VERSLAG over een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven

9.6.2017 - (2016/2272(INI))

Commissie interne markt en consumentenbescherming
Rapporteur: Pascal Durand

Procedure : 2016/2272(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0214/2017
Ingediende teksten :
A8-0214/2017
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven

(2016/2272(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 114,

–  gezien de artikelen 191, 192 en 193 van het VWEU, en de verwijzing naar de doelstelling inzake een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid (COM(2008)0397),

–  gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten[1],

–  gezien het werkplan Ecologisch ontwerp 2016-2019 van de Commissie (COM(2016)0773), met name de doelstelling om productspecifiekere en horizontalere eisen vast te stellen op terreinen zoals duurzaamheid, herstelbaarheid, opwaardeerbaarheid, demontagevriendelijk ontwerp, gemakkelijke herbruikbaarheid en recycleerbaarheid,

–  gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energieverbruikende producten[2],

–  gezien Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 over een algemeen milieuactieprogramma voor de Unie voor de periode tot 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (ook bekend als het zevende milieuactieprogramma)[3],

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 17 oktober 2013 getiteld “Duurzamere consumptie: de levensduur van industrieproducten en herstel van het consumentenvertrouwen via voorlichting”[4],

–  gezien de mededeling van de Commissie van 26 januari 2011 getiteld "Efficiënt gebruik van hulpbronnen – Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie" (COM(2011)0021),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 september 2011 getiteld "Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa" (COM(2011)0571),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 9 april 2013 getiteld "Bouwen aan de interne markt voor groene producten – Bevordering van betere informatieverstrekking over de milieuprestatie van producten en organisaties" (COM(2013)0196),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 september 2014 getiteld "Naar een circulaire economie: Een afvalvrij programma voor Europa" (COM(2014)0398),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 2 december 2015 getiteld "Maak de cirkel rond - Een EU-actieplan voor de circulaire economie" (COM(2015)0614) en het pakket inzake circulaire economie dat met name voorziet in de herziening van de afvalrichtlijn (Richtlijn 2008/98/EG, de ‘kaderrichtlijn afvalstoffen’), de richtlijn betreffende verpakking en verpakkingsafval (Richtlijn 94/62/EG), de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen (Richtlijn 1999/31/EG), de richtlijn betreffende autowrakken (Richtlijn 2000/53/EG), de richtlijn inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's (Richtlijn 2006/66/EG) en de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (Richtlijn 2012/19/EU),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 22 november 2016 getiteld "Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst, Europese duurzaamheidsmaatregelen" (COM(2016)0739),

–  gezien het Commissievoorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2015 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen (COM(2015)0635),

–  gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten[5],

–  gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt[6],

–  gezien het verslag van het BEUC van 18 augustus 2015 getiteld "Durable goods: More sustainable products, better consumer rights. Consumer expectations from the EU’s resource efficiency and circular economy agenda’,

–  gezien de studie van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 29 maart 2016 getiteld "The Influence of Lifespan Labelling on Consumers",

–  gezien de studie die in juli 2016 werd verricht op verzoek van zijn Commissie interne markt en consumentenbescherming met als titel "Een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven’,

–  gezien het overzichtsartikel van het Europees Centrum voor de consument van 18 april 2016 getiteld "Geplande veroudering of de neveneffecten voor de consumptiemaatschappij",

–  gezien de Oostenrijkse norm ONR 192102 getiteld "Label of excellence for durable, repair-friendly designed electrical and electronic appliances",

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0214/2017),

A.  overwegende dat het werkplan Ecologisch ontwerp 2016-2019 van de Commissie een verwijzing bevat naar de circulaire economie en de noodzaak om de problemen van duurzaamheid en recycleerbaarheid aan te pakken;

B.  overwegende dat de goedkeuring van een advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) over de levensduur van producten aantoont dat de marktdeelnemers en de maatschappelijke organisaties belangstelling hebben voor dit onderwerp;

C.  overwegende dat er moet worden gezorgd voor een passend evenwicht tussen de verlenging van de levensduur van producten enerzijds en innovatie, onderzoek en ontwikkeling anderzijds;

D.  overwegende dat de studie waar de Commissie interne markt en consumentenbescherming om heeft verzocht, aantoont dat breed opgezette beleidsmaatregelen nodig zijn om een langere productlevensduur te bevorderen;

E.  overwegende dat er diverse economische en businessmodellen naast elkaar bestaan, waaronder het economisch model dat op het gebruiksrecht gegrondvest is, waardoor de negatieve externe effecten voor het milieu kunnen worden beperkt;

F.  overwegende dat een verlenging van de levensduur van producten moet worden bevorderd door met name geplande veroudering aan te pakken;

G.  overwegende dat de Europese reparatiesector, die hoofdzakelijk uit micro-, kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, ondersteuning moet krijgen;

H.  overwegende dat door een sterkere harmonisatie van het hergebruik van producten een impuls kan worden gegeven aan de lokale economie, aangezien daardoor op lokaal niveau nieuwe banen kunnen worden gecreëerd en de tweedehandsmarkt wordt gestimuleerd;

I.  overwegende dat het zowel vanuit economisch als vanuit ecologisch oogpunt noodzakelijk is grondstoffen te behouden en de afvalproductie te beperken, hetgeen met het begrip "uitgebreide producentenverantwoordelijkheid" wordt nagestreefd;

J.  overwegende dat 77 % van de consumenten in de EU liever goederen zou willen trachten te repareren dan er nieuwe te kopen, zoals blijkt uit de Eurobarometer van juni 2014; overwegende dat aan de consumenten nog betere informatie moet worden verstrekt over de duurzaamheid en de herstelbaarheid van producten;

K.  overwegende dat betrouwbare en duurzame producten consumenten waar voor hun geld bieden en overmatig hulpbronnengebruik en afval voorkomen; overwegende dat het daarom van belang is dat de gebruiksduur van consumptiegoederen wordt verlengd door middel van ontwerpen waarin duurzaamheid, herstelbaarheid, opwaardeerbaarheid, demonteerbaarheid en recycleerbaarheid van producten centraal staan;

L.  overwegende dat het dalende consumentenvertrouwen ten aanzien van de productkwaliteit de Europese ondernemingen schade toebrengt; overwegende dat de wettelijke garantie van 24 maanden momenteel de minimumdrempel in de EU is en dat sommige lidstaten overeenkomstig Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen strengere beschermingsbepalingen voor consumenten hebben vastgelegd;

M.  overwegende dat het recht van consumenten om te kiezen op basis van hun behoeften, verwachtingen en voorkeuren moet worden geëerbiedigd;

N.  overwegende dat de informatie over de levensduur van producten die aan de consument wordt verstrekt ontoereikend is, terwijl de studie van het EESC van maart 2016 een positief verband heeft vastgesteld tussen de vermelding van de levensduur van producten en het consumentengedrag;

O.  overwegende dat de levensduur en de veroudering van een product afhankelijk is van verschillende natuurlijke of kunstmatige factoren, zoals de materiaalsamenstelling, de functionaliteit, reparatiekosten en consumptiepatronen;

P.  overwegende dat reparaties gemakkelijker moeten kunnen worden uitgevoerd en dat onderdelen sneller beschikbaar gesteld moeten worden;

Q.  overwegende dat naast een lange levensduur ook de kwaliteit van producten gedurende de hele levenscyclus een cruciale bijdrage kan leveren aan het duurzaam gebruik van hulpbronnen;

R.  overwegende dat het aantal nationale initiatieven om een oplossing te vinden voor het probleem van de voortijdige veroudering van goederen en software toeneemt en dat het nodig is om in dit opzicht een gezamenlijke strategie voor de interne markt te ontwikkelen;

S.  overwegende dat de levensduur van digitale dragers van cruciaal belang is voor de levensduur van elektronische apparatuur en overwegende dat software steeds sneller verouderd raakt en dat elektronische apparatuur aanpasbaar moet zijn om gelijke tred te houden met de markt;

T.  overwegende dat producten met ingebouwde defecten die zijn ontworpen om kapot te gaan en uiteindelijk in het geheel niet meer functioneren nadat ze een bepaald aantal keren zijn gebruikt, consumenten alleen maar wantrouwen inboezemen en niet in de handel zouden mogen worden gebracht;

U.  overwegende dat uit de Eurobarometer blijkt dat 90 % van de Europese burgers vindt dat de gebruiksduur duidelijk op de producten moet worden vermeld;

V.  overwegende dat alle economische actoren, ook MKB's, baat kunnen hebben bij producten met een langere levensduur;

W.  overwegende dat in het zevende milieuactieprogramma wordt opgeroepen tot het nemen van specifieke maatregelen om ervoor te zorgen dat producten duurzamer zijn, makkelijker gerepareerd en hergebruikt kunnen worden, en langer meegaan;

X.  overwegende dat uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in dit verband een belangrijke rol speelt;

Y.  overwegende dat om te komen tot een circulaire economie de betrokkenheid van politieke besluitvormers, burgers en ondernemingen nodig is, en niet alleen veranderingen in het ontwerp en de verkoop van producten en diensten vereist zijn, maar ook een verandering van de mentaliteit en verwachtingen van consumenten en van de activiteiten van ondernemingen, door het creëren van nieuwe markten die inspelen op de veranderingen in consumptiepatronen, waarbij een ontwikkeling plaatsvindt naar het gebruik, het hergebruik en het delen van producten, om bij te dragen aan de verlenging van de levensduur daarvan en aan het vervaardigen van concurrerende en duurzame producten;

Z.  overwegende dat van veel lampen de gloeilampen niet meer vervangen kunnen worden, wat lastig is als de gloeilamp stuk gaat en er nieuwe, efficiëntere gloeilampen op de markt komen of als de consument bijvoorbeeld een andere kleur licht wenst, omdat in dat geval een compleet nieuwe lamp aangeschaft moet worden;

AA.  overwegende dat het de voorkeur verdient dat leds niet vast in lampen zijn ingebouwd, maar verwisseld kunnen worden;

AB.  overwegende dat, naarmate de circulaire economie zich verder ontwikkelt, verdere stappen moeten worden ondernomen om producten gemakkelijker te kunnen repareren, aanpassen en moderniseren en hun duurzaamheid en recycleerbaarheid te vergroten, teneinde de levensduur van producten en/of onderdelen van producten te verlengen;

AC.  overwegende dat een voortdurend toenemende diversiteit aan producten, steeds kortere innovatiecycli en voortdurend veranderende modes ervoor zorgen dat er steeds vaker nieuwe producten worden gekocht en daardoor de levensduur van producten korter wordt;

AD.  overwegende dat een enorm potentieel bestaat in de reparatie-, tweedehands- en ruilsector, de sector die gericht is op het verlengen van de levensduur van producten;

AE.  overwegende dat een evenwicht moet worden gevonden tussen het streven naar een langere levensduur van producten en het waarborgen van een omgeving waarin innovatie en verdere ontwikkeling worden gestimuleerd;

Robuuste, duurzame en hoogwaardige producten ontwerpen

1.  verzoekt de Commissie om aan te moedigen, waar dit haalbaar is, minimale sterktecriteria vast te stellen per productcategorie, vanaf het ontwerp, die onder meer de robuustheid, de herstelbaarheid en opwaarderingsmogelijkheden integreren, geholpen door normen die alle drie Europese normalisatie-instanties (CEN, CENELEC en ETSI) hebben uitgewerkt;

2.  benadrukt dat er in alle fasen van de productcyclus een balans moet worden gevonden tussen het verlengen van de levensduur van producten, de omzetting van afval in hulpbronnen (secundaire grondstoffen), industriële symbiose, innovatie, consumentenvraag, milieu- en groeibeleid en is van mening dat de ontwikkeling van producten die in steeds grotere mate hulpbronnenefficiënt zijn, niet een korte levensduur of vroegtijdige verwijdering van producten in de hand moet werken;

3.  wijst erop dat zaken als duurzaamheid van producten, verlengde garanties, de beschikbaarheid van onderdelen, reparatievriendelijkheid en de uitwisselbaarheid van onderdelen deel moeten uitmaken van het commerciële aanbod van de fabrikant om te beantwoorden aan de verschillende behoeften, verwachtingen en voorkeuren van consumenten en een belangrijk aspect van vrije concurrentie zijn;

4.  merkt de rol op van commerciële strategieën, zoals productleasing, bij het ontwerp van duurzame producten, waarbij leasebedrijven eigenaar blijven van het geleaste product en er belang bij hebben om producten opnieuw op de markt te brengen en te investeren in het ontwerpen van duurzamere producten, zodat er minder nieuwe producten worden vervaardigd en minder producten worden weggegooid;

5.  herinnert aan het standpunt van het Parlement over de herziening van het pakket inzake circulaire economie tot wijziging van de richtlijn afvalstoffen, waardoor het beginsel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is versterkt zodat prikkels zijn geboden voor een duurzamer productontwerp;

6.  vraagt de Commissie en de lidstaten steun te verlenen aan producenten die modulaire ontwerpen maken die gemakkelijk kunnen worden gedemonteerd en omgewisseld;

7.  verklaart dat het streven naar duurzaamheid en herstelbaarheid van producten gepaard moet gaan met de doelstelling van duurzaamheid door bijvoorbeeld het gebruik van milieuvriendelijke materialen;

8.  wijst met bezorgdheid op de hoeveelheid elektronisch afval die wordt gegenereerd door modems, routers en tv-decoders of satellietontvangers vanwege het feit dat consumenten geregeld overstappen naar een andere aanbieder van telecomdiensten; herinnert consumenten en aanbieders van telecomdiensten eraan dat consumenten krachtens Verordening EU/2015/2120 het recht hebben om zelf te bepalen welke ontvangstapparatuur zij wensen te gebruiken wanneer zij overstappen naar een andere aanbieder van telecomdiensten;

Herstelbaarheid en lange levensduur van producten bevorderen

9.  verzoekt de Commissie de herstelbaarheid van producten te bevorderen:

-  door maatregelen aan te moedigen en te bevorderen die de keuze om producten te herstellen aantrekkelijk maken voor de consument,

-  door constructietechnieken en materialen te gebruiken die het herstel van het product of de vervanging van zijn onderdelen gemakkelijker en goedkoper maken; consumenten mogen niet aan het lijntje worden gehouden met een eindeloze reeks reparaties en onderhoud bij gebrekkige producten,

-  door, in geval van een terugkerend gebrek aan overeenstemming van de goederen of een reparatieperiode van langer dan een maand, aan te moedigen dat de garantieperiode met de duur van de reparatieperiode wordt verlengd,-  door erop aan te dringen dat onderdelen die essentieel zijn voor de goede werking van een product vervangbaar en herstelbaar moeten zijn, door de herstelbaarheid van het product een van de "essentiële kenmerken" ervan te maken en door de onverwijderbaarheid van essentiële onderdelen zoals batterijen en leds te ontmoedigen, tenzij dit om veiligheidsredenen gerechtvaardigd is,

-  door producenten aan te sporen om bij aankoop onderhoudshandleidingen en reparatie-instructies te verstrekken, met name voor producten waarvoor onderhoud en reparatie belangrijk zijn om de mogelijkheid te vergroten de levensduur ervan te verlengen,

-  door ervoor te zorgen dat het mogelijk is vervangende onderdelen van gelijkwaardige kwaliteit met dezelfde prestatie te gebruiken voor originele onderdelen, om alle producten te herstellen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving,

-  door, waar dit haalbaar is, te streven naar normalisatie van reserveonderdelen en het voor reparaties nodige gereedschap teneinde het rendement van reparatiediensten te verhogen,

-  door producenten aan te sporen op verzoek reparatie- en onderhoudshandleidingen in verschillende talen ter beschikking te stellen aan reparatiewerkplaatsen,-  door producenten aan te sporen batterijtechnologie te ontwikkelen waardoor de levensduur van de batterij en de accu beter op de verwachte levensduur van het product is afgestemd, of door de vervanging van batterijen toegankelijker te maken tegen een redelijkere prijs;

10.  meent dat het zinvol is om de beschikbaarheid van reserveonderdelen die essentieel zijn voor de goede en veilige werking van goederen te garanderen door:

-  de toegankelijkheid van reserveonderdelen aan te moedigen naast geassembleerde producten,

-  de economische operatoren aan te moedigen een toereikende technische dienstverlening te bieden voor de consumptiegoederen die zij produceren of invoeren, en om onderdelen te leveren die essentieel zijn voor het goed en veilig functioneren van de goederen voor een prijs die in verhouding staat tot de aard en de levensduur van het product,

-  duidelijk aan te geven of reserveonderdelen beschikbaar zijn of niet, op welke voorwaarden en gedurende welke termijn en, waar dit haalbaar is, via de oprichting van een digitaal platform;

11.  spoort de lidstaten na te gaan welke passende prikkels er kunnen worden gegeven ten gunste van duurzame en herstelbare kwaliteitsproducten, reparaties en tweedehandsverkoop te stimuleren, en reparatieopleidingen te organiseren;

12.  benadrukt dat het altijd mogelijk moet zijn een beroep te doen op een zelfstandige reparateur, bijvoorbeeld door oplossingen voor hardware, veiligheid of software die reparatie buiten erkende circuits om verhinderen, te ontmoedigen;

13.  spoort aan tot hergebruik van onderdelen voor de tweedehandsmarkt;

14.  erkent de mogelijkheid om gebruik te maken van 3D-printing voor het maken van onderdelen voor professionele reparateurs en consumenten; dringt er in dit kader op aan dat voldoende aandacht wordt besteed aan productveiligheid, namaak en auteursrechtelijke bescherming;

15.  herinnert eraan dat de beschikbaarheid van genormaliseerde en modulaire componenten, de planning van demontage, duurzaam productontwerp en efficiënte productieprocessen een belangrijke rol spelen voor een geslaagde overgang naar een circulaire economie;

Een gebruiksgericht economisch model hanteren en het MKB en de werkgelegenheid in de EU ondersteunen

16.  wijst erop dat de overgang naar nieuwe bedrijfsmodellen, zoals “producten als diensten” de potentie heeft de duurzaamheid van productie- en consumptiepatronen te verbeteren, op voorwaarde dat product-dienstcombinaties niet tot een kortere levensduur van producten leiden, en benadrukt dat dergelijke bedrijfsmodellen geen mogelijkheden moeten bieden voor belastingontwijking;

17.  benadrukt dat de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen, zoals internetdiensten, nieuwe vormen van marketing, warenhuizen die uitsluitend gebruikte goederen verkopen en de bredere beschikbaarheid van informele reparatiediensten (reparatiecafés, werkplaatsen waar mensen hun producten zelf kunnen repareren) kunnen bijdragen aan een langere levensduur van producten en tegelijkertijd de kennis van en het vertrouwen van consumenten in producten met een lange levensduur kunnen vergroten;

18.  roept de lidstaten op om:

-  overleg te organiseren tussen alle betrokken actoren om de ontwikkeling van een gebruiksgericht verkoopmodel dat gunstig is voor iedereen aan te moedigen,

-  sterkere inspanningen te leveren met maatregelen om de ontwikkeling van de functionele economie te bevorderen en de huur, het inruilen en het lenen van voorwerpen aantrekkelijk te maken,

-  lokale en regionale overheden aan te moedigen de ontwikkeling van economische modellen actief te bevorderen, zoals de deeleconomie en de ruileconomie, die een efficiënter gebruik van middelen en de duurzaamheid van goederen aanmoedigen en die reparatie, hergebruik en recyclage stimuleren;

19.  moedigt de lidstaten aan ervoor te zorgen dat bij openbare aanbestedingen rekening wordt gehouden met de bepaling inzake de kosten van de levenscyclus van Richtlijn 2014/24/EU en het hergebruik van apparatuur en uitrusting door de overheid te verhogen;

20.  spoort de lidstaten en de Commissie aan de deel- en ruileconomie in hun overheidsbeleid te steunen gezien de voordelen die zij biedt door het gebruik van reservemiddelen en -capaciteit, bijvoorbeeld in de vervoer- en accommodatiesector;

21.  vraagt de Commissie het belang van de duurzaamheid van producten te bevestigen in het kader van de bevordering van de circulaire economie;

22.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de in de EU-wetgeving vastgelegde afvalhiërarchie (kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG)) volledig toe te passen en in het bijzonder optimaal gebruik te maken van het nut en de waarde van elektrische en elektronische apparaten en ze niet te beschouwen als afvalstoffen, bijvoorbeeld door personeel van recyclagecentra die gebruik kunnen maken van dergelijke goederen en hun onderdelen toegang te verlenen tot inzamelpunten voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA);

23.  is van mening dat de maatregelen in dit verslag met name moeten worden toegepast op het MKB en micro-ondernemingen, als gedefinieerd in Aanbeveling van de Commissie 2003/361/EG op een wijze die passend en evenredig is met de omvang en de capaciteit van MKB's en micro-ondernemingen, om hun ontwikkeling te stimuleren en de werkgelegenheid en opleiding voor nieuwe beroepen in de EU aan te moedigen;

24.  roept de Commissie op te bestuderen hoe de vervangbaarheid van leds kan worden gestimuleerd en vergemakkelijkt en daarbij, naast maatregelen inzake ecologisch ontwerp, ook minder strenge maatregelen te overwegen, zoals etikettering, stimulerende regelingen, openbare aanbestedingen of een verlengde garantie voor het geval dat leds vast ingebouwd zijn;

25.  spoort de lidstaten aan te zorgen voor doeltreffend markttoezicht om te waarborgen dat zowel Europese als geïmporteerde producten aan de voorschriften inzake productbeleid en ecologisch ontwerp voldoen;

26.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om samen te werken met lokale en regionale autoriteiten en hun bevoegdheden te respecteren;

De consument betere informatie verstrekken

27.  verzoekt de Commissie de informatie over de duurzaamheid van producten te verbeteren door:

-  een vrijwillig Europees keurmerk te overwegen dat met name betrekking heeft op: de duurzaamheid van een product, het ecologisch ontwerp en de mogelijkheid om het product op te waarderen in overeenstemming met de technische vooruitgang en de herstelbaarheid,

-  op EU-niveau vrijwillige experimenten uit te voeren met bedrijven en andere belanghebbenden om de verwachte gebruiksduur van een product te bepalen aan de hand van gestandaardiseerde criteria, die door alle lidstaten kunnen worden gebruikt,

-  een gebruiksteller te creëren voor de relevantste consumptiegoederen, met name witgoed,

-  een effectbeoordeling uit te voeren van de afstemming tussen de vermelding van de levensduur en de wettelijke garantieperiode,

-  digitale toepassingen te gebruiken of sociale media,

-  de informatie in handleidingen over de duurzaamheid, opwaardeerbaarheid en herstelbaarheid van een product te standaardiseren om ervoor te zorgen dat die informatie duidelijk, toegankelijk en gemakkelijk te begrijpen is,

-  informatie te gebruiken die gebaseerd is op gestandaardiseerde criteria wanneer de verwachte levensduur van een product wordt vermeld;

28.  dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan:

-  de lokale en regionale overheden, ondernemingen en verenigingen te helpen bewustmakingscampagnes op te zetten waarin de consument gewezen wordt op de mogelijke verlenging van de levensduur van producten, met name door informatie te verstrekken over onderhouds- en reparatietips, tips voor hergebruik enz.,

-  de consument bewust te maken van producten die voortijdig stukgaan en niet kunnen worden gerepareerd, o.a. door meldingsplatformen voor consumenten op te richten;

29.  verzoekt de Commissie reguliere en gestructureerde uitwisseling van informatie en beste praktijken in de hele Unie tussen de Commissie en de lidstaten, waaronder regionale en gemeentelijke autoriteiten, aan te moedigen;

Maatregelen inzake geplande veroudering

30.  dringt er bij de Commissie op aan, in overleg met consumentenorganisaties, producenten en andere belanghebbenden, op EU-niveau een definitie van geplande veroudering voor hardware of software, voor te stellen; dringt er voorts bij de Commissie op aan in samenwerking met de markttoezichtsautoriteiten de mogelijkheid te onderzoeken om een onafhankelijk systeem op te zetten dat ingebouwde veroudering in producten kan testen en opsporen; roept in dit verband op om klokkenluiders een betere juridische bescherming te geven en afschrikkende maatregelen voor producenten in te voeren;

31.  wijst op de voortrekkersrol die sommige lidstaten op dit gebied vervullen, zoals het initiatief van de Beneluxlanden ter bestrijding van geplande veroudering en ter verlenging van de levensduur van (elektrische) huishoudelijke apparaten; benadrukt dat het belangrijk is op dit terrein beste praktijken uit te wisselen;

32.  wijst erop dat de mogelijkheid om producten te upgraden het verouderd raken van producten kan tegengaan en de milieueffecten en de kosten voor de consumenten kan beperken;

Het recht op een wettelijke conformiteitsgarantie versterken

33.  acht het van essentieel belang dat consumenten beter op de hoogte worden gebracht van de wijze waarop de wettelijke conformiteitsgarantie functioneert; vraagt dat een referentie naar de garantie op de aankoopfactuur van het product in woorden wordt vermeld;

34.  roept de Commissie op tot wetgevingsinitiatieven en acties om het consumentenvertrouwen te verbeteren:

-  door de consumentenbescherming te versterken, met name voor die producten waarvoor de redelijke gebruikstermijn langer is, en door rekening te houden met de krachtige consumentenbeschermingsmaatregelen die sommige lidstaten al hebben genomen,

-  door rekening te houden met de effecten van zowel wetgeving inzake ecologisch ontwerp als overeenkomstenrecht inzake energieverbruikende producten, om een holistische benadering te ontwikkelen voor productregulering,

-  door te garanderen dat de consument in de verkoopovereenkomst formele informatie krijgt over zijn recht op wettelijke garantie en door voorlichtingscampagnes over dit recht te bevorderen,

-  door de overlegging van het aankoopbewijs te vereenvoudigen voor de consument door de garantie niet aan de koper, maar aan het voorwerp te koppelen en door de invoering van elektronische ontvangstbewijzen en digitale garantiebewijsregelingen verder aan te moedigen;

35.  vraagt op EU-niveau een klachtenregeling in te voeren voor gevallen waarin de garantierechten niet worden nageleefd zodat de relevante overheden de toepassing van de Europese normen gemakkelijker kunnen controleren;

36.  wijst erop dat het versterken van het beginsel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en het vastleggen van minimumvereisten zorgen voor een stimulans voor een duurzamer productontwerp;

De consument beschermen tegen de veroudering van software

37.  dringt aan op grotere transparantie voor wat betreft de opwaardeerbaarheid, beveiligingsupdates en duurzaamheid die nodig zijn voor de werking van zowel software als hardware; dringt er bij de Commissie op aan de behoefte te onderzoeken om meer samenwerking binnen B2B-relaties mogelijk te maken;

38.  moedigt leveranciers en producenten aan transparanter te zijn door productcontractbepalingen over de minimumtermijn waarbinnen beveiligingsupdates voor besturingssystemen beschikbaar zijn; stelt voor een redelijke gebruikstermijn vast te stellen; beklemtoont daarnaast dat de leverancier van het product, in geval van ingebedde besturingssystemen, de levering van die beveiligingsupdates moet garanderen; dringt er bij producenten op aan duidelijke informatie te verstrekken over de verenigbaarheid van de software-updates en -upgrades met de ingebedde besturingssystemen die aan de consument worden geleverd;

39.  meent dat software-updates omkeerbaar moeten zijn en dat er informatie moet worden verstrekt over de gevolgen ervan voor de werking van het apparaat en dat nieuwe essentiële software verenigbaar moet zijn met de software van de vorige generatie;

40.  moedigt de modulariteit van onderdelen, ook van de processor, aan door normalisatie zodat het product kan worden geüpdatet;

o

o  o

41.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
  • [2]  PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
  • [3]  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171.
  • [4]  PB C 67 van 6.3.2014, blz. 23.
  • [5]  PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64.
  • [6]  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.

TOELICHTING

De duurzaamheid van goederen – een uitdaging voor de consument

De duurzaamheid van goederen is een probleem op verschillende niveaus:

–  producten zijn niet robuust en/of kunnen niet worden hersteld,

–  de vraag hoelang software kan worden gebruikt met bepaalde hardware,

–  de informatie die voor de koper beschikbaar is.

Het consumentenvertrouwen in de robuustheid van producten is aangetast. De lage kwaliteit van goedkope producten en de mediatisering van ernstige schandalen, hoewel die zich niet vaak voordoen, hebben dit vertrouwen nog verder doen afbrokkelen. Volgens een recente enquête die voor een Franse consumentenvereniging werd gehouden, zou 92 % van de ondervraagden ervan overtuigd zijn dat witgoed en hoogtechnologische producten met opzet ontworpen zijn om niet lang mee te gaan.

De Europese consumenten beschikken over heel weinig informatie over de betrouwbaarheid van producten. Omdat ze het verband tussen de prijs en de kwaliteit niet langer zien, zijn ze gemakkelijker gewonnen voor voordelige producten die afkomstig zijn uit opkomende landen en versnellen ze zo de "race to the bottom". Deze toestand is nadelig voor de Europese ondernemingen die vaak duurzamere producten van superieure kwaliteit aanbieden.

Bovendien stelt zich door de wijdere verspreiding van het internet der dingen en het feit dat de gebruiker afhankelijk is van nieuwe technologieën het netelige sociale probleem van de versnelde veroudering van software en dragers. Minder bemiddelde burgers zijn de eerste slachtoffers van de versnelde veroudering van producten: gezien hun beperkte budget gaan ze in de eerste plaats op zoek naar goedkope producten, die echter sneller defect raken. Zo komen ze dus dubbel bedrogen uit.

De herstelbaarheid van producten – een economische uitdaging

Producten zijn niet alleen snel stuk of versleten, ze kunnen vaak ook niet worden gerepareerd. Dat is niet alleen sneu voor de consument, maar verzwakt ook de Europese reparatiesector waar elk jaar opnieuw banen verloren gaan.

De herstelbaarheid van producten wordt bemoeilijkt door een reeks problematische factoren:

–  gebrek aan toegang tot onderdelen en de buitensporig hoge prijs daarvan,

–  de arbeidskosten in vergelijking met ingevoerde, goedkope producten,

–  gebrek aan informatie om producten te kunnen repareren en onderhouden,

–  de toenemende complexiteit, met name van software en elektronica,

–  toetredingsdrempels voor zelfstandige reparateurs en eigen reparatiediensten,

–  het feit dat producten en onderdelen nauwelijks kunnen worden gerepareerd,

–  de lage kwaliteit van de dienstverlening voor vervanging van goederen tijdens de reparatie.

Zo zou 77 % van de Europese burgers, volgens een Eurobarometer van 2014, liever zijn goederen repareren dan er nieuwe te kopen, maar zien ze zich uiteindelijk gedwongen ze te vervangen of weg te gooien omdat ze ontmoedigd worden door de kostprijs van de reparatie en de bijbehorende dienstverlening.

Het aantal actieve reparateurs is door deze ontmoediging fors gedaald:

–  in Nederland zijn in deze sector op zeven jaar tijd 2 000 banen verloren gegaan;

–  in Duitsland heeft op één jaar tijd 13 % van de winkels van radio- en televisiereparateurs de deuren gesloten;

–  in Polen is het aantal reparateurs op twee jaar tijd met 16 % gedaald enz.

Parallel met deze achteruitgang kennen gratis reparatiebijeenkomsten ("Repair Cafés") en websites met informatie over hoe de gebruiker zelf iets kan repareren, een groeiend succes. Blijkbaar is er dus wel vraag naar reparatie.

De reparatiesector bestaat uit een massa banen die niet kunnen worden verhuisd, maar die wel kunnen worden opgewaardeerd als producten zouden worden ontworpen om langer mee te gaan en bij defect kunnen worden hersteld en als de dienstverlening opnieuw bekeken en aangepast zou worden aan de behoeften van de consument. Reparatie verkiezen boven vervanging, met name in het kader van de wettelijke garantie, is milieuvriendelijk want stelselmatige vervanging veronderstelt dat nog recente apparatuur wordt weggegooid en spoort de fabrikanten niet aan om robuustere producten te ontwerpen.

Uiteindelijk worden een heleboel defecte apparaten niet gerepareerd (voor elektrische en elektronische apparatuur gaat het om 44 %). Door steun te verlenen aan de reparatiesector kunnen er mogelijk banen worden gecreëerd, kan de afvalberg worden verkleind en de vervuiling verminderd. Bovendien zorgt dit voor een forse verbetering van de koopkracht van de consument en is het een commerciële troef voor de Europese ondernemingen.

Een holistische benadering: naar een gebruikseconomie

De levensduur van producten hangt af van een hele resem actoren die van elkaar afhankelijk zijn: de fabrikanten, leveranciers, distributeurs, consumenten en zelfs de overheid. De aanpak om de levensduur van producten te verlengen moet bijdragen aan de ontwikkeling van een economisch model dat gegrondvest is op een evenwicht tussen de behoeften van de consument, die van de industriesector en de noodzaak van milieubescherming.

Niet alleen het productontwerp is van essentieel belang voor de levensduur van producten, ook het verkoopmodel speelt daarin een belangrijke rol. De functionele en de deel- en ruileconomie zijn in volle ontwikkeling en bieden nieuwe perspectieven om de kwaliteit en duurzaamheid van in de handel gebrachte producten te verbeteren. Door de klemtoon eerder op gebruik dan op bezit te leggen, gaat de aandacht naar de beleving van dienstverlening en niet naar de vervanging van goederen. Deze gebruikseconomie wordt versterkt door digitale instrumenten die de uitwisseling in betrouwbare community's bevorderen en kan leiden tot forse economische winsten en winsten voor het milieu.

Dit model past in het grotere kader van de circulaire economie. De Commissie heeft daarom in 2015 met het pakket wetgevingsmaatregelen inzake de circulaire economie gestreefd naar ondersteuning van de ontwikkeling van dit verdienstelijke model dat hulpbronnen behoudt, afvalstoffen beperkt en werkgelegenheid creëert in een sterker concurrerende economie.

Een dergelijk model kan nieuwe banen genereren op alle kwalificatieniveaus, op voorwaarde dat het gepaard gaat met een aangepast opleidingsbeleid.

In de hergebruik- en reparatiesector wordt het potentieel van nieuwe banen geraamd op 296 banen voor het equivalent van 10 000 ton gebruikte producten. Als we weten dat een derde van de goederen die in afvalrecyclingcentra worden ingezameld opnieuw kunnen worden gebruikt, kunnen er meer dan 200 000 lokale banen worden gecreëerd als slechts 1 % van het gemeentelijk afval in Europa wordt voorbereid op hergebruik.

Hergebruik, dat vaak minder waard wordt geacht dan recycling, vormt een manier om de levensduur van producten te verlengen door ze opnieuw en met weinig aanpassingen in de economische kringloop te brengen. Recente studies tonen aan dat, als de Europese ondernemingen hun computers zouden hergebruiken in plaats van ze te recyclen, Europa 10 500 banen zou kunnen scheppen, die niet kunnen worden verhuisd, en daarbij jaarlijks de uitstoot van ongeveer 6 miljoen ton broeikasgassen en het gebruik van 44 miljoen m3 water zou voorkomen, om nog maar te zwijgen van de besparing op grondstoffen.

Door de productie-, verkoop- en consumptiewijze opnieuw te bekijken vanuit het oogpunt van een langere levensduur van de producten kunnen er gunstige voorwaarden in het leven worden geroepen voor een heropleving van de activiteiten op de Europese markt. De prijs van de hulpbronnen zal in de toekomst waarschijnlijk stijgen. Een zuinig beheer ervan is daarom absoluut noodzakelijk. Dat kan door een goed beheer van producten op het einde van hun levensduur. Een industriële strategie die inzet op de duurzaamheid van producten zou de grondstoffenkosten kunnen verlagen, want dan kan er worden geanticipeerd op een rendement op investeringen en positieve opbrengsten, met name in verband met de klantentrouw.

Tot slot kan ook de overheid een rol spelen, door goede industriële praktijken aan te moedigen, door in haar aankoopbeleid zelf het goede voorbeeld te geven, en door de burgers, bijvoorbeeld via verenigingen, bewust te maken van verantwoorde consumptie en een beter productenonderhoud.

De duurzaamheid van producten als uitdaging voor de overheid en voor het beleid

Een reeks Europese verslagen en wetgevingswerkzaamheden in de lidstaten hebben aangetoond dat het belangrijk is aandacht te besteden aan de zorgwekkende snelheid waarmee producten moeten worden vervangen.

De adviescommissie Industriële Reconversie van het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft in haar advies van 17 oktober 2013 eensgezind de eerste krijtlijnen uitgetekend en een reeks aanbevelingen voorgesteld waarover iedereen het eens was. Dit advies stelt ook de verschillen vast tussen een geplande "technische" veroudering in de strikte zin van het woord, indirecte veroudering, veroudering van de verenigbaarheid en, tot slot, psychologische veroudering die samenhangt met marketingcampagnes.

De geplande technische veroudering heeft het EESC geïnspireerd tot een studie over de invloed op de consument van etikettering die de gebruiksduur van producten vermeldt. Deze studie bevestigt met name dat 92 % van de Europeanen de levensduur (of gebruiksduur) graag op producten vermeld zouden zien staan. De studie toont eveneens aan in welke mate de concurrentiekracht van de Europese ondernemingen afhankelijk is van een herstel van het consumentenvertrouwen in de ondernemingen.

Deze Europese werkzaamheden vormen de weerklank van overheidsmaatregelen die in de lidstaten zijn uitgewerkt.

–  België is hierin de voorloper met de goedkeuring, in februari 2012, van een resolutie van de Senaat ter bestrijding van de geplande veroudering van energieverbruikende producten. Deze resolutie beveelt onder meer aan om op Europees niveau een vermelding van de levensduur van energieverbruikende producten (gloeilampen, computers, gsm's enz.) op de etikettering in te voeren met een aanduiding van de mate waarin ze kunnen worden gerepareerd.

–  Frankrijk heeft de wetgeving vanaf augustus 2015 mee laten evolueren met initiatieven van nationale ondernemingen en een wet vastgesteld met betrekking tot de energietransitie, waarin geplande veroudering als een strafbaar feit wordt aangemerkt. In een consumptiewet van maart 2014 heeft het land bovendien de consumentenrechten in verband met de wettelijke deugdelijkheidsgarantie en de beschikbaarheid van onderdelen verduidelijkt.

–  De Nederlandse wet bepaalt dat de geldigheidsduur van de wettelijke deugdelijkheidsgarantie, namelijk twee jaar, slechts een minimum is. Bepaalde goederen, met name auto's, wasmachines en andere duurzaam geachte producten, kunnen recht geven op een langere wettelijke deugdelijkheidsgarantie op basis van de gemiddelde levensduur die de consument wettelijk gezien van een product mag verwachten.

–  Finland staat eveneens een verlenging van de garantie toe in het kader van de "Consumer Protection Act". Volgens de preambule van die wet valt het gebrek aan deugdelijkheid dat te wijten is aan de fabricage van een product, bijvoorbeeld een voertuig, bouwmaterialen of een witgoedproduct, onder de verantwoordelijkheid van de verkoper, zelfs als dit gebrek aan deugdelijkheid meer dan twee jaar na de levering van het product aan het licht komt. Dit model loopt gelijk met het Nederlandse systeem. Een bemiddelaar wordt belast met het vaststellen van de levensduur van het product op grond van criteria zoals de prijs van het product of van de onderdelen, of het gebruik, bijvoorbeeld de gebruiksfrequentie, ervan. De wetgever heeft geen lijsten opgesteld van de "verwachte levensduur" van welbepaalde producten. Wel kunnen individuele gevallen worden onderzocht in het licht van de aanbevelingen van de "Consumer Dispute Board".

–  In Spanje werd de "resolutie van Madrid" over beste praktijken op het gebied van de deel- en ruileconomie en geplande veroudering gestemd op 24 juni 2014 tijdens een door het EESC georganiseerde conferentie over nieuwe consumptiemodellen.

–  In Oostenrijk is een keurmerk uitgewerkt voor elektrische en elektronische producten die ontworpen zijn met het oog op reparatie en duurzaam gebruik.

–  Zweden, tot slot, heeft een reeks fiscale maatregelen getroffen die in januari 2017 in werking treden en de reparatiesector, de recyclingsector en de circulaire economie moeten versterken. Deze maatregelen streven ernaar:

•  de reparatiekostprijs te doen dalen, door het btw-tarief voor bepaalde goederen (fietsen, schoenen, kleding) van 25 % te verlagen naar 12 %,

•  voor consumenten die witgoed laten repareren de arbeidskosten daarvan voor 50 % aftrekbaar te maken van hun belastingen,

•  belasting te heffen op producten die niet of moeilijk recycleerbare of herstelbare materialen bevatten.

Deze maatregelen zijn bedoeld als een investering in de verwachting dat de kostenbesparingen met betrekking tot vervuiling, verspilling, afvalbeheer en werkloosheid veel hoger zullen zijn.

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (11.4.2017)

aan de Commissie interne markt en consumentenbescherming

inzake een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven
(2016/2272(INI))

Rapporteur voor advies: Christel Schaldemose

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat, gezien de afhankelijkheid van de EU van de invoer van grondstoffen en de snelle uitputting van een aanzienlijk aantal natuurlijke hulpbronnen op de korte termijn, het regenereren van zoveel mogelijk hulpbronnen in de Unie een belangrijke uitdaging is, evenals het verbeteren van de overgang naar een circulaire economie;

B.  overwegende dat de verlenging van de levensduur van producten moet worden gezien in de context van de noodzaak van een holistische verandering in de manier waarop we produceren en consumeren, en in het kader van de overgang naar een circulaire economie; overwegende dat een efficiënter gebruik van hulpbronnen ook aanzienlijke nettobesparingen voor ondernemingen, overheden en consumenten in de Unie met zich mee zou brengen, evenals een vermindering van de totale jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen en de milieueffecten van producten;

C.  overwegende dat Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie, en de respectievelijke uitvoeringsrichtsnoeren van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) in aanmerking moeten worden genomen;

D.  overwegende dat in het zevende milieuactieprogramma wordt opgeroepen tot het nemen van specifieke maatregelen om ervoor te zorgen dat producten duurzamer zijn, makkelijker gerepareerd en hergebruikt kunnen worden, en langer meegaan;

E.  overwegende dat uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in dit verband een belangrijke rol speelt;

F.  overwegende dat het rapport "Growth Within: a circular economy vision for a competitive Europe" van de Ellen MacArthur Foundation duidelijk laat zien welke mogelijkheden er bestaan om over te schakelen op nieuwe bedrijfsmodellen, zoals de verkoop van diensten in plaats van producten;

G.  overwegende dat om te komen tot een circulaire economie de betrokkenheid van politieke besluitvormers, burgers en ondernemingen nodig is, en niet alleen veranderingen in het ontwerp en de verkoop van producten en diensten vereist zijn, maar ook een verandering van de mentaliteit en verwachtingen van consumenten en van de activiteiten van ondernemingen, door het creëren van nieuwe markten die inspelen op de veranderingen in consumptiepatronen, waarbij een ontwikkeling plaatsvindt naar het gebruik, het hergebruik en het delen van producten, om bij te dragen aan de verlenging van de levensduur daarvan en aan het vervaardigen van concurrerende en duurzame producten;

H.  overwegende dat van veel lampen de gloeilampen niet meer vervangen kunnen worden, wat lastig is als de gloeilamp stuk gaat en er nieuwe, efficiëntere gloeilampen op de markt komen of als de consument bijvoorbeeld een andere kleur licht wenst, omdat in dat geval een compleet nieuwe lamp aangeschaft moet worden;

I.  overwegende dat, naarmate de circulaire economie zich verder ontwikkelt, verdere stappen moeten worden ondernomen om producten gemakkelijker te kunnen repareren, aanpassen en moderniseren en hun duurzaamheid en recycleerbaarheid te vergroten, teneinde de levensduur van producten en/of onderdelen van producten te verlengen;

J.  overwegende dat de eerste schakels in de hiërarchie van het afvalbeheer, vermindering en voorbereiding voor hergebruik, de grootste rol spelen met het oog op het invoeren van een strategie voor een afvalvrije samenleving;

K.  overwegende dat in Europa het verbruik van natuurlijke hulpbronnen de afgelopen dertig jaar met 50 % is toegenomen, en er momenteel 43 kg aan hulpbronnen per persoon per dag wordt geconsumeerd;

L.  overwegende dat het zowel uit economisch als uit milieuoogpunt noodzakelijk is ruwe grondstoffen te behouden en de afvalproductie te beperken;

M.  overwegende dat een voortdurend toenemende diversiteit aan producten, steeds kortere innovatiecycli en voortdurend veranderende modes ervoor zorgen dat er steeds vaker nieuwe producten worden gekocht en daardoor de levensduur van producten korter wordt;

N.  overwegende dat een enorm potentieel bestaat in de reparatie-, tweedehands- en ruilsector, de sector die gericht is op het verlengen van de levensduur van producten;

O.  overwegende dat het de voorkeur verdient dat leds niet vast in lampen zijn ingebouwd, maar verwisseld kunnen worden;

P.  overwegende dat een evenwicht moet worden gevonden tussen het streven naar een langere levensduur van producten en het waarborgen van een omgeving waarin innovatie en verdere ontwikkeling worden gestimuleerd;

Q.  overwegende dat berichten verschijnen dat smartphones met opzet zodanig worden ontworpen dat ze na één of twee jaar niet meer goed functioneren;

1.  benadrukt dat er een balans moet worden gevonden tussen het verlengen van de levensduur van producten, de omzetting van afval in hulpbronnen (secundaire grondstoffen), industriële symbiose, innovatie, consumentenvraag, milieu- en groeibeleid in alle fasen van de productcyclus en is van mening dat de ontwikkeling van producten die in steeds grotere mate hulpbronnenefficiënt zijn, niet een korte levensduur of vroegtijdige verwijdering van producten in de hand moet werken;

2.  benadrukt dat het voor een langere levensduur van producten nodig is dat maatregelen worden genomen tegen geplande veroudering; roept de Commissie en de lidstaten op om passende maatregelen te nemen ter bestrijding van geplande veroudering en ter versterking van de positie van de consument dankzij betere productinformatie; verzoekt voorts de Commissie onderzoek te doen naar meldingen dat smartphones met opzet zodanig zijn ontworpen dat ze een zeer korte nuttige levensduur hebben, en zo nodig voorstellen te doen voor maatregelen op dit gebied; roept tevens de lidstaten op om het in de handel brengen van producten met geplande veroudering te ontmoedigen;

3.  benadrukt dat het voor een langere levensduur van producten nodig is dat gestandaardiseerde en modulaire onderdelen beschikbaar zijn die eenvoudiger uit te wisselen zijn, en dat wordt uitgegaan van een functioneel ontwerp waarbij onder meer rekening wordt gehouden met demontage;

4.  wijst erop dat de overgang naar nieuwe bedrijfsmodellen, zoals “producten als diensten” de potentie heeft de duurzaamheid van productie- en consumptiepatronen te verbeteren, op voorwaarde dat product-dienstcombinaties niet tot een kortere levensduur van producten leiden, en benadrukt dat dergelijke bedrijfsmodellen geen mogelijkheden moeten bieden voor belastingontwijking;

5.  roept de Commissie en de lidstaten op maatregelen te nemen ter aanmoediging van het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel brengen van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, technisch duurzaam en eenvoudig te repareren zijn en, zodra ze afval geworden zijn en voorbereid zijn voor hergebruik of gerecycled, geschikt zijn om op de markt gebracht of aangeboden te worden teneinde een juiste uitvoering van de afvalhiërarchie mogelijk te maken; dringt erop aan dat bij de maatregelen rekening gehouden wordt met de effecten van producten gedurende hun volledige levenscyclus, alsook met de afvalhiërarchie;

6.  benadrukt dat de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen, zoals internetdiensten, nieuwe vormen van marketing, warenhuizen die uitsluitend gebruikte goederen verkopen en de bredere beschikbaarheid van informele reparatiediensten (reparatiecafés, werkplaatsen waar mensen hun producten zelf kunnen repareren) kunnen bijdragen aan een langere levensduur van producten en tegelijkertijd de kennis van en het vertrouwen van consumenten in producten met een lange levensduur kunnen vergroten;

7.  benadrukt dat de bevordering en ondersteuning van duurzame productie- en consumptiemodellen, het gebruik van producten die weinig hulpbronnen gebruiken en duurzaam, makkelijk te delen, herbruikbaar, repareerbaar en recycleerbaar zijn, alsmede het ontmoedigen van het in de handel brengen van producten met geplande veroudering, belangrijke elementen van afvalpreventie zijn;

8.  merkt de rol op van commerciële strategieën, zoals productleasing, bij het ontwerp van duurzame producten, waarbij leasebedrijven eigenaar blijven van het geleaste product en er belang bij hebben om producten opnieuw op de markt te brengen en te investeren in het ontwerpen van duurzamere producten, zodat er minder nieuwe producten worden vervaardigd en minder producten worden weggegooid;

9.  benadrukt dat de eigenschappen die een product herstelbaar, herbruikbaar, recyclebaar en duurzaam maken, moeten worden geïntegreerd in het ontwerp van het product, aangezien de hoeveelheid hulpbronnen die voor een product gebruikt wordt, grotendeels wordt bepaald in de ontwerpfase; wijst erop dat productontwerp een belangrijke factor is voor de overgang naar een circulaire economie, omdat het ontwerp bepalend is voor de levensduur van het product;

10.  roept de Commissie en de lidstaten op om, ter waarborging van de ontwikkeling van niet-toxische materiaalcycli, meer inspanningen te verrichten om zeer zorgwekkende stoffen te vervangen en het gebruik van stoffen te beperken die onaanvaardbare risico's met zich meebrengen voor de menselijke gezondheid of het milieu;

11.  benadrukt dat lidstaten de verlenging van de levensduur van producten moeten aanmoedigen waar dat vanuit milieuoogpunt voordelen biedt, en de invoering moeten steunen van systemen die activiteiten stimuleren op het gebied van reparatie, hergebruik, herfabricage en herstel van producten;

12.  wijst erop dat een beter ontwerp voor repareerbaarheid nodig is, waarbij het van cruciaal belang is dat reserveonderdelen beschikbaar zijn, met name voor producten waarvan de levensduur op kosteneffectieve manier kan worden verlengd;

13.  steunt de vaststelling op EU-niveau van een definitie van geplande veroudering en de invoering van maatregelen om de desbetreffende praktijken te bestraffen;

14.  benadrukt dat de lijst van nieuwe producten op basis van ecologisch ontwerp ambitieuzer moet zijn en meer producten moet omvatten;

15.  wijst op de voortrekkersrol die sommige lidstaten op dit gebied vervullen, zoals het initiatief van de Beneluxlanden ter bestrijding van geplande veroudering en ter verlenging van de levensduur van (elektrische) huishoudelijke apparaten; benadrukt dat het belangrijk is op dit terrein beste praktijken uit te wisselen;

16.  acht het van essentieel belang dat consumenten beter op de hoogte worden gebracht van de wijze waarop de wettelijke conformiteitsgarantie functioneert; vraagt dat een referentie naar de garantie op de aankoopfactuur van het product in woorden wordt vermeld;

17.  herinnert eraan dat de beschikbaarheid van gestandaardiseerde en modulaire componenten, de planning van demontage, duurzaam productontwerp en efficiënte productieprocessen een belangrijke rol spelen voor een geslaagde overgang naar een circulaire economie;

18.  roept de lidstaten op institutionele campagnes te steunen ter bevordering van reparatie, tweedehandskoop en -verkoop, verhuur en ruil, om het kopen van nieuwe producten te vermijden;

19.  roept de Commissie op de mogelijkheid te onderzoeken van het vaststellen van regels inzake een minimale hoeveelheid gerecycled materiaal in nieuwe producten;

20.  wijst op het Werkplan ecologisch ontwerp 2016-2019 van de Commissie; is vooral ingenomen met de toevoeging van de duurzaamheid van producten als een mogelijke milieunorm met betrekking tot bepaalde efficiëntie-aspecten van materiaal, waaronder het verlengen van de levensduur van producten, de mogelijkheid om componenten te hergebruiken of materialen van producten aan het einde van de levenscyclus te recyclen, en het hergebruik in producten van componenten en/of gerecyled materiaal;

21.  roept de Commissie nogmaals op om de wetgeving inzake ecologisch ontwerp te herzien, teneinde het bereik ervan uit te breiden tot alle belangrijke productgroepen, en niet te beperken tot producten die energie gebruiken, en om in de vereisten voor productontwerp geleidelijk alle kenmerken op te nemen die verband houden met een efficiënt hulpbronnengebruik;

22.  roept de Commissie op passende maatregelen voor te stellen die fabrikanten ertoe verplichten de beschikbaarheid van reserveonderdelen te waarborgen en, in verband met de rechten van consumenten, informatie te verstrekken over de periode waarbinnen reserveonderdelen beschikbaar zijn, en ervoor te zorgen dat deze verplichtingen gelden voor zowel verkoop via internet als voor fysieke verkooppunten;

23.  roept de Commissie nogmaals op om op basis van een kosten-batenanalyse te bestuderen of in wetgeving inzake ecologisch ontwerp minimumwaarden vastgesteld kunnen worden voor het gebruik van herbruikbare materialen in nieuwe producten;

24.  wijst op het belang van de deeleconomie en platforms voor de deeleconomie als nieuwe duurzame bedrijfsmodellen die een doeltreffender gebruik en een langere levensduur van producten bevorderen;

25.  dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de vereisten voor het verwijderen van batterijen en accu's in de batterijenrichtlijn (2006/66/EG)[1] onverkort worden toegepast en gehandhaafd door de lidstaten, en bedrijfsmodellen te stimuleren die zich bezighouden met het ontwikkelen van hergebruik van batterijen;

26.  wijst met bezorgdheid op de hoeveelheid elektronisch afval die wordt gegenereerd door modems, routers en tv-decoders of satellietontvangers vanwege het feit dat consumenten geregeld overstappen naar een andere aanbieder van telecomdiensten; herinnert consumenten en aanbieders van telecomdiensten eraan dat consumenten krachtens Verordening EU/2015/2120 het recht hebben om zelf te bepalen welke ontvangstapparatuur zij wensen te gebruiken wanneer zij overstappen naar een andere aanbieder van telecomdiensten;

27.  roept de Commissie op te bestuderen hoe de vervangbaarheid van leds kan worden gestimuleerd en vergemakkelijkt en daarbij, naast maatregelen inzake ecologisch ontwerp, ook minder strenge maatregelen te overwegen, zoals etikettering, stimulerende regelingen, openbare aanbestedingen of een verlengde garantie voor het geval dat leds vast ingebouwd zijn;

28.  wijst erop dat een verantwoordelijk gebruik van producten alleen kan worden bereikt indien de consument een nauwkeurige inschatting kan maken van de milieueffecten van producten wat betreft de levenscyclus, de ecologische voetafdruk en de kwaliteit;

29.  benadrukt de complexiteit van het invoeren van verplichte etikettering voor de voorziening van informatie over de verwachte levensduur van producten; stelt voor om een dergelijke etikettering in eerste instantie bij wijze van proef op EU-niveau op vrijwillige basis toe te passen, waarbij een gemeenschappelijk formaat en een gemeenschappelijke methodologie wordt gehanteerd;

30.  wijst erop dat een groot deel van het elektronisch afval het gevolg is van het feit dat producenten niet langer software-updates kunnen leveren die compatibel zijn met de hardware; is van mening dat producenten moeten worden verplicht tot het leveren van compatibele software-updates;

31.  wijst erop dat het versterken van het beginsel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en het vastleggen van minimumvereisten zorgt voor een stimulans voor een duurzamer productontwerp;

32.  dringt er bij de Commissie op aan beter gebruik te maken van de milieukeur van de EU om de informatie over de levensduur van producten en het begrip van consumenten van de duurzaamheid van producten te verbeteren; benadrukt dat een weloverwogen keuze door de consument een indirecte economische stimulans voor producenten kan vormen; beklemtoont dat in het milieukeur informatie over de minimale levensduur van producten moet worden opgenomen, om de consument bewuster te maken van de levensduur van het product;

33.  verzoekt de Commissie maatregelen op te stellen over de voorziening aan consumenten, waar passend en op vrijwillige grondslag, van informatie over de verwachte levensduur van een product, het aantal keren dat het moet kunnen worden gebruikt en de mogelijkheid van reparatie, zodat consumenten een weloverwogen aankoopbesluit kunnen nemen;

34.  roept de Commissie op producenten te vragen om diagnostische en onderhoudshandleidingen beschikbaar te stellen, en reserveonderdelen en accessoires van producten op de markt beschikbaar te stellen gedurende een minimumaantal jaren, overeenkomend met de verwachte levensduur van de producten, die aangegeven moet worden in de EU-milieukeur;

35.  verzoekt de Commissie en de lidstaten middelen beschikbaar te stellen voor onderwijs en voorlichtingscampagnes, ter bevordering van duurzame consumptie- en productiemodellen, en benadrukt de voordelen die uit de overgang naar een hulpbronnenefficiënte circulaire economie voortvloeien;

36.  roept de Commissie op een economische en milieueffectbeoordeling uit te voeren van de mogelijkheid om de wettelijke conformiteitsgarantie voor producten op geharmoniseerde wijze te verlengen;

37.  verzoekt de lidstaten, waar nodig, samen te werken met territoriale overheden, ondernemingen en verenigingen die bewustmakingscampagnes voeren waarin de consument gewezen wordt op de mogelijke verlenging van de levensduur van producten;

38.  wijst erop dat de Commissie de komende gezondheidscontrole van het EU-recht niet moet gebruiken om de EU-milieukeur af te schaffen dan wel het bereik daarvan te beperken;

39.  acht het van belang om producenten stimulansen te bieden om producten met een langere levensduur te vervaardigen; verzoekt de Commissie voor te stellen om producenten de kosten van recycling te laten betalen indien de producten een verwachte levensduur van minder dan vijf jaar hebben;

40.  dringt er bij de Commissie op aan om het gebruik van indicatoren voor hulpbronnenefficiëntie te bevorderen door middel van internationale verdragen teneinde sectoren en economieën met elkaar te kunnen vergelijken en een gelijk speelveld te waarborgen;

41.  spoort de lidstaten aan te zorgen voor doeltreffend markttoezicht om te waarborgen dat zowel Europese als geïmporteerde producten aan de voorschriften inzake productbeleid en ecologisch ontwerp voldoen;

42.  dringt er bij de lidstaten op aan economische stimuleringsmaatregelen te nemen met betrekking tot reparatiediensten voor producten om de verlenging van de levensduur van producten te faciliteren, rekening houdend met het feit dat belastingverlagingen voor productreparaties een stimulans kunnen bieden voor het hergebruik van producten en voor de reparatiesector, met mogelijke milieu- en sociale voordelen, waaronder een verlaagd btw-tarief voor reparatieactiviteiten;

43.  verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat producten die nog bruikbaar zijn op eenvoudiger en doeltreffender wijze teruggebracht kunnen worden in de circulaire economie;

44.  moedigt de lidstaten aan groene openbare aanbestedingen in te voeren als beleidsinstrument om de overgang naar de circulaire economie te versnellen;

45.  roept op tot de invoering van een volledig verbod op producten met ingebouwde mankementen met als doel om de levensduur ervan te beëindigen;

46.  wijst erop dat de mogelijkheid om producten te upgraden het verouderd raken van producten kan tegengaan en de milieueffecten en de kosten voor de consumenten kan beperken;

47.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om samen te werken met lokale en regionale autoriteiten en hun bevoegdheden te respecteren;

48.  verzoekt de Commissie reguliere en gestructureerde uitwisseling van informatie en beste praktijken in de hele Unie tussen de Commissie en de lidstaten, waaronder regionale en gemeentelijke autoriteiten, aan te moedigen;

49.  roept de Commissie op actieve steun te verlenen aan lokale initiatieven op het gebied van reparatie, aangezien daarmee ook lokale groene banen worden geschapen en consumenten gebruik kunnen maken van een nuttige vorm van dienstverlening.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

11.4.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

62

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Paul Brannen, Nessa Childers, Alberto Cirio, Birgit Collin-Langen, Mireille D’Ornano, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Mark Demesmaeker, Stefan Eck, Bas Eickhout, José Inácio Faria, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, György Hölvényi, Anneli Jäätteenmäki, Jean-François Jalkh, Benedek Jávor, Kateřina Konečná, Urszula Krupa, Peter Liese, Norbert Lins, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Massimo Paolucci, Gilles Pargneaux, Piernicola Pedicini, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Ivica Tolić, Estefanía Torres Martínez, Nils Torvalds, Adina-Ioana Vălean, Jadwiga Wiśniewska, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Clara Eugenia Aguilera García, Nicola Caputo, Eleonora Evi, Martin Häusling, Elisabeth Köstinger, Merja Kyllönen, Stefano Maullu, Ulrike Müller, James Nicholson, Marijana Petir, Christel Schaldemose, Bart Staes, Tiemo Wölken

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

62

+

ALDE

Catherine Bearder, Gerben-Jan Gerbrandy, Anneli Jäätteenmäki, Ulrike Müller, Nils Torvalds

ECR

Mark Demesmaeker, Arne Gericke, Julie Girling, Urszula Krupa, James Nicholson, Jadwiga Wiśniewska

EFDD

Eleonora Evi, Piernicola Pedicini

ENF

Mireille D’Ornano, Sylvie Goddyn, Jean-François Jalkh

GUE/NGL

Stefan Eck, Kateřina Konečná, Merja Kyllönen, Estefanía Torres Martínez

NI

Zoltán Balczó

PPE

Ivo Belet, Alberto Cirio, Birgit Collin-Langen, Angélique Delahaye, José Inácio Faria, Elisabetta Gardini, Jens Gieseke, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, György Hölvényi, Elisabeth Köstinger, Peter Liese, Norbert Lins, Stefano Maullu, Miroslav Mikolášik, Marijana Petir, Annie Schreijer-Pierik, Ivica Tolić, Adina-Ioana Vălean

S&D

Clara Eugenia Aguilera García, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Paul Brannen, Nicola Caputo, Nessa Childers, Miriam Dalli, Seb Dance, Susanne Melior, Massimo Paolucci, Gilles Pargneaux, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Christel Schaldemose, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Tiemo Wölken, Damiano Zoffoli

Verts/ALE

Marco Affronte, Bas Eickhout, Martin Häusling, Benedek Jávor, Davor Škrlec, Bart Staes

0

-

 

 

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu's tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 29.9.2006, blz. 1).

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Dita Charanzová, Carlos Coelho, Anna Maria Corazza Bildt, Daniel Dalton, Nicola Danti, Dennis de Jong, Pascal Durand, Ildikó Gáll-Pelcz, Evelyne Gebhardt, Sergio Gutiérrez Prieto, Robert Jarosław Iwaszkiewicz, Liisa Jaakonsaari, Antonio López-Istúriz White, Eva Maydell, Marlene Mizzi, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Olga Sehnalová, Jasenko Selimovic, Igor Šoltes, Ivan Štefanec, Catherine Stihler, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Mylène Troszczynski, Mihai Ţurcanu, Anneleen Van Bossuyt, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Biljana Borzan, Birgit Collin-Langen, Edward Czesak, Anna Hedh, Franz Obermayr, Adam Szejnfeld, Marc Tarabella, Sabine Verheyen

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

34

+

ALDE

ECR

EFDD

ENF

GUE/NGL

PPE

 

S&D

 

Verts/ALE

Dita Charanzová, Jasenko Selimovic

Edward Czesak, Daniel Dalton, Anneleen Van Bossuyt

Marco Zullo

Franz Obermayr, Mylène Troszczynski

Dennis de Jong

Carlos Coelho, Birgit Collin-Langen, Anna Maria Corazza Bildt, Ildikó Gáll-Pelcz, Antonio López-Istúriz White, Eva Maydell, Andreas Schwab, Ivan Štefanec, Adam Szejnfeld, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Mihai Ţurcanu, Sabine Verheyen

Biljana Borzan, Nicola Danti, Evelyne Gebhardt, Sergio Gutiérrez Prieto, Anna Hedh, Liisa Jaakonsaari, Marlene Mizzi, Christel Schaldemose, Olga Sehnalová, Catherine Stihler, Marc Tarabella

Pascal Durand, Igor Šoltes

0

-

-

 

1

0

EFDD

Robert Jarosław Iwaszkiewicz

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding