VERSLAG over palmolie en de ontbossing van regenwouden
17.3.2017 - (2016/2222(INI))
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Kateřina Konečná
- ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- TOELICHTING
- ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking
- ADVIES van de Commissie internationale handel
- ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
- UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
- HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over palmolie en de ontbossing van regenwouden
Het Europees Parlement,
– gezien de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's) 2015-2030 van de Verenigde Naties,
– gezien de Overeenkomst van Parijs die is bereikt in het kader van de 21e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP 21),
– gezien technisch verslag 2013-063 van de Commissie getiteld "The impact of EU consumption on deforestation" (De effecten van EU-consumptie op ontbossing),
– gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008 getiteld "De uitdagingen van ontbossing en aantasting van bossen aangaan om de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken" (COM(2008)0645),
– gezien de verklaring van Amsterdam van 7 december 2015 getiteld "Towards Eliminating Deforestation from Agricultural Commodity Chains with European Countries" (Naar de uitbanning van ontbossing die het gevolg is van ketens van landbouwgrondstoffen met Europese landen) waarin wordt gepleit voor een volledig duurzame toeleveringsketen voor palmolie, alsook voor de stopzetting van illegale ontbossing tegen 2020,
– gezien de toezegging van vijf lidstaten en ondertekenende partijen bij de verklaring van Amsterdam, te weten Denemarken, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, om overheidssteun uit te trekken voor het plan om tegen 2020 een 100 % duurzame palmolie-industrie tot stand te brengen,
– gezien de Europese strategie voor emissiearme mobiliteit van juli 2016 en het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2016 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking),
– gezien de in opdracht van de Commissie uitgevoerde en door haar gefinancierde studie van 4 oktober 2016 getiteld "The land use change impact of biofuels consumed in the EU: Quantification of area and greenhouse gas impacts" (De effecten van in de EU geconsumeerde biobrandstoffen wat betreft verandering van landgebruik: kwantificering van de effecten met betrekking tot landoppervlakte en broeikasgassen),
– gezien het verslag getiteld "Globiom: the basis for biofuel policy post-2020" (Globiom: de basis voor het beleid inzake biobrandstoffen na 2020),
– gezien Speciaal verslag nr. 18/2016 van de Rekenkamer getiteld "Het certificeringssysteem van de EU voor duurzame biobrandstoffen",
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit,
– gezien de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES),
– gezien het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, dat is vastgesteld op 29 oktober 2010 in Nagoya, Japan, en op 12 oktober 2014 in werking is getreden,
– gezien de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020, en de daarmee verband houdende tussentijdse herziening[1],
– gezien zijn resolutie van 2 februari 2016 over de tussentijdse evaluatie van de biodiversiteitsstrategie van de EU[2],
– gezien het World Conservation Congress 2016 van de Internationale Unie voor het behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen (IUCN) in Hawaii en de daaruit voortkomende motie 066 over de beperking van de effecten die een uitbreiding van de palmolieproductie en palmolie-exploitatie heeft op biodiversiteit,
– gezien de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volkeren (UNDRIP),
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0066/2017),
A. overwegende dat de Europese Unie de Overeenkomst van Parijs heeft geratificeerd en een cruciale rol moet spelen bij de verwezenlijking van de vastgestelde doelstellingen op het gebied van de strijd tegen klimaatverandering en bij het boeken van resultaten op het vlak van milieubescherming en duurzame ontwikkeling;
B. overwegende dat de Europese Unie een belangrijke rol heeft gespeeld bij het formuleren van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling die nauw gerelateerd zijn aan de palmolieproblematiek (doelstellingen 2, 3, 6, 14, 16, 17 en met name 12, 13 en 15);
C. overwegende dat de EU er zich in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling toe heeft verbonden te ijveren voor de toepassing van duurzaam beheer van alle soorten bossen, ontbossing een halt toe te roepen, beschadigde bossen te herstellen en zowel bebossing als herbebossing tegen 2020 overal ter wereld aanzienlijk te doen toenemen; overwegende dat de EU er zich in het kader van de Agenda 2030 tevens toe heeft verbonden om duurzame consumptie- en productiepatronen te waarborgen, om ondernemingen aan te sporen duurzame praktijken in te voeren en informatie over duurzaamheid op te nemen in hun rapportagecyclus, en om duurzame openbare aanbestedingen te bevorderen, in overeenstemming met nationaal beleid en mondiale prioriteiten tegen 2020;
D. overwegende dat er tal van factoren zijn die wereldwijde ontbossing in de hand werken, waaronder de productie van landbouwgrondstoffen zoals soja, rundvlees, mais en palmolie;
E. overwegende dat bijna de helft (49 %) van alle recente gevallen van tropische ontbossing het gevolg is van illegale ontginning voor commerciële landbouwdoeleinden en dat deze vernietiging wordt ingegeven door de overzeese vraag naar landbouwgrondstoffen, waaronder palmolie, rundvlees, soja en houtproducten; overwegende dat wordt geschat dat de illegale conversie van tropisch regenwoud voor commerciële landbouwdoeleinden jaarlijks 1,47 gigaton koolstof veroorzaakt, wat overeenkomt met 25 % van de jaarlijkse van fossiele brandstoffen afkomstige emissies in de EU[3];
F. overwegende dat de ongecontroleerde bosbranden van 2015 in Indonesië en op Borneo de ergste branden in bijna twintig jaar tijd zijn geweest en dat ze werden veroorzaakt door verandering in landgebruik, ontbossing en de wereldwijde klimaatverandering; overwegende dat de regio's in kwestie in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid vaker zullen worden geteisterd door extreme droogte, tenzij er gezamenlijk actie wordt ondernomen om te voorkomen dat er branden uitbreken;
G. overwegende dat in Indonesië en op Borneo 69 miljoen mensen zijn blootgesteld aan de schadelijke luchtvervuiling die werd veroorzaakt door de ongecontroleerde bosbranden, en dat deze branden aan duizenden mensen het leven hebben gekost;
H. overwegende dat branden in Indonesië een typisch gevolg zijn van het ontginnen van land voor de productie van palmolie en andere landbouwdoeleinden; overwegende dat 52 % van de branden in Indonesië in 2015 heeft plaatsgevonden op koolstofrijke veengronden en dat het land daardoor een van de grootste veroorzakers van de opwarming van de aarde is geworden[4];
I. overwegende dat het ontbreken van nauwkeurige palmolieconcessiekaarten en openbare kadasters in veel producerende landen het moeilijk maakt om vast te stellen wie verantwoordelijk is voor bosbranden;
J. overwegende dat de EU in het kader van de verklaring van New York inzake bossen heeft toegezegd om de particuliere sector te helpen bij de verwezenlijking van de doelstelling om de ontbossing die wordt veroorzaakt door de productie van landbouwgrondstoffen zoals palmolie, soja, papier en rundvleesproducten uiterlijk in 2020 uit te bannen, in het volle besef dat sommige ondernemingen zelfs nog ambitieuzer zijn;
K. overwegende dat de EU er zich in 2008 toe heeft verbonden de ontbossing uiterlijk in 2020 ten minste te halveren en ervoor te zorgen dat er uiterlijk in 2030 op wereldschaal geen bosareaal meer verloren gaat;
L. overwegende dat waardevolle tropische ecosystemen, die amper 7 % van de oppervlakte van de aarde uitmaken, steeds meer onder druk komen te staan door ontbossing; overwegende dat de aanleg van palmolieplantages leidt tot enorme bosbranden, het droogvallen van rivieren, bodemerosie, drooglegging van veengronden, verontreiniging van waterwegen en een algemeen verlies aan biodiversiteit, wat op zijn beurt in de hand werkt dat vele ecosysteemdiensten verloren gaan en grote gevolgen heeft voor het klimaat, de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en de bescherming van het milieu in de hele wereld voor huidige en toekomstige generaties;
M. overwegende dat de consumptie van palmolie en daarvan afgeleide verwerkte goederen een belangrijke factor is voor de mate waarin de EU-consumptie bijdraagt aan de wereldwijde ontbossing;
N. overwegende dat de vraag naar plantaardige olie in het algemeen wellicht zal stijgen[5], terwijl schattingen erop wijzen dat de vraag naar palmolie tegen 2050 zal verdubbelen[6]; overwegende dat 90 % van de toename van de palmolieproductie sinds de jaren '70 van de twintigste eeuw zich concentreert in Indonesië en Maleisië; overwegende dat de teelt van oliepalmen bovendien ook in andere Aziatische landen en in Afrika en Latijns-Amerika van de grond aan het komen is en dat daar voortdurend nieuwe plantages worden aangelegd, terwijl bestaande plantages worden uitgebreid; overwegende dat deze stand van zaken zal leiden tot verdere milieuschade; overwegende dat er echter nog meer behoefte aan landbouwgronden zou ontstaan als palmolie zou worden vervangen door andere plantaardige oliën;
O. overwegende dat het grootscheepse gebruik van palmolie voornamelijk toe te schrijven is aan de lage kosten van het product, die te danken zijn aan het toegenomen aantal oliepalmplantages in ontboste gebieden; overwegende dat het gebruik van palmolie in de levensmiddelenindustrie bovendien past in het model van niet-duurzame massaproductie en ‑consumptie, hetgeen volledig haaks staat op het gebruik en de bevordering van biologische, kwalitatief hoogstaande nul-kilometeringrediënten en ‑producten;
P. overwegende dat er steeds meer palmolie wordt gebruikt als biobrandstof en in verwerkte levensmiddelen (circa 50 % van de verpakte producten bevat inmiddels palmolie);
Q. overwegende dat sommige bedrijven die palmolie verhandelen er niet in slagen om onweerlegbaar aan te tonen dat de palmolie in hun productieketen niet in verband kan worden gebracht met ontbossing, drooglegging van veengronden of milieuvervuiling en om te bewijzen dat de palmolie is geproduceerd met volledige inachtneming van de fundamentele mensenrechten en adequate sociale normen;
R. overwegende dat de Commissie in het kader van het Zevende Milieuactieprogramma (MAP) verplicht is het milieueffect van de consumptie van grondstoffen voor levensmiddelen en non-foodproducten in de Unie in een mondiale context te beoordelen en, indien nodig, beleidsvoorstellen uit te werken om de resultaten van deze beoordelingen aan te pakken, alsook moet overwegen een EU-actieplan inzake ontbossing en bosdegradatie op te stellen;
S. overwegende dat de Commissie studies plant over ontbossing en palmolie;
T. overwegende dat niet bekend is hoeveel broeikasgasemissies er in totaal worden veroorzaakt door verandering in landgebruik die verband houdt met palmolie; overwegende dat een verbetering van de wetenschappelijke beoordelingen in dit verband noodzakelijk is;
U. overwegende dat er in de producerende landen geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over de stukken land die, al dan niet met toestemming, worden gebruikt voor de teelt van oliepalmen; overwegende dat de maatregelen die worden genomen om de duurzaamheid van palmolie te certificeren door deze belemmering van meet af aan op de helling komen te staan;
V. overwegende dat de energiesector in 2014 verantwoordelijk was voor 60 % van de in de EU geïmporteerde palmolie, en dat 46 % van de geïmporteerde palmolie is gebruikt als brandstof in de vervoersector (een verzesvoudiging ten opzichte van 2010) en 15 % voor de opwekking van elektriciteit en warmte;
W. overwegende dat in de periode van nu tot 2020 wereldwijd naar schatting 1 miljoen hectare land zal worden geconverteerd voor de productie van palmolie voor biodiesel, waarvan 0,57 miljoen hectare in gebieden in Zuidoost-Azië met oerbossen[7];
X. overwegende dat de totale door het biobrandstofmandaat van de EU 2020-strategie veroorzaakte verandering in landgebruik 8,8 miljoen hectare bedraagt, en dat daarvan 2,1 miljoen hectare als gevolg van uitbreidingen van oliepalmplantages is geconverteerd in Zuidoost-Azië, waarvan de helft ten koste van tropische bossen en veengronden;
Y. overwegende dat de ontbossing van regenwoud leidt tot de vernietiging van de natuurlijke habitats van meer dan de helft van de diersoorten die onze planeet rijk is en meer dan twee derde van de plantensoorten, waardoor deze soorten in hun voortbestaan worden bedreigd; overwegende dat het regenwoud een aantal van 's werelds zeldzaamste en vaak endemische soorten herbergt, die op de rode lijst van de Internationale Unie voor behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen (IUCN) zijn ingedeeld in de categorie van ernstig bedreigde soorten, waarvan wordt aangenomen dat ze te maken hebben gehad met een waargenomen, geschatte, afgeleide of vermoede achteruitgang van de populaties in de afgelopen tien jaar of over drie generaties van meer dan 80 %; overwegende dat de EU-consument beter op de hoogte moet worden gesteld van de inspanningen die worden gedaan om deze dier- en plantensoorten te beschermen;
Z. overwegende dat uit diverse onderzoeken blijkt dat er in tal van landen bij de aanleg en de exploitatie van palmolieplantages sprake is van grootschalige schendingen van fundamentele mensenrechten, waaronder gedwongen uitzettingen, gewapend geweld, kinderarbeid, schuldslavernij of discriminatie van inheemse gemeenschappen;
AA. overwegende dat ons erg verontrustende berichten[8] bereiken waarin wordt gemeld dat er bij een substantieel deel van de wereldwijde productie van palmolie sprake is van schendingen van fundamentele mensenrechten en adequate sociale normen, dat er regelmatig gebruik wordt gemaakt van kinderarbeid en dat er tal van grondgeschillen zijn tussen lokale en inheemse gemeenschappen enerzijds en palmolieconcessiehouders anderzijds;
Algemene overwegingen
1. herinnert eraan dat duurzame landbouw, voedselzekerheid en duurzaam bosbeheer centrale doelstellingen zijn van de SDG's;
2. wijst erop dat bossen van essentieel belang zijn voor de aanpassing aan en beperking van klimaatverandering;
3. wijst op de complexiteit van de factoren die aan de wereldwijde ontbossing ten grondslag liggen, zoals de ontginning van land voor vee of akkerbouwgewassen, met name om diervoeder op basis van soja te produceren voor de EU-veestapel, alsook voor palmolie, stedelijke expansie, houtkap en andere intensieve landbouwactiviteiten;
4. stelt vast dat 73 % van de wereldwijde ontbossing te wijten is aan de ontginning van land voor landbouwgrondstoffen, waarbij 40 % van de wereldwijde ontbossing wordt veroorzaakt door conversie naar grootschalige monocultuurplantages van oliepalmen[9];
5. merkt op dat de exploitatie van palmolie niet de enige oorzaak van ontbossing is, maar dat het probleem ook deels wordt veroorzaakt door de uitbreiding van de illegale houtkap en door demografische druk;
6. stelt vast dat andere plantaardige oliën die van sojabonen, koolzaad en andere gewassen worden gemaakt een veel grotere milieuvoetafdruk hebben en een veel extensiever landgebruik vergen dan palmolie; merkt op dat bij het verbouwen van andere oliegewassen gewoonlijk intensiever gebruik wordt gemaakt van pesticiden en meststoffen;
7. stelt met bezorgdheid vast dat de enorme mondiale vraag naar grond wordt ingegeven door de toenemende mondiale vraag naar biobrandstoffen en grondstoffen en door speculatie met grond en landbouwgrondstoffen;
8. herinnert eraan dat de EU een belangrijke importeur is van door ontbossing verkregen producten, hetgeen een desastreus effect op de biodiversiteit heeft;
9. wijst erop dat iets minder dan een kwart (in waarde) van alle landbouwgrondstoffen op de internationale handelsmarkt die door middel van illegale ontbossing worden verkregen voor de EU is bestemd, waaronder 27 % van alle soja, 18 % van alle palmolie, 15 % van al het rundvlees en 31 % van al het leder[10];
10. onderstreept dat er in het optreden van de EU niet alleen rekening moet worden gehouden met de productie van palmolie maar met alle deze geïmporteerde landbouwproducten, wil men ontbossing die verband houdt met de consumptie van landbouwgrondstoffen doeltreffend bestrijden;
11. brengt in herinnering dat Maleisië en Indonesië met naar schatting 85-90 % van de mondiale productie de belangrijkste palmolieproducenten zijn en is verheugd dat het aantal Maleisische oerbossen sinds 1990 is toegenomen, maar blijft bezorgd over het huidige tempo van ontbossing in Indonesië, met een totaal verlies van 0,5 % per vijf jaar;
12. wijst erop dat Indonesië onlangs de derde positie heeft ingenomen onder de grootste CO2-vervuilers wereldwijd en dat het land kampt met afnemende biodiversiteit, waardoor verscheidene bedreigde wilde diersoorten zo goed als uitgestorven zijn;
13. herinnert eraan dat palmolie goed is voor ongeveer 40 % van de globale handel in alle plantaardige oliën en dat de EU met ongeveer 7 miljoen ton per jaar de op één na grootste importeur ter wereld is;
14. is verontrust over het feit dat ongeveer de helft van de totale oppervlakte aan illegaal ontgonnen bossen wordt gebruikt voor de productie van palmolie voor de EU-markt;
15. merkt op dat het gebruik van palmolie als ingrediënt en/of vervangingsmiddel in de agrovoedingsindustrie te maken heeft met de productiviteit en chemische eigenschappen van palmolie, zoals gemakkelijke opslag, smeltpunt en de lagere prijs ervan als grondstof;
16. stelt voorts vast dat palmpitkoek in de EU wordt gebruikt als diervoeder, met name voor het vetmesten van melk- en slachtvee;
17 onderstreept in dit verband dat de sociale, gezondheids- en milieunormen in de EU strenger zijn;
18. is zich er terdege van bewust dat de palmolieproblematiek zeer complex is en benadrukt hoe belangrijk het is een wereldwijde oplossing uit te werken die uitgaat van de collectieve verantwoordelijkheid van talrijke actoren; pleit ten zeerste voor dit beginsel voor al wie deel uitmaakt van de toeleveringsketen van palmolie, met inbegrip van de EU en andere internationale organisaties, de lidstaten, financiële instellingen, de regeringen van landen die palmolie produceren, inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, nationale en multinationale ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, distributie en verwerking van palmolie, consumentenorganisaties en ngo's; is er bovendien van overtuigd dat al deze actoren absoluut een duit in het zakje moeten doen door hun inspanningen op elkaar af te stemmen, zodat er een oplossing kan worden gevonden voor de talrijke ernstige problemen met betrekking tot de niet-duurzame productie en consumptie van palmolie;
19. onderstreept de gedeelde mondiale verantwoordelijkheid met betrekking tot de totstandbrenging van een duurzame palmolieproductie en benadrukt dat de voedingssector een belangrijke rol te spelen heeft door duurzaam geproduceerde alternatieven in te kopen;
20. merkt op dat een aantal producenten en handelaars van grondstoffen, verkopers en andere tussenpersonen in de toeleveringsketen, met inbegrip van Europese ondernemingen, toezeggingen heeft gedaan op het gebied van nul-ontbossing wat grondstofproductie en -handel betreft, nul-conversie van koolstofrijke veengronden, eerbiediging van de mensenrechten, transparantie, traceerbaarheid, controles door derden en verantwoorde beheerpraktijken;
21. erkent dat het behoud van het regenwoud en wereldwijde biodiversiteit van vitaal belang zijn voor de toekomst van de aarde en de mensheid, maar onderstreept dat de instandhoudingsinspanningen moet worden gecombineerd met beleidsinstrumenten voor plattelandsontwikkeling om armoede te voorkomen en de werkgelegenheid in kleine landbouwgemeenschappen in de regio's in kwestie te ondersteunen;
22. erkent dat inspanningen om de ontbossing te stoppen lokale capaciteitsopbouw, technologische bijstand en de uitwisseling van beste praktijken tussen de gemeenschappen moeten inhouden, evenals steun aan kleine boeren om hun bestaande akkerland zo doeltreffend mogelijk te gebruiken zonder over te hoeven gaan tot verdere conversie van bosgrond; wijst in dit verband nadrukkelijk op het grote potentieel van agro-ecologische praktijken voor het maximaliseren van ecosysteemfuncties door middel van gemengde technieken van aanplant, boslandbouw en permacultuur met een grote diversiteit, zonder terug te vallen op inputafhankelijkheid of monoculturen;
23. merkt op dat palmolieproductie op positieve wijze kan bijdragen aan de economische ontwikkeling van een land en haalbare economische kansen kan bieden voor landbouwers, op voorwaarde dat er op verantwoordelijke wijze wordt gewerkt en er strikte voorwaarden worden gesteld om de teelt duurzaam te maken;
24. stelt vast dat er verschillende soorten vrijwillige certificeringsregelingen bestaan, zoals RSPO, ISPO en MSPO, en is verheugd over de bijdrage van deze regelingen aan de bevordering van een duurzame palmolieproductie; merkt echter op dat er kritiek is op de duurzaamheidscriteria van deze normen, met name met betrekking tot ecologische en sociale integriteit; benadrukt dat het naast elkaar bestaan van verschillende regelingen verwarrend is voor de consument en wijst erop dat het uiteindelijke doel moet zijn om één enkele certificeringsregeling te ontwikkelen, waardoor duurzame palmolie zichtbaarder wordt voor de consument; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat via een dergelijke certificeringsregeling wordt gewaarborgd dat enkel duurzaam geproduceerde palmolie de EU-markt bereikt;
25. merkt op dat ook onder onze partners van buiten de EU het bewustzijn moet worden aangewakkerd over hun rol bij het oplossen van problemen in verband met duurzaamheid en ontbossing, onder meer in verband met hun inkooppraktijken;
Aanbevelingen
26. verzoekt de Commissie de internationale toezeggingen van de EU na te komen, onder meer de toezeggingen in het kader van de COP 21, het VN-Bossenforum (UNFF)[11], het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (UNBCD)[12], de verklaring van New York inzake bossen en de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling om ontbossing tegen 2020 een halt toe te roepen[13];
27. wijst op het potentieel van initiatieven zoals de verklaring van New York inzake bossen[14], bedoeld om de particuliere sector te helpen bij het behalen van de doelstelling om uiterlijk in 2020 een einde te maken aan ontbossing voor de productie van landbouwgrondstoffen zoals palmolie, soja, papier en rundvlees; wijst erop dat sommige bedrijven ambitieuzere doelstellingen nastreven en merkt op dat 60 % van de bedrijven die actief zijn in de palmoliesector zich weliswaar achter zulke initiatieven heeft geschaard, maar dat tot nog toe slechts 2 % in staat is te achterhalen waar de palmolie die zij verhandelen vandaan komt[15];
28. wijst op de inspanningen en de vorderingen van de voedingsmiddelenindustrie met betrekking tot de inkoop van "Certified Sustainable Palm Oil" (CSPO); verzoekt alle bedrijfstakken die gebruikmaken van palmolie meer inspanningen te leveren om CSPO in te kopen;
29. verzoekt de Commissie en alle lidstaten die dit nog niet hebben gedaan blijk te geven van hun bereidheid zich in te zetten voor de totstandbrenging van een nationale verbintenis voor de hele EU om uiterlijk in 2020 alleen nog gecertificeerde duurzame palmolie in te kopen, onder meer door de verklaring van Amsterdam "Towards Eliminating Deforestation from Agricultural Commodity Chains with European Countries" te ondertekenen, alsook voor de totstandbrenging van een engagement van de sector, onder meer door de verklaring van Amsterdam "In Support of a Fully Sustainable Palm Oil Supply Chain by 2020" te onderteken en toe te passen;
30. dringt er bij ondernemingen die palmolie produceren op aan zich te houden aan de Overeenkomst van Bangkok inzake een gemeenschappelijke aanpak voor de verwezenlijking van toezeggingen om de ontbossing tot nul te reduceren, en gebruik te maken van de HCS-benadering (High Carbon Stock), als hulpmiddel om te bepalen welke gronden geschikt zijn voor het aanleggen van een palmolieplantage, zoals aangetaste gronden met een geringe koolstofopslag of lage natuurwaarde;
31. roept de EU op te blijven vasthouden aan haar toezeggingen, een impuls te geven aan de lopende onderhandelingen over de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Flegt) en ervoor te zorgen dat er in de slotteksten van de overeenkomsten ook aandacht wordt besteed aan conversiehout dat wordt gegenereerd uit de ontwikkeling van palmolieplantages; onderstreept dat moet worden gewaarborgd dat deze overeenkomsten in overeenstemming zijn met het internationaal recht en toezeggingen inzake milieubescherming, mensenrechten en duurzame ontwikkeling, en dat ze leiden tot passende maatregelen voor het behoud en het duurzaam beheer van bossen, met inbegrip van de bescherming van de rechten van lokale gemeenschappen en inheemse volkeren; merkt op dat er een vergelijkbare aanpak zou kunnen worden gehanteerd om te zorgen voor verantwoorde toeleveringsketens van palmolie; stelt voor dat het EU-beleid voor de palmoliesector wordt geënt op de Flegt-beginselen van dialoog tussen de diverse belanghebbenden en het aanpakken van diepgewortelde bestuurskwesties in producerende landen, en tevens voortbouwt op ondersteunende EU-beleidsmaatregelen inzake invoer; merkt op dat al deze maatregelen kunnen leiden tot betere controles op de palmoliesector in landen van bestemming;
32. stelt vast dat samenwerking met producerende landen door middel van informatie-uitwisseling over duurzame en economisch levensvatbare projecten en handelspraktijken een belangrijk aspect vormt; steunt de producerende landen bij hun inspanningen om een duurzame manier van werken te ontwikkelen die de levensomstandigheden en de economie in die landen kunnen helpen verbeteren;
33. verzoekt de Commissie aan te sporen tot de uitwisseling van beste praktijken inzake transparantie en samenwerking tussen regeringen en ondernemingen die palmolie gebruiken en samen met de lidstaten derde landen bij te staan bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en de eerbiediging van de traditionele gebruiksrechten van de gemeenschap met betrekking tot land, die ervoor zorgen dat bossen, bosbewoners en hun middelen van bestaan worden beschermd;
34. verzoekt de Commissie om te onderzoeken of in het kader van de vrijwillige partnerschapsovereenkomst (VPA) uit het Flegt-actieplan mechanismen moeten worden ingesteld om de conversie van bossen voor commerciële landbouwdoeleinden aan de orde te stellen, en verzoekt tevens om organisaties uit het maatschappelijk middenveld, inheemse gemeenschappen en landbouwers-grondbezitters een krachtigere stem te geven in dit proces;
35. dringt er bij de EU op aan om als bijkomende onderdeel van vrijwillige partnerschapsovereenkomsten ook vervolgwetgeving voor deze overeenkomsten met betrekking tot palmolie uit te werken naar het voorbeeld van de EU-houtverordening, die zowel ondernemingen als financiële instellingen omvat; merkt op dat de EU de toeleveringsketens van hout, vis en conflictmineralen heeft gereguleerd, maar nog voor geen enkele toeleveringsketen van landbouwgrondstoffen die risico's inhouden voor bossen regulering heeft uitgewerkt; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan meer energie te steken in de tenuitvoerlegging van de houtverordening, zodat het duidelijker wordt in hoeverre die doeltreffend is en als model kan dienen voor een nieuwe wetgevingshandeling van de EU die is bedoeld om te verhinderen dat niet-duurzame palmolie in de EU wordt verkocht;
36. verzoekt de Commissie om in samenwerking met alle belanghebbende partijen uit zowel de openbare als de particuliere sector informatiecampagnes op gang te brengen om de consumenten uitgebreid te informeren over de positieve gevolgen op ecologisch, sociaal en politiek vlak van een duurzame palmolieproductie; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat consumenten door middel van een goed herkenbaar merkteken op alle producten die palmolie bevatten de bevestiging krijgen dat een product duurzaam is en pleit er sterk voor dat dit merkteken wordt aangebracht op het product of op de verpakking, of makkelijk toegankelijk is via technologische functies;
37. verzoekt de Commissie nauw samen te werken met andere belangrijke consumenten van palmolie, zoals China, India en de producerende landen, om hen meer bewust te maken van de problemen en op zoek te gaan naar gemeenschappelijke oplossingen voor tropische ontbossing en bosdegradatie;
38. kijkt uit naar de studies van de Commissie over ontbossing en palmolie, en gaat ervan uit dat ze zo snel mogelijk na hun voltooiing zullen worden voorgesteld;
39. verzoekt de Commissie uitgebreide gegevens te verstrekken over het gebruik en verbruik van palmolie in Europa en over de invoer ervan naar de EU;
40. verzoekt de Commissie meer onderzoek te verrichten om informatie te vergaren over de effecten van Europese consumptie en investeringen op het ontbossingsproces, sociale problemen, bedreigde soorten en milieuvervuiling in derde landen, en om handelspartners buiten de EU ertoe op te roepen dit voorbeeld te volgen;
41. verzoekt de Commissie technologieën te ontwikkelen en met een concreet actieplan te komen, onder meer met informatiecampagnes, om de effecten van Europese consumptie en investeringen op ontbossing in derde landen te beperken;
42. ziet in dat de bestaande certificeringsregelingen weliswaar een positief effect hebben, maar stelt met spijt vast dat RSPO, ISPO, MSPO en alle andere belangrijke erkende certificeringsregelingen er niet in slagen hun leden daadwerkelijk te verbieden om regenwoud of veengronden te converteren naar palmplantages; is daarom van mening dat deze belangrijkste certificeringsregelingen ontoereikend zijn om de broeikasgassen die worden uitgestoten bij de aanleg en exploitatie van de plantages daadwerkelijk te beperken, waardoor zij massale bos- en veenbranden niet hebben kunnen voorkomen; verzoekt de Commissie te zorgen voor onafhankelijke controles en onafhankelijk toezicht op deze certificeringsregelingen, teneinde te waarborgen dat de palmolie die op de EU-markt wordt gebracht, voldoet aan alle noodzakelijke normen en duurzaam is; merkt op dat met betrekking tot de kwestie van duurzaamheid in de palmoliesector vrijwillige maatregelen en beleidslijnen alleen niet volstaan, maar dat er voor palmoliebedrijven ook bindende regels en een verplichte certificeringsregeling moeten gelden;
43. dringt er bij de EU op aan om minimale duurzaamheidscriteria in te voeren voor palmolie en voor producten met palmolie als bestanddeel die op de EU-markt worden gebracht en op die manier te waarborgen dat in de EU aanwezige palmolie:
- niet heeft geleid tot achteruitgang van het ecosysteem, zoals ontbossing van oerbossen en secundaire bossen en de vernietiging of degradatie van veengronden of andere ecologisch waardevolle habitats, of het nu rechtstreeks of onrechtstreeks is, en geen verlies van biodiversiteit in de hand werkt, in de eerste plaats wat alle bedreigde dier- en plantensoorten betreft,
- niet heeft geleid tot veranderingen in landbeheerpraktijken met negatieve gevolgen voor het milieu,
- geen aanleiding heeft gegeven tot economische, sociale en ecologische problemen en conflicten, waaronder de specifieke problemen van kinderarbeid, gedwongen arbeid, landroof of de verdrijving van inheemse of lokale gemeenschappen,
- volledig strookt met de fundamentele mensenrechten en sociale rechten en volledig in overeenstemming is met adequate sociale en arbeidsnormen die bedoeld zijn om de veiligheid en het welzijn van werknemers te waarborgen,
- kleine palmolieproducenten in staat stelt deel te nemen aan de certificeringsregeling en garandeert dat zij een eerlijk aandeel in de winst krijgen,
- wordt geproduceerd op plantages die worden beheerd met behulp van moderne agro-ecologische technieken, zodat de omslag kan worden gemaakt naar duurzame landbouwpraktijken en negatieve effecten op het milieu en nadelige sociale gevolgen tot een minimum kunnen worden herleid;
44. merkt op dat er al solide normen voor verantwoorde palmolieproductie bestaan, waaronder de normen die door de Palm Oil Innovation Group (POIG) zijn ontwikkeld, maar dat deze normen nog op grote schaal moeten worden overgenomen door ondernemingen en in certificeringssystemen, met uitzondering van RSPO Next;
45. merkt op dat het voor alle actoren in de toeleveringsketen van belang is onderscheid te kunnen maken tussen duurzaam en niet-duurzaam ingekochte palmolie en de reststoffen en bijproducten ervan; benadrukt het belang van traceerbaarheid van grondstoffen en van transparantie in alle fasen van de toeleveringsketen;
46. roept de EU op een bindend regelgevingskader vast te stellen om ervoor te zorgen dat de toeleveringsketens van importeurs van landbouwgrondstoffen helemaal tot aan de oorsprong van de grondstof kunnen worden getraceerd;
47. verzoekt de Commissie de traceerbaarheid van palmolie die in de EU wordt ingevoerd te verbeteren en in afwachting van de invoering van één certificeringsregeling te overwegen verschillende douanerechten toe te passen die een nauwkeurigere weergave vormen van de werkelijke kosten wat belasting van het milieu betreft; verzoekt de Commissie ook na te denken over de invoering en toepassing van niet-discriminerende tarifaire en non-tarifaire belemmeringen op basis van de koolstofvoetafdruk van palmolie; dringt erop aan dat het beginsel "de vervuiler betaalt" ten volle wordt toegepast in het kader van ontbossing;
48. verzoekt de Commissie om sancties voor niet-naleving duidelijk te omschrijven en tegelijkertijd handelsbetrekkingen met derde landen te onderhouden;
49. roept de Commissie in dit verband op om binnen de Werelddouaneorganisatie (WDO) een hervorming van de nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem (GS) in gang te zetten waardoor het mogelijk wordt een onderscheid te maken tussen gecertificeerde duurzame en niet-duurzame palmolie en afgeleiden ervan;
50. verzoekt de Commissie in de hoofdstukken inzake duurzame ontwikkeling van haar handelsovereenkomsten en overeenkomsten inzake ontwikkelingssamenwerking onverwijld bindende engagementen op te nemen om ontbossing te voorkomen, waaronder met name een anti-ontbossingsgarantie in handelsovereenkomsten met producerende landen, en om te voorzien in krachtige en afdwingbare maatregelen om iets te doen aan niet-duurzame bosbouw in producerende landen;
51. verzoekt de Commissie en de lidstaten zich te concentreren op de uitwerking van instrumenten om de instandhoudingsproblematiek beter te integreren in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid; merkt op dat aan de hand van een dergelijke aanpak kan worden gewaarborgd dat ontwikkelingsactiviteiten niet leiden tot onbedoelde milieuproblemen, maar veeleer in synergie zijn met instandhoudingsactiviteiten;
52. stelt vast dat de uitbreiding van palmolieplantages moeilijk in de hand te houden is vanwege de zwakke kadastersystemen in producerende landen en dat de mogelijkheden van eigenaren van kleine plantages om de leningen te krijgen die ze nodig hebben voor het verbeteren van de duurzaamheid van hun plantages hierdoor worden beperkt; constateert dat een versterking van bestuur en van bosbouwinstanties op lokaal en nationaal niveau een noodzakelijke voorwaarde vormt voor een doeltreffend milieubeleid; roept de Commissie op technische en financiële bijstand te verlenen aan producerende landen, teneinde de kadastersystemen van deze landen te versterken en de duurzaamheid van palmolieplantages te verbeteren; wijst erop dat het in kaart brengen van het grondgebied van de producerende landen, onder meer met behulp van satellieten en geospatiale technologie, de enige manier is om een beeld te krijgen van oliepalmconcessies en om strategieën uit te werken voor bebossing, herbebossing en de aanleg van ecologische corridors; verzoekt de Commissie producerende landen te ondersteunen bij de invoering van brandpreventieregelingen;
53. steunt het moratorium op het gebruik van veengronden dat de Indonesische regering onlangs heeft afgekondigd en dat moet verhinderen dat plantages worden uitgebreid op beboste veengronden; steunt de oprichting van een agentschap voor het herstel van veengronden met als doel om 2 miljoen hectare door branden geteisterde veengronden te herstellen;
54. verzoekt de Commissie en de lidstaten om zich in het kader van de dialoog met die landen te scharen achter het standpunt dat de oppervlakte aan grond waarop oliepalmen worden gekweekt, moet worden bevroren, onder meer door een moratorium in te stellen op nieuwe concessies om wat er nog over is van de regenwouden te beschermen;
55. maakt zich ernstige zorgen over het feit dat landtransacties een inbreuk kunnen vormen op het beginsel van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming van lokale gemeenschappen, overeenkomstig verdrag nr. 169 van de IAO; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat in de EU gevestigde investeerders zich volledig houden aan internationale normen inzake verantwoorde en duurzame investeringen in landbouw, met name de FAO-OESO-richtsnoeren voor verantwoord beheer van landbouwketens, de vrijwillige FAO-richtsnoeren inzake grondbezit, de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen; onderstreept dat er maatregelen nodig zijn om te waarborgen dat slachtoffers van misbruik door ondernemingen toegang hebben tot rechtsmiddelen;
56. dringt er daarom bij de relevante autoriteiten in de bronlanden op aan de mensenrechten te eerbiedigen, met inbegrip van de landrechten van bosbewoners, en de toezeggingen op milieu-, sociaal en gezondheidsgebied kracht bij te zetten, met inachtneming van de vrijwillige richtsnoeren van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) inzake het beheer van grond[16];
57. dringt er bij de EU op aan steun te verlenen aan plaatselijke rurale micro-ondernemingen, kleine bedrijven en familiebedrijven, en de wettelijke registratie op nationaal en lokaal niveau van het bezit en eigendom van grond te stimuleren;
58. wijst op het lage ontbossingstempo op inheems grondgebied waar gewaarborgde, traditionele vormen van grondbezit en beheer van natuurlijke hulpbronnen gelden, hetgeen een groot potentieel biedt voor de kosteneffectieve beperking van emissies en de bescherming van mondiale ecosysteemdiensten; roept op tot de inzet van internationale klimaat- en ontwikkelingsfinanciering ter vrijwaring van het grondgebied van inheemse volkeren en plaatselijke gemeenschappen en ter ondersteuning van inheemse volkeren en gemeenschappen die investeren in de bescherming van hun grond;
59. herinnert eraan dat met name arme plattelandsvrouwen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van het bosbestand; benadrukt dat het genderaspect geïntegreerd moet worden in het nationaal bosbeleid en de desbetreffende instanties om zo onder meer te bevorderen dat vrouwen gelijke rechten hebben met betrekking tot het bezit van grond en andere hulpbronnen;
60. herinnert de Commissie aan haar mededeling getiteld "De uitdagingen van ontbossing en aantasting van bossen aangaan om de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken"[17], waarin de nadruk wordt gelegd op een holistische aanpak van tropische ontbossing door rekening te houden met alle factoren die ontbossing in de hand werken, waaronder de productie van palmolie; herinnert de Commissie aan haar doelstelling in het kader van de COP 21-onderhandelingen om tegen 2030 op wereldschaal geen bosareaal meer verloren te laten gaan en om tussen nu en 2020 de bruto-ontbossing in de tropen met ten minste 50 % te doen dalen ten opzichte van de huidige niveaus;
61. verzoekt de Commissie onverwijld door te gaan met de ontwikkeling van een EU-actieplan inzake ontbossing en bosdegradatie, met daarin concrete regelgevende maatregelen om te waarborgen dat geen van de toeleveringsketens en financiële transacties waarbij de EU betrokken is tot ontbossing en bosdegradatie leidt, in overeenstemming met het 7e MAP, en tevens te komen met een EU-actieplan inzake palmolie; verzoekt de Commissie één enkele uniforme definitie vast te stellen voor het begrip "ontbossingsvrij";
62. dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan een definitie van het begrip "bos" in het leven te roepen die biologische, sociale en culturele diversiteit omvat, teneinde landroof en de vernietiging van tropische bossen als gevolg van palmoliemonocultuur te verhinderen, aangezien de verbintenissen van de EU inzake klimaatverandering hierdoor op de helling kunnen komen te staan; benadrukt dat voorrang moet worden gegeven aan inheemse soorten ter bescherming van ecosystemen, habitats en lokale gemeenschappen;
63. roept de Commissie op een EU-actieplan te formuleren inzake verantwoord ondernemerschap;
64. wijst er uitdrukkelijk op dat instellingen voor ontwikkelingsfinanciering moeten waarborgen dat hun beleid om bescherming te bieden tegen ecologische en sociale gevolgen bindend is en volledig strookt met het internationaal recht inzake de mensenrechten; roept op tot verhoogde transparantie wat de financiering van particuliere financiële instellingen en openbare financiële instanties betreft;
65. verzoekt de lidstaten bindende voorschriften voor duurzame palmolie op te nemen in alle nationale procedures voor overheidsaanbestedingen;
66. stelt met bezorgdheid vast dat de commerciële landbouw nog steeds een belangrijke aanjager van mondiale ontbossing is en dat ongeveer de helft van de totale tropische ontbossing sinds het jaar 2000 het gevolg is van de illegale conversie van bossen voor commerciële landbouwdoeleinden, hetgeen tevens het risico op conflicten kan doen toenemen; dringt aan op een betere coördinatie van beleidsmaatregelen op het gebied van bossen, commerciële landbouw, landgebruik en plattelandsontwikkeling om de SDG's en de verbintenissen inzake klimaatverandering te verwezenlijken; benadrukt dat ook op dit terrein beleidscoherentie voor ontwikkeling (PCD) vereist is, onder meer wat betreft het EU-beleid inzake hernieuwbare energie;
67. wijst op de problemen die zich voordoen in verband met landconcentratie en veranderingen in landgebruik als gevolg van de invoering van monoculturen zoals palmolieplantages;
68. verzoekt de Commissie steun te verlenen aan nader onderzoek naar de gevolgen van verandering in landgebruik, waaronder ontbossing en de productie van bio-energie, voor de uitstoot van broeikasgassen;
69. roept de Commissie op het goede voorbeeld te geven aan andere landen door in de Europese wetgeving boekhoudregels vast te stellen voor broeikasgasemissies afkomstig van beheerde wetlands en voor veranderingen in landgebruik met betrekking tot wetlands;
70. wijst erop dat de grootschalige oliepalmmonoculturen leiden tot een grotere aanwezigheid van schadelijke organismen en meer waterverontreiniging door landbouwchemicaliën en bodemerosie, alsook gevolgen hebben voor de werking van koolstofputten en voor het ecologisch evenwicht van de hele regio, en op die manier de migratie van diersoorten verstoren;
71. stelt vast dat uit recent onderzoek blijkt dat wanneer op palmolieplantages boslandbouw wordt bedreven in de vorm van polycultuur, dit gecombineerde voordelen kan opleveren in termen van biodiversiteit, productiviteit en positieve sociale resultaten;
72. verzoekt de Commissie om met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en ander EU-beleid te zorgen voor samenhang, om synergieën tussen beide te stimuleren en om te waarborgen dat ze worden uitgevoerd op een wijze die strookt met programma's voor de bestrijding van ontbossing in ontwikkelingslanden, zoals REDD; verzoekt de Commissie te waarborgen dat de hervorming van het GLB niet rechtstreeks of onrechtstreeks leidt tot nog meer ontbossing en dat deze hervorming de doelstelling helpt bereiken om de mondiale ontbossing een halt toe te roepen; verzoekt de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat de milieuproblemen die verband houden met ontbossing als gevolg van palmolieproductie ook aan bod komen in het kader van de doelstellingen van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020, die een vast onderdeel moeten vormen van het externe optreden van de Unie op dit gebied;
73. verzoekt de Commissie steun te bieden aan organisaties die zich hoofdzakelijk bezighouden met de instandhouding in situ – maar ook ex situ – van alle diersoorten die hun habitat hebben zien verdwijnen door ontbossing als gevolg van palmolieproductie;
74. dringt erop aan om op EU-niveau meer onderzoek te verrichten naar duurzaam diervoeder, zodat er voor de Europese landbouw alternatieven voor oliepalmproducten kunnen worden ontwikkeld;
75. merkt op dat 70 % van de in de EU verbruikte biobrandstof in de EU wordt geteeld/geproduceerd, en dat van de biobrandstof die in de EU wordt ingevoerd 23 % wordt ingenomen door palmolie, voornamelijk uit Indonesië, en 6 % door soja[18];
76. wijst op de indirecte gevolgen van de vraag naar biobrandstoffen in de EU die gepaard gaan met de vernietiging van tropische bossen;
77. wijst erop dat, wanneer indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC) in aanmerking worden genomen, biobrandstoffen op basis van gewassen in sommige gevallen zelfs kunnen leiden tot een toename van de uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld wanneer er habitats met hoge koolstofvoorraden, zoals tropische bossen en veengronden, in brand worden gestoken; vindt het zorgwekkend dat de Commissie ILUC niet heeft meegenomen in haar beoordeling van vrijwillige regelingen;
78. roept de EU-instellingen op om als onderdeel van de hervorming van de richtlijn hernieuwbare energie in de vrijwillige regeling van de richtlijn specifieke controleprocedures op te nemen inzake conflicten over grondbezit, gedwongen arbeid/kinderarbeid, slechte werkomstandigheden voor landbouwers en gevaren voor de gezondheid en veiligheid; roept de EU eveneens op rekening te houden met de gevolgen van ILUC en verzoekt om voorschriften inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen in de hervorming van de richtlijn hernieuwbare energie;
79. dringt erop aan dat in het EU-biobrandstoffenbeleid plaats wordt gemaakt voor doeltreffende duurzaamheidscriteria om land met grote biodiversiteitswaarde, grote koolstofvoorraden en veengrond te beschermen, en dat hierin ook sociale criteria worden opgenomen;
80. neemt kennis van het meest recente verslag[19] van de Europese Rekenkamer waarin de huidige certificeringsregelingen voor biobrandstoffen worden geanalyseerd en waarin wordt geconcludeerd dat het deze regelingen ontbreekt aan belangrijke duurzaamheidsaspecten, bijvoorbeeld omdat er geen rekening wordt gehouden met de indirecte gevolgen van de vraag, dat er sprake is van een ontoereikende controle en dat niet kan worden gewaarborgd dat gecertificeerde biobrandstoffen geen ontbossing en gerelateerde negatieve sociaal-economische effecten veroorzaken; is ervan op de hoogte dat er bezorgdheid heerst met betrekking tot transparantie in de beoordeling van de certificeringsregelingen; verzoekt de Commissie de transparantie van de duurzaamheidsregelingen te verbeteren, onder meer door een passende lijst op te stellen van aspecten die onder de loep moeten worden genomen, zoals jaarverslagen en de mogelijkheid om te verzoeken om controles, verricht door een onafhankelijke derde partij; dringt erop aan dat de Commissie meer bevoegdheden krijgt om controle en toezicht uit te oefenen op regelingen, verslagen en activiteiten;
81. wenst dat uitvoering wordt gegeven aan de desbetreffende aanbevelingen van de Rekenkamer, zoals toegezegd door de Commissie;
82. wijst er met bezorgdheid op dat 46 % van alle door de EU ingevoerde palmolie wordt gebruikt voor de productie van biobrandstoffen en dat hiervoor circa één miljoen hectare tropische grond nodig is; verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om het gebruik als bestanddeel van biobrandstoffen van plantaardige oliën die ontbossing in de hand werken, waaronder palmolie, geleidelijk af te bouwen, bij voorkeur tegen 2020;
83. merkt op dat er, als het gebruik van palmolie simpelweg wordt verboden of geleidelijk wordt afgebouwd, mogelijk een andere soort tropische plantaardige olie zal worden gebruikt voor het produceren van biobrandstof, die naar alle waarschijnlijkheid zal worden geteeld in dezelfde, ecologisch kwetsbare gebieden als palmolie en mogelijk veel grotere gevolgen heeft voor biodiversiteit, landgebruik en uitstoot van broeigaskassen dan palmolie zelf; pleit ervoor om op zoek te gaan naar duurzamere alternatieven voor het gebruik van biobrandstof, zoals Europese oliën op basis van in Europa geteeld koolzaad of zonnebloemzaad, en deze alternatieven te bevorderen;
84. verzoekt de Commissie en de lidstaten om tegelijkertijd steun te geven aan de verdere ontwikkeling van biobrandstoffen van de tweede en de derde generatie, om zo het risico op indirecte verandering in landgebruik binnen de Unie te verkleinen en de overgang naar geavanceerde biobrandstoffen in de EU te stimuleren, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1513 en in overeenstemming met de EU-ambities inzake de circulaire economie, hulpbronnenefficiëntie en emissiearme mobiliteit;
85. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] Mededeling van de Commissie getiteld "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020" (COM(2011)0244).
- [2] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0034.
- [3] Bron: Forest Trends: Consumer Goods and Deforestation: An Analysis of the Extent and Nature of Illegality in Forest Conversion for Agriculture and Timber Plantations (http://www.forest-trends.org/documents/files/doc_4718.pdf).
- [4] Bron: World Resources Institute (http://www.wri.org/blog/2015/10/indonesia%E2%80%99s-fire-outbreaks-producing-more-daily-emissions-entire-us-economy).
- [5] http://www.fao.org/docrep/016/ap106e/ap106e.pdf (FAO, World Agriculture Towards 2030/2050 - The 2012 Revision).
- [6] http://wwf.panda.org/what_we_do/footprint/agriculture/palm_oil/ (WNF).
- [7] Bron: Globiom-verslag (https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/Final%20Report_GLOBIOM_publication.pdf).
- [8] Bijvoorbeeld: Amnesty International - The Great Palm Oil Scandal (https://www.amnesty.org/en/documents/asa21/5243/2016/en/) en Rainforest Action Network - The Human Cost of Conflict Palm Oil (https://d3n8a8pro7vhmx.cloudfront.net/rainforestactionnetwork/pages/15889/attachments/original/1467043668/The_Human_Cost_of_Conflict_Palm_Oil_RAN.pdf?1467043668).
- [9] The impact of EU consumption on deforestation: Comprehensive analysis of the impact of EU consumption on deforestation, 2013, Europese Commissie, http://ec.europa.eu/environment/forests/pdf/1.%20Report%20analysis%20of%20impact.pdf (blz.56).
- [10] Bron: FERN: Stolen Goods: The EU's complicity in illegal tropical deforestation (http://www.fern.org/sites/fern.org/files/Stolen%20Goods_EN_0.pdf).
- [11] Conclusies van het VN-Bossenforum.
- [12] VN-Verdrag inzake biologische diversiteit, Aichi-doelstellingen: https://www.cbd.int/sp/targets/
- [13] Duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, artikel 15.2, doelstelling om ontbossing een halt toe te roepen, https://sustainabledevelopment.un.org/sdg15
- [14] VN-klimaattop 2014.
- [15] http://forestdeclaration.org/wp-content/uploads/2015/09/2016-NYDF-Goal-2-Assessment-Report.pdf
- [16] Vrijwillige richtsnoeren voor het verantwoord beheer van grond, visgronden en bossen in het kader van de nationale voedselzekerheid, FAO, VN, Rome 2012, http://www.fao.org/docrep/016/i2801e/i2801e.pdf
- [17] Mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008 (COM(2008)0645 final).
- [18] EUROSTAT – Supply, transformation and consumption of renewable energies – annual data (nrg_107a), Globiom-studie "The land use change impact of biofuels consumed in the EU", 2015, en http://www.fediol.be/
- [19] Bron: Europese Rekenkamer: Certificeren van biobrandstoffen: tekortkomingen in de erkenning en het toezicht op het systeem (http://www.eca.europa.eu/nl/Pages/NewsItem.aspx?nid=7171)
TOELICHTING
Volgens de Commissie staat duurzame ontwikkeling voor het voorzien in de behoeften van de huidige generaties zonder het voorzien in de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De visie van een geleidelijke en langetermijnontwikkeling van de menselijke samenleving is een van de hoekstenen van de Europese Unie en moet dus ook meewegen in het besluitvormingsproces, ook wanneer het gaat om de palmolieproblematiek.
Palmolie is in de afgelopen 20 jaar uitgegroeid tot de meest gebruikte olie ter wereld; in diezelfde periode is zij ook een van de belangrijkste oorzaken van grootschalige verwoesting van diverse ecosystemen in de tropen geworden. Door dit product zijn eilanden als Sumatra en Borneo in Indonesië schoolvoorbeelden van de snelste ontbossing in de geschiedenis van de mensheid geworden. Door de ongekende snelheid waarmee deze sector zich heeft ontwikkeld was men zich helaas niet bewust van alle gevaren die gepaard gingen met de massale aanleg van monocultuurplantages. Inmiddels blijkt dat men de gevaren heeft onderschat; nu pas wordt duidelijk welke negatieve gevolgen de excessieve en praktisch niet-gereglementeerde productie van dit product hebben gehad.
Tropische ecosystemen en met name regenwouden - die slechts 7% van de vegetatie van de wereld uitmaken - worden geconfronteerd met de grootste uitdaging sinds het begin van de mensheid. Niet alleen zeer waardevolle vegetatie, maar ook talrijke diersoorten, waarvan er sommige nog niet eens ontdekt waren, gaan verloren. De impact van de productie van palmolie blijft echter niet beperkt tot de regenwouden. Naburige mariene ecosystemen staan ook steeds meer onder druk. Niet te vervangen grondwater gaat verloren en rivieren vallen droog. Veen- en bosbranden komen op grote schaal voor en het klimaat verandert in de desbetreffende regio’s en daarmee ook het klimaat in de wereld. Deze veranderingen betreffen niet alleen de tropische flora en fauna. Zij hebben ook gevolgen voor de plaatselijke bevolking, wier bestaan nauw gerelateerd is aan deze ecosystemen. Palmolie wordt aldus de oorzaak van talrijke sociale en economische conflicten. De snelheid waarmee deze veranderingen plaatsvinden is verontrustend en vraagt om een onmiddellijke reactie.
De Europese Unie is de derde grootste afnemer van palmolie en speelt dus een cruciale rol bij hetgeen gebeurt in de tropische landen die palmolie produceren. Bovendien behoren Europese financiële instellingen tot de grootste investeerders in deze sector. Zij zijn dan ook verantwoordelijk voor de wijze waarop hun geld wordt gebruikt. Er zij op gewezen dat diverse actoren een rol spelen bij het creëren van deze problemen, zij dragen dan ook een gedeelde verantwoordelijkheid. De Europese Unie en haar lidstaten moeten als spelers in deze situatie hun verantwoordelijkheid nemen en maatregelen treffen om verbetering te brengen in deze kritieke situatie.
De VN hebben de agenda voor duurzame ontwikkeling tot 2030 vastgesteld en 17 prioritaire doelstellingen geformuleerd die dan moeten zijn bereikt. De palmolieproblematiek valt onder alle 17 doelstellingen, doch is het meest gerelateerd aan doelstellingen 2, 3, 6, 14, 16 en 17, en met name doelstellingen 12, 13 en 15. Dit alles toont aan hoe ernstig de palmolieproblematiek is en dat het van cruciaal belang is dat we deze onverwijld gaan aanpakken om tot een bevredigende oplossing op lange termijn te komen.
ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (2.3.2017)
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake palmolie en de ontbossing van regenwoud
(2016/2222(INI))
Rapporteur voor advies: Heidi Hautala
SUGGESTIES
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. herinnert eraan dat duurzame landbouw, voedselzekerheid en duurzaam bosbeheer essentiële doelstellingen zijn van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's); stelt met bezorgdheid vast dat palmolie een belangrijke aanjager is van ontbossing, met name in Maleisië, Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea, Liberia, Kameroen, de Republiek Congo, Colombia en Peru; herinnert eraan dat bossen van essentieel belang zijn voor de aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering;
2. onderstreept het lage ontbossingstempo op inheems grondgebied waar gewaarborgde, traditionele vormen van grondbezit en beheer van natuurlijke hulpbronnen gelden, die veel potentie bieden voor de kosteneffectieve beperking van emissies en het waarborgen van mondiale ecosysteemdiensten; roept op tot de inzet van internationale klimaat- en ontwikkelingsfinanciering ter waarborging van het grondgebied van inheemse volkeren en andere plaatselijke gemeenschappen en ter ondersteuning van inheemse volkeren en gemeenschappen die investeren in de bescherming van hun grond;
3. herinnert eraan dat met name arme plattelandsvrouwen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van de bosbouw; benadrukt dat het genderaspect geïntegreerd moet worden in het nationaal bosbouwbeleid en de nationale bosbouwinstellingen om zo bijvoorbeeld te bevorderen dat vrouwen gelijke rechten hebben ten aanzien van het bezit van grond en andere hulpmiddelen;
4. stelt met bezorgdheid vast dat de commerciële landbouw nog steeds een belangrijke aanjager van de mondiale ontbossing is en dat ongeveer de helft van de totale ontbossing in de tropen sinds het jaar 2000 het gevolg is van de illegale herbestemming van bossen voor commerciële landbouwdoeleinden, hetgeen tevens het risico op conflicten kan doen toenemen; roept ertoe op beleid op het gebied van bosbouw, landbouw, landgebruik en plattelandsontwikkeling beter te coördineren, teneinde de SDG's en de verbintenissen inzake klimaatverandering te verwezenlijken; benadrukt dat ook op dit terrein beleidscoherentie voor ontwikkeling vereist is, onder meer wat betreft het EU-beleid inzake hernieuwbare energie;
5. stelt met bezorgdheid vast dat de enorme mondiale vraag naar grond wordt ingegeven door de toenemende mondiale vraag naar biobrandstoffen en grondstoffen en door grondspeculatie en speculaties met landbouwgrondstoffen; onderstreept de conclusie van de Europese Rekenkamer in het speciaal verslag nr. 18/2016 dat het certificeringssysteem van de EU voor duurzame biobrandstoffen niet geheel betrouwbaar is; roept de EU-instellingen op om als onderdeel van de hervorming van de richtlijn inzake hernieuwbare energie in de vrijwillige regelingen specifieke controleprocedures op te nemen inzake conflicten rond grondbezit, dwangarbeid/kinderarbeid, slechte werkomstandigheden voor landbouwers en gevaren voor de gezondheid en veiligheid; dringt er eveneens bij de EU op aan rekening te houden met de gevolgen van indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC) en voorschriften inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid onderdeel te maken van de hervorming van de richtlijn inzake hernieuwbare energie;
6. benadrukt de belangrijke rol die de productie van palmolie speelt in de economieën van palmolieproducerende ontwikkelingslanden, als waardevolle bron van zowel inkomsten als werkgelegenheid;
7. herinnert de Commissie aan haar mededeling van 17 oktober 2008 getiteld "De uitdagingen van ontbossing en aantasting van bossen aangaan om de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken" (COM(2008)0645), waarin de nadruk wordt gelegd op een holistische aanpak van ontbossing in de tropen en rekening wordt gehouden met alle factoren die ontbossing in de hand werken, waaronder de productie van palmolie; herinnert de Commissie aan haar doelstelling in het kader van de onderhandelingen voor het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), namelijk dat tegen 2030 op wereldschaal geen bosareaal meer verloren mag gaan en dat tussen nu en 2020 de bruto-ontbossing in de tropen met ten minste 50 % moet worden verminderd ten opzichte van de huidige niveaus;
8. dringt erop aan hulp te verstrekken aan palmolieproducerende landen bij het uitwerken en handhaven van relevante binnenlandse beleidsmaatregelen en voorschriften die erop gericht zijn om de gevolgen van de industrie op de ontbossing, het ecosysteem en het natuurlijk erfgoed te beperken;
9. roept de EU op een bindend regelgevingskader vast te stellen dat erop toeziet dat de oorsprong van de grondstof door de gehele toeleveringsketen van de importeur van landbouwgrondstoffen traceerbaar is;
10. brengt in herinnering dat Maleisië en Indonesië met 85-90 % van de mondiale productie de belangrijkste palmolieproducenten zijn en is verheugd over het feit dat het aantal Maleisische oerbossen sinds 1990 is toegenomen, maar blijft bezorgd over het feit dat de huidige ontbossing in Indonesië zorgt voor een totaal verlies van 0,5 % per vijf jaar;
11. herinnert eraan dat de EU een belangrijke importeur is van door illegale ontbossing verkregen producten, hetgeen een desastreus effect op de biodiversiteit heeft; dringt aan op de beëindiging van EU-subsidies voor biobrandstoffen die geproduceerd worden op basis van voedselgewassen en op de geleidelijke afschaffing van deze brandstoffen, die niet kunnen voldoen aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030, met name waar het biodiesel betreft, een stof die een onhoudbare druk op de vraag naar palmolie heeft gecreëerd; benadrukt dat de betrouwbaarheid van vrijwillige certificeringsregelingen, zoals RSPO (Round Table on Sustainable Palm Oil), verbeterd moet worden teneinde landroof, inclusief monopolisering van water, en schendingen van de mensenrechten effectiever aan te pakken; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het feit dat uit diverse onderzoeken is gebleken dat in tal van landen bij de aanleg en de exploitatie van palmolieplantages sprake is van grootschalige schendingen van fundamentele mensenrechten, waaronder gedwongen uitzettingen, gewapend geweld, kinderarbeid, schuldslavernij en discriminatie jegens inheemse gemeenschappen;
12. dringt er bij de Commissie op aan bindende voorschriften vast te stellen inzake de toeleveringsketens van importeurs van landbouwgrondstoffen zodat uiterlijk in 2020 een volledig duurzame toeleveringsketen voor palmolie is gewaarborgd overeenkomstig de verklaring van Amsterdam inzake palmolie; dringt in het bijzonder aan op een passend en verplicht kader voor gepaste zorgvuldigheid en traceerbaarheidsmechanismen voor de gehele toeleveringsketen, in lijn met wereldwijd goedgekeurde beste normen en rekening houdend met het conflictrisico van palmoliegrondstoffen; roept de EU op belangrijke spelers, zoals India en China, bij dit proces te betrekken, teneinde een meer verantwoorde en duurzame productie van palmolie te bewerkstelligen;
13. benadrukt dat de omstandigheden waaronder palmolie wordt geproduceerd moeten worden verbeterd door bestaande certificeringssystemen te ondersteunen, door ervoor te zorgen dat deze systemen gemakkelijk toegankelijk zijn voor kmo's en begrijpelijk zijn voor consumenten, en door te bevestigen dat de palmolie in kwestie werd geproduceerd in overeenstemming met duurzaamheidsrichtsnoeren, waaronder de vereiste dat het product op doeltreffende en transparante wijze in de gehele toeleveringsketen traceerbaar is;
14. wijst erop dat de voedingsindustrie, naast de biobrandstoffenindustrie, een groot deel van het gebruik van palmolie voor haar rekening neemt; roept de EU op stimulansen te creëren die erop gericht zijn om uiterlijk in 2020 een volledig duurzame toeleveringsketen voor palmolie te realiseren in heel Europa;
15. roept de Commissie op samen met de landen die palmolie produceren toe te werken naar een verbetering van de biodiversiteit in gebieden waar plantages zijn gevestigd, in het bijzonder door middel van maatregelen zoals de aanleg van wildcorridors;
16. herinnert eraan dat 30 tot 50 % van de branden in Indonesië - een typisch gevolg van het ontginnen van land voor de productie van palmolie en andere landbouwdoeleinden - in kolenrijke veengronden heeft plaatsgevonden en Indonesië daardoor een van de grootste veroorzakers van de opwarming van de aarde is geworden;
17. verzoekt de Commissie te onderzoeken of in het kader van de vrijwillige partnerschapsovereenkomst inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Flegt-VPA) mechanismen moeten worden ingesteld voor het aanpakken van de omzetting van bossen voor commerciële landbouwdoeleinden, en maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen en landbouwgrondbezitters een stem in dit proces te geven; roept de EU op meer financiële en technische steun te bieden aan producerende landen en hun lokale autoriteiten, teneinde corruptie te bestrijden, de governance en de transparantie te verbeteren en duurzame productiemethoden te promoten; erkent de verdiensten van het Flegt-actieplan, maar wijst erop dat meer inspanningen nodig zijn om de bosvoetafdruk van de EU te verkleinen; roept de Commissie op met voorrang een EU-actieplan te formuleren inzake ontbossing en bosdegradatie;
18. merkt op dat palmolie op een verantwoorde wijze kan worden geproduceerd, daadwerkelijk kan bijdragen tot de economische ontwikkeling van een land en haalbare economische kansen kan bieden aan boeren, inheemse volkeren en bewoners van palm-producerende gemeenschappen, mits hiervoor geen ontbossing plaatsvindt, geen plantages op veengronden worden aangelegd, plantages worden beheerd door middel van moderne agro-ecologische technologieën om negatieve sociale en milieugevolgen tot een minimum te beperken, en de landrechten, inclusief de rechten van vrouwen en inheemse bevolkingsgroepen, evenals de mensenrechten en de arbeidersrechten worden geëerbiedigd;
19. roept de Commissie op het goede voorbeeld te geven aan andere landen door in de Europese wetgeving boekhoudregels vast te stellen voor broeikasgasemissies afkomstig van beheerde wetlands en voor veranderingen in landgebruik met betrekking tot wetlands;
20. dringt er bij de EU op aan steun te verlenen aan plaatselijke rurale micro-ondernemingen, kleine bedrijven en familiebedrijven, en de wettelijke registratie van het bezit en eigendom van grond op nationaal en lokaal niveau te stimuleren;
21. wijst erop dat recent onderzoek onlangs heeft aangetoond dat, wanneer op palmolieplantages boslandbouw wordt bedreven in de vorm van polycultuur, dit gecombineerde voordelen kan opleveren in termen van biodiversiteit, productiviteit en positieve sociale resultaten;
22. wijst erop dat de ontwikkelingslanden moeten worden geholpen bij de opbouw van hun menselijke capaciteit;
23. is verontrust over de negatieve gevolgen van onverantwoorde palmolieproductie voor de klimaatverandering, het landgebruik, de vruchtbaarheid van de bodem, de biodiversiteit, de bosdegradatie en de mensenrechten van inheemse volkeren, lokale gemeenschappen en kleine boeren, met inbegrip van hun traditionele vormen van grondbezit en beheer van natuurlijke hulpbronnen, welke gevolgen de middelen van bestaan in gevaar brengen van bevolkingsgroepen die voor hun voedsel aangewezen zijn op het bos; dringt er bij de regeringen van palmolieproducerende landen op aan het mensenrecht op voedsel te eerbiedigen, dat naleving van de beginselen van toereikendheid, beschikbaarheid, toegankelijkheid en duurzaamheid vereist, en zich te verplichten tot de uitvoering van de fundamentele arbeidsnormen en de agenda voor waardig werk van de IAO; dringt aan op de uitbanning van alle vormen van gedwongen of verplichte arbeid, met inbegrip van kinderarbeid, de verbetering van de positie van arbeidsmigranten, eerbiediging van de vrijheid van vereniging, en de opzet van rechtmatige, toegankelijke en transparante klachtenmechanismen, die stroken met beproefde internationale methoden;
24. dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan een definitie van bos in het leven te roepen die biologische, sociale en culturele diversiteit omvat teneinde landroof en de vernietiging van tropische regenwouden als gevolg van palmoliemonocultuur te voorkomen, aangezien die de verplichtingen van de EU inzake klimaatverandering in gevaar zouden brengen; benadrukt dat voorrang moet worden gegeven aan inheemse soorten ter bescherming van ecosystemen, habitats en lokale gemeenschappen;
25. maakt zich ernstige zorgen over het feit dat bij landtransacties het recht kan worden geschonden van lokale gemeenschappen op vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming overeenkomstig verdrag nr. 169 van de IAO; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat in de EU gevestigde investeerders zich volledig houden aan de internationale normen inzake verantwoorde en duurzame investeringen in de landbouw, met name de FAO-OESO voor een verantwoord beheer van de landbouwketens, de vrijwillige richtsnoeren van de FAO inzake grondbezit, de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen; onderstreept het belang van maatregelen om te waarborgen dat slachtoffers van zakelijk misbruik toegang hebben tot rechtsmiddelen;
26. wijst er uitdrukkelijk op dat financiële ontwikkelingsinstellingen erop moeten toezien dat hun beleid ten aanzien van de bescherming van de sociale aspecten en milieuaspecten bindend en volledig afgestemd is op het internationaal recht inzake de mensenrechten; roept op tot verhoogde transparantie inzake de financiering van private en publieke financiële instellingen;
27. wijst op de problemen die zich voordoen in verband met landconcentratie en veranderingen in landgebruik als gevolg van de invoering van monoculturen zoals palmolieplantages;
28. roept de Commissie op een EU-actieplan te formuleren inzake verantwoord ondernemingsgedrag.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
28.2.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
20 1 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Nirj Deva, Raymond Finch, Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Heidi Hautala, Maria Heubuch, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Stelios Kouloglou, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Vincent Peillon, Maurice Ponga, Cristian Dan Preda, Lola Sánchez Caldentey, Elly Schlein, Eleftherios Synadinos, Eleni Theocharous, Bogdan Brunon Wenta, Anna Záborská, Željana Zovko |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Ádám Kósa, Paul Rübig |
||||
ADVIES van de Commissie internationale handel (24.1.2017)
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake palmolie en de ontbossing van regenwoud
(2016/2222(INI))
Rapporteur voor advies: Tiziana Beghin
SUGGESTIES
De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. herinnert eraan dat palmolie goed is voor ongeveer 40 % van de globale handel in alle plantaardige oliën en dat de EU met ongeveer 7 miljoen ton per jaar de tweede grootste mondiale importeur is; vraagt de Commissie in samenwerking met de lidstaten de hoeveelheid niet-duurzaam geproduceerde, vanuit derde landen ingevoerde palmolie te verminderen en beter te controleren door op gecertificeerde duurzame producten op basis van plantaardige olie, waaronder palmolieproducten, verschillende douanerechtstelsels toe te passen en verder te gaan dan certificatiesystemen zoals de Rondetafel inzake duurzame palmolie (RSPO), RSPO-next, in overeenstemming met de duurzaamheidseisen die zijn vastgesteld door de Palm Oil Innovation Group (POIG); vraagt de Commissie ook palmolieproducerende landen te ondersteunen bij de opstelling en uitvoering van relevante stimuleringsmaatregelen en regelgevende handelskaders die erop gericht zijn om de gevolgen van de industrie op de ontbossing, het verlies aan biodiversiteit, niet-duurzaam landgebruik, grote mate van gebruik van chemische stoffen en de klimaatverandering tot een minimum te beperken;
2. is verontrust over het feit dat ongeveer de helft van de totale oppervlakte aan illegaal ontbost gebied wordt gebruikt voor de productie van palmolie voor de Europese markt, en dat 18 % van alle illegaal geproduceerde palmolie de EU-markt bereikt; merkt op dat met betrekking tot het vraagstuk inzake duurzaamheid in de palmoliesector vrijwillige maatregelen en beleidslijnen alleen niet volstaan, maar dat voor palmoliebedrijven ook bindende regels en afdwingbare certificatieregelingen noodzakelijk zijn; verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor wetgeving vergelijkbaar met het Flegt-initiatief en de verordening inzake conflictmineralen;
3. roept de Commissie in dit verband op een hervorming van het geharmoniseerd systeem voor de nomenclatuur binnen de Werelddouaneorganisatie in gang te zetten waardoor het mogelijk wordt om onderscheid te maken tussen gecertificeerde duurzame en niet-duurzame palmolie en afgeleiden ervan;
4. brengt in herinnering dat Maleisië en Indonesië met 85-90 % van de mondiale productie de belangrijkste palmolieproducenten zijn en dat de stijgende vraag naar deze grondstof het landgebruik onder druk zet en aanzienlijke gevolgen heeft voor de lokale gemeenschappen, de volksgezondheid en klimaatverandering; benadrukt in deze context dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Indonesië, tussen de EU en Maleisië en andere vrijhandelsovereenkomsten de bezorgdheden over niet-duurzaam geproduceerde plantaardige olie, waaronder palmolie, en afgeleiden ervan in de onderhandelingen moeten behandelen, samen met bindende en afdwingbare hoofdstukken over duurzame ontwikkeling met betrekking tot ontbossing, milieu, mensenrechtenschendingen, kinder- en dwangarbeid, vooral van vrouwen, gedwongen uitzettingen en discriminatie van inheemse gemeenschappen, de belangrijkste IAO-verdragen en hun uitvoering; benadrukt in dit verband dat veel vervangingsmiddelen voor palmolie meer uitstoot van broeikasgassen met zich meebrengen en meer en snellere ontbossing veroorzaken;
5. herinnert eraan dat Indonesië onlangs de derde positie heeft ingenomen als het gaat om de grootste CO2-vervuiler wereldwijd en dat het land kampt met afnemende biodiversiteit met betrekking tot een aantal met uitsterven bedreigde wilde diersoorten;
6. is verheugd dat het aantal Maleisische oerbossen sinds 1990 is toegenomen, maar blijft bezorgd over het feit dat de huidige ontbossing in Indonesië zorgt voor een totaal verlies van 0,5 % per vijf jaar;
7. onderstreept bovendien het belang en de dwingende noodzaak van verdere aanvullende acties van meerdere belanghebbenden en van initiatieven op multilateraal, EU- of nationaal niveau in het kader van de geleidelijke afschaffing van de handel in niet-duurzame palmolie, in overeenstemming met de WTO-normen en -regelgeving; herhaalt dat, om maximaal effect te sorteren, in deze initiatieven rekening moet worden gehouden met de verschillende productiesystemen en landspecifieke factoren bij de beoordeling van de omvang van sociaal-economische en milieuproblematiek;
8. dringt er dan ook bij de financiële sector op aan om in hun investeringsactiviteiten en kredietverleningstransacties duurzaamheidsaspecten op te nemen;
9. benadrukt dat de situatie moet worden verbeterd door gepaste certificering, die gemakkelijk toegankelijk en zonder discriminatie moet zijn voor kleine boeren en kmo's en begrijpelijk voor consumenten, en die bevestigt dat de palmolie in kwestie werd geproduceerd in lijn met duurzaamheidsrichtsnoeren en wereldwijd goedgekeurde beste normen en praktijken zonder schade toe te brengen aan het milieu, de biodiversiteit, lokale gemeenschappen, de inheemse bewoners en samenleving, en dat het product op doeltreffende en transparante wijze doorheen de hele toeleveringsketen getraceerd kan worden; is ervan overtuigd dat vrijwillige certificatieregelingen beter zouden werken als ze verder worden versterkt en hiervoor gebruik wordt gemaakt van strengere criteria dan de huidige normen en als ze in zorgvuldigheidsmaatregelen worden geïntegreerd, dat juridische stappen worden ondernomen tegen illegale praktijken, en dat de consumentenvoorlichting aanzienlijk wordt verbeterd; verzoekt de Commissie om voorlichtingscampagnes op te zetten en om de consument te voorzien van uitgebreide informatie over de gevolgen van de niet-duurzame productie van palmolie;
10. benadrukt dat, om een ontwrichtend effect op de internationale handel te voorkomen, deze certificatieregelingen moeten worden ontwikkeld door middel van een inclusief en een op participatie gericht proces, waarbij alle relevante actoren in de toeleveringsketen, uit alle landen in kwestie, betrokken moeten worden;
11. is in dit verband, naast andere initiatieven, ten zeerste verheugd over de Rondetafel inzake duurzame palmolie (RSPO), maar benadrukt tegelijkertijd dat het noodzakelijk is om dit initiatief voortdurend te verbeteren door middel van, maar niet beperkt tot, de verbreding van de vertegenwoordiging van belanghebbenden ervan door kmo's meer te betrekken, en een versterkte audit- en handhavingscapaciteit;
12. vraagt de Commissie en de lidstaten verder onderzoek te doen naar gepaste alternatieven voor biodiesel op basis van palmolie;
13. is van mening dat de duurzaamheid van palmolie juridisch wordt gedefinieerd in de richtlijn hernieuwbare energie wat vloeibare biomassa betreft en in de richtlijn brandstofkwaliteit wat biobrandstoffen betreft, maar dat er geen wettelijke criteria bestaan voor palmolie en voor alle andere plantaardige oliën, waaronder koolzaad- en zonnebloemolie, die in de voedingsindustrie worden gebruikt; vraagt derhalve om dergelijke definitie en dringt er bij de Commissie op aan de mogelijkheid te bestuderen om de duurzaamheidscriteria voor andere toepassingen van hetzelfde gewas in lijn met de WTO-regels en -regelgeving en de OESO-richtlijnen uit te breiden;
14. is van mening dat de certificatieregelingen moeten garanderen dat palmolie werkelijk duurzaam is, door protocollen te gebruiken die doeltreffend zijn op het gebied van de bescherming van de biodiversiteit en de naleving van de arbeidsvoorwaarden, en die ontbossing volledig een halt kunnen helpen toeroepen;
15. benadrukt dat het eerste volledig operationele vergunningensysteem in het kader van de Flegt-regeling ("Forest Law Enforcement, Governance and Trade", Wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw) en de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en houtproducerende landen met Indonesië is vanaf 15 november 2016; roept de EU op zich te blijven inzetten voor de vrijwillige Flegt-partnerschapsovereenkomsten en ervoor te zorgen dat hierin de omzetting van hout uit de ontwikkeling van palmolie is opgenomen; wijst erop dat voor het opstellen van EU-beleid inzake de palmoliesector wordt gekeken naar de Flegt-beginselen van de dialoog tussen diverse belanghebbenden, en dat dit beleid diepgewortelde problemen van bestuurlijke aard in de producerende landen aanpakt, evenals ondersteunende beleidsmaatregelen voor de invoer naar de EU; roept de EU op vrijwillige partnerschapsovereenkomsten, zoals Flegt, te blijven opzetten; merkt op dat een vergelijkbare aanpak ook met betrekking tot palmolie kan worden gehanteerd, en dat dit kan leiden tot betere controles op de palmindustrie in de landen van bestemming;
16. is van mening dat deze initiatieven zeer gunstig zijn en roept op deze verder te bevorderen en ook naar andere grondstoffen uit te breiden.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
24.1.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
35 4 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Laima Liucija Andrikienė, Maria Arena, Tiziana Beghin, David Borrelli, David Campbell Bannerman, Salvatore Cicu, Marielle de Sarnez, Santiago Fisas Ayxelà, Christofer Fjellner, Eleonora Forenza, Karoline Graswander-Hainz, Heidi Hautala, Yannick Jadot, Bernd Lange, David Martin, Emmanuel Maurel, Anne-Marie Mineur, Sorin Moisă, Alessia Maria Mosca, Franz Obermayr, Artis Pabriks, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Tokia Saïfi, Matteo Salvini, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Joachim Schuster, Joachim Starbatty, Adam Szejnfeld, Hannu Takkula, Iuliu Winkler, Jan Zahradil |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Eric Andrieu, Bendt Bendtsen, Edouard Ferrand, Syed Kamall, Seán Kelly, Ramon Tremosa i Balcells |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Laura Agea |
||||
ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (02.03.2017)
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake palmolie en de ontbossing van regenwoud
(2016/2222(INI))
Rapporteur voor advies: Florent Marcellesi
SUGGESTIES
De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. wijst op het toegenomen gebruik van palmolie zowel in biobrandstof als in verwerkte levensmiddelen, waarin het gebruik in verpakte producten met ca. 50 % is gestegen in vergelijking met andere plantaardige oliën;
2. merkt op dat palmolie wereldwijd goed is voor ca. 25 % van het totale verbruik van plantaardige oliën en ca. 60 % van de totale handel in plantaardige oliën;
3. is bezorgd over de mogelijke gevaren voor het milieu en de samenleving van de verwachte verdrievoudiging van de wereldwijde vraag naar palmolie in de komende decennia;
Gebruik van andere oliën en vetten
4. merkt op dat palmolie door de agrolevensmiddelenindustrie wordt gebruikt als ingrediënt en/of vervangingsmiddel gezien de productiviteit en chemische eigenschappen ervan, zoals gemakkelijke opslag, smeltpunt en de lagere prijs ervan als grondstof;
5. stelt voorts vast dat palmpitkoek (palm kernel cake) in de EU wordt gebruikt als diervoeder, met name voor het vetmesten van melk- en slachtvee;
6. merkt op dat koolzaadkoeken/bijproducten ook kunnen worden gebruikt als eiwitrijk diervoeder hetgeen kan leiden tot minder afhankelijkheid van de import van sojabonen wereldwijd;
7. onderstreept in dit verband dat de sociale, hygiënische en milieunormen in de EU strenger zijn;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook juist een beleid te voeren in het kader waarvan meer gebruik wordt gemaakt van de overvloedige voorraden aan in de EU geproduceerd botervet teneinde de afhankelijkheid van uit derde landen geïmporteerde palmolie te verkleinen;
Etikettering
9. is verheugd over de bepaling in Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten volgens welke op de etikettering de soorten plantaardige oliën, inclusief palmolie, verplicht op de lijst van ingrediënten van verpakte levensmiddelen moeten worden vermeld;
10. dringt er bij de lidstaten en de levensmiddelenindustrie op aan uitvoering te geven aan deze verplichte etikettering teneinde traceerbaarheid en een doordachte keuze bij aankoop mogelijk te maken;
11. wijst op het grote potentieel van het gebruik van digitale middelen om de consument informatie te verschaffen over de duurzaamheid van in levensmiddelen verwerkte palmolie, bijvoorbeeld via apps voor het scannen van de streepjescode;
12. verzoekt de Commissie volledige cijfers te verstrekken over de invoer, het gebruik en het verbruik van palmolie in Europa;
Gezondheid
13. verwijst naar de bevindingen in de studie[1] van het Europees Voedselagentschap (EFSA) en andere studies volgens welke verwerkte plantaardige oliën, en met name palmolie, genotoxische en carcinogene verontreinigende stoffen bevatten die worden gevormd tijdens het raffinageproces of bij hoge temperaturen, met de eventuele gevolgen van dien voor de gezondheid;
14. dringt er bij de lidstaten op aan om toe te zien op de naleving van de wetgeving inzake voedselveiligheid en de etikettering van aan de hand van plantaardige vetten, waaronder palmolie, vervaardigde producten;
15. stelt met bezorgdheid vast dat in sommige lidstaten bij de vervaardiging van zuivelproducten, zoals kaas, nog steeds palmolie wordt gebruikt zonder dat dit op het product in kwestie wordt vermeld, hetgeen misleidend is voor de consument;
16. verzoekt de Commissie en de lidstaten campagnes op te zetten om de consumenten te informeren over de specifieke kenmerken van palmolie teneinde hun gezondheid te beschermen en aan te sporen tot bewuste consumptie;
Aanjagers van ontbossing en geografische schaal/omvang
17. wijst erop dat palmolie een grote aanjager van ontbossing op alarmerende schaal in tropische gebieden is;
18. stelt vast dat 73 % van alle ontbossing het gevolg is van het vrijmaken van land voor landbouwproducten en 40 % van de ontbossing wereldwijd het gevolg is van de omschakeling op grootschalige monoculturen van oliepalmplantages[2];
19. stelt vast dat het overgrote deel van de palmolie in Maleisië en Indonesië wordt geproduceerd en deze landen circa 85% van de wereldwijde productie voor hun rekening nemen, terwijl er ook in Papoea-Nieuw-Guinea, Liberia, de Democratische Republiek Congo, Colombia en Peru sprake is van een belangrijke of stijgende productie;
20. merkt voorts op dat de veranderingen zich qua tempo en omvang versneld voltrekken, het op de productie van palmolie omgeschakeld areaal in deze zeven belangrijkste exportlanden in de afgelopen tien of twintig jaar is verdubbeld of verdrievoudigd en in amper tien jaar tijd meer dan 15% aan bosgrond verloren is gegaan;
21. wijst op de complexiteit van de aan de wereldwijde ontbossing ten grondslag liggende factoren, zoals de kaalslag van land voor veehouderij of akkerland, met name voor het produceren van soja voor de EU-veestapel, alsook voor palmolie , suburbanisatie, houtkap en andere intensieve landbouwactiviteiten;
22. onderstreept het belang van een alomvattende aanpak in het kader waarvan rekening wordt gehouden met alle aanjagers van ontbossing, alsook van actie en samenwerking in zowel de producerende als de consumerende landen;
Milieueffecten
23. wijst op het belang van het behoud van het regenwoud en de biodiversiteit; is zeer bezorgd over de omzetting van uitermate rijk aan biodiversiteit regenwoud in monoculturen van palmolieplantages ten koste van onvervangbare natuurlijke habitats en ecosystemen met oneindig veel ernstig bedreigde en endemische soorten;
24. wijst erop dat de grootschalige oliepalmmonoculturen leiden tot meer aanwezigheid van schadelijke organismen en waterverontreiniging door landbouwchemicaliën alsook gevolgen hebben voor de koolstofputten en de ecologie in het gehele gebied en de migratie van diersoorten verstoren;
25. wijst erop dat het verbranden van oerwouden en veengronden, onder meer om het land te kunnen inzetten voor agrovoedings- en energiesystemen, gepaard gaat met grote milieuschade, waaronder het vrijkomen van grote hoeveelheden broeikasgassen;
Impact op lokale gemeenschappen, landroof en kleine boeren
26. wijst erop dat de omschakeling op monoculturen van palmolieplantages zeer negatieve gevolgen heeft voor bosbewoners, zoals kleinschalige boeren wier land steeds meer wordt onteigend of die naar minder vruchtbare gebieden moeten uitwijken;
27. stelt met bezorgdheid vast dat praktijken als houtkap, landroof en illegale of gedwongen verwerving van plantagegrond courant zijn; wijst er voorts op dat met de vernietiging van regenwoud ook de middelen van bestaan verloren gaan van de gemeenschappen die hiervan afhankelijk zijn om in hun levensonderhoud te voorzien;
28. wijst op de sociale ongerechtigheid en de slechte arbeidsomstandigheden die op sommige plantages voorkomen;
29. dringt er dan ook bij de relevante autoriteiten in die landen op aan de mensenrechten te eerbiedigen, inclusief de landrechten van de bosbewoners, en de toezeggingen op milieu-, sociaal en gezondheidsgebied kracht bij te zetten, met inachtneming van de vrijwillige richtsnoeren van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN inzake het beheer van grondbezit[3];
Plattelandsontwikkeling en agro-ecologische praktijken
30. is van oordeel dat de instandhouding van de regenwouden moet samengaan met duurzame plattelandsontwikkeling om armoede tegen te gaan en werkgelegenheid in de desbetreffende gebieden te bevorderen, en verzoekt de Commissie en de lidstaten om in die zin aan de regionale en sociaal-economische ontwikkeling bij te dragen;
31. beseft dat palmolie van belang is als onderdeel van gevarieerde tussenteeltsystemen om kleine boeren een waardevol inkomen te garanderen;
32. erkent dat inspanningen om de ontbossing te stoppen lokale capaciteitsopbouw, technologische bijstand en de uitwisseling van beste praktijken tussen de gemeenschappen moeten inhouden, evenals steun aan kleine boeren om hun bestaande bouwland zo doeltreffend mogelijk te gebruiken zonder over te hoeven gaan tot verdere herbestemming van bosgrond; wijst nadrukkelijk op het sterke potentieel van ecologische landbouwpraktijken om ecosysteemfuncties maximaal te benutten door middel van combinatieteelt, boslandbouw en permacultuur technieken, zonder invoerafhankelijk te zijn of gebruik te hoeven maken van monoculturen;
Biobrandstoffen
Groei van het gebruik van palmolie als biobrandstof
33. stelt vast dat de vraag naar palmolie in Europa vooral te maken heeft met het gebruik ervan als biobrandstof;
34. merkt op dat 70 % van de in de EU verbruikte biobrandstof in de EU wordt geteeld/geproduceerd, en dat van de biobrandstof die in de EU wordt ingevoerd 23 % voornamelijk uit Indonesië afkomstige palmolie en 6 % soja is [4];
35. wijst op de enorme groei - weliswaar variërend van lidstaat tot lidstaat - van het gebruik van palmolie als biodiesel van de eerste generatie, met een toename van 2,6 miljoen ton tussen 2010 en 2014, een groei van 606 %, terwijl het totale aandeel van palmolie in de EU verbruikte biodiesel van 6 % in 2010 toenam tot bijna een derde in 2014 (31 %), waarbij nagenoeg de helft van de palmolie die in de EU werd verbruikt als brandstof in het vervoer werd gebruikt [5];
Indirecte gevolgen, waaronder indirecte veranderingen in het landgebruik (ILUC)
36. wijst op de indirecte gevolgen van de vraag naar biobrandstoffen in de EU in samenhang met de vernietiging van tropische regenwouden;
37. merkt op dat bepaalde productieketens voor biobrandstoffen de totale broeikasgasemissies kunnen verhogen als ook rekening wordt gehouden met de emissies door indirecte veranderingen in het landgebruik (ILUC)[6], waarbij biodiesel van palmolie de biobrandstof is met de hoogste emissies[7];
38. wenst dat de volledige energiekosten van de gewassenteelt voor biobrandstoffen (meststoffen, chemische producten voor de landbouw, de inzet van machines en het vervoer) worden meegenomen in de analyse van biodiesel als alternatieve brandstof en dat ten volle rekening wordt gehouden met de emissies van de productie van biobrandstoffen in het kader van ILUC in de Richtlijn hernieuwbare energie;
39. is van oordeel dat overeenkomstig het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling biobrandstoffen niet mogen leiden tot ontbossing noch gevolgen mogen hebben voor de voedselzekerheid en het recht op voedsel in derde landen, en overheidssteun voor van palmolie gemaakte biobrandstoffen geleidelijk moet worden afgeschaft;
Eerste en tweede generatie biobrandstoffen
40. wijst op de dominantie van biobrandstoffen van de eerste generatie en op het gebrek aan commerciële beschikbaarheid van biobrandstoffen van de tweede generatie; verzoekt de Commissie en de lidstaten steun te verlenen aan de verdere ontwikkeling van een nieuwe generatie biobrandstoffen teneinde ontbossing tegen te gaan;
41. dringt aan op de snelle afschaffing van alle premies voor van palmolie afgeleide biobrandstoffen, aangezien zij de concurrentie om land opvoeren ten koste van de voedselproductie en aldus fors bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen;
42. verwijst in dit verband naar het "Globiom"-onderzoek, waarin wordt aangetoond dat het buitengewoon hoge niveau aan broeikasgasemissies aan palmolie toe te schrijven is,
43. dringt aan op een systeem van verplichte oorsprongsetikettering voor de bestanddelen van biobrandstoffen;
Transparantie van de toeleveringsketen
44. acht traceerbaarheid in de voedselketen van essentieel belang voor zowel de importeur als de consument, met name om een onderscheid te kunnen maken tussen legaal en illegaal geproduceerde palmolie, palmolie uit duurzame en niet-duurzame bronnen en de bijproducten ervan;
45. wijst erop dat door transparantie van de voedselketen toegang kan worden verkregen tot gegevens over palmolie die afkomstig is van gebieden met hoog risico;
Certificering
46. wijst op de belangrijke rol en het potentieel van de verschillende soorten vrijwillige certificeringsregelingen voor palmolieproducten en is van oordeel dat hierin ook rekening moet worden gehouden met de milieu- en sociale gevolgen van de productie van palmolie;
47. verwijst naar de conclusies van de Rekenkamer[8] volgens welke sommige certificeringsregelingen niet garanderen dat palmolie werkelijk duurzaam is en dus niet effectief zijn om de desbetreffende normen en de naleving ervan te waarborgen;
48. merkt met name op dat de Rekenkamer concludeerde dat sommige regelingen niet transparant genoeg zijn of afwijkende bestuursstructuren vertonen die tot belangenconflicten en inefficiënte communicatie kunnen leiden, kritiek leverde op de normen voor de duurzaamheidscriteria, zoals conflicten rond grondbezit, dwangarbeid/kinderarbeid, slechte werkomstandigheden voor landbouwers en voorts tot de conclusie kwam dat deze tekortkomingen leiden tot onbetrouwbare statistische gegevens en een overwaardering van de omvang van als duurzaam gecertificeerde biobrandstof;
49. is dan ook bezorgd over het feit dat het certificeringssysteem van de EU voor de duurzaamheid van biobrandstoffen niet 100% betrouwbaar is en stelt vast dat de certificeringsregelingen verder ontwikkeld en voortdurend verbeterd moeten worden om ervoor te zorgen dat palmolie werkelijk duurzaam wordt verbouwd en aan de desbetreffende normen daadwerkelijk wordt voldaan;
50. wenst dat uitvoering wordt gegeven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer, zoals toegezegd door de Commissie;
51. verzoekt de Commissie te zorgen voor betrouwbare normen en te werken aan de vaststelling van sterke en bindende kaders om de duurzaamheid van palmolie te waarborgen;
52. wenst dat in de EU gebruikte bijproducten van de oliepalm, zoals palmpitmeel of palmpitkoek, eveneens aan certificeringsregelingen worden onderworpen;
Initiatieven
53. is ingenomen met alle initiatieven met meerdere belanghebbenden die bedoeld zijn voor de vaststelling en toepassing van ambitieuze normen voor duurzame palmolieproductie, ook voor wat betreft de mensen-, land- en arbeidsrechten;
54. steunt de doelstellingen die zijn vastgesteld in het Initiatief voor duurzame palmolie van het UNDP en de Verklaring van Amsterdam voor een toeleveringsketen zonder ontbossing en zonder conflicten tegen 2020;
55. wijst op het potentieel aan initiatieven zoals de Verklaring van New York over bossen [9] om de particuliere sector te helpen bij het behalen van de doelstelling om uiterlijk in 2020 een einde te maken aan de ontbossing voor de productie van landbouwgrondstoffen zoals palmolie, soja, papier en rundvlees; wijst erop dat sommige bedrijven ambitieuzere doelstellingen nastreven, dat 60 % van de bedrijven die actief zijn in de palmoliesector zich weliswaar achter zulke initiatieven heeft geschaard, doch tot dusverre slechts 2 % van de bedrijven kan achterhalen waar de palmolie die zij verhandelen vandaan komt[10];
56. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de industrie de HCS-benadering (High Carbon Stock) te steunen waarmee kan worden bepaald welke gebieden geschikt zijn om oliepalmplantages aan te leggen, bijvoorbeeld aangetaste gronden met een lage ecologische waarde en geringe koolstofopslag, om aldus te komen tot echt duurzame palmolie, die wordt geproduceerd zonder bomen te kappen en zonder ecosystemen met een hoge instandhoudingswaarde aan te tasten;
Dialoog om te komen tot beter bestuur in de producerende landen
57. dringt er bij de Commissie op aan zo nodig de dialoog met regeringen van palmolieproducerende landen en bedrijven op te voeren, inclusief via bilaterale overeenkomsten met producerende landen, teneinde aan te sporen tot de invoering van doeltreffende milieuwetgeving om verandering in en schade aan landgebruik te voorkomen en verbetering te brengen in de normen op milieugebied, het behoud van de biodiversiteit, de mensen-, sociale en landrechten en de arbeidswetgeving, de transparantie inzake land- en bedrijfseigendom, en de raadpleging van de lokale gemeenschappen om landroof tegen te gaan;
EU-rechtskader, plus verzoeken aan de Commissie
58. is zich ervan bewust dat de EU de op twee na grootste importeur van palmolie en palmoliepitten ter wereld is en beklemtoont dat er regels moeten worden ingevoerd om de echte duurzaamheid van de palmolieproductie te bevorderen;
59. verzoekt de Commissie en de lidstaten de bestaande controle-instrumenten te versterken en alle mogelijke middelen te gebruiken om de invoer in de EU van aan de hand van ontbossing geproduceerde palmolie tegen te gaan, een regelgevingskader van krachtige en afdwingbare maatregelen vast te stellen om te waarborgen dat alle spelers in de toeleveringsketen, inclusief Europese financiële instellingen, hun investeringen en leningen, alleen deelnemen aan echt duurzame palmolieproductie teneinde het regenwoud, de bosbewoners en de biodiversiteit te beschermen;
60. verzoekt de Commissie duidelijke sancties voor overtredingen vast te stellen en tegelijkertijd handelsbetrekkingen met derde landen te onderhouden;
Prioriteiten en bestaande wetgeving
61. verwijst naar de cacao-sector die als model kan dienen voor de vaststelling van internationale normen voor duurzame palmolieproductie en merkt op dat mechanismen zoals die in het kader van de EU-houtverordening ertoe kunnen bijdragen dat uitsluitend legaal geproduceerde producten op de EU-markt worden afgezet;
62. dringt erop aan dat doeltreffende duurzaamheidscriteria in het EU-biobrandstoffenbeleid worden opgenomen om land met grote biodiversiteit, grote koolstofvoorraden en veengrond te beschermen en dat deze ook sociale criteria omvatten;
Bilaterale overeenkomsten en handel
63. merkt op dat mechanismen zoals vrijwillige partnerschapsovereenkomsten kunnen bijdragen tot de oplossing van de juridische problemen in verband met landonteigening en de herbestemming van bosgrond door aan te zetten tot nationale landhervormingen en transparantie inzake grondeigendom;
64. wenst dat bilaterale overeenkomsten worden gebruikt als een katalysator voor doeltreffende milieubescherming, inclusief de toepassing van verschillende tarieven voor al dan niet duurzame palmolie of de uitsluiting van niet duurzaam geproduceerde palmolie en de hiervan afgeleide producten van vrijhandelsovereenkomsten;
65. verzoekt de Commissie in de onderhandelingen over handelsovereenkomsten met palmolieproducerende landen een anti-ontbossingswaarborg alsook de noodzaak van eerbiediging van gemeenschapsrechten op te nemen;
Bijstand en capaciteitsopbouw
66. onderstreept dat het van groot belang is de ontwikkelingslanden van de noodzakelijke middelen te voorzien om bestuur, handhaving en gerechtelijke procedures op plaatselijk, regionaal en nationaal niveau te verbeteren teneinde bos- en veengrond te beschermen en agro-ecologische landbouwpraktijken uit te breiden;
67. verzoekt de Commissie aan te sporen tot de uitwisseling van beste praktijken inzake transparantie en samenwerking tussen regeringen en palmolie gebruikende bedrijven en samen met de lidstaten met derde landen te werken aan de uitwerking en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en de eerbiediging van de gemeenschappelijke landgebruiksrechten teneinde bossen, bosbewoners en hun middelen van bestaan te beschermen;
Bestaande EU-toezeggingen en actieplan
68. verzoekt de Commissie de internationale verplichtingen van de EU, onder meer die in het kader van de Klimaatovereenkomst van Parijs (COP 21), het VN-Bossenforum (UNFF)[11], het VN-Biodiversiteitsverdrag (UNBCD)[12], de Verklaring van New York over bossen, de duurzame ontwikkelingsdoelstelling om tegen 2020 een einde te maken aan de ontbossing [13], het Flegt-actieplan na te komen en haast te maken met de ontwikkeling van een EU-actieplan ter bescherming van de bossen en de rechten van in de bossen woonachtige bevolkingsgroepen en dringend met concrete voorstellen te komen om een einde te maken aan de ontbossing en de bosdegradatie, waaronder regels voor de handel in landbouwproducten, met name palmolie, en voor de voorkoming van de classificatie van plantages van monoculturen als herbebossing;
69. onderstreept dat het van belang is om criteria met betrekking tot sociale en milieuvalorisatie en het recht op toegang tot grond zwaarder te laten wegen dan louter het winstbejag bij de beoordeling van de verschillende bosontwikkelingsstrategieën;
70. verzoekt om op EU-niveau meer onderzoek te verrichten naar duurzaam diervoeder om voor de Europese landbouw alternatieven voor oliepalmproducten te ontwikkelen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
28.2.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
34 3 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Daniel Buda, Nicola Caputo, Matt Carthy, Viorica Dăncilă, Michel Dantin, Paolo De Castro, Jean-Paul Denanot, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Luke Ming Flanagan, Beata Gosiewska, Martin Häusling, Anja Hazekamp, Esther Herranz García, Jan Huitema, Peter Jahr, Ivan Jakovčić, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, Zbigniew Kuźmiuk, Mairead McGuinness, Ulrike Müller, James Nicholson, Marijana Petir, Laurenţiu Rebega, Bronis Ropė, Maria Lidia Senra Rodríguez, Czesław Adam Siekierski, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Marco Zullo |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Franc Bogovič, Michela Giuffrida, Florent Marcellesi, Anthea McIntyre, Susanne Melior, Sofia Ribeiro |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
34 |
+ |
|
ALDE |
Jan Huitema, Ivan Jakovčić, Ulrike Müller |
|
ECR |
Beata Gosiewska, Zbigniew Kuźmiuk, Anthea McIntyre, James Nicholson |
|
EPP |
Franc Bogovič, Daniel Buda, Michel Dantin, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Esther Herranz García, Peter Jahr, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, Mairead McGuinness, Marijana Petir, Sofia Ribeiro, Czesław Adam Siekierski |
|
EUL/NGL |
Matt Carthy |
|
Greens/EFA |
Martin Häusling, Florent Marcellesi, Bronis Ropė |
|
S&D |
Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Nicola Caputo, Viorica Dăncilă, Paolo De Castro, Jean-Paul Denanot, Michela Giuffrida, Susanne Melior, Tibor Szanyi, Marc Tarabella |
|
3 |
- |
|
EFDD |
Marco Zullo |
|
EUL/NGL |
Luke Ming Flanagan, Anja Hazekamp |
|
3 |
0 |
|
EFDD |
John Stuart Agnew |
|
ENF |
Laurenţiu Rebega |
|
EUL/NGL |
Maria Lidia Senra Rodríguez |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] EFSA Journal 2016;14(5):4426 [159 pp.], https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/4426
- [2] De impact van EU-consumptie op ontbossing; Uitgebreide analyse van de impact van EU-consumptie op ontbossing, 2013, Europese Commissie, http://ec.europa.eu/environment/forests/pdf/1.%20Report%20analysis%20of%20impact.pdf (blz.56)
- [3] Vrijwillige richtsnoeren inzake het verantwoorde beheer van grondbezit, visserij en bosbouw in de context van nationale voedselzekerheid van het Comité voor Voedselzekerheid van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de VN , Rome 2012, http://www.fao.org/docrep/016/i2801e/i2801e.pdf
- [4] EUROSTAT - Supply, transformation and consumption of renewable energies; annual data (nrg_107a), Globiom study ‘The land use change impact of biofuels consumed in the EU’, 2015, and http://www.fediol.be/
- [5] Ibid.
- [6] "Voortgangsverslag hernieuwbare energie" van de Commissie, SWD(2015) 0117 final, https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2015/NL/1-2015-293-NL-F1-1.PDF
- [7] Globiom study ‘The land use change impact of biofuels consumed in the EU’, 2015
- [8] Speciaal verslag nr. 18/2016 van de Europese Rekenkamer (kwijting 2015) getiteld: "Het certificeringssysteem van de EU voor duurzame biobrandstoffen", http://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR16_18/SR_BIOFUELS_NL.pdf http://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR16_18/SR_BIOFUELS_EN.pdf
- [9] VN-klimaattop 2014
- [10] http://forestdeclaration.org/wp-content/uploads/2015/09/2016-NYDF-Goal-2-Assessment-Report.pdf
- [11] De conclusies van het Bossenforum van de Verenigde Naties.
- [12] VN-biodiversiteitsverdrag, Aichi-doelstellingen, https://www.cbd.int/sp/targets/ https://www.cbd.int/sp/targets/
- [13] Duurzameontwikkelingsdoelstellingen, artikel 15.2, doelstelling om een einde te maken aan de ontbossing, https://sustainabledevelopment.un.org/sdg15 https://sustainabledevelopment.un.org/sdg15
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
9.3.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
56 1 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marco Affronte, Margrete Auken, Zoltán Balczó, Ivo Belet, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Lynn Boylan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Alberto Cirio, Mireille D’Ornano, Seb Dance, Angélique Delahaye, Mark Demesmaeker, Ian Duncan, Stefan Eck, Bas Eickhout, José Inácio Faria, Francesc Gambús, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Sylvie Goddyn, Françoise Grossetête, Jytte Guteland, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Urszula Krupa, Peter Liese, Valentinas Mazuronis, Gilles Pargneaux, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, Julia Reid, Frédérique Ries, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Renate Sommer, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Ivica Tolić, Estefanía Torres Martínez, Nils Torvalds, Adina-Ioana Vălean |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Clara Eugenia Aguilera García, Nicola Caputo, Albert Deß, Eleonora Evi, Merja Kyllönen, James Nicholson, Gabriele Preuß, Christel Schaldemose, Bart Staes, Carlos Zorrinho |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Edouard Martin, Lieve Wierinck |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
56 |
+ |
|
ALDE |
Gerben-Jan Gerbrandy, Valentinas Mazuronis, Frédérique Ries, Nils Torvalds, Lieve Wierinck |
|
ECR |
Mark Demesmaeker, Ian Duncan, Arne Gericke, Urszula Krupa, James Nicholson, Bolesław G. Piecha |
|
EFDD |
Eleonora Evi |
|
ENF |
Mireille D’Ornano, Sylvie Goddyn |
|
GUE/NGL |
Lynn Boylan, Stefan Eck, Kateřina Konečná, Merja Kyllönen, Estefanía Torres Martínez |
|
NI |
Zoltán Balczó |
|
PPE |
Ivo Belet, Alberto Cirio, Angélique Delahaye, Albert Deß, José Inácio Faria, Francesc Gambús, Jens Gieseke, Françoise Grossetête, Peter Liese, Annie Schreijer-Pierik, Renate Sommer, Ivica Tolić, Adina-Ioana Vălean |
|
S&D |
Clara Eugenia Aguilera García, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nicola Caputo, Nessa Childers, Seb Dance, Jytte Guteland, Karin Kadenbach, Edouard Martin, Gilles Pargneaux, Pavel Poc, Gabriele Preuß, Christel Schaldemose, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Carlos Zorrinho |
|
VERTS/ALE |
Marco Affronte, Margrete Auken, Bas Eickhout, Benedek Jávor, Bart Staes, Davor Škrlec |
|
1 |
- |
|
EFDD |
Julia Reid |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding