de bovenstaande jaarlijkse vermindering afwijken. Zo ja, wordt de benchmarkwaarde met 0,5 % of 1,5 % aangepast voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de periode waarvoor een kosteloze toewijzing plaatsvindt;

(i)  aan de hand van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens bepaalt de Commissie of de waarden voor elke benchmark die aan de hand van de beginselen in artikel 10 bis zijn berekend, jaarlijks meer dan 0,5 % van de waarde van 2017-2018 van de bovenstaande jaarlijkse vermindering afwijken. Zo ja, wordt de benchmarkwaarde elk jaar met 0,5 % of 1,5 % aangepast;

(ii)  in afwijking hiervan worden de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas met hetzelfde percentage als de benchmarks voor raffinaderijen aangepast om de gelijke concurrentievoorwaarden voor de producenten van die producten te handhaven.

(ii)  aan de hand van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens bepaalt de Commissie of de waarden voor elke benchmark die aan de hand van de beginselen in artikel 10 bis zijn berekend, in de twee meest recente jaren waarover gegevens beschikbaar zijn meer dan 0,7% lager zijn dan de waarde van 2017-2018 van de bovenstaande jaarlijkse vermindering. Zo ja, wordt de benchmarkwaarde elk jaar met 0,3% aangepast;

 

(ii bis)  in afwijking hiervan worden de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas met hetzelfde percentage als de benchmarks voor raffinaderijen aangepast om de gelijke concurrentievoorwaarden voor de producenten van die producten te handhaven.

De Commissie stelt hiertoe een uitvoeringshandeling vast overeenkomstig artikel 22 bis.

De Commissie stelt hiertoe een uitvoeringshandeling vast overeenkomstig artikel 22 bis, en streeft naar terugdringing van de administratieve rompslomp voor het mkb qua gegevensverzameling.

3. Met inachtneming van de leden 4 en 8, en van artikel 10 quater, wordt geen kosteloze toewijzing gegeven aan elektriciteitsopwekkers, installaties voor het afvangen van CO2, pijpleidingen voor het vervoer van CO2 of CO2-opslagplaatsen;

3. Met inachtneming van de leden 4 en 8, en van artikel 10 quater, wordt geen kosteloze toewijzing gegeven aan elektriciteitsopwekkers, installaties voor het afvangen van CO2, pijpleidingen voor het vervoer van CO2 of CO2-opslagplaatsen;”

Amendement    25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 2 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b)  aan lid 2 wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

Schrappen

De benchmarkwaarden voor kosteloze toewijzing worden aangepast om onverhoopte winsten te vermijden en rekening te houden met de technologische vooruitgang in de periode 2007-2008 en elke volgende periode waarvoor overeenkomstig artikel 11, lid 1, kosteloze toewijzingen worden vastgesteld. Die aanpassing verlaagt de benchmarkwaarden die bij de uit hoofde van artikel 10 bis goedgekeurde handeling zijn vastgesteld, met 1 % van de op basis van gegevens voor 2007-2008 vastgestelde waarde voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de relevante periode van kosteloze toewijzing, met de volgende uitzonderingen:

 

(i)  aan de hand van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens bepaalt de Commissie of de waarden voor elke benchmark die aan de hand van de beginselen in artikel 10 bis zijn berekend, jaarlijks meer dan 0,5 % van de waarde van 2007-2008 van de bovenstaande jaarlijkse vermindering afwijken. Zo ja, wordt de benchmarkwaarde met 0,5 % of 1,5 % aangepast voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de periode waarvoor een kosteloze toewijzing plaatsvindt;

 

(ii)  in afwijking hiervan worden de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas met hetzelfde percentage als de benchmarks voor raffinaderijen aangepast om de gelijke concurrentievoorwaarden voor de producenten van die producten te handhaven.

 

De Commissie stelt hiertoe een uitvoeringshandeling vast overeenkomstig artikel 22 bis.

 

Amendement    26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter c

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c)  lid 5 wordt vervangen door:

(c)  de leden 5, 6, 7 en 8 worden vervangen door:

5.  Met het oog op de naleving van het in artikel 10 vastgestelde te veilen aandeel worden voor elk jaar waarin de som van de kosteloze toewijzingen het maximumniveau van het te veilen aandeel van een lidstaat niet bereikt, de resterende emissierechten gebruikt ter voorkoming of beperking van de vermindering van de kosteloze toewijzingen om het te veilen aandeel van die lidstaat in latere jaren te respecteren. Wanneer het maximumniveau echter is bereikt, worden de kosteloze toewijzingen dienovereenkomstig aangepast. Elke aanpassing wordt op een eenvormige wijze toegepast.

“5.  Wanneer de som van de kosteloze toewijzingen in elk jaar het maximumniveau van het te veilen aandeel van een lidstaat als bepaald in artikel 10 niet bereikt, worden de resterende emissierechten gebruikt ter voorkoming of beperking van de vermindering van de kosteloze toewijzingen in de daaropvolgende jaren. Wanneer het maximumniveau echter is bereikt, moet een hoeveelheid toewijzingen die equivalent is aan een vermindering van maximaal drie percentpunten van het aandeel van door de lidstaten te veilen emissierechten, overeenkomstig artikel 10, lid 1, kosteloos worden uitgedeeld aan bedrijfstakken en deeltakken overeenkomstig artikel 10 ter. Wanneer deze vermindering echter onvoldoende is om te beantwoorden aan de vraag van bedrijfstakken of deeltakken overeenkomstig artikel 10 ter, worden de kosteloze toewijzingen dienovereenkomstig aangepast. Elke aanpassing wordt op een eenvormige wijze toegepast, en wel zodanig dat de 10% beste presteerders als bepaald in artikel 10 bis op basis van de overeenkomstig artikel 11 ingediende informatie, geen gevolgen ondervinden."

Lidstaten moeten, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt, financiële maatregelen vaststellen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld. Dergelijke financiële maatregelen ter compensatie van een deel van die kosten moeten in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.

6.  Er wordt op Unie-niveau een geharmoniseerde regeling vastgesteld om installaties te compenseren, ten gunste van bedrijfstakken en deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt. Die geharmoniseerde compensatie wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 voor dergelijke kosten gefinancierd.

 

De compensatie is evenredig, houdt rekening met de staatsteunregels, en wordt zodanig toegepast dat zowel negatieve effecten op de interne markt als overcompensatie worden vermeden. De compensatiemaatregelen bevatten een stimulans voor energie-efficiëntie en een overschakeling van het gebruik van koolstofrijke naar koolstofarme elektriciteit. Wanneer het compensatiebedrag als bepaald in artikel 10 niet toereikend is om alle subsidiabele kosten te dekken, wordt het steunbedrag voor alle in aanmerking komende installaties gelijkmatig verlaagd. Dergelijke maatregelen, inclusief aanvullende compensatie door lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 3, zijn in overeenstemming met de staatssteunregels, en leiden niet tot marktverstoring.

7.  Emissierechten uit de in artikel 10 bis, lid 5, van deze richtlijn bedoelde maximale hoeveelheid die tegen 2020 niet kosteloos zijn toegewezen, worden voor nieuwkomers en aanzienlijke productieverhogingen gereserveerd, samen met 250 miljoen rechten die overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad(*) in de marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

7.  Emissierechten uit de in artikel 10 bis, lid 5, van deze richtlijn bedoelde maximale hoeveelheid die tegen 2020 niet kosteloos zijn toegewezen, worden voor nieuwkomers en aanzienlijke productieverhogingen gereserveerd, samen met 250 miljoen rechten die overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad(*) in de marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

_____

_____

(*) [insert the full title of the Decision and the OJ reference].";

(*) [insert the full title of the Decision and the OJ reference].";

Vanaf 2021 worden emissierechten die als gevolg van de toepassing van de leden 19 en 20 niet aan installaties zijn toegewezen, toegevoegd aan die reserve.

Vanaf 2021 worden emissierechten die als gevolg van de toepassing van de leden 19 en 20 niet aan installaties zijn toegewezen, toegevoegd aan die reserve.

De toewijzingen worden aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

De toewijzingen worden aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

Voor elektriciteitsopwekking door nieuwkomers wordt geen kosteloze toewijzing gegeven.

Voor elektriciteitsopwekking door nieuwkomers wordt geen kosteloze toewijzing gegeven.

De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2010 geharmoniseerde regels vast voor de toepassing van de definitie van „nieuwkomer”, in het bijzonder voor wat betreft de definitie van „aanzienlijke uitbreiding”.

De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2010 geharmoniseerde regels vast voor de toepassing van de definitie van „nieuwkomer”, in het bijzonder voor wat betreft de definitie van „aanzienlijke uitbreiding”.

 

7 bis.  Wanneer bedrijfstakken en deeltakken waarop artikel 10 ter, leden 1 en 2 betrekking hebben, kosteloze toewijzingen ontvangen voor een totaal dat hun daadwerkelijke productie overschrijdt, zal de geldwaarde van het overschot voor 31 december 2030 exclusief worden geïnvesteerd (hetzij vastgelegd hetzij betaald) in koolstofarme investeringen in de installaties van de onderneming die onder EU-ETS vallen, in overeenstemming met de punten b, e en g van artikel 10, lid 3, en met artikel 10 quater, leden 2 en 3;

 

Tijdens de vierde fase wordt tweemaal een tussenbalans opgemaakt, in 2025 en in 2030, met de mogelijkheid van sancties uit hoofde van artikel 16.

8.  400 miljoen emissierechten worden beschikbaar gesteld om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I te ondersteunen en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan van CO2 en van demonstratieprojecten inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie binnen het grondgebied van de Unie.

8.  600 miljoen emissierechten, waarvan 200 miljoen worden onttrokken aan het te veilen aandeel als bedoeld in artikel 10, worden beschikbaar gesteld om investeringen in innovatie in het hele spectrum van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I, met behulp van verschillende door de Europese Investeringsbank beheerde instrumenten, te ondersteunen en te stimuleren, en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan van CO2 (CCS) of gebruik (CCU) en van demonstratieprojecten, inclusief proefprojecten, inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en energieopslag binnen het grondgebied van de Unie.

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën en processen, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma technologieën inzake CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energie die commercieel nog niet levensvatbaar zijn, op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie.

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën, producten en processen in bestaande en nieuwe installaties, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma technologieën inzake CCS, CCU en innovatieve hernieuwbare energie, die commercieel nog niet levensvatbaar zijn. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. De Commissie publiceert uiterlijk [twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] richtsnoeren voor staatssteun die gelden voor cofinanciering van de in aanmerking komende projecten door de lidstaten.

Vóór 2021 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de bij Besluit (EU) 2015/... ingestelde marktstabiliteitsreserve alle overige bestaande middelen in dit lid voor hierboven bedoelde projecten aan, met projecten in alle lidstaten, inclusief kleinschalige projecten. Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria.

Vóór 2021 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de bij Besluit (EU) 2015/... ingestelde marktstabiliteitsreserve alle overige bestaande middelen in dit lid voor hierboven bedoelde projecten aan, inclusief kleinschalige projecten.

 

Bij de monetarisering van de emissierechten voor het innovatiefonds wordt de veiling van emissierechten zodanig getimed dat er zekerheid komt over de beschikbare middelen, en wordt voorkomen dat er negatieve gevolgen ontstaan voor het ordelijk functioneren van de koolstofmarkt. Het tijdschema voor de monetarisering van emissierechten wordt uiterlijk 18 maanden voor de start van de vierde fase gepubliceerd en zorgt voor een gelijke monetarisering van de rechten, verspreid over de hele fase.

 

Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria, rekening houdend met hun relevantie in verband met het koolstofvrij maken van de betrokken bedrijfstakken.

 

Koolstofarme industriële projecten, inclusief CCS/CCU, dragen aanzienlijk bij tot emissiereducties en moeten het concurrentievermogen en de productiviteit vergroten.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen, er rekening mee houdend dat de projecten gericht moeten zijn op onderzoek en innovatie voor het ontwerpen en ontwikkelen van baanbrekende oplossingen en het toepassen van demonstratieprogramma's in reële industriële settings, close-to-market functioneren, technologische oplossingen bieden die op grote schaal kunnen worden toegepast en die binnen en mogelijkerwijs buiten de sector kunnen worden overgedragen, en waar mogelijk rekening houdend met de geografische balans zonder het beginsel van excellentie geweld aan te doen.

Voor projecten die aan de in de derde alinea bedoelde criteria voldoen worden emissierechten gereserveerd. De ondersteuning van deze projecten loopt via de lidstaten en vormt een aanvulling op een substantiële medefinanciering door de exploitant van de installatie. De projecten kunnen, evenals door andere instrumenten, ook door de lidstaten worden medegefinancierd. Voor geen enkel project zal de steun uit hoofde van het in dit lid bepaalde mechanisme meer dan 15 % van de totale hoeveelheid voor dit doel beschikbare emissierechten bedragen. Deze emissierechten worden meegerekend bij de toepassing van lid 7.

Voor projecten die aan de in de derde alinea bedoelde criteria voldoen worden emissierechten gereserveerd. De ondersteuning van deze projecten loopt via de lidstaten en vormt een aanvulling op een substantiële medefinanciering door de exploitant van de installatie. De projecten kunnen ook door de lidstaten worden medegefinancierd, evenals door andere instrumenten en programma's, zoals het Europees Fonds voor strategische investeringen en Horizon 2020. Voor geen enkel project zal de steun uit hoofde van het in dit lid bepaalde mechanisme meer dan 15 % van de totale hoeveelheid voor dit doel beschikbare emissierechten bedragen. Deze emissierechten worden meegerekend bij de toepassing van lid 7.

Amendement    27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 6 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d)  in lid 6 wordt de eerste alinea vervangen door:

Schrappen

Lidstaten moeten, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt, financiële maatregelen vaststellen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld. Dergelijke financiële maatregelen ter compensatie van een deel van die kosten moeten in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.

 

Amendement    28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter e

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e)  lid 7 wordt als volgt gewijzigd:

Schrappen

7.  Emissierechten uit de in artikel 10 bis, lid 5, van deze richtlijn bedoelde maximale hoeveelheid die tegen 2020 niet kosteloos zijn toegewezen, worden voor nieuwkomers en aanzienlijke productieverhogingen gereserveerd, samen met 250 miljoen rechten die overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad(*) in de marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

 

_____

 

(*) [insert the full title of the Decision and the OJ reference].";

 

Vanaf 2021 worden emissierechten die als gevolg van de toepassing van de leden 19 en 20 niet aan installaties zijn toegewezen, toegevoegd aan die reserve.

 

Amendement    29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter f

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 8 – alinea's 1, 2 en 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f)  in lid 8 worden de eerste, de tweede en de derde alinea vervangen door:

Schrappen

400 miljoen emissierechten worden beschikbaar gesteld om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I te ondersteunen en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan van CO2 en van demonstratieprojecten inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie binnen het grondgebied van de Unie.

 

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën en processen, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma technologieën inzake CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energie die commercieel nog niet levensvatbaar zijn, op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie.

 

Vóór 2021 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de bij Besluit (EU) 2015/... ingestelde marktstabiliteitsreserve alle overige bestaande middelen in dit lid voor hierboven bedoelde projecten aan, met projecten in alle lidstaten, inclusief kleinschalige projecten. Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria.

 

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.

 

Amendement    30

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 ter en artikel 10 quater

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"Artikel 10 ter

"Artikel 10 ter

Maatregelen ter ondersteuning van bepaalde energie-intensieve industrieën in geval van koolstoflekkage

Overgangsmaatregelen ter ondersteuning van bepaalde energie-intensieve industrieën in geval van koolstoflekkage

1.  Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen, gedefinieerd als de verhouding tussen de totale waarde van de uitvoer naar derde landen plus de waarde van de invoer uit derde landen en de totale grootte van de markt van de Europese Economische Ruimte (jaaromzet plus totale invoer uit derde landen), met hun emissie-intensiteit, gemeten in kgCO2, gedeeld door hun bruto toegevoegde waarde (in EUR), groter is dan 0,2 worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Dergelijke bedrijfstakken en deeltakken krijgen voor de periode tot en met 2030 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 100 % van de hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens artikel 10 bis vastgestelde maatregelen is bepaald.

1.  Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen, gedefinieerd als de verhouding tussen de totale waarde van de uitvoer naar derde landen plus de waarde van de invoer uit derde landen en de totale grootte van de markt van de Europese Economische Ruimte (jaaromzet plus totale invoer uit derde landen), met hun emissie-intensiteit, gemeten in kgCO2, gedeeld door hun bruto toegevoegde waarde (in EUR), groter is dan 0,2 worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Dergelijke bedrijfstakken en deeltakken krijgen voor de periode tot en met 2030 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 100 % van de hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens artikel 10 bis vastgestelde maatregelen is bepaald.

2.  Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen met hun emissie-intensiteit groter is dan 0,18 mogen in de in lid 1 bedoelde groep worden opgenomen op basis van een kwalitatieve beoordeling aan de hand van de volgende criteria:

2.  Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen met hun emissie-intensiteit groter is dan 0,18 mogen in de in lid 1 bedoelde groep worden opgenomen op basis van een kwalitatieve beoordeling aan de hand van de volgende criteria:

a)  de mate waarin individuele installaties in de betrokken bedrijfstak of deeltak hun emissieniveau of elektriciteitsverbruik kunnen verminderen;

(a)  de mate waarin individuele installaties in de betrokken bedrijfstak of deeltak hun emissieniveau of elektriciteitsverbruik kunnen verminderen;

(b)  huidige en verwachte marktkenmerken;

(b)  huidige en verwachte marktkenmerken;

(c)  winstmarges als een potentiële indicator van beslissingen inzake langetermijninvestering of verplaatsing.

(c)  winstmarges als een potentiële indicator van beslissingen inzake langetermijninvestering of verplaatsing.

3.  Andere bedrijfstakken en deeltakken worden geacht in staat te zijn om een groter deel van de kosten van de emissierechten in de productprijzen door te berekenen en krijgen voor de periode tot en met 2030 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 30 % van de hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens artikel 10 bis vastgestelde maatregelen is bepaald.

3.  Andere bedrijfstakken en deeltakken worden geacht in staat te zijn om een groter deel van de kosten van de emissierechten in de productprijzen door te berekenen en krijgen voor de periode t/m 2030 geen kosteloze emissierechten toegewezen.

4.  Uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie op basis van de beschikbare gegevens van de laatste drie kalenderjaren voor de uitvoering van de voorgaande leden overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast betreffende activiteiten op viercijferniveau (NACE 4-code) met betrekking tot lid 1.

4.  Uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie op basis van de beschikbare gegevens van de laatste drie kalenderjaren voor de uitvoering van de voorgaande leden overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast betreffende activiteiten op viercijferniveau (NACE 4-code) met betrekking tot lid 1.

Artikel 10 quater

Artikel 10 quater

Optionele voorlopige kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector

Optionele voorlopige kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector

1.  Voor de modernisering van de energiesector kunnen lidstaten waarvan in 2013 of in 2014 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, in afwijking van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 5, een voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsproductie.

1.  Voor de modernisering en duurzame transformatie van de energiesector kunnen lidstaten waarvan in 2014 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, in afwijking van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 5, een voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsproductie.

 

Iedere begunstigde lidstaat die in aanmerking komt voor het moderniseringsfonds als bepaald in artikel 10 quinquies, en die ervoor heeft gekozen overeenkomstig artikel 10 quater een voorlopige kosteloze toewijzing toe te staan, mag deze emissierechten overdragen naar zijn deel van het moderniseringsfonds als bepaald in bijlage II ter en deze emissierechten toewijzen overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 quinquies.

2.  Om met kosteloze toewijzing te financieren projecten te selecteren, organiseert de betrokken lidstaat voor projecten met een totaal bedrag aan investeringen van meer dan 10 miljoen EUR een concurrerend biedingsproces. Dat concurrerende biedingsproces moet:

2.  Om met kosteloze toewijzing te financieren projecten te selecteren, organiseert de betrokken lidstaat voor projecten met een totaal bedrag aan investeringen van meer dan 10 miljoen EUR een concurrerend biedingsproces. Dat concurrerende biedingsproces moet:

(a)  in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, niet-discriminatie, gelijke behandeling en goed financieel beheer;

(a)  in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, niet-discriminatie, gelijke behandeling en goed financieel beheer;

(b)  waarborgen dat enkel projecten die bijdragen tot de diversificatie van de energiemix en de bevoorradingsbronnen van de lidstaat, tot de nodige herstructurering, milieutechnische opwaardering en aanpassing van de infrastructuur, tot schone technologieën en tot de modernisering van de energieproductie, -transmissie en -distributie in aanmerking komen om te bieden;

(b)  waarborgen dat enkel projecten die bijdragen tot de diversificatie van de energiemix en de bevoorradingsbronnen van de lidstaat, tot de nodige herstructurering, milieutechnische opwaardering en aanpassing van de infrastructuur, tot schone technologieën en tot de modernisering van de energieproductie, inclusief stadsverwarming, energie-efficiëntie, energieopslag, energietransmissie en -distributie in aanmerking komen om te bieden; wanneer de projecten betrekking hebben op de elektriciteitsproductie mag de broeikasgasemissie per kilowattuur in de installatie geproduceerde elektriciteit in totaal niet meer dan 450 gram CO2-equivalent bedragen; wanneer projecten betrekking hebben op warmteproductie, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 23bis een uitvoeringshandeling vast ter specificatie van de criteria.

(c)  duidelijke, objectieve, transparante en niet-discriminerende selectiecriteria voor de rangschikking van de projecten vaststellen om te waarborgen dat projecten worden geselecteerd die:

(c)  in overeenstemming met de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2050 duidelijke, objectieve, transparante en niet-discriminerende selectiecriteria voor de rangschikking van de projecten vaststellen om te waarborgen dat projecten worden geselecteerd die:

(i)  volgens een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst voor de emissiereductie opleveren en een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering verwezenlijken;

(i)  volgens een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst voor de emissiereductie opleveren en een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering verwezenlijken;

(ii)  een aanvulling zijn, duidelijk tegemoetkomen aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en niet beantwoorden aan een marktgestuurde groei van de vraag naar energie;

(ii)  een aanvulling zijn, duidelijk tegemoetkomen aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en niet beantwoorden aan een marktgestuurde groei van de vraag naar energie; niet werden gefinancierd via het nationaal investeringsplan 2013-2020;

iii)  de beste prijs-kwaliteitsverhouding bieden;

iii)  de beste prijs-kwaliteitsverhouding bieden;

 

iii bis)  niet bijdragen tot nieuwe capaciteit voor met kolen gestookte energieopwekking en warmteproductie of tot een grotere afhankelijkheid van steenkool;

 

De geselecteerde projecten zijn gericht op het bevorderen van plaatselijke en door de gemeenschap gedragen geïntegreerde benaderingen.

 

De Commissie herziet de vereisten die in dit lid zijn opgenomen, rekening houdend met de technische vooruitgang en de klimaatstrategie van de Europese Investeringsbank, en stelt, in voorkomend geval, tegen 2014 een gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artikel 23bis.

Uiterlijk op 30 juni 2019 wordt door elke lidstaat die voornemens is om van de optionele kosteloze toewijzing gebruik te maken, een gedetailleerd nationaal kader waarin het concurrerende biedingsproces en de selectiecriteria worden uiteengezet, bekendgemaakt voor openbaar commentaar.

Uiterlijk op 30 juni 2019 wordt door elke lidstaat die voornemens is om van de optionele kosteloze toewijzing gebruik te maken, een gedetailleerd nationaal kader waarin het concurrerende biedingsproces en de selectiecriteria worden uiteengezet, bekendgemaakt voor openbaar commentaar.

Indien investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR met kosteloze toewijzingen worden ondersteund, selecteert de lidstaat projecten op basis van objectieve en transparante criteria. De resultaten van dat selectieproces worden bekendgemaakt voor openbaar commentaar. Op basis daarvan stelt de betrokken lidstaat een lijst met investeringen op en dient die uiterlijk op 30 juni 2019 in bij de Commissie.

Indien investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR met kosteloze toewijzingen worden ondersteund, selecteert de lidstaat projecten op basis van objectieve en transparante criteria, in overeenstemming met de langetermijndoelstellingen van de Unie op het gebied van klimaat en energie. De resultaten van dat selectieproces worden bekendgemaakt voor openbaar commentaar. Op basis daarvan stelt de betrokken lidstaat een lijst met investeringen op en dient die uiterlijk op 30 juni 2019 in bij de Commissie.

3.  De waarde van de voorgenomen investeringen is op zijn minst gelijk aan de waarde van de kosteloze toewijzing, rekening houdend met het feit dat prijsstijgingen als rechtstreeks gevolg hiervan moeten worden beperkt. De marktwaarde is het gemiddelde van de prijs van emissierechten op het gemeenschappelijke veilingplatform in het voorgaande kalenderjaar.

3.  De waarde van de voorgenomen investeringen is op zijn minst gelijk aan de waarde van de kosteloze toewijzing, rekening houdend met het feit dat prijsstijgingen als rechtstreeks gevolg hiervan moeten worden beperkt. De marktwaarde is het gemiddelde van de prijs van emissierechten op het gemeenschappelijke veilingplatform in het voorgaande kalenderjaar. Tot 75% van de in aanmerking komende kosten van de voorgenomen investeringen mag worden gesubsidieerd.

4.  Voorlopige kosteloze toewijzingen worden van de hoeveelheid emissierechten die de lidstaat anders zou veilen, afgetrokken. De totale kosteloze toewijzing bedraagt niet meer dan 40 % van de emissierechten die de betrokken lidstaat in de periode 2021-2030 overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), ontvangt, in gelijke jaarlijkse hoeveelheden gespreid over de periode 2021-2030.

4.  Voorlopige kosteloze toewijzingen worden van de hoeveelheid emissierechten die de lidstaat anders zou veilen, afgetrokken. De totale kosteloze toewijzing bedraagt niet meer dan 40 % van de emissierechten die de betrokken lidstaat in de periode 2021-2030 overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), ontvangt, in gelijke jaarlijkse hoeveelheden gespreid over de afbouwperiode 2021-2030.

5.  Toewijzingen worden aan exploitanten verstrekt nadat door hen is aangetoond dat een overeenkomstig de regels van het competitieve biedingsproces geselecteerde investering heeft plaatsgevonden.

5.  Toewijzingen worden aan exploitanten verstrekt nadat door hen is aangetoond dat een overeenkomstig de regels van het competitieve biedingsproces geselecteerde investering heeft plaatsgevonden.

6.  De lidstaten eisen van begunstigde elektriciteitsproducenten en netwerkexploitanten dat zij uiterlijk op 28 februari van elk jaar verslag uitbrengen over de uitvoering van hun geselecteerde investeringen. De lidstaten brengen hierover verslag uit aan de Commissie en de Commissie maakt dit verslag openbaar.

6.  De lidstaten eisen van begunstigde elektriciteits- en warmteproducenten en netwerkexploitanten dat zij uiterlijk op 28 februari van elk jaar verslag uitbrengen over de uitvoering van hun geselecteerde investeringen. De lidstaten brengen hierover jaarlijks verslag uit aan de Commissie en de Commissie maakt dit verslag openbaar. De lidstaten en de Commissie zien toe op en analyseren potentiële arbitrage met betrekking tot de drempel van €10 miljoen voor kleine projecten en voorkomen ongerechtvaardigde opdeling van een investering over kleinere projecten door meer dan een investering in dezelfde begunstigde installatie uit te sluiten;

Amendement    31

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)  Het volgende artikel 10 quinquies wordt ingevoegd:

(7)  Het volgende artikel 10 quinquies wordt ingevoegd:

“Artikel 10 quinquies

"Artikel 10 quinquies

Moderniseringsfonds

Moderniseringsfonds

1.  Ter ondersteuning van investeringen in de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, wordt voor de periode 2021-2030 een fonds ingesteld en overeenkomstig artikel 10 gefinancierd.

1.  Ter ondersteuning en stimulering van investeringen in de modernisering van de energiesystemen, waaronder stadsverwarming, transmissie- en distributiesystemen en interconnectoren, en de verbetering van de energie-efficiëntie met name in gebouwen in lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, wordt voor de periode 2021-2030 een fonds ingesteld en overeenkomstig artikel 10 gefinancierd.

De ondersteunde investeringen moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze richtlijn en het Europees Fonds voor strategische investeringen.

De ondersteunde investeringen moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze richtlijn, de langetermijndoelstellingen van de Unie op het gebied van klimaat en energie, de Energie-unie en het Europees Fonds voor strategische investeringen.

 

Ondersteunde projecten voldoen aan de volgende voorwaarden:

 

(i)  in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, niet-discriminatie, gelijke behandeling en goed financieel beheer;

 

(ii)  bijdragen tot energiebesparingen, systemen van hernieuwbare energie, energieopslag en elektriciteitsinterconnectie, de transmissie- en distributiesector; wanneer de projecten betrekking hebben op de elektriciteitsproductie mag de broeikasgasemissie per kilowattuur in de installatie geproduceerde elektriciteit in totaal niet meer dan 450 gram CO2-equivalent bedragen; wanneer projecten betrekking hebben op warmteproductie, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 23bis een uitvoeringshandeling vast ter specificatie van de criteria.

 

(iii)  volgens een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst voor de emissiereductie opleveren en een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering verwezenlijken;

 

(iv)  een aanvulling zijn, duidelijk tegemoetkomen aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en niet beantwoorden aan een marktgestuurde groei van de vraag naar energie en niet zijn gefinancierd uit het nationaal investeringsplan voor fase 2013-2020;

 

(v)  de beste kosten-batenverhouding waarborgen;

 

(vi)  niet bijdragen tot nieuwe capaciteit voor met kolen gestookte energie- en warmteopwekking of tot een grotere afhankelijkheid van steenkool;

 

De geselecteerde projecten moeten gericht zijn op het bevorderen van plaatselijke en door de gemeenschap gedragen geïntegreerde benaderingen.

 

De Commissie herziet de vereisten die in dit lid zijn opgenomen, rekening houdend met de technische vooruitgang en de klimaatstrategie van de Europese Investeringsbank, en stelt, in voorkomend geval, tegen 2024 een gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artkel 23bis.

2.  Het fonds financiert ook kleinschalige investeringsprojecten in de modernisering van energiesystemen en energie-efficiëntie. De investeringsraad ontwikkelt daartoe richtsnoeren en selectiecriteria voor investeringen die specifiek zijn voor dergelijke projecten.

2.  Het fonds financiert ook kleinschalige investeringsprojecten in de modernisering van energiesystemen en energie-efficiëntie. De investeringsraad ontwikkelt daartoe investeringsrichtsnoeren en de adviesraad stelt aan de hand hiervan selectiecriteria vast voor investeringen die specifiek zijn voor dergelijke projecten, in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn en de in lid 1 vastgestelde criteria. De regels worden openbaar gemaakt.

3.  De middelen worden verdeeld op basis van een combinatie die voor 50 % is gebaseerd op geverifieerde emissies en voor 50 % op bbp-criteria, wat leidt tot de in bijlage II ter vastgestelde verdeling.

3.  De middelen worden verdeeld op basis van een combinatie die voor 50 % is gebaseerd op geverifieerde emissies en voor 50 % op bbp-criteria, wat leidt tot de in bijlage II ter vastgestelde verdeling.

