VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Griekenland – EGF/2017/003 GR/Attica detailhandel)
23.11.2017 - (COM(2017)0613 – C8-0360/2017 – 2017/2229(BUD))
Begrotingscommissie
Rapporteur: Marie-Pierre Vieu
- ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- BIJLAGE: BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
- TOELICHTING
- BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
- BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE REGIONALE ONTWIKKELING
- INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
- HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Griekenland – EGF/2017/003 GR/Attica detailhandel)
(COM(2017)0613 – C8-0360/2017 – 2017/2229(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2017)0613 – C8-0360/2017),
– gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006[1] (EFG-verordening),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[2], en met name artikel 12 hiervan,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[3], en met name punt 13,
– gezien Speciaal verslag nr. 7/2013 van de Rekenkamer waarin wordt vastgesteld dat het EFG Europese meerwaarde heeft opgeleverd wanneer het werd gebruikt voor de medefinanciering van diensten of uitkeringen voor ontslagen werknemers die normaal gesproken geen onderdeel uitmaken van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen van de lidstaten,
– gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013,
– gezien de resoluties die het Parlement sinds januari 2007 heeft aangenomen over het inzetten van het EFG, waarvan de opmerkingen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken over de achtereenvolgende toepassingen deel uitmaken,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0367/2017),
A. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de wereldwijde financiële en economische crisis ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat Griekenland aanvraag EGF/2017/003 GR/Attica detailhandel heeft ingediend voor een financiële bijdrage uit het Fonds naar aanleiding van 725 ontslagen in negen ondernemingen waarvan de activiteiten behoren tot de economische sector van de detailhandel in de regio Attica en tien andere regio's[4];
C. overwegende dat de aanvraag was ingediend op grond van de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 2, van de EFG-verordening;
D. overwegende dat Griekenland het verband tussen deze ontslagen en de wereldwijde financiële en economische crisis legt met het argument dat de Griekse economie tijdens zes opeenvolgende jaren (2008‑2013) een diepe recessie heeft doorgemaakt; overwegende dat tussen 2008 en 2016 het Griekse bbp met 26,2 % en de overheidsconsumptie met 22,8 % is gedaald, terwijl er in het land 700 000 werklozen zijn bijgekomen; overwegende dat Griekse regeringen sinds 2008, met het oog op de afbetaling van buitenlandse schulden, de belastingen aanzienlijk verhoogd, de overheidsuitgaven gestroomlijnd en de salarissen in de overheidsdiensten verlaagd hebben, met name pensioenen, terwijl ook de lonen in de private sector lager zijn als gevolg van de combinatie van het toegepaste beleid; overwegende dat de lagere inkomsten hebben geleid tot een consumptiedaling, die de detailhandel zwaar heeft getroffen;
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 4, lid 2, van de EFG-verordening, en dat Griekenland derhalve recht heeft op een financiële bijdrage ter hoogte van 2 949 150 EUR, wat overeenkomt met 60 % van de totale kosten van 4 915 250 EUR;
2. merkt op dat de Commissie de termijn van twaalf weken na de ontvangst van de volledige aanvraag van de Griekse autoriteiten heeft gerespecteerd, aangezien zij haar beoordeling van de naleving van de voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage heeft afgerond op 23 oktober 2016 en het Parlement hiervan diezelfde dag nog in kennis heeft gesteld;
3 constateert dat de negen getroffen ondernemingen winkels en supermarkten bezitten die actief zijn op het gebied van de verkoop van consumptiegoederen uit de detailhandel; betreurt het dat de detailverkoop tussen 2008 en 2015 sterk is gedaald, van 60 % voor huishoudelijke apparaten tot 30 % voor detailhandelaren in de voedingssector en 23 % voor supermarkten;
4. erkent dat de ontslagen rechtstreeks verband houden met de teruggang van de sector sinds 2008; merkt op dat er in de periode 2008-2015 in de detailhandel, de maakindustrie en de bouwsector 164 000 banen verloren gegaan zijn, samen goed voor 64,2 % van het totaal aantal verloren banen;
5. brengt in herinnering dat de economische crisis de koopkracht van de Griekse gezinnen sinds 2008 sterk onder druk heeft gezet; constateert dat de drastische vermindering van de leningen aan ondernemingen en particulieren gevolgen heeft gehad voor de ondernemingen in de detailhandelssector; betreurt het dat de combinatie van deze twee factoren heeft geleid tot een sterke daling van het totale indexcijfer van de omzet van de detailhandel, met een afname van meer dan 63 % tijdens de periode 2008‑2016; wijst erop dat de bezuinigingsmaatregelen sinds 2008, met name loonsverlagingen, het opnieuw onderhandelen over huurovereenkomsten en het uitstel van de vervaldata van facturen, de verslechtering van de situatie niet hebben kunnen voorkomen; wijst erop dat hieruit blijkt dat de economische crisis met de toegepaste maatregelen niet doeltreffend en op de lange termijn kon worden aangepakt;
6. benadrukt met bezorgdheid dat de regio Attica, waar meer dan 70 % van de ontslagen is gevallen, een werkloosheidspercentage kent van 22,9 %, terwijl in de andere tien regio’s het percentage uiteenloopt tussen 19,5 % in de Egeïsche regio tot 26,8 % in de regio’s Epirus en West-Macedonië; is bezorgd dat dergelijke ontslagen de werkloosheidsproblemen waarmee deze regio's sinds het begin van de economische en financiële crisis te kampen hebben nog kunnen verergeren; merkt met name op dat 31,8 % van de bevolking van Attica risico loopt op armoede of sociale uitsluiting;
7. merkt op dat Griekenland vijf soorten maatregelen plant: (i) loopbaanbegeleiding, (ii) opleiding, omscholing en beroepsopleiding, (iii) bijdrage aan het opstarten van een bedrijf, (iv) toelage voor het zoeken naar werk en opleidingstoelage, (v) subsidie voor het scheppen van banen;
8. onderstreept dat 85,2 % van de beoogde begunstigden ouder zijn dan 55 jaar, waarvan 24,8 % ouder dan 64 jaar; betreurt het dat het niet mogelijk was tot een werkbare oplossing te komen om hun ontslag te vermijden, in het bijzonder omdat het zoeken naar een nieuwe baan door de anciënniteit in het beroep nog wordt bemoeilijkt; is ingenomen met het besluit van Griekenland om werknemers beroepsopleidingen aan te bieden die aansluiten op hun behoeften, met name die van de oudere begunstigden, en op de actuele vereisten van de arbeidsmarkt;
9. wijst met voldoening op het feit dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening werd opgesteld in overleg met de secretaris-generaal en de vertegenwoordigers van het Arbeidsinstituut van de Griekse Algemene Confederatie van werknemers (GSEE); herinnert eraan dat een sterke sociale dialoog op basis van wederzijds vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid het beste instrument vormt voor het vinden van op consensus gebaseerde oplossingen en gezamenlijke standpunten bij het voorzien, voorkomen en beheren van processen van herstructurering; onderstreept dat een dergelijke dialoog zou helpen om het verlies van banen, en dus een beroep op het Fonds, te voorkomen;
10. stelt vast dat de maatregelen inzake inkomenssteun 34,72 % zullen uitmaken van het totale pakket van individuele maatregelen, hetgeen net onder het maximum van 35 % ligt dat is vastgelegd in de EFG-verordening en een veel hoger percentage betreft dan hetgeen voor andere recente gevallen is voorgesteld; herinnert eraan dat deze acties afhankelijk zijn gesteld van de actieve deelname van de beoogde begunstigden aan opleidingsactiviteiten en activiteiten in verband met het zoeken van een baan;
11. wijst erop dat de Griekse autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen;
12. herinnert eraan dat het door het EFG gesteunde gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening gericht moet zijn op initiatieven die bijdragen tot werkgelegenheid, tot de vaardigheden van werknemers en tot de maximale benutting van hun beroepservaring met het oog op een betere aansluiting op de bedrijfswereld, inclusief coöperatieve ondernemingen, en moet worden gecoördineerd met bestaande programma's van de Unie, waaronder het Europees Sociaal Fonds; is ervan overtuigd dat een samenhangende strategie het risico op verplaatsing van de industriële productie zou kunnen verminderen en gunstige voorwaarden zou kunnen creëren voor de hervestiging van de productie in de Unie; onderstreept dat een gedegen beleid voor het voorkomen en anticiperen van herstructureringen voorrang moet krijgen op de benutting van het Fonds; benadrukt tevens het belang van een echt industrieel beleid op het niveau van de Europese Unie, dat zorgt voor duurzame en inclusieve groei;
13. wijst op de bezorgdheid die het Parlement reeds in zijn resolutie van 15 september 2016 over de werkzaamheden, impact en toegevoegde waarde van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering tussen 2007 en 2014[5] heeft geuit over de grote verschillen tussen de aangevraagde steun uit het EFG en de bedragen die door de lidstaten worden terugbetaald; verzoekt de Commissie bij de lidstaten te blijven aandringen op meer realistische ramingen van de te verwachten kosten, om zodoende de noodzaak vervolgens middelen terug te vorderen tot een minimum te beperken;
14. herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 7 van de EFG-richtlijn het ontwerp van het gecoördineerde pakket gepersonaliseerde diensten in moet spelen op toekomstige arbeidsmarktperspectieven en de op die markten benodigde vaardigheden, en verenigbaar moet zijn met de overgang naar een grondstoffenefficiënte en duurzame economie;
15. herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;
16. herhaalt zijn oproep aan de Commissie om ervoor te zorgen dat alle documenten in verband met EFG-zaken openbaar toegankelijk zijn;
17. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
18. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.
- [2] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
- [3] PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
- [4] Oost-Macedonië en Thracië (EL11), Centraal-Macedonië (EL12), West-Macedonië (EL13), Thessalië (EL14), Epirus (EL21), West-Griekenland (EL23), Centraal Griekenland (EL24), Peloponnesos (EL25), zuidelijke Egeïsche Zee (EL42) en Kreta (EL43).
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0361.
BIJLAGE: BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Griekenland – EGF/2017/003 GR/Attica detailhandel)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014‑2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006[1], en met name artikel 15, lid 4,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[2], en met name punt 13,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) heeft tot doel steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, doordat de wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren.
(2) Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad mag het EFG het jaarlijks maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen 2011) niet overschrijden[3].
(3) Op 13 april 2017 heeft Griekenland een aanvraag ingediend om middelen uit het EFG ter beschikking te stellen in verband met ontslagen in negen ondernemingen in de detailhandelssector in de volgende regio's: Attica, Oost-Macedonië en Thracië, Centraal-Macedonië, West-Macedonië, Thessalië, Epirus, West-Griekenland, Centraal Griekenland, Peloponnesos, zuidelijke Egeïsche Zee en Kreta. Griekenland heeft overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 aanvullende gegevens ingediend. Die aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage uit het EFG overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1309/2013.
(4) Aangezien de ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de plaatselijke, regionale of nationale economie, wordt de aanvraag van Griekenland overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 als ontvankelijk beschouwd.
(5) Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage van 2 949 150 EUR te leveren aan de door Griekenland ingediende aanvraag.
(6) Teneinde zo snel mogelijk middelen uit het EFG ter beschikking te stellen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld,
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2017 wordt een bedrag van 2 949 150 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf [the date of its adoption][4]*.
Gedaan te …,
Voor het Europees Parlement |
Voor de Raad |
|
De voorzitter |
De voorzitter |
|
- [1] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.
- [2] PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
- [3] Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014 2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
- [4] * Datum door het Parlement in te voegen vóór bekendmaking in het PB.
TOELICHTING
I. Achtergrond
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die lijden onder de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[1] en van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1309/2013[2] mag het jaarlijkse maximumbedrag ten behoeve van het Fonds niet meer dan 150 miljoen EUR bedragen (prijzen 2011). De benodigde bedragen worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.
Overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[3] verloopt de procedure om het Fonds te activeren als volgt: na een positieve beoordeling van een aanvraag legt de Commissie een voorstel tot beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds aan de begrotingsautoriteit voor, samen met een bijbehorend overschrijvingsverzoek. Indien geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.
II. De aanvraag van Griekenland en het voorstel van de Commissie
Op 23 oktober 2017 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG aan Griekenland om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te steunen van werknemers die gedwongen zijn ontslagen bij negen ondernemingen die actief waren of zijn in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2 - afdeling 47 (Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen) in de regio's van NUTS-niveau 2 Attica (EL30) en tien andere regio's[4] van hetzelfde niveau in Griekenland.
Deze aanvraag is de vierde die in het kader van de begroting 2017 wordt behandeld en de achtste voor de sector "Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen" sinds de invoering van het EFG. De aanvraag heeft betrekking op 725 ontslagen werknemers, die naar verwachting allemaal aan de voorgestelde maatregelen zullen deelnemen, en omvat een totaal bedrag van 2 949 150 EUR uit het EFG voor Griekenland.
De aanvraag werd op 13 april 2017 bij de Commissie ingediend en er werd aanvullende informatie verstrekt binnen acht weken nadat de Commissie daarom had verzocht, na een verlenging van de termijn met twee weken op het naar behoren gemotiveerde verzoek van Griekenland. De Commissie heeft haar beoordeling op 23 oktober 2017 afgerond en overeenkomstig alle toepasselijke bepalingen van de EFG-verordening geconcludeerd dat de aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het EFG, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de EFG-verordening.
Sinds het begin van de economische crisis in 2008 is de koopkracht van de Griekse gezinnen onder grote neerwaartse druk komen te staan, met een negatieve impact op de ondernemingen in de sector van de detailhandel. Volgens cijfers van de Nationale Bank van Griekenland van september 2016 is de detailverkoop tussen 2008 en 2015 sterk gedaald, van 60 % voor huishoudelijke apparaten tot 30 % voor detailhandelaren in de voedingssector en 23 % voor supermarkten. De ontslagen in de negen getroffen ondernemingen houden rechtstreeks verband met de teruggang van de sector sinds 2008.
Hoewel de werkloosheid in Griekenland de afgelopen vier jaar langzaam is gedaald, was het werkloosheidspercentage in 2016 nog altijd het hoogste van de EU (23,6 %). De ontslagen in de elf getroffen regio's dreigen de precaire situatie op de lokale arbeidsmarkt, waar reeds een ernstig tekort aan vacatures bestaat in verhouding tot het grote aantal werkzoekenden, nog te verergeren.
De rapporteur onderstreept dat de actieve en gepersonaliseerde maatregelen, zoals die welke door het EFG worden gefinancierd, kunnen bijdragen tot een verbetering van de werkloosheidssituatie in de getroffen regio's en met name belangrijk zijn voor personen ouder dan 55 jaar, die meer dan 85 % van de getroffen werknemers uitmaken.
De vijf soorten maatregelen die aan de ontslagen werknemers worden aangeboden en waarvoor medefinanciering uit het EFG wordt gevraagd, bestaan uit:
– Beroepskeuzeadvisering: deze begeleidende maatregel, die aan alle deelnemers wordt aangeboden met bijzondere aandacht voor oudere begunstigden, bestaat uit 25 individuele sessies van elk 45 minuten met een gespecialiseerde adviseur en omvat verschillende fasen.
Opleiding, omscholing en beroepsopleiding: in het kader van deze maatregel worden aan werknemers beroepsopleidingen aangeboden die beantwoorden aan hun behoeften, in het bijzonder de behoeften van oudere begunstigden, en de huidige behoeften op de arbeidsmarkt. Er zijn twee soorten opleidingen: permanente beroepsopleidingsprogramma's en gespecialiseerde opleidingen of onderwijsprogramma's. De opleidingen kunnen ook met stages worden aangevuld.
Bijdrage aan het opstarten van een bedrijf: om ondernemerschap aan te moedigen, zullen de werknemers die een eigen bedrijf oprichten maximaal 15 000 EUR ontvangen als bijdrage in de oprichtingskosten. De voorwaarde is dat de begunstigden hun bedrijf gedurende een periode van ten minste één jaar in stand houden.
Toelage voor het zoeken naar werk en opleidingstoelage: voor deelname aan de beroepskeuzevoorlichtingsmaatregel krijgen de begunstigden een onkostenvergoeding van 40 EUR voor een sessie van 45 minuten met een loopbaanbegeleider. Wanneer zij een opleiding volgen, zullen zij een toelage van 3,33 EUR per uur ontvangen.
Subsidie voor het scheppen van banen: werkgevers ontvangen zes maanden lang een subsidie van 650 EUR (bruto) per persoon als aanwervingsbonus, op voorwaarde dat het contract met de EFG-begunstigde doorloopt tot zes maanden na de beëindiging van de subsidie.
Volgens de Commissie zijn de beschreven maatregelen actieve arbeidsmarktmaatregelen die behoren tot de in artikel 7 van de EFG-verordening vastgestelde subsidiabele acties. Deze acties komen niet in de plaats van maatregelen die gericht zijn op passieve sociale bescherming.
De Griekse autoriteiten hebben op de volgende punten de nodige garanties geboden:
bij de toegang tot de voorgestelde acties en de uitvoering ervan zullen de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie worden gerespecteerd;
aan de voorschriften van de nationale en EU‑wetgeving betreffende collectieve ontslagen is voldaan;
de ondernemingen waar de ontslagen zijn gevallen en die hun activiteiten hebben voortgezet, zijn hun wettelijke verplichtingen bij ontslagen nagekomen en hebben voor hun werknemers de nodige maatregelen getroffen;
de voorgestelde maatregelen zullen geen financiële steun ontvangen van andere fondsen of financiële instrumenten van de Unie, en dubbele financiering zal worden voorkomen;
de voorgestelde maatregelen zullen complementair zijn met acties die door de structuurfondsen worden gefinancierd;
de financiële bijdrage van het EFG zal voldoen aan de procedurele en materiële EU-regels inzake overheidssteun.
Griekenland heeft de Commissie meegedeeld dat het overheidsinvesteringsprogramma van het Griekse Ministerie van Economie en Ontwikkeling de bron van de nationale voor- of medefinanciering is. De financiële bijdrage van het EFG zal worden beheerd en gecontroleerd door de instanties die de financiering uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) in Griekenland beheren en controleren. De werkgroep nationaal strategisch referentiekader (NSRK) bij het departement Werkgelegenheid en sociale economie van het ministerie van Arbeid, Sociale Zekerheid en Maatschappelijke Solidariteit zal optreden als beheersautoriteit, EDEL (het comité voor financiële audit) als auditautoriteit, en de speciale dienst voor certificatie en verificatie van de medegefinancierde programma's als certificerende autoriteit.
III. Procedure
Om middelen uit het Fonds te kunnen inzetten, heeft de Commissie de begrotingsautoriteit een overschrijvingsverzoek doen toekomen voor een totaalbedrag van 2 949 150 EUR uit de EFG-reserve (40 02 43) naar het EFG-begrotingsonderdeel (04 04 01).
Dit is het zevende voorstel tot overschrijving voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds dat tot op heden in 2017 naar de begrotingsautoriteit is gezonden.
Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de EFG-verordening de trialoogprocedure ingeleid.
Overeenkomstig een interne afspraak moet de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken bij dit proces worden betrokken, zodat zij op constructieve wijze kan bijdragen aan de beoordeling van de aanvragen voor steun uit het EFG.
- [1] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
- [2] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.
- [3] PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
- [4] Oost-Macedonië en Thracië (EL11), Centraal-Macedonië (EL12), West-Macedonië (EL13), Thessalië (EL14), Epirus (EL21), West-Griekenland (EL23), Centraal Griekenland (EL24), Peloponnesos (EL25), zuidelijke Egeïsche Zee (EL42) en Kreta (EL43).
BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
D(2017)45061
De heer Jean Arthuis
Voorzitter van de Begrotingscommissie
ASP 09G205
Betreft: Advies inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in dossier EGF/2017/003 GR/Attica detailhandel (COM(2017) 613 final)
Geachte voorzitter,
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) en haar werkgroep EFG hebben de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in dossier EGF/2017/003 GR/Attica detailhandel onderzocht en het volgende advies goedgekeurd.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de werkgroep EFG zijn voorstander van de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds voor het verlangde doel. De Commissie EMPL formuleert in dit verband een aantal opmerkingen, zonder evenwel de betaling ter discussie te willen stellen.
Bij haar beraadslagingen is de Commissie EMPL uitgegaan van de volgende overwegingen:
A) overwegende dat de aanvraag gebaseerd is op artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 (EFG‑verordening) en betrekking heeft op 725 werknemers die werden ontslagen bij negen ondernemingen in de economische sectoren ingedeeld in NACE Rev. 2 – afdeling 47 (Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen);
B) overwegende dat Griekenland, om aan te tonen dat er een verband is tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ten gevolge van de globalisering, argumenteert dat de Griekse economie zich sinds het begin van de crisis in 2008 in een diepe recessie bevindt en dat de daling van de werkgelegenheid, van de lonen en het consumentenvertrouwen heeft geleid tot een aanzienlijke terugval van de detailhandelsverkopen;
C) overwegende dat 56,3 % van de werknemers op wie de huidige beschikbaarstelling betrekking heeft, man is en 43,7 % vrouw; overwegende dat 60,4 % van de beoogde begunstigden tussen de 55 en 64 jaar oud is en 24,8 % % ouder dan 64 jaar;
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt derhalve de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie over de Griekse aanvraag op te nemen:
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de criteria voor steunverlening die zijn vastgelegd in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013, en dat Griekenland bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage ter hoogte van 2 949 150 EUR, wat overeenkomt met 60 % van de totale kosten van 4 915 250 EUR;
2. merkt op dat de Commissie de termijn van twaalf weken na de ontvangst van de volledige aanvraag van de Griekse autoriteiten heeft gerespecteerd, aangezien zij haar beoordeling van de naleving van de voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage heeft afgerond op 29 november 2016 en het Parlement hiervan diezelfde dag nog daarvan in kennis heeft gesteld;
3. benadrukt bezorgd dat de regio Attica, waar meer dan 70 % van de ontslagen is gevallen, een werkloosheidspercentage kent van 22,9 %, terwijl in de andere tien regio’s het percentage uiteenloopt tussen 19,5 % in de Egeïsche regio tot 26,8 % in de regio’s Epirus en West-Macedonië;
4. is ingenomen met het besluit van Griekenland om beroepsopleidingen aan werknemers aan te bieden die aansluiten op hun behoeften, met name die van de oudere begunstigden, en op de actuele vereisten van de arbeidsmarkt;
5. wijst erop dat de door het EFG gecofinancierde individuele dienstverlening voor de ontslagen werknemers het volgende omvat: beroepsadvies, scholing, omscholing en beroepsopleiding, bijdragen aan startende bedrijven, toelagen voor het zoeken naar werk en opleidingstoelagen, en subsidies voor het scheppen van banen;
6. is ingenomen met het feit dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening is opgesteld na raadpleging van belanghebbenden, waaronder het Algemeen Secretariaat en de vertegenwoordigers van het arbeidsinstituut van de Griekse Algemene Confederatie van werknemers (GSEE) en het coördinatiecomité van de ontslagen werknemers;
7. stelt vast dat de maatregelen inzake inkomenssteun 34,72 % zullen uitmaken van het totale pakket van individuele maatregelen, hetgeen net onder het maximum van 35 % ligt dat is vastgelegd in de verordening en een veel hoger percentage is dan hetgeen voor andere recente gevallen is voorgesteld; herinnert eraan dat deze acties afhankelijk zijn gesteld van de actieve deelname van de beoogde begunstigden aan opleidingsactiviteiten en activiteiten in verband met het zoeken van een baan;
8. wijst op de bezorgdheid die het Parlement reeds in zijn resolutie over de werkzaamheden, impact en toegevoegde waarde van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering tussen 2007 en 2014 heeft geuit over de grote verschillen tussen de aangevraagde steun uit het EFG en de bedragen die door de lidstaten worden terugbetaald[1]; verzoekt de Commissie bij de lidstaten te blijven aandringen op meer realistische ramingen van de te verwachten kosten, teneinde de noodzaak om vervolgens middelen terug te vorderen tot een minimum te beperken;
9. wijst erop dat de Griekse autoriteiten garanties hebben geboden dat voor de voorgestelde maatregelen geen financiële steun uit andere fondsen of financieringsinstrumenten van de Unie zal worden ontvangen, dat dubbele ondersteuning zal worden voorkomen, en dat de maatregelen een aanvulling zullen vormen op maatregelen gefinancierd door de structuurfondsen;
10. verheugt zich over het feit dat Griekenland heeft bevestigd dat financiële steun uit het EFG niet in de plaats zal komen van maatregelen die de betrokken onderneming moet nemen krachtens de nationale wetgeving of uit hoofde van collectieve arbeidsovereenkomsten;
11. herinnert eraan dat in artikel 7 van de verordening is bepaald dat bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening rekening moet worden gehouden met de toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden, en dat het gecoördineerde pakket verenigbaar moet zijn met de overgang naar een grondstofefficiënte en duurzame economie.
Hoogachtend,
Marita Ulvskog
Eerste ondervoorzitter, waarnemend voorzitter
c.c. Thomas Händel
- [1] T8-0361/2016, aangenomen op 15.9.2016.
BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE REGIONALE ONTWIKKELING
Brief van 7 november 2017 van Iskra Mihaylova, voorzitter van de Commissie regionale ontwikkeling, aan Jean Arthuis, voorzitter van de Begrotingscommissie
Vertaling
Betreft: Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering
Mijnheer de voorzitter,
Een voorstel van de Commissie voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is voor advies doorverwezen naar de Commissie regionale ontwikkeling. Ik heb begrepen dat het de bedoeling is dat op 22 november 2017 een verslag over dit voorstel in de Begrotingscommissie wordt goedgekeurd:
- COM(2017)0613 bevat een voorstel voor een bijdrage uit het EFG van 2 949 150 EUR voor 725 werknemers die werden ontslagen in de detailhandelssector in Griekenland. De ondernemingen zijn werkzaam in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2-afdeling 47 (Detail handel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen). De ontslagen vielen in de regio's van NUTS-niveau 2 Attica (EL30), Oost-Macedonië en Thracië (EL11), Centraal-Macedonië (EL12), West-Macedonië (EL13), Thessalië (EL14), Epirus (EL21), West-Griekenland (EL23), Centraal Griekenland (EL24), Peloponnesos (EL25), zuidelijke Egeïsche Zee (EL42) en Kreta (EL43).
De regels die van toepassing zijn op de financiële bijdragen uit het EFG zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006.
De commissiecoördinatoren hebben deze voorstellen besproken, en mij verzocht u te schrijven dat de meerderheid in deze commissie geen bezwaar heeft tegen de beschikbaarstelling van het voornoemde bedrag uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, zoals door de Commissie voorgesteld.
Hoogachtend,
Iskra MIHAYLOVA
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
22.11.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
31 3 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Nedzhmi Ali, Richard Ashworth, Reimer Böge, Lefteris Christoforou, Gérard Deprez, Manuel dos Santos, José Manuel Fernandes, Jens Geier, Esteban González Pons, Ingeborg Gräßle, Iris Hoffmann, Monika Hohlmeier, John Howarth, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Siegfried Mureşan, Liadh Ní Riada, Jan Olbrycht, Urmas Paet, Răzvan Popa, Paul Rübig, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Indrek Tarand, Inese Vaidere, Daniele Viotti, Tiemo Wölken, Marco Zanni |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Jean-Paul Denanot, Javi López, Andrey Novakov |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Jonathan Bullock, Jordi Solé |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
31 |
+ |
|
ALDE |
Nedzhmi Ali, Gérard Deprez, Urmas Paet |
|
ECR |
Zbigniew Kuźmiuk |
|
ENF |
Marco Zanni |
|
GUE/NGL |
Liadh Ní Riada |
|
NI |
Eleftherios Synadinos |
|
PPE |
Reimer Böge, Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Esteban González Pons, Ingeborg Gräßle, Monika Hohlmeier, Siegfried Mureşan, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Paul Rübig, Inese Vaidere, Patricija Šulin |
|
S&D |
Jean-Paul Denanot, Jens Geier, Iris Hoffmann, John Howarth, Javi López, Vladimír Maňka, Răzvan Popa, Daniele Viotti, Tiemo Wölken, Manuel dos Santos |
|
Verts/ALE |
Jordi Solé, Indrek Tarand |
|
3 |
- |
|
ECR |
Richard Ashworth, Bernd Kölmel |
|
EFDD |
Jonathan Bullock |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding