– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2016)0702),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 118 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0439/2016),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten(1),
– gezien de artikelen 103 en 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0054/2017),
A. overwegende dat naar de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het voorstel in kwestie louter een codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen;
1. stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en neemt het voorstel van de Commissie over zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten, en met name punt 4 daarvan, is de uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bestaande adviesgroep op 23 november 2016 bijeengekomen om bovengenoemd voorstel van de Commissie te onderzoeken.
Tijdens deze bijeenkomst(1) is het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot codificatie van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk behandeld en is de adviesgroep unaniem tot de slotsom gekomen dat het voorstel een loutere codificatie van bestaande teksten behelst, zonder enige inhoudelijke wijziging.