4.  Het fonds wordt bestuurd door een investeringsraad en een beheerscomité die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten, de Commissie, de EIB en drie voor een periode van vijf jaar door de andere lidstaten verkozen vertegenwoordigers. De investeringsraad is verantwoordelijk voor de vaststelling op EU-niveau van een investeringsbeleid, passende financieringsinstrumenten en selectiecriteria voor investeringen. Het beheerscomité is verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van het fonds.

4.  De begunstigde lidstaten zijn verantwoordelijk voor het bestuur van het fonds en richten gezamenlijk een investeringsraad op die is samengesteld uit één vertegenwoordiger per begunstigde lidstaat, de Commissie, en drie waarnemers van belanghebbende partijen (federaties van de sector, vakbonden en ngo's). De raad is verantwoordelijk voor de vaststelling op Unie-niveau van een investeringsbeleid, in overeenstemming met de vereisten van dit artikel en consistent met het Uniebeleid en neemt besluiten over investeringen. .

 

Er wordt een adviesraad opgericht die onafhankelijk is van de investeringsraad, en die is samengesteld uit deskundigen met veel relevante marktervaring met projectstructurering en projectfinanciering. De adviesraad is samengesteld uit drie vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten, drie vertegenwoordigers van de overige lidstaten en deskundigen van de Commissie, de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), die voor een periode van vijf jaar worden geselecteerd. De adviesraad geeft advies met betrekking tot specifieke projecten met betrekking tot het verzamelen van publieke en private financiële middelen, de vraag of projecten voldoen aan de investeringsvereisten en de behoefte aan assistentie bij de ontwikkeling van projecten.

De investeringsraad verkiest een vertegenwoordiger van de Commissie tot zijn voorzitter. De investeringsraad streeft ernaar besluiten bij consensus te nemen. Indien de investeringsraad niet binnen een door de voorzitter vastgestelde termijn bij consensus kan besluiten, neemt de investeringsraad een besluit bij gewone meerderheid.

Het voorzitterschap van de investeringsraad wordt verkozen uit de leden van de adviesraad op basis van een systeem van jaarlijkse roulering. De investeringsraad streeft ernaar besluiten bij consensus te nemen. De adviesraad neemt zijn advies aan bij gewone meerderheid.

Het beheerscomité bestaat uit door de investeringsraad benoemde vertegenwoordigers. De besluiten van het beheerscomité worden bij gewone meerderheid genomen.

De investeringsraad en de adviesraad opereren op een open en transparante wijze. De notulen van beide raadsvergaderingen worden openbaar gemaakt. De samenstelling van de investeringsraad en de adviesraad wordt openbaar gemaakt en de cv's en de belangenverklaringen van de leden worden openbaar gemaakt en regelmatig geactualiseerd. De investeringsraad en de adviesraad gaan doorlopend na of er geen belangenconflicten zijn. De investeringsraad legt tweemaal per jaar een lijst voor aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie met alle adviezen die zijn geleverd aan projecten.

Indien de EIB aanbeveelt om een investering niet te financieren en die aanbeveling met redenen onderbouwt, wordt een besluit slechts aangenomen indien een meerderheid van twee derde van alle leden voorstemmen. De lidstaat waarin de investering plaatsvindt en de EIB hebben in dat geval geen stemrecht. De twee voorgaande zinnen zijn niet van toepassing op kleine projecten die gefinancierd zijn met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies die bijdragen tot de uitvoering van een nationaal programma met specifieke doelstellingen die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het moderniseringsfonds, op voorwaarde dat niet meer dan 10 % van het in bijlage II ter vastgestelde aandeel van de lidstaten in het kader van het programma wordt gebruikt.

Indien de EIB aanbeveelt om een investering niet te financieren en deze aanbeveling met redenen onderbouwt in overeenstemming met het investeringsbeleid dat door de investeringsraad is goedgekeurd en de selectiecriteria als bedoeld in lid 1, wordt een positief advies slechts aangenomen indien een meerderheid van twee derde van alle leden voorstemmen. De lidstaat waarin de investering plaatsvindt en de EIB hebben in dat geval geen stemrecht.

5.  De begunstigde lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan het beheerscomité over door het fonds gefinancierde investeringen. Het verslag wordt openbaar gemaakt en bevat het volgende:

5.  De begunstigde lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan de investeringsraad en de adviesraad over door het fonds gefinancierde investeringen. Het verslag wordt openbaar gemaakt en bevat het volgende:

(a)  informatie over de gefinancierde investeringen per begunstigde lidstaat;

(a)  informatie over de gefinancierde investeringen per begunstigde lidstaat;

(b)  een beoordeling van de met de investering bereikte toegevoegde waarde wat betreft energie-efficiëntie of modernisering van het energiesysteem.

(b)  een beoordeling van de met de investering bereikte toegevoegde waarde wat betreft energie-efficiëntie of modernisering van het energiesysteem.

6.  Elk jaar brengt het beheerscomité bij de Commissie verslag uit over de ervaringen met de evaluatie en de selectie van investeringen. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie de basis waarop projecten worden geselecteerd, en doet in voorkomend geval voorstellen aan het beheerscomité.

6.  Elk jaar brengt de adviesraad bij de Commissie verslag uit over de ervaringen met de evaluatie en de selectie van investeringen. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie de basis waarop projecten worden geselecteerd, en doet in voorkomend geval voorstellen aan de adviesraad en de investeringsraad.

7.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen om dit artikel uit te voeren.

7.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen om dit artikel uit te voeren met betrekking tot de gedetailleerde regelingen voor de doeltreffende werking van het moderniseringsfonds.

Amendement    32

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 8

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 11 – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Een lijst van onder deze richtlijn vallende installaties voor de periode van vijf jaar die op 1 januari 2021 ingaat, wordt uiterlijk op 30 september 2018 ingediend en nadien wordt om de vijf jaar een lijst voor de volgende vijf jaar ingediend. Elke lijst bevat informatie over de productieactiviteit, de overdracht van warmte en gassen, de elektriciteitsproductie en de emissies op het niveau van de sub installatie betreffende de vijf kalenderjaren voorafgaand aan de indiening ervan. Kosteloze toewijzingen worden enkel verstrekt aan installaties waarvoor die gegevens zijn ingediend.".

Een lijst van onder deze richtlijn vallende installaties voor de periode van twee jaar die op 1 januari 2021 ingaat, wordt uiterlijk op 30 september 2018 ingediend en nadien wordt om de twee jaar een lijst voor de volgende twee jaar ingediend. Elke lijst bevat informatie over de productieactiviteit, de overdracht van warmte en gassen, de elektriciteitsproductie en de emissies op het niveau van de sub installatie betreffende de twee kalenderjaren voorafgaand aan de indiening ervan. Kosteloze toewijzingen worden enkel verstrekt aan installaties waarvoor die gegevens zijn ingediend.".

Amendement    33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 8 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 11 – lid 1 – alinea 1 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis)  Aan artikel 11, lid 1, wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

 

“Vanaf 2021 zorgen de lidstaten er ook voor dat elke exploitant tijdens elk kalenderjaar de productieactiviteit rapporteert zodat de toewijzing kan worden aangepast overeenkomstig artikel 10 bis, lid 7.”

Amendement    34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 10 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 – lid 3 bis

 

Bestaande tekst

Amendement

 

(10 bis)  Artikel 12, lid 3 bis, wordt als volgt gewijzigd:

3 bis.  Voor emissies die worden afgevangen en vervoerd voor permanente opslag in een installatie die een vergunning heeft overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de geologische opslag van koolstofdioxide, ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren3.

“3 bis.  Voor emissies die worden afgevangen en vervoerd voor permanente opslag in een installatie die een vergunning heeft overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de geologische opslag van koolstofdioxide ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren3, noch voor emissies waarvan is vastgesteld dat ze zijn afgevangen en/of hergebruikt in een toepassing die zorgt voor permanente koolstofvastlegging, met het oog op het afvangen en hergebruiken van CO2.”

__________________

__________________

3 PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.

3 PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.

Amendement    35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 12 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 14 – lid 1 – alinea 1 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis)  Aan artikel 14, lid 1, wordt een nieuwe alinea toegevoegd:

 

Uiterlijk op 31 december 2018 past de Commissie de bestaande voorschriften inzake de monitoring en rapportage van de emissies zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 601/20121bis van de Commissie aan teneinde belemmeringen van de regelgeving voor investeringen in recentere koolstofarme technologieën zoals koolstofafvang en -gebruik (CCU) uit de weg te ruimen. De nieuwe voorschriften gelden vanaf 1 januari 2019 voor alle technologieën voor koolstofafvang en -gebruik.’

 

__________________

 

1bis Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).

Amendement    36

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 19 – letter b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 24 – lid 3 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een dergelijke verordening voor de bewaking en de rapportage van emissies en activiteitsgegevens.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een dergelijke verordening voor de bewaking en de rapportage van emissies en activiteitsgegevens. Wat de monitoring, rapportage en verificatie van emissies betreft, houdt de Commissie toezicht op de doeltreffende en samenhangende toepassing en handhaving van strafprocedures op nationaal niveau. De Commissie richt een doeltreffend monitoringsysteem voor grensoverschrijdende transacties van emissierechten op EU-niveau op om het risico van misbruik en fraude te beperken.

Amendement    37

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 20 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 25 – alinea's 1 ter bis en 1 ter ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 bis.)  Aan artikel 25 worden de volgende leden toegevoegd:

 

(1 ter bis)  Ter uitvoering van artikel 6, lid 2, van de Overeenkomst van Parijs beoordeelt de Commissie in haar verslag, dat zal worden opgesteld overeenkomstig artikel 28 bis bis, de ontwikkeling van beleidsmaatregelen ter beperking van de klimaatverandering, inclusief op de markt gebaseerde benaderingen, in derde landen en regio's en het effect van deze beleidsmaatregelen op het concurrentievermogen van de Europese industrie.

 

(1 ter ter)  Als zij in haar verslag tot de conclusie komt dat er een aanzienlijk risico van koolstoflekkage resteert, komt zij in het voorkomende geval met een wetgevingsvoorstel ter invoering van een koolstofgrenscorrectie, geheel in overeenstemming met de WTO-regels, op basis van een haalbaarheidsstudie waartoe opdracht moet worden gegeven bij de publicatie van deze richtlijn in het PB. Deze regeling zou in de EU-ETS ook importeurs opnemen van producten die worden geproduceerd door de overeenkomstig artikel 10 bis vastgestelde bedrijfstakken of deeltakken.

Amendement    38

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 22 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 27 – lid 1

 

Bestaande tekst

Amendement

 

(22 bis)  Artikel 27, eerste alinea, wordt vervangen door:

De lidstaten kunnen, na overleg met de exploitant, installaties met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 25 000 ton CO2-equivalent en, wanneer zij verbrandingsactiviteiten verrichten, een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 35 MW hebben, emissies uit biomassa niet meegerekend, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiereductie zullen zorgen, van de EU-regeling uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

De lidstaten kunnen, na overleg met de exploitant en op voorwaarde dat deze akkoord gaat, installaties met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 50 000 ton CO2-equivalent en, wanneer zij verbrandingsactiviteiten verrichten, een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 35 MW hebben, emissies uit biomassa niet meegerekend, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiereductie zullen zorgen, van de EU-ETS-regeling uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

(a)  hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties, voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1 wordt ingediend en ten laatste wanneer deze lijst bij de Commissie wordt ingediend;

(a)  hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties, voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1 wordt ingediend en ten laatste wanneer deze lijst bij de Commissie wordt ingediend;

(b)  hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 25 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend; De lidstaten kunnen vereenvoudigde maatregelen inzake bewaking, rapportage en verificatie toestaan voor installaties met gemiddelde geverifieerde emissies van minder dan 5 000 ton per jaar tussen 2008 en 2010, overeenkomstig artikel 14;

(b)  hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 50 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend; De lidstaten kunnen vereenvoudigde maatregelen inzake bewaking, rapportage en verificatie toestaan voor installaties met gemiddelde geverifieerde emissies van minder dan 5 000 ton per jaar tussen 2008 en 2010, overeenkomstig artikel 14;

(c)  hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 25 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend, of, indien de maatregelen die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties niet langer van toepassing zijn, weer in de EU-regeling zal worden opgenomen;

(c)  hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 50 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend, of, indien de maatregelen die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties niet langer van toepassing zijn, weer in de EU-regeling zal worden opgenomen;

(d)  hij publiceert de onder a), b) en c) bedoelde informatie, zodat het publiek opmerkingen kan maken.

(d)  hij publiceert de onder a), b) en c) bedoelde informatie, zodat het publiek opmerkingen kan maken.

Ziekenhuizen kunnen ook worden uitgesloten indien zij gelijkwaardige maatregelen treffen.

Ziekenhuizen kunnen ook worden uitgesloten indien zij gelijkwaardige maatregelen treffen.

Amendement    39

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 22 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 28 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 ter)  Het volgende artikel 28 bis wordt ingevoegd:

 

“Artikel 28 bis

 

Aanpassing na wereldwijde evaluatie uit hoofde van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs

 

1.  Binnen zes maanden na wereldwijde evaluatie uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs in 2023 om de balans op te maken van de collectieve inspanningen van de partijen wat betreft de verwezenlijking van de wereldwijde langetermijndoelstelling, en de daaropvolgende wereldwijde evaluaties, dient de Commissie een verslag in met een beoordeling van de noodzaak van actualisering en verbetering van de klimaatmaatregelen van de Unie, rekening houdend met de inspanningen van andere grote economieën, en het concurrentievermogen in de context van het risico op koolstoflekkage en het wegvloeien van investeringen. Indien nodig, wordt het verslag gevolgd door een wetgevingsvoorstel.

 

2.  In haar verslag geeft de Commissie met name een beoordeling van de passende verhoging van de in artikel 9 bedoelde lineaire factor en de noodzaak van extra beleid en maatregelen ter versterking van het streven naar vermindering van broeikasgasemissies door de Unie en de lidstaten, en kan zij nagaan of het haalbaar is een emissieprestatienorm in te voeren. De Commissie beoordeelt ook de bepalingen inzake koolstoflekkage teneinde de voorlopige kosteloze toewijzing geleidelijk af te bouwen.".

Amendement    40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 22 quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 quater)  Aan artikel 30 wordt het volgende lid toegevoegd:

 

“4 bis.  Om de vijf jaar zou gekeken moeten worden naar de interactie tussen de EU-ETS en overige beleidsmaatregelen op het gebied van klimaat, luchtkwaliteit en energie op Unie- en nationaal niveau, met het oog op meer samenhang en om te voorkomen dat beleidsmaatregelen elkaar overlappen.”

Amendement    41

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 22 quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 quinquies)  Het volgende hoofdstuk IV wordt ingevoegd:

 

“Hoofdstuk IV Scheep- en luchtvaartsector

 

Artikel 30 bis

 

De Commissie ziet erop toe dat alle sectoren van de economie een bijdrage leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs van de UNFCCC, inclusief of de doelstellingen en maatregelen waarover op internationaal niveau overeenstemming is bereikt, zoals in het kader van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), adequate emissiebeperking bewerkstelligen.”

Amendement    42

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I - paragraaf 1

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage II bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Verhoging van het percentage aan emissierechten dat overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), door de lidstaten moet worden geveild, met het oog op solidariteit en groei, gericht op reductie van de emissies en aanpassing aan de effecten van klimaatverandering

Verhoging van het percentage aan emissierechten dat overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), door de lidstaten moet worden geveild, met het oog op solidariteit en groei, gericht op reductie van de emissies en aanpassing aan de effecten van klimaatverandering. Voor lidstaten die overeenkomstig het moderniseringsfonds als bepaald in artikel 10 quinquies in aanmerking komen, wordt hun aandeel van de emissierechten als bepaald in bijlage IIbis overgedragen naar hun aandeel in het moderniseringsfonds.

PROCEDURE VAN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Kostenefficiënte emissiereducties en koolstofarme investeringen

Document- en procedurenummers

COM(2015)0337 – C8-0190/2015 – 2015/0148(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

7.9.2015

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

ITRE

7.9.2015

Medeverantwoordelijke commissies - datum bekendmaking

10.3.2016

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Fredrick Federley

28.10.2015

Behandeling in de commissie

17.3.2016

12.7.2016

 

 

Datum goedkeuring

13.10.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

45

13

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nikolay Barekov, Nicolas Bay, Bendt Bendtsen, Xabier Benito Ziluaga, José Blanco López, David Borrelli, Jerzy Buzek, Angelo Ciocca, Edward Czesak, Jakop Dalunde, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Fredrick Federley, Ashley Fox, Adam Gierek, Theresa Griffin, Hans-Olaf Henkel, Eva Kaili, Kaja Kallas, Barbara Kappel, Krišjānis Kariņš, Seán Kelly, Jaromír Kohlíček, Zdzisław Krasnodębski, Miapetra Kumpula-Natri, Janusz Lewandowski, Ernest Maragall, Edouard Martin, Angelika Mlinar, Nadine Morano, Dan Nica, Morten Helveg Petersen, Miroslav Poche, Carolina Punset, Herbert Reul, Paul Rübig, Algirdas Saudargas, Sergei Stanishev, Neoklis Sylikiotis, Dario Tamburrano, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Henna Virkkunen, Martina Werner, Lieve Wierinck, Anna Záborská, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Michał Boni, Rosa D’Amato, Esther de Lange, Jens Geier, Benedek Jávor, Olle Ludvigsson, Vladimír Maňka, Marian-Jean Marinescu, Clare Moody, Maria Spyraki

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Salvatore Cicu, Albert Deß

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (14.7.2016)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen
(COM(2015)0337 – C8-0190/2015 – 2015/0148(COD))

Rapporteur voor advies: Jordi Sebastià

BEKNOPTE MOTIVERING

In het vijfde evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC), voltooid in 2014, werd de uitzonderlijk ernstige toestand van het klimaat bevestigd en toegelicht, en werd onderstreept dat er dringend intensievere klimaatmaatregelen genomen moeten worden. Bij de aanpak van de klimaatproblematiek is belangrijke vooruitgang geboekt dankzij de voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen (INDC's), ingediend door de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. Dit is echter nog verre van voldoende.

In het Akkoord van Parijs wordt de doelstelling van de wereldwijde klimaatmaatregelen bepaald op het beperken van de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur tot ruim onder de 2°C ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, waarbij er naar wordt gestreefd om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5°C. Met dit akkoord zetten alle landen zich voor dit doel in. Het akkoord heeft ook betere voorwaarden geschapen voor een geleidelijke toename van de inspanningen tot een niveau dat passend is gezien de omvang van de klimaatproblematiek.

Deze kans om een grote stap voorwaarts te maken op het gebied van wereldwijde klimaatactie moet met beide handen worden aangegrepen. De EU is een van de grootste veroorzakers van broeikasgasemissies, en beschikt tevens over aanzienlijke middelen. Daarom rust er op de EU een grote verantwoordelijkheid. De EU moet het voortouw nemen in een proces waarbij alle landen ter wereld elkaars inspanningen beïnvloeden en hun eigen inspanningen intensiveren, zodat de wereldwijde effecten geleidelijk kunnen toenemen.

Een cruciale taak voor de EU in dit verband is het verbeteren van het emissiehandelssysteem (ETS), zodat het een echt doeltreffend instrument wordt voor het verminderen van emissies en voor het genereren van middelen ter bevordering van duurzame energie, energiebesparing en steun voor aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, zowel binnen de EU als in kwetsbare ontwikkelingslanden, met name de minst ontwikkelde landen (MOL).

Het voorstel van de Commissie tot wijziging van de ETS-richtlijn is ontoereikend om het ETS om te vormen tot het instrument waar nu behoefte aan is. Daarom stelt de rapporteur amendementen voor met de volgende strekking:

-  De milieu-integriteit moet worden versterkt door als eerste stap het emissieplafond als aangegeven met de lineaire reductiefactor af te stemmen op de hoogst vastgestelde reductiedoelstelling van broeikasgassen voor de hele EU-economie in 2050, d.w.z. 95 % ten opzichte van 1990, en als tweede stap een vijfjaarlijkse herziening van het plafond door te voeren, na de collectieve herzieningen van het UNFCCC en het Akkoord van Parijs;

-  De emissierechten van het in de marktstabiliteitsreserve opgenomen overschot die overeenkomen met het gebruik van CDM- en JI-kredieten in het kader van het ETS moeten worden geschrapt, zodat het verwezenlijken van de doelstelling van het ETS van verlaging van de emissie een binnenlandse aangelegenheid wordt;

-  Alle ETS-rechten moeten worden geveild, en de opbrengsten daarvan moeten worden bestemd voor klimaatmaatregelen, waarbij de helft gaat naar kwetsbare ontwikkelingslanden. Tevens moet een verplichte inlevering van emissierechten bij import worden ingevoerd voor het importeren van energie-intensieve goederen, om mogelijke koolstoflekkage te voorkomen;

-  Er moet voor gezorgd worden dat de luchtvaartsector op hetzelfde niveau bijdraagt aan de doelstelling van vermindering van emissies voor 2030 als andere sectoren in het kader van het ETS, en alle opbrengsten uit de luchtvaart moeten worden bestemd voor klimaatmaatregelen in kwetsbare ontwikkelingslanden;

-  De internationale scheepvaartsector moet gaan bijdragen aan de klimaatdoelstellingen door middel van een collectief fonds voor bijdragen van scheepsexploitanten in verband met emissies in EU-havens en tijdens reizen van en naar EU-havens;

-  De nulemissiefactor voor biomassa moet worden beperkt tot afval en residuen, ter vermindering van de stimulans voor landroof in ontwikkelingslanden om de EU-markt van bio-energie te voorzien. Wereldwijde ontbossing en verlies van koolstofvoorraden in bossen is verantwoordelijk voor naar schatting 20 % van de klimaatverandering. Een stijging van de EU-vraag naar biomassa afkomstig van bossen door een nulniveau te hanteren in een twijfelachtige vorm van koolstofboekhouding houdt in het gunstigste geval het risico van ondoeltreffendheid in, en leidt in het minst gunstige geval tot contraproductiviteit bij de beperking van klimaatverandering.

Het opnemen van ETS-ontvangsten en internationale scheepvaartemissies in het stelsel stemt ook overeen met het standpunt van het EP over het klimaatpakket van 2008, dat bij andere gelegenheden is herhaald.

AMENDEMENTEN

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement    1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis)   Milieu- en klimaatuitdagingen zijn mondiaal van aard. De uiteindelijke doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau te stabiliseren dat gevaarlijke, door de mens teweeggebrachte effecten op het klimaatsysteem worden voorkomen. De Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering (de "Overeenkomst van Parijs"), die is goedgekeurd op de 21e conferentie van de partijen (COP-21) bij het UNFCCC, markeert een nieuw niveau van wereldwijde inzet ter beperking en vermindering van broeikasgasemissies, waar alle landen zich aan verbinden.

Amendement    2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 ter)   De Unie en haar lidstaten, die het Akkoord van Parijs hebben ondertekend, stemden in met het "beperken van de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur tot minder dan 2°C ten opzichte van het pre-industriële tijdperk" en het doen van "inspanningen om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5°C". Het Akkoord van Parijs is ook gericht op het bereiken van een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen in de tweede helft van deze eeuw, op basis van billijkheid. Deze beloftes moeten een richtsnoer volgen voor de inspanningen met betrekking tot emissiereducties en investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.

Amendement    3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 quater)  Het Akkoord van Parijs is een mondiaal akkoord om de broeikasgasemissies te verminderen en een "rechtvaardige overgang" te bewerkstelligen die ook ten goede komt aan ontwikkelingslanden.

Amendement    4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 quinquies)  Voor wat klimaatverandering betreft zijn ontwikkelingslanden het meest kwetsbaar. De Unie moet daarom haar steun voor deze landen verhogen om hen beter in staat te stellen zich aan te passen en weerstand te bieden aan klimaatverandering. Het is wenselijk de samenhang van het beleid op Unieniveau te versterken, zodat de ETS een doeltreffende aanvulling kan vormen op het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, met name op het gebied van de ontwikkelingsagenda voor 2030 en het klimaatbeleid.

Amendement    5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 sexies (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 sexies)   Met de vooruitgang van het Akkoord van Parijs moet rekening worden gehouden, alsmede met de betere voorwaarden die daardoor zijn ontstaan voor een verhoging van de streefdoelen en een intensivering van de inspanningen, aansluitend op de omvang van de uitdaging die de klimaatverandering is. De EU-ETS is een van de beste instrumenten die de Unie tot haar beschikking heeft om de in het Akkoord van Parijs vastgelegde verbintenissen na te komen. Als een onderdeel van deze inspanningen is het essentieel dat de EU-ETS een meer efficiënt instrument voor emissiereductie wordt, en dat het de overgang naar hernieuwbare energie ondersteunt, de energie-efficiëntie maximaliseert en de groei van schone technologieën wereldwijd stimuleert.

Amendement    6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)   De Europese Raad heeft bevestigd dat een goed functionerende, hervormde EU-ETS met een instrument om de markt te stabiliseren het belangrijkste Europese instrument zal zijn om die doelstelling te bereiken, met een jaarlijkse reductiefactor van 2,2 % vanaf 2021, terwijl de kosteloze toewijzing niet afloopt, maar de bestaande maatregelen na 2020 blijven bestaan om het risico op koolstoflekkage ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan zolang er in andere grote economieën geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd en zonder het aandeel van de te veilen rechten te verkleinen. Om de planningszekerheid wat investeringsbeslissingen betreft, te verhogen, de transparantie te vergroten en het systeem in zijn geheel eenvoudiger en gemakkelijker te begrijpen te maken, moet in de wetgeving het aandeel dat wordt geveild als een percentage worden uitgedrukt.

(3)   De hervormde EU-ETS moet een jaarlijkse reductiefactor van 2,8 % vanaf 2021 en een verplichte inlevering van emissierechten bij import (AIR) na 2020 omvatten om het risico op koolstoflekkage ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan zolang er in derde landen en subnationale regio's geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd en zonder het aandeel van de te veilen rechten te verkleinen.

Amendement    7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis)   Om de ambitie te verhogen en de wereldwijde doelstelling van een stijging ruim onder de 2°C te weerspiegelen moet het doel voor de EU 2020 van 20 % onder de niveaus van 1990 worden bereikt met binnenlandse inspanningen. Een hoeveelheid rechten tot het equivalent van de internationale rechten (gecertificeerde emissiereductie-eenheden van het Clean Development Mechanism en emissiereductie-eenheden van de gezamenlijke tenuitvoerlegging) die in de EU-ETS zijn gebruikt moet worden geschrapt uit de marktstabilisatiereserve.

Amendement    8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 ter)   De partijen bij het UNFCCC hebben de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) verzocht in 2018 een speciaal rapport op te stellen over de doelstelling van 1,5°C, en hebben besloten een faciliterende dialoog te starten voor het in kaart brengen van de gezamenlijke ambitie en de vooruitgang bij het verwezenlijken van de toezeggingen, zodat de partijen geïnformeerd kunnen worden vóór de definitieve indiening van hun nationaal vastgestelde bijdragen. Het Akkoord van Parijs omvat tevens een periodieke evaluatie van de tenuitvoerlegging om de gezamenlijke vooruitgang te beoordelen met het bereiken van de overeengekomen langetermijndoelen, te beginnen in 2023 en vervolgens om de vijf jaar. De EU-ETS moet geregeld worden herzien om de klimaatmaatregelen van de Unie te actualiseren en te versterken, in overeenstemming met het Akkoord van Parijs.

Amendement    9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 bis)  De nulclassificatie van emissies uit biomassa in de EU-ETS vormt een steunregeling in de zin van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad1bis. Vloeibare biomassa, biobrandstoffen en vaste en gasvormige biomassa moeten uitsluitend steun krijgen en meetellen voor de verwezenlijking van de nationale doelstellingen wanneer zij voldoen aan de in Richtlijn 2009/28/EG of het beleid inzake duurzame bio-energie vastgelegde duurzaamheidscriteria. De duurzaamheidscriteria moeten daarom van toepassing zijn op alle bronnen van bio-energie die worden verbruikt en waarvan de broeikasgasemissies onder de nulclassificatie vallen in een installatie of in het kader van een activiteit van een vliegtuigexploitant die onder de EU-ETS valt.

 

_________________________________

 

1bis   Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).

Motivering

Installaties die uitsluitend gebruikmaken van biomassa zijn momenteel uitgesloten van het toepassingsgebied van de ETS. In de huidige ETS wordt bovendien alle in installaties gebruikte biomassa als koolstofneutraal beschouwd en vaste biomassa niet aan duurzaamheidscriteria onderworpen. Een aanzienlijk deel van de emissies wordt derhalve niet in aanmerking genomen. Het is van essentieel belang de nulclassificatie voor biomassa op te heffen en biomassa aan duurzaamheidscriteria te binden.

Amendement    10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)  De lidstaten moeten, in overeenstemming met de staatssteunregels, voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Lidstaten moeten de veilinginkomsten ook gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

(9)  De lidstaten moeten, in overeenstemming met de staatssteunregels, voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Met het oog op de wereldwijde verantwoordelijkheid van de Unie moeten de lidstaten onverwijld financiële ondersteuning verlenen aan de door de minst ontwikkelde landen geleverde inspanningen gericht op de ontwikkeling van emissiearme technologieën op basis van het beginsel van technologische neutraliteit en de vermindering van het klimaatveranderingseffect. In dit verband moet een aanzienlijk percentage van de middels de veiling van rechten door de lidstatengegenereerde inkomsten worden toegewezen aan internationale fondsen, met name: het Groen Klimaatfonds, het fonds voor de minst ontwikkelde landen en het speciaal klimaatveranderingsfonds. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Lidstaten moeten de veilinginkomsten ook gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

Amendement    11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 10 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(10 bis)   De MOL zijn bijzonder kwetsbaar voor de effecten van klimaatverandering en zijn slechts in zeer geringe mate verantwoordelijk voor de emissie van broeikasgassen. Daarom moet bijzondere prioriteit worden gegeven aan de behoeften van de MOL door EU-ETS-rechten te gebruiken ter financiering van klimaatmaatregelen, in het bijzonder voor de aanpassing aan de effecten van klimaatverandering door middel van het Groen Klimaatfonds.

Amendement    12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(13 bis)   Overeenkomstig de inzet van de medewetgevers als weergegeven in Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad 1 bisen Besluit nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad 1 ter, moeten alle economische sectoren bijdragen aan het verwezenlijken van de vermindering van broeikasgasemissies, met inbegrip van de internationale scheep- en luchtvaart. De luchtvaart draagt aan de vermindering bij door de opname van deze sector in de EU-ETS. Aangezien de Internationale Maritieme Organisatie geen internationale overeenkomstig heeft vastgesteld om de maritieme emissies op te nemen in de verminderingsdoelen, moet een fonds worden ingesteld voor het innen van bijdragen van scheepsexploitanten in verband met CO2-emissies in havens van de Unie en tijdens reizen van en naar deze havens. Deze bijdragen moeten worden vastgesteld op het niveau van de marktprijs voor de emissierechten, of hoger. Het fonds moet de aanpassing en beperking in kwetsbare ontwikkelingslanden financieren. Scheepsexploitanten vallend onder Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad 1 quater moeten binnen de ETS vallen in geval van een tekort aan bijdragen.

 

________________________

 

1 bis   Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).

 

1 ter Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).

 

1 quater  Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).

Amendement    13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 1

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 quinquies

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1)   In artikel 3 quinquies, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

1)   Artikel 3 quinquies wordt vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

"Artikel 3 quinquies

 

Toewijzingsmethode voor emissierechten voor de luchtvaart middels veiling

 

De totale hoeveelheid emissierechten voor luchtvaartactiviteiten daalt jaarlijks met dezelfde lineaire factor als voor andere activiteiten vallend onder de communautaire regeling. Alle rechten voor luchtvaartactiviteiten worden geveild en de opbrengsten worden gebruikt voor de financiering van klimaatmaatregelen in kwetsbare ontwikkelingslanden, met inbegrip van aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering."

Motivering

De luchtvaartsector moet in dezelfde mate bijdragen aan de verlagingsdoelstelling van broeikasgassen tegen 2030 als andere sectoren vallend onder de EU-ETS. Overeenkomstig het standpunt van het EP inzake het ETS-voorstel voor de luchtvaart van 2007, en om aan te sluiten op het internationale luchtvaartrecht, moeten alle ontvangsten van de EU-ETS voor de luchtvaart gebruikt worden om de klimaatverandering tegen te gaan. Om in de ontwikkelingslanden vertrouwen op te bouwen in deze beleidsmaatregel van de EU, moeten alle opbrengsten van de luchtvaart-ETS toegewezen worden aan internationale financiering van klimaatmaatregelen.

Amendement    14

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 1 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 sexies

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis)   Artikel 3 sexies wordt geschrapt.

Motivering

Dit amendement houdt verband met amendement 9. Alle rechten voor de luchtvaartsector moeten worden geveild door de lidstaten.

Amendement    15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 3

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 9 – alinea 2 en 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"Met ingang van 2021 bedraagt de lineaire factor 2,2 %.".

"Met ingang van 2021 bedraagt de lineaire factor 2,8 %.".

Motivering

Met het Akkoord van Parijs zijn de landen overeengekomen de temperatuurstijging ver beneden de 2°C te houden en te streven naar een maximale stijging van 1,5°C. De voorgestelde lineaire factor voor de ETS is onvoldoende om zelfs het laagste percentage te verwezenlijken van de EU-doelstelling voor 2050 van 80-90 % onder de niveaus van 1990, als overeengekomen op basis van een doelstelling van 2°C. Om beter aan te sluiten bij het Akkoord van Parijs wordt voorgesteld de lineaire factor aan te passen tot 2,8 %, overeenstemmend met een verlaging voor de hele economie van 95 % beneden 1990 tegen 2050, d.w.z. het hoogste percentage van de doelstelling van de EU voor 2050, waarbij als tweede stap een herzieningsclausule ingevoerd moet worden om de lineaire factor aan te kunnen passen na evaluaties door de VN.

Amendement    16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)  aan lid 1 worden drie nieuwe alinea's toegevoegd:

a)  aan lid 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten 57 %.

 

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn ("het moderniseringsfonds").

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn ("het moderniseringsfonds").

 

Tussen 2012 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om het Internationaal Klimaatactiefonds in te stellen voor de ondersteuning van klimaatactie in kwetsbare ontwikkelingslanden met beperkte capaciteit, met name de minst ontwikkelde landen, kleine insulaire ontwikkelingslanden en landen in Afrika, in het bijzonder voor de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Er zullen financiële middelen uit het Internationaal Klimaatactiefonds worden aangewend om het Groen Klimaatfonds van de Verenigde Naties elk jaar weer aan te vullen, dat tot doel heeft 50 % toe te wijzen aan aanpassingsmaatregelen, waarbij de helft van dat bedrag bestemd is voor de meest kwetsbare landen.

 

Tussen 2012 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om het rechtvaardig overgangsfonds in te stellen voor de ondersteuning van lokale gemeenschappen en werknemers in de regio's die het hardst worden getroffen door de overgang naar een koolstofarme economie. De middelen van dat fonds worden gebruikt voor investeringen gericht op het scheppen van banen, het financieren van opleidingen op de werkplek en andere diensten op het gebied van werkgelegenheid en gezondheid in het kader van alternatieve economische activiteiten in regio's waar in de traditionele koolstofintensieve bedrijfstakken naar verwachting een groot aantal banen verloren zal gaan door het koolstofarm maken van de economie. Elke lidstaat die een aanvraag indient om de middelen uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie te gebruiken, stelt een specifiek plan op, in nauw overleg met de gemeentelijke en lokale overheden van de transitieregio's en met de sociale partners en organisaties van het maatschappelijk middenveld."

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.";

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.";

Motivering

De Europese Commissie moet:

een rechtvaardig overgangsfonds instellen als een sterk, EU-breed ondersteuningsmechanisme voor werknemers en regio's die nadelen ondervinden van de overgang naar een koolstofarme economie.

- een internationaal klimaatactiefonds instellen dat het Groen Klimaatfonds rechtstreeks aanvult en ertoe bijdraagt dat er niet alleen gebruik wordt gemaakt van steunbudgetten om internationale klimaatactie te financieren.

Het aandeel rechten voor het moderniseringsfonds, het rechtvaardig overgangsfonds en het Internationaal Klimaatactiefonds moet worden toegevoegd aan de te veilen rechten.

Amendement    17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter b bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – inleidende formule

 

Bestaande tekst

Amendement

 

b bis)   in lid 3 wordt het inleidende deel vervangen door:

3.   De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. Ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, zou moeten worden gebruikt voor één of meerdere van de onderstaande doelstellingen:

“3.    De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. Ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, wordt gebruikt voor de financiering van klimaatmaatregelen in kwetsbare ontwikkelingslanden, onder meer ter verlaging van broeikasgasemissies en ter aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering. De rest wordt gebruikt voor één of meerdere van de onderstaande doelstellingen:

Motivering

Overeenkomstig het standpunt van het Parlement inzake het klimaatpakket van 2008 moeten alle ontvangsten (of het equivalent in financiële waarde) van de EU-ETS worden bestemd voor klimaatmaatregelen en moet 50% worden besteed aan de collectieve bijdrage van de EU aan internationale klimaatfinanciering. De collectieve toezegging door de EU en haar lidstaten zal de invloed van de EU bij de UNFCCC-onderhandelingen en de doeltreffendheid van de klimaatfinanciering van de EU ten goede komen.

Amendement    18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4 – letter c

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 – lid 3 – punt k

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

k)  klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;

k)  de financiering van de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering en van andere klimaatacties in kwetsbare derde landen ter aanvulling van de financiering van acties via ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten; deze klimaatfinanciering wordt meegeteld voor de naleving van de verbintenissen op het gebied van klimaatfinanciering van de Unie, maar vormt een aanvulling op en wordt niet beschouwd als ontwikkelingsfinanciering;

Amendement    19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)   in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

a)   lid 1 wordt vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen. Die handeling voorziet ook in extra toewijzing uit de nieuwkomersreserve voor aanzienlijke productieverhogingen door dezelfde drempels en toewijzingsaanpassingen toe te passen als die welke ten aanzien van een gedeeltelijke beëindiging van de werking gelden.";

300 miljoen rechten worden gebruikt ter financiering van klimaatmaatregelen in de minst ontwikkelde landen, in het bijzonder voor de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, via het Groen Klimaatfonds van de Verenigde Naties."

Motivering

De MOL zijn bijzonder kwetsbaar voor de effecten van klimaatverandering en zijn slechts in zeer geringe mate verantwoordelijk voor de emissie van broeikasgassen. Daarom moet bijzondere prioriteit worden gegeven aan de behoeften van de MOL door EU-ETS-rechten te gebruiken ter financiering van klimaatmaatregelen, in het bijzonder voor de aanpassing aan de effecten van klimaatverandering. Een collectieve toezegging door de EU zou de invloed van de EU tijdens de UNFCCC-onderhandelingen doen toenemen, en financiering via het Groen Klimaatfonds zou anderen stimuleren om een deel van hun eigen koolstofbeprijzingsregelingen aan het fonds bij te dragen.

Amendement    20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5 – letter d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis – lid 6 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"Lidstaten moeten, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt, financiële maatregelen vaststellen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld. Dergelijke financiële maatregelen ter compensatie van een deel van die kosten moeten in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.";

"Lidstaten mogen, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt, financiële maatregelen vaststellen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld. Dergelijke financiële maatregelen ter compensatie van een deel van die kosten moeten in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.";

Motivering

De voorgestelde formulering "moeten" is juridisch dubbelzinnig. Hoewel een geharmoniseerd systeem wenselijk kan zijn, is het juridisch ondeugdelijk de lidstaten te verplichten staatssteun te gebruiken, en om die reden is het woord "mogen" teruggeplaatst.

Amendement    21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Ter ondersteuning van investeringen in de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, wordt voor de periode 2021-2030 een fonds ingesteld en overeenkomstig artikel 10 gefinancierd.

1.  Ter ondersteuning van investeringen in de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie (van onder meer thermische energie, stadsverwarming, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, hernieuwbare energie en aardwarmte) in lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, wordt voor de periode 2021-2030 een fonds ingesteld en overeenkomstig artikel 10 gefinancierd.

Motivering

De genoemde kleinschalige investeringen spelen een cruciale rol bij de modernisering van de energiesector en de overgang naar een koolstofarme economie, en moeten daarom uitdrukkelijk worden benadrukt.

Amendement    22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Het fonds financiert ook kleinschalige investeringsprojecten in de modernisering van energiesystemen en energie-efficiëntie. De investeringsraad ontwikkelt daartoe richtsnoeren en selectiecriteria voor investeringen die specifiek zijn voor dergelijke projecten.

2.  Het fonds financiert ook kleinschalige investeringsprojecten in de modernisering van energiesystemen en energie-efficiëntie (van onder meer thermische energie, stadsverwarming, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, hernieuwbare energie en aardwarmte). De investeringsraad ontwikkelt daartoe richtsnoeren en selectiecriteria voor investeringen die specifiek zijn voor dergelijke projecten.

Motivering

Aan de begunstigde lidstaten moet het recht worden toegekend om op zichzelf staande kleinschalige projecten te selecteren, met name als zij in het kader van het bestaande plan/programma zouden worden uitgevoerd, teneinde het moderniseringsfonds af te stemmen op de nationale situatie. In dat geval volstaat een eenvoudige kennisgeving aan de raad van advies.

Amendement    23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 10 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 11 quater (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(10 bis)   Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

"Artikel 11 quater

 

Bijdrages van de scheepvaartsector aan de financiering van maatregelen in kwetsbare ontwikkelingslanden

 

Met ingang van 2019 wordt, bij afwezigheid van een vergelijkbaar systeem van de IMO, een fonds voor scheepsexploitanten opgezet, waaraan zij moeten bijdragen in verband met CO2-emissies in havens van de Unie en tijdens reizen van en naar die havens, in ieder geval op het niveau van de marktprijzen voor emissierechten in het voorafgaande jaar. De opbrengsten van het fonds worden gebruikt om de aanpassing en beperking in kwetsbare ontwikkelingslanden te financieren.

 

De in de eerste alinea bedoelde bijdragen worden openbaar gemaakt. Exploitanten van schepen die binnen het bereik vallen van Verordening (EU) 2015/757 dienen emissierechten in te leveren ter compensatie van uitblijvende bijdragen. Indien de door de bijdragen gefinancierde matiging niet resulteert in verlaagde emissies gelijk aan het emissieniveau van de bijdragers, wordt het verschil geschrapt uit de marktstabiliteitsreserve."

(http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:02003L0087-20151029&qid=1458208850750&from=NL)

Motivering

Overeenkomstig het standpunt van het EP inzake de ETS van 2008 en de overeenkomst over het klimaatpakket van 2009, moeten alle economische sectoren bijdragen aan de verlaging van emissies, met inbegrip van de internationale maritieme scheepvaart en de luchtvaart. Bij ontbreken van maatregelen in het kader van de IMO moet een fonds worden opgericht waar scheepsexploitanten aan moeten bijdragen voor emissies in EU-havens en tijdens reizen van en naar EU-havens. Indien deze klimaatmaatregel niet leidt tot verlaagde emissies gelijk aan het emissieniveau van de desbetreffende exploitanten, moet het verschil worden geschrapt uit de marktstabiliteitsreserve.

Amendement    24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 22 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 27 – lid 1

 

Bestaande tekst

Amendement

 

(22 bis)  Artikel 27, lid 1, wordt vervangen door:

1.   De lidstaten kunnen, na overleg met de exploitant, installaties met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 25 000 t CO2-equivalent en, wanneer zij verbrandingsactiviteiten verrichten, een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 35 MW hebben, emissies uit biomassa niet meegerekend, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiereductie zullen zorgen, van de Gemeenschapsregeling uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

"1.   De lidstaten kunnen, na overleg met de exploitant, installaties met een in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissies van minder dan 25 000 ton CO2-equivalent en, wanneer zij verbrandingsactiviteiten verrichten, een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 35 MW hebben, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiereductie zullen zorgen, van de Gemeenschapsregeling uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)   hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties, voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1, wordt ingediend en ten laatste wanneer deze lijst bij de Commissie wordt ingediend;

a)   hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties, voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1, wordt ingediend en ten laatste wanneer deze lijst bij de Commissie wordt ingediend;

b)  hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 25 000 t of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend. De lidstaten kunnen vereenvoudigde maatregelen inzake bewaking, rapportage en verificatie toestaan voor installaties met een gemiddelde geverifieerde emissies van minder dan 5 000 t per jaar tussen 2008 en 2010, overeenkomstig artikel 14;

b)  hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 25 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot. De lidstaten kunnen vereenvoudigde maatregelen inzake bewaking, rapportage en verificatie toestaan voor installaties met gemiddelde geverifieerde emissies van minder dan 5 000 ton per jaar tussen 2008 en 2010, overeenkomstig artikel 14;

c)  hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 25 000 t of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend, of, indien de maatregelen die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties niet langer van toepassing zijn, weer in de Gemeenschapsregeling zal worden opgenomen;

c)  hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 25 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, of, indien de maatregelen die van toepassing zijn op die installatie die een gelijkwaardige bijdrage zullen leveren tot de geldende emissiereducties niet langer van toepassing zijn, weer in de Gemeenschapsregeling zal worden opgenomen;

d)   hij publiceert de onder a), b) en c) bedoelde informatie, zodat het publiek opmerkingen kan maken.

d)   hij publiceert de onder a), b) en c) bedoelde informatie, zodat het publiek opmerkingen kan maken.

Ziekenhuizen kunnen ook worden uitgesloten indien zij gelijkwaardige maatregelen treffen.

Ziekenhuizen kunnen ook worden uitgesloten indien zij gelijkwaardige maatregelen treffen."

(http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1464179550809&uri=CELEX:02003L0087-20151029)

Amendement    25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 22 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel -28 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 ter)   Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

"Artikel -28 bis

 

Aanpassing na wereldwijde evaluatie uit hoofde van het UNFCCC en het Akkoord van Parijs

 

Binnen zes maanden na de faciliterende dialoog, bijeen te roepen uit hoofde van de UNFCCC in 2018 om de balans op te maken van de collectieve inspanningen van de partijen wat betreft de verwezenlijking van de wereldwijde langetermijndoelstelling, en binnen zes maanden na de wereldwijde evaluatie in 2023 en de daaropvolgende wereldwijde evaluaties, dient de Commissie een verslag in met een beoordeling van de noodzaak van actualisering en verbetering van de klimaatmaatregelen van de Unie. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

 

In haar verslag geeft de Commissie met name een beoordeling van de passende verhoging van de in artikel 9 bedoelde lineaire factor en de noodzaak van extra beleid en maatregelen ter versterking van het streven naar vermindering van broeikasgasemissies door de Unie en de lidstaten. "

Motivering

Met het Akkoord van Parijs zijn de landen overeengekomen de temperatuurstijging ver beneden de 2°C te houden en te streven naar een maximale stijging van 1,5°C. Om beter aan te sluiten bij het Akkoord van Parijs wordt voorgesteld de lineaire factor aan te passen tot 2,8 %, overeenstemmend met een verlaging voor de hele economie van 95 % beneden 1990 tegen 2050, d.w.z. het hoogste percentage van de doelstelling van de EU voor 2050, waarbij als tweede stap een herzieningsclausule ingevoerd moet worden om de lineaire factor aan te kunnen passen na de evaluatieprocessen van de UNFCCC en het Akkoord van Parijs.

Amendement    26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 22 quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I – lid 1

 

Bestaande tekst

Amendement

 

(22 quater)   Bijlage I, punt 1, wordt vervangen door:

Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, en installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, vallen niet onder deze richtlijn.

"Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, vallen niet onder deze richtlijn."

(http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1464179550809&uri=CELEX:02003L0087-20151029)

Amendement    27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt 22 quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I – lid 3

 

Bestaande tekst

Amendement

 

(22 quinquies)   Bijlage I, punt 3, wordt vervangen door:

Wanneer het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met het oog op het nemen van een besluit inzake de opneming ervan in de Gemeenschapsregeling, worden het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Deze eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische looping-verbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW

en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij deze berekening buiten beschouwing gelaten. Tot "eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken" behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt.

"Wanneer het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met het oog op het nemen van een besluit inzake de opneming ervan in de Gemeenschapsregeling, worden het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Deze eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische looping-verbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW worden bij deze berekening buiten beschouwing gelaten."

(http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1464179550809&uri=CELEX:02003L0087-20151029)

Amendement    28

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage III

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage IV – deel A

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In bijlage IV, deel A, bij Richtlijn 2003/87/EG wordt de alinea onder de vierde titel "Bewaking van de emissies van andere broeikasgassen" vervangen door:

Deel A van bijlage IV bij Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)   De derde alinea van de tweede subtitel "Berekeningen" wordt vervangen door:

 

"Er worden geaccepteerde emissiefactoren gebruikt. Voor de activiteit specifieke emissiefactoren zijn voor alle brandstoffen aanvaardbaar. Default-factoren zijn aanvaardbaar voor alle brandstoffen, behalve niet-commerciële (afvalbrandstoffen zoals banden en industriële procesgassen). Laagspecifieke defaults voor steenkool, en voor de EU of het producentland specifieke defaults voor aardgas worden verder uitgewerkt. IPCC-defaults zijn voor raffinaderijproducten aanvaardbaar. De emissiefactor voor afval en residuen van biomassa is nul.";

 

2)   De alinea onder de vierde titel "Bewaking van de emissies van andere broeikasgassen" wordt vervangen door:

"Er moeten genormaliseerde of aanvaarde methoden worden gebruikt die door de Commissie in samenwerking met alle belanghebbenden worden ontwikkeld en overeenkomstig artikel 14, lid 1, worden goedgekeurd.".

"Er moeten genormaliseerde of aanvaarde methoden worden gebruikt die door de Commissie in samenwerking met alle belanghebbenden worden ontwikkeld en overeenkomstig artikel 14, lid 1, worden goedgekeurd.".

(http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1464179550809&uri=CELEX:02003L0087-20151029)

PROCEDURE VAN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Kostenefficiënte emissiereducties en koolstofarme investeringen

Document- en procedurenummers

COM(2015)0337 – C8-0190/2015 – 2015/0148(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

7.9.2015

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

DEVE

17.12.2015

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Jordi Sebastià

20.10.2015

Behandeling in de commissie

24.5.2016

 

 

 

Datum goedkeuring

12.7.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

12

11

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Louis Aliot, Ignazio Corrao, Nirj Deva, Doru-Claudian Frunzulică, Maria Heubuch, György Hölvényi, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Maurice Ponga, Cristian Dan Preda, Lola Sánchez Caldentey, Elly Schlein, Eleni Theocharous, Bogdan Brunon Wenta, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Seb Dance, Jordi Sebastià, Adam Szejnfeld, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Maria Arena, Petras Auštrevičius

PROCEDURE VAN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Kostenefficiënte emissiereducties en koolstofarme investeringen

Document- en procedurenummers

COM(2015)0337 – C8-0190/2015 – 2015/0148(COD)

Datum indiening bij EP

15.7.2015

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

7.9.2015

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

DEVE

17.12.2015

BUDG

7.9.2015

ITRE

7.9.2015

IMCO

7.9.2015

Geen advies

       Datum besluit

BUDG

3.9.2015

IMCO

22.9.2015

 

 

Medeverantwoordelijke commissies

       Datum bekendmaking

ITRE

10.3.2016

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Ian Duncan

16.9.2015

 

 

 

Behandeling in de commissie

21.6.2016

29.9.2016

 

 

Datum goedkeuring

15.12.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

53

5

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Birgit Collin-Langen, Mireille D’Ornano, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Ian Duncan, Bas Eickhout, Eleonora Evi, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Jytte Guteland, György Hölvényi, Anneli Jäätteenmäki, Jean-François Jalkh, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Giovanni La Via, Peter Liese, Norbert Lins, Valentinas Mazuronis, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Massimo Paolucci, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Frédérique Ries, Daciana Octavia Sârbu, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Renate Sommer, Ivica Tolić, Jadwiga Wiśniewska, Tiemo Wölken, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Caterina Chinnici, Linnéa Engström, Merja Kyllönen, Ulrike Müller, Bart Staes, Keith Taylor, Mihai Ţurcanu, Claude Turmes, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Linnéa Engström, Olle Ludvigsson, Jiří Maštálka, Jens Nilsson

Datum indiening

13.1.2017