VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering

17.7.2017 - (COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD)) - ***I

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Norbert Lins


Procedure : 2016/0230(COD)
Stadium plenaire behandeling

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering

(COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2016)0479),

–  gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0330/2016),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 december 2016[1],

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 22 maart 2017[2],

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0262/2017),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement     1

Voorstel voor een verordening

Overweging -1 (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-1)   Er dient rekening te worden gehouden met Protocol Nr. 1 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie.

Amendement     2

Voorstel voor een verordening

Overweging –1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-1 bis)   Er dient rekening te worden gehouden met Protocol Nr. 2 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

Amendement    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  Op 10 juni 2016 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor de ratificatie van de Overeenkomst van Parijs door de EU. Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend10.

(3)  Op 5 oktober 2016 heeft de Raad namens de Unie de Overeenkomst van Parijs geratificeerd, nadat het Europees Parlement hiermee op 4 oktober 2016 had ingestemd. De overeenkomst van Parijs is op 4 november 2016 in werking getreden. Deze verordening maakt, in dat verband, deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals vastgelegd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend. De Unie moet een voorbeeldfunctie blijven uitoefenen en moet haar inspanningen voor het klimaat intensiveren, in overeenstemming met de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs.

__________________

__________________

10 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

10 http://www4.unfccc.int/ndcregistry/pages/Party.aspx?party=EUU

Amendement    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus. Om dit doel te bereiken, moeten de partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden.

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus; daartoe zal de wereld een periode van negatieve emissieniveaus moeten aanvatten, waarin bossen, landbouwgrond en wetlands, met inbegrip van veengrond, een centrale rol zullen spelen. In de overeenkomst van Parijs wordt ook ernaar gestreefd de wereldwijde reactie op de dreiging van klimaatverandering te versterken, in het kader van de duurzame ontwikkeling en de inspanningen om armoede uit te bannen, mede door het vermogen om zich aan te passen aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering te vergroten en de klimaatbestendigheid en de ontwikkeling naar een lage uitstoot van broeikasgassen te bevorderen, op een manier die geen bedreiging vormt voor de productie van levensmiddelen. In de Overeenkomst van Parijs wordt door de partijen eveneens erkend dat het waarborgen van voedselzekerheid en het beëindigen van honger fundamentele prioriteiten zijn en dat voedselproductiesystemen bijzonder kwetsbaar zijn voor de nadelige gevolgen van klimaatverandering. Om het doel van de Overeenkomst van Parijs te bereiken, moeten de partijen meer collectieve inspanningen leveren om de klimaatverandering te bestrijden en de opwarming van de aarde te beperken. De partijen moeten opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden. In de Overeenkomst van Parijs erkennen de partijen ook dat voor adaptatiemaatregelen een volledig transparante aanpak moet worden gevolgd, dat er rekening moet worden gehouden met ecosystemen, en dat deze maatregelen moeten worden gebaseerd op en aangestuurd door de best beschikbare wetenschappelijke kennis.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis)  Het is van essentieel belang dat bossen op duurzame wijze worden beheerd, overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer die zijn uitgewerkt in het kader van het Forest Europe-proces. In dat proces wordt duurzaam bosbeheer gedefinieerd als het beheer en het gebruik van bossen en bosgronden op een manier en met een intensiteit waarbij deze hun biodiversiteit, productiviteit, regeneratiecapaciteit, vitaliteit en vermogen behouden om nu en in de toekomst relevante ecologische, economische en sociale functies op lokaal, nationaal en mondiaal niveau te vervullen en op een wijze die geen schade aan andere ecosystemen toebrengt. Voor een dergelijk beheer moet in dit verband ook de rol van herbebossing worden erkend.

Amendement    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter)  Om de negatieve emissieniveaus te bereiken die nodig zijn ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs moet het boekhoudsysteem voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) robuust zijn. Aangezien verwijderingen door LULUCF omkeerbaar zijn, moeten ze als een afzonderlijke pijler van het klimaatbeleid van de Unie worden behandeld.

Amendement    7

Voorstel voor een verordening

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5)  Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 23-24 oktober 2014 werden ook de verschillende doelstellingen van de sectoren landbouw en landgebruik, waarvan het mitigatiepotentieel lager is, onderkend, evenals de noodzaak om voor coherentie tussen de doelstellingen van de Unie inzake voedselzekerheid en die inzake klimaatverandering te zorgen. De Europese Raad heeft de Commissie verzocht te bekijken wat de beste manier is om een duurzame intensivering van de voedselproductie aan te moedigen en tegelijkertijd de bijdrage die de sector levert aan mitigatie en vastlegging van broeikasgassen, ook via bebossing, te optimaliseren en om zodra de technische voorwaarden dat mogelijk maken, en in ieder geval vóór 2020, een beleid te bepalen over de wijze waarop landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in het kader voor broeikasgasmitigatie 2030 moeten worden opgenomen.

(5)  Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 23-24 oktober 2014 werden ook de verschillende doelstellingen van de sectoren landbouw en landgebruik, waarvan het mitigatiepotentieel lager is, onderkend, evenals de noodzaak om voor coherentie tussen de doelstellingen van de Unie inzake voedselzekerheid en die inzake klimaatverandering te zorgen. Bovendien draagt de invoering van technologische oplossingen in de landbouw en bosbouw bij tot productieverhoging en vermindering van de ecologische voetafdruk. De Europese Raad heeft de Commissie verzocht te bekijken wat de beste manier is om een duurzame intensivering van de voedselproductie aan te moedigen en tegelijkertijd de bijdrage die de sector levert aan mitigatie en vastlegging van broeikasgassen, ook via bebossing, te optimaliseren en om zodra de technische voorwaarden dat mogelijk maken, en in ieder geval vóór 2020, een beleid te bepalen over de wijze waarop landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in het kader voor broeikasgasmitigatie 2030 moeten worden opgenomen.

Amendement    8

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  De LULUCF-sector kan op verschillende manieren tot mitigatie van klimaatverandering bijdragen, met name door emissiereducties te verwezenlijken en putten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging, is het van essentieel belang dat koolstofreservoirs voor lange termijn stabiel en aanpasbaar zijn.

(6)  De LULUCF-sector is sterk blootgesteld aan en zeer kwetsbaar voor de klimaatverandering. Tegelijkertijd beschikt de sector over een enorm potentieel om voor klimaatvoordelen op de lange termijn te zorgen en een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de internationale en EU-klimaatdoelstellingen op de lange termijn. De LULUCF-sector draagt op verschillende manieren bij tot mitigatie van klimaatverandering, met name door emissiereducties te verwezenlijken en door putten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden. De sector kan tot op zekere hoogte ook biomaterialen leveren waarmee fossiele en koolstofintensieve materialen kunnen worden vervangen door hernieuwbare, koolstofarme biomassa uit bossen. Ten aanzien van een dergelijke vervanging moet rekening worden gehouden met de volledige levenscyclus van die materialen, van de grondstoffenproductie tot de verschillende verwerkings- en productiefasen. De bio-economie, met inbegrip van materiaalvervanging, zoals in de bouw, en bio-energie, vervullen een belangrijke rol bij de overgang naar een economie zonder fossiele brandstoffen. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging en in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs, zijn het duurzame beheer van bossen en hulpbronnen en de stabiliteit en aanpasbaarheid van koolstofreservoirs op de lange termijn van essentieel belang. Aangezien de LULUCF-sector wordt gekenmerkt door lange termijnen, zijn er strategieën op de lange termijn nodig om duurzame investeringen op de lange termijn mogelijk te maken.

Amendement     9

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis)  De Unie moet een wereldleider worden in het bevorderen en exporteren van onderzoek en investeringen in duurzame, geavanceerde en innoverende praktijken, technieken en ideeën in de LULUCF-sector, alsook in het verspreiden van groene technologieën, teneinde de broeikasgasemissies te reduceren en tegelijk de voedselproductie te handhaven, waardoor zij een voorbeeld zal zijn voor haar internationale partners, waaronder ook ontwikkelingslanden. In dit verband moet worden gezorgd voor effectievere samenwerking en partnerschap met actoren in de particuliere sector, met name kleine en middelgrote ondernemingen.

Amendement     10

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 ter)  Het prioriteren van de financiering voor onderzoek naar klimaatverandering zou de rol van de LULUCF-sector in de mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering vergroten. Met name het stimuleren van het onderzoeks- en innovatieprogramma van de Unie voor de periode 2021-2028 in de LULUCF-sector zou onder meer bijdragen tot de uitbreiding en verdeling van de kennis over de prestaties van de sector onder de wetenschappelijke en plaatselijke gemeenschappen, de versnelling van duurzame innovatie, de bevordering van de overgang naar het digitale tijdperk, de modernisering van opleidingen en onderwijs, de vergroting van de weerbaarheid van de LULUCF-sector en de monitoring van biodiversiteit en menselijke activiteiten.

Amendement    11

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 quater)  Er moet meer onderzoek worden verricht naar de rol van dood hout, vooral bovengrondse grove houtresten en dood ondergronds hout in zowel beheerde als onbeheerde bossen, om de boekhouding van koolstof in bossen en de berekening van de nettokoolstofbalans van het ecosysteem nauwkeuriger te maken. Het weinige bewijs dat beschikbaar is wijst erop dat dood hout een groot koolstofreservoir kan vormen en dat het achterlaten van dood hout onder meer een aanzienlijke rol kan spelen voor de biodiversiteit en dat dit moet worden erkend als een belangrijk onderdeel in een strategie voor broeikasgasmitigatie. Dit is van belang als we bedenken dat bosbeheer kan aansturen op het verwijderen van dood hout, bijvoorbeeld voor energiedoeleinden, en dat elke beslissing over een juiste mitigatie en adaptatie moet berusten op degelijke wetenschappelijke kennis. Voor de periode 2017-2020 moeten de benodigde middelen voor dit onderzoek worden uitgetrokken.

Amendement     12

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 quinquies)  Met het oog op de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties is de Unie verbintenissen aangegaan die alleen kunnen worden verwezenlijkt met een adequaat bosbeheer en de wil de ontbossing te stoppen en terug te draaien en werk te maken van herbebossing.

Amendement     13

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 sexies)  Er moet worden gezorgd voor een holistische aanpak van ontbossing in de tropen, rekening houdend met alle factoren die ontbossing in de hand werken alsook met de doelstelling die de Commissie in het kader van de UNFCCC-onderhandelingen heeft geformuleerd, namelijk dat uiterlijk tegen 2030 op wereldschaal geen bosareaal meer verloren mag gaan en dat tussen nu en 2020 de bruto-ontbossing in de tropen met ten minste 50 % moet worden verminderd ten opzichte van de huidige niveaus.

Amendement     14

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 septies)  Bosbouw en bossen moeten op een verantwoorde wijze worden beheerd, moeten daadwerkelijk bijdragen tot de economische ontwikkeling van een land en haalbare economische kansen bieden aan boeren, mits hiervoor geen ontbossing van gevoelige ecosystemen plaatsvindt, geen aanplantingen op veengronden geschieden, aanplantingen worden beheerd door middel van moderne agro-ecologische technologieën om negatieve sociale en milieugevolgen tot een minimum te beperken, en mits de landrechten, de rechten van autochtone bevolkingsgroepen, de mensenrechten en de arbeidersrechten worden geëerbiedigd.

Amendement    15

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 octies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 octies)  Geavanceerde en duurzame beheerspraktijken kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren tot het terugdringen van de broeikasgasemissies in de LULUCF-sector. De ontwikkeling van innovatieve praktijken en het gebruik door landeigenaren van geavanceerde beheerspraktijken, zoals precisielandbouw, precisiebosbouw en agro-digitalisering moeten worden bevorderd. Monitoring via geo-informatie en aardobservatie, alsmede het delen van optimale praktijken zijn potentiële middelen om de lidstaten te helpen hun streefcijfers te halen en moeten dus worden aangemoedigd.

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 nonies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 nonies)  De agro-ecologie bevordert een verschuiving van lineaire naar circulaire voedselsystemen waarmee natuurlijke cycli worden nagebootst en de koolstof- en ecologische voetafdruk van voedsel en landbouw zouden kunnen worden verminderd. Het is belangrijk de agro-ecologie en de agro-bosbouw te bevorderen gezien hun bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering.

Amendement    17

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)  In Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad11 zijn als eerste stap boekhoudregels voor broeikasgasemissies en -verwijderingen door de LULUCF-sector vastgesteld en is aldus bijgedragen tot de ontwikkeling van een beleid om de LULUCF-sector in de emissiereductieverbintenis van de Unie op te nemen. Deze verordening moet voortbouwen op de bestaande boekhoudregels en deze bijwerken en verbeteren met het oog op gebruik voor de periode 2021-2030. In deze verordening moeten de verplichtingen van de lidstaten inzake de toepassing van deze boekhoudregels en de verplichting om ervoor te zorgen dat de LULUCF-sector in zijn geheel geen netto-emissies veroorzaakt, worden vastgesteld. Er mogen geen boekhoud- of rapportageverplichtingen worden vastgesteld ten aanzien van private partijen.

(7)  In Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad11 zijn als eerste stap boekhoudregels voor broeikasgasemissies en -verwijderingen door de LULUCF-sector vastgesteld en is aldus bijgedragen tot de ontwikkeling van een beleid om de LULUCF-sector in de emissiereductieverbintenis van de Unie op te nemen. Deze verordening moet voortbouwen op de bestaande boekhoudregels en deze bijwerken en verbeteren met het oog op gebruik voor de periode 2021-2030. In deze verordening moeten de verplichtingen van de lidstaten inzake de toepassing van deze boekhoudregels en de verplichting om ervoor te zorgen dat de LULUCF-sector in zijn geheel geen netto-emissies veroorzaakt, in alle omstandigheden worden vastgesteld. Er mogen geen boekhoud- of rapportageverplichtingen worden vastgesteld ten aanzien van private partijen, waaronder landbouwers en bosbouwers. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordening moeten dergelijke verplichtingen door de lidstaten vermeden worden.

__________________

__________________

11 Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 80).

11 Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 80).

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Overweging 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 bis)  Landbouw en landgebruik zijn sectoren die rechtstreekse en aanzienlijke effecten hebben op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten in de Unie. Derhalve bestaat een belangrijke doelstelling van beleidsmaatregelen die op de sector van invloed zijn, erin te zorgen voor samenhang met de doelstellingen van de biodiversiteitsstrategie van de Unie. Bovendien bestaan er andere beleidsterreinen van de EU waarmee praktijken kunnen worden gestimuleerd die verder gaan dan de wettelijke minimumvereisten en goede standaardpraktijken, en die bijdragen tot een daadwerkelijke adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering en tot het behoud van de koolstofput, als voorziening in collectieve goederen. Er moeten maatregelen worden getroffen om activiteiten uit te voeren en te ondersteunen met betrekking tot mitigatie- en adaptatiemaatregelen voor het integrale en duurzame beheer van bossen en landbouwgrond. Ondanks zijn beperkte potentieel ten aanzien van de reductie van koolstofvrije emissies moet de landbouw een eerlijke bijdrage leveren aan de mitigatie van klimaatverandering. Dit kan worden verwezenlijkt door onder andere een verbeterde teelt gericht op een verhoging van de hoeveelheid organische koolstof in de bodem. De lidstaten en de Commissie dienen te zorgen voor samenhang tussen het GLB en deze verordening.

Amendement    19

Voorstel voor een verordening

Overweging 7 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 ter)  Wetlands zijn de doeltreffendste ecosystemen voor de opslag van CO2. De degradatie van wetlands in de Unie vormt dus niet alleen een probleem voor de biodiversiteit, maar ook een groot klimaatprobleem. Bescherming en herstel van wetlands zouden daarentegen de inspanningen voor het behoud kunnen bevorderen en bovendien de broeikasgasemissies in de LULUCF-sector kunnen terugdringen. In dit verband moet ook de voor 2019 geplande verfijning van het IPCC van de richtsnoeren uit 2006 in aanmerking worden genomen.

Amendement    20

Voorstel voor een verordening

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)  Om overeenkomstig de door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren") een nauwkeurige boekhouding van emissies en verwijderingen bij te houden, moeten de krachtens Verordening (EU) nr. 525/2013 jaarlijks gerapporteerde waarden voor de categorieën landgebruik en omzetting tussen categorieën landgebruik worden gebruikt, waarbij de aanpak in het kader van de UNFCCC en die in het kader van het Protocol van Kyoto moeten worden gestroomlijnd. Land dat wordt omgezet tot land in een andere categorie landgebruik moet worden beschouwd als zijnde in overgang naar die categorie gedurende de in de IPCC-richtsnoeren aangegeven standaardperiode van twintig jaar.

(8)  Om overeenkomstig de door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren") een nauwkeurige boekhouding van emissies en verwijderingen bij te houden, moeten de krachtens Verordening (EU) nr. 525/2013 jaarlijks gerapporteerde waarden voor de categorieën landgebruik en omzetting tussen categorieën landgebruik worden gebruikt, waarbij de aanpak in het kader van de UNFCCC en die in het kader van het Protocol van Kyoto moeten worden gestroomlijnd. Land dat wordt omgezet tot land in een andere categorie landgebruik moet worden beschouwd als zijnde in overgang naar die categorie gedurende de in de IPCC-richtsnoeren aangegeven standaardperiode van twintig jaar. Gezien de positie van de Unie als voortrekker op klimaatgebied zouden de lidstaten slechts voor bebost land en alleen in zeer beperkte, door de IPCC-richtsnoeren gerechtvaardigde omstandigheden van deze standaardperiode moeten afwijken. Bij een mogelijke afwijking wordt rekening gehouden met de uiteenlopende natuurlijke en ecologische omstandigheden in de lidstaten en dus met de uiteenlopende kenmerken van hun bosgrond.

Amendement    21

Voorstel voor een verordening

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)  Emissies en verwijderingen door bosgrond hangen af van een aantal natuurlijke omstandigheden, van de structuur van de leeftijdsklassen en van de vroegere en huidige beheerspraktijken. Die factoren, en de cyclische effecten ervan op emissies en verwijderingen, alsmede de jaarlijkse schommelingen ervan, zouden niet tot uiting kunnen worden gebracht door een referentiejaar te hanteren. De desbetreffende boekhoudregels moeten in plaats daarvan voorzien in het gebruik van referentieniveaus, teneinde de gevolgen van natuurlijke en landspecifieke eigenschappen uit te sluiten. Bij gebrek aan internationale evaluatie in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, moet een evaluatieprocedure worden vastgesteld om transparantie te verzekeren en de kwaliteit van de boekhouding betreffende deze categorie te verbeteren.

(9)  Emissies en verwijderingen door bosgrond hangen af van een aantal natuurlijke omstandigheden, van de structuur van de leeftijdsklassen en van de vroegere en huidige beheerspraktijken, die per lidstaat aanzienlijk verschillen. Die factoren, en de cyclische effecten ervan op emissies en verwijderingen, alsmede de jaarlijkse schommelingen ervan, zouden niet tot uiting kunnen worden gebracht door een referentiejaar te hanteren. De desbetreffende boekhoudregels moeten in plaats daarvan voorzien in het gebruik van referentieniveaus, teneinde de gevolgen van natuurlijke en landspecifieke eigenschappen aan te pakken, zoals het feit dat de bossen in Kroatië niet konden worden beheerd ten gevolge van de bezetting van zijn grondgebied, de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog en de omstandigheden voor en na de oorlog. De desbetreffende boekhoudregels moeten ook zorgen voor samenhang en vereisten voor duurzaam bosbeheer van Forest Europe (ministersconferentie over de bescherming van de bossen in Europa). Bij gebrek aan internationale evaluatie in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, moet een transparante procedure worden vastgesteld voor de lidstaten om de controleerbaarheid en de kwaliteit van de boekhouding betreffende deze categorie te verbeteren.

Amendement    22

Voorstel voor een verordening

Overweging 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis)  (9 bis) Emissies van geoogst hout in de LULUCF-sector kunnen emissies op de gebieden van ETS en het delen van de inspanningen vervangen, en deze verordening kan dit benadrukken en verantwoorden.

Amendement    23

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10)  Wanneer de Commissie ervoor kiest om bij de beoordeling van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw te worden bijgestaan door een beoordelingsteam van deskundigen overeenkomstig Besluit C(2016)3301 van de Commissie, moet hierbij worden voortgebouwd op de goede praktijken en ervaring van de beoordelingen door deskundigen in het kader van het UNFCCC, onder andere wat betreft deelname van nationale deskundigen en aanbevelingen, en moet een voldoende groot aantal deskundigen uit de lidstaten worden gekozen.

(10)  Voor de beoordeling van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw moet overeenkomstig Besluit C(2016)3301 van de Commissie een beoordelingsteam van deskundigen worden aangesteld. Het beoordelingsteam van deskundigen moet voortbouwen op de goede praktijken en ervaring van de beoordelingen door deskundigen in het kader van het UNFCCC, onder andere wat betreft deelname van nationale deskundigen en aanbevelingen, en er moet een voldoende groot aantal deskundigen uit de lidstaten worden gekozen. Het beoordelingsteam van deskundigen moet het Permanent Comité voor de bosbouw dat is opgericht bij Beschikking 89/367/EEG, alsmede de belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld raadplegen over de beoordeling van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw.

Amendement    24

Voorstel voor een verordening

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12)  Door méér in te zetten op duurzaam gebruik van geoogste houtproducten kunnen emissies van broeikasgassen in de atmosfeer fors worden beperkt en meer broeikasgassen uit de atmosfeer worden verwijderd. De boekhoudregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten nauwkeurig in de boekhouding de wijzigingen in de voorraden geoogste houtproducten weergeven wanneer zij zich voordoen, om stimulansen te bieden voor het gebruik van geoogste houtproducten met lange levenscycli. De Commissie moet richtsnoeren bieden voor methodologische kwesties met betrekking tot boekhouding voor geoogste houtproducten.

(12)  Door méér in te zetten op duurzaam gebruik van geoogste houtproducten kunnen emissies van broeikasgassen fors worden beperkt dankzij het vervangingseffect (rekening houdend met de energie- en CO2-intensiteit van andere sectoren, de cementproductie is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor ongeveer 8 % van de wereldwijde CO2-emissies), en kunnen meer broeikasgassen uit de atmosfeer worden verwijderd. De boekhoudregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten nauwkeurig in de boekhouding de wijzigingen in de voorraden geoogste houtproducten weergeven wanneer zij zich voordoen, om veeleer het toegenomen gebruik van geoogste houtproducten met lange levenscycli dan het gebruik van geoogste houtproducten voor energiedoeleinden te erkennen en te stimuleren. Om het positieve vervangingseffect verder te bevorderen en te integreren, moet de Commissie via een gedelegeerde handeling meer producten opnemen in de berekeningen met betrekking tot geoogste houtproducten. De Commissie moet richtsnoeren bieden voor methodologische kwesties met betrekking tot boekhouding voor geoogste houtproducten.

Amendement    25

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)  Natuurlijke verstoringen, zoals ongecontroleerde bosbranden, insecten- en ziekteplagen, extreme weersomstandigheden en geologische verstoringen die buiten de controle van een lidstaat vallen of niet door deze wezenlijk beïnvloed worden, kunnen in de LULUCF-sector leiden tot broeikasgasemissies van tijdelijke aard of kunnen eerdere verwijderingen ongedaan maken. Aangezien een ongedaanmaking ook het resultaat kan zijn van beheersbesluiten, zoals besluiten om bomen te kappen of te planten, moet deze verordening ervoor zorgen dat een door de mens veroorzaakte ongedaanmaking van verwijderingen altijd nauwkeurig wordt weerspiegeld in de LULUCF-boekhouding. Bovendien moet deze verordening de lidstaten een beperkte mogelijkheid bieden om emissies die het gevolg zijn van verstoringen waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, uit de LULUCF-boekhouding uit te sluiten. Echter, de manier waarop de lidstaten die bepalingen toepassen, mag niet leiden tot onnodige onderschattingen in de boekhouding.

(13)  Natuurlijke verstoringen, zoals ongecontroleerde bosbranden, insecten- en ziekteplagen, extreme weersomstandigheden en geologische verstoringen die buiten de controle van een lidstaat vallen of niet door deze wezenlijk beïnvloed worden, kunnen in de LULUCF-sector leiden tot broeikasgasemissies van tijdelijke aard of kunnen eerdere verwijderingen ongedaan maken. Aangezien een ongedaanmaking ook het resultaat kan zijn van beheersbesluiten, zoals besluiten om bomen te kappen of te planten, moet deze verordening ervoor zorgen dat een door de mens veroorzaakte ongedaanmaking van verwijderingen altijd nauwkeurig wordt weerspiegeld in de LULUCF-boekhouding. De lidstaten moeten ertoe worden aangespoord in preventieve maatregelen te investeren, zoals praktijken inzake duurzaam beheer, om de met natuurlijke verstoringen verband houdende risico's te beperken, waardoor negatieve effecten op de boskoolstofputten worden voorkomen. Bovendien moet deze verordening de lidstaten een beperkte mogelijkheid bieden om emissies die het gevolg zijn van verstoringen waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, uit de LULUCF-boekhouding uit te sluiten. Echter, de manier waarop de lidstaten die bepalingen toepassen, mag niet leiden tot onnodige onderschattingen in de boekhouding.

Amendement    26

Voorstel voor een verordening

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14)  Afhankelijk van de nationale voorkeuren moeten de lidstaten adequate nationale beleidskeuzes kunnen maken voor de nakoming van hun verbintenissen voor LULUCF, met inbegrip van de mogelijkheid om emissies door een categorie land te compenseren met verwijderingen door een andere categorie land. Zij moeten ook de nettoverwijderingen gedurende de periode 2021-2030 kunnen samenvoegen. De handel tussen de lidstaten moet worden voorgezet als aanvullende mogelijkheid tot naleving. Gezien de praktijk in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, moet een lidstaat eveneens de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van zijn extra prestaties krachtens Verordening [] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en om aan de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, teneinde de naleving van zijn verbintenis krachtens deze verordening te garanderen.

(14)  Afhankelijk van de nationale voorkeuren moeten de lidstaten adequate nationale beleidskeuzes kunnen maken voor de nakoming van hun verbintenissen voor LULUCF, met inbegrip van de mogelijkheid om emissies door een categorie land te compenseren met verwijderingen door een andere categorie land. Zij moeten ook de nettoverwijderingen gedurende de periode 2021-2030 kunnen samenvoegen. De handel tussen de lidstaten moet worden voorgezet als aanvullende mogelijkheid tot naleving. Gezien de praktijk in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, moet een lidstaat eveneens de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van zijn extra prestaties krachtens Verordening [] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en om aan de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, teneinde de naleving van zijn verbintenis krachtens deze verordening te garanderen, zonder het algemene ambitieniveau van de doelstellingen van de Unie met betrekking tot de reductie van broeikasgassen in gevaar te brengen. De lidstaten zouden tot 280 miljoen ton aan totale nettoverwijderingen moeten kunnen gebruiken, afkomstig van de gecombineerde boekhoudkundige categorieën ontbost land, bebost land, beheerd bouwland, beheerd grasland en, in voorkomend geval, beheerde wetlands, alsmede, overeenkomstig de gedelegeerde handeling, vastgesteld uit hoofde van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) [2017/...] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030, beheerde bosgrond teneinde te zorgen voor de naleving van hun verbintenissen uit hoofde van Verordening (EU) [2017/...] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030.

Amendement    27

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15)  Met het oog op efficiënte, transparante en kosteneffectieve rapportage en verificatie van broeikasgasemissies en -verwijderingen en van andere informatie die nodig is om de nakoming van de verbintenissen door de lidstaten te beoordelen, moeten bij deze verordening rapportagevoorschriften worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 525/2013 en moet bij nalevingscontroles krachtens deze verordening rekening worden gehouden met deze rapporten. Verordening (EU) nr. 525/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Deze bepalingen kunnen verder worden gestroomlijnd om relevante wijzigingen met betrekking tot geïntegreerde governance van de energie-unie, waarvoor overeenkomstig het werkprogramma van de Commissie eind 2016 een voorstel is voorzien, in aanmerking te nemen.

(15)  Met het oog op efficiënte, transparante en kosteneffectieve rapportage en verificatie van broeikasgasemissies en -verwijderingen en van andere informatie die nodig is om de nakoming van de verbintenissen door de lidstaten te beoordelen, moeten bij deze verordening rapportagevoorschriften worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 525/2013 en moet bij nalevingscontroles krachtens deze verordening rekening worden gehouden met deze rapporten. Verordening (EU) nr. 525/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Deze bepalingen kunnen verder worden gestroomlijnd om relevante wijzigingen met betrekking tot het voorstel voor een verordening inzake de governance van de energie-unie dat de Commissie op 30 november 2016 heeft ingediend, in aanmerking te nemen.

Amendement    28

Voorstel voor een verordening

Overweging 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(15 bis)  Uit hoofde van het UNFCCC zijn de Unie en haar lidstaten verplicht om, op basis van vergelijkbare methoden die zijn overeengekomen door de Conferentie van de Partijen, nationale inventarislijsten van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle broeikasgassen op te stellen, regelmatig te actualiseren, te publiceren en in te dienen bij de Conferentie van de Partijen. De broeikasgasinventarissen zijn essentieel om de tenuitvoerlegging van de decarbonisatie te monitoren en de naleving van de klimaatwetgeving te beoordelen. De verplichtingen van de lidstaten om nationale inventarislijsten op te stellen en bij te houden zijn opgenomen in het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake de governance van de energie-unie.

Amendement     29

Voorstel voor een verordening

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17)  Met het oog op eenvoudigere gegevensverzameling en verdere verbetering van de methoden, moet het landgebruik worden geïnventariseerd en gerapporteerd aan de hand van geografische traceerbaarheid van elk gebied, overeenkomstig de nationale en EU-systemen voor gegevensverzameling. Er moet optimaal gebruik worden gemaakt van bestaande EU- en nationale programma's en onderzoeken, waaronder LUCAS (Land Use Cover Area Frame Survey) en het Europees programma voor aardobservatie Copernicus met het oog op gegevensverzameling. Gegevensbeheer, met inbegrip van het delen van gegevens voor rapportage, alsook het hergebruik en de verspreiding ervan, moet voldoen aan Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap.

(17)  Met het oog op eenvoudigere gegevensverzameling en verdere verbetering van de methoden, moet het landgebruik expliciet worden geïnventariseerd en gerapporteerd aan de hand van geografische traceerbaarheid van elk gebied, overeenkomstig de nationale en EU-systemen voor gegevensverzameling. Er moet optimaal gebruik worden gemaakt van bestaande EU- en nationale programma's en onderzoeken, waaronder LUCAS (Land Use Cover Area Frame Survey), het Europees programma voor aardobservatie Copernicus, met name via Sentinel-2, met het oog op gegevensverzameling en de Europese satellietnavigatiesystemen Galileo en EGNOS, die gebruikt kunnen worden ter ondersteuning van onderzoek naar grondgebruik. Gegevensbeheer, met inbegrip van het delen van gegevens voor rapportage, alsook het hergebruik en de verspreiding ervan, moet voldoen aan Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap.

Amendement    30

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18)  Om te zorgen voor een passende boeking van de transacties in het kader van deze verordening, met inbegrip van gebruikmaking van de flexibiliteit en naleving van de traceerbaarheid, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de technische aanpassing van definities, waarden, lijsten van broeikasgassen en koolstofreservoirs, de bijwerking van referentieniveaus, de boeking van transacties en de revisie van de voorschriften inzake methodologie en informatie. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie tot instelling van een EU-register. De nodige bepalingen moeten worden opgenomen in één enkel rechtsinstrument waarin de boekhoudkundige bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 525/2013, Verordening [] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en deze verordening worden gecombineerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(18)  Om te zorgen voor een passende boeking van de transacties in het kader van deze verordening, met inbegrip van gebruikmaking van de flexibiliteit en naleving van de traceerbaarheid, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de technische aanpassing van definities, waarden, lijsten van broeikasgassen en koolstofreservoirs, de bijwerking van referentieniveaus, de boeking van transacties en de revisie van de voorschriften inzake methodologie op grond van de meest recente, goedgekeurde IPCC-richtsnoeren, met inbegrip van de aanvullende IPCC-richtsnoeren inzake wetlands uit 2013 voor nationale broeikasgasinventarissen en de richtsnoeren van het UNFCCC en de voorschriften inzake informatie. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie tot instelling van een EU-register. De nodige bepalingen moeten worden opgenomen in één enkel rechtsinstrument waarin de boekhoudkundige bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 525/2013, Verordening (EU) nr.../... betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en deze verordening worden gecombineerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

Amendement    31

Voorstel voor een verordening

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19)  Deze verordening moet in 2024 en daarna om de 5 jaar worden geëvalueerd om de algehele werking ervan te beoordelen. Bij een dergelijke evaluatie kan ook rekening worden gehouden met de resultaten van de algemene inventarisatie in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

(19)  Binnen zes maanden na de faciliterende dialoog in het kader van het UNFCCC in 2018 publiceert de Commissie een mededeling met daarin een evaluatie van de mate waarin de wetgevingshandelingen van de Unie inzake klimaat en energie aansluiten bij de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Deze verordening moet in 2024 en daarna om de 5 jaar worden geëvalueerd om de algehele werking ervan te beoordelen. Bij een dergelijke evaluatie kan ook rekening worden gehouden met de resultaten van de algemene inventarisatie in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement    32

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

In deze verordening worden geen boekhoud- of rapportageverplichtingen vastgelegd voor private partijen waaronder landbouwers en bosbouwers.

Amendement    33

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Deze verordening draagt ertoe bij dat de Unie de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs kan verwezenlijken.

Amendement    34

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 1 – letter e bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

e bis)  vanaf 2026, beheerde wetlands: land dat is aangegeven als wetlands die wetlands blijven, woongebied, overig land omgezet in wetlands, of wetlands omgezet in woongebied of overig land.

Amendement    35

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  In het kader van zijn verbintenis krachtens artikel 4 mag een lidstaat ervoor kiezen om beheerde wetlands op te nemen, gedefinieerd als land dat is aangegeven als wetlands die wetlands blijven, woongebied of overig land omgezet in wetlands, of wetlands omgezet in woongebied of overig land. Wanneer een lidstaat hiervoor kiest, boekt hij de emissies en verwijderingen door beheerde wetlands overeenkomstig deze verordening.

2.  Gedurende de periode van 2021 tot 2025 mag een lidstaat ervoor kiezen om beheerde wetlands op te nemen in de werkingssfeer van zijn verbintenis krachtens artikel 4. Wanneer een lidstaat hiervoor kiest, boekt hij de emissies en verwijderingen door beheerde wetlands overeenkomstig deze verordening.

Amendement    36

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 1 – letter f bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

f bis)  "referentieniveau voor bossen": een raming van de gemiddelde jaarlijkse netto-emissies of -verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond op het grondgebied van een lidstaat tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030;

Amendement    37

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Voor de periode tot 2030 spannen de lidstaten zich in om hun verwijderingen op te voeren, zodat die hun emissies overstijgen. De Commissie stelt een kader voor doelstellingen na 2030 voor waarin deze toegenomen verwijderingen worden opgenomen, overeenkomstig de klimaatdoelstellingen van de Unie op lange termijn en de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement    38

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Iedere lidstaat zorgt voor het opstellen en bijhouden van een boekhouding waarin de emissies en verwijderingen afkomstig van de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land correct worden weerspiegeld. De lidstaten garanderen de nauwkeurigheid, volledigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en transparantie van de boekhouding en van andere gegevens die in het kader van deze verordening worden verstrekt. De lidstaten geven emissies met een plusteken (+) en verwijderingen met een minteken (-) aan.

1.  Iedere lidstaat zorgt voor het opstellen en bijhouden van een boekhouding waarin de emissies en verwijderingen afkomstig van de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land correct worden weerspiegeld, overeenkomstig de door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs vastgestelde rapportagerichtsnoeren voor de periode 2021-2030. De lidstaten garanderen de nauwkeurigheid, volledigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en transparantie van de boekhouding en van andere gegevens die in het kader van deze verordening worden verstrekt. De lidstaten geven emissies met een plusteken (+) en verwijderingen met een minteken (-) aan.

Amendement    39

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten nemen in hun boekhoudingen voor elke boekhoudkundige categorie land alle wijzigingen in de koolstofvoorraad van de in bijlage I, deel B, opgesomde koolstofreservoirs op. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om wijzigingen in de koolstofvoorraad van koolstofreservoirs niet in hun boekhoudingen op te nemen wanneer het koolstofreservoir geen bron is, behalve bij bovengrondse biomassa en geoogste houtproducten op beheerde bosgrond.

4.  De lidstaten nemen in hun boekhoudingen voor elke boekhoudkundige categorie land alle wijzigingen in de koolstofvoorraad van de in bijlage I, deel B, opgesomde koolstofreservoirs op. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om wijzigingen in de koolstofvoorraad van koolstofreservoirs niet in hun boekhoudingen op te nemen wanneer het koolstofreservoir geen bron is, behalve bij bovengrondse biomassa, dood hout (bovengronds en ondergronds dood hout) op beheerde bosgrond en geoogste houtproducten op beheerde bosgrond.

Amendement    40

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  In afwijking van het voorschrift om de in artikel 5, lid 3, vastgestelde standaardperiode toe te passen, mag een lidstaat dertig jaar na de datum van omzetting van bouwland, grasland, wetlands, woongebied of overig land in bosgrond, dergelijk land overdragen van de overeenkomstige categorie land omgezet in bosgrond naar de categorie bosgrond die bosgrond blijft.

2.  In afwijking van het voorschrift om de in artikel 5, lid 3, vastgestelde standaardperiode toe te passen, mag een lidstaat dertig jaar na de datum van omzetting van bouwland, grasland, wetlands, woongebied of overig land in bosgrond, dergelijk land overdragen van de overeenkomstige categorie land omgezet in bosgrond naar de categorie bosgrond die bosgrond blijft, indien naar behoren gemotiveerd op basis van de IPCC-richtsnoeren.

Amendement    41

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis.  Bebossingsacties die in de periode 2017-2030 plaatsvinden in wetlands met inbegrip van veengebieden, het Natura 2000-netwerk en habitats vermeld in bijlage I bij Richtlijn 92/43/EEG, in het bijzonder natuurlijke en halfnatuurlijke grasformaties en hoog- en laagveen, en andere wetlands, met inbegrip van veengebieden, volgens toegepaste bruto-nettoboekregels, verschijnen niet in de nationale boekhouding. Dergelijke gebieden tellen alleen, indien van toepassing, als verwijderingen of emissies in de categorie bosgrond na de overgang hiervan naar beheerde bosgrond overeenkomstig artikel 5, lid 3.

Motivering

In plaats van dat hierdoor meer koolstof in de bodem wordt vastgelegd, kan door bebossing van grasland en wetlands de afbraak van organisch materiaal in de bodem toenemen. De omstreden redenering dat bebossing altijd goed is voor het klimaat kan zij ook bedreigend zijn voor waardevolle ecosystemen.

Amendement    42

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  Wanneer een lidstaat ervoor kiest beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van zijn verbintenis, stelt hij de Commissie voor de periode 2021-2025 uiterlijk 31 december 2020 en voor de periode 2026-2030 uiterlijk 31 december 2025 hiervan in kennis.

3.  Wanneer een lidstaat ervoor kiest beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van zijn verbintenis tijdens de periode van 2021-2025, stelt hij de Commissie uiterlijk 31 december 2025 hiervan in kennis.

Amendement    43

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten die ervoor hebben gekozen beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van hun verbintenissen, geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

4.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de periode 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

Amendement    44

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten die ervoor hebben gekozen beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van hun verbintenissen tijdens de periode 2021-2025, geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetlands weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de periode 2021-2025 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

Amendement    45

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis.  Lidstaten die niet ervoor hebben gekozen beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van hun verbintenissen, brengen tijdens de periode 2021-2025 niettemin aan de Commissie verslag uit van de emissies en verwijderingen van beheerde wetlands.

Amendement    46

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door het toepasselijke referentieniveau voor bossen met vijf te vermenigvuldigen. Het referentieniveau voor bossen is de raming van de gemiddelde jaarlijkse netto-emissies of -verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond op het grondgebied van een lidstaat tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030.

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door het toepasselijke referentieniveau voor bossen met vijf te vermenigvuldigen.

Amendement    47

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Wanneer het resultaat van de in lid 1 bedoelde berekening negatief is ten opzichte van het referentieniveau voor bossen, neemt de lidstaat in zijn boekhouding voor beheerde bosgrond maximaal het equivalent van 3,5 % van de emissies van de lidstaat in zijn referentiejaar of -periode, als gespecificeerd in bijlage III, vermenigvuldigd met vijf, op als totale nettoverwijderingen.

2.  Wanneer het resultaat van de in lid 1 bedoelde berekening negatief is ten opzichte van het referentieniveau voor bossen, neemt de lidstaat in zijn boekhouding voor beheerde bosgrond maximaal het equivalent van 3,5 % van de emissies van de lidstaat in zijn referentiejaar of -periode, als gespecificeerd in bijlage III, vermenigvuldigd met vijf, op als totale nettoverwijderingen. Lidstaten kunnen bij dit percentage van 3,5% de hoeveelheid nettoverwijderingen voor de boekhouding voor beheerde bosgrond van houten panelen, gezaagd hout en dood hout optellen onder de voorwaarden, zoals vastgesteld in de tweede, derde en vierde alinea.

Amendement    48

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Nettoverwijderingen van houten panelen, zoals vermeld in artikel 9, onder b), en gezaagd hout, zoals vermeld in artikel 9, onder c), kunnen apart worden geboekt, buiten en als aanvulling op het cijfer van nettoverwijderingen in de boekhouding voor beheerde bosgrond, tot een niveau van 3% van de emissies van de lidstaat in zijn referentiejaar of -periode, als gespecificeerd in bijlage III, vermenigvuldigd met vijf.

Amendement    49

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2 – alinea 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Nettoverwijderingen van de koolstofreservoircategorie dood hout kunnen apart worden geboekt, buiten en als aanvulling op het cijfer van nettoverwijderingen in de boekhouding voor beheerde bosgrond, tot een niveau van 3% van de emissies van de lidstaat in zijn referentiejaar of -periode, als gespecificeerd in bijlage III, vermenigvuldigd met vijf.

Amendement    50

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2 – alinea 1 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Het cijfer van de nettoverwijderingen van 3,5% in de eerste alinea plus de nettoverwijderingen voor de boekhouding voor beheerde bosgrond van houten panelen, gezaagd hout en dood hout bij elkaar genomen mag niet hoger zijn dan 7% van de emissies van de lidstaat in zijn referentiejaar of -periode, als gespecificeerd in bijlage III, vermenigvuldigd met vijf.

Amendement    51

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een voorstel voor een nieuw referentieniveau voor bossen, gebaseerd op de voortzetting van de huidige praktijk en intensiteit van het bosbeheer, zoals voor de periode 1990-2009 per type bos en per leeftijdsklasse in nationale bossen gedocumenteerd, en uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar.

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een nieuw referentieniveau voor bossen, gebaseerd op de voortzetting van de huidige praktijk en intensiteit van het bosbeheer, zoals voor de periode 2000-2012 per type bos en per leeftijdsklasse in nationale bossen gedocumenteerd, en uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar. De Commissie kan een afwijking van de basisperiode 2000-2012 toestaan op basis van een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat waarin wordt gemotiveerd dat deze afwijking absoluut noodzakelijk is om redenen van de beschikbaarheid van gegevens, zoals de timing van bosinventarissen.

Amendement    52

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

In afwijking van alinea 2 mag het referentieniveau voor bossen in het geval van Kroatië worden berekend met inachtneming van de bezetting van een deel van zijn grondgebied van 1991 tot 1998 en de gevolgen en nasleep van de oorlog voor de praktijken inzake bosbeheer op zijn grondgebied, met uitzondering van de gevolgen van beleidsmaatregelen voor de ontwikkeling van koolstofvastlegging door bossen.

Amendement     53

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw wordt openbaar gemaakt en wordt aan een openbare raadpleging onderworpen.

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw wordt openbaar gemaakt, onder meer door het online beschikbaar te stellen, en wordt aan een openbare raadpleging onderworpen.

Amendement     54

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten tonen de consistentie aan tussen enerzijds de methoden en gegevens die in het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bij de opstelling van het referentieniveau voor bossen zijn gebruikt en anderzijds de methoden en gegevens die voor de rapportage over beheerde bosgrond zijn gebruikt. Een lidstaat dient uiterlijk aan het einde van de periode 2021-2025 of van de periode 2026-2030 bij de Commissie een technische correctie van zijn referentieniveau in indien nodig om de consistentie te bewaren.

4.  De lidstaten tonen de consistentie aan tussen enerzijds de methoden en gegevens die in het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bij de opstelling van het referentieniveau voor bossen zijn gebruikt en anderzijds de methoden en gegevens die voor de rapportage over beheerde bosgrond zijn gebruikt. De gebruikte gegevens moeten de meest recente en geverifieerde geboekte gegevens zijn over de toestand van landgebruik en bossen. Een lidstaat dient uiterlijk aan het einde van de periode 2021-2025 of van de periode 2026-2030 bij de Commissie een technische correctie van zijn referentieniveau in indien nodig om de consistentie te bewaren, alsook om verslag uit te brengen van positieve input ten gevolge van een beleid voor duurzaam bosbeheer dat in werking was op het moment dat het niveau werd bepaald.

Amendement    55

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5.  De Commissie evalueert het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw en de technische correcties, en beoordeelt in welke mate de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen volgens de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften zijn bepaald. Voor zover nodig om naleving van de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften te verzekeren, kan de Commissie de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen herberekenen.

5.  Een beoordelingsteam van deskundigen, dat is opgezet overeenkomstig Besluit C(2016)3301 van de Commissie en dat vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten omvat, evalueert, in overleg met het Permanent Comité voor de bosbouw en de Groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld voor bosbouw en kurk, het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw en de technische correcties, en beoordeelt in welke mate de door de lidstaten vastgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen volgens de in de leden 3 en 4 van dit artikel en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften zijn bepaald. De Commissie kan de nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen slechts herberekenen, indien niet is voldaan aan de in de leden 3 en 4 van dit artikel en in artikel 5, lid 1 vastgestelde beginselen en voorschriften. De Commissie stelt een syntheseverslag op en maakt dat openbaar.

Amendement    56

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 5 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten verstrekken de Commissie alle gevraagde gegevens en informatie voor het uitvoeren van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie en beoordeling.

Amendement    57

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen in het licht van de krachtens lid 5 uitgevoerde evaluatie, teneinde de referentieniveaus voor bossen van de lidstaten bij te werken op basis van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw of de ingediende technische correcties, en eventuele herberekeningen die in het kader van de evaluatie zijn gemaakt. Tot de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling blijven de in bijlage II gespecificeerde referentieniveaus voor bossen van de lidstaat van toepassing voor de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030.

6.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen in het licht van de krachtens lid 5 van dit artikel door het beoordelingsteam van deskundigen uitgevoerde evaluatie en beoordeling, teneinde de referentieniveaus voor bossen van de lidstaten bij te werken op basis van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw of de ingediende technische correcties, en eventuele herberekeningen die in het kader van de evaluatie zijn gemaakt.

 

Tot de inwerkingtreding van de gedelegeerde handelingen blijven de in bijlage II gespecificeerde referentieniveaus voor bossen van de lidstaat van toepassing voor de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030.

Amendement    58

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van deze verordening door de categorieën van geoogste houtproducten bij te werken met bijkomende producten die een koolstofvastleggingseffect hebben, op basis van de IPCC-richtsnoeren en met het oog op de milieu-integriteit, en door de in bijlage V gespecificeerde standaardhalfwaardetijden bij te werken ter aanpassing ervan aan de technische vooruitgang.

Amendement    59

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.   Aan het einde van de perioden 2021-2025 en 2026-2030 mogen de lidstaten uit hun boekhouding voor bebost land en beheerde bosgrond broeikasgasemissies die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen en die de gemiddelde door natuurlijke verstoringen in de periode 2001-2020 veroorzaakte emissies overstijgen, uitsluiten; hierbij wordt geen rekening gehouden met statistische uitschieters ("het achtergrondniveau") die overeenkomstig dit artikel en bijlage VI worden berekend.

1.   Aan het einde van de perioden 2021-2025 en 2026-2030 mogen de lidstaten uit hun boekhouding voor beheerde bosgrond broeikasgasemissies die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen en die de gemiddelde door natuurlijke verstoringen in de periode 2001-2020 veroorzaakte emissies overstijgen, uitsluiten; hierbij wordt geen rekening gehouden met statistische uitschieters ("het achtergrondniveau") die overeenkomstig dit artikel en bijlage VI worden berekend.

Amendement     60

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis.  Een beoordeling van de invloed van het flexibiliteitsmechanisme, zoals bepaald in dit artikel, wordt opgenomen in het in artikel 15 bedoelde verslag.

Amendement    61

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 12 bis

 

De Commissie brengt in 2027 en 2032 verslag uit over het cumulatief saldo van de emissies en verwijderingen van beheerde bosgrond in de Unie onder verwijzing naar de gemiddelde emissies en verwijderingen in de periode 1990-2009. Indien het cumulatief saldo negatief is, komt de Commissie met een voorstel om de respectieve hoeveelheid emissieruimte van de lidstaten uit hoofde van Verordening .../... van het Europees Parlement en de Raad1bis te compenseren en te verwijderen.

 

__________________

 

1 bis  Verordening .../... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en om aan de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering (PB L ... van ..., blz. ...).

Amendement    62

Voorstel voor een verordening

Artikel 14 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De in de artikelen 3, 5, 8, 10 en 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

2.  De in de artikelen 3, 5, 8, 9, 10 en 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

Amendement    63

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 – alinea -1 (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Binnen zes maanden na de faciliterende dialoog in het kader van het UNFCCC in 2018 publiceert de Commissie een mededeling met daarin een evaluatie van de mate waarin de wetgevingshandelingen van de Unie inzake klimaat en energie aansluiten bij de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement    64

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie brengt uiterlijk 28 februari 2024 en daarna om de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, haar bijdrage aan de overkoepelende EU-doelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies tegen 2030 en haar bijdrage aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en kan passende voorstellen indienen.

De Commissie brengt uiterlijk 28 februari 2024 en daarna om de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, haar bijdrage aan de overkoepelende doelstelling van de EU voor broeikasgasreductie tegen 2030 en haar bijdrage aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Indien nodig worden er wetgevingsvoorstellen bij de verslagen gevoegd.

  • [1]  PB C 75 van 10.3.2017, blz. 103.
  • [2]  Nog niet goedgekeurd.

TOELICHTING

Achtergrond

In december 2015 werd in Parijs een historische, juridisch bindende klimaatovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is van toepassing op 195 landen en heeft tot doel de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C te houden en in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus.

Het belang van de strijd tegen de klimaatverandering op internationaal niveau komt voorts tot uiting in de prominente positie die de acties inzake klimaatverandering innemen in de 17 doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die officieel op 1 januari 2016 in werking is getreden. Deze nieuwe doelstellingen zullen op iedereen in de wereld van toepassing zijn en zij zijn bedoeld om in de komende vijftien jaar de armoede en ongelijkheid te bestrijden en de klimaatverandering aan te pakken.

In het licht van deze internationale verbintenissen legde de Europese Raad in oktober 2014 de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor de periode tot 2030 vast waartoe met name een vermindering met 40 % van de broeikasgasemissies behoorde in vergelijking met de niveaus van 1990. Dit streefcijfer dient tevens als de internationale verbintenis van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering. Dit streefcijfer moet worden gehaald door de broeikasgasemissies in de ETS-sector ten opzichte van 2005 met 43 % terug te dringen en de emissies in de niet-ETS-sector ten opzichte van 2005 met 30 % te reduceren.

LULUCF

Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) vormen een categorie in het boekhoudkundig kader van het UNFCCC voor broeikasgasemissies. Hiertoe behoren de koolstofreservoirs van levende biomassa (boven en onder de grond), dood organisch materiaal (dood hout en afval) en organische koolstof in de bodem. Emissies komen voort uit de verandering in landgebruik (zoals de omzetting van blijvend grasland in akkerland) en ontbossing. Verwijderingen worden gedomineerd door CO2 dat wordt opgenomen door bestaande en nieuwe bossen. In 2012 nam de LULUCF-sector in de gehele Unie een nettoverwijdering van zo'n 303 miljoen ton CO2 voor zijn rekening[1] hetgeen overeenkomt met circa 9 % van de emissies van de andere sectoren.

Huidige situatie

Emissies en verwijderingen van broeikasgassen in LULUCF vallen tot 2020 enkel onder de internationale verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto.

Met de voorgestelde verordening zou een rechtskader voor broeikasgasemissies en -verwijderingen van de LULUCF-sector vanaf 2021 worden ingesteld dat deel zou gaan uitmaken van het EU-beleidskader voor het klimaat. LULUCF wordt gehandhaafd als een afzonderlijke pijler, maar met verbindingen met het systeem voor de verdeling van inspanningen (de zogenaamde flexibiliteitsclausule). De maatregelen van bosbezitters en boeren om te zorgen voor de opslag van koolstof in bossen en bodems zouden aldus bijdragen tot de naleving van de verbintenissen van de EU inzake klimaatverandering.

De uitdaging voor de land- en bosbouw van de EU

Voor uw rapporteur heeft het verband tussen de land- en bosbouw enerzijds en de klimaatverandering anderzijds meerdere facetten. Bossen bedekken momenteel meer dan 42 % van het landoppervlak van de EU en zij beschikken over een enorm potentieel om de klimaatverandering te beperken via de vastlegging en opslag van CO2. Anderzijds moet de bosbouwsector voldoen aan een steeds grotere vraag naar hout, dat vaak wordt gebruikt als grondstof voor de bio-economie. De landbouw wordt geconfronteerd met een stijgende vraag naar voedsel en veevoeder, alsmede met een beperkt potentieel voor mitigatie. Beide sectoren zijn in hoge mate blootgesteld aan de klimaatverandering, aangezien deze activiteiten rechtstreeks afhankelijk zijn van de klimaatomstandigheden, zoals gemiddelde temperaturen, regen en extreme weersomstandigheden, en zij hebben te kampen met plagen en ziekten. In de Overeenkomst van Parijs wordt met name erkend dat "het waarborgen van voedselzekerheid en het beëindigen van honger fundamentele prioriteiten zijn en dat voedselproductiesystemen bijzonder kwetsbaar zijn voor de nadelige gevolgen van klimaatverandering" en dat ernaar wordt gestreefd de "broeikasgasarme ontwikkeling te bevorderen, op een wijze die de voedselproductie niet in gevaar brengt". De noodzaak te zorgen voor coherentie tussen de doelstellingen inzake voedselzekerheid en die inzake klimaatverandering is tevens opgenomen in de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014.

Door deze complexe relatie ontstaan uitdagingen, verwachtingen en kansen voor de LULUCF-sector om een sleutelrol in de klimaatverandering te vervullen. In zijn verslag wil uw rapporteur deze verschillende facetten belichten.

Verwijderingen zijn het resultaat van de capaciteit van planten en bodems om broeikasgasemissies uit de atmosfeer te absorberen en vast te houden door middel van fotosynthese. Bossen in de EU absorberen bijvoorbeeld elk jaar het equivalent van bijna 10 % van de totale broeikasgasemissies in de EU en vormen een grote koolstofvoorraad. Daarenboven kunnen gekapte houtproducten zeer gunstige en grote uitwerkingen hebben, wanneer zij als bouwmateriaal worden gebruikt (ter vervanging van energie-intensieve producten en door de opslag van koolstof) of als verbrande biomassa voor de energieopwekking (ter vervanging van fossiele brandstoffen, waarbij wel broeikasgasemissies vrijkomen).

Dat er in de EU veel verschillende soorten bossen zijn, is een gevolg van de uiteenlopende geografische en klimatologische omstandigheden (boreale bossen, alpiene naaldbossen, enz.). De geografische verspreiding van de bossen wordt vooral bepaald door het klimaat, de bodem, de hoogte en de topografie. Bovendien, en dit in tegenstelling tot vele andere werelddelen waar ontbossing nog steeds een groot probleem is, neemt het bosoppervlak in de EU toe. Tussen 1990 en 2010 is er ongeveer 11 miljoen hectare bos bijgekomen, vooral dankzij bebossingsmaatregelen en natuurlijke uitbreiding, die gunstig werden beïnvloed door duurzaam bosbeheer. Vanuit sociaal-economisch oogpunt worden bossen geëxploiteerd om hun hulpbronnen, voornamelijk hout. Hout wordt hoofdzakelijk gebruikt als energiebron, goed voor 42 % van het volume, terwijl 24 % naar de zagerijen, 17 % naar de papierindustrie en 12 % naar de productie van panelen gaan. Ongeveer de helft van de hernieuwbare energie in de EU is afkomstig van hout.

Standpunt van de rapporteur

Uw rapporteur erkent het grote potentieel van de sector voor de mitigatie van de klimaatverandering. Dit kan echter slechts worden verwezenlijkt door een gedegen en geloofwaardige boekhouding op EU-niveau voor de periode 2021-2030 en indien op vergelijkbare en rigoureuze wijze het streefcijfer voor geen debet en mogelijke kredieten worden gehaald. Onze klimaatdoelstellingen op de lange termijn zijn ook afhankelijk van de nettoverwijderingen van de LULUCF-sector, maar dit zou niet mogen leiden tot een verlaging van de ambitie in anderen sectoren. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt tussen "groene" CO2-emissies van de LULUCF-sector en CO2-emissies door de verbranding van fossiele brandstoffen. In dit verband is een sterke coherentie tussen de diverse beleidsterreinen van de EU van essentieel belang. Daarenboven mag in geen geval aan het subsidiariteitsbeginsel worden getornd.

Flexibiliteit

De voorgestelde flexibiliteit tussen de LULUCF-verordening en de verordening inzake de verdeling van de inspanningen is een nuttig instrument om de bosbouw en landbouw voor hun klimaatslimme maatregelen te waarderen, belonen en stimuleren. Derhalve is uw rapporteur van mening dat de 280 miljoen ton aan nettoverwijdering die door de Commissie zijn voorgesteld, niet mag worden verlaagd.

Bebossing

Gezien de grote verscheidenheid aan bossen in de EU qua groei en oppervlak lopen de benaderingen van bebossing en bosbeheer zeer uiteen. Duurzame bebossing moet worden gestimuleerd, maar de potentiële bijdrage ervan mag niet worden overschat in het licht van de aanzienlijke bijdragen van de andere categorieën landgebruik. Derhalve steunt uw rapporteur de standaardperiode van 20 jaar voor de bebossing met een mogelijke afwijking tot 30 jaar. Landen die van deze afwijking gebruik willen maken, moeten echter hun verzoek motiveren door ten minste de internationale procedures en richtsnoeren te volgen. Een verdere verlenging van deze periode mag niet mogelijk zijn, aangezien dit zou leiden tot een verlaging van de ambitie van de EU.

Het referentieniveau voor bossen

Met het oog op de volledige naleving van het subsidiariteitsbeginsel zou het niet mogelijk moeten zijn dat de Commissie in haar eentje beslist over de vaststelling van de referentieniveaus voor bossen. Uw rapporteur steunt de verbetering van de regels van Kyoto en stelt een proces in drie stappen voor:

1.  de lidstaten berekenen een nieuw referentieniveau voor bossen waarbij zij de huidige waarden van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto (Bijlage II) bijwerken. De na te leven criteria zijn vastgelegd in Bijlage IV.

2.  Een beoordelingsteam van deskundigen wordt opgezet overeenkomstig de bepalingen van Besluit C(2016)3301 van de Commissie waartoe vertegenwoordigers van de Commissie en een groot aantal nationale deskundigen behoren. Deze beoordeling door deskundigen moet geschieden overeenkomstig de huidige regels van Kyoto en een onderlinge toetsing tussen de lidstaten mogelijk maken.

3.  De Commissie mag enkel de nieuwe referentieniveaus voor bossen herberekenen, indien de criteria van Bijlage IV niet worden nageleefd.

Aan dit proces moet, met inbegrip van de vaststelling van de gedelegeerde handelingen ter bijwerking van de huidige referentieniveaus van Kyoto, de laatste hand worden gelegd tegen eind 2020, dus vóór de start van de eerste boekhoudperiode uit hoofde van deze verordening. Na de vaststelling van deze handelingen zou een lidstaat de mogelijkheid hebben zijn kredieten uit beheerd bosland op te nemen in de flexibiliteit van 280 miljoen CO2 die uit hoofde van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen zijn toegestaan.

Bovendien stelt uw rapporteur voor om de referentieperiode aan te passen en te veranderen van 1990-2009 in 2000-2012. Aldus wordt beter rekening gehouden met het feit dat niet alle lidstaten in staat zijn betrouwbare gegevens over hun bossen (inventarissen) voor de jaren negentig te leveren. Bovendien kan door de verlenging van de periode tot 2012 de onlangs afgesloten verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto volledig worden meegerekend.

Maximum voor bosbeheerskredieten

Uw rapporteur stelt voor het maximum voor bosbeheerskredieten van 3,5 % van de emissies van de lidstaten op te trekken tot 7 %. Aangezien het LULUCF-voorstel van de Commissie, zoals geamendeerd door uw rapporteur, zal zorgen voor een gedegen en geloofwaardige boekhouding in de categorie beheerde bosgrond, zal zelfs een verhoogd plafond zorgen voor milieu-integriteit en tegelijkertijd de lidstaten meer flexibiliteit verschaffen.

  • [1]  CO2-equivalent (CO2e) – de hoeveelheid broeikasgasemissies die dezelfde bijdrage aan de opwarming van de aarde levert over een tijdspanne van 100 jaar als de emissie van één ton koolstofdioxide (CO2).

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (3.5.2017)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering
(COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD))

Rapporteur voor advies: Florent Marcellesi

BEKNOPTE MOTIVERING

Vanuit het oogpunt van ontwikkelingssamenwerking is het uiterst belangrijk dat deze verordening zo ambitieus mogelijk is. De in het Commissievoorstel genoemde 1,5 °C-doelstelling is gebaseerd op de bevindingen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC), waaruit blijkt dat klimaatgevoelige gebieden zoals kleine insulaire ontwikkelingslanden, de kusten van Zuid-Azië en gebieden met verhoogd droogterisico in Afrika met gevaarlijke effecten te maken zullen krijgen als de mondiale temperatuurstijging dit niveau overschrijdt. Volgens de bevindingen van de IPCC is het slechts mogelijk de 1,5 °C-doelstelling te halen en de allerarmsten in de wereld te beschermen, als er "negatieve emissies" uit landgebruik worden gegenereerd en als die niet louter ter compensatie worden gebruikt.

Als de wereld negatieve emissies uit bossen moet genereren, vereisen overwegingen van mondiale rechtvaardigheid dat de EU daarbij een leidende rol op zich neemt. Om het recht van de armere landen op ontwikkeling te eerbiedigen, moet de EU zoveel mogelijk verantwoordelijkheid op zich nemen voor de bescherming van bossen. Die moet wereldwijd worden bewerkstelligd, met name in een context waarin deze verordening de eerste poging ter wereld zal zijn om vast te stellen hoe emissies en verwijderingen uit landgebruik worden geïntegreerd in een wereldwijde koolstofboekhouding. Op die manier zal deze verordening een belangrijk precedent scheppen voor de rest van de wereld, en zal zij vrijwel zeker als model worden gebruikt bij internationale onderhandelingen. Zoals in het voorstel van de Commissie wordt vermeld, heeft landgebruik "verschillende doelstellingen" – zoals voedselproductie – die moeten worden afgewogen tegen het potentieel als koolstofput. Dit is des te belangrijker in ontwikkelingslanden met een grote plattelandsbevolking die voor haar levensonderhoud van het land afhankelijk is. Evenzo moet de verordening rekening houden met de internationale normen inzake landeigendom, zodat deze normen worden vastgelegd in de internationale boekhoudregels voor landgebruik. Deze normen zullen des te belangrijker zijn in landen waar gewoonterechten niet duidelijk worden erkend in het geschreven recht en waar de inheemse plattelandsbevolking in het verleden is verplaatst door instandhoudingsprojecten. Ten slotte moet de verordening niet zozeer het bebossen van nieuwe gebieden, maar wel het herstel van bestaande landschappen bevorderen. Zo is er minder risico dat klimaatactiviteiten in de LULUCF-sector land zal onttrekken aan belangrijke toepassingen zoals voedselproductie, hetgeen nogmaals des te belangrijker is in ontwikkelingslanden.

Daarom stelt de rapporteur de volgende amendementen op het voorstel van de Commissie voor:

•  Vergroting van de klimaatambitie van het voorstel door de volgende maatregelen:

-  een hogere interne doelstelling voor de LULUCF-sector;

-  strengere boekhoudregels;

-  stimulansen voor het herstel van wetlands;

-  een evaluatie van het ambitieniveau van de verordening.

•  Waar mogelijk moet de verordening voorzien in stimulansen om de "koolstofput"-functie van bestaande vormen van landgebruik (via agro-ecologie of herstel van beheerd bouwland en grasland) te vergroten in plaats van de bebossing van nieuwe gebieden te bevorderen.

•  De activiteiten ter uitvoering van deze verordening moeten overeenstemming zijn met de internationale normen ter bescherming van grondrechten.

•  De activiteiten ter uitvoering van deze verordening moeten ook voldoen aan de eigen biodiversiteitsnormen van de EU, die belangrijke implicaties voor ontwikkelingssamenwerking hebben aangezien miljarden mensen in de wereld voor hun overleven afhangen van de biodiversiteit van ecosystemen.

AMENDEMENTEN

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement     1

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  Op 10 juni 2016 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor de ratificatie van de Overeenkomst van Parijs door de EU. Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend10.

(3)  Op 5 oktober 2016 heeft de Unie de Overeenkomst van Parijs formeel geratificeerd, waardoor deze op 4 november 2016 in werking kon treden. Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend10. De doelstellingen van de Unie om de broeikasgasemissies te beperken zijn ook in overeenstemming met de toezeggingen die de Unie en haar lidstaten hebben gedaan inzake de verwezenlijking van de internationaal overeengekomen duurzameontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030, met name doelstelling nr. 13 om de klimaatverandering met spoed aan te pakken als een mondiale uitdaging, onder meer door de emissies te beperken en klimaatbestendigheid op te bouwen.

_________________

_________________

10 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

10 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

Amendement     2

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis)  De sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) kan een belangrijke bijdrage leveren aan de internationale klimaattoezeggingen van de Unie. Het landbeheer moet voldoen aan de behoefte aan beleidscoherentie en duurzame ontwikkeling, met name wat betreft de gevolgen ervan op plaatselijke gemeenschappen en voedselzekerheid. Tegen deze achtergrond moet het beleid van de Unie in de LULUCF-sector hand in hand gaan met beleidscoherentie voor ontwikkeling (PCD), met name wat betreft de ecologische en economische dimensies ervan, teneinde meer synergieën te creëren en om ervoor te zorgen dat het interne klimaatbeleid een positief effect heeft op derde landen.

Amendement    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus. Om dit doel te bereiken, moeten de partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden.

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus; daartoe zal de wereld een periode van negatieve emissieniveaus moeten aanvatten, waarin bossen een centrale rol zullen spelen. Om dit doel te bereiken, moeten de partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden.

Motivering

Om de opwarming van de aarde onder de 1,5 °C en, tenzij er in de emissietrajecten radicale wijzigingen bovenop de aangekondigde nationaal vastgestelde bijdragen worden gerealiseerd, ook onder de 2 °C te houden, moet worden nagegaan hoe koolstofdioxide uit de atmosfeer kan worden verwijderd, hetgeen "negatieve emissies" wordt genoemd. De eenvoudigste manier om dit in de EU te doen, is door meer verwijderingen door LULUCF. Deze verordening is voor de EU dan ook essentieel om haar verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs te kunnen waarmaken.

Amendement     4

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis)  Om de negatieve emissies te bewerkstelligen die nodig zijn om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen, moeten verwijderingen van CO2 uit de atmosfeer door LULUCF als aparte pijler worden behandeld in het klimaatbeleid van de Unie.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter)  Deze verordening schept een belangrijk mondiaal precedent voor de integratie van landgerelateerde emissies en verwijderingen in de nationaal vastgestelde bijdragen in het kader van de Overeenkomst van Parijs. Daarom is het van belang dat de beginselen van billijkheid, duurzame ontwikkeling en inspanningen om armoede uit te bannen in acht worden genomen en dat de internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten en de rechten van inheemse volkeren worden geëerbiedigd en bevorderd, zoals bepaald in de Overeenkomst van Parijs.

Motivering

Deze verordening is de eerste poging ter de wereld om boekhoudregels voor de sector landgebruik vast te stellen en die te integreren in nationaal vastgestelde bijdragen. Zij zal waarschijnlijk ook buiten de EU dienen als uitgangspunt voor boekhoudregels voor landgebruik. Het is dan ook belangrijk dat zij beginselen omvat zoals de eerbiediging van landrechten en de behandeling van landgebruik als een afzonderlijke pijler, aangezien deze waarschijnlijk nog belangrijker zijn in landen in het Zuiden, waar arme gemeenschappen nog meer risico lopen om door koolstofputprojecten ontheemd te raken.

Amendement     6

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis)  De Unie moet een wereldleider worden in het bevorderen en exporteren van onderzoek en investering in duurzame, geavanceerde en innoverende praktijken, technieken en ideeën in de LULUCF-sector, alsook in het verspreiden van groene technologieën, teneinde de broeikasgasemissies te reduceren en tegelijk de voedselproductie te handhaven, waardoor zij een voorbeeld zal zijn voor haar internationale partners, waaronder ook ontwikkelingslanden. In dit verband moet worden gezorgd voor effectievere samenwerking en partnerschap met actoren in de particuliere sector, met name kmo's.

Amendement     7

Voorstel voor een verordening

Overweging 20 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 bis)  Deze verordening moet worden toegepast in het kader van de Overeenkomst van Parijs, waarbij het met name van belang is ervoor te zorgen dat de integriteit van alle ecosystemen behouden blijft en dat de bestaansmiddelen en de weerbaarheid van de gemeenschappen die in bosgebieden wonen, worden beschermd.

Amendement     8

Voorstel voor een verordening

Overweging 20 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 ter)  Klimaatverandering heeft ingrijpende gevolgen voor de ontwikkeling van gemeenschappen in de hele wereld. In het kader van de Overeenkomst van Parijs heeft de Unie toegezegd om, wanneer zij actie onderneemt om de klimaatverandering tegen te gaan, haar verplichtingen inzake de mensenrechten, het recht op gezondheid, de rechten van inheemse volken, plaatselijke gemeenschappen, migranten, kinderen, personen met een handicap en mensen in kwetsbare situaties te eerbiedigen, te bevorderen en in aanmerking te nemen. Voorts zal zij haar verplichtingen inzake het recht op ontwikkeling, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de emancipatie van de vrouw en de solidariteit tussen de generaties eerbiedigen, bevorderen en in aanmerking nemen.

Amendement     9

Voorstel voor een verordening

Overweging 20 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 quater)  Er moet worden gezorgd voor een holistische aanpak van ontbossing in de tropen, rekening houdend met alle factoren die ontbossing in de hand werken alsook met de doelstelling die de Commissie in het kader van de UNFCCC-onderhandelingen heeft geformuleerd, namelijk dat tegen 2030 op wereldschaal geen bosareaal meer verloren mag gaan en dat tussen nu en 2020 de bruto-ontbossing in de tropen met ten minste 50 % moet worden verminderd ten opzichte van de huidige niveaus.

Amendement     10

Voorstel voor een verordening

Overweging 20 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 quinquies)  Met het oog op de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties heeft de Unie toezeggingen gedaan die alleen kunnen worden verwezenlijkt met een adequaat bosbeheer, en zij heeft ook beloofd de ontbossing te doen stoppen en terug te draaien en werk te maken van herbebossing.

Amendement     11

Voorstel voor een verordening

Overweging 20 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 sexies)  In deze verordening moet overeenkomstig de UNFCCC een door het land gestuurde, gendersensitieve, participatieve en volledig transparante aanpak worden gevolgd, waarbij rekening wordt gehouden met kwetsbare groepen, gemeenschappen en ecosystemen. Bovendien moet deze verordening uitgaan van en aangestuurd worden door de best beschikbare wetenschappelijke kennis en, in voorkomend geval, traditionele kennis, kennis van inheemse volken en lokale kennissystemen, met het oog op de integratie van de adaptatie in de relevante sociaal-economische en ecologische beleidslijnen en maatregelen.

Amendement     12

Voorstel voor een verordening

Overweging 20 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 septies)  Bosbouw en bossen moeten op een verantwoorde wijze worden beheerd, moeten daadwerkelijk bijdragen tot de economische ontwikkeling van een land en haalbare economische kansen bieden aan boeren, mits hiervoor geen ontbossing van gevoelige ecosystemen plaatsvindt, geen plantages op veengronden worden aangelegd, plantages worden beheerd door middel van moderne agro-ecologische technologieën om negatieve sociale en milieugevolgen tot een minimum te beperken, en mits de landrechten, de rechten van autochtone bevolkingsgroepen, de mensenrechten en de arbeidersrechten worden geëerbiedigd.

Amendement    13

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Deze verordening helpt de Unie de toezeggingen en doelstellingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken.

Motivering

De LULUCF-verordening is één van de pijlers waarop de uitvoering van de verbintenissen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs steunt. De Unie heeft zich ertoe verbonden om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot minder dan 2 °C en zich verder in te spannen om onder 1,5 °C te blijven. De verbintenissen van de Overeenkomst van Parijs waarmaken, is van essentieel belang ter voorkoming van gevaarlijke gevolgen in de regio's die het kwetsbaarst zijn voor klimaatverandering, zoals kleine insulaire ontwikkelingslanden, kustgebieden in Zuid-Azië en droge gebieden in Afrika.

Amendement    14

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 1 – letter e bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

e bis)  beheerde wetlands: land dat is aangegeven als wetland dat wetland blijft, woongebied, overig land omgezet in wetland, of wetland omgezet in woongebied of overig land.

Motivering

Veengronden en wetlands zijn habitats met een hoge instandhoudingswaarde, waar zich een aantal van de grootste koolstofreservoirs in de EU en de wereld bevindt. Wanneer ze worden aangetast, stoten ze echter enorme hoeveelheden broeikasgassen uit. Om ervoor te zorgen dat de verordening de juiste stimulansen geeft om dergelijke koolstofreservoirs in stand te houden en te herstellen, moeten wetlands en veengebieden verplicht worden geboekt.

Amendement    15

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de definities in lid 1 aan te passen aan wetenschappelijke ontwikkelingen en de technische vooruitgang, teneinde te zorgen voor consistentie tussen die definities en wijzigingen in de relevante definities in de door de IPCC opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren").

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de definities in lid 1 aan te passen aan wetenschappelijke ontwikkelingen en de technische vooruitgang, teneinde te zorgen voor consistentie tussen die definities en wijzigingen in de relevante definities in de door de IPCC opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren") en het supplement uit 2013 bij de IPCC-richtsnoeren van 2006 voor nationale broeikasgasinventarissen: wetlands.

Motivering

Alle boekhoudkundige methoden van het IPPC voor landgebruik moeten in aanmerking worden genomen.

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten spannen zich in om hun verwijderingen in de perioden 2021-2025 en 2026-2030 op te voeren. Voor de daarop volgende perioden nemen de totale verwijderingen van elke lidstaat, zoals geboekt overeenkomstig deze verordening, toe overeenkomstig de klimaatdoelstellingen van de Unie op lange termijn en de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

Motivering

Om de opwarming van de aarde onder 1,5 °C en ook ruim onder 2 °C te houden, moeten we volgens de wetenschap middelen toepassen om koolstofdioxide uit de atmosfeer te halen, zogenoemde "negatieve emissies". Om negatieve emissies te realiseren volstaat het niet dat de verwijderingen door LULUCF even groot zijn als de emissies; ze moeten groter zijn.

Amendement     17

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van bebost land en ontbost land weer door de emissies en verwijderingen van alle jaren tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 samen te nemen.

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies als gevolg van ontbossing en de verwijderingen uit de bebossing van land weer door de emissies en verwijderingen van alle jaren tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 samen te nemen.

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een voorstel voor een nieuw referentieniveau voor bossen, gebaseerd op de voortzetting van de huidige praktijk en intensiteit van het bosbeheer, zoals voor de periode 1990-2009 per type bos en per leeftijdsklasse in nationale bossen gedocumenteerd, en uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar.

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een voorstel voor een nieuwe referentieperiode voor bossen, gebaseerd op de voortzetting van de huidige praktijk en intensiteit van het bosbeheer, zoals voor de periode 1990-2009 per type bos en per leeftijdsklasse in nationale bossen gedocumenteerd, en uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar, en zorgt ervoor dat dezelfde verhouding tussen biomassa voor energiedoeleinden en vaste-biomassadoeleinden wordt gehandhaafd.

Motivering

Biomassa voor vaste doeleinden (duurzame producten) gebruiken, is uit klimaatoogpunt beter dan biomassa rechtstreeks uit het bos voor energiedoeleinden (instantane oxidatie) gebruiken. Als er evenveel wordt geoogst maar meer hout voor energiedoeleinden wordt gebruikt, betekent dat dat er meer CO2 vrijkomt. Dat moet worden verrekend tegen het referentieniveau.

PROCEDURE VAN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Opname van broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering

Document- en procedurenummers

COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

12.9.2016

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

DEVE

12.9.2016

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Florent Marcellesi

30.11.2016

Behandeling in de commissie

28.2.2017

 

 

 

Datum goedkeuring

25.4.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nirj Deva, Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Heidi Hautala, György Hölvényi, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Vincent Peillon, Cristian Dan Preda, Elly Schlein, Eleftherios Synadinos, Eleni Theocharous, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta, Anna Záborská, Željana Zovko

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Paul Rübig, Judith Sargentini

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Xabier Benito Ziluaga, Dariusz Rosati

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

20

+

ALDE

Paavo Väyrynen

GUE/NGL

Xabier Benito Ziluaga

NI

Eleftherios Synadinos

PPE

György Hölvényi, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Cristian Dan Preda, Dariusz Rosati, Paul Rübig, Bogdan Brunon Wenta, Željana Zovko, Anna Záborská

S&D

Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Vincent Peillon, Elly Schlein

VERTS/ALE

Heidi Hautala, Judith Sargentini

0

-

 

 

2

0

ECR

Nirj Deva, Eleni Theocharous

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (1.6.2017)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering
(COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD))

Rapporteur voor advies: Marisa Matias

BEKNOPTE MOTIVERING

In december 2015 is op de 21ste conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) de Overeenkomst van Parijs gesloten. Deze overeenkomst is een wereldwijde mijlpaal, die gezamenlijke acties bevordert en de mondiale overgang naar een koolstofarme en klimaatbestendige samenleving versnelt, en vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto uit 1997 is aangenomen. Er worden maatregelen ingevoerd opdat het bindende streefcijfer voor de EU, namelijk ten minste 40 % reductie van de uitgestoten broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990, gehaald wordt. In de overeenkomst is een langetermijndoelstelling opgenomen en is vermeld dat voor de verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen inzake de bestrijding van klimaatverandering de bijdrage van landgebruik en bossen cruciaal zal zijn.

Het doel van dit voorstel is te bepalen hoe de LULUCF-sector (landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw) vanaf 2021 in het EU-beleidskader voor klimaat zal worden opgenomen. Tot op heden stelt het Protocol van Kyoto (dat eind 2020 verstrijkt) beperkingen in voor de EU en elk van haar lidstaten, aangezien zij ervoor moeten zorgen dat de LULUCF-sector geen extra emissies veroorzaakt. Bijgevolg moet de governance voor de LULUCF-sector verder worden ontwikkeld binnen de EU.

De rapporteur is ingenomen met het voorstel van de Commissie. Zij meent dat het een ambitieus voorstel is, dat de behoefte aan striktere boekhoudkundige regels ondersteunt, hetgeen zal helpen om de doelstelling van ten minste 40 % reductie van broeikasgassen tegen 2030 te bereiken.

De rapporteur is bezorgd over het feit dat de in de artikelen 3, 5, 8, 10 en 13 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend wordt. De rapporteur raadt aan deze periode terug te brengen tot vijf jaar, in overeenstemming met de verslagleggingsperiodes, die lopen van 2021 tot 2025 en van 2026 tot 2030.

Landgebruik en bosbouw zijn sleutelgebieden voor een effectief klimaatbeleid, omdat deze sectoren niet alleen broeikasgassen uitstoten maar ook CO2 uit de atmosfeer halen. De bijdrage van en de mogelijkheden gecreëerd door de bosbouwsector zijn essentieel voor de tenuitvoerlegging van een circulaire economie.

In dit voorstel behandelt de rapporteur belangrijke domeinen ter zake in lijn met de bevoegdheden van de Commissie ITRE, waaronder:

a)  een verhoging van de financiering voor onderzoek en ontwikkeling op het domein van bosbouwbeheer, met inachtneming van geografische diversiteit,

b)  het gebruik van EU-ruimtevaartprogramma's, bijvoorbeeld Copernicus, het satellietsysteem voor aardobservatie, om de monitoring van LULUCF-activiteiten te ondersteunen,

c)  voedselzekerheid en biodiversiteit,

d)  internationale overeenkomsten en naleving van de EU-wetgeving,

e)  de gevolgen voor de boekhoudsystemen van de lidstaten en de EU,

f)  flexibiliteit,

g)  bosproducten met lange levensduur, zowel hout- als niet-hout-producten,

h)  referentieniveaus voor bossen.

AMENDEMENTEN

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement     1

Voorstel voor een verordening

Visum 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

gezien Protocol (nr. 1) bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

Amendement     2

Voorstel voor een verordening

Visum 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

gezien Protocol (nr. 2) bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,

Amendement     3

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  Op 10 juni 2016 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor de ratificatie van de Overeenkomst van Parijs door de EU. Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend10.

(3)  De Overeenkomst van Parijs werd op 5 oktober 2016 door de Raad geratificeerd, na goedkeuring door het Europees Parlement op 4 oktober 2016, en is op 4 november 2016 in werking getreden. Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend10.

__________________

__________________

10http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

10http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

Amendement     4

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus. Om dit doel te bereiken, moeten de partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden.

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus; volgens wetenschappers zal de wereld daartoe een periode van emissiereductie en negatieve emissies moeten aanvangen. Om dit doel te bereiken, moeten de partijen meer collectieve inspanningen leveren om de klimaatverandering te bestrijden en de opwarming van de aarde te beperken. De Unie moet een voorbeeldfunctie blijven uitoefenen en moet haar inspanningen voor het klimaat intensiveren, in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De partijen moeten opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden. In de Overeenkomst van Parijs wordt de nadruk gelegd op de rol van duurzaam bosbeheer om de doelstelling van een evenwicht tussen emissies en verwijderingen te halen en de inspanningen inzake klimaataanpassing te intensiveren.

Amendement     5

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis)  Deze verordening moet bijdragen tot de overgang naar een koolstofarme economie en tot het behalen van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en dient daarbij een toereikende bescherming van de biodiversiteit en de ecosystemen van de Unie te verzekeren, mede door middel van aanpassingsmaatregelen. In dit opzicht moet de samenhang met het emissiehandelssysteem van de EU, de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen, de biodiversiteits- en bosstrategie van de EU, de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn geëerbiedigd worden.

Amendement     6

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  De LULUCF-sector kan op verschillende manieren tot mitigatie van klimaatverandering bijdragen, met name door emissiereducties te verwezenlijken en putten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging, is het van essentieel belang dat koolstofreservoirs voor lange termijn stabiel en aanpasbaar zijn.

(6)  De LULUCF-sector kan op verschillende manieren tot mitigatie van klimaatverandering bijdragen, met name door emissiereducties te verwezenlijken, putten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden, en duurzame biomaterialen te leveren die kunnen fungeren als tijdelijke koolstofopslagplaatsen en koolstofvervangers. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging, is het van essentieel belang dat koolstofreservoirs voor lange termijn stabiel en aanpasbaar zijn. Een strategie voor duurzaam bosbeheer, die erop gericht is het koolstofreservoir van bossen op peil te houden of te vergroten maar die tezelfdertijd een duurzame jaarlijkse materiële opbrengst uit bosbouw garandeert, zal op langere termijn de grootste duurzame bijdrage aan het temperen van de klimaatverandering opleveren.

Amendement     7

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis)  Het prioriteren van de financiering voor onderzoek naar klimaatverandering zou de rol van de LULUCF-sector in de mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering vergroten. Met name het stimuleren van het onderzoeks- en innovatieprogramma van de Unie voor de periode 2021-2028

in de LULUCF-sector zou onder meer bijdragen tot de uitbreiding en verdeling van de kennis over de prestaties van de sector onder de wetenschappelijke en plaatselijke gemeenschappen, de versnelling van duurzame innovatie, de bevordering van de overgang naar het digitale tijdperk, de modernisering van opleidingen en onderwijs, de vergroting van de weerbaarheid van de LULUCF-sector en de monitoring van biodiversiteit en menselijke activiteiten.

Amendement     8

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)  In Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad11 zijn als eerste stap boekhoudregels voor broeikasgasemissies en -verwijderingen door de LULUCF-sector vastgesteld en is aldus bijgedragen tot de ontwikkeling van een beleid om de LULUCF-sector in de emissiereductieverbintenis van de Unie op te nemen. Deze verordening moet voortbouwen op de bestaande boekhoudregels en deze bijwerken en verbeteren met het oog op gebruik voor de periode 2021-2030. In deze verordening moeten de verplichtingen van de lidstaten inzake de toepassing van deze boekhoudregels en de verplichting om ervoor te zorgen dat de LULUCF-sector in zijn geheel geen netto-emissies veroorzaakt, worden vastgesteld. Er mogen geen boekhoud- of rapportageverplichtingen worden vastgesteld ten aanzien van private partijen.

(7)  In Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad11 zijn als eerste stap boekhoudregels voor broeikasgasemissies en -verwijderingen door de LULUCF-sector vastgesteld en is aldus bijgedragen tot de ontwikkeling van een beleid om de LULUCF-sector in de emissiereductieverbintenis van de Unie op te nemen. Deze verordening moet voortbouwen op de bestaande boekhoudregels en deze bijwerken en verbeteren met het oog op gebruik voor de periode 2021-2030. In deze verordening moeten de verplichtingen van de lidstaten inzake de toepassing van deze boekhoudregels en de verplichting om ervoor te zorgen dat de LULUCF-sector in zijn geheel geen netto-emissies veroorzaakt, in alle omstandigheden worden vastgesteld. Er mogen geen boekhoud- of rapportageverplichtingen worden vastgesteld ten aanzien van private partijen. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordening moeten dergelijke verplichtingen door de lidstaten vermeden worden.

_________________

_________________

11Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 80).

11Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 80).

Motivering

Het is de eerste keer dat regels voor LULUCF met wettelijke verplichtingen opgenomen worden in het EU-klimaatkader. Het is belangrijk om de private partijen gerust te stellen dat zij niet administratief getroffen zullen worden door het voorstel. Daarom is het ook belangrijk dat de lidstaten doen wat zij kunnen om te vermijden dat de private partijen extra belast worden.

Amendement     9

Voorstel voor een verordening

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)  Om overeenkomstig de door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren") een nauwkeurige boekhouding van emissies en verwijderingen bij te houden, moeten de krachtens Verordening (EU) nr. 525/2013 jaarlijks gerapporteerde waarden voor de categorieën landgebruik en omzetting tussen categorieën landgebruik worden gebruikt, waarbij de aanpak in het kader van de UNFCCC en die in het kader van het Protocol van Kyoto moeten worden gestroomlijnd. Land dat wordt omgezet tot land in een andere categorie landgebruik moet worden beschouwd als zijnde in overgang naar die categorie gedurende de in de IPCC-richtsnoeren aangegeven standaardperiode van twintig jaar.

(8)  Om overeenkomstig de door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren") een nauwkeurige boekhouding van emissies en verwijderingen bij te houden, moeten de krachtens Verordening (EU) nr. 525/2013 jaarlijks gerapporteerde waarden voor de categorieën landgebruik en omzetting tussen categorieën landgebruik worden gebruikt, waarbij de aanpak in het kader van de UNFCCC en die in het kader van het Protocol van Kyoto moeten worden gestroomlijnd. Land dat wordt omgezet tot land in een andere categorie landgebruik moet worden beschouwd als zijnde in overgang naar die categorie gedurende de in de IPCC-richtsnoeren aangegeven standaardperiode van twintig jaar. Gezien de uiteenlopende natuurlijke en ecologische omstandigheden in de lidstaten, niet in de laatste plaats vanwege de verschillende geografische en klimatologische omstandigheden die van invloed zijn op de daadwerkelijke duur van de overgangsperioden voor veranderingen in koolstofvoorraden, moeten afwijkingen van deze standaardwaarde echter krachtens de IPCC-richtsnoeren worden gebillijkt.

Amendement     10

Voorstel voor een verordening

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)  Emissies en verwijderingen door bosgrond hangen af van een aantal natuurlijke omstandigheden, van de structuur van de leeftijdsklassen en van de vroegere en huidige beheerspraktijken. Die factoren, en de cyclische effecten ervan op emissies en verwijderingen, alsmede de jaarlijkse schommelingen ervan, zouden niet tot uiting kunnen worden gebracht door een referentiejaar te hanteren. De desbetreffende boekhoudregels moeten in plaats daarvan voorzien in het gebruik van referentieniveaus, teneinde de gevolgen van natuurlijke en landspecifieke eigenschappen uit te sluiten. Bij gebrek aan internationale evaluatie in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, moet een evaluatieprocedure worden vastgesteld om transparantie te verzekeren en de kwaliteit van de boekhouding betreffende deze categorie te verbeteren.

(9)  Emissies en verwijderingen door bosgrond hangen af van een aantal natuurlijke omstandigheden, van de structuur van de leeftijdsklassen en van de vroegere en huidige beheerspraktijken, en deze verschillen tussen de lidstaten moeten gerespecteerd worden. Die factoren, en de cyclische effecten ervan op emissies en verwijderingen, alsmede de jaarlijkse schommelingen ervan, zouden niet tot uiting kunnen worden gebracht door een referentiejaar te hanteren. De desbetreffende boekhoudregels moeten in plaats daarvan voorzien in het gebruik van referentieniveaus, teneinde de gevolgen van natuurlijke en landspecifieke eigenschappen uit te sluiten. Bij gebrek aan internationale evaluatie in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, moet een evaluatieprocedure worden vastgesteld om transparantie te verzekeren en de kwaliteit van de boekhouding betreffende deze categorie te verbeteren.

Amendement     11

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10)  Wanneer de Commissie ervoor kiest om bij de beoordeling van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw te worden bijgestaan door een beoordelingsteam van deskundigen overeenkomstig Besluit C(2016)3301 van de Commissie, moet hierbij worden voortgebouwd op de goede praktijken en ervaring van de beoordelingen door deskundigen in het kader van het UNFCCC, onder andere wat betreft deelname van nationale deskundigen en aanbevelingen, en moet een voldoende groot aantal deskundigen uit de lidstaten worden gekozen.

(10)  Indien en zolang de Commissie ervoor kiest om bij de beoordeling van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw te worden bijgestaan door een beoordelingsteam van deskundigen overeenkomstig Besluit C(2016)3301 van de Commissie, moet hierbij worden voortgebouwd op de goede praktijken en ervaring van de beoordelingen door deskundigen in het kader van het UNFCCC, onder andere wat betreft deelname van nationale deskundigen en aanbevelingen, en moet een voldoende groot aantal deskundigen uit de lidstaten worden gekozen.

Amendement     12

Voorstel voor een verordening

Recital 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11)  In de internationaal overeengekomen IPCC-richtsnoeren staat dat in de energiesector emissies uit de verbranding van biomassa als nul mogen worden geboekt op voorwaarde dat deze emissies worden geboekt in de LULUCF-sector. Aangezien in de EU emissies uit de verbranding van biomassa krachtens artikel 38 van Verordening (EU) nr. 601/2012 en de bepalingen van Verordening (EU) nr. 525/2013 als nul worden geboekt, kan consistentie met de IPCC-richtsnoeren enkel worden gegarandeerd als deze emissies correct onder deze verordening vallen.

(11)  In de internationaal overeengekomen IPCC-richtsnoeren staat dat in de energiesector emissies uit de verbranding van biomassa als nul mogen worden geboekt op voorwaarde dat deze emissies worden geboekt in de LULUCF-sector. Aangezien in het kader van de EU emissies uit de verbranding van biomassa krachtens artikel 38 van Verordening (EU) nr. 601/2012 en de bepalingen van Verordening (EU) nr. 525/2013 als nul worden geboekt, kan consistentie met de IPCC-richtsnoeren enkel worden gegarandeerd als deze emissies correct onder deze verordening vallen. De boekhoudkundige regels die zijn vastgelegd in deze verordening mogen geen obstakel vormen voor het gebruik van duurzame biomassa in de energiesector doordat emissies in de LULUCF-sector gegenereerd worden.

Amendement     13

Voorstel voor een verordening

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12)  Door méér in te zetten op duurzaam gebruik van geoogste houtproducten kunnen emissies van broeikasgassen in de atmosfeer fors worden beperkt en meer broeikasgassen uit de atmosfeer worden verwijderd. De boekhoudregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten nauwkeurig in de boekhouding de wijzigingen in de voorraden geoogste houtproducten weergeven wanneer zij zich voordoen, om stimulansen te bieden voor het gebruik van geoogste houtproducten met lange levenscycli. De Commissie moet richtsnoeren bieden voor methodologische kwesties met betrekking tot boekhouding voor geoogste houtproducten.

(12)  Door méér in te zetten op duurzaam gebruik van geoogste houtproducten kunnen emissies van broeikasgassen in de atmosfeer fors worden beperkt en meer broeikasgassen uit de atmosfeer worden verwijderd. De boekhoudregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten nauwkeurig in de boekhouding de wijzigingen in de voorraden geoogste houtproducten weergeven wanneer zij zich voordoen, om stimulansen te bieden voor het gebruik van geoogste houtproducten met lange levenscycli. Om de gunstige uitwerking op de vervanging verder te bevorderen en te integreren, moet de Commissie via een gedelegeerde handeling meer producten opnemen in de berekeningen met betrekking tot geoogste houtproducten. De Commissie moet richtsnoeren bieden voor methodologische kwesties met betrekking tot boekhouding voor geoogste houtproducten.

Amendement     14

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)  Natuurlijke verstoringen, zoals ongecontroleerde bosbranden, insecten- en ziekteplagen, extreme weersomstandigheden en geologische verstoringen die buiten de controle van een lidstaat vallen of niet door deze wezenlijk beïnvloed worden, kunnen in de LULUCF-sector leiden tot broeikasgasemissies van tijdelijke aard of kunnen eerdere verwijderingen ongedaan maken. Aangezien een ongedaanmaking ook het resultaat kan zijn van beheersbesluiten, zoals besluiten om bomen te kappen of te planten, moet deze verordening ervoor zorgen dat een door de mens veroorzaakte ongedaanmaking van verwijderingen altijd nauwkeurig wordt weerspiegeld in de LULUCF-boekhouding. Bovendien moet deze verordening de lidstaten een beperkte mogelijkheid bieden om emissies die het gevolg zijn van verstoringen waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, uit de LULUCF-boekhouding uit te sluiten. Echter, de manier waarop de lidstaten die bepalingen toepassen, mag niet leiden tot onnodige onderschattingen in de boekhouding.

(13)  Natuurlijke verstoringen, zoals ongecontroleerde bosbranden, insecten- en ziekteplagen, extreme weersomstandigheden en geologische verstoringen die buiten de controle van een lidstaat vallen of niet door deze wezenlijk beïnvloed worden, kunnen in de LULUCF-sector leiden tot broeikasgasemissies van tijdelijke aard of kunnen eerdere verwijderingen ongedaan maken. Omdat een ongedaanmaking ook het resultaat kan zijn van beheersbesluiten, zoals besluiten om bomen te kappen of te planten, moet deze verordening ervoor zorgen dat een door de mens veroorzaakte ongedaanmaking van verwijderingen altijd nauwkeurig wordt weerspiegeld in de LULUCF-boekhouding. Bovendien moet deze verordening de lidstaten een beperkte mogelijkheid bieden om emissies die het gevolg zijn van verstoringen waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, uit de LULUCF-boekhouding uit te sluiten. Echter, de manier waarop de lidstaten die bepalingen toepassen, mag niet leiden tot onnodige onderschattingen in de boekhouding en mag de lidstaten niet ontmoedigen om preventieve maatregelen te nemen, zoals investeringen, om het risico van natuurlijke verstoringen te beperken.

Amendement     15

Voorstel voor een verordening

Recital 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15)  Met het oog op efficiënte, transparante en kosteneffectieve rapportage en verificatie van broeikasgasemissies en -verwijderingen en van andere informatie die nodig is om de nakoming van de verbintenissen door de lidstaten te beoordelen, moeten bij deze verordening rapportagevoorschriften worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 525/2013 en moet bij nalevingscontroles krachtens deze verordening rekening worden gehouden met deze rapporten. Verordening (EU) nr. 525/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Deze bepalingen kunnen verder worden gestroomlijnd om relevante wijzigingen met betrekking tot geïntegreerde governance van de energie-unie, waarvoor overeenkomstig het werkprogramma van de Commissie eind 2016 een voorstel is voorzien, in aanmerking te nemen.

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)

Amendement     16

Voorstel voor een verordening

Overweging 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(15 bis)  Uit hoofde van het UNFCCC zijn de Unie en haar lidstaten verplicht om, op basis van vergelijkbare methoden die zijn overeengekomen door de Conferentie van de Partijen, nationale inventarislijsten van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle broeikasgassen op te stellen, regelmatig te actualiseren, te publiceren en in te dienen bij de Conferentie van de Partijen. De broeikasgasinventarissen zijn essentieel om de tenuitvoerlegging van de decarbonisatie te monitoren en de naleving van de klimaatwetgeving te beoordelen. De verplichtingen van de lidstaten voor het opzetten en beheren van de nationale inventarissen zijn vastgelegd in de Verordening (betreffende de governance van de energie-unie, COM(2016)759).

Amendement     17

Voorstel voor een verordening

Overweging 16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16)  Het Europees Milieuagentschap moet, zoals passend overeenkomstig zijn jaarlijkse werkprogramma, de Commissie met het systeem voor jaarlijkse rapportage van broeikasgasemissies en -verwijderingen bijstaan bij de beoordeling van informatie over beleidsinitiatieven, maatregelen en nationale prognoses, bij de evaluatie van geplande aanvullende beleidsinitiatieven en maatregelen, en bij de nalevingscontroles die door de Commissie uit hoofde van deze verordening worden uitgevoerd.

(16)  Het Europees Milieuagentschap (EEA) moet, zoals passend overeenkomstig zijn jaarlijkse werkprogramma, de Commissie met het systeem voor jaarlijkse rapportage van broeikasgasemissies en -verwijderingen bijstaan bij de beoordeling van informatie over beleidsinitiatieven, maatregelen en nationale prognoses, bij de evaluatie van geplande aanvullende beleidsinitiatieven en maatregelen, en bij de nalevingscontroles die door de Commissie uit hoofde van deze verordening worden uitgevoerd.

Amendement     18

Voorstel voor een verordening

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17)  Met het oog op eenvoudigere gegevensverzameling en verdere verbetering van de methoden, moet het landgebruik worden geïnventariseerd en gerapporteerd aan de hand van geografische traceerbaarheid van elk gebied, overeenkomstig de nationale en EU-systemen voor gegevensverzameling. Er moet optimaal gebruik worden gemaakt van bestaande EU- en nationale programma's en onderzoeken, waaronder LUCAS (Land Use Cover Area Frame Survey) en het Europees programma voor aardobservatie Copernicus met het oog op gegevensverzameling. Gegevensbeheer, met inbegrip van het delen van gegevens voor rapportage, alsook het hergebruik en de verspreiding ervan, moet voldoen aan Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap.

(17)  Met het oog op eenvoudigere gegevensverzameling en verdere verbetering van de methoden, moet het landgebruik expliciet worden geïnventariseerd en gerapporteerd aan de hand van geografische traceerbaarheid van elk gebied, overeenkomstig de nationale en EU-systemen voor gegevensverzameling. Er moet optimaal gebruik worden gemaakt van bestaande EU- en nationale programma's en onderzoeken, waaronder LUCAS (Land Use Cover Area Frame Survey), het Europees programma voor aardobservatie Copernicus, met name via Sentinel-2, met het oog op gegevensverzameling en de Europese satellietnavigatiesystemen Galileo en EGNOS, die gebruikt kunnen worden ter ondersteuning van onderzoek naar grondgebruik. Gegevensbeheer, met inbegrip van het delen van gegevens voor rapportage, alsook het hergebruik en de verspreiding ervan, moet voldoen aan Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap.

Amendement     19

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18)  Om te zorgen voor een passende boeking van de transacties in het kader van deze verordening, met inbegrip van gebruikmaking van de flexibiliteit en naleving van de traceerbaarheid, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de technische aanpassing van definities, waarden, lijsten van broeikasgassen en koolstofreservoirs, de bijwerking van referentieniveaus, de boeking van transacties en de revisie van de voorschriften inzake methodologie en informatie. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie tot instelling van een EU-register. De nodige bepalingen moeten worden opgenomen in één enkel rechtsinstrument waarin de boekhoudkundige bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 525/2013, Verordening [] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en deze verordening worden gecombineerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(18)  Om te zorgen voor een passende boeking van de transacties in het kader van deze verordening, met inbegrip van gebruikmaking van de flexibiliteit en naleving van de traceerbaarheid, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de technische aanpassing van definities, waarden, lijsten van broeikasgassen en koolstofreservoirs, de boeking van transacties en voorschriften inzake informatie. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie tot instelling van een EU-register. De nodige bepalingen moeten worden opgenomen in één enkel rechtsinstrument waarin de boekhoudkundige bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 525/2013, Verordening [] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en deze verordening worden gecombineerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

Amendement     20

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Deze verordening heeft als uiteindelijk doel bij te dragen tot de algemene doelstelling om de temperatuurstijging te beperken tot 2 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau, waarbij ernaar gestreefd wordt om de opwarming van de aarde tot 1,5 °C graden te beperken.

Amendement     21

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 1 – letter e bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

e bis)  beheerde wetlands: land dat is aangegeven als wetland dat wetland blijft, woongebied, overig land omgezet in wetland, of wetland omgezet in woongebied of overig land.

Amendement     22

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  In het kader van zijn verbintenis krachtens artikel 4 mag een lidstaat ervoor kiezen om beheerde wetlands op te nemen, gedefinieerd als land dat is aangegeven als wetlands die wetlands blijven, woongebied of overig land omgezet in wetlands, of wetlands omgezet in woongebied of overig land. Wanneer een lidstaat hiervoor kiest, boekt hij de emissies en verwijderingen door beheerde wetlands overeenkomstig deze verordening.

2.  De lidstaten die op [datum van inwerkingtreding] geen specifieke boekhoudkundige categorie voor beheerde wetlands hebben, kunnen gebruikmaken van een overgangsperiode van vijf jaar vanaf [datum van inwerkingtreding] om betrouwbare en transparante gegevens met betrekking tot beheerde wetlands te verzamelen en een rapporteringssysteem in te voeren in overeenstemming met deze verordening. De adequaatheid van de gegevens en het rapportagesysteem zal beoordeeld worden als onderdeel van de in artikel 12 bedoelde nalevingscontrole.

Amendement     23

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis.  Bij de boekhoudkundige verwerking van beboste land, ontbost land en beheerde bosgrond, nemen de lidstaten overeenkomstig artikel 9 een boekhoudkundige categorie voor geoogste houtproducten op.

Amendement     24

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de definities in lid 1 aan te passen aan wetenschappelijke ontwikkelingen en de technische vooruitgang, teneinde te zorgen voor consistentie tussen die definities en wijzigingen in de relevante definities in de door de IPCC opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren").

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de definities in lid 1 aan te passen aan wetenschappelijke ontwikkelingen en de technische vooruitgang, teneinde te zorgen voor consistentie tussen die definities en wijzigingen in de relevante definities in de door de IPCC opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 en alle relevante aanvullende richtsnoeren van de IPCC ("IPCC-richtsnoeren").

Amendement     25

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030, rekening houdend met de in artikel 11 voorziene flexibiliteit, zorgt elke lidstaat ervoor dat de emissies niet hoger liggen dan de verwijderingen, berekend als de som van de totale emissies en verwijderingen op zijn grondgebied in de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land samengenomen, zoals geboekt overeenkomstig deze verordening.

Tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 zorgen de lidstaten ervoor dat, als minimumnorm, de emissies niet hoger liggen dan de verwijderingen, berekend als de som van de totale emissies en verwijderingen op zijn grondgebied in de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land samengenomen, zoals geboekt overeenkomstig deze verordening.

Amendement     26

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Om te voldoen aan de langetermijnverbintenissen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs, dienen de lidstaten overeenkomstig de in Verordening (betreffende de governance van de energie-unie, COM(2016)759) bepaalde procedure bij de Commissie een actieplan in, dat langetermijndoelstellingen bevat om de verwijderingen, de koolstofreservoirs en het duurzaam bosbeheer te versterken.

Amendement     27

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis.  Bij de voorbereiding van hun nationale boekhouding zorgen de lidstaat ervoor dat de landgebruikactiviteiten coherent zijn met de diversiteits- en bosstrategieën van de EU.

Amendement     28

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  In afwijking van het voorschrift om de in artikel 5, lid 3, vastgestelde standaardperiode toe te passen, mag een lidstaat dertig jaar na de datum van omzetting van bouwland, grasland, wetlands, woongebied of overig land in bosgrond, dergelijk land overdragen van de overeenkomstige categorie land omgezet in bosgrond naar de categorie bosgrond die bosgrond blijft.

2.  In afwijking van het voorschrift om de in artikel 5, lid 3, vastgestelde standaardperiode toe te passen, mag een lidstaat dertig jaar na de datum van omzetting van bouwland, grasland, wetlands, woongebied of overig land in bosgrond, dergelijk land overdragen van de overeenkomstige categorie land omgezet in bosgrond naar de categorie bosgrond die bosgrond blijft. Besluiten om deze afwijking toe te staan, dienen gebaseerd te zijn op de IPCC-richtsnoeren en dienen goedgekeurd te worden door het beoordelingsteam dat op grond van artikel 8, lid 5, is samengesteld.

Amendement     29

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten die ervoor hebben gekozen beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van hun verbintenissen, geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

4.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

Amendement     30

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten bepalen het nieuwe referentieniveau voor bossen op basis van de in bijlage IV, deel A, vastgestelde criteria. Zij dienen bij de Commissie voor de periode 2021-2025 uiterlijk 31 december 2018 en voor de periode 2026-2030 uiterlijk 30 juni 2023 een nationaal boekhoudkundig plan voor bosbouw in met daarin een nieuw referentieniveau voor bossen.

De lidstaten bepalen het nieuwe referentieniveau voor bossen op basis van de in bijlage IV, deel A, vastgestelde criteria. Zij dienen bij de Commissie voor de periode 2021-2025 uiterlijk 31 december 2018 en voor de periode 2026-2030 uiterlijk 30 juni 2023 een nationaal boekhoudkundig plan voor bosbouw in met daarin een nieuw referentieniveau voor bossen. Op vraag van de lidstaten verstrekt de Commissie ondersteuning en technische bijstand.

Amendement     31

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een voorstel voor een nieuw referentieniveau voor bossen, gebaseerd op de voortzetting van de huidige praktijk en intensiteit van het bosbeheer, zoals voor de periode 1990-2009 per type bos en per leeftijdsklasse in nationale bossen gedocumenteerd, en uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar.

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een voorstel voor een nieuw referentieniveau voor bossen, gebaseerd op de huidige praktijk van het bosbeheer, zoals tot 2017 voor de periode 2021-2025 en tot 2022 voor de periode 2026-2030 per type bos en per leeftijdsklasse in nationale bossen gedocumenteerd, en uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar.

Amendement     32

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw wordt openbaar gemaakt en wordt aan een openbare raadpleging onderworpen.

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw wordt openbaar gemaakt, onder meer door het online te publiceren, en wordt aan een openbare raadpleging onderworpen.

Amendement     33

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten tonen de consistentie aan tussen enerzijds de methoden en gegevens die in het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bij de opstelling van het referentieniveau voor bossen zijn gebruikt en anderzijds de methoden en gegevens die voor de rapportage over beheerde bosgrond zijn gebruikt. Een lidstaat dient uiterlijk aan het einde van de periode 2021-2025 of van de periode 2026-2030 bij de Commissie een technische correctie van zijn referentieniveau in indien nodig om de consistentie te bewaren.

4.  De lidstaten tonen de consistentie aan tussen enerzijds de methoden en gegevens die in het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bij de opstelling van het referentieniveau voor bossen zijn gebruikt en anderzijds de methoden en gegevens die voor de rapportage over beheerde bosgrond zijn gebruikt. De gebruikte gegevens moeten de meest recente en geverifieerde geboekte gegevens zijn over de toestand van landgebruik en bossen. Een lidstaat dient uiterlijk aan het einde van de periode 2021-2025 of van de periode 2026-2030 bij de Commissie een technische correctie van zijn referentieniveau in indien nodig om de consistentie te bewaren, alsook om positieve input te rapporteren ten gevolge van de maatregelen voor duurzaam bosbeheer die in werking waren op het moment dat het niveau werd bepaald.

Amendement     34

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5.  De Commissie evalueert het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw en de technische correcties, en beoordeelt in welke mate de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen volgens de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften zijn bepaald. Voor zover nodig om naleving van de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften te verzekeren, kan de Commissie de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen herberekenen.

5.  Een beoordelingsteam van deskundigen van de Commissie en van de lidstaten evalueert het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw en de technische correcties, en beoordeelt in welke mate de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen volgens de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften zijn bepaald. De lidstaten verstrekken het beoordelingsteam alle gevraagde gegevens en informatie voor het uitvoeren van de evaluatie en de beoordeling. Voor zover nodig om naleving van de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften te verzekeren, kan de betrokken lidstaat de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen herberekenen. Met oog op meer transparantie stelt de Commissie een syntheseverslag met aanbevelingen op, dat zij onder meer online publiek beschikbaar stelt.

Amendement     35

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen in het licht van de krachtens lid 5 uitgevoerde evaluatie, teneinde de referentieniveaus voor bossen van de lidstaten bij te werken op basis van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw of de ingediende technische correcties, en eventuele herberekeningen die in het kader van de evaluatie zijn gemaakt. Tot de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling blijven de in bijlage II gespecificeerde referentieniveaus voor bossen van de lidstaat van toepassing voor de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030.

6.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen in het licht van de krachtens lid 5 uitgevoerde evaluatie, teneinde de referentieniveaus voor bossen van de lidstaten bij te werken op basis van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw of de ingediende technische correcties, en eventuele herberekeningen die in het kader van de evaluatie zijn gemaakt. De eerste gedelegeerde handelingen op basis van wat de lidstaten op grond van lid 3 hebben ingediend, worden uiterlijk op 31 december 2019 aangenomen. Tot de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling blijven de in bijlage II gespecificeerde referentieniveaus voor bossen van de lidstaat van toepassing voor de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030.

Amendement     36

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – lid 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten geven in uit hoofde artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1, opgestelde boekhoudingen inzake geoogste houtproducten de emissies en verwijderingen weer die het gevolg zijn van veranderingen in de voorraad geoogste houtproducten die vallen onder de volgende categorieën, en maken daarbij gebruik van de in bijlage V gespecificeerde functie voor eerste-ordeafname, methoden en standaardhalfwaardetijden:

De lidstaten nemen de emissies en verwijderingen op die het gevolg zijn van de veranderingen in de voorraad geoogste houtproducten die vallen onder de volgende categorieën, en maken daarbij gebruik van de in bijlage V gespecificeerde functie voor eerste-ordeafname, methoden en standaardhalfwaardetijden:

Amendement     37

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2019 overeenkomstig artikel 14 een gedelegeerde handeling vast om de categorieën in de voorraad van geoogste houtproducten aan te vullen met producten die een gunstige uitwerking op de vervanging hebben, waarbij zij rekening houdt met de input van de lidstaten over landspecifieke subcategorieën. Die actualisering moet geschieden op basis van de IPCC-richtsnoeren en moet de milieu-integriteit van de LULUCF-boekhouding in de Unie garanderen.

Amendement     38

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis.  Een beoordeling van de invloed van het flexibiliteitsmechanisme, zoals bepaald in dit artikel, wordt opgenomen in het in artikel 15 bedoelde verslag.

Amendement     39

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De Commissie voert een allesomvattende evaluatie van de nalevingsrapporten uit met het oog op beoordeling van de naleving van artikel 4.

2.  De Commissie voert een allesomvattende evaluatie van de nalevingsrapporten uit met het oog op beoordeling van de naleving van artikel 4, en motiveert eventuele verschillen.

Amendement     40

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  De Commissie registreert voor elke lidstaat de hoeveelheid emissies en verwijderingen door elke boekhoudkundige categorie land en zorgt voor correcte boeking bij gebruikmaking van de flexibiliteit overeenkomstig artikel 11 in het krachtens artikel 10 van Verordening (EU) nr. 525/2013 ingestelde register van de Unie. De centrale administrateur voert een geautomatiseerde controle uit op elke transactie uit hoofde van deze verordening en blokkeert, indien nodig, transacties om onregelmatigheden te vermijden. Deze informatie wordt voor het publiek toegankelijk gemaakt.

1.  De Commissie registreert voor elke lidstaat de hoeveelheid emissies en verwijderingen door elke boekhoudkundige categorie land en zorgt voor correcte boeking bij gebruikmaking van de flexibiliteit overeenkomstig artikel 11 in het krachtens artikel 10 van Verordening (EU) nr. 525/2013 ingestelde register van de Unie. De centrale administrateur voert een geautomatiseerde en exhaustieve controle uit op elke transactie uit hoofde van deze verordening en blokkeert, indien nodig, transacties om onregelmatigheden te vermijden. De lidstaat dient feedback en recht op antwoord te krijgen; een eventueel verzoek om correctie dient door de lidstaat binnen een redelijke termijn ingediend te worden. De Commissie registreert de traceerbaarheid hiervan en maakt deze informatie via het internet voor het publiek toegankelijk.

Amendement     41

Voorstel voor een verordening

Artikel 14 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De in de artikelen 3, 5, 8, 10 en 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

2.  De in de artikelen 3, 5, 8, 9, 10 en 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van 5 jaar met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

Amendement     42

Voorstel voor een verordening

Artikel 14 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april 2016.

4.  Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april 2016, en streven zij naar een gezamenlijk standpunt.

Amendement     43

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie brengt uiterlijk 28 februari 2024 en daarna om de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, haar bijdrage aan de overkoepelende EU-doelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies tegen 2030 en haar bijdrage aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en kan passende voorstellen indienen.

Binnen zes maanden na de faciliterende dialoog die in het kader van het UNFCCC zal plaatsvinden in 2018, in 2024 en om de vijf jaar daarna, dient de Commissie een verslag over het functioneren van deze verordening in bij het Europees Parlement en de Raad over haar bijdrage aan de overkoepelende EU-doelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies tegen 2030 en haar bijdrage aan de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en kan passende voorstellen indienen om deze verordening en de ambitie ervan te actualiseren in lijn met de ontwikkelingen die uit de faciliterende dialoog in het kader van het UNFCCC voortvloeien en de recentste wetenschappelijke bevindingen van de IPCC.

Amendement     44

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter a bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

a bis)  de referentieniveaus dragen bij tot het op peil houden of vergroten van het koolstofreservoir van de bossen, waarbij evenwel een duurzame jaarlijkse hout-, vezel- of energieopbrengst uit bosbouw verzekerd moet worden;

Amendement     45

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c)  de referentieniveaus zorgen voor een solide en geloofwaardige boekhouding om te garanderen dat emissies en verwijderingen afkomstig van biomassagebruik naar behoren worden geboekt;

c)  de referentieniveaus zorgen voor een solide en geloofwaardige boekhouding van beheerde bosgrond om te garanderen dat emissies en verwijderingen afkomstig van biomassagebruik naar behoren worden geboekt;

Amendement     46

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d)  de referentieniveaus omvatten het koolstofreservoir van geoogste houtproducten, waarbij een vergelijking wordt geboden tussen de situatie met aanname van instantane oxidatie en de situatie waarin de functie voor eerste-ordeafname en standaardhalfwaardetijden worden toegepast;

Schrappen

Amendement     47

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e)  de referentieniveaus houden rekening met de doelstelling om bij te dragen aan de instandhouding van de biodiversiteit en het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen, zoals vastgesteld in de EU-bosstrategie, het nationale bosbeleid van de lidstaten en de EU-biodiversiteitsstrategie;

e)  de referentieniveaus houden rekening met de doelstelling om bij te dragen aan de instandhouding van de biodiversiteit en het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen, zoals vastgesteld in de EU-bosstrategie, de nationale bosbeleidsprogramma's en -maatregelen van de lidstaten, de EU-biodiversiteitsstrategie en de EU-bio-economiestrategie;

Amendement     48

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter g bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

g bis)  de referentieniveaus verzekeren dat de constructie niet indirect gebaseerd is op veronderstellingen of schattingen op basis van beleidsmaatregelen van de lidstaten of van de EU, noch op veronderstellingen of schattingen op basis van veronderstelde toekomstige veranderingen in het beleid van de lidstaten of van de EU.

PROCEDURE VAN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Opname van broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering

Document- en procedurenummers

COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

12.9.2016

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

ITRE

12.9.2016

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Marisa Matias

5.10.2016

Behandeling in de commissie

28.11.2016

22.3.2017

 

 

Datum goedkeuring

30.5.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

44

13

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Bendt Bendtsen, Xabier Benito Ziluaga, José Blanco López, Reinhard Bütikofer, Jerzy Buzek, Angelo Ciocca, Edward Czesak, Jakop Dalunde, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Ashley Fox, Adam Gierek, Theresa Griffin, Hans-Olaf Henkel, Kaja Kallas, Krišjānis Kariņš, Seán Kelly, Jaromír Kohlíček, Peter Kouroumbashev, Miapetra Kumpula-Natri, Janusz Lewandowski, Paloma López Bermejo, Edouard Martin, Angelika Mlinar, Nadine Morano, Dan Nica, Angelika Niebler, Morten Helveg Petersen, Miroslav Poche, Michel Reimon, Herbert Reul, Paul Rübig, Massimiliano Salini, Algirdas Saudargas, Jean-Luc Schaffhauser, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Henna Virkkunen, Lieve Wierinck, Anna Záborská, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Soledad Cabezón Ruiz, Jude Kirton-Darling, Constanze Krehl, Barbara Kudrycka, Olle Ludvigsson, Florent Marcellesi, Marian-Jean Marinescu, Marisa Matias, Markus Pieper, Anne Sander, Pavel Telička, Anneleen Van Bossuyt

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Fabio Massimo Castaldo, Nicola Danti, Gabriele Preuß

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

44

+

ALDE

Kaja Kallas, Angelika Mlinar, Morten Helveg Petersen, Pavel Telicka, Lieve Wierinck

ECR

Edward Czesak, Ashley Fox, Hans-Olaf Henkel, Evžen Tošenovský, Anneleen van Bossuyt

PPE

Bendt Bendtsen, Jerzy Buzek, Christian Ehler, Krišjānis Kariņš, Seán Kelly, Barbara Kudrycka, Janusz Lewandowski, Marian-Jean Marinescu, Nadine Morano, Angelika Niebler, Markus Pieper, Herbert Reul, Paul Rübig, Massimiliano Salini, Anne Sander, Algirdas Saudargas, Vladimir Urutchev, Henna Virkkunen, Anna Záborská, Pilar del Castillo Vera

S&D

José Blanco López, Soledad Cabezón Ruiz, Adam Gierek, Theresa Griffin, Jude Kirton-Darling, Peter Kouroumbashev, Constanze Krehl, Miapetra Kumpula-Natri, Olle Ludvigsson, Edouard Martin, Dan Nica, Miroslav Poche, Gabriele Preuβ, Flavio Zanonato

13

-

EFDD

Fabio Massimo Castaldo

ENF

Angelo Ciocca, Jean-Luc Schaffhauser

GUE/NGL

Xabier Benito Ziluaga, Jaromír Kohlícek, Paloma López Bermejo, Marisa Matias

S&D

Carlos Zorrinho

Verts/ALE

Reinhard Bütikofer, Jakop Dalunde, Florent Marcellesi, Michel Reimon, Claude Turmes

1

0

S&D

Kathleen Van Brempt

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (1.6.2017)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering
(COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD))

Rapporteur voor advies: Elisabeth Köstinger

BEKNOPTE MOTIVERING

Voor een succesvolle overgang naar een koolstofarme economie is een stabiel beleidskader voor klimaat nodig. Om het proces voor een koolstofarme samenleving tot stand te brengen en op duurzame wijze om te zetten, moeten alle sectoren een bijdrage leveren. Met het oog op een toekomstgericht klimaatbeleid is het dan ook van belang om de LULUCF-sectoren te betrekken bij het beleid inzake klimaatbescherming van de Europese Unie na 2021.

Land- en bosbouw vervullen een ecologische, economische en sociale functie in de samenleving. Deze multifunctionele rol van duurzame landbouw en duurzaam bosbeheer moet naar voren komen in het Europese klimaatbeleid. Stimulansen voor het terugdringen van broeikasgassen moeten dan ook in overeenstemming zijn met de garantie van voorzieningszekerheid en een duidelijke stellingname vormen voor Europa als productieplaats voor duurzame levensmiddelen en biomassa. Landbouw en het duurzame gebruik van biomassa staan niet haaks op de klimaatambities maar moeten juist als deel van de oplossing beschouwd worden.

Om tot een eerlijk uitgangspunt te komen, moeten de in een vroeg stadium geboekte prestaties van de sector zonder meer in acht worden genomen. De Europese landbouw heeft zijn emissies sinds 1990 al met 24 % teruggebracht.

Tegelijkertijd is het cruciaal om een duidelijk onderscheid te maken tussen fossiele en biogene broeikasgassen. Land- en bosbeheer mogen niet worden gedegradeerd tot CO2-put voor andere emittenten. Het vervangingseffect van bio-energie, bio-economie en het gebruik van houtproducten moet worden onderkend. De aanzwengeling van de "groene economie" is essentieel voor het halen van de klimaatdoelstellingen.

Daarbij zijn de volgende wijzigingen op het Commissievoorstel van belang:

1) Degenen die het voortouw nemen op het vlak van duurzame landbouw mogen niet gestraft worden.

De lidstaten die de voorgaande jaren al agro-milieumaatregelen genomen hebben, moeten de mogelijkheid krijgen die in aanmerking te nemen bij de berekening van het basisjaar voor de landbouw.

2) Op het vlak van bosgrond en duurzaam bosbeheer zijn er aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten.

Het is dan ook zaak niet alleen met behulp van bebossingsmaatregelen in te zetten op de positieve effecten voor klimaatbescherming, maar vooral ook in te zien dat duurzaam bosbeheer en het gebruik van biomassa een gunstige invloed hebben op klimaatbescherming.

3) Bij het vaststellen van het referentieniveau voor bossen moet een systeem ontwikkeld worden dat recht doet aan het subsidiariteitsbeginsel.

Een duurzaam gebruik van biomassa, de omzetting van een bio-economiestrategie van de EU en de zekerheid van de energievoorziening moeten door de lidstaten als criteria voor het bepalen van streefwaarden worden gehanteerd. Zoals al in het verslag van het Europees Parlement over een nieuwe Europese bosstrategie[1] werd benadrukt, moet het Permanente Comité voor de bosbouw een grotere rol krijgen en door de Commissie in het kader van technische ondersteuning worden geraadpleegd.

4)  Gedelegeerde handelingen mogen alleen worden ingezet voor het wijzigen van niet-essentiële elementen van de basishandeling.

AMENDEMENTEN

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement    1

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  Op 10 juni 2016 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor de ratificatie van de Overeenkomst van Parijs door de EU. Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend. 10

(3)  De Raad heeft de Overeenkomst van Parijs op 5 oktober 2016 geratificeerd, na de instemming van het Europees Parlement van 4 oktober 2016. De Overeenkomst van Parijs is in werking getreden op 4 november 2016 met als doel de wereldwijde temperatuursstijging ruim onder 2°C te houden ten opzichte van het pre-industriële niveau en inspanningen te leveren om de temperatuursstijging te beperken tot 1,5°C boven het pre-industriële niveau, op een wijze die de voedselproductie en de voedselzekerheid niet in gevaar brengt. In de overeenkomst wordt tevens benadrukt hoe belangrijk het duurzaam beheer van bossen is om de doelstelling van een balans tussen emissies en verwijderingen te halen. Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de uitvoering van de verbintenis van de Unie tot emissiereductie in de gehele economie, zoals bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ingediend. 10

__________________

__________________

10 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

10 http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx

Motivering

Een actualisering van de tekst naar aanleiding van de ratificering van de Overeenkomst van Parijs is essentieel. Tevens moet overweging 3 worden aangevuld met een verwijzing naar artikel 2, lid 1 ter van de Overeenkomst van Parijs over voedselproductie en naar artikel 5 over de rol van het duurzaam beheer van bossen om de doelstelling van een balans tussen emissies en verwijderingen te halen.

Amendement    2

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus. Om dit doel te bereiken, moeten de partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden.

(4)  De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim beneden 2 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, en om in te zetten op een maximale stijging van 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus. Zij is tevens erop gericht het vermogen te vergroten om zich aan de negatieve gevolgen van klimaatverandering aan te passen en de klimaatbestendigheid en de ontwikkeling van een lage uitstoot van broeikasgassen te bevorderen op een wijze die de voedselproductie niet in gevaar brengt. Om het doel van de Overeenkomst van Parijs te bereiken, moeten de partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en aanhouden. De Overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak die in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997 is aangenomen en die na 2020 niet zal worden voortgezet. In de Overeenkomst van Parijs wordt ook opgeroepen om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken, en worden de partijen verzocht maatregelen te treffen om, indien van toepassing, putten en reservoirs van broeikasgassen, waaronder bossen, in stand te houden en uit te breiden. De partijen erkennen dat voor mitigatie- en adaptatiemaatregelen een volledig transparante benadering dient te worden gevolgd, waarbij rekening wordt gehouden met ecosystemen, en dat deze maatregelen dienen te worden genomen uitgaande van en aangestuurd door de best beschikbare wetenschappelijke kennis.

Motivering

Aanvulling op de overweging over de Overeenkomst van Parijs met een verwijzing naar artikel 2, lid 1, onder b), ervan om te onderstrepen dat de sector vele doelstellingen en uitdagingen heeft, alsook naar artikel 7.

Amendement    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis)  Om de negatieve emissies te bewerkstelligen die nodig zijn om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen, dienen de verwijderingen van broeikasgassen uit de atmosfeer door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) robuust te zijn en niet alleen te worden gebruikt om emissiebeperkingen uit andere bronnen te compenseren. Aangezien verwijderingen door LULUCF omkeerbaar zijn, mogen ze niet worden gebruikt om emissies te compenseren en moeten ze als een afzonderlijke pijler van het klimaatbeleid van de Unie worden behandeld.

Amendement    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5)  Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 23-24 oktober 2014 werden ook de verschillende doelstellingen van de sectoren landbouw en landgebruik, waarvan het mitigatiepotentieel lager is, onderkend, evenals de noodzaak om voor coherentie tussen de doelstellingen van de Unie inzake voedselzekerheid en die inzake klimaatverandering te zorgen. De Europese Raad heeft de Commissie verzocht te bekijken wat de beste manier is om een duurzame intensivering van de voedselproductie aan te moedigen en tegelijkertijd de bijdrage die de sector levert aan mitigatie en vastlegging van broeikasgassen, ook via bebossing, te optimaliseren en om zodra de technische voorwaarden dat mogelijk maken, en in ieder geval vóór 2020, een beleid te bepalen over de wijze waarop landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in het kader voor broeikasgasmitigatie 2030 moeten worden opgenomen.

(5)  Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 23-24 oktober 2014 werden ook de verschillende doelstellingen van de sectoren landbouw en landgebruik, waarvan het mitigatiepotentieel lager is, onderkend, evenals de noodzaak om voor coherentie tussen de doelstellingen van de Unie inzake voedselzekerheid en die inzake klimaatverandering te zorgen. Bovendien werkt de invoering van technologische oplossingen in landbouw en bosbouw productieverhoging en vermindering van de ecologische voetafdruk in de hand. De Europese Raad heeft de Commissie verzocht te bekijken wat de beste manier is om een duurzame intensivering van de voedselproductie aan te moedigen en tegelijkertijd de bijdrage die de sector levert aan mitigatie en vastlegging van broeikasgassen, ook via bebossing, te optimaliseren en om zodra de technische voorwaarden dat mogelijk maken, en in ieder geval vóór 2020, een beleid te bepalen over de wijze waarop landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in het kader voor broeikasgasmitigatie 2030 moeten worden opgenomen.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  De LULUCF-sector kan op verschillende manieren tot mitigatie van klimaatverandering bijdragen, met name door emissiereducties te verwezenlijken en putten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging, is het van essentieel belang dat koolstofreservoirs voor lange termijn stabiel en aanpasbaar zijn.

(6)  In de strijd tegen klimaatverandering bestaat de uitdaging erin de huidige CO2-niveaus in de atmosfeer te verlagen en emissies te verminderen. De LULUCF-sector kan op verschillende manieren tot mitigatie van klimaatverandering bijdragen, met name door emissiereducties te verwezenlijken en putten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden, door fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare energiebronnen uit bosbiomassa en door het verwijderingspotentieel van biomaterialen uit duurzame bosbouw te benutten evenals hun vermogen om fossiele materialen te vervangen, rekening houdend met de volledige levenscyclus van die materialen, van de grondstoffenproductie tot de verschillende verwerkings- en productiefasen. De bio-economie en bio-energie zijn een onontbeerlijke stap op weg naar een fossielvrije en groene economie. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging, is het van essentieel belang dat koolstofreservoirs voor lange termijn stabiel en aanpasbaar zijn.

Amendement    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis)  Geavanceerde beheerspraktijken kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren tot het terugdringen van de broeikasgasemissies in de LULUCF-sector. Het bevorderen van innovatieve praktijken en het aanmoedigen van landeigenaren om geavanceerde beheerspraktijken te gebruiken, zoals precisielandbouw, precisiebosbouw en slimme landbouw, zijn potentiële middelen om de lidstaten te helpen hun streefcijfers te halen.

Motivering

Precisielandbouw en -bosbouw kunnen de emissies verminderen door het gebruik van bijvoorbeeld brandstoffen, meststoffen en pesticiden te optimaliseren. Deze vorm van slimme landbouw is gunstig voor boeren, bosbeheerders en het milieu.

Amendement    7

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis)  Maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en nationaal beleid hebben gevolgen voor het emissieprofiel van bouwland, grasland en wetlands. Met betrekking tot de basisperiode voor de in deze verordening vastgelegde boekhoudkundige categorieën land moeten bij de berekening de agro-milieumaatregelen die de lidstaten tijdens die periode hebben getroffen in acht worden genomen.

Motivering

Het belang van de erkenning van agromilieumaatregelen bestaat erin dat lidstaten die vroeg optreden niet gestraft worden.

Amendement    8

Voorstel voor een verordening

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)  Emissies en verwijderingen door bosgrond hangen af van een aantal natuurlijke omstandigheden, van de structuur van de leeftijdsklassen en van de vroegere en huidige beheerspraktijken. Die factoren, en de cyclische effecten ervan op emissies en verwijderingen, alsmede de jaarlijkse schommelingen ervan, zouden niet tot uiting kunnen worden gebracht door een referentiejaar te hanteren. De desbetreffende boekhoudregels moeten in plaats daarvan voorzien in het gebruik van referentieniveaus, teneinde de gevolgen van natuurlijke en landspecifieke eigenschappen uit te sluiten. Bij gebrek aan internationale evaluatie in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, moet een evaluatieprocedure worden vastgesteld om transparantie te verzekeren en de kwaliteit van de boekhouding betreffende deze categorie te verbeteren.

(9)  Emissies en verwijderingen door bosgrond hangen af van een aantal natuurlijke omstandigheden, van de structuur van de leeftijdsklassen en van de vroegere en huidige beheerspraktijken, die per lidstaat aanzienlijk verschillen. Die factoren, en de cyclische effecten ervan op emissies en verwijderingen, alsmede de jaarlijkse schommelingen ervan, zouden niet tot uiting kunnen worden gebracht door een referentiejaar te hanteren. De desbetreffende boekhoudregels moeten in plaats daarvan voorzien in het gebruik van referentieniveaus, teneinde de gevolgen van natuurlijke en landspecifieke eigenschappen aan te pakken, zoals het feit dat de bossen in Kroatië niet konden worden beheerd omdat het grondgebied werd bezet, de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog en omstandigheden voor en na de oorlog. De desbetreffende boekhoudregels moeten ook zorgen voor samenhang en vereisten voor duurzaam bosbeheer van Forest Europe (ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa). Bij gebrek aan internationale evaluatie in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, moet een transparante procedure worden vastgesteld voor de lidstaten om de controleerbaarheid en de kwaliteit van de boekhouding betreffende deze categorie te verbeteren.

Amendement    9

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10)  Wanneer de Commissie ervoor kiest om bij de beoordeling van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw te worden bijgestaan door een beoordelingsteam van deskundigen overeenkomstig Besluit C(2016)3301 van de Commissie, moet hierbij worden voortgebouwd op de goede praktijken en ervaring van de beoordelingen door deskundigen in het kader van het UNFCCC, onder andere wat betreft deelname van nationale deskundigen en aanbevelingen, en moet een voldoende groot aantal deskundigen uit de lidstaten worden gekozen.

(10)  De procedure voor het vaststellen van het referentieniveau voor bossen door de lidstaten moet transparant zijn en worden afgestemd op de vereisten voor duurzaam bosbeheer van Forest Europe (ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa)1 bis. De Commissie moet de lidstaten helpen bij het voortbouwen op de goede praktijken en ervaring van de beoordelingen door deskundigen in het kader van het UNFCCC. In deze context is het passend als de Commissie technische ondersteuning biedt bij de controle op de naleving van de criteria in bijlage IV, na raadpleging van het Permanent Comité voor de bosbouw dat is opgericht bij Beschikking 89/367/EEG1 ter van de Raad.

 

__________________

 

1 bis Forest Europe – ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa, internationaal onderhandelingscomité voor de sluiting van een juridisch bindende overeenkomst over de bossen in Europa: http://www.foresteurope.org/.

 

1 ter Beschikking 89/367/EEG van de Raad van 29 mei 1989 tot instelling van een Permanent Comité voor de bosbouw (PB L 165 van 15.6.1989, blz. 14).

Amendement    10

Voorstel voor een verordening

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11)  In de internationaal overeengekomen IPCC-richtsnoeren staat dat in de energiesector emissies uit de verbranding van biomassa als nul mogen worden geboekt op voorwaarde dat deze emissies worden geboekt in de LULUCF-sector. Aangezien in de EU emissies uit de verbranding van biomassa krachtens artikel 38 van Verordening (EU) nr. 601/2012 en de bepalingen van Verordening (EU) nr. 525/2013 als nul worden geboekt, kan consistentie met de IPCC-richtsnoeren enkel worden gegarandeerd als deze emissies correct onder deze verordening vallen.

(11)  In de internationaal overeengekomen IPCC-richtsnoeren staat dat in de energiesector emissies uit de verbranding van biomassa als nul mogen worden geboekt op voorwaarde dat deze emissies worden geboekt in de LULUCF-sector. Aangezien in de Unie emissies uit de verbranding van biomassa krachtens artikel 38 van Verordening (EU) nr. 601/2012 en de bepalingen van Verordening (EU) nr. 525/2013 als nul worden geboekt, kan consistentie met de IPCC-richtsnoeren enkel worden gegarandeerd als deze emissies correct onder deze verordening vallen. De boekhoudkundige regels die zijn vastgelegd in deze verordening mogen geen obstakel vormen voor het gebruik van duurzame biomassa in de energiesector door middel van het genereren van emissies in de LULUCF-sector.

Motivering

Het potentieel van bio-energie ter vervanging van fossiele brandstoffen moet op de juiste wijze worden belicht.

Amendement    11

Voorstel voor een verordening

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12)  Door méér in te zetten op duurzaam gebruik van geoogste houtproducten kunnen emissies van broeikasgassen in de atmosfeer fors worden beperkt en meer broeikasgassen uit de atmosfeer worden verwijderd. De boekhoudregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten nauwkeurig in de boekhouding de wijzigingen in de voorraden geoogste houtproducten weergeven wanneer zij zich voordoen, om stimulansen te bieden voor het gebruik van geoogste houtproducten met lange levenscycli. De Commissie moet richtsnoeren bieden voor methodologische kwesties met betrekking tot boekhouding voor geoogste houtproducten.

(12)  Door méér in te zetten op duurzaam gebruik van geoogste houtproducten kunnen emissies van broeikasgassen fors worden beperkt vanwege het vervangingseffect (rekening houdend met de energie- en CO2-intensiteit van andere sectoren, bv. cementproductie is verantwoordelijk voor ongeveer 8 % van de wereldwijde CO2-emissies), en meer broeikasgassen uit de atmosfeer worden verwijderd. De boekhoudregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten nauwkeurig in de boekhouding de wijzigingen in de voorraden geoogste houtproducten weergeven wanneer zij zich voordoen, en om stimulansen te erkennen, verwelkomen en bevorderen voor het gebruik van geoogste houtproducten met lange levenscycli, en aldus het gebruik van andere, niet biologisch afbreekbare materialen, zoals kunststof, te verminderen. De Commissie moet richtsnoeren bieden voor methodologische kwesties met betrekking tot boekhouding voor geoogste houtproducten.

Amendement    12

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)  Natuurlijke verstoringen, zoals ongecontroleerde bosbranden, insecten- en ziekteplagen, extreme weersomstandigheden en geologische verstoringen die buiten de controle van een lidstaat vallen of niet door deze wezenlijk beïnvloed worden, kunnen in de LULUCF-sector leiden tot broeikasgasemissies van tijdelijke aard of kunnen eerdere verwijderingen ongedaan maken. Aangezien een ongedaanmaking ook het resultaat kan zijn van beheersbesluiten, zoals besluiten om bomen te kappen of te planten, moet deze verordening ervoor zorgen dat een door de mens veroorzaakte ongedaanmaking van verwijderingen altijd nauwkeurig wordt weerspiegeld in de LULUCF-boekhouding. Bovendien moet deze verordening de lidstaten een beperkte mogelijkheid bieden om emissies die het gevolg zijn van verstoringen waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, uit de LULUCF-boekhouding uit te sluiten. Echter, de manier waarop de lidstaten die bepalingen toepassen, mag niet leiden tot onnodige onderschattingen in de boekhouding.

(13)  Natuurlijke verstoringen, zoals ongecontroleerde bosbranden, insecten- en ziekteplagen, extreme weersomstandigheden en geologische verstoringen die buiten de controle van een lidstaat vallen of niet door deze wezenlijk beïnvloed worden, kunnen in de LULUCF-sector leiden tot broeikasgasemissies van tijdelijke aard of kunnen eerdere verwijderingen ongedaan maken. Aangezien een ongedaanmaking ook het resultaat kan zijn van beheersbesluiten, zoals besluiten om bomen te kappen of te planten, moet deze verordening ervoor zorgen dat een door de mens veroorzaakte ongedaanmaking van verwijderingen altijd nauwkeurig wordt weerspiegeld in de LULUCF-boekhouding. Bovendien moet deze verordening de lidstaten een mogelijkheid bieden om emissies die het gevolg zijn van verstoringen waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, uit de LULUCF-boekhouding uit te sluiten. Echter, de manier waarop de lidstaten die bepalingen toepassen, mag niet leiden tot onnodige onderschattingen in de boekhouding en mag de lidstaten niet ontmoedigen preventieve maatregelen te nemen om het risico van natuurlijke verstoringen te beperken.

Amendement    13

Voorstel voor een verordening

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14)  Afhankelijk van de nationale voorkeuren moeten de lidstaten adequate nationale beleidskeuzes kunnen maken voor de nakoming van hun verbintenissen voor LULUCF, met inbegrip van de mogelijkheid om emissies door een categorie land te compenseren met verwijderingen door een andere categorie land. Zij moeten ook de nettoverwijderingen gedurende de periode 2021-2030 kunnen samenvoegen. De handel tussen de lidstaten moet worden voorgezet als aanvullende mogelijkheid tot naleving. Gezien de praktijk in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, moet een lidstaat eveneens de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van zijn extra prestaties krachtens Verordening [] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en om aan de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, teneinde de naleving van zijn verbintenis krachtens deze verordening te garanderen.

(14)  Afhankelijk van de nationale voorkeuren moeten de lidstaten adequate nationale beleidskeuzes kunnen maken voor de nakoming van hun verbintenissen voor LULUCF, met inbegrip van de mogelijkheid om emissies door een categorie land te compenseren met verwijderingen door een andere categorie land. Zij moeten ook de nettoverwijderingen gedurende de periode 2021-2030 kunnen samenvoegen. De handel tussen de lidstaten moet worden voorgezet als aanvullende mogelijkheid tot naleving. Gezien de praktijk in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, moet een lidstaat eveneens de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van zijn extra prestaties krachtens Verordening nr. (EU) .../... betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en om aan de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, waarbij wel een duidelijk onderscheid wordt gegarandeerd tussen emissies en verwijderingen van fossiele en biogene broeikasgassen. Daarom moeten de jaarlijkse nettoverwijderingen van ontbost land, bebost land, beheerde bosgrond, beheerd bouwland en beheerd grasland beperkt worden tot de landbouw. De lidstaten moeten tot 425 miljoen ton nettoverwijderingen uit hoofde van onderhavige verordening kunnen gebruiken met het oog op de naleving van hun verbintenissen in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen.

Amendement    14

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18)  Om te zorgen voor een passende boeking van de transacties in het kader van deze verordening, met inbegrip van gebruikmaking van de flexibiliteit en naleving van de traceerbaarheid, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de technische aanpassing van definities, waarden, lijsten van broeikasgassen en koolstofreservoirs, de bijwerking van referentieniveaus, de boeking van transacties en de revisie van de voorschriften inzake methodologie en informatie. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie tot instelling van een EU-register. De nodige bepalingen moeten worden opgenomen in één enkel rechtsinstrument waarin de boekhoudkundige bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 525/2013, Verordening [] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en deze verordening worden gecombineerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(18)  Om te zorgen voor een passende boeking van de transacties in het kader van deze verordening, met inbegrip van gebruikmaking van de flexibiliteit en naleving van de traceerbaarheid, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de technische aanpassing van definities, waarden, lijsten van broeikasgassen en koolstofreservoirs, de bijwerking van de categorieën in de voorraad geoogste houtproducten, de boeking van transacties en de revisie van de voorschriften inzake methodologie en informatie teneinde veranderingen in de IPCC-richtsnoeren, zoals vastgesteld door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs, te weerspiegelen. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie tot instelling van een EU-register. De nodige bepalingen moeten worden opgenomen in één enkel rechtsinstrument waarin de boekhoudkundige bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 20031 bis, Verordening (EU) nr. 525/2013, Verordening nr. (EU) .../... betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en deze verordening worden gecombineerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 20161 ter. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

________________

 

1 bis Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

 

1 ter PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

Amendement    15

Voorstel voor een verordening

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19)  Deze verordening moet in 2024 en daarna om de 5 jaar worden geëvalueerd om de algehele werking ervan te beoordelen. Bij een dergelijke evaluatie kan ook rekening worden gehouden met de resultaten van de algemene inventarisatie in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

(19)  In het licht van de faciliterende dialoog in 2018 brengt de Commissie uiterlijk 28 februari 2019 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toereikendheid van het ambitieniveau van deze verordening. Deze verordening moet in 2023 en daarna om de jaar worden geëvalueerd om de algehele werking ervan te beoordelen. Bij een dergelijke evaluatie kan ook rekening worden gehouden met de resultaten van de algemene inventarisatie in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Deze verordening is van toepassing op emissies en verwijderingen van de in bijlage I, deel A, opgesomde broeikasgassen, zoals gerapporteerd krachtens artikel 7 van Verordening (EU) nr. 525/2013, die zich op het grondgebied van de lidstaten tijdens de periode 2021-2030 voordoen in de volgende boekhoudkundige categorieën land:

1.  Deze verordening is van toepassing op emissies en verwijderingen van de in bijlage I, deel A, opgesomde broeikasgassen, zoals gerapporteerd krachtens artikel 7 van Verordening (EU) nr. 525/2013, die zich op het grondgebied van de lidstaten tijdens de periode 2021-2030 voordoen in de volgende boekhoudkundige categorieën land en andere boekhoudkundige categorieën:

Amendement    17

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 1 – letter e bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

e bis)  geoogste houtproducten.

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 1 – letter g bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

g bis)  Het referentieniveau voor bossen is de raming van de gemiddelde jaarlijkse netto-emissies of -verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond op het grondgebied van een lidstaat tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030.

Motivering

De definitie van het referentieniveau voor bossen in artikel 8, lid 1, dient te worden vastgesteld in artikel 3, samen met de andere definities.

Amendement    19

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 2 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de definities in lid 1 aan te passen aan wetenschappelijke ontwikkelingen en de technische vooruitgang, teneinde te zorgen voor consistentie tussen die definities en wijzigingen in de relevante definities in de door de IPCC opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren").

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de definities in lid 1 aan te passen teneinde te zorgen voor consistentie tussen die definities en wijzigingen in de relevante definities in de door de IPCC opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen uit 2006 ("IPCC-richtsnoeren"), zoals vastgesteld door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement    20

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030, rekening houdend met de in artikel 11 voorziene flexibiliteit, zorgt elke lidstaat ervoor dat de emissies niet hoger liggen dan de verwijderingen, berekend als de som van de totale emissies en verwijderingen op zijn grondgebied in de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land samengenomen, zoals geboekt overeenkomstig deze verordening.

Tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030, rekening houdend met de in artikel 11 voorziene flexibiliteit, zorgt elke lidstaat ervoor dat de emissies niet hoger liggen dan de verwijderingen, berekend als de som van de totale emissies en verwijderingen op zijn grondgebied in de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land en andere categorieën samengenomen, zoals geboekt overeenkomstig deze verordening.

Amendement    21

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Iedere lidstaat zorgt voor het opstellen en bijhouden van een boekhouding waarin de emissies en verwijderingen afkomstig van de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land correct worden weerspiegeld. De lidstaten garanderen de nauwkeurigheid, volledigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en transparantie van de boekhouding en van andere gegevens die in het kader van deze verordening worden verstrekt. De lidstaten geven emissies met een plusteken (+) en verwijderingen met een minteken (-) aan.

1.  Iedere lidstaat zorgt voor het opstellen en bijhouden van een boekhouding waarin de emissies en verwijderingen afkomstig van de in artikel 2 genoemde boekhoudkundige categorieën land en andere categorieën correct worden weerspiegeld, overeenkomstig de door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs vastgestelde rapportagerichtsnoeren voor de periode 2021-2030. De lidstaten garanderen de nauwkeurigheid, volledigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en transparantie van de boekhouding en van andere gegevens die in het kader van deze verordening worden verstrekt. De lidstaten geven emissies met een plusteken (+) en verwijderingen met een minteken (-) aan.

Amendement    22

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De lidstaten voorkomen dubbeltelling van emissies en verwijderingen, met name door emissies en verwijderingen afkomstig van meer dan één boekhoudkundige categorie land onder slechts één categorie te boeken.

2.  De lidstaten voorkomen dubbeltelling van emissies en verwijderingen, met name door emissies en verwijderingen afkomstig van meer dan één boekhoudkundige categorie onder slechts één categorie te boeken.

Motivering

Er is voorgesteld om geoogste houtproducten op te nemen als een aparte inventaris- en boekhoudkundige categorie. Dit is in overeenstemming met de IPCC-richtsnoeren uit 2006 en de rapportagepraktijk van het UNFCCC. Als gevolg daarvan moeten de leden 1, 2 en 4 van artikel 5 worden gewijzigd.

Amendement    23

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten nemen in hun boekhoudingen voor elke boekhoudkundige categorie land alle wijzigingen in de koolstofvoorraad van de in bijlage I, deel B, opgesomde koolstofreservoirs op. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om wijzigingen in de koolstofvoorraad van koolstofreservoirs niet in hun boekhoudingen op te nemen wanneer het koolstofreservoir geen bron is, behalve bij bovengrondse biomassa en geoogste houtproducten op beheerde bosgrond.

4.  De lidstaten nemen in hun boekhoudingen voor elke boekhoudkundige categorie alle wijzigingen in de koolstofvoorraad van de in bijlage I, deel B, opgesomde koolstofreservoirs op. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om wijzigingen in de koolstofvoorraad van koolstofreservoirs niet in hun boekhoudingen op te nemen wanneer het koolstofreservoir geen bron is, behalve bij bovengrondse biomassa en geoogste houtproducten op beheerde bosgrond.

Amendement    24

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde veranderingen in de IPCC-richtsnoeren te weerspiegelen.

6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde veranderingen in de IPCC-richtsnoeren, zoals aangenomen door instanties van het UNFCCC of de Overeenkomst van Parijs, te weerspiegelen.

Amendement    25

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd bouwland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd bouwland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd bouwland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd bouwland tijdens de basisperiode 2005-2007 of het in het kader van het UNFCCC bepaalde basisjaar met vijf te vermenigvuldigen. De gekozen verantwoordingsperiode wordt uiterlijk 31 december 2018 kenbaar gemaakt aan de Europese Commissie. De lidstaten mogen tijdens de basisperiode genomen agro-milieumaatregelen compenseren.

Amendement    26

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd grasland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd grasland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

2.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd grasland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd grasland tijdens de basisperiode 2005-2007 of het in het kader van het UNFCCC bepaalde basisjaar met vijf te vermenigvuldigen. De gekozen verantwoordingsperiode wordt uiterlijk 31 december 2018 kenbaar gemaakt aan de Europese Commissie. De lidstaten mogen tijdens de basisperiode genomen agro-milieumaatregelen compenseren.

Amendement    27

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis.  Als agromilieumaatregelen opgenomen zijn in de basisperiode zoals genoemd in de leden 1 en 2, kunnen lidstaten daarin maatregelen opnemen als:

 

-   maatregelen inzake klimaatverandering en klimaatbescherming,

 

-   de bevordering van biologische en genetische verscheidenheid,

 

-   de bevordering van bodemvruchtbaarheid, en

 

-   waterbeschermingsmaatregelen.

Motivering

Op grond van de verordening mogen geen lidstaten worden gestraft die al diverse agro-milieumaatregelen hebben genomen, in overeenstemming met de programma’s van het GLB. Die lidstaten moeten kunnen profiteren van hun goede prestaties tijdens deze periode. Bij de berekening van hun emissies en verwijderingen in een basisperiode moet rekening worden gehouden met reeds genomen agro-milieumaatregelen.

Amendement    28

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten die ervoor hebben gekozen beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van hun verbintenissen, geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland tijdens de basisperiode 2005-2007 met vijf te vermenigvuldigen.

4.  De lidstaten die ervoor hebben gekozen beheerde wetlands overeenkomstig artikel 2 op te nemen in de werkingssfeer van hun verbintenissen, geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door de voor de lidstaat toepasselijke gemiddelde jaarlijkse emissies en verwijderingen afkomstig van beheerd wetland tijdens de basisperiode of het in het kader van het UNFCCC bepaalde basisjaar met vijf te vermenigvuldigen. De gekozen verantwoordingsperiode wordt uiterlijk 31 december 2018 kenbaar gemaakt aan de Europese Commissie.

Amendement    29

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door het toepasselijke referentieniveau voor bossen met vijf te vermenigvuldigen. Het referentieniveau voor bossen is de raming van de gemiddelde jaarlijkse netto-emissies of -verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond op het grondgebied van een lidstaat tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030.

1.  De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen afkomstig van beheerde bosgrond weer door van de emissies en verwijderingen tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 de waarde af te trekken die wordt verkregen door het toepasselijke referentieniveau voor bossen met vijf te vermenigvuldigen.

Motivering

De definitie van het referentieniveau voor bossen in artikel 8, lid 1, dient te worden vastgesteld in artikel 3, samen met de andere definities.

Amendement    30

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Wanneer het resultaat van de in lid 1 bedoelde berekening negatief is ten opzichte van het referentieniveau voor bossen, neemt de lidstaat in zijn boekhouding voor beheerde bosgrond maximaal het equivalent van 3,5 % van de emissies van de lidstaat in zijn referentiejaar of -periode, als gespecificeerd in bijlage III, vermenigvuldigd met vijf, op als totale nettoverwijderingen.

Schrappen

Amendement    31

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten bepalen het nieuwe referentieniveau voor bossen op basis van de in bijlage IV, deel A, vastgestelde criteria. Zij dienen bij de Commissie voor de periode 2021-2025 uiterlijk 31 december 2018 en voor de periode 2026-2030 uiterlijk 30 juni 2023 een nationaal boekhoudkundig plan voor bosbouw in met daarin een nieuw referentieniveau voor bossen.

De lidstaten bepalen het nieuwe referentieniveau voor bossen op basis van de in bijlage IV, deel A, vastgestelde criteria. Zij dienen bij de Commissie voor de periode 2021-2025 uiterlijk 31 december 2018 en voor de periode 2026-2030 uiterlijk 30 juni 2023 een nationaal boekhoudkundig verslag voor bosbouw in met daarin een nieuw referentieniveau voor bossen.

Amendement    32

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een voorstel voor een nieuw referentieniveau voor bossen, gebaseerd op de voortzetting van de huidige praktijk en intensiteit van het bosbeheer, zoals voor de periode 1990-2009 per type bos en per leeftijdsklasse in nationale bossen gedocumenteerd, en uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar.

Het nationale boekhoudkundige verslag voor bosbouw bevat alle in bijlage IV, deel B, opgesomde elementen en omvat een voorstel voor een nieuw referentieniveau voor bossen, gebaseerd op de voortzetting van actieve, duurzame bosbeheerpraktijken overeenkomstig de beste beschikbare gegevens, alsook nationaal beleid en programma's, uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar, en op het beleid en de maatregelen van de lidstaten voor het duurzame beheer van bossen die nu van kracht zijn. Het moet ook uitgaan van de beginselen van duurzaam bosbeheer en de nationale strategieën die de lidstaten hebben bekendgemaakt tot de datum van de mededeling van het referentieniveau voor bossen, en gebaseerd zijn op de langetermijnanalyses met het oog op de doelstelling uit artikel 4, lid 1, van de Overeenkomst van Parijs om in de tweede helft van deze eeuw opnieuw een balans tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen te bereiken.

Amendement    33

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3 – alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw wordt openbaar gemaakt en wordt aan een openbare raadpleging onderworpen.

Het nationale boekhoudkundige verslag voor bosbouw wordt openbaar gemaakt en wordt aan een openbare raadpleging onderworpen.

Amendement    34

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De lidstaten tonen de consistentie aan tussen enerzijds de methoden en gegevens die in het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw bij de opstelling van het referentieniveau voor bossen zijn gebruikt en anderzijds de methoden en gegevens die voor de rapportage over beheerde bosgrond zijn gebruikt. Een lidstaat dient uiterlijk aan het einde van de periode 2021-2025 of van de periode 2026-2030 bij de Commissie een technische correctie van zijn referentieniveau in indien nodig om de consistentie te bewaren.

4.  De lidstaten tonen de consistentie aan tussen enerzijds de methoden en gegevens die in het nationale boekhoudkundige verslag voor bosbouw bij de opstelling van het referentieniveau voor bossen zijn gebruikt en anderzijds de methoden en gegevens die voor de rapportage over beheerde bosgrond zijn gebruikt. Een lidstaat dient uiterlijk aan het einde van de periode 2021-2025 of van de periode 2026-2030 bij de Commissie een technische correctie van zijn referentieniveau in indien nodig om de consistentie te bewaren.

Amendement    35

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5.  De Commissie evalueert het nationale boekhoudkundige plan voor bosbouw en de technische correcties, en beoordeelt in welke mate de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen volgens de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften zijn bepaald. Voor zover nodig om naleving van de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften te verzekeren, kan de Commissie de voorgestelde nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen herberekenen.

5.  Overeenkomstig bijlage IV faciliteert de Commissie een technische evaluatie van het nationale boekhoudkundige verslag voor bosbouw dat een lidstaat heeft ingediend, en van de eventuele technische correcties en/of aanpassingen, teneinde te beoordelen in welke mate de nieuwe of gecorrigeerde referentieniveaus voor bossen volgens de in de leden 3 en 4 en in artikel 5, lid 1, vastgestelde beginselen en voorschriften zijn bepaald. De Commissie verstrekt technische aanbevelingen aan de lidstaten en stelt een syntheseverslag op.

Amendement    36

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen in het licht van de krachtens lid 5 uitgevoerde evaluatie, teneinde de referentieniveaus voor bossen van de lidstaten bij te werken op basis van de nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw of de ingediende technische correcties, en eventuele herberekeningen die in het kader van de evaluatie zijn gemaakt. Tot de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling blijven de in bijlage II gespecificeerde referentieniveaus voor bossen van de lidstaat van toepassing voor de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030.

6.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen in het licht van de krachtens lid 5 uitgevoerde technische beoordeling, teneinde de referentieniveaus voor bossen van de lidstaten bij te werken op basis van de nationale boekhoudkundige verslagen voor bosbouw of de ingediende technische correcties, en eventuele herberekeningen die in het kader van de technische beoordeling door de lidstaat zijn gemaakt. Indien een lidstaat zijn referentieniveau voor bossen niet heeft bijgewerkt, blijft de in bijlage II gespecificeerde waarde van toepassing voor de periode 2021-2025 en/of de periode 2026-2030.

Amendement    37

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – alinea 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten geven in uit hoofde artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1, opgestelde boekhoudingen inzake geoogste houtproducten de emissies en verwijderingen weer die het gevolg zijn van veranderingen in de voorraad geoogste houtproducten die vallen onder de volgende categorieën, en maken daarbij gebruik van de in bijlage V gespecificeerde functie voor eerste-ordeafname, methoden en standaardhalfwaardetijden:

De lidstaten geven de emissies en verwijderingen weer die het gevolg zijn van veranderingen in de voorraad geoogste houtproducten die vallen onder de volgende categorieën, en maken daarbij gebruik van de in bijlage V gespecificeerde functie voor eerste-ordeafname, methoden en standaardhalfwaardetijden:

Amendement    38

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten geven in hun boekhouding de emissies en verwijderingen die het gevolg zijn van veranderingen in de voorraad geoogste houtproducten weer door de emissies en verwijderingen van alle jaren tijdens de perioden 2021-2025 en 2026-2030 samen te nemen.

Motivering

De categorie geoogste houtproducten is daadwerkelijk het gevolg van door de mens veroorzaakte/antropogene activiteit en daarom worden geoogste houtproducten op dezelfde manier geboekt als bebost land. Dit betekent dat echte wijzigingen in de koolstofvoorraad in verband met geoogste houtproducten in de boekhouding worden opgenomen.

Amendement    39

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – alinea 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De Commissie stelt, uiterlijk 31 december 2019, een gedelegeerde handeling in overeenstemming met artikel 14 vast om de categorieën in de voorraad geoogste houtproducten bij te werken met bijkomende producten, zoals duurzame innovatieve producten van biologische oorsprong met een gunstig vervangingseffect alsook de in bijlage V gespecificeerde standaardhalfwaardetijden.

Motivering

Om de koolstofopslagcapaciteit van toekomstige innovatieve duurzame producten van biologische oorsprong in de boekhouding voor LULUCF beter tot zijn recht te laten komen, moet de Commissie bijkomende categorieën voorstellen voor de voorraad geoogste houtproducten.

Amendement    40

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de voorschriften inzake methodologie en informatie van bijlage VI te herzien teneinde veranderingen in de IPCC-richtsnoeren te weerspiegelen.

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de voorschriften inzake methodologie en informatie van bijlage VI te herzien teneinde veranderingen in de IPCC-richtsnoeren, zoals vastgesteld door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs, te weerspiegelen.

Amendement    41

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Wanneer in een lidstaat de totale emissies de verwijderingen overstijgen en die lidstaat krachtens Verordening [ ] betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 jaarlijkse emissieruimte heeft verwijderd, wordt bij de beoordeling of deze lidstaat zijn verbintenis krachtens artikel 4 nakomt, rekening gehouden met deze hoeveelheid.

1.  Wanneer in een lidstaat de totale emissies de verwijderingen overstijgen en die lidstaat krachtens Verordening nr. (EU) .../... betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 jaarlijkse emissieruimte heeft besloten te verwijderen, wordt, als een van de flexibiliteitsopties, bij de beoordeling of deze lidstaat zijn verbintenis krachtens artikel 4 nakomt, rekening gehouden met deze hoeveelheid.

Amendement    42

Voorstel voor een verordening

Artikel 14 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De in de artikelen 3, 5, 8, 10 en 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

2.  De in de artikelen 3, 5, 8, 9, 10 en 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

Motivering

Hiermee wordt het artikel in overeenstemming gebracht met de wijziging van artikel 9.

Amendement    43

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie brengt uiterlijk 28 februari 2024 en daarna om de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, haar bijdrage aan de overkoepelende EU-doelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies tegen 2030 en haar bijdrage aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en kan passende voorstellen indienen.

In het licht van de faciliterende dialoog in 2018 brengt de Commissie uiterlijk 28 februari 2019 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toereikendheid van het ambitieniveau van deze verordening. De Commissie brengt uiterlijk 28 februari 2023 en daarna om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, haar bijdrage aan de overkoepelende EU-doelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies tegen 2030 en haar bijdrage aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, teneinde ervoor te zorgen dat deze verordening in overeenstemming blijft met de beslissingen op dit gebied die door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs zijn vastgesteld, en dient voorstellen in.

Amendement    44

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – punt B – letter f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

f)  voor bebost land en beheerde bosgrond: geoogste houtproducten.

f)  geoogste houtproducten van bebost land en beheerde bosgrond.

Motivering

Voorgesteld wordt geoogste houtproducten als afzonderlijke categorie op te nemen, om geoogste houtproducten uit te sluiten van het referentieniveau voor bossen, en daarom is een dienovereenkomstige wijziging van de tekst noodzakelijk.

Amendement    45

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – tabel 2 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Referentieniveaus voor bossen, met inbegrip van geoogste houtproducten, voor de lidstaten

Referentieniveaus voor bossen voor de lidstaten

Amendement    46

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c)  de referentieniveaus zorgen voor een solide en geloofwaardige boekhouding om te garanderen dat emissies en verwijderingen afkomstig van biomassagebruik naar behoren worden geboekt;

c)  de referentieniveaus zorgen voor een solide en geloofwaardige boekhouding om te garanderen dat emissies en verwijderingen van beheerde bosgrond naar behoren worden geboekt en dat emissies in evenwicht worden gebracht met verwijderingen;

Amendement    47

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d)  de referentieniveaus omvatten het koolstofreservoir van geoogste houtproducten, waarbij een vergelijking wordt geboden tussen de situatie met aanname van instantane oxidatie en de situatie waarin de functie voor eerste-ordeafname en standaardhalfwaardetijden worden toegepast;

Schrappen

Amendement    48

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e)  de referentieniveaus houden rekening met de doelstelling om bij te dragen aan de instandhouding van de biodiversiteit en het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen, zoals vastgesteld in de EU-bosstrategie, het nationale bosbeleid van de lidstaten en de EU-biodiversiteitsstrategie;

e)  de referentieniveaus houden rekening met de doelstelling om bij te dragen aan de instandhouding van de biodiversiteit en het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen voor de productie van zowel energie als andere vervangers van fossiele grondstoffen, zoals vastgesteld in de bosstrategie van de Unie, nationale bosprogramma's en het nationale bosbeleid van de lidstaten en de bio-economiestrategie en de biodiversiteitsstrategie van de Unie; Een lidstaat die onlangs een nieuw beleid voor bosbeheer en de exploitatie van de rijkdommen ervan heeft ingevoerd of wenst in te voeren dat een toename van de houtkap inhoudt, mag niet worden bestraft op grond van de volumes uit deze verordening, op voorwaarde dat dit beleid proactief en duurzaam is en dat het op lange termijn het verwijderingspotentieel van de bossen van de lidstaat niet vermindert.

Amendement    49

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel A – alinea 1 – letter g

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

g)  de referentieniveaus zijn in overeenstemming met de broeikasgasinventarissen en relevante historische gegevens, en zijn gebaseerd op transparante, volledige, consistente, vergelijkbare en nauwkeurige informatie. Met name het model dat wordt gebruikt voor de totstandbrenging van het referentieniveau, moet historische gegevens uit de nationale broeikasgasinventaris kunnen weergeven.

g)  de referentieniveaus zijn in overeenstemming met de broeikasgasinventarissen en relevante historische gegevens, en zijn gebaseerd op transparante, volledige, consistente, vergelijkbare en nauwkeurige informatie. De broeikasgasinventarissen moeten in overeenstemming worden gebracht met de beslissingen op dit gebied die door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs zijn vastgesteld. Met name het model dat wordt gebruikt voor de totstandbrenging van het referentieniveau, moet historische gegevens uit de nationale broeikasgasinventaris kunnen weergeven.

Amendement    50

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel B – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

B.  Elementen van het nationaal boekhoudkundig plan voor bosbouw

B.  Elementen van het nationaal boekhoudkundig verslag voor bosbouw

Amendement    51

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel B – alinea 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het op grond van artikel 8 van deze verordening ingediende nationaal boekhoudkundig plan voor bosbouw omvat de volgende elementen:

Het op grond van artikel 8 van deze verordening ingediende nationaal boekhoudkundig verslag voor bosbouw omvat de volgende elementen:

Amendement    52

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel B – alinea 1 – letter f – punt 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2)  emissies en verwijderingen afkomstig van bossen en geoogste houtproducten, zoals blijkt uit de broeikasgasinventarissen en relevante historische gegevens;

2)  emissies en verwijderingen afkomstig van bossen, zoals blijkt uit de broeikasgasinventarissen en relevante historische gegevens;

Amendement    53

Voorstel voor een verordening

Bijlage IV – deel B – alinea 1 – letter f – punt 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3)  de kenmerken van bossen, met inbegrip van de structuur van de leeftijdsklassen, toenamen, rotatieduur en andere informatie over "business as usual"-activiteiten voor bosbeheer;

3)  de kenmerken van bossen, met inbegrip van de structuur van de leeftijdsklassen, toenamen, rotatieduur en andere relevante informatie over activiteiten voor bosbeheer;

PROCEDURE VAN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Opname van broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering

Document- en procedurenummers

COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

12.9.2016

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

AGRI

12.9.2016

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Elisabeth Köstinger

30.8.2016

Behandeling in de commissie

5.12.2016

 

 

 

Datum goedkeuring

30.5.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

13

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Daniel Buda, Matt Carthy, Viorica Dăncilă, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Edouard Ferrand, Luke Ming Flanagan, Beata Gosiewska, Martin Häusling, Esther Herranz García, Jan Huitema, Peter Jahr, Ivan Jakovčić, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, Zbigniew Kuźmiuk, Philippe Loiseau, Ulrike Müller, Maria Noichl, Marijana Petir, Bronis Ropė, Maria Lidia Senra Rodríguez, Ricardo Serrão Santos, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Bas Belder, Franc Bogovič, Hannu Takkula

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Christofer Fjellner

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

20

+

PPE

Franc Bogovič, Daniel Buda, Michel Dantin, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Christofer Fjellner, Esther Herranz García, Peter Jahr, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, Marijana Petir

ECR

Bas Belder, Beata Gosiewska, Zbigniew Kuźmiuk

ALDE

Jan Huitema, Ulrike Müller, Hannu Takkula

ENF

Edouard Ferrand, Philippe Loiseau

13

-

S&D

Eric Andrieu, Viorica Dăncilă, Maria Noichl, Ricardo Serrão Santos, Tibor Szanyi, Marc Tarabella

ALDE

Ivan Jakovčić

GUE/NGL

Luke Ming Flanagan, Maria Lidia Senra Rodríguez

Verts/ALE

Martin Häusling, Bronis Ropė

EFDD

John Stuart Agnew, Marco Zullo

3

0

S&D

Clara Eugenia Aguilera García, Paolo De Castro

GUE/NGL

Matt Carthy

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

PROCEDURE VAN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Opname van broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering

Document- en procedurenummers

COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD)

Datum indiening bij EP

20.7.2016

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

12.9.2016

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

DEVE

12.9.2016

ITRE

12.9.2016

TRAN

12.9.2016

AGRI

12.9.2016

Geen advies

       Datum besluit

TRAN

1.9.2016

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Norbert Lins

28.9.2016

 

 

 

Behandeling in de commissie

20.3.2017

25.4.2017

 

 

Datum goedkeuring

11.7.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

53

9

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Margrete Auken, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Biljana Borzan, Lynn Boylan, Paul Brannen, Nessa Childers, Alberto Cirio, Birgit Collin-Langen, Mireille D’Ornano, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Stefan Eck, Bas Eickhout, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Julie Girling, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Jytte Guteland, Anneli Jäätteenmäki, Jean-François Jalkh, Benedek Jávor, Kateřina Konečná, Urszula Krupa, Giovanni La Via, Jo Leinen, Peter Liese, Norbert Lins, Rupert Matthews, Valentinas Mazuronis, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Gilles Pargneaux, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, Julia Reid, Frédérique Ries, Michèle Rivasi, Daciana Octavia Sârbu, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Renate Sommer, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Ivica Tolić, Estefanía Torres Martínez, Adina-Ioana Vălean, Jadwiga Wiśniewska, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Luke Ming Flanagan, Elena Gentile, Krzysztof Hetman, Ulrike Müller, James Nicholson, Christel Schaldemose, Bart Staes, Tiemo Wölken

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Siôn Simon, Derek Vaughan

Datum indiening

17.7.2017

  • [1]  Verslag over "Een nieuwe EU-bosstrategie: ten bate van de bossen en de houtsector" (2014/2223(INI)), 7 april 2015.

PROCEDURE VAN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Opname van broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering

Document- en procedurenummers

COM(2016)0479 – C8-0330/2016 – 2016/0230(COD)

Datum indiening bij EP

20.7.2016

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

12.9.2016

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

DEVE

12.9.2016

ITRE

12.9.2016

TRAN

12.9.2016

AGRI

12.9.2016

Geen advies

       Datum besluit

TRAN

1.9.2016

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Norbert Lins

28.9.2016

 

 

 

Behandeling in de commissie

20.3.2017

25.4.2017

 

 

Datum goedkeuring

11.7.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

53

9

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Margrete Auken, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Biljana Borzan, Lynn Boylan, Paul Brannen, Nessa Childers, Alberto Cirio, Birgit Collin-Langen, Mireille D’Ornano, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Stefan Eck, Bas Eickhout, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Julie Girling, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Jytte Guteland, Anneli Jäätteenmäki, Jean-François Jalkh, Benedek Jávor, Kateřina Konečná, Urszula Krupa, Giovanni La Via, Jo Leinen, Peter Liese, Norbert Lins, Rupert Matthews, Valentinas Mazuronis, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Gilles Pargneaux, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, Julia Reid, Frédérique Ries, Michèle Rivasi, Daciana Octavia Sârbu, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Renate Sommer, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Ivica Tolić, Estefanía Torres Martínez, Adina-Ioana Vălean, Jadwiga Wiśniewska, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Luke Ming Flanagan, Elena Gentile, Krzysztof Hetman, Ulrike Müller, James Nicholson, Christel Schaldemose, Bart Staes, Tiemo Wölken

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Siôn Simon, Derek Vaughan

Datum indiening

17.7.2017

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

53

+

ALDE

Catherine Bearder, Gerben-Jan Gerbrandy, Valentinas Mazuronis, Frédérique Ries

ECR

Arne Gericke, Julie Girling, Rupert Matthews, James Nicholson

EFDD

Piernicola Pedicini

GUE/NGL

Lynn Boylan, Stefan Eck, Luke Ming Flanagan, Kateřina Konečná, Estefanía Torres Martínez

NI:

Zoltán Balczó

PPE

Pilar Ayuso, Ivo Belet, Alberto Cirio, Birgit Collin-Langen, José Inácio Faria, Francesc Gambús, Jens Gieseke, Krzysztof Hetman, Peter Liese, Norbert Lins, Miroslav Mikolášik, Annie Schreijer-Pierik, Renate Sommer, Ivica Tolić, Adina-Ioana Vălean

S&D

Biljana Borzan, Paul Brannen, Nessa Childers, Miriam Dalli, Seb Dance, Elena Gentile, Jo Leinen, Susanne Melior, Gilles Pargneaux, Pavel Poc, Christel Schaldemose, Peter Simon, Daciana Octavia Sârbu, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Derek Vaughan,Tiemo Wölken, Damiano Zoffoli

VERTS/ALE

Margrete Auken, Bas Eickhout, Benedek Jávor, Michèle Rivasi, Davor Škrlec, Bart Staes

9

-

ALDE

Anneli Jäätteenmäki, Ulrike Müller

EFDD

Julia Reid

ENF

Mireille D'Ornano, Jean-François Jalkh

PPE

Angélique Delahaye, Elisabetta Gardini, Françoise Grossetête, Giovanni La Via

6

0

ECR

Urszula Krupa, Bolesław G. Piecha, Jadwiga Wiśniewska

PPE

Karl-Heinz Florenz, Andrzej Grzyb

S&D

Jytte Guteland

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding