VERSLAG over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Marie-Christine Boutonnet
17.7.2017 - (2017/2063(IMM))
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Heidi Hautala
ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Marie-Christine Boutonnet
– gezien het verzoek om opheffing van de immuniteit van Marie-Christine Boutonnet dat op 14 april 2017 is ingediend door het Franse Ministerie van Justitie, naar aanleiding van een verzoek van de procureur-generaal bij het Cour d'Appel van Parijs, en dat op 26 april 2017 ter plenaire vergadering meegedeeld, in verband met een bij de onderzoeksrechters van de Tribunal de Grande Instance van Parijs aanhangige zaak in het kader waarvan een gerechtelijk onderzoek plaatsvindt naar misbruik van vertrouwen wat betreft middelen die zijn ontvangen uit hoofde van een parlementairmedewerkerscontract van een met naam genoemde persoon,
– na Jean-François Jalkh, ter vervanging van Marie-Christine Boutonnet, te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van zijn Reglement,
– gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013[1],
– gezien artikel 26 van de Grondwet van de Franse Republiek,
– gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0259/2017),
Α. overwegende dat de onderzoeksrechters bij de Tribunal de Grande Instance van Parijs een verzoek hebben ingediend om opheffing van de parlementaire immuniteit van Marie-Christine Boutonnet, teneinde haar te horen in verband met een vermeend delict;
Β. overwegende dat ingevolge artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten die aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun staat worden verleend;
C. overwegende dat volgens artikel 26 van de grondwet van de Franse Republiek‚ een lid van de volksvertegenwoordiging niet zonder toestemming van het bureau van de wetgevende kamer waarvan het deel uitmaakt, ter zake van een misdrijf of een overtreding kan worden aangehouden of aan andere vrijheid benemende of vrijheid beperkende maatregelen kan worden onderworpen; die toestemming is niet vereist in geval van betrapping op heterdaad of bij een veroordeling in kracht van gewijsde;
D. overwegende dat de onderzoeksrechters van oordeel zijn dat de onderzoekingen in het kader van het vooronderzoek en het gerechtelijk onderzoek uitwijzen dat de initiële verdenkingen van het Europees Parlement betreffende een bepaald aantal parlementair medewerkers van het Europees Parlement die aangesteld bij het Front National zijn, gerechtvaardigd kunnen zijn;
E. overwegende dat, in het bijzonder, het zich laat aanzien dat in het in februari 2015 bekendgemaakte organigram van het Front National 15 leden van het Europees Parlement, 21 plaatselijke medewerkers en 5 geaccrediteerde parlementaire medewerkers zijn opgenomen; overwegende dat een bepaald aantal parlementair medewerkers heeft verklaard dat het hoofdkantoor van het Front National in Nanterre hun standplaats was, en enkelen hebben aangeduid dat zij daar voltijds waren tewerkgesteld; overwegende dat de meeste arbeidscontracten van parlementair medewerkers dezelfde algemene taken vermeldden, zonder dat in detail werd getreden;
F. overwegende dat de onderzoeken ook hebben gewezen op drie situaties die het onwaarschijnlijk maken dat de betreffende medewerkers daadwerkelijk taken vervulden in verband met het Europees Parlement;
• medewerkerscontracten van het Europees Parlement die ingelast waren tussen twee arbeidscontracten van het Front National;
• medewerkerscontracten van het Europees Parlement die samenvielen met arbeidscontracten van het Front National werden uitgevoerd;
• arbeidscontracten van het Front National waarvan de looptijd onmiddellijk aansloot op de looptijd van medewerkerscontracten van het Europees Parlement;
G. overwegende dat tijdens een huiszoeking verricht in het hoofdkantoor van het Front National in februari 2016, een aantal documenten zijn in beslag genomen in het kantoor van de penningmeester van het Front National, waaruit bleek dat de partij kosten wenste te besparen door de bezoldiging van de personeelsleden van de partij voor rekening te laten komen van het Europees Parlement door personeel als parlementair medewerkers aan te stellen;
H. overwegende dat de onderzoeksrechters van oordeel zijn dat het nodig is om de uitleg van Marie-Christine Boutonnet te horen over de financiering die is verkregen uit hoofde van een contract van een bepaalde met naam genoemde parlementaire medewerker; overwegende dat op 6 maart 2017 die medewerker in beschuldiging is gesteld van verhulling van misbruik van vertrouwen tussen september 2014 en februari 2015; overwegende dat tijdens het verhoor door de twee onderzoeksrechters de medewerker zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen;
I. overwegende dat Marie-Christine Boutonnet geweigerd heeft te verschijnen na oproepen daartoe van de onderzoekers en de onderzoeksrechter om te kunnen vaststellen of haar misbruik van vertrouwen in de periode 2009-2016 ten laste moet worden gelegd;
J. overwegende dat Marie-Christine Boutonnet haar weigering om na de oproep te verschijnen heeft verklaard door haar immuniteit als lid van het Europees Parlement in te roepen en te stellen dat "zij niet alleen het recht maar ook de plicht heeft om het Europees Parlement zich te laten uitspreken over de mogelijkheid dat zij verschijnt voor een rechterlijke instantie om rekenschap te geven van de organisatie van haar parlementaire werkzaamheden";
K. overwegende dat klaarblijkelijk Marie-Christine Boutonnet inmiddels door de onderzoeksrechters in Parijs is gehoord;
L. overwegende dat het evenwel nodig is de immuniteit van het betrokken lid van het Parlement op te heffen, aangezien uitsluitend het Parlement bevoegd is tot opheffing van de immuniteit van een lid;
M. overwegende dat er duidelijk sprake is van een substantiële zaak en dat er geen bewijs is van fumus persecutionis, met name gezien het feit dat er op grond van soortgelijke beschuldigingen procedures aanhangig zijn tegen leden van andere fracties en nationaliteiten;
1. besluit de immuniteit van Marie-Christine Boutonnet op te heffen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de Franse autoriteiten en Marie-Christine Boutonnet.
- [1] Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
12.7.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
8 0 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Joëlle Bergeron, Kostas Chrysogonos, Mady Delvaux, Mary Honeyball, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Gilles Lebreton, António Marinho e Pinto, Pavel Svoboda, Axel Voss |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Angel Dzhambazki, Heidi Hautala |
||||