VERSLAG over de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps
30.10.2017 - (2017/2127(INI))
Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Rapporteur: Helga Stevens
- ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
- ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs
- STANDPUNT IN DE VORM VAN AMENDEMENTEN van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
- ADVIES van de Commissie verzoekschriften
- INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
- HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 2, 9, 10, 19 en 168 en artikel 216, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en de artikelen 2 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien de artikelen 3, 15, 21, 23, 25 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD), dat op 21 januari 2011 in de EU in werking is getreden overeenkomstig Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap[1],
– gezien de gedragscode tussen de Raad, de lidstaten en de Commissie tot vaststelling van interne regelingen voor de uitvoering door en de vertegenwoordiging van de Europese Unie met betrekking tot het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap,
– gezien de slotopmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap op 2 oktober 2015 over het initiële verslag van de Europese Unie[2],
– gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Serie Europese Verdragen nr. 5, 1950) en de protocollen daarbij,
– gezien het Europees Sociaal Handvest (ETS nr. 35, 1961, herzien in 1996, ETS nr. 163),
– gezien Aanbeveling Rec(2002)5 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa aan lidstaten inzake de bescherming van vrouwen tegen geweld, en aanbeveling CM/Rec(2007)17 inzake normen en mechanismen voor gendergelijkheid,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) van 18 december 1979, en het daarbij behorende facultatieve protocol van 6 oktober 1999,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,
– gezien Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG[3],
– gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep[4],
– gezien het voorstel van de Commissie van 2 december 2015 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toegankelijkheidseisen voor producten en diensten (COM(2015)0615),
– gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende de nieuwe Europese consensus over ontwikkeling, "Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst" en de hierin vastgelegde afspraken om de specifieke behoeften van personen met een handicap in aanmerking te nemen in ontwikkelingssamenwerking,
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 2 februari 2017, getiteld "Voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020" (SWD(2017)0029),
– gezien de mededelingen van de Commissie van 15 november 2010 getiteld "Europese strategie inzake handicaps 2010-2020: Een hernieuwd engagement voor een onbelemmerd Europa" (COM(2010)0636),
– gezien zijn resolutie van 13 december 2016 over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie in 2015[5],
– gezien zijn resolutie van 15 september 2016 over de toepassing van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep ("richtlijn gelijke behandeling in arbeid en beroep")[6],
– gezien zijn resolutie van 7 juli 2016 over de tenuitvoerlegging van het CRPD, met speciale aandacht voor de slotopmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap[7],
– gezien zijn resolutie van 20 mei 2015 inzake de vragenlijst die het Comité van de Verenigde Naties voor de rechten van personen met een handicap heeft aangenomen in verband met het initiële verslag van de Europese Unie[8],
– gezien zijn resolutie van 25 oktober 2011 over mobiliteit en inclusie van mensen met een handicap en de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020[9],
– gezien zijn resolutie van 6 mei 2009 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten[10],
– gezien de briefing van de Europese Parlementaire Onderzoeksdienst, getiteld "Europese strategie inzake handicaps 2010-2020",
– gezien de studie van het directoraat-generaal Intern Beleid van de Unie getiteld "Discrimination Generated by the Intersection of Gender and Disability",
– gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling,
– gezien het jaarverslag 2016 van de Europese Ombudsman,
– gezien de verslagen over de grondrechten voor 2016 en 2017 van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten,
– gezien de thematische verslagen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten,
– gezien de statistieken van Eurostat van 2014 over de toegang tot de arbeidsmarkt en de toegang tot onderwijs en opleiding van en armoede en inkomensongelijkheid onder personen met een handicap,
– gezien de conclusie van de Raad getiteld "Een duurzame Europese toekomst: de EU-respons op Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling", gepubliceerd op 20 juni 2017,
– gezien het facultatieve Europees kwaliteitskader voor sociale diensten (SPC/2010/10/8),
– gezien de nieuwe stedelijke agenda (A/RES/71/256),
– gezien het kader voor rampenrisicovermindering van Sendai,
– gezien de conclusies van de Raad inzake het genderactieplan 2016-2020,
– gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie (2015-2019),
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie cultuur en onderwijs, het standpunt in de vorm van amendementen van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, en het advies van de Commissie verzoekschriften (A8‑0339/2017),
A. overwegende dat alle personen met een handicap, als volwaardige burgers[11], ten aanzien van alle aspecten van het leven gelijke rechten hebben en er niet kan worden getornd aan hun waardigheid en hun recht op gelijke behandeling, zelfstandig leven, autonomie en volledige deelname aan de samenleving;
B. overwegende dat er naar schatting 80 miljoen personen met een handicap in de Europese Unie zijn, van wie 46 miljoen vrouwen;
C. overwegende dat het VWEU vereist dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden streeft naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van handicaps (artikel 10) en aan de Unie de bevoegdheid verleent wetgeving vast te stellen om dergelijke discriminatie aan te pakken (artikel 19);
D. overwegende dat de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie discriminatie op grond van een handicap uitdrukkelijk verbieden en bepalen dat personen met een handicap recht hebben op gelijke deelname aan het gemeenschapsleven;
E. overwegende dat het UNCRPD het eerste internationale mensenrechtenverdrag is dat door de EU is geratificeerd, en bovendien door alle 28 lidstaten is ondertekend en door 27 lidstaten is geratificeerd; overwegende dat de EU de grootste donor van ontwikkelingshulp in de wereld is, en een van de invloedrijkste belanghebbenden op internationaal niveau;
F. overwegende dat de EU zich ertoe heeft verbonden de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling uit te voeren in de EU en binnen de ontwikkelingssamenwerking met partnerlanden;
G. overwegende dat "personen met een handicap" volgens het UNCRPD ook personen omvat met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving; beklemtoont in het bijzonder artikel 9 van het UNCRPD;
H. overwegende dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn jurisprudentie bekrachtigt dat het UNCRPD bindende werking heeft voor de EU en haar lidstaten bij de implementatie van Europees recht, én van instrumenten van secundaire wetgeving[12]; overwegende dat het absoluut noodzakelijk is om de bestaande EU-wetgeving en -beleidsinstrumenten te handhaven om het UNCRPD optimaal te kunnen toepassen;
I. overwegende dat personen met een handicap een heterogene groep vormen, en overwegende dat vrouwen, kinderen, ouderen en personen die complexe ondersteuning nodig hebben of tijdelijke of onzichtbare handicaps hebben met nog meer belemmeringen en met meerdere vormen van discriminatie te maken krijgen;
J. overwegende dat personen met een handicap worden geconfronteerd met aanvullende kosten, lagere inkomens en een hogere werkloosheid; overwegende dat voorzieningen met betrekking tot een handicap moeten worden beschouwd als overheidssteun die bedoeld is om mensen te helpen belemmeringen weg te nemen zodat zij volledig kunnen deelnemen aan de samenleving, waaronder middels een baan;
K. overwegende dat kinderen met een handicap het recht hebben om in (eigen) familieverband of in een familiale omgeving te wonen, overeenkomstig het belang van het kind; overwegende dat familieleden vaak hun professionele activiteiten moeten afbouwen of stopzetten om voor familieleden met een handicap te zorgen;
L. overwegende dat de beginselen van het UNCRPD niet alleen betrekking hebben op discriminatie, maar ook de richting aangeven voor een inclusieve maatschappij waarin de mensenrechten van alle personen met een handicap en hun familie volledig worden geëerbiedigd;
M. overwegende dat er nog altijd nieuwe en herziene wetgeving is waarin niet wordt verwezen naar het UNCRPD en het punt van toegankelijkheid; overwegende dat toegankelijkheid een voorwaarde voor participatie is; overwegende dat de EU, als een van de partijen bij het UNCRPD, de plicht heeft personen met een handicap en hun belangenorganisaties nauw te betrekken bij en actief te laten deelnemen aan de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van wetgeving en beleid, met inachtneming van verschillende concepten van handicap;
N. overwegende dat stereotypen, misvattingen en vooroordelen onderdeel zijn van de achterliggende oorzaken van discriminatie, waaronder meervoudige discriminatie, stigmatisering en ongelijkheid;
O. overwegende dat personen met een handicap vaak kampen met een gebrek aan ondersteuning, bescherming, voorlichting en informatie over gezondheidszorgdiensten en -rechten, bescherming tegen geweld, en kinderopvang, en beperkte of geen toegang hebben tot dergelijke diensten en informatie; overwegende dat het personeel in de gezondheidszorg een passende opleiding dient te hebben genoten inzake de specifieke behoeften van personen met een handicap;
P. overwegende dat een aanzienlijk deel van de vier miljoen personen die elk jaar met dakloosheid worden geconfronteerd een handicap heeft, maar veelal over het hoofd wordt gezien als doelgroep van het UNCRPD en de EU-strategie inzake handicaps;
Q. overwegende dat personen met een handicap, ondanks de talrijke internationale verdragen, en de Europese en de nationale wetgeving en strategieën, nog steeds niet volledig aan de samenleving deelnemen en hun rechten ten volle kunnen laten gelden; overwegende dat participatie van personen met een handicap alleen kan worden gerealiseerd indien zij worden geïntegreerd in het politieke en publieke leven, waar zij vaak ondervertegenwoordigd zijn, overeenkomstig artikel 29 van het UNCRPD;
R. overwegende dat in het voortgangsverslag van de Commissie wordt aangetoond dat er zowel op EU-, als op lidstaatniveau een duidelijke vertraging is bij de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het UNCRPD; overwegende dat er in het kader van de strategie nog aan te pakken uitdagingen en onvolkomenheden bestaan, en er behoefte is aan een langetermijnperspectief voor de afstemming van EU-beleid, ‑wetgeving en ‑programma's op het UNCRPD;
S. overwegende dat het model van zelfstandig leven, zoals onderstreept door het UNCRPD, voor de hoogst mogelijke mate van toegankelijkheid zorgt; overwegende dat toegang tot andere diensten, zoals vervoer, en culturele en vrijetijdsactiviteiten, deel uitmaakt van levenskwaliteit en kan bijdragen tot de integratie van personen met een handicap;
T. overwegende dat inclusieve en actieve toegang tot de arbeidsmarkt voor personen met een handicap van essentieel belang is, aangezien dit één van de belangrijkste manieren is voor het bevorderen van de onafhankelijkheid van personen met een handicap; overwegende dat 58,5 % van de personen met een handicap op dit moment toegang heeft tot de arbeidsmarkt, tegen 80,5 % van de personen zonder handicap, waarbij sommige groepen met aanvullende discriminatie worden geconfronteerd op grond van het soort handicap, terwijl de sociale economie talrijke kansen op het vinden van werk biedt voor personen met een handicap;
U. overwegende dat striktere richtsnoeren op Europees niveau, gekoppeld aan adequate middelen en trainingen in de omgang met handicapskwesties, bijdragen tot de doelmatigheid en de onafhankelijkheid van gelijkheidsorganen op nationaal niveau;
V. overwegende dat één van de vier prioriteiten die de Commissie heeft aangewezen naar aanleiding van de Verklaring van Parijs betreffende het bevorderen van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie door middel van onderwijs, erin bestaat 'het onderwijs van achtergestelde kinderen en jongeren te bevorderen, door ervoor te zorgen dat onze onderwijs- en opleidingsstelsels op hun behoeften zijn afgestemd';
W. overwegende dat de totale kosten van het weren van personen met een handicap van de arbeidsmarkt hoger liggen dan die van het opnemen van deze groep op de arbeidsmarkt; overwegende dat dit in het bijzonder geldt voor personen met meervoudige steunbehoeften, waarbij familieleden soms gedwongen worden op te treden als verzorger;
X. overwegende dat de hoeveelheid werkende personen met een handicap lager kan zijn dan uit de gegevens blijkt, aangezien veel personen met een handicap óf in de categorie "niet-inzetbaar" vallen, óf werkzaam zijn in de sector sociale werkvoorziening, óf niet de status hebben van werknemer, en dus niet zichtbaar zijn in de officiële gegevens en statistieken;
Y. overwegende dat werkgevers moeten worden ondersteund en aangemoedigd om te zorgen dat personen met een handicap voldoende mogelijkheden krijgen, vanaf het onderwijs tot de aanstelling; overwegende dat bewustmaking van werkgevers in dit kader één van de manieren is om discriminatie bij de aanwerving van personen met een handicap te bestrijden;
Z. overwegende dat maatregelen op de werkvloer van cruciaal belang zijn om positieve geestelijke gezondheid te bevorderen, en om geestelijke gezondheidsproblemen en psychosociale stoornissen te voorkomen;
AA. overwegende dat de EU de grootste donor van ontwikkelingssteun is en een vooraanstaande rol speelt in programma's voor de inclusie van personen met een handicap;
AB. overwegende dat arbeidsdiscriminatie geen op zichzelf staand probleem is; overwegende dat de discriminatie in het onderwijs, de beroepsopleiding en de huisvesting alsook de gebrekkige toegang tot vervoer een vergelijkbaar effect hebben als arbeidsdiscriminatie;
AC. overwegende dat 75 % van de personen met een ernstige handicap in de EU niet in de gelegenheid verkeert om volwaardig deel te nemen aan de arbeidsmarkt; overwegende dat zowel gebrek aan werkgelegenheid als werkloosheid met name een probleem kan zijn voor personen met autismespectrumstoornissen of personen die doof of hardhorend dan wel blind of doofblind zijn;
AD. overwegende dat de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en de pijler van sociale rechten mogelijke instrumenten kunnen zijn voor de tenuitvoerlegging van het UNCRPD;
AE. overwegende dat gebrek aan handelingsbekwaamheid een aanzienlijke belemmering vormt voor het uitoefenen van het stemrecht, waaronder bij Europese verkiezingen;
AF. overwegende dat 34 % van de vrouwen met een gezondheidsprobleem of een handicap ooit slachtoffer is geworden van fysiek of seksueel geweld door een partner;
AG. overwegende dat in artikel 168, lid 7, van het VWEU staat dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de bepaling van hun gezondheidsbeleid en de verstrekking van gezondheidsdiensten, hetgeen aangeeft dat overleg met en betrokkenheid van de lidstaten van cruciaal belang is voor het succes van de Europese strategie inzake handicaps;
AH. overwegende dat artikel 25 van het UNCRPD deze groep meer rechten toekent om de hoogst realiseerbare gezondheidszorg te genieten, zonder discriminatie;
AI. overwegende dat personen met een handicap bijzonder kwetsbaar zijn voor tekortkomingen in de gezondheidsdiensten, resulterend in risico's voor hun gezondheid en een grotere kans op een vroegtijdige dood;
De belangrijkste actiegebieden
Toegankelijkheid
1. erkent het belang van een holistische definitie en toepassing van het begrip "toegankelijkheid", en de waarde daarvan als basis voor gelijke kansen en daadwerkelijke sociale integratie en participatie in de samenleving voor personen met een handicap, zoals erkend in het UNCRPD en overeenkomstig algemene opmerking nr. 2 van het UNCRPD, rekening houdend met de diversiteit van de behoeften van personen met een handicap en de bevordering van het geleidelijk groter wordende belang van universeel ontwerp als beginsel van de EU;
2. herinnert de Commissie aan haar verplichting om de gehandicapten- en toegankelijkheidsproblematiek in alle beleidsterreinen in zowel de publieke, als de particuliere sector op te nemen, te ontwikkelen en te bevorderen, en beveelt aan in de hiërarchie van de Commissie eenheden met kennis over toegankelijkheid in het leven te roepen, die kunnen verifiëren of aan deze plicht wordt voldaan;
3. roept de Commissie op dwingende vereisten in te voeren voor de toegankelijkheid van openbare ruimten en met name de gebouwde omgeving;
4. verzoekt de lidstaten om alle wetgeving met betrekking tot toegankelijkheid, met inbegrip van de richtlijn audiovisuele mediadiensten, het telecompakket en de richtlijn webtoegankelijkheid, alsook de relevante regelgeving inzake vervoer en passagiersrechten volledig ten uitvoer te leggen en voortdurend te monitoren; vraagt de EU in dit verband de uitvoering hiervan te coördineren en te controleren, en daarnaast de ratificatie van het UNCRPD op intern en extern niveau te bevorderen;
5. hoopt dat de medewetgevers van de EU zonder vertraging de Europese toegankelijkheidswet aannemen; beveelt met het oog op de volledige tenuitvoerlegging van het UNCRPD aan dat de definitieve tekst de toegankelijkheid tot producten en diensten voor personen met een handicap en personen met een functiebeperking vergroot; benadrukt dat er uitgebreide Europese regels inzake de toegankelijkheid van publieke ruimten en de gebouwde omgeving nodig zijn, alsook inzake de toegang tot alle vervoerswijzen;
6. vindt het zorgwekkend dat de monitoring van sommige onderdelen van de wetgeving, zoals de richtlijn inzake webtoegankelijkheid[13] of de verordening betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem (TSI-PRM)[14] gebaseerd is op zelfevaluatie door de bedrijfstak en de lidstaten, en niet op evaluatie door een onafhankelijke entiteit; beveelt dan ook aan dat de Commissie werkt aan verbetering van de beoordeling van de naleving, en nadenkt over het ontwikkelen van wetgeving inzaketoezicht, teneinde te waarborgen dat de rechten van personen met een handicap worden geëerbiedigd, waaronder bij de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 261/2004[15];
7. brengt in herinnering dat voldoende financiering op EU-, nationaal en lokaal niveau vereist is voor de uitvoering van alle verplichtingen inzake toegankelijkheid; vraagt de EU te waarborgen dat alle financieringsprogramma's toegankelijk zijn, stoelen op een benadering waarbij universeel ontwerp centraal staat en een aparte begroting bevatten voor toegankelijkheid; roept de lidstaten op overheidsinvesteringen te stimuleren, teneinde zowel de fysieke, als de digitale omgeving toegankelijk te maken voor personen met een handicap;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten voor betere toegankelijkheid te zorgen door middel van het toekennen van steun voor de ontwikkeling van ict en voor alle initiatieven – met inbegrip van start‑ups – op het gebied van de veiligheid van personen met een handicap;
9. is voorstander van onderzoek naar en gebruik van goede praktijken op het vlak van onafhankelijk wonen in de EU;
10. roept de Commissie en de lidstaten op de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het noodnummer 112 volledig toegankelijk is voor alle personen met alle soorten handicaps en dat alle aspecten van beleidsmaatregelen en programma's inzake rampenrisicobeperking inclusief zijn en toegankelijk voor alle personen met een handicap;
11. vindt het zorgwekkend dat de ex‑antevoorwaarde voor overheidsopdrachten om toegankelijk in te kopen voordat een overheidscontract wordt ondertekend, niet voldoende wordt uitgevoerd op nationaal niveau; doet daarom de aanbeveling een portaal op te zetten, vergelijkbaar met dat voor groene overheidsopdrachten, met alle toegankelijkheidsrichtsnoeren;
12. beveelt ten zeerste aan de klachtenprocedures inzake passagiersrechten volledig toegankelijk te maken én gebruiksvriendelijk voor personen met een handicap, en meer handhavingsverantwoordelijkheden toe te kennen die vergelijkbaar krachtig zijn met die van de nationale handhavingsinstanties;
13. benadrukt in het bijzonder dat toegankelijkheid een basisbeginsel van het UNCRPD is en een conditio sine qua non voor de uitoefening van andere in het Verdrag verankerde rechten; benadrukt dat in een aanzienlijk aantal verzoekschriften door Europese burgers wordt geklaagd over het gebrek aan toegankelijkheid of de aanwezigheid van architecturale barrières; benadrukt dat het recht op toegankelijkheid, zoals vastgelegd in artikel 9 van het UNCRPD, op een alomvattende manier moet worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat personen met een handicap toegang hebben tot hun omgeving, vervoer, openbare voorzieningen en diensten, alsmede informatie- en communicatietechnologieën; vraagt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat toegankelijkheid een hoge prioriteit is en beter wordt geïntegreerd in alle beleidsdomeinen ten aanzien van personen met een handicap;
14. is van mening dat de strategie voor de digitale interne markt zo ten uitvoer moet worden gelegd dat personen met een handicap volledig toegang krijgen tot alle aspecten ervan;
Deelname
15. is ingenomen met het initiatief voor een EU-gehandicaptenkaart; verzoekt de Commissie, samen met de lidstaten, alle landen in een toekomstig langetermijninitiatief op te nemen met als doel te zorgen voor een vergelijkbare reikwijdte als de Europese parkeerkaart, en toegang tot diensten op te nemen die deelname aan het culturele leven en toerisme mogelijk maken;
16. uit zijn bezorgdheid over het voortdurend gebruik van het medische model van handicaps, dat gericht is op medische diagnoses van personen met een handicap in plaats van op de belemmeringen die zij in hun omgeving ervaren; dringt er bij de Commissie op aan deze benadering te herzien, met name op het gebied van gegevensverzameling; verzoekt de lidstaten te kijken naar manieren om tot een gemeenschappelijke definitie van 'handicap' te komen;
17. is ingenomen met de vooruitgang die geboekt is met betrekking tot het Verdrag van Marrakesh; benadrukt dat het Hof van Justitie in zijn advies van 14 februari 2017 stelde dat de EU exclusieve bevoegdheid heeft over de sluiting van het Verdrag van Marrakesh, aangezien het geheel van verplichtingen van het Verdrag van Marrakesh binnen een domein valt dat reeds grotendeels door gemeenschappelijke EU-regels wordt beheerst; beveelt de EU en de lidstaten aan een actieplan te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat dit verdrag volledig wordt uitgevoerd; pleit ervoor dat de EU de optie met betrekking tot economische belasting niet ratificeert;
18. meent dat de Europese Structuur- en investeringsfondsen zich - met name in de volgende programmeringsperiode - moeten houden aan het UNCRPD, en zich prioritair moet blijven inzetten om het de-institutionaliseringsproces te bevorderen, en daarnaast ondersteunende diensten moeten financieren, om personen met een handicap in de gelegenheid te stellen een zelfstandig leven in de gemeenschap te realiseren; meent dat de Commissie strikt toezicht moet uitoefenen op de inachtneming - door de lidstaten - van de ex-antevoorwaarden met betrekking tot de overgang van diensten door instellingen naar in de gemeenschap gewortelde diensten, die concreet moeten zijn en permanent en op transparante wijze aan een kwaliteitsbeoordeling moeten worden onderworpen; is van oordeel dat door de EU gefinancierde projectvoorstellen, waaronder die in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen en van de Europese Investeringsbank, de toegankelijkheidsregels moeten respecteren middels een universeel ontwerp-benadering; is van mening dat voor het verwezenlijken van deze doelstellingen niet uitsluitend op financiële instrumenten mag worden vertrouwd;
19. benadrukt dat vrije toegang tot voor het soort handicap geschikte communicatiemiddelen moet worden gewaarborgd, en benadrukt dat dit van essentieel belang is voor de burgerparticipatie van personen met een handicap;
20. is bezorgd over de belemmeringen voor participatie waarmee personen die onder curatele staan en personen die in heel Europa in instellingen wonen worden geconfronteerd, en roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat personen die niet handelingsbekwaam zijn toch alle rechten kunnen uitoefenen zoals vastgelegd in de EU-verdragen en de EU-wetgeving; roept de lidstaten op de participatie te bevorderen door het de-institutionaliseringsproces en de vervanging van een proces met aangewezen besluitvormers door ondersteunde besluitvorming, te versnellen;
21. verzoekt de Commissie om, als onderdeel van haar periodieke verslagen inzake de uitvoering van de Richtlijnen 93/109/EG[16] en 94/80/EG[17] van de Raad, een beoordeling op te nemen van de vraag of deze worden geïnterpreteerd op een wijze die strookt met artikel 29 van het UNCRPD;
22. onderstreept dat vrouwen en meisjes met een handicap aan tweeërlei discriminatie worden blootgesteld als gevolg van het raakvlak tussen gender en handicap, en zelfs kunnen worden blootgesteld aan meervoudige discriminatie op grond van de veel voorkomende raakvlakken tussen gender, seksuele geaardheid, leeftijd, religie en etniciteit;
23. herhaalt dat vrouwen met een handicap vaak sterker worden benadeeld dan mannen met een handicap en vaker risico lopen op armoede en sociale uitsluiting;
24. meent dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid op Europees en lidstaatniveau begeleiding moet bieden met betrekking tot de specifieke situatie van vrouwen en meisjes met een handicap, en een actief pleitbezorger zou moeten zijn bij het waarborgen van gelijke rechten en het bestrijden van discriminatie;
25. herinnert eraan dat de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting bij personen met een handicap nauw verband houdt met het vraagstuk van betere omstandigheden voor gezinsleden, die vaak optreden als onbetaalde zorgverleners en niet als werkende personen worden beschouwd; moedigt de lidstaten derhalve aan nationale strategieën te ontwikkelen ter ondersteuning van informele zorgverleners, die meestal vrouwelijke familieleden van de personen met een handicap zijn;
26. onderstreept dat het aantal ouderen toeneemt en dat, volgens de WHO, handicaps als gevolg van hun langere levensverwachting vaker voorkomen bij vrouwen; onderstreept dat er daardoor een proportionele toename te verwachten is van vrouwen met een handicap;
27. beklemtoont de waarde van microfinancieringsinstrumenten voor het scheppen van banen en groei; verzoekt de lidstaten de toegang tot dergelijke instrumenten voor vrouwen met een handicap te vergemakkelijken;
28. onderstreept dat, om een zelfstandig leven te waarborgen voor personen met een handicap, steun moet worden verleend aan onderzoek en innovatie voor de ontwikkeling van producten die erop gericht zijn personen met een handicap te helpen bij hun dagelijkse activiteiten;
Gelijkheid
29. benadrukt dat de strategie inzake handicaps berust op gelijkheid en non‑discriminatie;
30. verzoekt de Commissie in haar Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016‑2019 aandacht te besteden aan handicaps;
31. betreurt het ten zeerste dat op het niveau van de Europese Raad al heel lang geen schot zit in de behandeling van de antidiscriminatierichtlijn, en verzoekt de lidstaten bij te dragen aan de aanneming van de horizontale richtlijn inzake non-discriminatie[18], waarbij het belangrijk is te komen tot een pragmatische oplossing, inclusief de bescherming tegen discriminatie op alle gebieden van het leven van personen met een handicap, met inbegrip van de erkenning van het ontzeggen van redelijke aanpassingen als vorm van discriminatie, en van meervoudige en intersectionele discriminatie;
32. is verontrust over de voorliggende gegevens met betrekking tot discriminatie en misbruik van personen met een handicap; maakt zich onverminderd zorgen over het feit dat niet altijd aangifte wordt gedaan als gevolg van de ontoegankelijkheid van de klachten- en rapportagemechanismen, en het gebrek aan vertrouwen en kennis van de rechten; hamert op het belang van het verzamelen van naar geslacht uitgesplitste gegevens, en beveelt in dit verband aan nieuwe methoden voor het verzamelen van gegevens te ontwikkelen, met name met betrekking tot gevallen waarin personen niet wordt toegestaan in te stappen, en gevallen van niet-verleende of niet-beschikbare assistentie;
33. verzoekt de lidstaten te waarborgen dat alle nationale instanties voor gelijkheid bevoegd zijn op het gebied van handicaps, alsook over voldoende middelen en onafhankelijkheid beschikken om slachtoffers van discriminatie de nodige ondersteuning te bieden, en te waarborgen dat elke uitbreiding van hun mandaat gepaard gaat met een uitbreiding van de personele middelen;
34. roept de EU en de lidstaten op trainingen en modellen van goede praktijken voor en door personen met een handicap, hun belangenorganisaties, vakbonden, werkgeversorganisaties, gelijkheidsorganen en ambtenaren te financieren met betrekking tot de beginselen van non-discriminatie, met inbegrip van meervoudige en intersectionele discriminatie en redelijke aanpassingen;
35. vraagt de EU om, wanneer zij het kader voor onderzoek en ontwikkeling voor de periode na Horizon 2020 vaststelt, ook programma's te ontwikkelen voor onderzoek naar gelijkheidsbeginselen;
Werkgelegenheid
36. benadrukt dat toegang tot de arbeidsmarkt een kwestie met veel aspecten is, waarvoor de tenuitvoerlegging nodig is van ondersteuningsmaatregelen die resulteren in een 'win‑win'-situatie voor zowel het individu, als de werkgever, en die sociale integratie waarborgen en waarbij het onder meer gaat om toegankelijke aanwervingsprocedures, toegankelijk vervoer van en naar de werkplaats, loopbaanontwikkeling en bij- en nascholing, alsmede redelijke aanpassingen en toegankelijke werkplaatsen; verzoekt de Commissie het Compendium van goede praktijken voor ondersteund werken van m personen met een handicap in de EU en de EVA/EER te actualiseren;
37. pleit voor de aanneming van maatregelen voor positieve discriminatie, met inbegrip van de aanneming van minimumpercentages voor de arbeidsparticipatie van personen met een handicap in de publieke en private sector;
38. betreurt dat de weigering van redelijke voorzieningen volgens de richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep[19] niet als discriminatie geldt, en wijst erop dat hierop kritiek is geuit door het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap; herinnert eraan dat in het eerste artikel van de richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep elke vorm van discriminatie op grond van handicap wordt verboden;
39. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat het feit dat mensen in uitkeringen terechtkomen hen er niet van weerhoudt aan de arbeidsmarkt deel te nemen, en vindt dat aan handicaps gerelateerde uitkeringen los moeten worden gekoppeld van inkomenssteun, rekening houdend met aanvullende zorg en overige behoeften die personen met een handicap kunnen hebben, met als doel hen in staat te stellen een waardig leven te leiden en aan de arbeidsmarkt deel te nemen; vraagt de lidstaten in dit verband te waarborgen dat aan handicaps gerelateerde uitkeringen niet stop worden gezet op grond van het feit dat een persoon met een handicap een baan heeft;
40. roept de Commissie op sociale ondernemingen te ondersteunen overeenkomstig de beginselen die zijn opgenomen in de verklaring van Bratislava en de verklaring van Madrid inzake de sociale economie als belangrijke bron van arbeidskansen voor mensen met een handicap;
41. verzoekt de lidstaten om, in overeenstemming met het UNCRPD, alle juridische belemmeringen voor inzetbaarheid, zoals wetgeving inzake curatele en wetgeving die personen met een handicap ervan weerhoudt arbeidscontracten aan te gaan, een bankrekening te openen en toegang te hebben tot hun geld, waardoor ze financieel uitgesloten worden, evenals nationale bepalingen die bepaalde categorieën personen met een handicap als "niet in staat om te werken" bestempelen, op te heffen;
42. benadrukt het belang van effectieve herintegratie-, rehabilitatie-, activatie- en retentiemaatregelen in een vergrijzende samenleving, waardoor mensen na een ziekte of een fysieke, geestelijke en emotionele handicap opnieuw aan het werk kunnen gaan of aan het werk kunnen blijven;
43. brengt in herinnering dat wanneer personen met een handicap en hun partners worden belast met de kosten van hun ondersteuning, dit niet alleen ten koste gaat van hun inkomen, maar ook van hun arbeidsperspectief en hun oudedagsvoorziening;
44. onderkent dat maatregelen voor het kunnen combineren van werk en privé, met inbegrip van vrijwillige, flexibele en inclusieve arbeidsregelingen, zoals telewerk en flexibele werktijden, gunstig kunnen zijn voor personen met een handicap en in het algemeen een positief effect kunnen hebben op de geestelijke gezondheid, in de zin dat ze voor zekerheid en stabiliteit voor iedereen zorgen, maar is bezorgd over het feit dat digitale werkomgevingen nieuwe belemmeringen kunnen creëren indien deze niet toegankelijk zijn en indien niet wordt voorzien in redelijke aanpassingen;
45. vraagt de Commissie om in toekomstige verslagen goede en slechte praktijken op te nemen om werkgevers in de gelegenheid te stellen de wetgeving inzake personen met een handicap doelmatig uit te voeren;
46. vindt het zorgwekkend dat personen met een handicap die werkzaam zijn op een sociale werkplaats in een aantal lidstaten op grond van de wetgeving formeel niet worden erkend als werknemer, minder betaald krijgen dan het minimumloon en geen recht hebben op dezelfde sociale voordelen als reguliere werknemers;
47. is met name bezorgd over jongeren met een handicap en diegenen die gedurende een langere periode werkloos zijn geweest; roept de lidstaten op er prioritair aan te werken dat jongeren met een handicap toegang krijgen tot de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door speciale hubs voor loopbaanadvisering in het leven te roepen, in het kader van het jongerengarantieprogramma, waar studenten en werkloze jongeren advies met betrekking tot hun toekomstige carrières kunnen krijgen;
48. spoort de Commissie en de lidstaten aan diversiteit als bedrijfscasus verder te bevorderen en diversiteitshandvesten te bevorderen waarin een pleidooi wordt gehouden voor de meerwaarde van personen met een handicap op de werkvloer;
49. roept de EU op ervoor te zorgen dat de rechten van personen met een handicap en hun gezinnen worden opgenomen in het voorgestelde pakket inzake het evenwicht tussen werk en privéleven;
Onderwijs en opleiding
50. vindt het zorgwekkend dat veel kinderen met een handicap in meerdere lidstaten van de EU nog altijd geen toegang tot hoogwaardig inclusief onderwijs hebben als gevolg van, onder andere, segregatiebeleid, alsook van belemmeringen van bouwtechnische aard, hetgeen neerkomt op een vorm van discriminatie van kinderen en jongeren met een handicap;
51. beklemtoont dat onderwijs en beroepsopleiding cruciaal zijn voor de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van personen met een handicap, en dat werkgevers betrokken moeten worden bij het proces van mainstreaming van de behoeften van personen met een handicap, door bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, oog te hebben voor de mogelijke voordelen van nieuwe technologieën op gebieden als solliciteren, persoonlijke ontwikkeling en grotere zelfstandigheid;
52. verzoekt de Commissie en de lidstaten juridische, fysieke en organisatorische belemmeringen voor alle personen met een handicap op te heffen, teneinde hen toegang te geven tot inclusief onderwijs en stelsels voor levenslang leren;
53. verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten redelijke aanpassingen voor stagiairs te waarborgen, en vraagt dat stageaanvraagprocedures toegankelijk zijn en dat er speciale stages worden aangeboden voor personen met een handicap, inclusief op stimulansen stoelende stages voor werkgevers;
54. roept de EU-instellingen en lidstaten op ervoor te zorgen dat Erasmus+ en overige programma's voor jongeren, zoals de Jeugdgarantie en het Europees Solidariteitskorps, volledig toegankelijk zijn voor personen met een handicap door middel van geïndividualiseerde redelijke aanpassingen, en dat er voor personen met een handicap informatie beschikbaar wordt gemaakt over hun recht op toegankelijkheid, teneinde hun deelname aan te moedigen; beveelt in dit verband aan maximaal gebruik te maken van de bestaande instrumenten, zoals die van het platform voor inclusieve mobiliteit MappED!;
55. betreurt dat de nieuwe agenda voor vaardigheden geen specifiek streefdoel bevat voor personen met een handicap; benadrukt dat de huidige achterblijvende arbeidsparticipatie en de discriminatie op de arbeidsmarkt van personen met een handicap ook een verspilling van waardevolle vaardigheden vormen; vraagt de Commissie derhalve om bij alle toekomstige initiatieven met betrekking tot vaardigheden rekening te houden met de behoeften van personen met een handicap;
56. verzoekt de lidstaten met klem doeltreffende maatregelen te nemen gericht op het tegengaan van segregatie en de afwijzing van studenten met een handicap binnen scholen en leeromgevingen, en in dit verband nationale transitieprogramma's te ontwikkelen om te waarborgen dat ook personen met een handicap die veel ondersteuning behoeven toegang krijgen tot hoogwaardig, inclusief, formeel en niet-formeel onderwijs en beroepsopleiding, in overeenstemming met de aanbevelingen van het UNCRPD-comité;
57. benadrukt het belang van scholing en bij- en nascholing van onderwijspersoneel, met name ter ondersteuning van personen met complexe behoeften;
58. beveelt aan beter gebruik te maken van het Europees Agentschap voor speciale behoeften en inclusief onderwijs, teneinde zijn huidige mandaat maximaal in te vullen;
59. benadrukt dat het essentieel is om leerkrachten en opleiders voor te bereiden op het werken met kinderen met een handicap en om hun passende ondersteuning te bieden; moedigt de lidstaten aan inclusief onderwijs en inclusieve opleiding en bij- en nascholing voor leerkrachten en opleiders te ontwikkelen en daarbij gebruik te maken van de inbreng van diverse belanghebbenden, in het bijzonder organisaties die personen met een handicap en beroepsbeoefenaars met een handicap vertegenwoordigen;
60. vraagt, gezien het grote aantal voortijdige schoolverlaters onder jongeren met een handicap en/of speciale onderwijsbehoeften, om de mogelijkheden die worden geboden door een leven lang leren en het aanbieden van aantrekkelijke alternatieven nader te onderzoeken; beschouwt het bevorderen van programma's voor een leven lang leren voor personen met een handicap een essentieel onderdeel van de Europese strategie inzake handicaps;
61. bevordert de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van inclusief onderwijs en een leven lang leren tussen leerkrachten, personeel, bestuursorganen, studenten en leerlingen met een handicap;
62. uit zijn bezorgdheid over het feit dat, hoewel er sprake is van verbetering, personen met een handicap nog steeds een hoog risico lopen op werkloosheid en dat minder dan 30 % tertiair of gelijkwaardig onderwijs heeft voltooid, tegenover ongeveer 40 % van personen zonder handicap; verzoekt de lidstaten en de Commissie derhalve bijzondere aandacht te besteden aan de moeilijkheden die jongeren met een handicap en/of speciale onderwijsbehoeften ondervinden bij de overgang van secundair en universitair onderwijs en/of beroepsopleiding naar de arbeidsmarkt;
63. moedigt overheidsinstanties en ondernemingen in de EU aan diversiteitsbeleid en de nationale diversiteitshandvesten ten uitvoer te leggen;
64. onderstreept dat jongeren met een handicap minder aan lichaamsbeweging doen dan hun leeftijdsgenoten zonder handicap, en dat scholen een belangrijke rol spelen bij het aannemen van een gezonde levensstijl; benadrukt daarom het belang van het bevorderen van een grotere deelname van jongeren met een handicap aan lichamelijke activiteiten; verzoekt de lidstaten alle bestaande belemmeringen die de deelname van personen met een handicap of speciale behoeften aan sportactiviteiten in de weg staan, snel te elimineren;
65. herinnert aan de noodzaak om de digitale kloof te overbruggen en ervoor te zorgen dat personen met een handicap ten volle kunnen profiteren van de digitale Unie; benadrukt in dit verband hoe belangrijk het is de digitale vaardigheden en competenties van mensen met een handicap te verbeteren, met name via projecten die in het kader van het programma Erasmus+ worden gefinancierd, en verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat kwetsbare burgers – met inbegrip van personen met een handicap – in de online-omgeving worden beschermd, door middel van doeltreffende maatregelen tegen haatzaaiende uitingen, cyberpesten en alle vormen van online discriminatie en door in zowel het formeel als het niet-formeel onderwijs meer lessen in digitale en mediageletterdheid aan te bieden; verzoekt de lidstaten voorts om kinderen met een handicap kosteloos passende technologische onderwijsinstrumenten ter beschikking te stellen, teneinde hen in staat te stellen volledig deel te nemen aan onderwijs- en opleidingsactiviteiten;
Sociale bescherming
66. roept de Commissie op erop toe te zien dat de Europese strategie inzake handicaps 2030 voorziet in specifieke maatregelen ter bevordering van inclusieve socialezekerheidsstelsels in heel Europa, zodat personen met een handicap hun leven lang verzekerd zijn van toegang tot uitkeringen en diensten; roept de lidstaten op minimale socialebeschermingsniveaus vast te stellen zodat personen met een handicap verzekerd zijn van een passende levensstandaard;
67. verzoekt de medewetgevers personen met een handicap als afzonderlijke groep in de verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels[20] op te nemen;
68. verzoekt de lidstaten met klem bij de beoordeling en vaststelling van handicaps het beginsel van wederzijdse erkenning in acht te nemen, dat het op mensenrechten gebaseerde model voor handicaps van het UNCRPD moet volgen en dus niet moet ondermijnen, en hierbij rekening te houden met de omgevingsgerelateerde en maatschappelijke belemmeringen waar personen mee te maken kunnen krijgen, en een rol toe te kennen aan alle relevante belanghebbenden, teneinde te waarborgen dat de levensstandaard van personen met een handicap niet onder druk komt te staan als gevolg van, bijvoorbeeld, economische aanpassingsprogramma's;
69. roept de Commissie op erop toe te zien dat handicaps in alle facetten van de Europese pijler van sociale rechten worden opgenomen;
70. beveelt aan het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en toekomstige Europese sociale fondsen niet alleen te gebruiken om mensen aan het werk te krijgen, maar ook voor sociale integratie; benadrukt het belang van revalidatie als middel voor het realiseren van sociale integratie, als gevolg waarvan personen met een handicap actief aan de maatschappij kunnen blijven deelnemen;
71. roept de lidstaten op specifieke maatregelen te nemen, zoals financiële ondersteuning en respijtzorg, ter bevordering van inclusieve socialezekerheidsstelsels in de hele EU zodat alle personen met een handicap hun leven lang verzekerd zijn van een fatsoenlijke levensstandaard en toegang tot uitkeringen en diensten;
72. dringt er bij de lidstaten met klem op aan erop toe te zien dat de-institutionalisering nooit leidt tot dakloosheid voor personen met een handicap als gevolg van onvoldoende passende en/of toegankelijke huisvesting om extramurale zorg te bieden;
Gezondheid
73. verzoekt de lidstaten de richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg[21] uit 2011 integraal ten uitvoer te leggen; beveelt de Commissie aan bij de uitwerking van de richtlijn een robuuste component inzake handicap in de tekst op te nemen, zodat personen met een handicap verzekerd zijn van toegang tot betaalbare en kwalitatief hoogwaardige grensoverschrijdende gezondheidszorg; verzoekt de Commissie in dit verband een effectbeoordeling van de richtlijn uit te voeren met het oog op herziening van de tekst, teneinde deze te doen aansluiten op het UNCRPD, en voor de hele EU geldende richtsnoeren uit te werken met betrekking tot de mainstreaming van de gehandicaptenproblematiek in het werk van de nationale contactpunten, met inbegrip van gemeenschappelijke prestatiecriteria en specifiek op deze problematiek gerichte aanbevelingen; moedigt de lidstaten aan om gezondheidswerkers op een passende manier op te leiden en te scholen wat betreft de specifieke behoeften van patiënten met een handicap;
74. maakt zich zorgen over de misstanden, waaronder schendingen van de mensenrechten, in de (geestelijkegezondheids)zorg, die in veel gevallen een aanzienlijke impact op de kwaliteit van de geleverde zorg hebben, en wijst erop dat die diensten op herstel gericht moeten zijn, over voldoende financiële middelen moeten beschikken en geleverd moeten worden via een model waarbij mensenrechten leidend zijn;
75. verzoekt de lidstaten een vorm van geestelijke gezondheidszorg te waarborgen die de wet- en regelgeving respecteert, en waarin personen met een handicap zelf geïnformeerde toestemming kunnen geven voor behandelingen en ziekenhuisopname en dit niet aan hun aangewezen besluitvormers over hoeven te laten, en na te denken over maatregelen voor beslissingsondersteuning;
76. dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor e‑gezondheids-, gezondheids- en zorgdiensten die volledig toegankelijk en veilig zijn voor alle personen met een handicap, waaronder personen met een geestelijke handicap en complexe behoeften, en hun gezinsleden;
77. geeft aan dat er dringend iets moet worden gedaan aan het algemene gebrek aan toegang tot multidisciplinaire specialistische zorg voor personen met een handicap en, als die er wel is, aan de lange wachttijden voor de patiënten, als groot obstakel voor gelijke toegang tot preventieve gezondheidszorg en behandeling, waardoor vaak de conditie van de gehandicapte patiënt achteruitgaat en de gezondheidszorgstelsels onnodig onder druk komen te staan;
78. geeft aan dat de gezondheidszorgstelsels garanties moeten bieden inzake de opsporing, aangifte en voorkoming van seksueel geweld en/of misbruik;
79. dringt er bij de lidstaten op aan de diensten voor multidisciplinaire beoordeling en herbeoordeling van volwassenen met een handicap uit te breiden, met het oog op de ontwikkeling van op maat gemaakte plannen, die kunnen worden toegepast door middel van territoriale hulpbronnen (zoals thuiszorg/dagopvang/zorginstellingen) die voldoen aan de vastgestelde bio-psycho-sociale behoeften;
80. vraagt de Commissie en de lidstaten het kader van de Europese referentienetwerken ten volle te benutten om multidisciplinaire en gespecialiseerde gezondheidszorg voor personen met een handicap in het algemeen, en met name voor mensen met zeldzame handicaps, te ontwikkelen en toegankelijker te maken;
81. wijst erop dat de Commissie in het actieplan voor de gezondheidswerkers in de EU en in de agenda van de Unie voor effectieve, toegankelijke en veerkrachtige zorgstelsels te weinig aandacht besteedt aan handicaps, aangezien zij in geen van beide teksten specifiek worden behandeld;
82. wijst op het succes van de tweede gemeenschappelijk actie inzake dementie en hoopt tegelijkertijd dat voor de volgende drie jaar extra middelen zullen worden besteed door de farmaceutische ondernemingen die aan het initiatief innovatieve geneesmiddelen deelnemen;
83. verzoekt de Commissie een strategie te ontwikkelen voor bijstand aan personen met een ernstige handicap na het overlijden van familieleden die zich met hun dagelijkse verzorging bezighielden (naar het voorbeeld van de recente Italiaanse wet 'dopo di noi');
84. verzoekt de Commissie met klem grondig te analyseren waar de verschillen zitten tussen de slotopmerkingen van de VN en haar eigen voortgangsverslag, met name wat de prioriteit betreft die in de Europese strategie inzake handicaps aan gezondheid wordt toegekend;
85. vindt dat verloskundige zorg dichtbij huis op lidstaatniveau stelselmatig moet worden bevorderd als een openbare dienst, teneinde handicaps als gevolg van complicaties tijdens de bevalling te reduceren en de veiligheid van de moeder en het kind tijdens de bevalling te garanderen, overeenkomstig de controlelijst inzake veilige bevallingen van de WHO;
86. vindt het bemoedigend hoeveel vooruitgang de Europese sector telegeneeskunde heeft geboekt, en constateert dat deze sector het in zich heeft de mogelijkheid van personen met een handicap om gebruik te maken van diensten fundamenteel te veranderen; gelooft daarnaast dat de introductie van 4G-technologie, de opkomst van 5G en de verspreiding van het "internet of things" in betere gezondheidszorg voor personen met een handicap zullen resulteren; verzoekt de Commissie te waarborgen dat de Europese gezondheidstechnologiesector niet gedwarsboomd wordt door buitensporige regelgeving en passend toegang heeft tot financiering;
Extern optreden
87. verzoekt de EU er zorg voor te dragen dat haar externe optreden volledig in overeenstemming is met het UNCRPD;
88. verzoekt de EU te waarborgen dat ontwikkelingssamenwerking en humanitair optreden volledig inclusief en volledig toegankelijk zijn voor personen met een handicap;
89. verzoekt de EU een handicapindicator in te voeren in de officiële verslaglegging met betrekking tot ontwikkelingshulp;
90. roept de EU op een centrale rol te spelen bij het waarborgen dat personen met een handicap niet achterblijven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire bijstand, conform de Europese consensus inzake humanitaire ontwikkeling, en ook de meervoudige discriminatie aan te kaarten waarmee kwetsbare personen en gemarginaliseerde groepen te maken hebben;
91. roept de Commissie op om, onafhankelijk van een nieuwe Europese strategie inzake handicaps, het voortouw te nemen en handicapvraagstukken integrerend onderdeel te maken van de tenuitvoerlegging van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling bij extern optreden, door het vaststellen van een duidelijk, transparant en inclusief stappenplan gericht op het verwezenlijken van de doelstellingen;
92. betreurt het dat de werkgelegenheidsindicator van de EU-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling niet uitgesplitst is naar handicap; roept de EU op om, in samenwerking met de partnerlanden, het uitsplitsen van gegevens naar aard van de handicap te stimuleren;
93. verzoekt de EU en haar partners personen met een handicap en de organisaties die hun belangen behartigen bij alle stadia van beleidsvorming en bij alle projecten te betrekken, onder meer ter plaatse in de partnerlanden en met actieve deelname van gehandicaptenorganisaties;
94. herhaalt dat vrouwen met een handicap vaak met nog grotere problemen en gevaren te maken hebben in landen waar conflicten spelen en conflictgebieden; wijst daarom op de noodzaak van bescherming van vrouwen met een handicap in het externe beleid van de EU;
Verplichtingen binnen de EU-instellingen
95. dringt er bij de EU-instellingen op aan de functionaliteit van hun externe en interne websites en de inhoud, documenten, video's en webdiensten die hierop beschikbaar zijn, toegankelijk te maken, met inbegrip van openbare raadplegingen, en openbaar verslag uit te brengen over de conformiteit en naleving ten aanzien van de richtsnoeren betreffende de toegang tot de webdiensten, evenals ten aanzien van de aanbevelingen en verplichtingen;
96. betreurt het dat het INSIGN-project, dat zelfstandige communicatie mogelijk maakt tussen doven en slechthorenden enerzijds en de EU-instellingen anderzijds door een verbinding tot stand te brengen met doventolken of schrijftolken in de lidstaten, nog niet ten uitvoer is gelegd, ondanks de financiering door de Commissie van de ontwikkeling van het prototype van het dienstenplatform, dat in 2014 met succes is getest in het Europees Parlement;
97. roept de EU-instellingen op om – op eenvoudig verzoek – al hun openbare vergaderingen toegankelijk te maken, onder meer door het beschikbaar stellen van doventolken en tekst-naar-spraakvoorzieningen, door erop toe te zien dat de documenten in braille beschikbaar zijn, en te voorzien in andere ondersteunende en alternatieve communicatiemethoden en in de fysieke toegankelijkheid van hun gebouwen; onderkent de problemen bij het voorzien in ondertiteling voor alle live-uitzendingen en video's van vergaderingen; verzoekt de instellingen evenwel de technologische ontwikkelingen op dit gebied te blijven volgen, teneinde de toegankelijkheid in de toekomst te verbeteren;
98. raadt de Europese instellingen aan om overeenkomstig het meertaligheidsbeleid van de EU prioriteit te geven aan tolkendiensten van en naar nationale gebarentaal/gebarentalen in plaats van aan internationale gebarentaal;
99. dringt er bij de lidstaten op aan te waarborgen dat de Europese verkiezingen ook toegankelijk zijn voor personen die in een instelling wonen en/of onder curatele staan;
100. erkent het gebrek aan toegankelijke en inclusieve verkiezingsprocessen voor personen met een handicap, met name personen met een geestelijke/verstandelijke handicap, zowel op EU- als op nationaal niveau; dringt er bij het Europees Parlement op aan te waarborgen dat zijn communicatiemateriaal over de Europese verkiezingen volledig toegankelijk is;
101. verzoekt Europese scholen, kinderdagverblijven en naschoolse kinderopvang voor alle kinderen van EU-personeel kwalitatief hoogwaardig en inclusief onderwijs te verzorgen dat in overeenstemming is met het UNCRPD, ook voor kinderen die complexe ondersteuning of ondersteuning op hoog niveau nodig hebben;
102. verzoekt de EU het implementeren van redelijke voorzieningen en andere vormen van ondersteuning in het arbeidsmilieu binnen de eigen instellingen, zoals slim werken voor personen met een handicap, waaronder voor geaccrediteerde parlementaire medewerkers, te faciliteren;
103. verzoekt de Commissie de gezamenlijke regels, uitvoeringsbepalingen, toepassingsgebieden, vertegenwoordiging van personen met een handicap en toegankelijkheid en praktijken van haar Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering dusdanig te herzien dat deze in overeenstemming zijn met het UNCRPD;
104. spoort alle EU‑instellingen, ‑agentschappen en ‑organen aan om contactpunten aan te duiden, en benadrukt dat het nodig is een horizontaal, interinstitutioneel coördinatiemechanisme tussen directoren-generaal en EU‑instellingen te creëren; dringt erop aan de modaliteiten hiervoor vast te leggen in een strategie voor de uitvoering van het UNCRPD;
105. spoort de instellingen aan een uitgebreid beleid voor aanwerving, behoud en promotie van personeel aan te nemen, met onder meer tijdelijke positieve maatregelen die actief zijn gericht op het verhogen van het aantal personeelsleden en stagiairs met een handicap, waaronder psychosociale en verstandelijke handicaps, en te voorzien in redelijke aanpassingen voor stagiairs op basis van artikel 5 van Richtlijn 2000/78/EG;
106. herinnert aan de rol die de parlementaire interfractiewerkgroep inzake handicaps van het Europees Parlement heeft gespeeld bij de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps, in overeenstemming met het VN-Verdrag, als een platform dat Europese en nationale parlementsleden, vertegenwoordigers van organisaties en het maatschappelijk middenveld, zowel op nationaal als op lokaal niveau, samenbrengt; merkt op dat de interfractiewerkgroep een geprivilegieerd forum is om discussies en debatten te stimuleren en de tenuitvoerlegging van de strategie zo te garanderen;
107. verzoekt de Europese instellingen personeelsleden en parlementsleden met een handicap volledig te raadplegen en daadwerkelijk te betrekken bij de formulering, tenuitvoerlegging en monitoring van interne regels, beleidsvorming en praktijken, met inbegrip van het Statuut en redelijke voorzieningen en toegankelijkheidsvoorzieningen;
Hiaten in het voortgangsverslag ten opzichte van de slotopmerkingen
108. acht het betreurenswaardig dat de websites van de EU-instellingen niet voldoen aan toegankelijkheidsniveau AAA; verzoekt de instellingen die doelstelling zo vlug mogelijk te behalen;
109. betreurt het dat de EU- en de nationale wetgeving op het gebied van vervoer in de lidstaten nog altijd niet volledig ten uitvoer wordt gelegd; beveelt derhalve aan dat in alle lidstaten nationale handhavingsinstanties in het leven te roepen;
110. neemt kennis van de geboekte vooruitgang met betrekking tot de toegankelijkheid van spoorwegdiensten; dringt aan op dezelfde normen voor toegankelijkheid voor de overige vervoerswijzen, met inbegrip van luchtvervoer, teneinde eventuele strijdigheid tussen veiligheid en toegankelijkheid weg te nemen;
111. constateert dat de horizontale richtlijn betreffende gelijke behandeling niet ter sprake komt in het voortgangsverslag van de Commissie;
112. betreurt het feit dat er weinig vooruitgang is geboekt met betrekking tot de ratificatie door de Europese Unie van het Facultatief Protocol bij het UNCRPD;
113. constateert dat de Commissie nog geen alomvattende en horizontale herziening van de EU-wetgeving heeft uitgevoerd voor volledige harmonisering met de bepalingen van het UNCRPD;
114. is ingenomen met de geactualiseerde lijst met instrumenten waarin ook de onlangs vastgestelde instrumenten zijn opgenomen, maar betreurt het feit dat de bevoegdheidsverklaring niet is herzien en dat in de lijst met instrumenten geen instrumenten zijn opgenomen die niet specifiek betrekking hebben op personen met een handicap, maar desalniettemin van belang zijn voor personen met een handicap;
115. betreurt het dat de Commissie geen vooruitgang heeft geboekt ten aanzien van het mainstreamen van de rechten van vrouwen en kinderen met een handicap in al haar gendergelijkheidsbeleid en -programma's, en geen genderperspectief in haar strategie inzake handicaps heeft verwerkt;
116. is verheugd over het feit dat de EU het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) heeft ondertekend, en roept de Raad op dit verdrag op korte termijn te ratificeren;
117. betreurt het dat het huidige Europese beleid met betrekking tot de rechten van het kind niet voorziet in een alomvattende op rechten gebaseerde strategie voor jongens en meisjes met een handicap of in waarborgen ter bescherming van hun rechten, en dat de strategieën inzake handicaps de rechten van jongens en meisjes met een handicap niet afdoende aanpakken en mainstreamen; vraagt de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan kinderen met een handicap, in overeenstemming met het UNCRPD en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind; beklemtoont in het bijzonder het belang van rolmodellen voor vrouwen en meisjes met een handicap;
118. constateert dat de EU geen uitvoerige campagne heeft gelanceerd om de bevolking bewust te maken van het UNCRPD en om vooroordelen jegens personen met een handicap te bestrijden;
Naar een omvattende en doeltreffende strategie inzake handicaps tot 2030
Horizontale kwesties
119. roept de Commissie op te waarborgen dat de toekomstige strategie inzake handicaps gericht is op de volledige tenuitvoerlegging van het UNCRPD in alle beleidsterreinen van de EU, en ervoor zorgt dat toegankelijkheid, participatie, non-discriminatie en gelijkheid overal worden opgenomen, en alle artikelen van het UNCRPD integreert, en over een toereikend budget en tijdschema voor de tenuitvoerlegging en een toezichtsmechanisme beschikt, en dezelfde juridische waarde heeft als de huidige strategie; weet dat de strategie alleen succesvol kan zijn indien alle belanghebbende partijen, inclusief het maatschappelijk middenveld, erbij worden betrokken;
120. benadrukt dat de strategie 2020-2030 gebaseerd moet zijn op een alomvattende en horizontale herziening van de hele EU-wetgeving en alle EU-beleidsmaatregelen, teneinde volledige harmonisering met de bepalingen van het UNCRPD te waarborgen, en daarnaast moet voorzien in een herziene bevoegdheidsverklaring;
121. roept de Commissie op maatregelen te stimuleren gericht op doeltreffende re-integratie en revalidatie teneinde de gevolgen van ziekte of fysieke, mentale of emotionele aandoeningen op het verdienvermogen van individuele personen te beperken of weg te nemen;
122. beveelt de Commissie aan ervoor te zorgen dat toekomstige strategieën en de bijbehorende raadplegingsprocessen transparant zijn, begrijpelijk en volledig toegankelijk zijn, en voorzien in duidelijke indicatoren en benchmarks;
123. constateert dat de SDG-indicatoren van de EU zich niet uitstrekken tot personen met een handicap waar het SDG 4 (inzake onderwijs), SDG 5 (inzake gendergelijkheid) en SDG 8 (inzake fatsoenlijke banen en economische groei) betreft; pleit ervoor dat de toekomstige strategie gebruik maakt van SDG-indicatoren voor het monitoren van de belangrijkste EU-acties en ‑beleidsmaatregelen op het gebied van werkgelegenheid;
124. beklemtoont dat het belangrijk is erop toe te zien dat de toekomstige strategie inzake handicaps aansluit bij andere EU-initiatieven en strategieën, teneinde de arbeidsparticipatie en integratie van personen met een handicap, en in het bijzonder vrouwen met een handicap, te bevorderen;
125. beveelt aan in de strategie voor de periode na 2020 openbare aanbestedingen en standaardisering als horizontale thema's op te nemen voor het vergroten van de inzetbaarheid van personen met een handicap, en versterkt in te zetten op het verzamelen en uitwisselen – tussen de lidstaten – van goede praktijken;
126. dringt er bij de Commissie op aan erop toe te zien dat door de EU gefinancierde projecten stroken met de mensenrechtenbenadering van het UNCRPD, door geen financiering ter beschikking te stellen voor projecten die resultaten opleveren die niet toegankelijk zijn voor personen met een handicap, of deze personen uitsluiten, of de toegankelijkheidsstandaarden niet in acht nemen;
127. vraagt de Commissie een voorstel te presenteren voor een beoordelingsinstrument dat gebaseerd is op voortdurende monitoring, met inbegrip van specifieke indicatoren en concrete doelstellingen;
128. vraagt de EU en de lidstaten in het verlengde van de ratificatie van het Verdrag van Istanbul specifieke maatregelen te nemen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes met een handicap;
129. roept de EU op de Europese strategie inzake handicaps tot integraal onderdeel van de algehele EU-wetgeving en het proces van het Europees Semester te maken; dringt in dit verband aan op een echte gestructureerde dialoog tussen de EU en belangenorganisaties van personen met een handicap met het oog op de opstelling van de Europese strategie inzake handicaps voor de periode na 2020;
130. raadt aan de toekomstige strategie inzake handicaps ook betrekking te laten hebben op de essentiële rol van ondersteunende diensten met het oog op de uitoefening van mensenrechten door personen met een handicap;
131. raadt aan dat de toekomstige strategie zich ook uitstrekt tot vraagstukken met betrekking tot de opleiding van personeel, een aspect dat van essentieel belang is voor het waarborgen van ondersteuning overeenkomstig de beginselen van het UNCRPD;
Aanvullende actiegebieden
132. wijst er met klem op dat gelijkheid, gender en non-discriminatie, onder meer voor personen met een handicap uit de LGBTQI-gemeenschap die worden blootgesteld aan meervoudige discriminatie, moeten worden opgenomen in alle facetten van een toekomstige strategie; roept de Commissie en de lidstaten op campagnes en opleidingen te bevorderen om de bevolking bewust te maken van het UNCRPD en van de noodzaakvan eerbiediging van de diversiteit, teneinde discriminatie en stigmatisering van en vooroordelen tegen personen met een (psychosociale) handicap, leermoeilijkheden of autisme te bestrijden;
133. benadrukt dat er meer moet worden gedaan om stereotypen en vooroordelen over handicaps in de media te bestrijden om de overheersende, tot uitsluiting leidende sociale normen te veranderen; roept de Commissie en de lidstaten op te investeren in campagnes gericht op het vergroten van het bewustzijn van de onderhavige problematiek, teneinde bij de beeldvorming van personen met een handicap voor een gelijkwaardig beeld met personen zonder handicap te zorgen, om stereotypering van handicaps tegen te gaan;
134. wijst op het raakvlak tussen gender en handicap, met name op het gebied van geïnformeerde besluitvorming met betrekking tot anticonceptie, gedwongen sterilisatie en toegang tot reproductieve rechten; vraagt de lidstaten te bekijken of hun wetgeving wat dit aspect betreft mogelijkerwijs moet worden aangepast;
135. dringt er bij de EU op aan de rechten van kinderen met een handicap in alle facetten van de toekomstige strategie inzake handicaps op te nemen;
136. onderkent dat handelingsbevoegdheid een van de vereisten is voor de uitoefening van mensenrechten, waaronder het stemrecht, en dat nieuwe strategieën moeten waarborgen dat deze bevoegdheid niemand wordt ontnomen op grond van een handicap, op welke gebieden van het leven dan ook; beklemtoont in dit verband dat de EU passende maatregelen moet nemen om te waarborgen dat alle personen met een handicap al hun in de Europese Verdragen en wetgeving vastgelegde rechten kunnen uitoefenen, zoals toegang tot de rechter, goederen en diensten, met inbegrip van bankdiensten, werkgelegenheid en gezondheidszorg, evenals het stemrecht in de Europese verkiezingen en de consumentenrechten overeenkomstig het Verdrag, en dat de EU niet-dwingende maatregelen en mechanismen voor ondersteunde besluitvorming overeenkomstig het UNCRPD moet stimuleren;
137. verzoekt de Commissie met klem in de nieuwe strategie inzake alle mogelijke maatregelen op te nemen om de vrijheid en veiligheid te waarborgen van alle personen met welke vorm van handicap dan ook, overeenkomstig het Verdrag en de criteria van het UNCRPD-Comité;
138. verzoekt de Commissie met klem in toekomstige verordeningen het partnerschapsbeginsel met betrekking tot financiering te handhaven en erop toe te zien dat dit volledig wordt geëerbiedigd;
139. roept de Commissie op de stelselmatige betrokkenheid van personen met een handicap en hun belangenorganisaties bij alle besluitvormingsfasen te bevorderen, zowel op EU- als op nationaal niveau, en de capaciteitsopbouw van organisaties van personen met een handicap te financieren, zodat deze groep op een structurele manier kunnen deelnemen aan alle beslissingen die hun betreffen; verzoekt de lidstaten te blijven voorzien in UNCRPD-opleidingen zodat personen met een handicap op de hoogte zijn van hun rechten en discriminatie kan worden voorkomen;
140. herinnert eraan dat het UNCRPD-Comité zijn ernstige bezorgdheid heeft geuit over de zorgwekkende situatie van personen met een handicap in het kader van de huidige migratiecrisis in de EU; verzoekt de Commissie met klem de gehandicaptenproblematiek op te nemen in haar migratie- en vluchtelingenbeleid, en erop toe te zien dat bij alle EU-financiering ten behoeve van deze humanitaire crisis rekening wordt gehouden met gehandicaptenvraagstukken;
141. verzoekt de lidstaten met klem gegevens naar aard van de handicap uit te splitsen en nauw samen te werken met Eurostat om vergelijkbare gegevens te verkrijgen over handicaps in verschillende sectoren, met inbegrip van personen die in een instelling wonen, en de strategie inzake handicaps te koppelen aan de procedure inzake de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling;
142. benadrukt het belang van meetbare en vergelijkbare kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren, waaronder met betrekking tot toegankelijkheid, gelijkheid, werk, sociale bescherming, gezondheid, schoolresultaten en het aantal leerlingen in het inclusief onderwijs, teneinde een evaluatie uit te voeren van de tenuitvoerlegging van het UNCRPD door de EU en de lidstaten, en dringt met klem aan op het verzamelen van gegevens voor de toepassing van deze indicatoren;
143. dringt er bij de EU op aan in samenwerking met personen met een handicap en gehandicaptenorganisaties een op mensenrechten gebaseerd systeem van indicatoren te ontwikkelen, evenals een vergelijkbaar, veelomvattend systeem voor gegevensverzameling waarin gegevens worden uitgesplitst naar gender, leeftijd, plattelands- en stedelijke bevolking en aard van de handicap;
144. erkent dat met name personen met een verstandelijke handicap het risico lopen slachtoffer te worden van discriminatie en misbruik en vaak in instellingen worden geplaatst waar ze geen toegang tot onderwijs hebben en hun recht op zelfbeschikking niet kunnen uitoefenen;
145. verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem aanvullende maatregelen te nemen om ook de meest kwetsbare groepen, zoals dakloze personen met een handicap, te bereiken;
146. benadrukt het belang van voortdurende monitoring van de tenuitvoerlegging van het UNCRPD, overeenkomstig artikel 33 hiervan en in overleg met gehandicaptenorganisaties;
147. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de werkzaamheden van de EU-groep op hoog niveau voor de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid ter verbetering van de registratie en verzameling van gegeven met betrekking tot haatmisdrijven, ook haatmisdrijven tegen personen met een handicap beslaan;
148. dringt er bij alle lidstaten op aan de toezichtskaders vastgesteld overeenkomstig artikel 33, lid 2, van het UNCRPD te voorzien van afdoende en stabiele financiële en menselijke middelen om hun taken zelfstandig te kunnen uitvoeren;
149. dringt er bij de Commissie op aan het toezichtskader van de EU te voorzien van afdoende financiële middelen om zijn taken zelfstandig en naar behoren te kunnen uitvoeren;
150. herinnert eraan dat de Commissie verzoekschriften (PETI) elk jaar een groot aantal verzoekschriften ontvangt over moeilijkheden die personen met een handicap in de hele EU tijdens hun dagelijkse bezigheden ondervinden in verband met de acht voornaamste actiegebieden die in de Europese strategie inzake handicaps worden geïdentificeerd, evenals over andere toegankelijkheidskwesties, in het bijzonder de toegang tot gezondheidszorg en sociale bescherming, onderwijs en opleiding, de arbeidsmarkt, gebouwde omgeving en vervoer, goederen en diensten, informatie en communicatie, en deelname aan het politieke, openbare en culturele leven;
151. vraagt alle lidstaten het UNCRPD te ratificeren en het facultatief protocol te ondertekenen;
152. wijst op de beschermende rol die de Commissie verzoekschriften speelt door middel van de verzoekschriftenprocedure (los van de Europese Ombudsman, die is aangesteld om burgers te beschermen in geval van wanbeheer) in de context van het EU-kader voor het UNCRPD, die de indiener in staat stelt een klacht in te dienen wegens schending van zijn rechten door Europese, nationale en lokale autoriteiten; benadrukt dat uit de door de Commissie ontvangen verzoekschriften blijkt dat een doeltreffende, horizontale, niet-discriminerende en op mensenrechten gebaseerde benadering moet worden aangenomen wat betreft het beleid ten aanzien van personen met een handicap; onderstreept dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten een belangrijke rol speelt bij het consolideren van de grondrechten voor personen met een handicap in de EU en bij het ondersteunen van de tenuitvoerlegging door de EU van het UNCRDP;
153. benadrukt dat het leeuwendeel van de door de Europese burgers ingediende verzoekschriften betrekking heeft op problemen bij aanvraagprocedures, het krijgen van erkenning en de late betaling van invaliditeitspensioenen door de bevoegde instanties; benadrukt dat speciale aandacht aan deze kwesties moet worden besteed bij de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps en het deel over sociale bescherming, in overeenstemming met artikel 28 van het UNCRPD over een passende levensstandaard en sociale bescherming;
°
° °
154. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35.
- [2] UNCRPD/C/EU/CO/1.
- [3] PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65.
- [4] PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0485.
- [6] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0360.
- [7] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0318.
- [8] PB C 353 van 27.9.2016, blz. 41.
- [9] PB C 131 E van 8.5.2013, blz. 9.
- [10] PB C 212 E van 5.8.2010, blz. 23.
- [11] overwegende dat 'volwaardige burger' in de context van dit verslag moet worden begrepen in de betekenis die de UNCRPD aan dit begrip toekent, namelijk dat alle personen met een handicap recht hebben op volledige eerbiediging van alle mensenrechten;
- [12] Arrest van het Hof van Justitie van 11 april 2013, HK Danmark, gevoegde zaken C-335/11 en C-337/11, ECLI:EU:C:2013:222, punten 29-30; arrest van het Hof van Justitie van 18 maart 2014, Z, C-363/12, ECLI:EU:C:2014:159, punt 73; arrest van het Hof van Justitie van 22 mei 2014, Glatzel, C-356/12, ECLI:EU:C:2014:350, punt 68.
- [13] Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).
- [14] Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 110).
- [15] Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).
- [16] Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PB L 329 van 30.12.1993, blz. 34).
- [17] Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten (PB L 368 van 31.12.1994, blz. 38).
- [18] Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, COM(2008)0426.
- [19] Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
- [20] Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, PB L 200 van 7.6.2004, blz. 1.
- [21] Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, PB L 88, 4.4.2011, blz. 45.
ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (12.10.2017)
aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
inzake het voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps (2010-2020)
(2017/2127(INI))
Rapporteur voor advies: Nessa Childers
SUGGESTIES
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat in het kader van de doelstelling "Goede gezondheid en welzijn" in de Agenda 2030 onder meer wordt beoogd gezondheidszorg voor iedereen te bewerkstelligen, met inbegrip van bescherming tegen financiële risico's, veilige, doeltreffende en betaalbare geneesmiddelen en vaccins van goede kwaliteit voor iedereen; overwegende dat de lidstaten te vaak besparen op sociale uitkeringen en gezondheidszorg in verband met handicaps, waardoor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap wordt geschonden en de armoede en sociale uitsluiting verder toenemen;
B. overwegende dat in artikel 168, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) staat dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de bepaling van hun gezondheidsbeleid en de verstrekking van gezondheidsdiensten; onderkent dan ook dat de Europese strategie inzake handicaps alleen een succes kan zijn indien met de lidstaten wordt overlegd en samengewerkt;
C. overwegende dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie[1] personen met een handicap verminderd toegang tot gezondheidsdiensten hebben en niet altijd de gezondheidszorg krijgen die zij behoeven omdat bij de bevordering van de gezondheidszorg slechts zelden specifiek aandacht wordt besteed aan deze doelgroep (zo worden vrouwen met een handicap minder vaak op borstkanker gecontroleerd dan vrouwen zonder handicap, en worden teenagers met een handicap vaker van programma's voor seksuele voorlichting uitgesloten dan leeftijdsgenoten zonder handicap);
D. overwegende dat artikel 25 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap deze groep meer rechten toekent om de hoogst realiseerbare gezondheidszorg te genieten, zonder discriminatie;
E. overwegende dat de EU het voortouw neemt bij de ratificatie van mensenrechten; overwegende dat in de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de EU het beginsel wordt bevestigd van non-discriminatie en in artikel 35 het recht op gezondheidszorg; overwegende dat alle lidstaten het Verdrag moeten ratificeren en het Protocol moeten ondertekenen;
F. overwegende dat alle personen met een handicap gelijke rechten hebben, dat niet kan worden getornd aan hun waardigheid en aan hun recht op gelijke behandeling en dat zij recht hebben op volledige deelname aan de samenleving;
G. overwegende dat de incidentie van handicaps, die in Europa hoger is onder vrouwen, gezien de vergrijzing van de bevolking waarschijnlijk zal toenemen;
H. overwegende dat de acht aandachtsgebieden van de strategie nauw verband met elkaar houden;
I. overwegende dat personen met een handicap bijzonder kwetsbaar zijn voor tekortkomingen in de gezondheidsdiensten, resulterend in risico's voor hun gezondheid en een grotere kans op een vroegtijdige dood;
J. overwegende dat personen met een handicap bij de toegang tot gezondheidszorgdiensten op meerdere belemmeringen stuiten, waaronder onbetaalbare kosten, een beperkt aanbod van diensten, fysieke obstakels, en ontoereikende vaardigheden en kennis bij de gezondheidswerkers;
1. benadrukt dat een op mensenrechten gebaseerde benadering van het beleid ten aanzien van personen met een handicap essentieel is om een zo goed mogelijke gezondheid als grondrecht te verwezenlijken; erkent dat er door het overwicht van de medische kijk op handicaps in de beleidsvorming te weinig aandacht is voor het effect van sociale en fysieke obstakels voor de algemene gezondheid en het algemene welzijn van personen met een handicap;
2. beklemtoont dat, hoewel de toegang tot gezondheidszorg van de hoogste kwaliteit zonder discriminatie op grond van handicap een grondrecht is, personen met een handicap nog altijd op hardnekkige belemmeringen stuiten die verhinderen dat zij gelijke toegang tot gezondheidszorgdiensten hebben, waaronder te weinig beschikbare informatie over het recht op zorg, discriminatie door particuliere zorgverzekeraars, niet-toegankelijke zorgfaciliteiten en - in veel gevallen - zorg van lagere kwaliteit die niet op de behoeften van het individu toegesneden is; is van oordeel dat problemen en belemmeringen bij de toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg ertoe leiden dat personen met een beperking minder gemakkelijk een zelfstandig en inclusief leven kunnen leiden, op voet van gelijkheid met anderen;
3. benadrukt dat de nodige sociale ondersteuning gewaarborgd moet worden opdat personen met een handicap, en met name personen met een psychosociale handicap, hun rechten kunnen uitoefenen en volledige zelfstandigheid genieten; vraagt in verband hiermee te vermijden dat deze mensen in een instelling worden geplaatst en stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat zij niet zonder hun toestemming aan behandelingen worden onderworpen;
4. vindt het erg zorgwekkend dat veel meisjes en vrouwen met een handicap nauwelijks toegang tot seksuele en reproductieve rechten hebben, en verzoekt de lidstaten met klem op korte termijn richtsnoeren vast te stellen die waarborgen dat iedereen toegang heeft tot onderwijs, voorlichting en gezondheidszorg, alsmede tot diensten op de gebieden seksuele en reproductieve gezondheid, en dat de informatieverschaffing in passende formats plaatsvindt; is van oordeel dat geïnformeerde toestemming in verband met het gebruik van voorbehoedsmiddelen en medische procedures goed is voor de keuzevrijheid en het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen met een handicap daar waar het gaat om hun seksleven en reproductie;
5. wijst erop dat er dringend iets moet worden gedaan aan het algemene gebrek aan toegang tot multidisciplinaire specialistische zorg voor personen met een handicap en, als die er wel is, aan de lange wachttijden voor de patiënten, als groot obstakel voor gelijke toegang tot preventieve gezondheidszorg en behandeling, waardoor vaak de conditie van de gehandicapte patiënt achteruitgaat en de gezondheidszorgstelsels onnodig onder druk komen te staan;
6. herinnert aan de reproductieve rechten die in het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap zijn vastgesteld, waaronder het recht op toegang tot alomvattende reproductieve gezondheidszorg, met inbegrip van geboorteplanning en gezondheidszorg voor moeders, en informatie over gezondheidszorg, en het recht alleen medische procedures, inclusief sterilisatie en abortus, te ondergaan nadat daarvoor geïnformeerde toestemming is verleend, en het recht vruchtbaar te blijven op voet van gelijkheid met anderen;
7. geeft aan dat de gezondheidszorgstelsels garanties moeten bieden inzake de opsporing, aangifte en voorkoming van seksueel geweld en/of misbruik;
8. beklemtoont dat de toegang tot gezondheidszorg een essentieel punt van aandacht blijft daar waar het gaat om het waarborgen van een optimale kwaliteit van gezondheidszorg voor personen met een handicap, waaronder personen met geestelijke gezondheidsproblemen; onderkent dat meer moet worden gedaan op de gebieden gezondheidsbevordering en preventie voor personen met een handicap, zoals campagnes die wijzen op het belang van vroegtijdige opsporing van bepaalde vormen van kanker, waaronder borst- en baarmoederhalskanker;
9. dringt er bij de lidstaten op aan de diensten voor multidisciplinaire beoordeling en herbeoordeling van volwassenen met een handicap uit te breiden, met het oog op de ontwikkeling van op maat gemaakte plannen, die kunnen worden toegepast door middel van territoriale hulpbronnen (zoals thuiszorg/dagopvang/zorginstellingen) die voldoen aan de vastgestelde bio-psycho-sociale behoeften;
10. herhaalt zijn bezorgdheid om kwetsbare patiënten, zoals personen met psychosociale en verstandelijke handicaps; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat het recht van een patiënt om met kennis van zaken toestemming voor een behandeling te verlenen, niet ten onrechte wordt geweigerd; benadrukt het feit dat in het EU-beleid betreffende personen met een handicap specifiek de bescherming moet worden gegarandeerd van deze personen, die een verhoogd risico lopen om van het stelsel van gezondheidszorg te worden uitgesloten en die vaak niet in staat zijn om vrij en met kennis van zaken toestemming voor een behandeling te verlenen;
11. vindt het zorgwekkend dat er vaak geen afdoende wettelijke bescherming is tegen meervoudige en intersectionele discriminatie; verzoekt de Commissie en de lidstaten voor gelijke toegang tot gezondheidszorg te zorgen, ongeacht de handicap, de leeftijd, het geslacht, de seksuele geaardheid, het ras of de etnische oorsprong van de patiënt;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten zo snel mogelijk uitvoering te geven aan de Europese strategie inzake handicaps;
13. benadrukt het feit dat mensen met een lichamelijke handicap ook kampen met problemen op de gedigitaliseerde mobiliteitsmarkt; dringt erop aan de toegang tot deze markt voor personen met allerlei handicaps eenvoudiger te maken middels het gebruik van de talen, de formats en de technologieën die op die handicaps zijn toegesneden, waaronder gebarentaal, Braille, ondersteunende en alternatieve communicatiesystemen en andere toegankelijke communicatiemiddelen, -vormen en -formats van hun keuze, waaronder gemakkelijk te lezen taal, ondertiteling en persoonlijke tekstboodschappen, met name voor gezondheidsinformatie, met gebruikmaking van meer dan één zintuig;
14. geeft aan dat ervoor moeten worden gezorgd dat ziektekostenverzekeringen personen met een handicap niet discrimineren;
15. is ingenomen met het proefproject inzake een EU-gehandicaptenkaart en moedigt de lidstaten ertoe aan zich bij het initiatief aan te sluiten; verzoekt de Commissie indien nodig de vereiste middelen vrij te maken voor de ontwikkeling van het project in de hele EU;
16. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat personen met een handicap alarmnummer 112 in heel Europa gemakkelijk kunnen gebruiken;
17. benadrukt dat het feit dat patiënten met een handicap nog steeds weinig weet hebben en weinig gebruik maken van de bepalingen van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (hierna "richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg"genoemd), onder de loep moet worden genomen en moet worden verholpen; wijst erop dat deze richtlijn dringend in overeenstemming moet worden gebracht met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, om toegang tot betaalbare en kwalitatief hoogstaande grensoverschrijdende gezondheidszorg te garanderen; dringt er bij de lidstaten op aan de uitvoering van de richtlijn te bevorderen, onder meer door bijzondere aandacht te schenken aan de rechten van personen met een handicap;
18. beklemtoont het feit dat de onmogelijkheid van patiënten met een handicap om van grensoverschrijdende gezondheidszorg gebruik te maken, wanneer zij de bijkomende kosten als gevolg van hun handicap niet kunnen betalen, verhindert dat deze personen dit recht op basis van gelijkheid genieten; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem voor de non-discriminatoire toepassing te zorgen van de richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg;
19. is verheugd over de toepassing van de richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg, die de toegang tot gezondheidszorg voor patiënten met een handicap, in theorie, heeft vergemakkelijkt; betreurt anderzijds het gebrek aan kennis over dit instrument, waardoor het objectieve potentieel ervan in werkelijkheid sterk beperkt is; acht het in dit opzicht raadzaam de opleiding voor huisartsen te verbeteren, zodat zij nuttig advies kunnen geven over de door de richtlijn geboden mogelijkheden; hoopt bovendien dat de nationale contactpunten die werden opgericht als schakel tussen gebruikers en verstrekkers van gezondheidszorg, zodanig kunnen worden ontwikkeld om aan de burgers, die, zoals blijkt uit de Eurobarometer, niet weten dat deze informatiepunten bestaan, duidelijke en transparante informatie te verstrekken over de kwaliteits- en veiligheidsnormen van het nationale gezondheidsstelsel en hen te begeleiden bij de gezondheidskeuzes die zij moeten maken;
20. vraagt dat de gevolgen van de richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg voor personen met een handicap worden beoordeeld;
21. beveelt aan dat de Commissie en de lidstaten met de organisaties van personen met een handicap samenwerken om te waarborgen dat de nationale contactpunten in toegankelijke formats informatie over het recht op grensoverschrijdende gezondheidszorg bijeenbrengen en verspreiden;
22. verzoekt de Commissie bij het verzamelen van bewijs en het formuleren van beleid voor een benadering te kiezen die de mensenrechten centraal stelt, teneinde minder de nadruk op de handicap van het individu te leggen en ten volle rekening te houden met de belemmeringen waar personen met een lichamelijke, geestelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap mee worden geconfronteerd bij hun contacten met de omgeving;
23. verzoekt de lidstaten met klem de horizontale richtlijn gelijke behandeling goed te keuren, teneinde te komen tot een betere bescherming tegen discriminatie op grond van handicap in – onder andere – de gezondheidszorg, en aldus meervoudige discriminatie aan te pakken;
24. vraagt de Commissie en de lidstaten het kader van de Europese referentienetwerken ten volle te benutten om multidisciplinaire en gespecialiseerde gezondheidszorg voor personen met een handicap in het algemeen, en met name voor mensen met zeldzame handicaps, te ontwikkelen en toegankelijker te maken;
25. verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten, het Parlement, de overige instellingen en het brede publiek te beginnen met het werk aan een Europese strategie inzake handicaps voor de periode na 2020; is van oordeel dat dit met name belangrijk is omdat de Europese strategie inzake handicaps in de periode 2010-2020 niet aan een grondige herziening onderworpen zal zijn; vestigt de aandacht van de Commissie met name op de resolutie van het Parlement van 7 juli 2016 over de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en op de resultaten van het door het Europees Parlement gefinancierde project vulnerABLE;
26. wijst erop dat de Commissie in het actieplan voor de gezondheidswerkers in de EU en in de agenda van de Unie voor effectieve, toegankelijke en veerkrachtige zorgstelsels te weinig aandacht besteedt aan handicaps, aangezien zij in geen van beide teksten specifiek worden behandeld;
27. roept de lidstaten op zich te onthouden van bezuinigingen op uitkeringen, gemeenschapsdiensten, gezondheidszorg en opleidings- en onderwijsprogramma's met betrekking tot invaliditeit, die het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ondergraven en tot nog grotere armoede en sociale uitsluiting leiden;
28. spoort aan tot de goedkeuring, via kaderprogramma's voor onderzoek en andere financiële instrumenten, van proefprojecten zoals telegeneeskunde, ter vereenvoudiging van de toegang voor patiënten met een handicap tot de nodige gezondheidszorg, inclusief noodhulpdiensten;
29. hoopt dat de lidstaten, in overeenstemming met het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020, het Europees Sociaal Fonds en andere Europese structuur- en investeringsfondsen gebruiken voor de financiering van alle maatregelen die kunnen bijdragen tot de bescherming van de gezondheid van personen met een handicap, via geïntegreerde en gepersonaliseerde begeleiding en advisering en oriëntering naar gezondheids- en sociale diensten;
30. moedigt de Commissie aan voor follow-up te zorgen van de voorstellen om de Structuurfondsen te mobiliseren om werkers in de gezondheidszorg "handicapbewust" te maken en iets te doen aan het gebrek aan kennis over aan handicaps gerelateerde condities;
31. beveelt aan de middelen van de Europese Structuurfondsen die voor gezondheidszorg en andere diensten worden gebruikt stelselmatig in te zetten voor het bevorderen van de overgang van geïnstitutionaliseerde zorg naar onafhankelijk leven in de gemeenschap, alsook in te zetten op de betrokkenheid en raadpleging van patiëntenorganisaties;
32. wijst op het succes van de tweede gemeenschappelijk actie inzake dementie en hoopt tegelijkertijd dat voor de volgende drie jaar extra middelen zullen worden besteed door de farmaceutische ondernemingen die aan het initiatief innovatieve geneesmiddelen deelnemen;
33. beklemtoont dat onafhankelijk en ondersteund leven doorslaggevende factoren voor empowerment zijn en dat personen met een handicap het recht hebben de controle over hun eigen leven uit te oefenen; verzoekt de Commissie en de lidstaten daarom maatregelen te nemen die kwalitatief hoogstaande en gepersonaliseerde ondersteuning voor een onafhankelijk bestaan waarborgen;
34. verzoekt de Commissie een strategie te ontwikkelen voor bijstand aan personen met een handicap na het overlijden van familieleden die zich met hun dagelijkse verzorging bezighielden (naar het voorbeeld van de recente Italiaanse wet "dopo di noi");
35. verzoekt de Commissie en de lidstaten de problematiek van handicaps beter voor het voetlicht te brengen, en zich ervoor in te zetten dat handicap als een component in de nationale gezondheidsmaatregelen en ‑programma's wordt opgenomen;
36. herinnert de Commissie aan de geestelijke gezondheidscrisis die het Europese continent op dit moment treft; wijst op de raming van de WHO dat ten minste een op de vier mensen ten minste een keer in zijn leven met geestelijke gezondheidsproblemen zal worden geconfronteerd; is van oordeel dat deze kwesties net zo veel aandacht verdienen als lichamelijke gezondheidsproblemen; geeft aan dat dit met name belangrijk is omdat het gemeenschappelijk actieplan voor geestelijke gezondheid en welzijn in 2016 is afgelopen; wijst op het belang van het EU-kompas voor actie inzake geestelijke gezondheid en welzijn voor een benadering voor heel Europa van het aanpakken van geestelijke gezondheidskwesties;
37. verzoekt de Commissie en de lidstaten strategieën te ontwikkelen die waarborgen dat personen met een handicap op de hoogte zijn van hun eigen gezondheidssituatie, werkers in de gezondheidszorg te ondersteunen, en de rechten en de waardigheid van personen met een handicap te beschermen;
38. verzoekt de Commissie met klem grondig te analyseren waar de verschillen zitten tussen de slotopmerkingen van de VN en haar eigen voortgangsverslag, met name wat de prioriteit betreft die in de Europese strategie inzake handicaps aan gezondheid wordt toegekend;
39. geeft aan dat het moeilijk is vast te stellen welke de tastbare voordelen en resultaten van de Europese strategie inzake handicaps zijn; vindt het teleurstellend dat er geen meldingen zijn van gebruik van het Europees Sociaal Fonds voor het bevorderen van opleiding van werkers in de gezondheidszorg op het gebied van handicaps; verzoekt de Commissie hier in het bijzonder naar te kijken, teneinde te bepalen hoe hier vooruitgang kan worden geboekt;
40. vindt dat verloskundige zorg dichtbij huis op lidstaatniveau stelselmatig moet worden bevorderd als een openbare dienst, teneinde handicaps als gevolg van complicaties tijdens de bevalling te reduceren en de veiligheid van de moeder en het kind tijdens de bevalling te garanderen, overeenkomstig de controlelijst inzake veilige bevallingen van de WHO;
41. vindt het bemoedigend hoeveel vooruitgang de Europese sector telegeneeskunde heeft geboekt, en constateert dat deze sector het in zich heeft de mogelijkheid van personen met een handicap om gebruik te maken van diensten fundamenteel te veranderen; gelooft daarnaast dat de introductie van 4G-technologie, de opkomst van 5G en de verspreiding van het "internet of things" in betere gezondheidszorg voor personen met een handicap zullen resulteren; verzoekt de Commissie te waarborgen dat de Europese gezondheidstechnologiesector niet gedwarsboomd wordt door buitensporige regelgeving en passend toegang heeft tot financiering.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
12.10.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
60 0 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marco Affronte, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Lynn Boylan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Birgit Collin-Langen, Miriam Dalli, Seb Dance, Mark Demesmaeker, Stefan Eck, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Jytte Guteland, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Urszula Krupa, Jo Leinen, Peter Liese, Norbert Lins, Rupert Matthews, Valentinas Mazuronis, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Gilles Pargneaux, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Julia Reid, Daciana Octavia Sârbu, Annie Schreijer-Pierik, Renate Sommer, Ivica Tolić, Nils Torvalds, Adina-Ioana Vălean, Jadwiga Wiśniewska, Damiano Zoffoli |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Herbert Dorfmann, Luke Ming Flanagan, Elena Gentile, Merja Kyllönen, Ulrike Müller, Christel Schaldemose, Bart Staes, Keith Taylor |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
John Howarth, Răzvan Popa |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
60 |
+ |
|
ALDE |
Catherine Bearder, Gerben-Jan Gerbrandy, Valentinas Mazuronis, Ulrike Müller, Nils Torvalds |
|
ECR |
Mark Demesmaeker, Arne Gericke, Julie Girling, Urszula Krupa, Rupert Matthews, Bolesław G. Piecha, Jadwiga Wiśniewska |
|
EFDD |
Piernicola Pedicini, Julia Reid |
|
ENF |
Sylvie Goddyn |
|
GUE/NGL |
Lynn Boylan, Stefan Eck, Luke Ming Flanagan, Kateřina Konečná, Merja Kyllönen |
|
NI |
Zoltán Balczó |
|
PPE |
Pilar Ayuso, Ivo Belet, Birgit Collin-Langen, Herbert Dorfmann, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Jens Gieseke, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Peter Liese, Norbert Lins, Annie Schreijer-Pierik, Sven Schulze, Renate Sommer, Ivica Tolić, Adina-Ioana Vălean |
|
S&D |
Biljana Borzan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Miriam Dalli, Seb Dance, Elena Gentile, Jytte Guteland, John Howarth, Karin Kadenbach, Jo Leinen, Susanne Melior, Gilles Pargneaux, Răzvan Popa, Christel Schaldemose, Daciana Octavia Sârbu, Damiano Zoffoli |
|
VERTS/ALE |
Marco Affronte, Benedek Jávor, Bart Staes, Keith Taylor |
|
0 |
- |
|
|
|
|
1 |
0 |
|
PPE |
Miroslav Mikolášik |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] Disability and health Fact sheet, november 2016.
ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs (13.10.2017)
aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
inzake de toepassing van de Europese strategie inzake handicaps
(2017/2127(INI))
Rapporteur voor advies: Julie Ward
SUGGESTIES
De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. acht het van essentieel belang op alle beleidsterreinen een op rechten gebaseerde aanpak te volgen ten aanzien van de kwestie van mensen met een handicap;
2. verzoekt de Commissie meer ondersteuning te bieden aan de inspanningen van de lidstaten om juridische en organisatorische belemmeringen weg te nemen en te zorgen voor gelijke toegang voor mensen met een handicap tot inclusief onderwijs en inclusieve opleiding, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs, cultuur, toerisme en sport; benadrukt het belang van het waarborgen van de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van geïndividualiseerde ondersteuningsdiensten voor mensen met een handicap;
3. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat onderwijs en opleiding zodanig georganiseerd zijn dat kinderen en volwassenen met een fysieke of intellectuele beperking erin worden opgenomen, door ondersteuning, bijstand en individueel onderricht te verstrekken;
4. dringt er bij de lidstaten op aan om te zorgen voor toegang tot kwalitatief goed en inclusief onderwijs voor jonge kinderen en lager onderwijs en sociale zorg, om passende structuren en doeltreffende maatregelen in te voeren voor jonge kinderen met een handicap en/of speciale onderwijsbehoeften, om te voorzien in individuele ondersteuning in het belang van het kind, ook voor migrantenkinderen en kinderen die het slachtoffer zijn van meervoudige discriminatie, om te beantwoorden aan de specifieke en uiteenlopende behoeften en om de succesvolle inclusie van migranten en minderheden in het regulier onderwijs te bevorderen;
5. verzoekt de lidstaten alle nodige middelen in te zetten, met inbegrip van voldoende financiering, voor een adequate ondersteuning van scholieren en studenten met een handicap en de opleiding van personeel van onderwijsinstellingen en instellingen voor een leven lang leren;
6. benadrukt dat het essentieel is om leerkrachten en opleiders voor te bereiden op het werken met kinderen met een handicap en om hun passende ondersteuning te bieden; moedigt de lidstaten aan inclusief onderwijs en inclusieve opleiding en bij- en nascholing voor leerkrachten en opleiders te ontwikkelen en daarbij gebruik te maken van de inbreng van diverse belanghebbenden, in het bijzonder organisaties die mensen met een handicap en beroepsbeoefenaars met een handicap vertegenwoordigen;
7. betreurt de geleidelijk afnemende overheidsuitgaven voor onderwijs ten gevolge van de economische crisis in Europa; wijst erop dat onderwijs een fundamenteel mensenrecht en een algemeen goed is;
8. vraagt, gezien het grote aantal voortijdige schoolverlaters onder jongeren met een handicap en/of speciale onderwijsbehoeften, om de mogelijkheden die worden geboden door een leven lang leren en het aanbieden van aantrekkelijke alternatieven nader te onderzoeken; beschouwt het bevorderen van programma's voor een leven lang leren voor mensen met een handicap als een essentieel onderdeel van de Europese strategie inzake handicaps;
9. bevordert de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van inclusief onderwijs en een leven lang leren tussen leerkrachten, personeel, bestuursorganen, studenten en leerlingen met een handicap;
10. pleit ervoor te zorgen voor speciale adviseurs op locatie bij universiteiten, arbeidsbureaus en andere arbeidsbemiddelingsdiensten en ‑initiatieven, teneinde studenten met een handicap advies te geven over carrièremogelijkheden;
11. verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten streefdoelen vast te stellen voor deelname aan onderwijs en opleiding, armoedebestrijding en werkgelegenheid voor mensen met een handicap en mensen met speciale behoeften, en om hun situatie op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau nauwlettend in de gaten te houden;
12. uit zijn bezorgdheid over het feit dat, hoewel er sprake is van verbetering, mensen met een handicap nog steeds een hoog risico lopen op werkloosheid en dat minder dan 30 % tertiair of gelijkwaardig onderwijs heeft voltooid, tegenover ongeveer 40 % van de mensen zonder handicap; verzoekt de lidstaten en de Commissie derhalve bijzondere aandacht te besteden aan de moeilijkheden die jongeren met een handicap en/of speciale onderwijsbehoeften ondervinden bij de overgang van secundair en universitair onderwijs en/of beroepsopleiding naar de arbeidsmarkt en hierbij gebruik te maken van alle bestaande instrumenten en initiatieven op het gebied van werkgelegenheid, jeugdbeleid, cultuur, sport en onderwijs, zoals de jongerengarantie, Jeugd in beweging, het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO); roept de betrokken verenigingen, de families van mensen met een handicap en de mensen met een handicap zelf bovendien op om deel te nemen aan het gehele besluitvormingsproces;
13. roept ertoe op een breder aanbod van hoogwaardige stages beschikbaar te stellen aan en toegankelijk te maken voor jongeren met een handicap;
14. wijst er in verband met de werkgelegenheid op dat de beschikbaarstelling van een persoonlijk assistent tijdens werkuren in veel gevallen de enige optie is die het mogelijk maakt voor mensen met een handicap om te werken, deel uit te maken van een team en niet gedwongen thuis te werken; verzoekt de lidstaten de nodige maatregelen te treffen en te bevorderen om de toegankelijkheid en inclusiviteit van werkplekken te waarborgen;
15. benadrukt dat lage opleidingsniveaus, het verschijnsel van voortijdig schoolverlaten, het gebrek aan aangepaste programma's, discriminatie, het gebrek aan vaardigheden en ondersteuning van de werkgelegenheid, alsook de gebrekkige toegankelijkheid van werkplekken nog altijd de grootste obstakels voor arbeidsmarktintegratie zijn;
16. betreurt dat de arbeidsparticipatie van vrouwen met een handicap onder 50 % ligt, hetgeen de dubbele discriminatie aan de dag legt waarmee zij te kampen hebben en waardoor zij moeilijk een volwaardige rol in de maatschappij kunnen vervullen;
17. moedigt de openbare instellingen en ondernemingen in de EU aan diversiteitsbeleid en de nationale diversiteitshandvesten ten uitvoer te leggen;
18. acht het van essentieel belang om doeltreffende toegang tot mobiliteit te bevorderen – onder meer door in alle lidstaten de EU-gehandicaptenkaart in te voeren, een systeem van wederzijdse erkenning dat momenteel door de EU wordt ontwikkeld om te zorgen voor gelijke toegang tot bepaalde voordelen, voornamelijk op het gebied van cultuur, ontspanning, sport en vervoer – en tot buitenschoolse activiteiten zoals theater, dans, muziek en kunst, om de informatievoorziening voor mensen met een handicap inzake mobiliteitsmogelijkheden te verbeteren, om hun de nodige begeleiding en bijstand te bieden en om de moeilijkheden aan te pakken die zij ondervinden, onder meer door het personeel van nationale agentschappen en ontvangende instellingen passend op te leiden;
19. wijst er nogmaals op dat, ondanks de inspanningen om het programma Erasmus+ en andere mobiliteitsinitiatieven inclusiever te maken, het gebrek aan harmonisatie tussen de nationale socialezekerheidsstelsels en aan overdraagbaarheid van rechten de mobiliteit van mensen met een handicap ernstig belemmert; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve de samenwerking op dit gebied te versterken om de mobiliteit van mensen met een handicap te bevorderen en discriminerende praktijken in de selectieprocedures voor mobiliteitsregelingen – zoals de instelling van een begrotingslimiet op de ontvangst van studenten met een handicap, met name in het kader van Erasmus+ – te voorkomen; beveelt in het algemeen aan de financiële behoeften van jongeren met een handicap in aanmerking te nemen bij de opstelling van de begrotingen voor mobiliteitsprogramma's, teneinde discriminatie te voorkomen;
20. is ingenomen met de voortdurende inspanningen om toegangsbepalingen op te nemen in de programma's en initiatieven van de Unie en roept op tot verdere mainstreaming van de toegankelijkheidsvereisten in het culturele beleid van de Unie, onder andere door middel van de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Marrakesh, de herziening van de richtlijn audiovisuele mediadiensten, de culturele hoofdsteden van Europa en Creatief Europa; benadrukt evenwel dat in het kader van de goedkeuring van de Europese toegankelijkheidswet een omvattende, transversale aanpak van de toegankelijkheid van alle diensten noodzakelijk is;
21. is van mening dat de voortdurende modernisering in de culturele en creatieve sector ertoe kan bijdragen dat diensten daadwerkelijk toegankelijk worden; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve te waarborgen dat de relevante organisaties hun diensten toegankelijk maken, en maatregelen te treffen om te zorgen voor algemenere toegang tot cultuur voor mensen met een handicap, niet alleen als toeschouwers, maar ook als deelnemers en hoofdpersonen die, zonder op enigerlei wijze te worden gediscrimineerd, kunnen deelnemen aan de culturele praktijk;
22. is ingenomen met de toezegging om het maatschappelijk bewustzijn omtrent vraagstukken inzake mensen met een handicap te vergroten; onderstreept voorts dat de media een essentiële rol kunnen spelen bij bewustmaking, door stigmatisering en misleidende informatie tegen te gaan en maatschappelijke misvattingen over mensen met een handicap en mensen met speciale behoeften recht te zetten; wijst er bovendien op dat de media, door het bewustzijn omtrent en het inzicht in de gehandicaptenproblematiek en de diversiteit van mensen met een handicap en hun situaties te vergroten, een actieve bijdrage kunnen leveren aan de doeltreffende en succesvolle integratie van mensen met een handicap in alle aspecten van het maatschappelijk leven; benadrukt tevens dat het belangrijk is burgers voor te lichten over kwesties in verband met mensen met een verborgen/onzichtbare handicap, teneinde deze personen tegen misbruik te beschermen;
23. onderstreept dat jongeren met een handicap minder aan lichaamsbeweging doen dan hun leeftijdsgenoten zonder handicap, en dat scholen een belangrijke rol spelen bij het aannemen van een gezonde levensstijl; benadrukt daarom het belang van het bevorderen van een grotere deelname van jongeren met een handicap aan lichamelijke activiteiten; verzoekt de lidstaten alle bestaande belemmeringen die de deelname van mensen met een handicap of mensen met speciale behoeften aan sportactiviteiten in de weg staan snel uit de weg te ruimen;
24. is verheugd over de toegenomen steun voor toegang tot sport voor mensen met een handicap in het kader van het programma Erasmus+, en roept op tot het verlenen van passende steun aan initiatieven die zijn gericht op het verbeteren van de toegankelijkheid van en deelname aan sport op alle niveaus, ook voor mensen met tijdelijke beperkingen;
25. herinnert aan de noodzaak om de digitale kloof te overbruggen en ervoor te zorgen dat mensen met een handicap ten volle kunnen profiteren van de digitale Unie; benadrukt in dit verband hoe belangrijk het is de digitale vaardigheden en competenties van mensen met een handicap te verbeteren, met name via projecten die in het kader van het programma Erasmus+ worden gefinancierd, en verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat kwetsbare burgers – met inbegrip van mensen met een handicap – in de online-omgeving worden beschermd, door middel van doeltreffende maatregelen tegen haatzaaiende uitingen, cyberpesten en alle vormen van online discriminatie en door in zowel het formeel als het niet-formeel onderwijs meer lessen in digitale en mediageletterdheid aan te bieden; verzoekt de lidstaten voorts om kinderen met een handicap kosteloos passende technologische onderwijsinstrumenten ter beschikking te stellen, teneinde hen in staat te stellen volledig deel te nemen aan onderwijs- en opleidingsactiviteiten;
26. pleit voor een intensiever gebruik van digitale instrumenten en digitalisering als middel om de toegang van mensen met een handicap tot een voltijdse baan op gebieden zoals de IT-sector te ondersteunen;
27. verzoekt de lidstaten Richtlijn (EU) 2016/2102 inzake de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties[1] onverwijld om te zetten, teneinde ervoor te zorgen dat iedereen gebruik kan maken van het recht op informatie en democratische participatie; verzoekt de EU-instellingen in dit verband om te voldoen aan de in deze richtlijn vastgelegde voorschriften en verplichtingen met betrekking tot de toegankelijkheid van EU-websites, en om meer inspanningen te leveren om het gebruik van gebarentaal in de communicatie en de werking van de EU-instellingen te vergemakkelijken, teneinde meer mogelijkheden te scheppen voor interactie met burgers met een handicap;
28. bevestigt, in het kader van de Europese pijler van sociale rechten, dat erop moet worden toegezien dat naast de sociale partners ook het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers van mensen met een handicap deelnemen aan de maatschappelijke dialoog;
29. is van mening dat in het kader van het onderwijs in actief burgerschap aandacht moet worden besteed aan de vooruitzichten van mensen met een handicap die onevenredig meer en ook fysieke belemmeringen ondervinden voor wat de toegang tot burgerparticipatie betreft; herinnert eraan dat alle burgers het recht hebben om te stemmen en roept de lidstaten op de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat dit recht ook kan worden uitgeoefend door mensen met een handicap;
30. stelt met bezorgdheid vast dat vluchtelingen en asielzoekers met een handicap met velerlei uitdagingen te kampen hebben, zoals een gebrekkige toegang tot bijstand en onderwijs en onvoldoende toegang tot hulptechnologie, die de communicatie en integratie gemakkelijker zou kunnen maken; roept de Commissie derhalve op om, samen met de lidstaten en in samenwerking met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR), de rechten van mensen met een handicap onder vluchtelingen en asielzoekers te bevorderen en te beschermen, en moedigt de lidstaten aan om te zorgen voor gelijke toegang tot onderwijs voor iedereen, met name door middel van specifieke programma's en maatregelen voor immigranten en vluchtelingen met een handicap, alsook om goede praktijken uit te wisselen inzake innovatieve en succesvolle programma's voor vluchtelingen met een handicap, in het bijzonder op het gebied van inclusief en buitengewoon onderwijs, beroepsopleiding en de ontwikkeling van vaardigheden;
31. benadrukt de belangrijke rol van verzorgers en in het bijzonder gezinsleden, die vaak bijna de volledige verzorging en ondersteuning van een persoon met een handicap op zich nemen; benadrukt dat er dringend EU- en nationale beleidsmaatregelen en in aansluiting daarop wetgevingsinitiatieven ter ondersteuning van het gezin moeten worden opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat in bijna alle gevallen de zorg voor mensen met een handicap neerkomt op de moeder, die gedwongen is haar beroepsactiviteit te beperken of op te schorten om het gehandicapte gezinslid te ondersteunen, met name als het gaat om jongeren en ouderen; verzoekt de lidstaten relevante en passende maatregelen te nemen om gezinnen en verzorgers te ondersteunen, en een reeks regelgevingsinstrumenten en diensten te ontwikkelen waardoor ouders of gezinsleden van minderjarigen met een handicap gebruik kunnen maken van verlof en/of vrijstelling van werk, zodat zij hun werk en zorgtaken beter kunnen combineren;
32. benadrukt dat de EU-wetgeving alleen geleidelijk in overeenstemming kan worden gebracht met de bepalingen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap als de richtlijn inzake de Europese toegankelijkheidswet sneller wordt aangenomen en alle lidstaten worden opgeroepen het Facultatief Protocol bij het Verdrag te ondertekenen en te ratificeren en de aanbevelingen van het VN-Comité betreffende artikel 24 ten uitvoer te leggen, zodat de EU zich kan voorzien van de nodige middelen om inclusief en hoogwaardig onderwijs beter toegankelijk te maken;
33. herinnert aan de verplichtingen in het door de Europese Unie geratificeerde VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, alsook aan de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin staat dat onafhankelijkheid, integratie en toegang tot een inclusief onderwijs- en opleidingssysteem, cultureel leven, ontspanning en sport rechten zijn die worden gewaarborgd en dat elke vorm van discriminatie op grond van handicap verboden is; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan zich harder in te spannen om deze verplichtingen volledig na te komen door wetgevingsmaatregelen vast te stellen die in overeenstemming met deze rechten zijn, aangezien anders het gevaar bestaat dat de in de Europese strategie inzake handicaps vastgestelde streefdoelen voor 2020 niet worden gehaald;
34. is van oordeel dat er behoefte is aan een grotere synergie tussen de Europese strategie inzake handicaps en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, met name met betrekking tot onderwijs en opleiding, die moeten worden versterkt;
35. verzoekt om passende financiering en steun voor voortgangsmonitoring en voor de toetsing van bestaande en toekomstige wetgevingshandelingen van de Unie met betrekking tot de verplichtingen uit hoofde van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;
36. benadrukt dat er behoefte is aan betere gegevensverzameling, statistieken en toezicht om de tenuitvoerlegging en resultaten van de Europese strategie inzake handicaps beter te kunnen beoordelen; betreurt dat bijvoorbeeld onder de indicatoren van de EU-doelstellingen voor duurzame ontwikkelingen de onderwijsindicator niet is uitgesplitst naar handicap; onderstreept dat de Europese strategie inzake handicaps erop gericht moet zijn de ontbrekende gegevens te verzamelen over de toegang tot onderwijs voor mensen met een handicap; verzoekt de lidstaten en de Commissie daarom een doeltreffend gegevensverzamelingssysteem in te voeren, waarbij duidelijke indicatoren voor de toegang tot onderwijs voor mensen met een handicap worden gehanteerd en met name gegevens over sterk afhankelijke personen worden verzameld; acht het zinvol om bij de opzet van programma's ook een genderperspectief te hanteren, en om met betrekking tot de situatie van mensen met een handicap en het toezicht op de relevante beleidslijnen en maatregelen naar geslacht uitgesplitste gegevens te verzamelen, alsook intersectionele gegevens over kwetsbare personen en personen die te maken hebben met meervoudige discriminatie;
37. verzoekt de lidstaten en de Commissie steun te verlenen aan een netwerk en samenwerking op EU-niveau tussen nationale en Europese gehandicaptenorganisaties, teneinde de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken te bevorderen.
BIJLAGE: LIJST VAN ENTITEITEN OF PERSONEN WAARVAN /VAN WIE DE RAPPORTEUR VOOR ADVIES INFORMATIE HEEFT ONTVANGEN
De volgende lijst wordt op zuiver vrijwillige basis opgesteld onder de exclusieve bevoegdheid van de rapporteur voor advies. De rapporteur heeft bij de opstelling van het advies tot het moment van goedkeuring in de commissie informatie ontvangen van de volgende entiteiten of personen:
Entiteit en/of persoon |
|
Europees Agentschap Ontwikkeling van onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften |
|
Europees Gehandicaptenforum |
|
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
10.10.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
26 0 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Isabella Adinolfi, Dominique Bilde, Andrea Bocskor, Nikolaos Chountis, Silvia Costa, Mircea Diaconu, Damian Drăghici, Angel Dzhambazki, María Teresa Giménez Barbat, Svetoslav Hristov Malinov, Curzio Maltese, Rupert Matthews, Morten Messerschmidt, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Michaela Šojdrová, Helga Trüpel, Sabine Verheyen, Julie Ward, Theodoros Zagorakis, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Krystyna Łybacka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Michel Reimon, Remo Sernagiotto |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Miltiadis Kyrkos, Jarosław Wałęsa, Patricija Šulin |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
26 |
+ |
|
ALDE |
Mircea Diaconu, María Teresa Giménez Barbat |
|
ECR |
Angel Dzhambazki, Rupert Matthews, Morten Messerschmidt, Remo Sernagiotto |
|
EFDD |
Isabella Adinolfi |
|
GUE/NGL |
Nikolaos Chountis, Curzio Maltese |
|
PPE |
Andrea Bocskor, Svetoslav Hristov Malinov, Sabine Verheyen, Jarosław Wałęsa, Theodoros Zagorakis, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Michaela Šojdrová, Patricija Šulin |
|
S&D |
Silvia Costa, Damian Drăghici, Miltiadis Kyrkos, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Julie Ward, Krystyna Łybacka |
|
Verts/ALE |
Michel Reimon, Helga Trüpel |
|
0 |
- |
|
1 |
0 |
|
ENF |
Dominique Bilde |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1.
STANDPUNT IN DE VORM VAN AMENDEMENTEN van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (12.9.2017)
aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
inzake de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps
Rapporteur voor advies: Rosa Estaràs Ferragut
AMENDEMENTEN
De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Ontwerpresolutie Visum 5 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
- gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Serie Europese Verdragen nr. 5, 1950) en de protocollen daarbij, |
Amendement 2 Ontwerpresolutie Visum 5 ter (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
- gezien het Europees Sociaal Handvest (ETS nr. 35, 1961, herzien in 1996, ETS nr. 163), |
Amendement 3 Ontwerpresolutie Visum 5 quater (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
- gezien Aanbeveling CM/Rec(2002)5 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa inzake de bescherming van vrouwen tegen geweld en aanbeveling CM/Rec(2007)17 inzake normen en mechanismen voor gendergelijkheid, |
Amendement 4 Ontwerpresolutie Visum 5 quinquies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
- gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW, 1979) en het daarbij behorende facultatieve protocol (1999), |
Amendement 5 Ontwerpresolutie Visum 17 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
- gezien de studie van het directoraat-generaal Intern Beleid van de Unie getiteld "Discrimination Generated by the Intersection of Gender and Disability", |
Amendement 6 Ontwerpresolutie Overweging A bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
A bis. overwegende dat er meer dan 80 miljoen personen met een handicap in de EU wonen, die dringend behoefte hebben aan een toegankelijke, onbevooroordeelde omgeving; overwegende dat een op vier Europeanen een familielid met een handicap heeft; overwegende dat er in de EU ongeveer 46 miljoen vrouwen en meisjes met een handicap zijn, oftewel zo'n 16 % van de totale vrouwelijke bevolking van de EU; |
Amendement 7 Ontwerpresolutie Overweging C bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C bis. overwegende dat meervoudige discriminatie op grond van geslacht en handicap in al zijn vormen een aanhoudend probleem is, dat tot sociale uitsluiting (gebrek aan zelfvertrouwen, financiële afhankelijkheid, sociaal isolement), uitsluiting in het onderwijs (grote aantallen ongeletterden, lagere opleidingsniveaus, vooral bij vrouwen) en uitsluiting op de arbeidsmarkt (lagere participatie op de arbeidsmarkt, vaak laagbetaalde, tijdelijke of onzekere banen) leidt, met bijkomende stress en psychologische problemen voor personen met een handicap, hun gezinnen en hun zorgverleners tot gevolg; |
Amendement 8 Ontwerpresolutie Overweging C ter (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C ter. overwegende dat in artikel 9 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap wordt erkend dat passende maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat personen met een handicap, met name meisjes en vrouwen, effectief toegang krijgen tot de fysieke omgeving, tot vervoersvoorzieningen, tot informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologie, en tot andere voorzieningen en diensten die openstaan voor of verleend worden aan het publiek, zowel in stedelijke als in landelijke gebieden; |
Amendement 9 Ontwerpresolutie Overweging C quater (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C quater. overwegende dat personen met een handicap en vooral vrouwen met een handicap een lager inkomen hebben en vaak geen auto hebben; overwegende dat vrouwen langer leven dan mannen, en dat het noodzakelijk is om buurtparticipatie, ruimte voor voetgangers en aanpassingen van gebouwen en woningen te bevorderen om de factoren die bijdrage aan de uitsluiting van deze vrouwen uit het sociaaleconomische leven, het onderwijs en de arbeidsmarkt te beperken; overwegende dat een goed ontworpen gebouwde omgeving voor alle activiteiten en diensten in de openbare ruimte vrouwen en in het bijzonder vrouwen met een handicap in staat zou stellen en zou aanmoedigen om deel te nemen aan het sociaaleconomische leven; |
Amendement 10 Ontwerpresolutie Overweging C quinquies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C quinquies. overwegende dat er meer vrouwelijke dan mannelijke reizigers zijn in het openbaar vervoer en dat vrouwen vaker complexe vervoerspatronen hebben, aangezien velen van hen voor afhankelijke gezinsleden zorgen, en dat vervoer evenals producten en diensten met betrekking tot vervoer op een veilige manier toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap, zodat zij zich zelfstandig kunnen verplaatsen; |
Amendement 11 Ontwerpresolutie Overweging C sexies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C sexies. overwegende dat vrouwen en meisjes met een handicap vaak kampen met een gebrek aan informatie over en bescherming van hun seksuele en reproductieve rechten en weinig of geen toegang hebben tot diensten en producten die hen in staat zouden stellen om die rechten ten volle te genieten; |
Amendement 12 Ontwerpresolutie Overweging C septies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C septies. overwegende dat ondersteuning, bescherming, communicatie, zorg en gezondheidsdiensten, bijvoorbeeld op het gebied van basisgezondheidszorg, geweld tegen vrouwen, kinderopvang, moederschap en seksuele en reproductieve rechten van vrouwen, volledig toegankelijk dienen te zijn in alle talen, vormen en formaten, voor alle vrouwen, en in het bijzonder voor vrouwen en meisjes met een handicap; |
Amendement 13 Ontwerpresolutie Overweging C octies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C octies. overwegende dat het personeel van gezondheidsdiensten een passende opleiding dient te hebben genoten inzake gevoelige kwesties met betrekking tot handicaps, om beter te kunnen voorzien in de behoeften van personen met een handicap; overwegende dat het aanwerven van personen met een handicap in zorginstellingen patiënten met een handicap in staat zal stellen om zich beter thuis te voelen en te merken dat iemand hun behoeften begrijpt en kan invullen; overwegende dat het in dienst nemen van personen met een handicap in openbare diensten, zoals de gezondheidszorg, ook een motivatie zou zijn voor personen met een handicap; |
Amendement 14 Ontwerpresolutie Overweging C nonies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C nonies. overwegende dat participatie van personen met een handicap, en in het bijzonder vrouwen, die vaak ondervertegenwoordigd zijn in het politieke en publieke leven en gemarginaliseerd worden, grondiger moet worden aangepakt, overeenkomstig artikel 29 van het CRPD; |
Amendement 15 Ontwerpresolutie Overweging C decies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C decies. overwegende dat personen met een handicap, ondanks de talrijke internationale verdragen en de bepalingen in het Europees recht alsmede de huidige Europese strategie inzake handicaps, hun burger- en sociale rechten nog steeds niet volledig kunnen laten gelden, omdat zij bijvoorbeeld geen billijke en gelijke mogelijkheden hebben om deel te nemen aan het politieke, sociale en economische leven; overwegende dat vrouwen en meisjes met een handicap zich nog steeds in de marge van de besluitvorming en vooruitgang op het gebied van gendergelijkheid bevinden; |
Amendement 16 Ontwerpresolutie Overweging C undecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C undecies. overwegende dat gendergelijkheid niet als horizontaal element is opgenomen in de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020; overwegende dat het VWEU voorschrijft dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden streeft naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van handicaps (artikel 10) en aan de Unie de bevoegdheid verleent wetgeving vast te stellen om dergelijke discriminatie aan te pakken (artikel 19); overwegende dat de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie discriminatie op grond van een handicap uitdrukkelijk verbieden en bepalen dat personen met een handicap recht hebben op gelijke deelname aan het gemeenschapsleven; overwegende dat gelijke behandeling kan worden gewaarborgd door de toepassing van positieve maatregelen en beleidslijnen voor vrouwen met een handicap en moeders van kinderen met een handicap; overwegende dat het opnemen van een genderdimensie in de verwachte Europese strategie inzake handicaps na 2020 zal bijdragen aan een geïntegreerde aanpak voor het uitbannen van discriminatie van vrouwen en meisjes met een handicap; |
Amendement 17 Ontwerpresolutie Overweging C duodecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C duodecies. overwegende dat 75 % van de personen met een ernstige handicap niet in de gelegenheid verkeert om volwaardig deel te nemen aan de Europese arbeidsmarkt; overwegende dat het aandeel werkende vrouwen in de EU-28 met een langdurig gezondheidsprobleem en/of moeilijkheden bij de dagelijkse activiteiten dat verklaarde een vorm van hulp nodig te hebben op het werk is hoger dan het vergelijkbare aandeel mannen; overwegende dat vrouwen met een handicap een groter risico op armoede lopen en dat de belemmeringen voor hun deelname aan en integratie in de arbeidsmarkt, onderwijsprogramma's en het sociale leven derhalve dringend moeten worden weggenomen; |
Amendement 18 Ontwerpresolutie Overweging C terdecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
C terdecies. overwegende dat 34 % van de vrouwen met een gezondheidsprobleem of een handicap ooit slachtoffer is geworden van fysiek of seksueel geweld door een partner; |
Amendement 19 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 bis. wijst erop hoe belangrijk het is om de EU-structuurfondsen te optimaliseren om toegankelijkheid en non-discriminatie te bevorderen voor personen met een handicap, met bijzondere aandacht voor vrouwen en voor acties om de financieringsmogelijkheden zichtbaarder te maken; |
Amendement 20 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 ter (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 ter. onderstreept dat vrouwen en meisjes met een handicap aan tweeërlei discriminatie worden blootgesteld als gevolg van het raakvlak tussen gender en handicap, en vaak worden blootgesteld aan meervoudige discriminatie op grond van de raakvlakken tussen seksuele geaardheid, leeftijd, religie en etniciteit; |
Amendement 21 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 quater (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 quater. betreurt dat de momenteel lopende Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 niet heeft geleid tot de aanneming van doeltreffende wetgevingshandelingen, maatregelen en beleidslijnen om de segregatie en afwijzing van vrouwen met een handicap op de arbeidsmarkt, in het politieke leven, op scholen en in leeromgevingen aan te pakken; |
Amendement 22 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 quinquies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 quinquies. herhaalt dat alle personen met een handicap het recht zouden moeten hebben op het volledige genot van hun rechten op basis van integratie in en deelname aan de samenleving; |
Amendement 23 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 sexies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 sexies. benadrukt met bezorgdheid dat vrouwen en meisjes met een handicap meer kans hebben het slachtoffer te worden van gendergerelateerd geweld, met name huiselijk geweld en seksuele uitbuiting; wijst erop dat dit ook geldt voor gedwongen sterilisatie en gedwongen abortus; onderstreept dat alle passende maatregelen moeten worden genomen om alle vormen van misbruik te voorkomen en om te zorgen voor kwalitatief hoogstaande, toegankelijke en op de behoeften toegesneden bijstand aan slachtoffers van geweld; |
Amendement 24 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 septies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 septies. wijst erop dat de integratie van personen met een handicap een grondrechtenvraagstuk is dat naar behoren moet worden aangepakt op Europees niveau; |
Amendement 25 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 octies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 octies. herhaalt dat vrouwen met een handicap vaak sterker worden benadeeld dan mannen met een handicap en vaker risico lopen op armoede en sociale uitsluiting; |
Amendement 26 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 nonies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 nonies. verzoekt de Commissie en de lidstaten beleid vast te stellen om de deelname van vrouwen en meisjes met een handicap aan het openbare, sociale, economische en politieke leven mogelijk te maken en aan te moedigen; onderstreept dat vrouwen en meisjes met een handicap via hun belangenorganisaties uitvoerig moeten worden geraadpleegd en actief moeten worden betrokken bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van wetgeving en beleid inzake non-discriminatie en gelijke kansen; spoort aan tot een echte gestructureerde dialoog tussen de EU en belangenorganisaties van personen met een handicap bij de opstelling van de Europese strategie inzake handicaps na 2020; |
Amendement 27 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 decies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 decies. dringt erop aan om genderaspecten te integreren in het gehandicaptenbeleid; |
Amendement 28 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 undecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 undecies. onderstreept dat de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 een geïntegreerd genderperspectief of een afzonderlijk hoofdstuk over genderspecifiek gehandicaptenbeleid moet omvatten; |
Amendement 29 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 duodecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 duodecies. onderstreept hoe belangrijk het is dat handicaps worden opgenomen in genderbeleid en -programma's; |
Amendement 30 Ontwerpresolutie Paragraaf 1 terdecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 terdecies. benadrukt dat rolmodellen voor vrouwen en meisjes met een handicap mentor- en steunnetwerken moeten omvatten; |
Amendement 31 Ontwerpresolutie Paragraaf 1 quaterdecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 quaterdecies. onderstreept dat vrouwen met een handicap recht moeten hebben op onderwijs, gezondheidszorg, werk, mobiliteit, een gezinsleven, seksuele relaties, huwelijk en moederschap, en op waarborging van deze rechten; |
Amendement 32 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 quindecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 quindecies. benadrukt dat er meer moet worden gedaan om stereotypen en vooroordelen over handicaps te bestrijden en dat vrouwen en meisjes met een handicap zichtbaarder moeten worden in de media om de overheersende, tot uitsluiting leidende sociale normen te veranderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om in dit verband te investeren in initiatieven voor publieksvoorlichting; |
Amendement 33 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 sexdecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 sexdecies. wijst erop dat personen met verborgen of onzichtbare handicaps meer erkenning en ondersteuning moeten krijgen, met name vrouwen en meisjes, die tegen specifieke problemen en obstakels kunnen aanlopen; |
Amendement 34 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 septdecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 septdecies. herhaalt dat economisch bezuinigingsbeleid en bezuinigingen in de publieke sector buitensporige effecten hebben op personen met een handicap, met name vrouwen en meisjes, en vaak hun welzijn, gezondheid en levens in gevaar brengen; |
Amendement 35 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 octodecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 octodecies. roept op tot specifieke beleidsmaatregelen om geweld tegen en misbruik van personen met een handicap en met leerproblemen, met name vrouwen en meisjes, aan te pakken, met inbegrip van online-intimidatie en -pesten en geweld in formele en informele zorgsituaties; |
Amendement 36 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 novodecies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 novodecies. benadrukt de rol die vakbonden, werkgeversorganisaties en organisaties voor onderwijs en een leven lang leren spelen in de aanpak van meervoudige discriminatie van vrouwen en meisjes met een handicap en van de belemmeringen voor hun integratie; |
Amendement 37 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 vicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 vicies. verzoekt de Commissie en de lidstaten om gendermainstreaming toe te passen in alle desbetreffende terreinen van het gehandicaptenbeleid; |
Amendement 38 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 unvicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 unvicies. benadrukt dat vrouwen en meisjes met een handicap moeten worden voorgelicht over hun rechten en over de burgerdiensten waarover zij kunnen beschikken (onderwijs, gezondheid, rechtspraak, vervoer, contact met de autoriteiten, enzovoort); onderstreept dat deze voorlichting op een eenvoudige en veilige manier moet worden verstrekt, rekening houdend met de verschillende communicatiemethoden, media en formaten van hun keuze en, in voorkomend geval, met de ernst van hun geestelijke handicap, opdat zij zelf beslissingen kunnen nemen; |
Amendement 39 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 duovicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 duovicies. meent dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid op Europees en lidstaatniveau begeleiding moet bieden met betrekking tot de specifieke situatie van vrouwen en meisjes met een handicap en een actief pleitbezorger zou moeten zijn bij het waarborgen van gelijke rechten en het bestrijden van discriminatie; |
Amendement 40 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 tervicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 tervicies. benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat vrouwen en meisjes met een handicap een onafhankelijk leven kunnen leiden en op voet van gelijkheid met anderen volledig kunnen deelnemen aan alle terreinen van het leven, en met name op voet van gelijkheid met de referentiebevolking; meent dat derhalve passende maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat meisjes en vrouwen met een handicap effectief toegang krijgen tot de fysieke omgeving, tot vervoer, tot informatie en communicatie (met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en -systemen) en tot andere voorzieningen en diensten die openstaan voor of verleend worden aan het publiek, zowel in stedelijke als in landelijke gebieden; onderstreept dat er, om gender naar behoren op te nemen in maatregelen, planning, projecten, programma's en rapportering met betrekking tot handicaps, waarborgen nodig zijn om ervoor te zorgen dat vrouwen met een handicap kunnen deelnemen aan die processen in de desbetreffende organen of autoriteiten, bij voorkeur als consultants, adviseurs of deskundigen, teneinde de specifieke behoeften van vrouwen met een handicap in aanmerking te nemen bij het ontwerp van omgevingen, goederen en diensten; |
Amendement 41 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 quatervicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 quatervicies. herhaalt zijn oproep aan de Commissie om te komen met een uitgebreide Europese strategie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen die een wetgevingsinstrument omvat om gendergeweld te voorkomen en te bestrijden, met bijzondere aandacht voor vrouwen en meisjes met een handicap; |
Amendement 42 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 quinvicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 quinvicies. spoort de lidstaten aan maatregelen vast te stellen om te waarborgen dat vrouwen en meisjes met een handicap hun seksuele en reproductieve rechten kunnen genieten, met inbegrip van seksuele voorlichting die waar nodig is afgestemd op de geestelijke vermogens van de betrokken vrouwen en meisjes met een handicap, op basis van de vrije en geïnformeerde toestemming van de betrokken personen en met inachtneming van hun fysieke integriteit, keuzevrijheid en zelfbeschikking; |
Amendement 43 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 sexvicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 sexvicies. herinnert eraan dat de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting bij personen met een handicap nauw verband houdt met het vraagstuk van betere omstandigheden voor gezinsleden, die vaak optreden als onbetaalde zorgverleners en niet als werkende personen worden beschouwd; moedigt de lidstaten derhalve aan nationale strategieën te presenteren ter ondersteuning van informele verzorgers, die meestal vrouwelijke familieleden van de personen met een handicap zijn; |
Amendement 44 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 septvicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 septvicies. wijst op de waarde van microfinancieringsinstrumenten voor het scheppen van banen en groei; verzoekt de lidstaten om dergelijke instrumenten gemakkelijker verkrijgbaar te maken voor vrouwen met een handicap; |
Amendement 45 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 octovicies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 octovicies. wijst erop hoe belangrijk het is dat personen met een handicap een zelfstandig leven kunnen leiden; verzoekt de Commissie om een brede Europese strategie inzake de-institutionalisering te presenteren en daarin rekening te houden met vraagstukken die specifiek betrekking hebben op vrouwen met een handicap; |
Amendement 46 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 novovicies | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 novovicies. onderstreept dat, om een zelfstandig leven te waarborgen voor personen met een handicap, steun moet worden verleend aan onderzoek en innovatie voor de ontwikkeling van producten die erop gericht zijn personen met een handicap te helpen bij hun dagelijkse activiteiten; |
Amendement 47 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 tricies | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 tricies. onderstreept dat het aantal ouderen toeneemt en dat handicaps volgens de WHO vaker voorkomen bij vrouwen, die als gevolg van hun langere levensverwachting bij uitstek te maken krijgen met handicaps; onderstreept dat er daardoor een proportionele toename te verwachten is van vrouwen met een handicap; |
Amendement 48 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 untricies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 untricies. herhaalt de dringende noodzaak om het geweld tegen vrouwen en meisjes met een handicap in publieke, particuliere en institutionele omgevingen aan te pakken; is ingenomen met het besluit van de Raad dat de EU partij wordt bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Overeenkomst van Istanbul), als een verdere stap in de strijd tegen geweld ten aanzien van vrouwen en meisjes met een handicap; betreurt evenwel dat de Raad heeft besloten de toetreding van de EU te beperken tot twee terreinen, namelijk samenwerking op justitieel gebied en op het gebied van vluchtelingen, asielzoekers en non-refoulement; |
Amendement 49 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 duotricies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 duotricies. benadrukt dat vrouwen en meisjes met een handicap, met inbegrip van vrouwen en meisjes uit gemarginaliseerde en kwetsbare groepen, zoals vrouwelijke vluchtelingen, migranten en asielzoekers, Roma en LBTI-personen, te maken hebben met meervoudige discriminatie en daarom in staat moeten worden gesteld en moeten worden gestimuleerd om deel te nemen aan het politieke leven en aan besluitvormingsprocessen om ervoor te zorgen dat hun belangen tot uitdrukking komen en hun rechten worden ondersteund en beschermd, teneinde een echt genderperspectief van onderop te waarborgen; verzoekt de lidstaten te zorgen voor adequaat aangepaste diensten en faciliteiten die hun empowerment voor actieve betrokkenheid en participatie bevorderen, en te investeren in adaptieve en hulptechnologieën en e-inclusie; |
Amendement 50 Ontwerpresolutie Paragraaf 9 tertricies (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
9 tertricies. onderstreept dat personen met een handicap, met name vrouwen, in staat kunnen worden gesteld een autonoom en zelfstandig leven te leiden door hen en hun gezin individuele en persoonlijke ondersteuning te bieden, door hun toegang te bieden tot de arbeidsmarkt, onderwijs- en scholingsinstellingen, en door hen in geval van zwangerschap en moederschap bij te staan; |
Amendement 51 Ontwerpresolutie Paragraaf 10 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
10 bis. verzoekt de Commissie in haar Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019 aandacht te besteden aan handicaps; |
Amendement 52 Ontwerpresolutie Paragraaf 11 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
11 bis. betreurt dat de Raad het voorstel voor een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid van 2008 nog steeds niet heeft goedgekeurd; herhaalt zijn verzoek aan de Raad dit zo snel mogelijk te doen; |
Amendement 53 Ontwerpresolutie Paragraaf 12 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
12 bis. dringt aan op de verzameling van naar geslacht uitgesplitste gegevens om de vormen van intersectionele meervoudige discriminatie te identificeren waarmee vrouwen en meisjes met een handicap te maken krijgen, op alle gebieden die onder het Verdrag van Istanbul vallen, voor zover relevant; |
Amendement 54 Ontwerpresolutie Paragraaf 18 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
18 bis. benadrukt hoe belangrijk het is om vrouwen met een handicap te integreren in het reguliere onderwijssysteem en het reguliere beroepsleven; |
Amendement 55 Ontwerpresolutie Paragraaf 26 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
26 bis. meent dat vrouwen en meisjes met een handicap volledige toegang moeten hebben tot medische zorg die is toegesneden op hun specifieke behoeften, met inbegrip van gynaecologische consulten, medisch onderzoek, gezinsplanning en aangepaste ondersteuning gedurende de zwangerschap; verzoekt de lidstaten met klem ervoor te zorgen dat hun nationale openbare gezondheidsdiensten adequate toegang bieden tot deze diensten; |
Amendement 56 Ontwerpresolutie Paragraaf 26 ter (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
26 ter. wijst op de aanhoudende tekortkomingen (zoals kankerscreeningcentra die niet toegankelijk zijn voor vrouwen in een rolstoel, een gebrek aan op personen met een handicap toegesneden voorlichtingsmateriaal) in de zorgverlening aan personen met een handicap; moedigt de lidstaten aan om gezondheidswerkers op een passende manier te op te leiden en te scholen wat betreft de specifieke kenmerken van patiënten met een handicap; |
Amendement 57 Ontwerpresolutie Paragraaf 26 quater (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
26 quater. wijst erop dat in alle lidstaten toegankelijke gezondheids- en zorgdiensten moeten worden gewaarborgd voor personen met een handicap, alsook de ondersteuning die personen met een handicap nodig hebben, teneinde hun sociale integratie te vergemakkelijken; benadrukt dat gelijke kansen alleen tot stand kunnen worden gebracht indien het recht op inclusie en participatie wordt toegekend op alle niveaus en voor alle manieren van leven; |
Amendement 58 Ontwerpresolutie Paragraaf 34 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
34 bis. herhaalt dat vrouwen met een handicap vaak met nog grotere problemen en gevaren te maken hebben in landen waar conflicten spelen en conflictgebieden; wijst daarom op de noodzaak van bescherming van vrouwen met een handicap in het externe beleid van de Europese Unie; |
Amendement 59 Ontwerpresolutie Paragraaf 35 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
35 bis. spoort de EU-instellingen aan hun inhoud op internet en in hun applicaties, evenals essentiële documenten en audiovisuele inhoud, toegankelijk te maken, en er tevens voor te zorgen dat hun gebouwen fysiek toegankelijk zijn; |
Amendement 60 Ontwerpresolutie Paragraaf 35 ter (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
35 ter. onderstreept dat het noodzakelijk is de effectieve deelname en vrijheid van meningsuiting van personen met een handicap te faciliteren in de context van openbare evenementen en bijeenkomsten die worden georganiseerd door de EU-instellingen of in hun gebouwen worden gehouden, door te voorzien in ondertiteling en vertolking in gebarentaal, en documenten in braille en gemakkelijk te lezen formaten; |
Amendement 61 Ontwerpresolutie Paragraaf 44 bis (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
44 bis. verzoekt de Commissie een voorstel voor de Europese strategie inzake handicaps 2020-2030 in te dienen waarmee de bepalingen van het CPRD volledig worden opgenomen in toekomstige EU-wetgeving en -beleidsmaatregelen en die in overeenstemming is met het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en het Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019, om ervoor te zorgen dat vrouwen en meisjes net als iedere andere persoon hun rechten volledig kunnen genieten; |
Amendement 62 Ontwerpresolutie Paragraaf 44 ter (nieuw) | |
Ontwerpresolutie |
Amendement |
|
44 ter. dringt er bij de Commissie op aan te komen met een geconsolideerd voorstel in het kader van de Europese strategie inzake handicaps na 2020 en doeltreffende maatregelen te nemen om geweld tegen vrouwen en meisjes met een handicap te voorkomen die gericht zijn op gezinnen, gemeenschappen, beroepsbeoefenaren en instellingen; wijst op de belangrijke rol die onderwijsinstellingen, zoals scholen, spelen bij de bevordering van sociale integratie, en wijst erop dat in alle lidstaten een genderbewust onderwijsbeleid moet worden aangenomen; |
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
4.9.2017 |
|
|
|
|
ADVIES van de Commissie verzoekschriften (11.9.2017)
aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
inzake de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps
(2017/2127(INI))
Rapporteur voor advies: Cecilia Wikström
SUGGESTIES
De Commissie verzoekschriften verzoekt de bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. herinnert eraan dat de Commissie verzoekschriften (PETI) elk jaar een groot aantal verzoekschriften ontvangt over moeilijkheden die mensen met een handicap in de hele EU tijdens hun dagelijkse bezigheden ondervinden in verband met de acht voornaamste actiegebieden die in de Europese strategie inzake handicaps worden geïdentificeerd, evenals over andere toegankelijkheidskwesties, in het bijzonder de toegang tot gezondheidszorg en sociale bescherming, onderwijs en opleiding, de arbeidsmarkt, gebouwde omgeving en vervoer, goederen en diensten, informatie en communicatie, en deelname aan het politieke, openbare en culturele leven; onderstreept de uitdagingen waarvan melding wordt gemaakt in het voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps (2010-2020) wat betreft de toegang tot vervoer en de gebouwde omgeving, en dringt erop aan dat de EU-vereisten voor toegankelijkheid spoedig worden aangenomen en toegepast; benadrukt dat discriminatie een van de voornaamste hindernissen vormt voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps;
2. wijst erop dat de EU voorop loopt inzake de ratificatie van mensenrechtenverdragen en dat in de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de EU het beginsel van non-discriminatie wordt bevestigd; roept alle lidstaten op het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD) te ratificeren en het protocol te ondertekenen;
3. benadrukt dat het UNCRPD het centrale instrument is voor de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder voor personen met een handicap, een bijzonder kwetsbare categorie;
4. vraagt de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan kinderen met een handicap, in overeenstemming met het UNCRPD en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;
5. wijst op de beschermende rol die de Commissie verzoekschriften speelt door middel van de verzoekschriftenprocedure (los van de Europese Ombudsman, die is aangesteld om burgers te beschermen in geval van wanbeheer) in de context van het EU-kader voor het UNCRPD, die de indiener in staat stelt een klacht in te dienen wegens schending van zijn rechten door Europese, nationale en lokale autoriteiten; benadrukt dat uit de door de Commissie ontvangen verzoekschriften blijkt dat een doeltreffende, horizontale, niet-discriminerende en op mensenrechten gebaseerde benadering moet worden aangenomen wat betreft het beleid ten aanzien van personen met een handicap; onderstreept dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten een belangrijke rol speelt bij het consolideren van de grondrechten voor personen met een handicap in de EU en bij het ondersteunen van de tenuitvoerlegging door de EU van het UNCRDP;
6. wijst erop dat de verzoekschriften die de meeste aandacht kregen, vaak gesteund werden door maatschappelijke organisaties voor personen met een handicap; is bijgevolg van mening dat het nodig is om de beschermende functie en de doeltreffendheid van verzoekschriften over de schending van deze rechten te stimuleren en meer bekendheid te geven; spreekt zijn waardering uit voor de rol die deze organisaties spelen bij de bevordering van sociale inclusie en de verbetering van de kwaliteit van leven van personen met een handicap, en is van mening dat deze taak verder kan worden ondersteund door overheidsinstanties;
7. erkent de rol van het UNCRPD als instrument om de mensenrechten met een sociale dimensie te waarborgen en ervoor te zorgen dat personen met een handicap alle mensenrechten en grondrechten genieten, die zo vaak geschonden worden en beter beschermd moeten worden;
8. vraagt de Commissie, naar aanleiding van de aanbevelingen na de eerste toetsing door de VN van het UNCRPD, een onafhankelijk instrument in het leven te roepen voor het toezicht op en de evaluatie van het verdrag, evenals een interinstitutioneel coördinatiemechanisme, en zich hard te maken voor de oprichting van lokale informatiepunten en agentschappen in elke lidstaat, die permanent moeten zijn;
9. benadrukt in het bijzonder dat toegankelijkheid een basisbeginsel van het UNCRPD is en een conditio sine qua non voor de uitoefening van andere in het Verdrag verankerde rechten; benadrukt dat in een aanzienlijk aantal verzoekschriften door Europese burgers wordt geklaagd over het gebrek aan toegankelijkheid of de aanwezigheid van architecturale barrières; benadrukt dat het recht op toegankelijkheid, zoals vastgelegd in artikel 9 van het UNCRPD, op een alomvattende manier moet worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat personen met een handicap toegang hebben tot hun omgeving, vervoer, openbare voorzieningen en diensten, alsmede informatie- en communicatietechnologieën; vraagt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat toegankelijkheid een hoge prioriteit is en beter wordt geïntegreerd in alle beleidsdomeinen ten aanzien van personen met een handicap;
10. herinnert eraan dat het UNCRPD-comité in zijn slotopmerkingen opmerkte dat de door de EU en de lidstaten aangenomen bezuinigingsmaatregelen tot slechtere levensomstandigheden voor personen met een handicap hebben geleid, doordat armoede en sociale uitsluiting toenamen en bespaard werd op sociale en op de gemeenschap gebaseerde diensten en steun aan families;
11. wijst erop dat op grond van artikel 4 van het UNCRPD inspanningen moeten worden geleverd om de Europese en nationale wetgeving voor personen met een handicap te wijzigen met het oog op een volledige harmonisatie ervan op alle terreinen, en dringt aan op de daadwerkelijke betrokkenheid van vertegenwoordigers van gehandicaptenorganisaties bij dit proces;
12. verzoekt de Commissie te zorgen voor hoogwaardig inclusief onderwijs vanaf jonge leeftijd in Europese scholen, met een visie op en een preventieve aanpak van handicaps, en, in overeenstemming met de UNCRPD-vereisten voor multidisciplinaire beoordeling van individuele behoeften, voor de niet-uitsluiting van kinderen met een handicap en voor toereikende redelijke voorzieningen;
13. dringt er zowel bij de EU als bij de lidstaten op aan de noodzakelijke wetgeving aan te nemen om het UNCRPD volledig en consistent na te leven, onder meer door gepaste niveaus van invaliditeitsuitkeringen, op de gemeenschap gebaseerde en gezondheidsdiensten en hoogstaande onderwijs- en opleidingsprogramma's te garanderen;
14. benadrukt dat het Hof van Justitie in zijn advies van 14 februari 2017 stelde dat de EU exclusieve bevoegdheid heeft met betrekking tot de sluiting van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, aangezien het geheel van de verplichtingen van het Verdrag van Marrakesh binnen een domein valt dat reeds grotendeels door gemeenschappelijke EU-regels wordt beheerst;
15. wijst erop dat overeenkomstig de aanbevelingen van de VN gehandicaptenorganisaties betrokken moeten worden bij elke fase van het besluitvormingsproces; herinnert eraan dat een gestructureerde dialoog met personen met een handicap tot stand moet worden gebracht;
16. vraagt de Commissie een verslag op te stellen over de effecten van de voornaamste beleidsmaatregelen en investeringsfondsen van de EU op personen met een handicap en te garanderen dat gehandicaptenorganisaties betrokken worden bij de opzet daarvan, met name wat de structuurfondsen betreft;
17. herinnert eraan dat de Commissie verzoekschriften sinds 2011 pleit voor de aanneming van een bindend verdrag met betrekking tot de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn of visueel gehandicapt; is verheugd over de bereikte interinstitutionele overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Marrakesh in het auteursrecht van de EU en herhaalt zijn oproep aan de EU en de lidstaten om het Verdrag van Marrakesh spoedig te ratificeren;
18. merkt op dat de Commissie verzoekschriften regelmatig wordt benaderd met vragen betreffende het recht van personen met een handicap om zelfstandig te leven, zoals vastgelegd in artikel 19 van het UNCRPD, en de ontwikkeling van inclusievere gemeenschappen en, waar vereist, instellingssystemen heeft aangemoedigd, zodat personen met een handicap in de EU in beide gevallen de gepaste steun en bijstand krijgen, waarbij het doel van grotere autonomie binnen de mogelijkheden van elke persoon wordt bevorderd; herinnert eraan dat PETI in september 2016 een informatieopdracht heeft uitgevoerd in Slowakije om informatie te verzamelen over het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI) om de overgang van zorg voor mensen met een beperking in een instelling naar op de gemeenschap gebaseerde diensten te vergemakkelijken;
19. meent dat personen met een handicap informatie moeten krijgen over hun rechten, evenals volledige participatie in alle beleidsinitiatieven en maatregelen die op hen van invloed kunnen zijn, met inbegrip van een klachtenregeling, waarbij de prioriteit moet uitgaan naar de participatie van kinderen met een handicap en, zo die er zijn, organisaties voor personen met een handicap;
20. merkt op dat in Europa 30 % van de personen met een handicap een risico loopt op armoede of sociale uitsluiting en dat er een kloof is tussen de arbeidsparticipatie van personen met een handicap (48,7 %) en anderen (72,5 %); benadrukt in het licht van het bovenstaande het belang van een globale arbeids- en werkgelegenheidsstrategie;
21. benadrukt dat kinderen met een beperking specifieke problemen ondervinden en wijst erop dat inspanningen moeten worden geleverd om alle soorten hindernissen en belemmeringen weg te nemen, zodat zij volledige autonomie kunnen bereiken en gelijke kansen kunnen genieten; acht het dan ook cruciaal dat zij betrokken worden bij beleidsvorming die gevolgen voor hen heeft; pleit hiertoe voor de goedkeuring van instrumenten waarmee kinderen met een handicap hun standpunt kenbaar kunnen maken en hun betrokkenheid kan worden gewaarborgd;
22. benadrukt dat gepaste sociale steun moet worden verleend aan personen met een handicap en dat toegang tot de rechter, gepaste zorg en gezondheidszorg altijd centraal moeten staan bij dergelijke maatregelen;
23. herinnert eraan dat personen met een handicap wier rechtsbevoegdheid ontnomen is, de in de Verdragen en de Europese wetgeving vastgelegde rechten moeten kunnen uitoefenen, zoals toegang tot de rechter, goederen en diensten, met inbegrip van bankdiensten, werkgelegenheid, gezondheidszorg en stemrecht; merkt op dat er in overeenstemming met artikel 12 van het UNCRPD inspanningen moeten worden geleverd om het verzamelen van gegevens, de uitwisseling van optimale werkmethoden en de raadpleging van vertegenwoordigers van gehandicaptenorganisaties te bevorderen; benadrukt dat, in overeenstemming met artikel 29 van het UNCRPD, in de wetgeving van de lidstaten vervatte restrictieve interpretaties van de waarborgen ten aanzien van het stemrecht moeten worden herzien wanneer deze verhinderen dat personen met psychosociale handicaps dit recht uitoefenen;
24. benadrukt dat een laag onderwijsniveau tot sociale uitsluiting kan leiden en dat slechts 27,8 % van de personen met een handicap hoger onderwijs heeft afgerond; herinnert eraan dat het recht op het volgen van een studie, op een goed onderwijsniveau en op toegang tot scholen en universiteiten niet onderhevig mogen zijn aan discriminatie en op gepaste wijze gegarandeerd en bevorderd moeten worden;
25. benadrukt dat de Europese instellingen ervoor moeten zorgen dat documenten en IT-diensten toegankelijk zijn voor personen met een handicap;
26. benadrukt dat de overheden van de lidstaten, en in het bijzonder de lokale autoriteiten, die dichter bij de burger en zijn dagelijkse behoeften staan, ervoor moeten zorgen dat hun diensten, documenten en procedures maximaal toegankelijk zijn voor personen met een handicap; wijst erop dat deze maatregelen ook van toepassing moeten zijn op online aangeboden diensten en webpagina's;
27. onderstreept dat het recht van alle personen met een handicap om zelfstandig te leven centraal staat en roept de Commissie op om het optimale gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen door de lidstaten te versterken met het oog op de ontwikkeling van hoogwaardige sociale dienstverlening ten behoeve van personen met een handicap, de verwezenlijking van het desinstitutionaliseringsproces, de bewustmaking over invaliditeit en de bevordering van gelijke kansen op regionaal, nationaal en EU-niveau; benadrukt dat er maatregelen moeten worden getroffen om de structuurfondsen toegankelijker te maken voor ondersteunende diensten voor personen met een handicap, met name die voor kinderen en gezinnen en die ter voorkoming van de plaatsing in een instelling;
28. wijst erop dat het vrije verkeer van Europese burgers moet worden gewaarborgd voor personen met een handicap en dat de lidstaten daarom moeten zorgen voor de wederzijdse erkenning van hun situatie en sociale rechten overeenkomstig artikel 18 van het UNCRPD; benadrukt dat personen met een handicap buiten hun eigen land moeten kunnen reizen en van de voordelen van toegang tot cultuur, vervoer en sport moeten kunnen genieten; wijst erop dat andere voordelen moeten worden onderzocht en dat de wederzijdse erkenning ervan moet worden bevorderd;
29. herinnert aan de rol die de parlementaire interfractiewerkgroep inzake handicaps van het Europees Parlement heeft gespeeld bij de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps, in overeenstemming met het VN-Verdrag, als een platform dat Europese en nationale parlementsleden, vertegenwoordigers van organisaties en het maatschappelijk middenveld, zowel op nationaal als op lokaal niveau, samenbrengt; merkt op dat de interfractiewerkgroep een geprivilegieerd forum is om discussies en debatten te stimuleren en de tenuitvoerlegging van de strategie zo te garanderen;
30. benadrukt dat personen met een handicap gratis toegang tot rechtsbijstand moeten krijgen en dat hun economische situatie daarbij geen hinderpaal mag vormen;
31. pleit voor betere politiekeparticipatiekanalen voor organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen, zodat zij volledig kunnen deelnemen aan de besluitvorming;
32. benadrukt dat maximale mobiliteit en toegankelijkheid centraal staan als richtsnoeren die moeten worden toegepast en gevolgd bij de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps;
33. is van mening dat de strategie voor de digitale interne markt zo ten uitvoer moet worden gelegd dat personen met een handicap volledig toegang krijgen tot alle aspecten ervan;
34. merkt op dat de transversale aard van mobiliteit en toegankelijkheid maakt dat deze punten onontbeerlijk zijn voor de volledige uitoefening van een brede waaier aan vrijheden en rechten, zoals de mogelijkheid om naar een andere lidstaat te reizen en te verhuizen, het recht op cultuur en het recht op sport;
35. vraagt de Europese instellingen ervoor te zorgen dat al hun webpagina's en documenten toegankelijk zijn voor personen met zintuiglijke beperkingen;
36. benadrukt dat rechtsbevoegdheid van cruciaal belang is voor het behoud van persoonlijke autonomie, en dat beperkingen ervan en de vertegenwoordiging door wettelijke voogden daarom moeten worden gebaseerd op duidelijke, op EU-niveau geharmoniseerde criteria, waarbij regelmatig moet worden getoetst of dergelijke wettelijke vertegenwoordiging op langere termijn nog nodig is en of de betrokken wettelijke voogd geschikt is;
37. is van mening dat een aanzienlijk aantal personen met een handicap zich niet ten volle bewust is van hun rechten en van de manieren waarop zij die kunnen uitoefenen; vraagt de Commissie in eerste instantie een brede informatiecampagne over de rechten van personen met een handicap op te zetten ter bevordering van volledige kennis en bewustzijn;
38. benadrukt dat het leeuwendeel van de door de Europese burgers ingediende verzoekschriften betrekking heeft op problemen bij aanvraagprocedures, het krijgen van erkenning en de late betaling van invaliditeitspensioenen door de bevoegde instanties; benadrukt dat speciale aandacht aan deze kwesties moet worden besteed bij de tenuitvoerlegging van de Europese strategie inzake handicaps en het deel over sociale bescherming, in overeenstemming met artikel 28 van het UNCRPD over een passende levensstandaard en sociale bescherming;
39. benadrukt dat de nodige sociale ondersteuning moet worden geboden opdat personen met een handicap, en met name personen met een psychosociale handicap, hun rechten kunnen uitoefenen en volledige zelfstandigheid genieten; wijst er in dit verband op dat moet worden voorkomen dat deze mensen in een instelling worden geplaatst en dat ervoor moet worden gezorgd dat zij niet zonder hun toestemming aan behandelingen worden onderworpen;
40. merkt op dat personen met een handicap zonder discriminatie toegang moeten krijgen tot gezondheids- en zorgstelsels, waarbij de nodige aandacht moet worden geschonken aan de moeilijkheden die zich bij de behandeling van deze patiënten kunnen voordoen; benadrukt met name dat moet worden gezorgd voor niet-discriminerende toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, en dat sterilisatie of abortus in geen geval tegen iemands wil mag worden opgelegd; merkt op dat de gezondheidszorgstelsels bovendien garanties moeten bieden inzake de opsporing, aangifte en voorkoming van seksueel geweld en/of misbruik;
41. vraagt de Commissie specifiek op kinderen met een handicap gerichte beleidslijnen en programma's op te stellen; benadrukt dat in die beleidslijnen niet alleen op het wegnemen van architecturale belemmeringen en obstakels voor mobiliteit moet worden gefocust, maar ook op de bestrijding van sociale uitsluiting en de bevordering en garantie van gelijke kansen;
42. merkt op dat moet worden gewaarborgd dat personen met een handicap met kennis van zaken toestemming verlenen voor alle medische handelingen waarvoor zulks noodzakelijk is, en dat bijgevolg de nodige maatregelen moeten worden getroffen om de bewuste informatie voor deze personen toegankelijk te maken en ervoor te zorgen dat zij ze begrijpen; benadrukt dat deze toestemming persoonlijk, vooraf en met kennis van zaken moet worden gegeven, middels de nodige mechanismen om te waarborgen dat deze beginselen in acht worden genomen; merkt op dat soortgelijke, passende maatregelen moeten worden getroffen voor personen met een psychosociale handicap;
43. vraagt de Commissie haar engagement ten aanzien van ouders en zorgverleners van personen met een handicap te versterken door middel van programma's en beleidslijnen; benadrukt dat er een Europees juridisch kader moet komen om het statuut van deze personen te verduidelijken en de bescherming van hun rechten en de toegang tot een normaal leven te garanderen;
44. merkt op dat ziektekostenverzekeringen geen discriminatie mogen inhouden ten aanzien van personen met een handicap;
45. wijst erop dat de gevolgen van de richtlijn inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg voor personen met een handicap moeten worden beoordeeld;
46. benadrukt dat ongelijkheid vooral tot uiting komt op het vlak van werkgelegenheid, aangezien 48 % van de personen met een handicap in de EU werkt en slechts 27,8 % hoger onderwijs heeft afgerond, waardoor personen met een handicap meer risico lopen in armoede te moeten leven; vraagt de Commissie een horizontale beoordeling te verrichten van de effecten van al haar beleidsmaatregelen, en met name die in het kader van het Europese werkgelegenheidsbeleid, op de arbeidsparticipatie van personen met een handicap;
47. wijst erop dat de verordeningen inzake lucht- en zeevervoer herzien moeten worden opdat er geen enkele vorm van fysieke of economische discriminatie jegens passagiers met een handicap mogelijk is, en dat alle belemmeringen in dit verband uit de weg moeten worden geruimd;
48. benadrukt dat er rekening moet worden gehouden met de aanbeveling van de VN om genderaspecten een plaats te geven in al het beleid voor personen met een handicap, en met name in het beleid ter bestrijding van gendergeweld; roept op tot gerichte actie ter bevordering van de emancipatie van vrouwen met een handicap alsook ter ontwikkeling van een specifieke genderstrategie voor vrouwen met een handicap.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
7.9.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
26 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Margrete Auken, Beatriz Becerra Basterrechea, Pál Csáky, Eleonora Evi, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Peter Jahr, Rikke Karlsson, Jude Kirton-Darling, Svetoslav Hristov Malinov, Notis Marias, Roberta Metsola, Marlene Mizzi, Gabriele Preuß, Virginie Rozière, Sofia Sakorafa, Jarosław Wałęsa, Cecilia Wikström, Tatjana Ždanoka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Michela Giuffrida, Anne-Marie Mineur, Demetris Papadakis, Julia Pitera, Rainer Wieland |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Frank Engel, Monika Hohlmeier, Maria Lidia Senra Rodríguez |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
26 |
+ |
|
ALDE GUE/NGL
ECR
EFDD
PPE
S&D
VERTS/ALE
|
Beatriz Becerra Basterrechea; Cecilia Wikström Anne-Marie Mineur, Maria Lidia Senra Rodríguez, Sofia Sakorafa,
Rikke Karlsson, Notis Marias,
Eleonora Evi
Pál Csáky, Peter Jahr, Svetoslav Hristov Malinov, Roberta Metsola, Jarosław Wałęsa, Monika Hohlmeier, Frank Engel, Julia Pitera, Rainer Wieland
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Jude Kirton-Darling, Marlene Mizzi, Gabriele Preuß, Virginie Rozière, Michela Giuffrida, Demetris Papadakis,
Margrete Auken, Tatjana Ždanoka
|
|
0 |
- |
|
- |
- |
|
0 |
0 |
|
- |
- |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
19.10.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
39 0 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Guillaume Balas, Vilija Blinkevičiūtė, Enrique Calvet Chambon, David Casa, Ole Christensen, Lampros Fountoulis, Arne Gericke, Marian Harkin, Czesław Hoc, Agnes Jongerius, Jan Keller, Ádám Kósa, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jean Lambert, Jérôme Lavrilleux, Patrick Le Hyaric, Javi López, Thomas Mann, Dominique Martin, Anthea McIntyre, Elisabeth Morin-Chartier, Georgi Pirinski, Marek Plura, Dennis Radtke, Sofia Ribeiro, Robert Rochefort, Jutta Steinruck, Yana Toom, Marita Ulvskog, Tatjana Ždanoka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Georges Bach, Mircea Diaconu, Jasenko Selimovic, Helga Stevens, Tom Vandenkendelaere, Flavio Zanonato |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
José Blanco López, Gilles Lebreton, Jens Nilsson, Wim van de Camp, Igor Šoltes |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
39 |
+ |
|
ALDE |
Enrique Calvet Chambon, Mircea Diaconu, Marian Harkin, Robert Rochefort, Jasenko Selimovic, Yana Toom |
|
ECR |
Arne Gericke, Czesław Hoc, Anthea McIntyre, Helga Stevens |
|
GUE/NGL |
Patrick Le Hyaric |
|
NI |
Lampros Fountoulis |
|
PPE |
Georges Bach, David Casa, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Ádám Kósa, Jérôme Lavrilleux, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Marek Plura, Dennis Radtke, Sofia Ribeiro, Tom Vandenkendelaere, Wim van de Camp |
|
S&D |
Guillaume Balas, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Ole Christensen, Agnes Jongerius, Jan Keller, Javi López, Jens Nilsson, Georgi Pirinski, Jutta Steinruck, Marita Ulvskog, Flavio Zanonato |
|
VERTS/ALE |
Jean Lambert, Igor Šoltes, Tatjana Ždanoka |
|
0 |
- |
|
|
|
|
2 |
0 |
|
ENF |
Gilles Lebreton, Dominique Martin |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding