VERSLAG inzake de gevolgen van de internationale handel en het handelsbeleid van de EU voor mondiale waardeketens
20.7.2017 - (2016/2301(INI))
Commissie internationale handel
Rapporteur voor advies: Maria Arena
- ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken
- ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking
- ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
- INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
- HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
inzake de gevolgen van de internationale handel en het handelsbeleid van de EU voor mondiale waardeketens
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Handel voor iedereen – Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid" (COM(2015)0497),
– gezien zijn resolutie van 5 juli 2016 over een nieuw op te stellen toekomstgerichte en innovatieve strategie voor handel en investeringen[1],
– gezien zijn resolutie van 5 juli 2016 over de uitvoering van de aanbevelingen van 2010 van het Parlement over de sociale en milieunormen, de mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen[2],
– gezien zijn resolutie van 16 mei 2017 over de evaluatie van de externe aspecten van de werking en het beheer van de douane als instrument om de handel te bevorderen en de illegale handel te bestrijden[3],
– gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten[4],
– gezien zijn resolutie van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen[5],
– gezien zijn resolutie van 27 april 2017 over het EU-vlaggenschipinitiatief inzake de kledingsector[6],
– gezien zijn resolutie van 4 april 2017 over palmolie en de ontbossing van regenwouden[7],
– gezien zijn resolutie van 3 februari 2016 houdende aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Commissie voor de onderhandelingen over de Overeenkomst betreffende de handel in diensten (TiSA)[8],
– gezien zijn resolutie van 8 juli 2015 met de aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Commissie betreffende de onderhandelingen over het trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap (TTIP)[9],
– gezien zijn resolutie van 14 juni 2017 over de stand van de tenuitvoerlegging van het duurzaamheidspact in Bangladesh[10],
– gezien Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (verordening inzake conflictmineralen)[11],
– gezien het voorstel voor een EU-actieplan betreffende wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) (COM(2003)0251) en vrijwillige FLEGT-partnerschapsovereenkomsten,
– gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (houtverordening)[12],
– gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (SAP-verordening)[13],
– gezien Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verordening Brussel‑I)[14],
– gezien Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet‑financiële informatie)[15],
– gezien de gemeenschappelijke strategie van 2007 van de EU en haar lidstaten getiteld "Aid for trade: Enhancing EU support for trade-related needs in developing countries" (Hulp voor handel: een sterkere EU-ondersteuning voor handelsgerelateerde behoeften in ontwikkelingslanden),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 24 april 2017 getiteld "Sustainable garment value chains through EU development action" (Duurzame waardeketens voor kleding via EU-ontwikkelingsactie) (SWD(2017)0147),
– gezien de tripartiete beginselverklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid,
– gezien verslag IV van de 105e IAO-conferentie over fatsoenlijk werk in mondiale toeleveringsketens,
– gezien de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN voor 2030,
– gezien de fundamentele IAO-verdragen over kinderarbeid, dwangarbeid, discriminatie, vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen,
– gezien de conclusies van de Raad van 12 mei 2016 over de EU en verantwoordelijke mondiale waardeketens,
– gezien de mededeling van de Commissie over een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (COM(2011)0681),
– gezien de Britse wet inzake moderne slavernij van 2015 en de Franse wet inzake de zorgvuldigheidsplicht van multinationale ondernemingen,
– gezien de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten en het "Global Compact"-initiatief van de VN,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden van de VN,
– gezien het nieuwe IAO-protocol inzake dwangarbeid,
– gezien resolutie 26/9 van de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) van 26 juni 2014 waarin de UNHRC besloot een open intergouvernementele werkgroep inzake transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de mensenrechten op te richten met de opdracht een internationaal, juridisch bindend instrument te ontwikkelen,
– gezien de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de verschillende sectorspecifeke OESO-richtlijnen (voor de financiële, landbouw-, mineralen-, kleding- en schoenensector),
– gezien de Unctad-verslagen over handel en ontwikkeling van 2013 en 2016,
– gezien het investeringsbeleidskader voor duurzame ontwikkeling van Unctad van 2015,
– gezien de overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) (TBT-overeenkomst),
– gezien de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van de WTO (GATT),
– gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, de beginselen inzake kinderrechten en bedrijven die werden ontwikkeld door UNICEF, het "Global Compact"-initiatief van de VN en Save the Children[16],
– gezien de vrijwillige landspecifieke partnerschappen, zoals het Bangladesh Sustainability Compact en het Myanmar Labour Rights Initiative,
– gezien de conclusies van de Raad van 20 juni 2016 inzake kinderarbeid,
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel, de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking, en het standpunt in de vorm van amendementen van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0269/2017),
A. overwegende dat het handelsbeleid van de Unie krachtens artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gegrond moet zijn op de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie; overwegende dat in artikel 208 van het VWEU het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling is vervat en dat het terugdringen van de armoede in dit artikel wordt vastgesteld als het hoofddoel van het beleid; overwegende dat de Commissie in haar mededeling "Handel voor iedereen" het EU-handelsbeleid laat stoelen op drie kernbeginselen – doeltreffendheid, transparantie en waarden; overwegende dat in deze mededeling een specifiek onderdeel is gewijd aan het formuleren van antwoorden op de opkomst van wereldwijde waardeketens en aan een verantwoord beheer van toeleveringsketens, waarbij ook wordt gewezen op de complexiteit ervan en de absolute noodzaak om toekomstgericht te denken, een partnerschap aan te gaan met overheidsdiensten, particuliere organisaties en het maatschappelijk middenveld, en gebruik te maken van een combinatie van zachte en innovatieve instrumenten en veranderingen in de wetgeving;
B. overwegende dat het publiek toezicht op vrijhandel de laatste jaren sterk is toegenomen en dat de bezorgdheid over de ongelijke verdeling van de baten en de lasten van handel heeft geleid tot een breed gedragen standpunt dat sociale en milieuwaarden alsook transparantie en verantwoordelijkheid centraal moeten staan in het handelsbeleid;
C. overwegende dat mondiale waardeketens een complex, door technologie aangestuurde en snel veranderende realiteit vormen en tot de hoofdkenmerken zijn gaan behoren van de mondiale economie van vandaag; overwegende dat mondiale waardeketens kunnen helpen om ontwikkelingslanden beter te integreren in de mondiale economie, om armoede terug te dringen en banen te scheppen en tegelijkertijd de productiecapaciteit te vergroten; overwegende dat mondiale waardeketens enerzijds nieuwe vooruitzichten bieden op economische groei, duurzame ontwikkeling, samenwerking met het maatschappelijk middenveld, werknemers- en ondernemersorganisaties, alsook op nieuwe werkgelegenheid voor bedrijven die deel uitmaken van de productieketen, doordat deze zich kunnen concentreren op specifieke taken en bedrijven steeds meer onderling afhankelijk worden; overwegende dat mondiale waardeketens anderzijds door hun uiterst complexe aard, gebrek aan transparantie en door de verwatering van de verantwoordingsplicht kunnen leiden tot een hoger risico op schending van de mensen- en arbeidsrechten, feitelijke straffeloosheid met betrekking tot milieumisdrijven en grootschalige belastingontwijking en belastingfraude;
D. overwegende dat handelsbeleid moet bijdragen tot een transparant productieproces in de gehele waardeketen en tot naleving van fundamentele sociale, milieu- en veiligheidsnormen;
E. overwegende dat het multilaterale systeem de hoeksteen moet blijven van het EU-handels- en investeringsbeleid en dat dit beleid moet zorgen voor een sterkere positie van Europa in eerlijke mondiale toeleveringsketens, maar ook instrumenten moet aanreiken om voor overheden en ondernemingen duidelijke regels vast te stellen en verantwoordelijkheden af te bakenen, zodat internationale verplichtingen als de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's) worden nageleefd; overwegende dat duurzaamheid en transparantie niet alleen draaien om waarden, maar ook moeten worden beschouwd als een ware motor voor het creëren van toegevoegde waarde voor mondiale handel en investeringen in het kader van mondiale waardeketens;
F. overwegende dat kmo's[17] een belangrijk onderdeel zijn van de mondiale waardeketens, een grote rol spelen bij de bevordering van economische groei, duurzame ontwikkeling en hoogwaardige banen, en van belang zijn om te voorkomen dat lokale gemeenschappen wegtrekken uit hun regio's;
G. overwegende dat de deelname aan mondiale waardeketens gunstig is voor kmo's in termen van groei en internationalisering; overwegende dat volgens de Eurobarometer-enquête van 2015 over internationalisering van kleine en middelgrote ondernemingen slechts 31 % van de kmo's in de EU in de voorgaande drie jaar actief was buiten de interne markt; overwegende dat veel kmo's problemen ondervinden wanneer zij toegang proberen te krijgen tot internationale en in de EU gevestigde mondiale waardeketens; overwegende dat handelsbeleid en handelsovereenkomsten een rol kunnen spelen bij het wegwerken van de belemmeringen en problemen die kmo's ondervinden om toegang te krijgen tot mondiale waardeketens;
H. overwegende dat vrijwillige regelingen inzake zorgvuldigheid en transparante mondiale waardeketens wereldwijd worden gebruikt en bevorderd door economische en sociale partners en ngo's en dat deze wezenlijke en positieve resultaten opleveren;
I. overwegende dat de Raad in zijn conclusies van mei 2016 benadrukt dat "blijvend moet worden gepleit voor de naleving van internationaal overeengekomen beginselen, richtsnoeren en initiatieven inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, het Global Compact van de VN, de tripartiete beginselverklaring van de IAO over multinationale ondernemingen en sociaal beleid, en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, ook in landen die niet tot de OESO behoren" en dat "het creëren van een opener en transparanter ondernemingsklimaat [...] tevens bij[draagt] aan de strijd tegen corruptie";
J. overwegende dat een verantwoordelijk mondiaal beheer van mondiale waardeketens essentieel is om het handelsbeleid af te stemmen op de in de Verdragen verankerde Europese waarden; overwegende dat de Commissie en de lidstaten wereldwijd het voortouw hebben genomen in deze debatten;
K. overwegende dat tal van internationale verdragen, richtlijnen en regels gericht zijn op het voorkomen van schendingen van de mensenrechten; overwegende dat met name producerende landen de plicht hebben deze ten uitvoer te leggen en een passend wettelijk en economisch klimaat te creëren waarin ondernemingen kunnen werken en hun plaats in de mondiale toeleveringsketens kunnen vinden; overwegende dat producerende landen tevens in staat moeten zijn om internationale normen en regels toe te passen, met inbegrip van het opstellen, uitvoeren en handhaven van passende wetgeving, met name wat de totstandbrenging van de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie betreft;
L. overwegende dat de EU nog doeltreffender moet reageren op sociale en milieudumping en op oneerlijke concurrentie en handelspraktijken, en dat zij een gelijk speelveld moet garanderen;
M. overwegende dat de EU 's werelds grootste exporteur en importeur is van goederen en diensten als deze bij elkaar worden geteld en de grootste buitenlandse directe investeerder is, en dat de EU tevens de belangrijkste bestemming vormt voor buitenlandse directe investeringen (BDI); overwegende dat de EU deze kracht zodanig moet gebruiken dat zowel haar eigen burgers als de burgers in andere delen van de wereld – vooral in 's werelds armste landen – hiervan de vruchten kunnen plukken;
N. overwegende dat de EU bindende regelgeving heeft ontwikkeld inzake zorgvuldigheidsplichten van ondernemingen in specifieke sectoren met een groot risico op mensenrechtenschendingen, zoals de sectoren van hout en conflictmineralen; overwegende dat ook sommige lidstaten wetten hebben vastgesteld, zoals de Britse wet inzake moderne slavernij, de Franse wet inzake de zorgvuldigheidsplicht van multinationale ondernemingen (mno's) – die van toepassing is op grote Franse ondernemingen met meer dan 5 000 werknemers – en de Nederlandse wet zorgplicht kinderarbeid; overwegende dat de EU initiatieven heeft ontwikkeld om zorgvuldigheid te bevorderen en dat het Europees Parlement in tal van resoluties heeft aangedrongen op de uitwerking van bindende EU-regels op dit gebied;
O. overwegende dat de EU wereldwijd al belangrijke stappen heeft gezet in de richting van een verantwoordelijker beheer van mondiale waardeketens door specifieke partnerschappen op te richten, zoals het Bangladesh Sustainability Compact en het Myanmar Labour Rights Initiative, en door in te gaan op specifieke kwesties, zoals het initiatief inzake conflictmineralen, regels met betrekking tot illegale houtkap, duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen, bedrijfsrapportage over zaken die verband houden met de toeleveringsketen en bedrijfstransparantie met betrekking tot betalingen aan overheden door de winnings- en de houtkapindustrie, zoals wordt onderstreept in de mededeling "Handel voor iedereen";
P. overwegende dat de Commissie in haar mededeling "Handel voor iedereen" verklaart te zullen pleiten voor ambitieuze hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling in alle handels- en investeringsovereenkomsten; overwegende dat onlangs gesloten handels- en investeringsovereenkomsten van de EU hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling bevatten waarin de partijen bij de overeenkomst ertoe worden opgeroepen zich te verbinden tot de bescherming van mensenrechten, sociale en milieunormen en maatschappelijk verantwoord ondernemen; overwegende dat het van EU-handelsovereenkomst tot EU-handelsovereenkomst verschilt hoe ambitieus deze hoofdstukken zijn; overwegende dat arbeids- en milieunormen niet beperkt mogen blijven tot de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling, maar moeten gelden voor alle onderdelen van handelsovereenkomsten; overwegende dat een op dialoog gerichte benadering niet heeft kunnen voorkomen dat er in een aantal vrijhandelsovereenkomsten sprake is van ernstige schendingen van de vrijheid van vereniging;
Q. overwegende dat de specifieke situatie van exportproductiezones (EPZ's) ervoor zorgt dat deze in bepaalde landen worden vrijgesteld van lokale arbeidswetgeving en een verbod of beperking hebben ingesteld op vakbondsactiviteiten, en dat er geen verhaalmogelijkheden bestaan voor werknemers, hetgeen een aperte inbreuk vormt op IAO-normen;
R. overwegende dat het gebrek aan ethisch handelen in het zakenleven ook een gevolg is van een gebrek aan goed bestuur, de onmacht of het ontbreken van een onpartijdige overheid die ten dienste staat van het algemeen belang van de burgers; overwegende dat corruptie, het gebrek aan transparantie van mondiale waardeketens en vrijstellingen van arbeidswetgeving en belastingen in EPZ's een negatieve invloed kunnen hebben op de mensenrechten, met name doordat fatsoenlijk werk en vakbonden op de helling komen te staan;
S. overwegende dat volgens de IAO wereldwijd 21 miljoen mensen het slachtoffer zijn van dwangarbeid, en dat velen van hen worden uitgebuit in mondiale waardeketens; overwegende dat dwangarbeid in de particuliere economie jaarlijks een illegale winst van 150 miljard USD genereert;
T. overwegende dat de IAO dankzij haar mondiale mandaat, deskundigheid en ervaring – in samenwerking met haar leden – in een goede positie verkeert om bij de mondiale inspanningen voor fatsoenlijk werk in mondiale toeleveringsketens het voortouw te nemen; overwegende dat het IAO-comité inzake fatsoenlijk werk in mondiale toeleveringsketens ertoe heeft opgeroepen na te gaan welke tekortkomingen leiden tot gebrekkige arbeidsomstandigheden in mondiale toeleveringsketens en na te denken over de initiatieven en normen die nodig zijn om fatsoenlijk werk te bevorderen en het gebrek aan fatsoenlijke arbeidsomstandigheden in mondiale toeleveringsketens terug te dringen;
U. overwegende dat het in de context van wereldhandel en met name in mondiale waardeketens noodzakelijk is een multilaterale, globale en holistische benadering te hanteren met betrekking tot de aansprakelijkheid van ondernemingen voor mensenrechtenschendingen en milieuduurzaamheid; overwegende dat het dan ook belangrijk is dat de EU deze debatten wereldwijd blijft leiden; overwegende dat de EU zichzelf heeft gepositioneerd als koploper in de hervorming van het mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten, met name door de ontwikkeling van een multilateraal rechtsstelsel; overwegende dat dergelijke vooruitgang ook wordt verwacht op andere cruciale aandachtsgebieden, zoals de handhaving van verplichtingen van investeerders wat mensenrechten betreft;
V. overwegende dat de productie in mondiale waardeketens plaatsvindt in verscheidene rechtsgebieden met verschillende niveaus van mensenrechtenbescherming en handhaving van de sociale, arbeids- en milieuwetgeving; overwegende dat slachtoffers van mensenrechtenschendingen waarbij transnationale ondernemingen betrokken zijn soms met meervoudige hindernissen te maken krijgen wat de toegang tot rechtsmiddelen betreft;
W. overwegende dat de gelijkheid van mannen en vrouwen in alle beleidsmaatregelen van de EU stevig verankerd is in artikel 8 van het VWEU; overwegende dat handels- en investeringsovereenkomsten wegens structurele genderongelijkheden vaak andere gevolgen hebben voor vrouwen en mannen; overwegende dat het aspect gendergelijkheid vaak over het hoofd wordt gezien bij de analyse van mondiale waardeketens; overwegende dat er in 2012 volgens de IAO 21 miljoen mensen, waarvan 55 % vrouwen en meisjes, het slachtoffer werden van gedwongen arbeid, en dat 90 % van dit misbruik plaatsvindt in de particuliere economie, door individuele personen of ondernemingen;
X. overwegende dat in bepaalde segmenten van de mondiale toeleveringsketens voor kleding, tuinbouw, mobiele telefonie en toerisme de meeste werknemers van het vrouwelijk geslacht zijn, maar dat zij vaker dan mannen terechtkomen in vormen van werk met een laag loon of een lage status, hetgeen leidt tot gendersegregatie wat betreft het soort werk en activiteiten, genderkloven qua loon en arbeidsvoorwaarden, alsook genderspecifieke beperkingen bij de toegang tot productiemiddelen, infrastructuur en diensten;
Y. overwegende dat de Unie uit hoofde van artikel 3, lid 3, VEU de rechten van het kind moet beschermen; overwegende dat alle lidstaten het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind hebben geratificeerd;
Z. overwegende dat diensten een toenemende rol spelen in mondiale waardeketens, met name bij de industriële productie; overwegende dat de toenemende integratie van diensten in mondiale waardeketens overeenkomsten vereist ter ondersteuning van de digitale economie, met inbegrip van het vrije verkeer van gegevens;
AA. overwegende dat de ontwikkeling van mondiale waardeketens verder bijdraagt tot de integratie van diensten in de productie van goederen; overwegende dat een aanzienlijk deel van de waarde van ingevoerde goederen is toegevoegd via diensten uit importerende landen;
AB overwegende dat de EU-lidstaten 's werelds grootste exporteur van financiële diensten zijn en dat deze sector van strategisch belang is in het EU-handelsbeleid; overwegende dat de opname van bepalingen betreffende financiële diensten in externe overeenkomsten van de EU, waaronder vrijhandelsovereenkomsten, enige terechte bezorgdheid heeft gewekt in verband met hun mogelijke negatieve gevolgen op het gebied van het witwassen van geld, belastingontduiking en -ontwijking, en dat dit nog maar eens benadrukt hoe belangrijk het is te overwegen instrumenten in te zetten om deze praktijken aan te pakken; overwegende dat handels- en investeringsovereenkomsten een goede gelegenheid bieden voor betere samenwerking in de strijd tegen corruptie, witwaspraktijken en belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking;
AC. overwegende dat transparante en informatieve etikettering een nuttig instrument kan zijn om de Europese consument in staat te stellen met meer kennis van zaken passende keuzes te maken; overwegende dat EU-consumenten niet alleen de prijs en herkomst van een product moeten kennen, maar ook toegang moeten krijgen tot sociale en milieucriteria; overwegende dat dergelijke criteria technisch kunnen worden ontwikkeld in samenhang met de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, waarin voorwaarden worden gesteld aan het productieproces om een product te mogen verkopen;
AD. overwegende dat de mensenrechten in de productieketen volledig in acht moeten worden genomen en dat de voedselveiligheidsnormen voor goederen die op de Europese markt in het vrije verkeer zijn gebracht volledig moeten worden geëerbiedigd door zowel staten als ondernemingen; overwegende dat de verantwoordelijkheid niet alleen bij de consument mag berusten, wiens keuze zowel wordt beperkt door individuele middelen (economie, tijd, kennis) als door externe factoren (informatie, aanbod);
AE. overwegende dat oorsprongsregels steeds belangrijker zijn geworden in het kader van mondiale waardeketens, aangezien de productie zich hierbij vaak uitstrekt over meerdere landen; overwegende dat soepele oorsprongsregels een bijkomende hinderpaal kunnen vormen voor de totstandkoming van volledige transparantie en verantwoordingsplicht in alle stadia van de toeleveringsketens;
AF. overwegende dat betere, geharmoniseerde en efficiëntere douaneprocedures in Europa en daarbuiten handel mee in de hand werken en helpen om te voldoen aan de respectieve vereisten voor handelsfacilitatie, en tevens helpen verhinderen dat namaak-, illegale, gedumpte en vervalste goederen de interne markt binnenkomen, hetgeen de economische groei van de EU zou ondermijnen en ernstige risico's zou inhouden voor de EU-consument; overwegende dat betere toegang tot douanegegevens over invoer die de EU binnenkomt de transparantie en controleerbaarheid van mondiale waardeketens zou doen toenemen;
AG. overwegende dat het onderscheid tussen invoer en uitvoer vertroebelt in een wereld van versnipperde productienetwerken, aangezien ingevoerde onderdelen een aanzienlijk aandeel hebben in de uitvoer en tarieven zich opstapelen telkens wanneer tussenproducten grensoverschrijdend worden verhandeld; overwegende dat efficiënte douane- en grensprocedures in dit verband van bijzonder groot belang zijn;
AH. overwegende dat handelsstimulansen in het kader van SAP en SAP+ ontwikkelingslanden een betere markttoegang bieden in ruil voor de eerbiediging van arbeids-, milieu- en sociale normen;
AI. overwegende dat SAP+ een belangrijk instrument van het EU-handelsbeleid is om te zorgen voor een betere markttoegang, dat gepaard gaat met een streng toezichtsmechanisme ter bevordering van mensen- en arbeidsrechten, milieubescherming en goed bestuur in kwetsbare ontwikkelingslanden;
AJ. overwegende dat de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten kan leiden tot doeltreffende verdere integratie in mondiale waardeketens;
De positie van de EU in mondiale waardeketens
1. beklemtoont dat het handels- en investeringsbeleid als doel moet hebben te zorgen voor hefboomwerking, een gelijk speelveld voor Europese ondernemingen tot stand te brengen, het Europees concurrentievermogen te bevorderen en een opwaartse convergentie van normen te faciliteren; verzoekt de Commissie om samenhang te garanderen tussen het EU-beleid op het gebied van milieu, volksgezondheid, handel, investeringen en industrie, en om de Europese herindustrialiseringsstrategie en de overgang naar een koolstofarme economie te stimuleren;
2. meent dat een verdere integratie van de EU in mondiale waardeketens niet ten koste mag gaan van het Europees sociaal en regelgevingsmodel en de bevordering van duurzame groei;
3. verzoekt de Commissie om de bekendheid en het gebruik van de bestaande regelingen voor eerlijke handel, zoals genoemd in de "Handel voor iedereen"-strategie, te ondersteunen in het kader van het EU-duurzaamheidsplan en de Europese consensus inzake ontwikkeling;
4. herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de lidstaten om sterkere handelsbeschermingsinstrumenten vast te stellen om oneerlijke handelspraktijken te bestrijden, rekening houdend met sociale en milieudumping;
5. vraagt de Commissie te evalueren welke gevolgen het gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten door de EU en door derde landen heeft voor de doeltreffende integratie van EU-ondernemingen in mondiale waardeketens;
6. benadrukt dat er behoefte is aan geharmoniseerde regels en versterkte EU-coördinatie en -toezicht met betrekking tot de toepassing van invoerrechten door de lidstaten (met inbegrip van conventionele, antidumping- en compenserende rechten) op alle soorten grondstoffen en goederen, vooral wanneer er sprake is van valse oorsprongsverklaringen (zowel in het kader van preferentiële als niet-preferentiële regelingen) en de onderwaardering en verkeerde beschrijving van goederen;
Mondiale waardeketens en multilateralisme
7. verzoekt de Commissie om zich binnen de WTO actief in te zetten voor een grotere transparantie en om multilaterale voorschriften voor handel vast te stellen en te bevorderen, onder meer inzake het duurzame beheer van mondiale waardeketens, waarin met name het volgende vervat zit:
– verplichte vereisten inzake passende zorgvuldigheid en transparantie voor de toeleveringsketen, op basis van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten;
– minimumnormen inzake gezondheid en veiligheid, waarin met name het recht van werknemers wordt erkend om veiligheidscomités op te richten;
– een minimum aan sociale bescherming en naleving van IAO-arbeidsnormen;
– het recht op collectieve onderhandeling;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten zich actief te blijven inzetten in alle multilaterale fora inzake bedrijfsleven, mondiale waardeketens, mensen- en arbeidsrechten, economische groei en duurzame ontwikkeling, en daarbij de in de Verdragen verankerde Europese waarden te bevorderen, rekening houdend met de absolute noodzaak om de specifieke kenmerken van kmo's te beschermen;
9. is ingenomen met de lopende onderhandelingen over een bindend VN-verdrag betreffende transnationale ondernemingen en mensenrechten; verzoekt de Commissie en de lidstaten op constructieve wijze deel te nemen aan deze onderhandelingen en een actieve rol te spelen en bijdragen te leveren bij de ontwikkeling van concrete voorstellen, onder meer over toegang tot rechtsmiddelen, en zich hierbij tot het uiterste in te spannen om positieve resultaten te boeken en handelspartners aan te sporen zich op soortgelijke wijze in te zetten; vraagt de Commissie in dit verband na te gaan of uitgebreide verplichte zorgvuldigheidseisen, ook op mondiaal niveau, tot de mogelijkheden behoort;
10. verzoekt de lidstaten om de toepassing van de nationale actieplannen tot uitvoering van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten te bespoedigen en de doeltreffendheid van deze actieplannen te vergroten; onderstreept dat acht van de dertien reeds goedgekeurde nationale actieplannen afkomstig zijn uit EU‑lidstaten, en is verheugd dat er momenteel nog eens elf nationale actieplannen van EU‑lidstaten worden opgesteld; verzoekt de Commissie om de tenuitvoerlegging van deze leidende beginselen van de VN te begeleiden en te bevorderen;
11. is ingenomen met de convergentie van de internationale normen inzake bedrijfsleven en mensenrechten, met name tussen de leidende beginselen van de VN en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen;
12. is verheugd dat fatsoenlijk werk en de vier pijlers van de IAO-agenda voor fatsoenlijk werk zijn opgenomen in de SDG's van de VN; verzoekt de Commissie en de lidstaten om deze normen daadwerkelijk toe te passen en om in het kader van de IAO te werken aan de goedkeuring van een nieuwe internationale arbeidsnorm inzake fatsoenlijk werk in mondiale waardeketens, waarin met name de vereiste wordt opgenomen dat alle ondernemingen de effecten van hun activiteiten op de mensenrechten van werknemers en gemeenschappen voortdurend aan risicobeheer onderwerpen en passende maatregelen nemen om deze activiteiten te voorkomen en te verminderen en de getroffen personen rechtsmiddelen in handen te geven;
13. ondersteunt alle mondiale initiatieven ter bestrijding van corruptie, zoals het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën (EITI), het Kimberleyproces, de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren (ICGLR), de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties voor ondernemingen, de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de OESO-richtsnoeren inzake zorgvuldigheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen gebieden en risicogebieden; wijst erop dat met name producerende landen verplicht zijn passende wetgeving toe te passen en te handhaven, ook wat de totstandbrenging van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie betreft;
14. wijst erop dat op dit gebied naast de invoer en uitvoer van mineralen en metalen ook de transparantie van regelingen inzake exploitatierechten en douanerechten van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van conflict- of risicogebieden; onderstreept daarom dat er een overzicht van bestaande, door Europese bedrijven genomen maatregelen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen moet worden opgesteld en dat de coördinatie en uitwisseling van informatie en beste praktijken moet worden verbeterd, om goede praktijken op doeltreffender wijze te kunnen opsporen en bij te dragen tot de vaststelling van een gemeenschappelijk actiekader op Europees niveau; verzoekt de Commissie om meer initiatieven te nemen met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en zorgvuldigheid in de hele toeleveringsketen;
15. wijst erop dat betrouwbare toegang tot grondstoffen belangrijk is voor het mondiale concurrentievermogen;
16. onderstreept het belang van de tenuitvoerlegging, handhaving en omzetting van bestaande wetten inzake mondiale waardeketens op regionaal, nationaal en internationaal niveau;
Verantwoord ondernemerschap
17. wijst erop dat handel en mensenrechten elkaar versterken en dat het bedrijfsleven een belangrijke rol heeft te vervullen waar het gaat om het bieden van positieve prikkels om mensenrechten, democratie en verantwoord ondernemerschap te bevorderen;
18. is verheugd over de talrijke veelbelovende initiatieven van de particuliere sector, zoals gedragscodes, etikettering, zelfevaluatie en sociale audits, die aanzienlijk hebben bijgedragen tot recente verbeteringen op het vlak van normen inzake mensenrechten en werknemersrechten in mondiale toeleveringsketens;
19. is ernstig bezorgd over gevallen waarin mensenrechten worden geschonden en de milieuduurzaamheid wordt bedreigd als gevolg van managementbeslissingen van bepaalde ondernemingen;
20. ziet in hoe belangrijk het is duidelijke internationale regels voorhanden te hebben inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (mvo), mondiale waardeketens en zorgvuldigheid; is ingenomen met de slimme mix van regelgevende en vrijwillige acties, waardoor de voorbije jaren een aantal positieve resultaten zijn geboekt en bedrijven hun eigen dynamische en innovatieve maatregelen hebben kunnen formuleren; benadrukt dat coördinatie, het delen van informatie en de uitwisseling van beste praktijken kunnen bijdragen tot een verhoogde efficiëntie van particuliere en overheidsinitiatieven met betrekking tot de waardeketen en tot positieve resultaten kunnen leiden; wijst er echter op dat mvo op vrijwillige basis ook oneerlijke concurrentie tot gevolg kan hebben voor leveranciers die ervoor hebben gekozen internationale arbeids- en milieunormen na te leven en op zich niet volstaat om te waarborgen dat ondernemingen internationale normen en verplichtingen ten volle eerbiedigen door in hun beleid uit te gaan van het zorgvuldigheidsbeginsel; onderstreept daarom dat er een overzicht van bestaande, door Europese ondernemingen genomen maatregelen inzake mvo moet worden opgesteld om goede praktijken op doeltreffender wijze te kunnen opsporen en bij te dragen tot de vaststelling van een gemeenschappelijk actiekader op Europees niveau; is er vast van overtuigd dat de EU snel op zoek moet gaan naar manieren om inzake mvo transparantiestrategieën en -regels uit te werken, onder meer door eventueel te overwegen onmiddellijke maatregelen te nemen om in een samenwerkingsverband tussen de EU-instellingen, de lidstaten en het maatschappelijk middenveld bindende en afdwingbare regels, daaraan verbonden rechtsmiddelen en onafhankelijke toezichtsmechanismen te ontwikkelen; benadrukt dat dergelijke verplichtingen moeten verlopen volgens de in de leidende beginselen van de VN en de OESO-richtsnoeren voorgeschreven stappen met betrekking tot de proactieve opsporing van risico's voor de mensenrechten, het opstellen van strenge en aantoonbare actieplannen om deze risico's te voorkomen of te beperken, het adequaat reageren op gekende schendingen, alsook transparantie;
21. verzoekt de Commissie om dergelijke bepalingen meer op de voorgrond te plaatsen en om de toepassing van sectorale OESO-richtsnoeren en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten te bevorderen; benadrukt dat het maatschappelijk middenveld formeel moet worden betrokken bij de tenuitvoerlegging aan de hand van structuren die in het kader van hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling worden uitgewerkt; verzoekt de Commissie om het werk van internationale normalisatie-instellingen, zoals de Internationale Organisatie voor normalisatie (waaronder ISO 2600) en het Global Reporting Initiative, te ondersteunen, teneinde ondernemingen aan te sporen verslag uit te brengen over duurzaamheid en waardecreatie in de hele toeleveringsketen;
22. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de Europese en internationale ondernemingen voldoen aan de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de sectorspecifieke OESO-richtsnoeren, zoals de richtsnoeren inzake zorgvuldigheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen gebieden; pleit ervoor de rol van nationale contactpunten van de OESO en hun samenwerking met onafhankelijke nationale en regionale mensenrechteninstellingen verder te versterken, met het oog op een beter beheer van mondiale waardeketens;
23. verzoekt de Commissie haar mvo-benadering te actualiseren zodat arbeids- en milieunormen hierin sterker vertegenwoordigd zijn, en er met name op aan te dringen dat er in door de Unie onderhandelde handels- en investeringsovereenkomsten mvo-bepalingen worden opgenomen;
24. onderstreept dat de coördinatie en de uitwisseling van informatie en beste praktijken kunnen bijdragen tot een grotere doeltreffendheid van particuliere en overheidsinitiatieven met betrekking tot waardeketens;
25. herinnert eraan dat het Parlement in 2010 heeft verzocht om ondernemingen hun balans op het vlak van mvo te laten publiceren, zorgvuldigheidsvereisten voor alle ondernemingen in te voeren en het mvo-concept te consolideren op basis van een geharmoniseerde definitie van de relaties tussen moederbedrijven om de wettelijke aansprakelijkheid van elk van hen te kunnen vaststellen; stelt daarom tevreden vast dat grote ondernemingen met ingang van 2017 niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit openbaar moeten maken overeenkomstig de richtlijn niet-financiële verslaglegging; merkt echter op dat de bekendmaking van niet-financiële informatie door grote ondernemingen nog niet is uitgebreid naar alle marktdeelnemers die in mondiale waardeketens actief zijn;
26. neemt kennis van het "groenekaartinitiatief" dat door sommige nationale parlementen is opgestart na de goedkeuring van de Franse wet inzake de zorgvuldigheidsplicht van multinationale ondernemingen; verzoekt de Commissie te overwegen voorstellen inzake zorgvuldigheidsplicht van ondernemingen uit te werken voor ondernemingen die zowel binnen als buiten de EU actief zijn en hierbij rekening te houden met de uitspraak van het Franse grondwettelijke hof met betrekking tot de Franse wet, meer bepaald over de evenredigheid van sancties;
27. herinnert eraan dat bij het mvo-beleid rekening moet worden gehouden met de bijzondere kenmerken van kmo's, en dat dit beleid flexibel genoeg moet zijn om te waarborgen dat zij niet met onevenredige lasten worden opgezadeld; verzoekt de Commissie derhalve te voorzien in een specifieke helpdesk voor kmo's, met bijzondere aandacht voor kleine en micro-ondernemingen, en hen te ondersteunen met op maat gemaakte programma's voor capaciteitsopbouw;
28. onderstreept dat mondiale waardeketens niet eindigen wanneer het product de consument bereikt, maar ook afval en afvalverwerking omvatten; dringt erop aan rekening te houden met de volledige levenscyclus van producten en de visie op mondiale waardeketens uit te breiden met bepalingen inzake afvalverwijdering zonder personen of het milieu te schaden; verzoekt de EU aan te sporen tot internationale samenwerking en coherentie van de wetgeving inzake producten en materialen aan het einde van de levenscyclus, en om partnerlanden te helpen sterkere nationale regelgeving en handhavingscapaciteit te ontwikkelen; verzoekt de EU ervoor te zorgen dat ook voor dit aspect van de levenscyclus van producten traceerbaarheid geldt;
29. dringt er bij de Commissie op aan onverwijld stappen te ondernemen, aan de hand van de gedetailleerde voorstellen in de resolutie van het Parlement van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen;
Een prominentere rol voor initiatieven van de particuliere sector
30. vestigt de aandacht op de resultaten die zijn geboekt door inspanningen van de particuliere sector; benadrukt dat ondernemingen uit de particuliere sector duurzaamheidsstrategieën moeten nastreven, niet alleen om schade aan de eigen reputatie te voorkomen, maar ook omdat ze hierdoor nieuwe mogelijkheden kunnen aanboren en minder afhankelijk worden van schaarse hulpbronnen;
31. benadrukt de cruciale rol van consumenten (en de effecten van slechte publiciteit); wijst erop dat geen enkele consument producten wil blijven kopen die door kinderen of uitgebuite mannen en vrouwen worden gemaakt of die ernstige milieuschade hebben veroorzaakt;
32. verzoekt de Commissie op zoek te gaan naar nieuwe methoden om de particuliere sector te ondersteunen bij hun pogingen om mondiale waardeketens duurzamer te maken en inclusieve bedrijfsmodellen en bijbehorende particuliere partnerschappen met meerdere belanghebbende partijen te ontwikkelen;
33. benadrukt dat er een slimme mix van particuliere en openbare financiering nodig is om duurzame mondiale waardeketens te bevorderen; is van mening dat hierbij moet worden voortgebouwd op bestaande structuren en programma's die succesvol zijn gebleken in het bevorderen van verantwoord ondernemerschap;
34. is verheugd over de talrijke veelbelovende initiatieven van de particuliere sector, zoals gedragscodes, etikettering, zelfevaluatie en sociale audits, en beaamt dat het Global Compact van de VN, de ISO 26000-norm inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid, de tripartiete beginselverklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen instrumenten zijn die ondernemingen ertoe kunnen aanzetten om verantwoordelijkheid aan de dag te leggen in hun zakelijke activiteiten; verzoekt bedrijven, of ze nu Europees zijn of niet, om zorgvuldigheid inzake mensenrechten te hanteren en hun bevindingen te integreren in hun interne beleid en procedures, met toewijzing van de nodige middelen en autoriteit en naar behoren uitgevoerd; benadrukt dat hiervoor voldoende middelen moeten worden uitgetrokken; onderstreept dat transparantie en communicatie betreffende maatregelen die genomen zijn om mensenrechtenschendingen in derde landen te voorkomen, van essentieel belang zijn om goed democratisch toezicht mogelijk te maken en consumenten in staat te stellen op feiten gebaseerde keuzes te maken;
Vrijhandelsovereenkomsten van de EU en mondiale waardeketens
35. is ingenomen met de nieuwe handels- en investeringsstrategie van de Europese Unie, getiteld "Handel voor iedereen"; verzoekt de Commissie om in haar handels- en investeringsbeleid en vrijhandelsovereenkomsten in te spelen op de uitdagingen die samenhangen met de opkomst van mondiale waardeketens door de volgende maatregelen te overwegen:
a) versterking van de voorafgaande duurzaamheidseffectbeoordelingen van handel, met toevoeging van criteria inzake mensenrechten en gender, en verplichtmaking en openbaarmaking van achteraf verrichte duurzaamheidseffectbeoordelingen van handel met input van het maatschappelijk middenveld;
b) volledige tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het Parlement van 2010 en 2016 met betrekking tot hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling in vrijhandelsovereenkomsten, die uitgebreide, afdwingbare en ambitieuze hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling moeten bevatten waarin de volgende aspecten aan bod komen:
i) een verbintenis door elk van de partijen om de acht fundamentele en de vier prioritaire verdragen van de IAO, alsook de internationale multilaterale milieuovereenkomsten te ratificeren en ten uitvoer te leggen;
ii) dekking van mensenrechtenclausules en hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling door de algemene mechanismen voor geschillenbeslechting, op gelijke voet met de andere onderdelen van de overeenkomst;
iii) beroep- en verhaalmogelijkheden via een klachtenprocedure voor sociale partners en het maatschappelijk middenveld;
iv) doeltreffende afschrikkende maatregelen, onder meer in de vorm van geldboetes die worden ingezet in het geval van ernstige aangetoonde schendingen van de bepalingen over handel en duurzame ontwikkeling;
c) opname van afdwingbare bepalingen inzake corruptiebestrijding en de bescherming van klokkenluiders, binnen de bevoegdheden van de EU, in alle toekomstige vrijhandelsovereenkomsten en investeringsovereenkomsten; onderstreept in dit verband dat de partijen bij handels- en investeringsovereenkomsten maatregelen moeten nemen ter bevordering van actieve participatie van de particuliere sector, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en binnenlandse adviesgroepen bij de tenuitvoerlegging van programma's en bepalingen ter bestrijding van corruptie in internationale handels- en investeringsovereenkomsten;
d) opname in alle EU-vrijhandelsovereenkomsten van standstillclausules om een minimumniveau vast te leggen voor sociale, milieu- en veiligheidsnormen, ook inzake diergezondheid en dierenwelzijn, om te verhinderen dat de partijen hun sociale, milieu- en veiligheidsnormen verlagen om de export te bevorderen en investeringen aan te trekken;
e) opname van bepalingen inzake fiscale transparantie (met inbegrip van de belangrijkste OESO-transparantienormen) en een betere samenwerking in de strijd tegen witwaspraktijken, belastingfraude en -ontduiking en belastingontwijking in vrijhandelsovereenkomsten, hetgeen naar behoren tot uitdrukking moet komen in vereisten voor het openstellen van markten voor financiële diensten;
f) aanvulling van alle bovengenoemde bepalingen met ondersteunende maatregelen voor ontwikkelingslanden en een strikt toezicht op de toepassing ervan, onder meer aan de hand van de input van nationale parlementen en belanghebbende partijen als het maatschappelijk middenveld;
g) versterking van de koppeling tussen de bilateraal overeengekomen prioriteiten voor de tenuitvoerlegging van hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling van vrijhandelsovereenkomsten en financiële ondersteuning uit de EU-programma's voor ontwikkelingssamenwerking;
36. wijst enerzijds op de cruciale rol die kmo's kunnen spelen in mondiale waardeketens en anderzijds op de voordelen van verdere integratie van kmo's in die ketens; verzoekt de Commissie om kmo-hoofdstukken op te nemen in alle toekomstige handelsovereenkomsten; verzoekt de Commissie in dit verband voorts om een evaluatie te maken van de bestaande ondersteuningsstructuren voor kmo's die toegang willen krijgen tot mondiale waardeketens en om de strategie "Kleine ondernemingen in een grote wereld" uit 2011 te evalueren en zo nodig bij te werken om de betrokkenheid van kmo's in mondiale waardeketens verder te vereenvoudigen;
37. onderstreept dat mondiale waardeketens vaak productie en diensten in EPZ's omvatten, waar andere – veelal beperktere– arbeids- en milieunormen gelden dan in de rest van het land in kwestie; verzoekt de Commissie te waarborgen dat de bij vrijhandelsovereenkomsten afgesproken sociale en milieunormen van toepassing zijn op het volledige grondgebied van de handelspartners, met inbegrip van EPZ's;
Etikettering, traceerbaarheid en douanegegevens
38. verzoekt de EU te werken aan passende en efficiënte oplossingen voor de invoering van een transparant en goed functionerend verplicht etiketteringssysteem voor "sociale en milieutraceerbaarheid" in alle stadia van de productieketen, in overeenstemming met de TBT-overeenkomst van de WTO, en tegelijkertijd te ijveren voor soortgelijke acties op internationaal niveau;
39. verzoekt de Commissie te overwegen wetgeving in te voeren voor etiketteringsvoorschriften met betrekking tot de oorsprong van producten die op de EU-markt worden gebracht, of voorstellen te formuleren voor regels waarmee daadwerkelijke traceerbaarheid wordt gegarandeerd;
40. verzoekt de Commissie en spoort de lidstaten ertoe aan op zoek te gaan naar manieren om belanghebbende partijen met een algemeen belang in staat te stellen toegang te krijgen tot douanegegevens die zijn verkregen van partijen die in de EU ingevoerde producten of goederen verhandelen, op voorwaarde dat deze belanghebbenden dit naar behoren kunnen rechtvaardigen en na het indienen van een verzoek op grond van algemeen belang;
Rechtspraak en toegang tot rechtsmiddelen
41. stelt nogmaals uitdrukkelijk dat het dringend nodig is om mensenrechtenschendingen door transnationale ondernemingen aan te pakken wanneer ze zich voordoen, en om iets te doen aan de juridische problemen als gevolg van de extraterritoriale dimensie van ondernemingen, met name door een gezamenlijke wettelijke aansprakelijkheid in alle stadia van toeleveringsketens vast te stellen; verzoekt de lidstaten passende maatregelen te nemen om de financiële en procedurele hinderpalen waarmee slachtoffers te maken krijgen bij civielrechtelijke geschillen weg te werken;
42. verzoekt de Commissie nogmaals te overwegen om regels inzake de rechtsmacht in het kader van de verordening Brussel-I uit te breiden naar verweerders uit derde landen in zaken die worden aangespannen tegen ondernemingen met een duidelijk band met één lidstaat of ondernemingen waarvoor de EU een essentieel afzetgebied is, en vraagt de Commissie om in voorkomend geval snel een voorstel voor te leggen aan het Parlement en de Raad;
43. herinnert eraan dat ondernemingen op operationeel niveau klachtenmechanismen moeten instellen voor werknemers die gevolgen ondervinden van hun handelingen, ook in EPZ's; herhaalt zijn oproep aan de EU en de lidstaten om passende maatregelen te treffen om de wettelijke, procedurele en institutionele obstakels die de toegang tot doeltreffende verhaalmechanismen belemmeren weg te werken;
Gendergelijkheid en kinderrechten
44. wijst er nogmaals op dat gendergelijkheid stevig is verankerd in alle beleidsmaatregelen van de EU, zoals bepaald bij artikel 8 van het VWEU; betreurt het feit dat gender niet wordt vermeld in de "Handel voor iedereen"-strategie en roept de Commissie ertoe op rekening te houden met het genderaspect en de empowerment van vrouwen bij de tussentijdse evaluatie en herziening van haar strategie; verzoekt de Commissie te waarborgen dat het genderperspectief wordt opgenomen en geïntegreerd in het handels- en investeringsbeleid, de "Aid for Trade"-strategie en alle toekomstige vrijhandelsovereenkomsten en effectbeoordelingen; verzoekt de Commissie de besprekingen en onderhandelingen binnen de WTO voort te zetten zodat het genderaspect in aanmerking wordt genomen in het handels- en investeringsbeleid van de WTO; verzoekt de Commissie om met betrekking tot mondiale waardeketens naar gender uitgesplitste gegevens te verzamelen, vooral voor de landbouwsector, en daarbij rekening te houden met empowerment van vrouwen die verder strekt dan loonkwesties, factoren die leiden tot geweld tegen vrouwen en sociale factoren als ouderschapsverlof en gezondheid, teneinde rechtsvormen uit te werken om de negatieve neveneffecten van mondiale waardeketens te verhelpen; is verheugd dat aandacht wordt besteed aan het aspect gendergelijkheid in de onderhandelingen over de actualisering van de overeenkomst tussen de EU en Chili en dat dit deel zal uitmaken van de toekomstige geactualiseerde overeenkomst;
45. dringt aan op een uitgebreide analyse van verschillen en ongelijkheden in het kader van mondiale waardeketens, met betrekking tot: i) genderverschillen in tijdsbesteding, met name als gevolg van de primaire verantwoordelijkheid van vrouwen voor reproductieve arbeid; ii) genderverschillen bij de toegang tot productiemiddelen en ‑bronnen, met name land, krediet, opleiding en netwerken; en iii) genderverschillen die voortvloeien uit falen en discriminatie op het niveau van markten en instellingen;
46. waarschuwt voor de negatieve gevolgen van een uitbreiding en liberalisering van handel voor de kwaliteit van de werkgelegenheid, alsook voor het risico van toenemende illegale handel in arbeidskrachten; onderstreept dat vooral vrouwen hiervan het slachtoffer zijn en dat de illegale handel in arbeidskrachten bij vrouwen erg vaak samengaat met mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en feminicide;
47. stelt voor om in het kader van het internationale en EU-handelsbeleid inzake mondiale waardeketens een specifieke strategie uit te werken om personen die praktijken aanklagen als feminicide, illegale handel in arbeidskrachten en mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, formele bescherming te bieden en slachtoffers van deze praktijken te verdedigen; onderstreept dat personen die dergelijke praktijken aanklagen dezelfde erkenning en bescherming moeten krijgen als wordt gevraagd voor klokkenluiders op het gebied van internationale en EU-handel;
48. wijst erop dat vrouwen weliswaar steeds vaker werk vinden, maar nog steeds oververtegenwoordigd zijn in laaggeschoolde en slecht betaalde banen, onvoldoende toegang hebben tot sociale beschermingsmaatregelen, waaronder moederschapsbescherming, en al te vaak het slachtoffer zijn van discriminatie en seksuele intimidatie;
49. verzoekt de Commissie, de lidstaten en regionale en lokale autoriteiten om duurzame openbare aanbestedingen te bevorderen door leveranciers en hun internationale toeleveringsketens te onderwerpen aan specifieke vereisten inzake mensenrechten en naleving van het internationaal recht, met name met betrekking tot de bevordering van gendergelijkheid en de Europese mededingingsregels, alsook inzake transparantie;
50. onderstreept hoe belangrijk het is dat de landen die dat nog niet hebben gedaan de IAO-Verdragen nr. 182 betreffende de ergste vormen van kinderarbeid en nr. 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces ratificeren; brengt in herinnering dat de EU zich ertoe heeft verbonden de ergste vormen van kinderarbeid op mondiaal niveau uit te bannen, in overeenstemming met haar waarden, waaronder het verbod op kinderarbeid in het externe optreden van de EU zoals verankerd in artikel 21 van het VEU; herhaalt zijn oproep tot harmonisering en versterking van de controles op invoer en toeleveringsketens om te garanderen dat uitsluitend producten die niet het resultaat zijn van gedwongen arbeid, kinderarbeid en moderne slavernij op de EU-markt komen; benadrukt zijn steun voor bestaande initiatieven ter ondersteuning van kmo's en organisaties van kleine boeren om hen in staat te stellen een groter deel van de waarde in mondiale waardeketens in de wacht te slepen, zoals in het geval van eerlijke handel; onderstreept hoe belangrijk het is de strijd tegen gedwongen arbeid en kinderarbeid op te nemen in alle vrijhandelsovereenkomsten van de EU, via hoofdstukken over duurzame ontwikkeling, zodat wordt gewaarborgd dat handelspartners het eens zijn over deze doelstelling; verzoekt de Commissie en de lidstaten dit voorstel vurig te verdedigen in alle internationale fora, waaronder de IAO, de OESO, de VN en de WTO, zodat er in de strijd tegen gedwongen arbeid en kinderarbeid vooruitgang wordt geboekt; benadrukt in dit verband dat het streven naar producten waar geen kinderarbeid aan te pas is gekomen alleen kan slagen wanneer er tegelijkertijd leefbare lonen worden vastgesteld voor de gezinsleden van het kind;
Ontwikkelingslanden
51. onderstreept dat mondiale waardeketens een uitgelezen kans zijn voor ondernemingen in ontwikkelingslanden, met name kmo's, om zich met de mondiale economie in verbinding te stellen; benadrukt dat specifiek beleid en begeleidende maatregelen van cruciaal belang zijn om dit te verwezenlijken en om de potentiële voordelen ten goede te doen komen van alle werknemers in onze partnerlanden, met name beleidsmaatregelen die gericht zijn op een grotere efficiëntie van administratieve procedures of op bijstand aan de betrokken ondernemingen om toegevoegde waarde te creëren, hun participatie in mondiale waardeketens uit te breiden en tegelijkertijd ook hun sociale en milieunormen te verbeteren; wijst erop dat bij de herziening van SAP en SAP+ bindende regels inzake mensen- en arbeidsrechten en milieubescherming moeten worden ingevoerd; merkt op dat veel ontwikkelingslanden een beperkte capaciteit en beperkte middelen hebben om daadwerkelijk toe te zien op naleving van sociale en milieunormen en -regelgeving; verzoekt de EU om de capaciteitsopbouw te versterken en de regeringen van partners in ontwikkelingslanden technische bijstand te verlenen wanneer dat mogelijk en nodig is;
52. herinnert aan de SDG-agenda 2030 en de hierin opgenomen benaderingen voor duurzame productie, duurzame consumptie en fatsoenlijk werk en verzoekt de Commissie in haar rapportage transparant te verwijzen naar elke betrokken SDG; herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de lidstaten om handel te gebruiken ter bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur, in overeenstemming met de beginselen van beleidscoherentie voor ontwikkeling; onderstreept dat de handels- en investeringsovereenkomsten die de EU afsluit met ontwikkelingslanden in overeenstemming moeten zijn met de SDG's; herhaalt dat ontwikkelingslanden het recht hebben investeringen te reguleren om te waarborgen dat alle investeerders, ook buitenlandse, aan verplichtingen zijn onderworpen met het oog op de bescherming van mensenrechten en arbeids- en milieunormen;
53. is ingenomen met de inwerkingtreding van de handelsfacilitatieovereenkomst, die bij een behoorlijke tenuitvoerlegging zal leiden tot eenvoudigere en modernere douaneprocedures, waardoor het voor ontwikkelingslanden, die over het algemeen te maken hebben met grotere obstakels aan de grens, gemakkelijker wordt om te integreren in het mondiale handelssysteem;
54. verzoekt de Commissie om de daadwerkelijke participatie van kmo's in mondiale waardeketens te ondersteunen door ervoor te zorgen dat kmo's en organisaties van kleine landbouwers in ontwikkelingslanden elkaar vinden en partnerschappen smeden waarmee wordt beoogd het aandeel van de producenten in de waarde te vergroten en tegelijkertijd een hoog beschermingsniveau met betrekking tot sociale, milieu- en mensenrechten te waarborgen, zoals in het geval van eerlijke handel;
55. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat voorwaarden met betrekking tot de mensenrechten in verband met unilaterale handelspreferenties die worden toegekend in het kader van de SAP-regeling op doeltreffende wijze worden gehandhaafd en gecontroleerd, en dat de procedures voor gevallen van mogelijke niet-naleving van deze voorwaarden ten uitvoer worden gelegd met volledige inachtneming van de SAP-verordening;
56. rekent erop dat de tussentijdse evaluatie van de SAP-verordening duidelijkheid zal scheppen omtrent definities en een diepgaande beoordeling van de huidige regeling zal inhouden; is van mening dat handelsbeleid moet worden gebruikt om de partnerlanden van de EU aan te zetten tot het hanteren van strengere sociale, arbeids- en milieunormen, hetgeen kan worden verwezenlijkt door stimulansen als bijkomende tariefpreferenties voor producten die op duurzame wijze zijn geproduceerd; meent dat deze doelstelling een herziening van de SAP-verordening vereist, en stelt in dit verband voor om mvo-voorwaarden in de werkingssfeer ervan op te nemen om ervoor te zorgen dat transnationale ondernemingen voldoen aan nationale en internationale wettelijke verplichtingen op het gebied van mensenrechten en arbeids- en milieunormen; dringt erop aan dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan de situatie van arbeidsrechten en vakbondsrechten in EPZ's en vraagt de Commissie met klem deze kwestie aan bod te laten komen in de herziening van de SAP-regeling en hierbij nauw samen te werken met de IAO;
57. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle door de EU gefinancierde ontwikkelingsprojecten, met inbegrip van blendingprojecten, niet alleen volledig in overeenstemming zijn met de internationaal overeengekomen beginselen van doeltreffende ontwikkeling, maar dat ook het beginsel van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming zoals bedoeld in IAO-Verdrag nr. 169 ten volle wordt geëerbiedigd;
Oorsprongsregels
58. merkt op dat vereenvoudigde, doeltreffende en preferentiële oorsprongsregels van cruciaal belang zijn in het kader van mondiale waardeketens; erkent dat de inflexibiliteit en complexiteit van oorsprongsregels de efficiëntie van handelspatronen kan belemmeren;
59. verzoekt de Commissie om multilaterale oorsprongsregels zoveel mogelijk te gebruiken als preferentiële oorsprongsregels in vrijhandelsovereenkomsten; verzoekt de Commissie om bij het ontwerpen van specifieke preferentiële oorsprongsregels in vrijhandelsovereenkomsten de voorschriften inzake toegevoegde waarde af te zwakken en om verandering van tariefonderverdeling en het beginsel "enkelvoudige verwerking" toe te staan als oorsprongsregel;
60. verzoekt de Commissie om er met name in onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten met landen die momenteel SAP- en EBA-preferenties genieten voor te zorgen dat het ontwerp van oorsprongsregels niet leidt tot verstoring van economische processen;
61. is van mening dat toegenomen cumulatie in vrijhandelsovereenkomsten niet mag worden gezien als instrument voor liberalisering via de achterdeur, maar moet worden beschouwd als instrument aan de hand waarvan landen zich kunnen specialiseren in economische activiteiten volgens de logica van het comparatieve voordeel;
Intellectuele-eigendomsrechten en gegevensstromen
62. is ingenomen met het engagement dat de Commissie is aangegaan om het hele spectrum van intellectuele-eigendomsrechten te beschermen, met inbegrip van patenten, handelsmerken, auteursrechten, ontwerpen, geografische aanduidingen, oorsprongsaanduidingen en geneesmiddelen, met waarborging van toegang tot betaalbare geneesmiddelen, zowel op het niveau van de WTO als via vrijhandelsovereenkomsten; verzoekt de Commissie om verdere maatregelen te nemen met betrekking tot de mogelijke uitbreiding van de bescherming door geografische aanduidingen naar niet-landbouwproducten, wat in tal van derde landen al gebeurt door middel van verschillende rechtsstelsels; vraagt om een open en inclusief proces voor verbeterde samenwerking met derde landen om de strijd aan te gaan met vervalsingen en namaakgoederen waarbij wordt geprofiteerd van het vertrouwen in handelsmerken en merknamen;
63. erkent dat digitale innovatie en gegevensstromen cruciale aanjagers van de diensteneconomie en een essentieel element van de mondiale waardeketens van traditionele verwerkende ondernemingen zijn, en dat de vereisten van gedwongen lokalisering daarom zoveel mogelijk moeten worden beperkt zowel binnen als buiten Europa, waarbij de nodige vrijstellingen kunnen worden verleend op grond van legitieme openbare doeleinden, zoals consumentenbescherming en de bescherming van grondrechten; brengt in herinnering dat de bescherming van gegevensstromen en het recht op privacy geen handelsbelemmeringen zijn maar grondrechten, zoals vastgelegd in artikel 39 VEU, in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsook in artikel 12 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens;
o
o o
64. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de Wereldhandelsorganisatie en Unctad.
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0299.
- [2] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0298.
- [3] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0208.
- [4] PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 101.
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0405.
- [6] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0196.
- [7] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0098.
- [8] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0041.
- [9] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0252.
- [10] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0265.
- [11] PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1.
- [12] PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23.
- [13] PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.
- [14] PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1.
- [15] PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1.
- [16] http://childrenandbusiness.org
- [17] Voor de definitie van kmo's: zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/TXT/HTML/?uri=CELEX:32003H0361&from=nl
ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (20.6.2017)
aan de Commissie internationale handel
inzake de gevolgen van de internationale handel en het handelsbeleid van de EU voor mondiale waardeketens
(2016/2301(INI))
Rapporteur voor advies: Pier Antonio Panzeri
SUGGESTIES
De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat het aandeel van de mondiale waardeketens in de wereldproductie en handelspatronen blijft groeien, hetgeen kansen biedt en voor uitdagingen stelt; overwegende dat de mondialisering een hefboom dient te zijn voor de economische ontwikkeling en integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie teneinde de welvaart te verhogen en de mensenrechten van iedereen te versterken in overeenstemming met de uitgedragen beginselen en doelstellingen van de EU, die het richtsnoer vormen voor het externe beleid en de samenhang van het ontwikkelingsbeleid van de EU; overwegende dat de EU een actievere rol dient te vervullen bij het tot stand brengen van een behoorlijk, eerlijk, transparant en duurzaam beheer van de mondiale waardeketens en eventuele negatieve effecten voor de mensenrechten, waaronder de ondermijning van arbeidsrechten, moet verzachten;
B. overwegende dat de EU en haar lidstaten, die samen de grootste markt ter wereld vormen en de grootste verstrekker van hulp voor handel zijn, hun positie kunnen en moeten aanwenden om de mondiale waardeketens een duurzamer en inclusiever karakter te geven en om waarden op het gebied van duurzame ontwikkeling, mensenrechten en eerlijke en ethische handel te bevorderen, met name voor de armste bevolkingsgroepen; overwegende dat handelsovereenkomsten het recht om in het openbaar belang regels op te stellen, moeten erkennen;
C. overwegende dat meerdere internationale verdragen, richtlijnen en regels erop gericht zijn schendingen van de mensenrechten te voorkomen; overwegende dat op producerende landen de verplichting rust om deze ten uitvoer te leggen en een passend wettelijk en economisch klimaat te creëren waarin ondernemingen kunnen werken en hun plaats in de mondiale toeleveringsketens kunnen vinden;
D. overwegende dat de handelsstimulansen in het kader van SAP en SAP+ ontwikkelingslanden een betere markttoegang bieden in ruil voor de eerbiediging van arbeids-, milieu- en sociale rechten;
E. overwegende dat het gebrek aan ethisch handelen in het zakenleven ook een gevolg is van een gebrek aan goed bestuur, de onmacht of het ontbreken van een onpartijdige overheid die ten dienste staat van het algemeen belang van de burgers; overwegende dat corruptie, het gebrek aan transparantie van mondiale waardeketens en vrijstellingen van arbeidswetgeving en belastingen in exportproductiezones (EPZ's) een negatieve invloed kunnen hebben op de mensenrechten, met name door fatsoenlijk werk en vakbonden te ondermijnen;
1. wijst erop dat handel en mensenrechten elkaar versterken en dat het bedrijfsleven een belangrijke rol heeft te vervullen waar het gaat om het bieden van positieve prikkels om mensenrechten, democratie en maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen; is ingenomen met het feit dat vrouwen worden erkend als een essentieel onderdeel van mondiale waardeketens en tot de groepen behoren die daarvan het meest profiteren en daarmee bijdragen aan een meer inclusieve maatschappij;
2. beklemtoont dat mondiale waardeketens een unieke kans bieden om duurzame vooruitgang te boeken, met name in de ontwikkelingslanden;
3. wijst er nogmaals op dat in een wereld waarin men steeds meer met elkaar verbonden raakt een sterke EU en een ambitieus handelsbeleid van het allergrootste belang zijn om mondialisering vorm te kunnen geven en het wereldwijde op regels gebaseerd bestel te kunnen versterken; benadrukt dat de veranderingen binnen de wereldeconomie het des te noodzakelijker maken dat Europese bedrijven tegen eerlijke en gelijke voorwaarden toegang hebben tot de markten van derde landen;
4. onderstreept dat de mondialisering van de waardeketens ontwikkelingslanden kan helpen zich te integreren in de wereldeconomie, armoede terug te dringen en werkgelegenheid te scheppen; merkt evenwel met bezorgdheid op dat het gebrek aan regelgeving, het gebruik van atypische vormen van werk, informele arbeid en irreguliere vormen van onderaanneming in de mondiale toeleveringsketens de positie van collectieve onderhandelingen en overeenkomsten hebben ondergraven; veroordeelt het gebruik van kinderarbeid en dwangarbeid in bepaalde mondiale toeleveringsketens;
5. herinnert er tevens aan dat vrouwen weliswaar steeds vaker werk vinden, maar nog steeds oververtegenwoordigd zijn in laaggeschoolde en slecht betaalde banen, onvoldoende toegang hebben tot sociale beschermingsmaatregelen, waaronder moederschapsbescherming, en al te vaak het slachtoffer zijn van discriminatie en seksuele intimidatie;
6. merkt op dat de rol van ondernemingen bij de uitoefening en eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van kinderen, en de ecologische duurzaamheid door de toenemende mondialisering en complexiteit van de waardeketens nog belangrijker wordt; wijst er tevens op dat het gedrag van ondernemingen een sterke invloed kan hebben op ontwikkeling en menselijk welzijn, zowel in positieve als in negatieve zin; merkt echter met bezorgdheid op dat de bestaande normen, beginselen en mechanismen voor verhaal inzake bedrijfsleven en mensenrechten nog steeds versnipperd zijn in de internationale wetgeving en dat er tot dusverre weinig vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, die in de VN met eenparigheid van stemmen werden vastgesteld, met de volledige steun van de EU-lidstaten, en evenmin ten aanzien van de totstandbrenging van bindende voorschriften voor de aansprakelijkheid van rechtspersonen;
7. herinnert eraan dat betrouwbare toegang tot grondstoffen belangrijk is voor het mondiale concurrentievermogen en benadrukt tegelijkertijd dat het een van de grootste uitdagingen voor de ontwikkelingslanden is om via economische diversificatie op te klimmen in de mondiale waardeketen, hetgeen eerlijke en op ontwikkeling gerichte mondiale handelsregels vereist;
8. is ernstig bezorgd over de schendingen van mensenrechten en de gevaren voor de milieuduurzaamheid als gevolg van managementbeslissingen van bepaalde ondernemingen;
9. roept de Commissie op de ratificatie en effectieve tenuitvoerlegging van diverse internationale richtsnoeren, verdragen en regels inzake bedrijfsleven en mensenrechten, zoals de belangrijkste IAO-verdragen, de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, het Global Compact van de Verenigde Naties voor ondernemingen, het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën en het Kimberleyproces verder te bevorderen, met speciale aandacht voor het uitbannen van kinderarbeid, gedwongen arbeid, mensenhandel, corruptie en onethische arbeidsvoorwaarden, en het bevorderen van gendergelijkheid, niet-discriminatie en de vrijheid van vereniging;
10. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de Europese en internationale ondernemingen voldoen aan de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de sectorspecifieke OESO-richtsnoeren, zoals de richtsnoeren inzake de zorgvuldigheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen gebieden; raadt aan de rol van de nationale contactpunten van de OESO en hun samenwerking met onafhankelijke nationale en regionale mensenrechteninstellingen verder te versterken, met het oog op de verbetering van het beheer van de mondiale waardeketens;
11. dringt er bij de Commissie op aan een verplicht stelsel van zorgvuldigheidseisen voor de hele EU te ontwikkelen en een bindend afdwingbaar wettelijk kader gebaseerd op de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten met betrekking tot de wijze waarop ondernemingen mensenrechten en hun verplichtingen op het gebied van sociale en milieunormen in acht moeten nemen, en verzoekt de lidstaten van de EU passende wetgeving in te voeren en maatregelen ter versterking van de zorgvuldigheid in mondiale toeleveringsketens te integreren in hun nationale en regionale actieplannen inzake mensenrechten en bedrijfsleven;
12. verzoekt de Commissie voorstellen te doen om de bestaande EU-houtverordening en de nieuwe EU-verordening inzake conflictmineralen uit te breiden tot andere sectoren, met name sectoren waar de mensenrechten met voeten worden getreden;
13. benadrukt het belang van het uitwisselen van informatie en beste praktijken inzake zorgvuldigheid en transparantie tussen de lidstaten die bijdragen aan eerlijkere en duurzamere mondiale waardeketens; roept bedrijven en ondernemingen op zorgvuldigheidsbeginselen in verband met de mensenrechten op te nemen en toe te passen in hun dagelijkse bedrijfsvoering;
14. dringt er bij de Commissie op aan een verplicht stelsel van zorgvuldigheidseisen voor de hele EU te ontwikkelen en verzoekt de lidstaten van de EU de maatregelen ter versterking van de zorgvuldigheid in mondiale toeleveringsketens te integreren in hun nationale actieplannen inzake mensenrechten en bedrijfsleven; herhaalt de oproep aan de EU en de lidstaten in zijn resolutie van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen[1], die met een overweldigende meerderheid werd aangenomen, om ervoor te zorgen dat grote bedrijven en hun onderaannemers in hun toeleveringsketen die op het grondgebied van de lidstaten of van derde landen actief zijn, mogelijke negatieve gevolgen voor mensenrechten en milieu identificeren, voorkomen, beperken en hiervoor verantwoording afleggen, waar deze zich ook in hun activiteiten of waardeketens voordoen, ook door bindende voorschriften vast te stellen en bestaande belemmeringen weg te nemen voor de toegang tot de rechter in zaken die bij rechtbanken in de lidstaten aanhangig zijn gemaakt vanwege vermeende schendingen van de mensenrechten door ondernemingen die op de een of andere manier zijn gelieerd aan de EU; betreurt het dat de Commissie de tussenliggende maanden zo goed als niets heeft gedaan en er aan de resolutie van het Parlement geen vervolg gegeven is; moedigt de ILO, ondernemingen en andere belanghebbenden aan zich voor dezelfde doelstellingen in te zetten;
15. roept de EU en de lidstaten op hun dialoog met derde landen over de tenuitvoerlegging van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten te intensiveren en meer landen aan te moedigen nationale actieplannen vast te stellen;
16. herhaalt zijn oproep aan alle staten, met inbegrip van de EU en haar lidstaten, om constructief deel te nemen aan de derde zitting van de Intergouvernementele werkgroep over een bindend VN-verdrag inzake bedrijfsleven en mensenrechten in oktober 2017 en proactief bij te dragen aan de besprekingen over belangrijke elementen in verband met de opstelling van het verdrag, waaronder het verband tussen het VN-verdrag en handelsovereenkomsten, zorgvuldigheidsprocessen in verband met de mensenrechten, handhaving, verhaalmogelijkheden en de rol van ondernemingen bij de opstelling van het verdrag;
17. roept de lidstaten op personen te beschermen tegen schendingen van het internationaal recht door bedrijven, het wettelijk kader te verbeteren, toezichtmechanismen in het leven te roepen en de verbetering van binnenlandse regelgeving inzake mensenrechten te bevorderen alsook beleidscoherentie te waarborgen;
18. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de voorwaarden met betrekking tot de mensenrechten in verband met handelspreferenties, zoals SAP en SAP+, op doeltreffende wijze worden uitgevoerd en gecontroleerd; verzoekt de Commissie daartoe de ILO-rapporten en de bevindingen van de controlerende organen alsmede de verslagen van de desbetreffende mensenrechtenmechanismen van de VN beter tot uiting te laten komen in haar rapportage- en beoordelingsactiviteiten;
19. constateert dat het handelsbeleid van de EU een instrument kan zijn om de negatieve gevolgen van het gedrag van staten en ondernemingen, alsmede corruptie, belastingontwijking, sociale dumping en kinderarbeid te bestrijden; herinnert eraan dat de EU het voortouw heeft genomen om handel en duurzame ontwikkeling in handelsovereenkomsten op te nemen en beschikt over een aantal op prikkels gebaseerde instrumenten, zoals het stelsel van algemene preferenties, om handel en ontwikkeling, duurzame groei en waarden aan elkaar te koppelen;
20. roept de Commissie op om stelselmatig krachtige mensenrechtenbepalingen in alle handels- en investeringsovereenkomsten van de EU op te nemen teneinde de naleving te waarborgen van de internationaal erkende beginselen en richtsnoeren, zoals uiteengezet in punt 25, onder d), van het actieplan van de Europese Unie inzake mensenrechten en democratie; wijst erop dat de politieke wil om deze bepalingen zo nodig daadwerkelijk in te roepen van het allergrootste belang is; dringt aan op een systematische uitvoering van uitgebreide "duurzaamheidseffectbeoordelingen van handel" voor- en achteraf, ook wat betreft de mensenrechten;
21. verzoekt de Commissie de effectieve tenuitvoerlegging, handhaving en monitoring van de toezeggingen van SAP+-begunstigden te steunen en te versterken, onder andere door middel van multi-stakeholderprojecten en de deelname van het maatschappelijk middenveld; dringt erop aan de scorekaarten openbaar te maken en toe te zien op de transparantie van de dialogen in het kader van SAP+, zodat maatschappelijke organisaties eraan kunnen deelnemen en inspraak hebben; pleit voor de vaststelling van een mechanisme dat kan worden gebruikt door individuen of groepen die zijn benadeeld door de uitvoering van het SAP-stelsel, het SAP+-stelsel en de EBA-regeling;
22. roept de Commissie, de lidstaten en regionale en lokale autoriteiten op om duurzame openbare aanbestedingen te bevorderen door specifieke eisen te stellen aan leveranciers en hun internationale toeleveringsketens inzake transparantie en de naleving van mensenrechten en internationaal recht, met name met betrekking tot de bevordering van gendergelijkheid en de Europese mededingingsregels;
23. roept de Commissie op een voorstel in te dienen ter verbetering van wetgeving die gericht is op het treffen van omvattende etiketteringsmaatregelen teneinde voor betere en toegankelijke consumentenvoorlichting te zorgen over de oorsprong, inhoud en vervaardiging van producten die op de EU-markt verkocht worden; benadrukt het belang van voorlichtingscampagnes bij het voorkomen en bestrijden van schendingen van de mensenrechten in alle schakels van de mondiale waardeketens, om het publiek bewust te maken en een gedragsverandering onder consumenten te bewerkstelligen, zodat zij bewuster gaan winkelen;
24. benadrukt de noodzaak van bindende contractuele overeenkomsten die met gerechtelijke middelen worden gehandhaafd, inzake mensenrechten en milieubeschermingsmaatregelen tussen bedrijven en hun toeleveranciers in de hele waardeketen; onderstreept het belang van effectieve handhaving met gerechtelijke middelen, waaronder toegang tot toereikende en passende verhaalmogelijkheden voor slachtoffers; verzoekt de Commissie een grondige evaluatie met raadpleging van het maatschappelijk middenveld uit te voeren van bestaande belemmeringen voor de toegang tot de rechter in zaken die bij rechtbanken in de lidstaten aanhangig zijn gemaakt vanwege beweerde schendingen van de mensenrechten door in de EU gevestigde ondernemingen of binnen hun toeleveringsketen in derde landen;
25. herhaalt dat met spoed op alle niveaus, ook nationaal, regionaal en Europees, op blijvende, doeltreffende en samenhangende wijze actie moet worden ondernomen om effectief de juridische problemen aan te pakken die het gevolg zijn van het extraterritoriale karakter van bedrijven en van hun activiteiten, en de hiermee samenhangende onzekerheid over de vraag waar de aansprakelijkheid voor schendingen van de mensenrechten ligt;
26. constateert met bezorgdheid de vrijstellingen van arbeidswetgeving en belastingen, alsmede ernstige problemen wat betreft fatsoenlijk werk en beknotting van vakbonden in een aantal exportproductiezones, als onderdeel van de mondiale waardeketens; herinnert eraan dat ondernemingen op operationeel niveau klachtenmechanismes zouden moeten instellen voor werknemers die gevolgen ondervinden van hun handelingen, ook in EPZ's; herhaalt in dit verband zijn oproep aan de EU en de lidstaten om passende maatregelen te treffen om de wettelijke, procedurele en institutionele obstakels die de toegang tot doeltreffende verhaalmechanismen belemmeren, aan te pakken.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
20.6.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
25 11 14 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Lars Adaktusson, Michèle Alliot-Marie, Nikos Androulakis, Francisco Assis, Petras Auštrevičius, Bas Belder, Victor Boştinaru, Elmar Brok, James Carver, Lorenzo Cesa, Arnaud Danjean, Georgios Epitideios, Anna Elżbieta Fotyga, Eugen Freund, Sandra Kalniete, Tunne Kelam, Janusz Korwin-Mikke, Andrey Kovatchev, Ilhan Kyuchyuk, Ryszard Antoni Legutko, Barbara Lochbihler, Sabine Lösing, Andrejs Mamikins, Ramona Nicole Mănescu, Alex Mayer, Tamás Meszerics, Francisco José Millán Mon, Clare Moody, Ioan Mircea Paşcu, Tonino Picula, Kati Piri, Julia Pitera, Jozo Radoš, Sofia Sakorafa, Jordi Solé, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica, Charles Tannock, Miguel Urbán Crespo, Ivo Vajgl, Elena Valenciano, Geoffrey Van Orden, Anders Primdahl Vistisen |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Reinhard Bütikofer, Luis de Grandes Pascual, Neena Gill, María Teresa Giménez Barbat, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Marek Jurek, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Igor Šoltes, Marie-Christine Vergiat |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
28 |
+ |
|
ALDE |
Ilhan Kyuchyuk, Ivo Vajgl, Jozo Radoš, María Teresa Giménez Barbat, Petras Auštrevičius |
|
GUE/NGL |
Marie-Christine Vergiat, Miguel Urbán Crespo, Sabine Lösing, Sofia Sakorafa |
|
PPE |
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra |
|
S&D |
Alex Mayer, Ana Gomes, Andrejs Mamikins, Clare Moody, Elena Valenciano, Eugen Freund, Francisco Assis, Ioan Mircea Paşcu, Kati Piri, Neena Gill, Nikos Androulakis, Tonino Picula, Victor Boştinaru |
|
VERTS/ALE |
Barbara Lochbihler, Igor Šoltes, Jordi Solé, Reinhard Bütikofer, Tamás Meszerics |
|
11 |
- |
|
ECR |
Anna Elżbieta Fotyga, Anders Primdahl Vistisen, Bas Belder, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden, Marek Jurek, Ryszard Antoni Legutko |
|
EFDD |
James Carver |
|
NI |
Georgios Epitideios, Janusz Korwin-Mikke |
|
PPE |
Cristian Dan Preda |
|
14 |
0 |
|
PPE |
Andrey Kovatchev, Andrzej Grzyb, Dubravka Šuica, Elmar Brok, Francisco José Millán Mon, Jaromír Štětina, Julia Pitera, Lars Adaktusson, Lorenzo Cesa, Luis de Grandes Pascual, Michèle Alliot-Marie, Ramona Nicole Mănescu, Sandra Kalniete, Tunne Kelam |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0405.
ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (31.5.2017)
aan de Commissie internationale handel
inzake de gevolgen van de internationale handel en het handelsbeleid van de EU voor mondiale waardeketens
(2016/2301(INI))
Rapporteur voor advies: Ignazio Corrao
SUGGESTIES
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat de EU gegrondvest is op de volgende waarden: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten; overwegende dat haar internationaal optreden, waaronder haar handelsbeleid, berust op deze beginselen[1], moet worden afgestemd op de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid, met name de doelstelling om de armoede uit te bannen, in overeenstemming met het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling, gericht moet zijn op de verwezenlijking van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) en transparant moet zijn;
B. overwegende dat de mondiale waardeketens een belangrijk onderdeel van de wereldwijde productiepatronen zijn geworden; overwegende dat het gebrek aan regulering van de mondiale waardeketens een van de factoren is die de arbeidsrechten ondergraven en dat de complexiteit ervan de EU en andere actoren ertoe noopt een grotere en meer proactieve rol op te nemen om een adequaat beheer van de ketens te verzekeren en zo te zorgen voor inclusieve en duurzame groei;
C. overwegende dat meerdere internationale verdragen, richtlijnen en regels erop gericht zijn schendingen van de mensenrechten te voorkomen en dat op producerende landen de verplichting rust om deze ten uitvoer te leggen en een passend wettelijk en economisch klimaat te creëren waarin ondernemingen kunnen werken en hun plaats in de mondiale toeleveringsketens kunnen vinden;
D. overwegende dat het gebrek aan ethiek in het zakenleven ook een gevolg is van de verzwakking of het ontbreken van een onpartijdige overheid die ten dienste staat van het algemeen belang van de burgers; overwegende dat onder andere exportproductiezones (EPZ's) als onderdeel van de mondiale waardeketens vaak worden gekenmerkt door vrijstellingen van arbeidswetten en belasting en een bijdrage leveren aan het ontstaan van ernstige problemen wat betreft fatsoenlijk werk en beknotting van de vakbonden;
E. overwegende dat de EU en haar lidstaten, die samen de grootste markt ter wereld vormen en de grootste verstrekker van hulp voor handel zijn, hun positie kunnen en moeten aanwenden om de mondiale waardeketens een duurzamer en inclusiever karakter te geven en om waarden op het gebied van duurzame ontwikkeling, mensenrechten en eerlijke en ethische handel te bevorderen, met name voor de armste bevolkingsgroepen; overwegende dat handelsovereenkomsten het recht van ontwikkelingslanden om in het openbaar belang regels op te stellen, moeten erkennen;
F. overwegende dat de handelsstimulansen in het kader van SAP en SAP+ ontwikkelingslanden een betere markttoegang bieden in ruil voor de eerbiediging van arbeids-, milieu- en sociale rechten;
1. merkt op dat de rol van ondernemingen bij de uitoefening en eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van kinderen, en de ecologische duurzaamheid door de toenemende mondialisering en complexiteit van de waardeketens nog belangrijker wordt; wijst er tevens op dat het gedrag van ondernemingen een sterke invloed kan hebben op ontwikkeling en menselijk welzijn, zowel in positieve als in negatieve zin; merkt echter met bezorgdheid op dat de bestaande normen, beginselen en mechanismen voor verhaal inzake bedrijfsleven en mensenrechten nog steeds versnipperd zijn in de internationale wetgeving en dat er tot dusver weinig vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, die in de VN met eenparigheid van stemmen werden vastgesteld, met de volledige steun van de EU-lidstaten, en evenmin ten aanzien van de totstandbrenging van bindende voorschriften voor de aansprakelijkheid van rechtspersonen;
2. onderstreept dat de mondialisering van de waardeketens ontwikkelingslanden kan helpen zich te integreren in de wereldeconomie, armoede terug te dringen en werkgelegenheid te scheppen, en tegelijkertijd ook de productiecapaciteit op te voeren, onder meer door de verspreiding van technologie en vaardigheden; merkt evenwel met bezorgdheid op dat het gebruik van atypische vormen van werk, informele arbeid en bepaalde vormen van onderaanneming in de mondiale toeleveringsketens de positie van collectieve overeenkomsten heeft ondergraven; veroordeelt het gebruik van kinderarbeid en dwangarbeid in bepaalde mondiale toeleveringsketens, dat schrijnende proporties aanneemt in de lagere segmenten van die ketens, met name wanneer die gelinkt zijn aan de informele economie; herinnert er tevens aan dat vrouwen weliswaar steeds vaker werk vinden, maar nog steeds oververtegenwoordigd zijn in laaggeschoolde en slecht betaalde banen, onvoldoende toegang hebben tot sociale beschermingsmaatregelen, waaronder moederschapsbescherming, en al te vaak het slachtoffer zijn van discriminatie en seksuele intimidatie;
3. herinnert eraan dat betrouwbare toegang tot grondstoffen belangrijk is voor het mondiale concurrentievermogen en benadrukt tegelijkertijd dat het een van de grootste uitdagingen voor de ontwikkelingslanden is om via economische diversificatie op te klimmen in de mondiale waardeketen, hetgeen de vaststelling van eerlijke en op ontwikkeling gerichte mondiale handelsregels vereist;
4. is bezorgd over het feit dat sommige transnationale ondernemingen voordeel hebben bij het internationale handelssysteem en de bestaande wettelijke lacunes waarvan zij profiteren om aansprakelijkheid voor milieumisdrijven en mensenrechtenschendingen die het gevolg zijn van hun activiteiten te ontlopen; dringt erop aan te voorkomen dat het EU-handelsbeleid bijzondere voorrechten voor investeerders bevordert zonder dat daar verplichtingen tegenover staan; onderstreept het belang van de tenuitvoerlegging, handhaving of omzetting van bestaande wetten op regionaal, nationaal en internationaal niveau;
5. constateert dat het handelsbeleid van de EU een instrument kan zijn om de negatieve gevolgen van het gedrag van staten en ondernemingen, corruptie, belastingontwijking, sociale dumping en kinderarbeid te bestrijden; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle door de EU gefinancierde ontwikkelingsprojecten, met inbegrip van blendingprojecten, niet alleen volledig in overeenstemming zijn met de internationaal overeengekomen beginselen van doeltreffende ontwikkeling, maar dat ook het beginsel van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming zoals bedoeld in Verdrag nr. 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) ten volle wordt geëerbiedigd;
6. onderstreept dat ondernemingen bij hun internationale activiteiten rekening moeten houden met de noodzaak om fundamentele waarden en normen, en met name de mensenrechten, te eerbiedigen; benadrukt dat de inzet van de particuliere sector en een verantwoord beheer van de mondiale waardeketens noodzakelijk zijn om te zorgen voor inclusieve en duurzame groei;
7. herhaalt dat met spoed op alle niveaus, ook nationaal, regionaal en Europees, op blijvende, doeltreffende en samenhangende wijze actie moet worden ondernomen om effectief de juridische problemen aan te pakken die het gevolg zijn van het extraterritoriale karakter van bedrijven en van hun activiteiten, en de hiermee samenhangende onzekerheid over de vraag waar de aansprakelijkheid voor schendingen van de mensenrechten ligt;
8. erkent in dit verband de vooruitgang die is geboekt sinds de vaststelling van het Duurzaamheidspact voor Bangladesh en verzoekt de Commissie om ook in andere sectoren een dergelijk kader te creëren en de initiatieven ter bevordering van maatschappelijke verantwoordingsplicht en bindende zorgvuldigheidseisen die zijn verbonden aan de bestaande EU-houtverordening en de EU-verordening inzake conflictmineralen uit te breiden naar andere sectoren zoals de kledingsector;
9. herhaalt de oproep aan de EU en de lidstaten in zijn resolutie van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen[2], die met een overweldigende meerderheid werd aangenomen, om ervoor te zorgen dat grote bedrijven en hun onderaannemers in hun toeleveringsketen die op het grondgebied van de lidstaten of van derde landen actief zijn, mogelijke negatieve gevolgen voor mensenrechten en milieu identificeren, voorkomen, beperken en hiervoor verantwoording afleggen, waar deze zich ook in hun activiteiten of waardeketens voordoen, en dat ook stappen worden ondernomen om bindende voorschriften vast te stellen en bestaande belemmeringen weg te nemen voor de toegang tot de rechter in zaken die bij rechtbanken in de lidstaten aanhangig zijn gemaakt vanwege beweerde schendingen van de mensenrechten door ondernemingen die op de een of andere manier zijn gelieerd aan de EU; betreurt dat de Commissie de afgelopen maanden zo goed als niets heeft gedaan en dat geen gevolg is gegeven aan de resolutie van het Parlement; moedigt de ILO, ondernemingen en andere belanghebbenden aan zich voor dezelfde doelstellingen in te zetten;
10. ondersteunt alle mondiale initiatieven ter bestrijding van corruptie, zoals het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën (EITI), het Kimberleyproces, de Internationale Conferentie voor de regio van de Grote Meren (ICGLR), de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties voor ondernemingen, de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en het OESO-richtsnoer inzake de zorgvuldigeheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen en hoogrisicogebieden; overwegende dat producerende landen met name verplicht zijn tot het opstellen, uitvoeren en handhaven van passende wetgeving, ook op het gebied van het tot stand brengen van de rechtsstaat en het bestrijden van corruptie;
11. herinnert aan de SDG-agenda 2030 en de hierin opgenomen benadering wat betreft duurzame productie, duurzame consumptie en fatsoenlijk werk en verzoekt de Commissie in haar rapportage transparant te verwijzen naar elke betrokken SDG; herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de lidstaten om handel te gebruiken om duurzame ontwikkeling en goed bestuur te bevorderen, in overeenstemming met de beginselen van beleidscoherentie voor ontwikkeling; onderstreept dat de handels- en investeringsovereenkomsten die de EU afsluit met ontwikkelingslanden in overeenstemming moeten zijn met de SDG's; herhaalt dat ontwikkelingslanden het recht hebben om investeringen te reguleren om te waarborgen dat alle investeerders, ook buitenlandse, aan verplichtingen zijn onderworpen met het oog op de bescherming van de mensenrechten en arbeids- en milieunormen;
12. spoort de Commissie aan de ratificatie van de fundamentele IAO-normen, veiligheids- en gezondheidsinspectienormen en de vrijheid van vergadering en vereniging te blijven aankaarten in de onderhandelingen die zij over de voortzetting van de preferentiële handel voert met landen die een schakel vormen in de wereldwijde toeleveringsketen van de kledingsector, en in het kader van het algemeen stelsel van tariefpreferenties (SAP) meer aandacht te besteden aan verdragen betreffende mensenrechten, arbeid en milieu, en ervoor te zorgen dat de voorwaarden met betrekking tot de mensenrechten in verband met unilaterale handelspreferenties, zoals SAP en SAP+, op doeltreffende wijze worden uitgevoerd en gecontroleerd;
13. verzoekt de Commissie daartoe de IAO-rapporten en de bevindingen van de controlerende organen op te nemen in haar rapportage- en beoordelingsactiviteiten en beter te overleggen met lokale agentschappen van de IAO en de VN in de begunstigde landen om ten volle rekening te houden met hun standpunten en ervaring; verzoekt de Commissie om bij de komende hervorming van de SAP-/SAP+-regels tariefpreferenties in te voeren voor producten waarvan is bewezen dat zij op duurzame wijze zijn geproduceerd; pleit opnieuw voor de invoering van een "schendingvrij"-keurmerk;
14. spoort de Commissie en de lidstaten aan om in de vrijhandelsovereenkomsten met ontwikkelingslanden bindende maatregelen op te nemen om hun sociale en milieunormen te ondersteunen, alsook de mensenrechten en arbeidsrechten, met inbegrip van de IAO-agenda voor waardig werk; onderstreept de noodzaak om de doeltreffendheid van sociale en milieuvoorwaarden in bilaterale en regionale overeenkomsten te verbeteren, dankzij een grotere betrokkenheid en raadpleging van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld bij de onderhandelingen over en tenuitvoerlegging van arbeidsbepalingen en de systematische uitvoering van uitgebreide "duurzaamheidseffectbeoordelingen van handel" voor- en achteraf, ook wat betreft de mensenrechten;
15. is verheugd over het gebruik om de verantwoordelijkheid voor de eerbiediging van de mensenrechten op te nemen in bindende contractuele verplichtingen tussen bedrijven en hun klanten en toeleveranciers; merkt op dat dergelijke verplichtingen in de meeste gevallen met gerechtelijke middelen kunnen worden gehandhaafd;
16. is verheugd over de talrijke veelbelovende initiatieven van de particuliere sector, zoals gedragscodes, etikettering, zelfevaluatie en sociale audits en erkent het Global Compact van de VN, de ISO 26000-norm inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid, de tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de IAO en de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de OESO als instrumenten die ondernemingen kunnen aanzetten om verantwoordelijker te handelen; verzoekt bedrijven, of ze nu Europees zijn of niet, zorgvuldigheidsprocessen in verband met de mensenrechten toe te passen en de uitkomsten daarvan op te nemen in intern beleid en procedures, en hieraan de nodige middelen en autoriteit te koppelen; benadrukt dat hiervoor voldoende middelen moeten worden uitgetrokken; onderstreept dat transparantie en communicatie betreffende maatregelen die genomen zijn om mensenrechtenschendingen in derde landen te voorkomen, van essentieel belang zijn om goed democratisch toezicht mogelijk te maken en consumenten in staat te stellen een op feiten gebaseerde keuze te maken;
17. is ernstig bezorgd over de schendingen van mensenrechten en de bedreiging van de ecologische duurzaamheid als gevolg van beslissingen van de leidinggevenden van ondernemingen, alsook over het feit dat die ondernemingen voordeel hebben bij schendingen van de mensenrechten als landroof en ontheemding, ook als die door derden zijn gepleegd;
18. herinnert eraan dat ondernemingen op operationeel niveau klachtenmechanismen zouden moeten instellen voor werknemers die gevolgen ondervinden van hun handelingen, ook in EPZ's, en herhaalt zijn oproep om alle belemmeringen die slachtoffers van mensenrechtenschendingen ondervinden om verhaal te halen bij een rechtbank weg te werken; herhaalt in dit verband zijn oproep aan de EU en de lidstaten om passende maatregelen te treffen om de wettelijke, procedurele en institutionele hinderpalen die de toegang van die slachtoffers tot doeltreffende verhaalmechanismen belemmeren, weg te werken.
19. is zeer verheugd over de opstelling van een bindend VN-verdrag inzake bedrijfsleven en mensenrechten met het oog op de vaststelling van een verplicht en afdwingbaar regelgevend kader waarin duidelijk wordt bepaald hoe overheden en bedrijven de mensenrechten en hun verplichtingen inzake het naleven van sociale en milieunormen in elke fase van de toeleveringsketen moeten beschermen en eerbiedigen, ongeacht in welk land de productie plaatsvindt en ongeacht de nationaliteit van de onderneming;
20. herhaalt zijn oproep aan de lidstaten en de EU zelf om dit proces te bevorderen en hierin een proactieve rol te spelen; verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen over bindende zorgvuldigheidseisen voor waardeketens, die moeten aansluiten bij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en verschillende sectorspecifieke richtsnoeren van de OESO, en ambitieuze etiketteringsmaatregelen vast te stellen om ervoor te zorgen dat de consument beter wordt geïnformeerd over de inhoud en herkomst van op de EU-markt verkochte eindproducten doorheen de toeleveringsketen;
21. roept de lidstaten en de Commissie ertoe op bedrijven die grondstoffen of goederen gebruiken die mogelijk uit door conflicten getroffen gebieden komen ertoe te verplichten de herkomst en hun gebruik van dergelijke grondstoffen en goederen openbaar te maken en de traceerbaarheid ervan op transparante wijze te waarborgen; verwelkomt in dit verband de nieuwe verordening betreffende conflictmineralen die onlangs is vastgesteld en roept de Commissie op om wetgevingsvoorstellen te doen om dergelijke bindende zorgvuldigheidseisen uit te breiden tot andere sectoren zoals kleding;
22. herinnert er in dit verband aan dat naast de import en export van mineralen en metalen ook de transparantie van de exploitatierechten en verkregen douanerechten van belang is voor de ontwikkeling van conflict- of hoogrisicogebieden; onderstreept in dit verband dat een overzicht van alle reeds vigerende, door de Europese bedrijven genomen maatregelen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen moet worden opgesteld en dat de coördinatie en het uitwisselen van informatie en beste praktijken moet worden verbeterd, teneinde de goede praktijken beter af te bakenen en bij te dragen tot de vaststelling van een gemeenschappelijk actiekader op Europees niveau; verzoekt de Commissie om de initiatieven met betrekking tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid doorheen de gehele toeleveringsketen te intensiveren;
23. verzoekt de Commissie onverwijld stappen te ondernemen naar aanleiding van de gedetailleerde voorstellen in de resolutie van het Parlement van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen[3].
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
30.5.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
23 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Beatriz Becerra Basterrechea, Ignazio Corrao, Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Maria Heubuch, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Stelios Kouloglou, Arne Lietz, Linda McAvan, Vincent Peillon, Lola Sánchez Caldentey, Elly Schlein, Eleni Theocharous, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta, Anna Záborská, Željana Zovko |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Frank Engel, Ádám Kósa, Cécile Kashetu Kyenge, Paul Rübig, Judith Sargentini |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
23 |
+ |
|
ALDE |
Beatriz Becerra Basterrechea, Paavo Väyrynen |
|
ECR |
Eleni Theocharous |
|
EFDD |
Ignazio Corrao |
|
GUE/NGL |
Stelios Kouloglou, Lola Sánchez Caldentey |
|
PPE |
Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Frank Engel, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Ádám Kósa, Paul Rübig, Bogdan Brunon Wenta, Anna Záborská, Željana Zovko, |
|
S&D |
Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Cécile Kashetu Kyenge, Arne Lietz, Linda McAvan, Vincent Peillon, Elly Schlein |
|
Verts/ALE |
Maria Heubuch, Judith Sargentini |
|
0 |
- |
|
|
|
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] Verdrag betreffende de Europese Unie
- [2] P8_TA(2016)0405
- [3] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0405.
ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (31.5.2017)
aan de Commissie internationale handel
inzake de gevolgen van de internationale handel en het handelsbeleid van de EU voor mondiale waardeketens
(2016/2301(INI))
Rapporteur voor advies: Malin Björk
AMENDEMENTEN
De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Ontwerpverslag Overweging B | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
B. overwegende dat mondiale waardeketens een belangrijk kenmerk van de huidige mondiale economie zijn geworden; gezien mondiale waardeketens enerzijds nieuwe mogelijkheden voor groei, ontwikkeling en banen bieden, maar anderzijds door hun complexe aard, gebrek aan transparantie en verminderde verantwoording hebben geleid tot een hoger risico van mensenrechtenschendingen; |
B. overwegende dat mondiale waardeketens een belangrijk kenmerk van de huidige mondiale economie zijn geworden; gezien mondiale waardeketens enerzijds nieuwe mogelijkheden voor groei, ontwikkeling en banen bieden, maar anderzijds door hun complexe aard, gebrek aan transparantie en verminderde verantwoording hebben geleid tot een hoger risico van mensenrechtenschendingen; overwegende dat de fragmentering van de productie, opgebouwd rond de mondiale waardeketens, een ruime waaier aan mogelijkheden biedt om de participatie van vrouwen in de economie te verbeteren; |
Amendement 2 Ontwerpverslag Overweging I | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
I. overwegende dat artikel 8 van het VWEU gendergelijkheid verankert in alle beleidsmaatregelen van de EU; overwegende dat handels- en investeringsovereenkomsten door de structurele genderkloof anders van invloed zijn op vrouwen dan op mannen; |
I. overwegende dat artikel 8 van het VWEU gendergelijkheid verankert in alle beleidsmaatregelen van de EU; overwegende dat handels- en investeringsovereenkomsten door de structurele genderkloof anders van invloed zijn op vrouwen dan op mannen; overwegende dat het gendergelijkheidsperspectief bij de analyse van de mondiale waardeketens vaak over het hoofd wordt gezien; overwegende dat volgens cijfers van de IAO in 2012 wereldwijd 20,9 miljoen mensen, waarvan 55 % vrouwen en meisjes, het slachtoffer werden van gedwongen arbeid, en dat 90 % van dit misbruik plaatsvindt in de particuliere economie, door individuele personen of ondernemingen; |
Amendement 3 Overweging I bis (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
I bis. overwegende dat vrouwen in bepaalde segmenten van de mondiale bevoorradingsketens voor textiel, tuinbouw, mobiele telefonie en toerisme het merendeel van de werkenden uitmaken, maar dat zij vaker dan mannen werken in banen met een laag loon of een lage status, hetgeen leidt tot gendersegregatie wat betreft het soort werk en activiteiten, genderkloven qua loon en arbeidsvoorwaarden, alsook genderspecifieke beperkingen bij de toegang tot productiemiddelen, infrastructuur en diensten; |
Amendement 4 Ontwerpverslag Overweging L | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
L. overwegende dat het openbaar maken van douanegegevens over invoer die de EU binnenkomt de transparantie en verantwoordingsplicht van mondiale waardeketens zou doen toenemen; |
L. overwegende dat het openbaar maken van douanegegevens over invoer die de EU binnenkomt de transparantie en verantwoordingsplicht van mondiale waardeketens zou doen toenemen; overwegende dat er ingevolge de complexiteit van de mondiale waardeketens een gebrek aan statistische gegevens is, waardoor accurate beeldvorming over de rol van vrouwen in deze ketens onmogelijk is; overwegende dat transparantie van essentieel belang is om discriminatie, uitbuiting en misbruik tegen te gaan; |
Amendement 5 Ontwerpverslag Paragraaf 14 bis (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 bis. dringt aan op een volledige analyse van de verschillen en ongelijkheden in het kader van de mondiale waardeketens: (i) genderverschillen in tijdsbesteding, met name als gevolg van de fundamentele rol die vrouwen spelen in reproductieve kwesties; (ii) genderverschillen bij de toegang tot productiemiddelen en -bronnen, met name land, krediet, opleiding en netwerken; en (iii) genderverschillen ingevolge falende markten en instellingen en discriminatie; |
Amendement 6 Ontwerpverslag Paragraaf 14 ter (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 ter. meent dat het EU-handelsbeleid een instrument moet zijn om uitdagingen op het gebied van gender aan te pakken en gendergelijkheid te bevorderen; meent dat de EU en de lidstaten het genderperspectief moeten integreren in de internationale handel, alsook in het EU-handelsbeleid inzake de mondiale waardeketens, met het oog op een beter inzicht in en een betere respons op genderspecifieke aspecten van handel; |
Amendement 7 Ontwerpverslag Paragraaf 14 quater (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 quater. verzoekt de EU en de lidstaten een genderimpactbeoordeling en een genderrisicobeoordeling uit te werken en te integreren in elke EU-handelsovereenkomst en in elke analyse van mondiale waardeketens; wijst erop dat deze beoordelingen de mogelijke positieve en negatieve effecten op gendergelijkheid moeten evalueren, teneinde preventieve maatregelen te kunnen nemen; onderstreept dat de EU-handelsautoriteiten bij deze analyses overleg moeten plegen met deskundigen inzake gendergelijkheid; |
Amendement 8 Ontwerpverslag Paragraaf 14 quinquies (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 quinquies. pleit voor de bindende en afdwingbare toepassing van de fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en haar agenda voor waardig werk, aangezien de IAO-normen, die uitgaan van de beginselen van niet-discriminatie op grond van geslacht en gelijke beloning voor mannen en vrouwen, bijzonder relevant zijn voor het vergroten van de gelijkheid van mannen en vrouwen; pleit daarnaast voor internationale toezeggingen op het vlak van milieubescherming in de preferentiële handelsovereenkomsten van de EU; |
Amendement 9 Ontwerpverslag Paragraaf 14 sexies (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 sexies. pleit voor een brede, effectieve en transparante participatie van vrouwen, vrouwenrechtenorganisaties en vakbonden in het beleidskader van de mondiale waardeketens; |
Amendement 10 Ontwerpverslag Paragraaf 14 septies (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 septies. onderstreept dat de EU en de lidstaten bij onderhandelingen over handelsovereenkomsten niet alleen moeten streven naar betere mondiale normen op sociaal en milieugebied en een eerlijker en evenwichtiger handelsmodel, maar zich ook moeten inzetten voor het bevorderen van gendergelijkheid in de mondiale waardeketens door te zorgen voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en -rechten voor vrouwen in de volledige waardeketen en af te zien van het gebruik van grondstoffen uit conflictgebieden waar gendergerelateerd geweld wijdverbreid is; |
Amendement 11 Ontwerpverslag Paragraaf 14 octies (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 octies. steunt de invoering van genderbudgettering in het internationale handelsbeleid van de Unie, in overeenstemming met de kernbeginselen van dat beleid, doeltreffendheid, transparantie en waarden; wijst erop dat genderbudgettering een belangrijk instrument is om gendergelijkheid te benaderen en te bevorderen; merkt op dat voor genderbudgettering meer genderexpertise nodig is; |
Amendement 12 Ontwerpverslag Paragraaf 14 nonies (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 nonies. waarschuwt voor de negatieve gevolgen van de uitbreiding en liberalisering van de handel voor de kwaliteit van de werkgelegenheid, alsook op het risico van toenemende illegale handel in arbeidskrachten; onderstreept dat vooral vrouwen hiervan het slachtoffer zijn en dat de illegale handel in arbeidskrachten bij vrouwen vaak samengaat met seksueel misbruik en feminicide; |
Amendement 13 Ontwerpverslag Paragraaf 14 decies (nieuw) | |
Ontwerpverslag |
Amendement |
|
14 decies. stelt voor om in het kader van het internationale en EU-handelsbeleid inzake mondiale waardeketens een specifieke strategie op te nemen en te ontwikkelen om personen die melding maken van praktijken zoals feminicide en mensenhandel voor arbeid of voor seksuele doeleinden formeel te beschermen en slachtoffers van deze praktijken te verdedigen; onderstreept dat personen die dergelijke praktijken aanklagen in het kader van de internationale en EU-handel dezelfde erkenning en bescherming moeten krijgen als wordt gevraagd voor klokkenluiders; |
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
30.5.2017 |
|
|
|
|
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
11.7.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
29 5 5 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
William (The Earl of) Dartmouth, Maria Arena, Tiziana Beghin, David Campbell Bannerman, Daniel Caspary, Salvatore Cicu, Santiago Fisas Ayxelà, Eleonora Forenza, Karoline Graswander-Hainz, Heidi Hautala, Yannick Jadot, Jude Kirton-Darling, Bernd Lange, David Martin, Emma McClarkin, Anne-Marie Mineur, Sorin Moisă, Franz Obermayr, Artis Pabriks, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Tokia Saïfi, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Joachim Schuster, Joachim Starbatty, Adam Szejnfeld, Hannu Takkula, Iuliu Winkler |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Dita Charanzová, Edouard Ferrand, Agnes Jongerius, Sajjad Karim, Gabriel Mato, Georg Mayer, Fernando Ruas, Jarosław Wałęsa |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Ignazio Corrao, Constanze Krehl |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
29 |
+ |
|
EFDD |
William (The Earl of) Dartmouth, Tiziana Beghin, Ignazio Corrao |
|
GUE/NGL |
Eleonora Forenza, Anne-Marie Mineur, Helmut Scholz |
|
PPE |
Daniel Caspary, Salvatore Cicu, Santiago Fisas Ayxelà, Gabriel Mato, Artis Pabriks, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Fernando Ruas, Tokia Saïfi, Adam Szejnfeld, Jarosław Wałęsa, Iuliu Winkler |
|
S&D |
Maria Arena, Karoline Graswander-Hainz, Agnes Jongerius, Jude Kirton-Darling, Constanze Krehl, Bernd Lange, David Martin, Sorin Moisă, Joachim Schuster |
|
Verts/ALE |
Heidi Hautala, Yannick Jadot |
|
5 |
- |
|
ECR |
David Campbell Bannerman, Sajjad Karim, Emma McClarkin, Joachim Starbatty |
|
ENF |
Edouard Ferrand |
|
5 |
0 |
|
ALDE |
Dita Charanzová, Marietje Schaake, Hannu Takkula |
|
ENF |
Georg Mayer, Franz Obermayr |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding