VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de governance van de energie-unie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013
14.12.2017 - (COM(2016)0759 – C8-0497/2016 – 2016/0375(COD)) - ***I
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteurs: Michèle Rivasi, Claude Turmes
(Gezamenlijke commissieprocedure – artikel 55 van het Reglement)
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de governance van de energie-unie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013
(COM(2016)0759 – C8-0497/2016 – 2016/0375(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2016)0759),
– gezien artikel 294, lid 2, alsook artikel 192, lid 1, en artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0497/2016),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 13 juli 2017[1],
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 26 april 2017[2],
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het gezamenlijk overleg van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie industrie, onderzoek en energie overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0402/2017),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) Deze verordening bevat de noodzakelijke wettelijke basis voor een betrouwbare en transparante governance die garandeert dat de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie worden gehaald door complementaire, coherente en ambitieuze inspanningen van de Unie en de lidstaten, en die tegelijk de beginselen van de Unie op het gebied van betere regelgeving bevordert. |
(1) Deze verordening bevat de noodzakelijke wettelijke basis voor een betrouwbare, inclusieve, kostenefficiënte, transparante en voorspelbare governance die garandeert dat de doelstellingen en streefcijfers voor 2030 en voor de lange termijn van de energie-unie worden gehaald overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs van 2015 inzake klimaatverandering, die na de 21e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP 21) is gesloten (de "Overeenkomst van Parijs") door complementaire, coherente en ambitieuze inspanningen van de Unie en de lidstaten, terwijl de administratieve complexiteit beperkt blijft. | |||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(1 bis) Deze verordening beoogt een rechtvaardige transitie te bevorderen voor burgers en regio's die nadelige gevolgen zouden kunnen ondervinden van de overgang naar een koolstofarme economie. | |||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(3) Het doel van een veerkrachtige energie-unie met een ambitieus klimaatbeleid als kernelement is om de consumenten in de Unie, zowel gezinnen als bedrijven, zekere, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te geven; dit vereist een fundamentele transformatie van het Europees energiesysteem. Dat doel kan alleen worden bereikt door gecoördineerd optreden waarbij wetgevende en niet-wetgevende maatregelen op EU- en nationaal niveau worden gecombineerd. |
(3) Het doel van een veerkrachtige energie-unie met een ambitieus klimaatbeleid als kernelement is om de consumenten in de Unie, zowel gezinnen als bedrijven, zekere, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te geven en onderzoek en innovatie te bevorderen door investeringen aan te trekken; dit vereist een fundamentele transformatie van het Europees energiesysteem. Dat doel kan alleen worden bereikt door gecoördineerd optreden waarbij wetgevende en niet-wetgevende maatregelen op EU-, macroregionaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau worden gecombineerd. | |||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(3 bis) Een volledig functionele en veerkrachtige energie-unie zou de Unie omvormen tot een toonaangevende regio voor innovatie, investeringen, groei en sociale en economische ontwikkeling, wat op zijn beurt een goed voorbeeld zou zijn van hoe het nastreven van hoge ambities op het vlak van mitigatie van de klimaatverandering hand in hand gaat met maatregelen ter bevordering van innovatie, investeringen en groei. | |||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(4) Het voorstel van de Commissie is parallel met een reeks initiatieven inzake sectoraal energiebeleid opgesteld, met name op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en marktontwerp, en is samen met deze initiatieven vastgesteld. Deze initiatieven vormen een pakket onder het overkoepelende thema "energie-efficiëntie eerst", het mondiale leiderschap van de Unie op het vlak van hernieuwbare energie, en een eerlijke deal voor energieconsumenten. |
(4) Het voorstel van de Commissie is parallel met een reeks initiatieven inzake sectoraal energiebeleid opgesteld, met name op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie (met inbegrip van de energieprestaties van gebouwen) en marktontwerp, en is samen met deze initiatieven vastgesteld. Deze initiatieven vormen een pakket onder het overkoepelende thema "energie-efficiëntie eerst", het mondiale leiderschap van de Unie op het vlak van hernieuwbare energie, en een eerlijke deal voor energieconsumenten, onder meer door het tegengaan van energiearmoede en het bevorderen van eerlijke concurrentie op de interne markt. | |||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(5) De Europese Raad heeft op 24 oktober 2014 overeenstemming bereikt over het kader voor klimaat en energie voor 2030, op basis van vier belangrijke streefcijfers: een afname van de broeikasgasemissies in de gehele economie met minstens 40 %, een verbetering van de energie-efficiëntie met minstens 27 % met het oog op een niveau van 30 %, een aandeel van minstens 27 % hernieuwbare energie in de Unie en ten minste 15 % voor de koppeling van elektriciteitsnetten. De Raad heeft gepreciseerd dat het streefcijfer voor hernieuwbare energie bindend is op het niveau van de Unie en moet worden bereikt door bijdragen van de lidstaten, geleid door de noodzaak om gezamenlijk het streefcijfer van de Unie te halen. |
(5) De Europese Raad heeft op 24 oktober 2014 een kader voor klimaat en energie voor 2030 voorgesteld op basis van vier belangrijke streefcijfers: een afname van de broeikasgasemissies in de gehele economie met minstens 40 %, een verbetering van de energie-efficiëntie met minstens 27 % met het oog op een niveau van 30 %, een aandeel van minstens 27 % hernieuwbare energie in de Unie en ten minste 15 % voor de koppeling van elektriciteitsnetten. De Raad heeft gepreciseerd dat het streefcijfer voor hernieuwbare energie bindend is op het niveau van de Unie en moet worden bereikt door bijdragen van de lidstaten, geleid door de noodzaak om gezamenlijk het streefcijfer van de Unie te halen. Niettemin beantwoordt deze verordening aan de streefcijfers die in de sectorale wetgeving zijn overeengekomen. | |||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(5 bis) De Europese Raad is op 24 oktober 2014 overeengekomen dat de Commissie met steun van de lidstaten voortvarend maatregelen zal nemen om zo spoedig mogelijk een minimumstreefcijfer van 10 % op het gebied van interconnectie van elektriciteit te halen, zulks uiterlijk in 2020 voor ten minste de lidstaten die nog geen minimumniveau van integratie in de interne energiemarkt hebben bereikt. | |||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(6 bis) Met de Overeenkomst van Parijs is de mondiale ambitie om de klimaatverandering te beperken, aanzienlijk verhoogd: de ondertekenaars hebben zich ertoe verbonden om "de mondiale temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2 °C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en te streven naar een maximale stijging van 1,5°C boven het pre-industriële niveau". De Unie moet zich voorbereiden op veel grotere en snellere emissiereducties dan eerder gepland. Daar staat tegenover dat deze reducties haalbaar zijn tegen lagere kosten dan eerder was ingeschat, gezien het tempo waaraan hernieuwbare-energietechnologieën worden ontwikkeld en uitgerold. | |||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 6 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(6 ter) In overeenstemming met de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om in de tweede helft van de 21e eeuw een evenwicht te bereiken tussen antropogene emissies uit bronnen van broeikasgassen en de verwijdering daarvan door broeikasgasputten, moet de Unie ernaar streven om op billijke wijze uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de Unie te bereiken, gevolgd door een periode van negatieve emissies. | |||||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 6 quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(6 quater) Voor het klimaatsysteem zijn het de cumulatieve totale antropogene emissies in de loop van de tijd die relevant zijn voor de totale concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer. Om de toezeggingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs gestand te doen, moet worden geanalyseerd welk mondiaal koolstofbudget verenigbaar is met het voortzetten van de inspanningen om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau, en moet het billijke aandeel van de Unie in het resterende mondiale koolstofbudget worden bepaald. De klimaat- en energiestrategieën op lange termijn moeten stroken met dat koolstofbudget. | |||||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 6 quinquies (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(6 quinquies) De Unie en de lidstaten moeten de klimaat- en energiedoelstellingen regelmatig opnieuw bezien en de doelstellingen zo nodig naar boven bijstellen om rekening te houden met de opeenvolgende toetsingen in het kader van het UNFCCC-proces en met de recentste wetenschappelijke gegevens over het tempo en de effecten van de klimaatverandering. | |||||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 6 sexies (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(6 sexies) Hoewel de Unie heeft beloofd om tegen 2030 veruit de meest ambitieuze broeikasgasemissiereducties te verwezenlijken, kan zij de bedreiging van de klimaatverandering niet in haar eentje bestrijden. De Commissie en de lidstaten moeten elke gelegenheid benutten om met name landen die van de internationale handel met de Unie profiteren, te overtuigen om een evenredig deel van de wereldwijde verantwoordelijkheid op zich te nemen en hun ambitie te verhogen tot het niveau van die van de Unie. | |||||||||||||||
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(7) De Europese Raad heeft op 24 oktober 201414 ook besloten dat een betrouwbaar en transparant governancesysteem zonder onnodige administratieve rompslomp moet worden ontwikkeld dat ertoe moet bijdragen dat de EU haar energiebeleidsdoelstellingen kan halen, en tegelijk de lidstaten de nodige flexibiliteit kan bieden en volledig recht kan doen aan hun vrijheid om zelf hun energiemix te bepalen. De Raad benadrukte dat deze governance moet berusten op de voorhanden bouwstenen, zoals nationale klimaatprogramma's en nationale plannen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en dat de planning en rapportering, waar deze nog gescheiden verlopen, moeten worden gestroomlijnd en gebundeld. De Raad stemde er ook mee in de rol en de rechten van de consument, en de transparantie en voorspelbaarheid voor investeerders te vergroten, onder meer dankzij een systematische monitoring van belangrijke indicatoren voor een betaalbaar, veilig, concurrerend, zeker en duurzaam energiesysteem, de coördinatie van nationaal energiebeleid te vergemakkelijken en regionale samenwerking tussen lidstaten te bevorderen. |
(7) De Europese Raad heeft op 24 oktober 201414 ook besloten dat een betrouwbaar en transparant governancesysteem, zonder onnodige administratieve rompslomp en met voldoende flexibiliteit voor de lidstaten, moet worden ontwikkeld dat ertoe moet bijdragen dat de EU haar energiebeleidsdoelstellingen kan halen en tegelijk volledig recht kan doen aan de vrijheid van de lidstaten om zelf hun energiemix te bepalen. De Raad benadrukte dat deze governance moet berusten op de voorhanden bouwstenen, zoals nationale klimaatprogramma's en nationale plannen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en dat de planning en rapportering, waar deze nog gescheiden verlopen, moeten worden gestroomlijnd en gebundeld. De Raad stemde er ook mee in de rol en de rechten van de consument, en de transparantie en voorspelbaarheid voor investeerders te vergroten, onder meer dankzij een systematische monitoring van belangrijke indicatoren voor een betaalbaar, veilig, concurrerend, zeker en duurzaam energiesysteem, de coördinatie van nationaal klimaat- en energiebeleid te vergemakkelijken en regionale samenwerking tussen lidstaten te bevorderen. | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
14 Conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 (EUCO 169/14). |
14 Conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 (EUCO 169/14). | |||||||||||||||
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 10 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(10) In de conclusies van de Raad van 26 november 201516 wordt onderkend dat de governance van de energie-unie een essentieel instrument zal zijn bij het doelmatig en doeltreffend opzetten van de energie-unie en bij het verwezenlijken van de doelstellingen ervan. De Raad benadrukte dat het governancesysteem moet worden gebaseerd op de beginselen van integratie van strategische planning en rapportering van de tenuitvoerlegging van klimaat- en energiebeleid en op coördinatie tussen de actoren die op EU-, regionaal en nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor het energie- en klimaatbeleid. De Raad beklemtoonde ook dat de governance ervoor moet zorgen dat de overeengekomen energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030 worden gehaald, en dat de collectieve vooruitgang van de Unie op weg naar de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen in de vijf dimensies van de energie-unie wordt gemonitord. |
(10) In de conclusies van de Raad van 26 november 201516 wordt onderkend dat de governance van de energie-unie een essentieel instrument zal zijn bij het doelmatig en doeltreffend opzetten van de energie-unie en bij het verwezenlijken van de doelstellingen ervan. De Raad benadrukte dat het governancesysteem moet worden gebaseerd op de beginselen van integratie van strategische planning en rapportering van de tenuitvoerlegging van klimaat- en energiebeleid en op coördinatie tussen de actoren die op EU-, regionaal en nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor het energie- en klimaatbeleid. De Raad beklemtoonde ook dat de governance ervoor moet zorgen dat de overeengekomen energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030 worden gehaald, en dat de vooruitgang van elke lidstaat en de collectieve vooruitgang van de Unie op weg naar de verwezenlijking van de streefcijfers en doelstellingen in de vijf dimensies van de energie-unie wordt gemonitord. | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
16 Conclusies van de Raad van 26 november 2015 (14632/15). |
16 Conclusies van de Raad van 26 november 2015 (14632/15). | |||||||||||||||
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(12) Daarom moet de governance van de energie-unie er in de eerste plaats op gericht zijn de doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken, en met name de streefcijfers van het klimaat- en energiekader voor 2030. Deze verordening is derhalve gekoppeld aan sectorale wetgeving ter uitvoering van de klimaat- en energiestreefcijfers voor 2030. Hoewel de lidstaten flexibiliteit nodig hebben om beleidsmaatregelen te kiezen die het beste passen bij hun energiemix en voorkeuren, moet die flexibiliteit verenigbaar moeten zijn met verdere marktintegratie, grotere concurrentie, de verwezenlijking van klimaat- en energiedoelstellingen en de geleidelijke omschakeling naar een koolstofarme economie. |
(12) Daarom moet de governance van de energie-unie er in de eerste plaats op gericht zijn de doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken, met name de streefcijfers van het klimaat- en energiekader voor 2030 wat betreft de vermindering van de broeikasgasemissies, hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie. Deze verordening is derhalve gekoppeld aan sectorale wetgeving ter uitvoering van de klimaat- en energiestreefcijfers voor 2030. Hoewel de lidstaten flexibiliteit nodig hebben om beleidsmaatregelen te kiezen die het beste passen bij hun energiemix en voorkeuren, moet die flexibiliteit verenigbaar moeten zijn met verdere marktintegratie, grotere concurrentie, de verwezenlijking van klimaat- en energiedoelstellingen en de geleidelijke omschakeling naar een duurzame, koolstofarme economie op basis van een zeer energie-efficiënt en op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd energiesysteem. Er moet een verplicht model voor de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn worden ingevoerd om de kwaliteit en de vergelijkbaarheid daarvan te garanderen. | |||||||||||||||
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 13 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(13) Voor de omschakeling naar een koolstofarme economie zijn veranderingen in het investeringsgedrag en stimuleringsmaatregelen op alle beleidsgebieden noodzakelijk. Om de broeikasgasemissies te doen dalen, moeten de efficiëntie en de innovatie van de Europese economie een boost krijgen; deze daling zal met name leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit. |
(13) Voor de maatschappelijk aanvaardbare omschakeling naar een duurzame, koolstofarme economie zijn aanzienlijke veranderingen in het investeringsgedrag, met name wat openbare en particuliere investeringen betreft, en stimuleringsmaatregelen op alle beleidsgebieden alsook regionale markthervormingen noodzakelijk. Om de broeikasgasemissies te doen dalen, moeten de efficiëntie en de innovatie van de Europese economie een boost krijgen; deze daling zal met name leiden tot duurzame werkgelegenheid en een verbetering van de luchtkwaliteit. | |||||||||||||||
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 13 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(13 bis) De Unie en de lidstaten moeten concrete maatregelen nemen om energiesubsidies, ten minste voor fossiele brandstoffen, te verbieden teneinde de internationale toezeggingen in het kader van de G7, de G20 en de Overeenkomst van Parijs gestand te doen. | |||||||||||||||
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 14 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(14) Aangezien broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen grotendeels afkomstig zijn uit dezelfde bronnen, kan beleid ter beperking van broeikasgassen ook voordelen hebben voor de luchtkwaliteit, waardoor op korte termijn sommige of alle kosten van de beperking van broeikasgasemissies kunnen worden gecompenseerd. Aangezien de gegevens die worden gerapporteerd uit hoofde van Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad18 een belangrijke input vormen voor de opstelling van de BKG-inventaris en de nationale plannen, moet het belang van het verzamelen en rapporteren van consistente gegevens tussen Richtlijn 2001/81/EG en de BKG-inventaris worden erkend. |
(14) Aangezien broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen grotendeels afkomstig zijn uit dezelfde bronnen, kan beleid ter beperking van broeikasgassen ook voordelen hebben voor de volksgezondheid en de luchtkwaliteit, met name in stedelijke gebieden, waardoor op korte termijn de kosten van de beperking van broeikasgasemissies kunnen worden gecompenseerd. Aangezien de gegevens die worden gerapporteerd uit hoofde van Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad18 een belangrijke input vormen voor de opstelling van de BKG-inventaris en de nationale plannen, moet het belang van het verzamelen en rapporteren van consistente gegevens tussen Richtlijn 2001/81/EG en de BKG-inventaris worden erkend. | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
18 Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22). |
18 Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22). | |||||||||||||||
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(16) Overeenkomstig het streven van de Commissie naar betere regelgeving moet de governance van de energie-unie leiden tot een aanzienlijke daling van de administratieve rompslomp voor de lidstaten, de Commissie en de andere instellingen van de Unie, en moet ze bijdragen tot de coherentie en toereikendheid van het beleid en de maatregelen op het niveau van de Unie en de lidstaten met betrekking tot de omschakeling van het energiesysteem naar een koolstofarme economie. |
(16) Overeenkomstig het streven van de Commissie naar betere regelgeving en in overeenstemming met een beleid voor onderzoek, innovatie en investeringen, moet de governance van de energie-unie leiden tot een aanzienlijke daling van de administratieve complexiteit voor de lidstaten en relevante belanghebbenden, de Commissie en de andere instellingen van de Unie, en moet ze bijdragen tot de coherentie en toereikendheid van het beleid en de maatregelen op EU-, macroregionaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau met betrekking tot de omschakeling van het energiesysteem naar een koolstofarme economie. | |||||||||||||||
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 17 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(17) De doelstellingen van de energie-unie moeten worden verwezenlijkt via een combinatie van initiatieven van de Unie en coherente nationale beleidslijnen in geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. De sectorale wetgeving van de Unie op het gebied van energie en klimaat bevat eisen inzake planning, die nuttige instrumenten zijn om veranderingen teweeg te brengen op nationaal niveau. De invoering van deze eisen op verschillende tijdstippen heeft geleid tot overlappingen en gebrek aan aandacht voor synergieën en interacties tussen beleidsgebieden. De huidige afzonderlijke planning, rapportering en monitoring op de gebieden klimaat en energie moet daarom zoveel mogelijk worden gestroomlijnd en geïntegreerd. |
(17) De streefcijfers en doelstellingen van de energie-unie moeten worden verwezenlijkt via een combinatie van initiatieven van de Unie en coherente nationale beleidslijnen in geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. De sectorale wetgeving van de Unie op het gebied van energie en klimaat bevat eisen inzake planning, die nuttige instrumenten zijn om veranderingen teweeg te brengen op nationaal niveau. De invoering van deze eisen op verschillende tijdstippen heeft geleid tot overlappingen en gebrek aan aandacht voor synergieën en interacties tussen beleidsgebieden, ten nadele van de kostenefficiëntie. De huidige afzonderlijke planning, rapportering en monitoring op de gebieden klimaat en energie moet daarom zo nodig worden gestroomlijnd en geïntegreerd. | |||||||||||||||
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 17 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(17 bis) Er moet een beoordeling worden gemaakt van de interacties tussen bestaande en geplande beleidsinitiatieven en maatregelen om decarbonisatie te bewerkstelligen, en de lidstaten moeten een kwantitatieve of kwalitatieve evaluatie verrichten. | |||||||||||||||
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 17 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(17 ter) De lidstaten moeten zorgen voor beleidssamenhang tussen hun nationale energie- en klimaatplannen en hun langetermijnstrategieën voor lage emissies enerzijds en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN anderzijds. | |||||||||||||||
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(18) De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen moeten gelden voor een periode van tien jaar en een overzicht bieden van het huidige energiesysteem en de beleidssituatie. Deze plannen moeten nationale doelstellingen bevatten voor elk van de vijf essentiële dimensies van de energie-unie en bijbehorende beleidsmaatregelen om deze doelstellingen te behalen; de plannen moeten ook gebaseerd zijn op analyses. In de nationale plannen voor de eerste periode van 2021 tot en met 2030 moet bijzondere aandacht worden besteed aan de 2030-streefcijfers voor de vermindering van broeikasgasemissies, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en interconnectie van elektriciteit. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de nationale plannen consistent zijn met en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. |
(18) De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen moeten gelden voor een periode van tien jaar en een overzicht bieden van het huidige energiesysteem en de beleidssituatie. Deze plannen moeten nationale streefcijfers of doelstellingen bevatten voor elk van de vijf essentiële dimensies van de energie-unie en bijbehorende beleidsmaatregelen om deze doelstellingen te behalen; de plannen moeten ook gebaseerd zijn op analyses. In de nationale plannen voor de eerste periode van 2021 tot en met 2030 moet bijzondere aandacht worden besteed aan de 2030-streefcijfers voor de vermindering van broeikasgasemissies, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en interconnectie van elektriciteit. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de nationale plannen consistent zijn met en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. | |||||||||||||||
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(18 bis) Bij het opstellen van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan moeten de lidstaten nagaan hoeveel huishoudens met energiearmoede kampen, rekening houdend met de huishoudelijke energiediensten die nodig zijn om in de relevante nationale context een basislevensstandaard te garanderen, die zij zich misschien niet kunnen veroorloven als gevolg van een combinatie van een laag inkomen, hoge energie-uitgaven en de gebrekkige energie-efficiëntie van hun woning. De lidstaten moeten de bestaande en geplande beleidsmaatregelen en maatregelen ter bestrijding van energiearmoede schetsen en zo nodig een nationale doelstelling opnemen om het aantal huishoudens in energiearmoede terug te dringen. De Commissie moet een gemeenschappelijke methodologie vaststellen aan de hand waarvan de lidstaten energiearmoede moeten definiëren, en elke lidstaat moet huishoudens in energiearmoede definiëren overeenkomstig hun specifieke nationale omstandigheden. | |||||||||||||||
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 18 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(18 ter) De lidstaten moeten erop toezien dat de EU-financiering uit het meerjarig financieel kader 2014-2020 wordt opgenomen in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. De nationale toewijzingen uit het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 moeten actief bijdragen tot de verwezenlijking van de streefcijfers en doelstellingen van de energie-unie, met name in de sectoren broeikasgasemissiereducties met inbegrip van verwijderingen per put, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Daartoe moet het programmeringsproces op nationaal en lokaal niveau voor het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 plaatsvinden in combinatie met een beoordeling van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen door de Commissie teneinde rekening te houden met een hoge ambitie, met name in het licht van de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen. | |||||||||||||||
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 19 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(19 bis) De lidstaten moeten een permanent platform voor energiedialoog op verschillende niveaus met de lokale overheden, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, investeerders en andere relevante belanghebbenden opzetten om de verschillende overwogen opties voor het energie- en klimaatbeleid te bespreken. De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de energie- en klimaatstrategieën op lange termijn moeten in het kader van dat platform worden besproken. | |||||||||||||||
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(20) De uitvoering van beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie en klimaat heeft gevolgen voor het milieu. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek in een vroeg stadium reële mogelijkheden tot inspraak krijgt bij de voorbereiding van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, indien van toepassing overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad24 en het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) van 25 juni 1998 (hierna het "Verdrag van Aarhus"). De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat de sociale partners worden betrokken bij de opstelling van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. |
(20) De uitvoering van beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie en klimaat heeft gevolgen voor het milieu. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek in een vroeg stadium reële mogelijkheden tot actieve inspraak en raadpleging krijgt bij de voorbereiding van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn, indien van toepassing overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad24 en het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) van 25 juni 1998 (hierna het "Verdrag van Aarhus"). De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat de sociale partners, de lokale overheden en alle relevante belanghebbenden van in de eerste fasen worden betrokken bij de plannings- en rapporteringsprocessen en bij de opstelling van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de langetermijnstrategieën. | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
24 Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30). |
24 Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30). | |||||||||||||||
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(21) Regionale samenwerking is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de energie-unie op doeltreffende wijze worden verwezenlijkt. De lidstaten moeten de gelegenheid krijgen opmerkingen te maken over de plannen van andere lidstaten alvorens deze definitief worden vastgesteld, teneinde tegenstrijdigheden en mogelijke negatieve gevolgen voor andere lidstaten te vermijden en ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke doelstellingen collectief worden bereikt. Regionale samenwerking bij het opstellen en voltooien van nationale plannen en bij de latere uitvoering van de nationale plannen is van essentieel belang om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de maatregelen te verbeteren en de marktintegratie en energiezekerheid te bevorderen. |
(21) Macroregionale en regionale samenwerking is noodzakelijk opdat de lidstaten gezamenlijk uitvoering geven aan bepaalde beleidslijnen en maatregelen die de gemeenschappelijke streefcijfers en doelstellingen op kostenoptimale wijze helpen verwezenlijken. De Commissie moet dergelijke samenwerking tussen de lidstaten faciliteren. De lidstaten moeten de gelegenheid krijgen opmerkingen te maken over de plannen van andere lidstaten alvorens deze definitief worden vastgesteld, teneinde tegenstrijdigheden en mogelijke negatieve gevolgen voor andere lidstaten te vermijden en ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke doelstellingen collectief worden bereikt. Macroregionale en regionale samenwerking bij het opstellen en voltooien van nationale plannen en bij de latere uitvoering van de nationale plannen is van essentieel belang om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de maatregelen te verbeteren en de marktintegratie en energiezekerheid te bevorderen. | |||||||||||||||
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 21 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(21 bis) De lidstaten en de Commissie moeten hernieuwbare-energieprojecten identificeren die van belang zijn voor de energie-unie (Renewables Projects of Energy Union interest – RPEI's), grensoverschrijdend zijn en bijdragen tot de verwezenlijking van de 2030-doelstelling inzake hernieuwbare energie. RPEI's moeten gemakkelijk toegang krijgen tot vergunningsprocedures en toegang krijgen tot EU-, nationale en lokale financiering. | |||||||||||||||
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(22) De nationale plannen moeten stabiel zijn, d.w.z. dat de nationale beleidslijnen en maatregelen transparant en voorspelbaar moeten zijn, teneinde te zorgen voor investeringszekerheid. Om de lidstaten de kans te geven zich aan te passen aan sterk gewijzigde omstandigheden, moeten zij één keer tijdens de tienjarige periode de gelegenheid krijgen hun plannen te actualiseren. Voor de plannen voor de periode van 2021 tot en met 2030 moeten de lidstaten de kans krijgen hun plannen te actualiseren tegen 1 januari 2024. Streefcijfers, doelstellingen en bijdragen mogen alleen worden gewijzigd als dit tot hogere ambities leidt, met name wat betreft de energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030. In het kader van deze actualiseringen moeten de lidstaten inspanningen leveren om eventuele negatieve gevolgen voor het milieu, die duidelijk worden in het kader van de geïntegreerde rapportering, te beperken. |
(22) De nationale plannen moeten stabiel zijn, d.w.z. dat de nationale beleidslijnen en maatregelen transparant en voorspelbaar moeten zijn, teneinde te zorgen voor investeringszekerheid. De regelmatige indiening van nationale plannen over voortschrijdende perioden van tien jaar geeft de lidstaten de kans om zich aan te passen aan sterk gewijzigde omstandigheden. Streefcijfers en doelstellingen mogen alleen worden gewijzigd als dit tot hogere ambities leidt, met name wat betreft de energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030. In het kader van die plannen moeten de lidstaten inspanningen leveren om eventuele negatieve gevolgen voor het milieu, die duidelijk worden in het kader van de geïntegreerde rapportering, te beperken. | |||||||||||||||
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 23 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(23) Stabiele lage-emissiestrategieën op lange termijn zijn van cruciaal belang om bij te dragen tot economische transformatie, werkgelegenheid, groei en de verwezenlijking van bredere doelstellingen op het gebied van duurzame ontwikkeling, en om op billijke en kosteneffectieve wijze te werken aan de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling van de Overeenkomst van Parijs. De partijen bij de Overeenkomst van Parijs worden bovendien verzocht om uiterlijk in 2020 hun strategieën voor de afname van broeikasgasemissies op lange termijn (tegen het midden van deze eeuw) mee te delen. |
(23) Stabiele klimaat- en energiestrategieën op lange termijn zijn van cruciaal belang om bij te dragen tot economische transformatie, werkgelegenheid, groei en de verwezenlijking van bredere doelstellingen op het gebied van duurzame ontwikkeling, en om op billijke en kosteneffectieve wijze te werken aan de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling van de Overeenkomst van Parijs. De partijen bij de Overeenkomst van Parijs worden bovendien verzocht om uiterlijk in 2020 hun strategieën voor de afname van broeikasgasemissies op lange termijn (tegen het midden van deze eeuw) mee te delen. | |||||||||||||||
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 23 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(23 bis) De lidstaten moeten klimaat- en energiestrategieën op lange termijn (voor 2050 en daarna) ontwikkelen waarin wordt aangegeven welke transformaties in de verschillende sectoren nodig zijn om over te schakelen op een hernieuwbare-energiesysteem en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken. De strategieën moeten stroken met het billijke aandeel van de Unie in het resterende mondiale koolstofbudget en moeten op open en transparante wijze en met volledige betrokkenheid van de belanghebbenden worden ontwikkeld. De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen moeten op de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn zijn gebaseerd en daarmee stroken. | |||||||||||||||
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 23 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(23 ter) De sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) is sterk blootgesteld aan en zeer kwetsbaar voor de klimaatverandering. Tegelijkertijd beschikt de sector over een enorm potentieel om voor klimaatvoordelen op de lange termijn te zorgen en een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de internationale en EU-klimaatdoelstellingen op de lange termijn. Deze sector kan op verschillende manieren tot mitigatie van klimaatverandering bijdragen, met name door emissiereducties te verwezenlijken, putten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden, en door biomaterialen te leveren die fossiele en koolstofintensieve materialen kunnen vervangen. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging, is het van essentieel belang dat hulpbronnen duurzaam beheerd worden en dat koolstofreservoirs langdurig stabiel en aanpasbaar zijn. Langetermijnstrategieën zijn essentieel om duurzame investeringen op de lange termijn mogelijk te maken. | |||||||||||||||
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 23 quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(23 quater) Bij de ontwikkeling van verdere interconnecties is het belangrijk een volledige beoordeling te maken van de kosten en baten, met inbegrip van alle technische, sociaal-economische en milieueffecten daarvan, zoals vereist door de TEN-E-verordening, en rekening te houden met de positieve externe effecten van interconnecties, zoals de integratie van hernieuwbare energiebronnen, de continuïteit van de energievoorziening en de toegenomen concurrentie op de interne markt. | |||||||||||||||
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(24) De sectorale Uniewetgeving op het gebied van energie en klimaat bevat niet alleen eisen inzake planning, maar ook inzake rapportering; vele daarvan zijn geschikte instrumenten gebleken om veranderingen op nationaal niveau teweeg te brengen, maar zijn op uiteenlopende tijdstippen ingevoerd, wat geleid heeft tot overlappingen en gebrek aan aandacht voor synergieën en interacties tussen beleidsterreinen zoals beperking van broeikasgasemissies, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en marktintegratie. Om een juist evenwicht te vinden tussen enerzijds de noodzaak om te zorgen voor een goede follow-up van de uitvoering van nationale plannen en anderzijds de noodzaak om de administratieve rompslomp te verminderen, moeten de lidstaten tweejaarlijkse voortgangsverslagen opstellen over de uitvoering van de actieplannen en andere ontwikkelingen in het energiesysteem. Sommige verslagen, met name uit hoofde van de rapporteringseisen op klimaatgebied die voortvloeien uit het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de regelgeving van de Unie, moeten echter nog steeds op jaarbasis worden opgesteld. |
(24) De sectorale Uniewetgeving op het gebied van energie en klimaat bevat niet alleen eisen inzake planning, maar ook inzake rapportering; vele daarvan zijn geschikte instrumenten gebleken om veranderingen op nationaal niveau teweeg te brengen in aanvulling op markthervormingen, maar zijn op uiteenlopende tijdstippen ingevoerd, wat geleid heeft tot overlappingen, kosteninefficiëntie en gebrek aan aandacht voor synergieën en interacties tussen beleidsterreinen zoals beperking van broeikasgasemissies, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en marktintegratie. Om een juist evenwicht te vinden tussen enerzijds de noodzaak om te zorgen voor een goede follow-up van de uitvoering van nationale plannen en anderzijds de noodzaak om de administratieve complexiteit te verminderen, moeten de lidstaten tweejaarlijkse voortgangsverslagen opstellen over de uitvoering van de actieplannen en andere ontwikkelingen in het energiesysteem. Sommige verslagen, met name uit hoofde van de rapporteringseisen op klimaatgebied die voortvloeien uit het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de regelgeving van de Unie, moeten echter nog steeds op jaarbasis worden opgesteld. | |||||||||||||||
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Overweging 25 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(25) De geïntegreerde voortgangsverslagen van de lidstaten moeten een weerspiegeling vormen van de elementen die zijn uiteengezet in het model voor de nationale plannen. Gezien het technische karakter van de geïntegreerde voortgangsverslagen en het feit dat de eerste in 2021 moeten worden ingediend, moet een model voor deze verslagen worden opgesteld. De voortgangsverslagen moeten worden opgesteld om te zorgen voor transparantie ten aanzien van de Unie, andere lidstaten en marktdeelnemers, met inbegrip van de consumenten. Ze moeten betrekking hebben op elk van de vijf dimensies van de energie-unie en, voor de eerste periode, tegelijk ook de nadruk leggen op de gebieden die onder de streefcijfers van het klimaat- en energiekader voor 2030 vallen. |
(25) De geïntegreerde voortgangsverslagen van de lidstaten moeten een weerspiegeling vormen van de elementen die zijn uiteengezet in het model voor de nationale plannen. Gezien het technische karakter van de geïntegreerde voortgangsverslagen en het feit dat de eerste in 2021 moeten worden ingediend, moet een model voor deze verslagen worden opgesteld. De voortgangsverslagen moeten worden opgesteld om te zorgen voor transparantie ten aanzien van de Unie, andere lidstaten, regionale en lokale overheden, marktdeelnemers, eventuele andere relevante belanghebbenden en het grote publiek. Ze moeten betrekking hebben op elk van de vijf dimensies van de energie-unie en, voor de eerste periode, tegelijk ook de nadruk leggen op de gebieden die onder de streefcijfers van het klimaat- en energiekader voor 2030 vallen. | |||||||||||||||
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Overweging 28 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(28) Uit de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 525/2013 is het belang gebleken van transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, volledigheid en vergelijkbaarheid van informatie. Voortbouwend op die ervaring moet deze verordening ervoor zorgen dat de lidstaten verslag uitbrengen over hun beleidslijnen en maatregelen en prognoses, als een essentieel onderdeel van de voortgangsverslagen. De informatie in die verslagen is van essentieel belang om de tijdige naleving van de verbintenissen uit hoofde van Verordening [ ] [ESR] aan te tonen. De toepassing en voortdurende verbetering van systemen op het niveau van de Unie en de lidstaten, gekoppeld aan betere begeleiding bij de rapportering, zou aanzienlijk moeten bijdragen tot een aanhoudende versterking van de informatie die nodig is om de vooruitgang in de dimensie "koolstofarm maken" te volgen. |
(28) Uit de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 525/2013 is het belang gebleken van transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, volledigheid en vergelijkbaarheid van informatie. Voortbouwend op die ervaring moet deze verordening ervoor zorgen dat de lidstaten betrouwbare en consistente gegevens en aannames over alle vijf de dimensies gebruiken en de gegevens die bij het opstellen van scenario's en modellen worden gebruikt, openbaar maken en verslag uitbrengen over hun beleidslijnen en maatregelen en prognoses, als een essentieel onderdeel van de voortgangsverslagen. De informatie in die verslagen is van essentieel belang om de tijdige naleving van de verbintenissen uit hoofde van Verordening [ ] [ESR] aan te tonen. De toepassing en voortdurende verbetering van systemen op het niveau van de Unie en de lidstaten, gekoppeld aan betere begeleiding bij de rapportering, zou aanzienlijk moeten bijdragen tot een aanhoudende versterking van de informatie die nodig is om de vooruitgang in de dimensie "koolstofarm maken" te volgen. | |||||||||||||||
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(30) Om de administratieve rompslomp voor de lidstaten en de Commissie te beperken, moet de Commissie een online-rapporteringsplatform opzetten om de communicatie te vergemakkelijken en de samenwerking te bevorderen. Dat zal zorgen voor een tijdige indiening van verslagen en voor meer transparantie over de nationale rapportering. Het elektronisch rapporteringsplatform moet voortbouwen op bestaande rapporteringsprocessen databanken en elektronische hulpmiddelen, deze aanvullen en er profijt van trekken, zoals die van het Europees Milieuagentschap, Eurostat, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en de lessen die zijn getrokken uit het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie. |
(30) Om de beleidsvorming op het gebied van energie en klimaat transparanter te maken en de administratieve complexiteit voor de lidstaten en de Commissie te beperken, moet de Commissie een publiek onlineplatform opzetten om het publiek makkelijker toegang te geven tot informatie en om de communicatie tussen de Commissie en de lidstaten en de samenwerking tussen de lidstaten te vergemakkelijken. Dat zal zorgen voor een tijdige indiening van verslagen en voor meer transparantie over de nationale rapportering. Het elektronisch rapporteringsplatform moet voortbouwen op bestaande rapporteringsprocessen databanken en elektronische hulpmiddelen, deze aanvullen en er profijt van trekken, zoals die van het Europees Milieuagentschap, Eurostat, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en de lessen die zijn getrokken uit het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie. | |||||||||||||||
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Overweging 31 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(31) Wat betreft de gegevens die aan de Commissie moeten worden verstrekt via nationale planning en rapportering, mag de informatie van de lidstaten niet dezelfde zijn als de informatie die al in dezelfde vorm beschikbaar is gesteld via Eurostat, in de context van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad27, en nog steeds beschikbaar is bij Eurostat met dezelfde waarden. De gerapporteerde gegevens en prognoses in de nationale energie- en klimaatplannen moeten, voor zover beschikbaar en passend wat de timing ervan betreft, voortbouwen op en samenhangend zijn met de gegevens van Eurostat en de methode die gebruikt wordt voor de rapportering van Europese statistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009. |
(31) Om te voorkomen dat er op EU-niveau te laat wordt opgetreden, moet de Commissie de door het Europees Milieuagentschap verstrekte jaarlijkse ramingen van de broeikasgasemissies, hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie gebruiken om de vooruitgang in de richting van de doelstellingen voor 2030 te beoordelen. Wat betreft de gegevens die aan de Commissie moeten worden verstrekt via nationale planning en rapportering, mag de informatie van de lidstaten niet dezelfde zijn als de informatie die al in dezelfde vorm beschikbaar is gesteld via Eurostat, in de context van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad27, en nog steeds beschikbaar is bij Eurostat met dezelfde waarden. De gerapporteerde gegevens en prognoses in de nationale energie- en klimaatplannen moeten, voor zover beschikbaar en passend wat de timing ervan betreft, voortbouwen op en samenhangend zijn met de gegevens van Eurostat en de methode die gebruikt wordt voor de rapportering van Europese statistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009. | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
27 Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164). |
27 Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164). | |||||||||||||||
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Overweging 32 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(32) Het is van cruciaal belang dat de Commissie nationale plannen en de tenuitvoerlegging ervan beoordeelt aan de hand van voortgangsverslagen, teneinde de collectieve doelstellingen van de strategie voor de energie-unie te verwezenlijken. Voor de eerste periode van tien jaar heeft dit met name betrekking op de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat op het niveau van de Unie en de nationale bijdragen aan deze streefcijfers. Deze beoordeling dient om de twee jaar te worden uitgevoerd, en alleen indien nodig om het jaar, en dient te worden geconsolideerd in de verslagen van de Commissie over de stand van de energie-unie. |
(32) Het is van cruciaal belang dat de Commissie het ontwerp van nationale plannen en de tenuitvoerlegging van aangemelde nationale plannen beoordeelt aan de hand van voortgangsverslagen, teneinde de collectieve doelstellingen van de vijf dimensies van de strategie voor de energie-unie te verwezenlijken, met name het creëren van een volledig functionele en veerkrachtige energie-unie. Dit geldt met name voor de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat op het niveau van de Unie voor de eerste periode van tien jaar. Deze beoordeling dient om de twee jaar te worden uitgevoerd, en indien nodig om het jaar, en dient te worden geconsolideerd in de verslagen van de Commissie over de stand van de energie-unie. | |||||||||||||||
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Overweging 33 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(33) De luchtvaart heeft effecten op het mondiale klimaat door de uitstoot van CO2 en andere emissies, zoals stikstofoxiden, en door mechanismen zoals de bevordering van cirruswolken. In het licht van het snel ontwikkelende wetenschappelijke inzicht in deze effecten, voorziet Verordening (EU) nr. 525/2013 reeds in een geactualiseerde beoordeling van de niet-CO2 gerelateerde effecten van de luchtvaart op het klimaat. De in dit verband gebruikte modellen moeten aan de wetenschappelijke vooruitgang worden aangepast. Op basis van haar evaluatie van deze effecten zou de Commissie ter zake dienende beleidsopties voor het aanpakken van die gevolgen in overweging kunnen nemen. |
(33) De luchtvaart heeft effecten op het mondiale klimaat door de uitstoot van CO2 en andere emissies, zoals stikstofoxiden, en door mechanismen zoals de bevordering van cirruswolken. In het licht van het snel ontwikkelende wetenschappelijke inzicht in deze effecten, voorziet Verordening (EU) nr. 525/2013 reeds in een geactualiseerde beoordeling van de niet-CO2 gerelateerde effecten van de luchtvaart op het klimaat. De in dit verband gebruikte modellen moeten aan de wetenschappelijke vooruitgang worden aangepast. Op basis van haar evaluatie van deze effecten moet de Commissie tegen 1 maart 2020 ter zake dienende beleidsopties voor het aanpakken van die gevolgen in overweging nemen en zo nodig een wetgevingsvoorstel indienen. | |||||||||||||||
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Overweging 33 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(33 bis) Volgens de bestaande UNFCCC-richtsnoeren inzake broeikasgasrapportage wordt bij de berekening en de rapportage van methaanemissies uitgegaan van aardopwarmingspotentiëlen (GWP) over een periode van 100 jaar. Gezien de hoge GWP-waarde en de relatief korte atmosferische levensduur van methaan, waardoor het op korte en middellange termijn een aanzienlijk effect op het klimaat heeft, moet de Commissie nagaan welke implicaties de vaststelling van een periode van 20 jaar voor methaan zou hebben voor het beleid en de maatregelen. Op basis van haar analyse moet de Commissie geschikte beleidsopties overwegen om de methaanemissies door middel van een EU-methaanstrategie aan te pakken, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan methaanemissies die verband houden met energie en afval. | |||||||||||||||
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Overweging 34 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(34) Om de samenhang tussen het nationale en EU-beleid en de doelstellingen van de energie-unie te helpen garanderen, moet permanent overleg plaatsvinden tussen de Commissie en de lidstaten. In voorkomend geval moet de Commissie aanbevelingen doen aan de lidstaten, onder meer ook over het ambitieniveau van het ontwerp van de nationale plannen, over de verdere tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen van de aangemelde nationale plannen, en over andere nationale beleidslijnen en maatregelen die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van de energie-unie. De lidstaten dienen zoveel mogelijk rekening te houden met die aanbevelingen en moeten in de daaropvolgende voortgangsverslagen toelichten hoe de aanbevelingen zijn gevolgd. |
(34) Om de samenhang tussen het nationale en EU-beleid en de doelstellingen van de energie-unie te helpen garanderen, moet permanent overleg plaatsvinden tussen de Commissie en de lidstaten en zo nodig tussen de lidstaten onderling. In voorkomend geval moet de Commissie aanbevelingen doen aan de lidstaten, onder meer ook over het ambitieniveau van het ontwerp van de nationale plannen, over de verdere tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen van de aangemelde nationale plannen, en over andere nationale beleidslijnen en maatregelen die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van de energie-unie. De lidstaten dienen rekening te houden met die aanbevelingen en moeten in de daaropvolgende voortgangsverslagen toelichten hoe de aanbevelingen zijn gevolgd. | |||||||||||||||
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Overweging 35 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(35) Indien het ambitieniveau van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen of de actualiseringen daarvan niet volstaat om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken en, tijdens de eerste periode, met name de 2030-streefcijfers voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, dan moet de Commissie maatregelen op het niveau van de Unie nemen om te garanderen dat deze doelstellingen en streefcijfers collectief worden bereikt (zij moet dus de ambities bijstellen). Indien de Unie onvoldoende vooruitgang zou boeken om deze doelstellingen en streefcijfers te bereiken, dient de Commissie niet alleen aanbevelingen uit te vaardigen, maar ook maatregelen te nemen op het niveau van de Unie, of moeten de lidstaten aanvullende maatregelen nemen om te garanderen dat die doelstellingen en streefcijfers worden gehaald (het gebrek aan tastbare resultaten moet dus worden weggewerkt). Bij het verdelen van de inspanningen die moeten worden geleverd om de collectieve streefcijfers te bereiken, moet rekening worden gehouden met vroegtijdige ambitieuze bijdragen van lidstaten aan de 2030-streefcijfers voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Op het gebied van hernieuwbare energie kunnen dergelijke maatregelen ook betrekking hebben op financiële bijdragen van lidstaten aan een financieringsplatform dat wordt beheerd door de Commissie en dat zal worden gebruikt om bij te dragen tot projecten op het gebied van hernieuwbare energie in de gehele Unie. De nationale streefcijfers van lidstaten voor hernieuwbare energie voor 2020, moeten dienst doen als referentieaandeel hernieuwbare energie vanaf 2021. Op het gebied van energie-efficiëntie kunnen aanvullende maatregelen met name tot doel hebben de energie-efficiëntie van producten, gebouwen en vervoer te verbeteren. |
(35) Indien de in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen beschreven ambitie, streefcijfers, beleidslijnen en maatregelen niet volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken en, tijdens de eerste periode, met name de 2030-streefcijfers voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, dan moet de Commissie maatregelen op het niveau van de Unie nemen om te garanderen dat deze doelstellingen en streefcijfers collectief worden bereikt en moeten de lidstaten hun nationale doelstellingen inzake hernieuwbare energiebronnen uiterlijk op 31 december 2020 naar boven bijstellen (en dus de ambities bijstellen). Indien de Unie onvoldoende vooruitgang zou boeken om deze doelstellingen en streefcijfers te bereiken, kan de Commissie, naast het uitvaardigen van aanbevelingen, ook maatregelen op het niveau van de Unie nemen of aanvullende maatregelen van de lidstaten vragen om te garanderen dat de doelstellingen en streefcijfers worden gehaald (het gebrek aan tastbare resultaten moet dus worden weggewerkt). Bij het verdelen van de inspanningen die moeten worden geleverd om de collectieve streefcijfers te bereiken, moet rekening worden gehouden met vroegtijdige ambitieuze inspanningen van lidstaten aan de 2030-streefcijfers voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Op het gebied van hernieuwbare energie kunnen dergelijke maatregelen ook betrekking hebben op vrijwillige financiële bijdragen van lidstaten aan een financieringsplatform dat wordt beheerd door de Commissie en dat zal worden gebruikt om bij te dragen tot projecten op het gebied van hernieuwbare energie in de gehele Unie, waaronder projecten die van belang zijn voor de energie-unie. De nationale streefcijfers van lidstaten voor hernieuwbare energie voor 2020 moeten dienst doen als referentieaandeel hernieuwbare energie vanaf 2021 en moeten gedurende de hele periode worden gehandhaafd. Op het gebied van energie-efficiëntie kunnen aanvullende maatregelen met name tot doel hebben de energie-efficiëntie van producten, gebouwen en vervoer te verbeteren. | |||||||||||||||
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(38) De lidstaten en de Commissie moeten nauw samenwerken op alle gebieden die betrekking hebben op de uitvoering van de energie-unie en de onderhavige verordening; ook het Europees Parlement moet hier van nabij bij betrokken worden. Waar nodig moet de Commissie de lidstaten bijstaan bij de tenuitvoerlegging van deze verordening, met name met de opstelling van de nationale plannen en bijbehorende capaciteitsopbouw. |
(38) De lidstaten en de Commissie moeten nauw samenwerken op alle gebieden die betrekking hebben op de uitvoering van de energie-unie en de onderhavige verordening; ook het Europees Parlement moet hier van nabij bij betrokken worden. De Commissie moet de lidstaten bijstaan bij de tenuitvoerlegging van deze verordening, met name met de opstelling, uitvoering en monitoring van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn en de bijbehorende capaciteitsopbouw door het inzetten van interne middelen van het Europees Milieuagentschap, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, interne modelleringscapaciteiten en, waar nodig, externe expertise. | |||||||||||||||
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Overweging 41 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(41 bis) Deze verordening bevat bepalingen om energie-efficiëntie te behandelen als een infrastructuurprioriteit, vanuit het inzicht dat energie-efficiëntie aan de door het IMF en andere economische instellingen gebruikte definitie van infrastructuur voldoet, en hiervan een centraal aspect en een prioritaire overweging te maken bij de toekomstige besluitvorming over investeringen in de energie-infrastructuur van de Unie1 bis. | |||||||||||||||
|
__________________ | |||||||||||||||
|
1 bis Verslag van het Europees Parlement van 2 juni 2016 inzake de uitvoering van de energie-efficiëntierichtlijn (2012/27/EU) (2015/2232(INI)). | |||||||||||||||
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Overweging 43 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(43) De Commissie moet in haar taken in het kader van deze verordening worden bijgestaan door een Comité van de energie-unie, om uitvoeringshandelingen op te stellen. Dit comité vervangt het Comité klimaatverandering en, indien passend, andere comités en neemt hun taken over. |
(43) De Commissie moet in haar taken in het kader van deze verordening worden bijgestaan door een Comité energie en klimaat, om uitvoeringshandelingen op te stellen. Wat aangelegenheden in verband met de tenuitvoerlegging van klimaatspecifieke bepalingen betreft, moet de Commissie worden bijgestaan door het bij Verordening (EU) nr. 525/2013 ingestelde Comité klimaatverandering. | |||||||||||||||
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Overweging 44 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(44 bis) Ter voorbereiding van een toekomstige herziening van deze verordening en in het kader van de EU-strategie inzake cyberveiligheid moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten beoordelen of het noodzakelijk zou kunnen zijn om aanvullende uniforme plannings- en rapporteringseisen toe te voegen betreffende de inspanningen van de lidstaten om kritieke infrastructuur van het energiesysteem van de Unie beter te beschermen tegen elke vorm van cyberdreigingen, met name omdat het aantal potentieel kritieke cyberaanvallen de afgelopen tien jaar is toegenomen, teneinde de energiezekerheid in alle omstandigheden te garanderen. Zo'n betere coördinatie binnen de Unie mag echter geen afbreuk doen aan de nationale veiligheidsbelangen van de lidstaten door gevoelige informatie te onthullen. | |||||||||||||||
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 1 |
Artikel 1 | |||||||||||||||
Onderwerp en toepassingsgebied |
Onderwerp en toepassingsgebied | |||||||||||||||
1. Bij deze verordening wordt een governancemechanisme opgezet om: |
1. Bij deze verordening wordt een governancemechanisme opgezet om: | |||||||||||||||
|
(-a) uitvoering te geven aan klimaat- en energiestrategieën en -maatregelen op lange termijn die ontworpen zijn om de verbintenissen van de Unie inzake broeikasgasemissies na te komen in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs; | |||||||||||||||
(a) uitvoering te geven aan strategieën en maatregelen die ontworpen zijn om de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie te bereiken, en voor de eerste tienjarige periode van 2021 tot en met 2030 met name de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat van de Unie; |
(a) uitvoering te geven aan strategieën en maatregelen die ontworpen zijn om de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie te bereiken, en voor de eerste tienjarige periode van 2021 tot en met 2030 met name de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat van de Unie; | |||||||||||||||
|
(a bis) partnerschappen en samenwerking op macroregionaal en regionaal niveau tussen de lidstaten op te zetten die ontworpen zijn om de streefcijfers, doelstellingen en verbintenissen van de energie-unie te verwezenlijken; | |||||||||||||||
(b) de tijdige uitvoering, transparantie, nauwkeurigheid, samenhang, vergelijkbaarheid en volledigheid van de rapportering door de Unie en haar lidstaten aan het secretariaat van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs te waarborgen. |
(b) de tijdige uitvoering, transparantie, nauwkeurigheid, samenhang, vergelijkbaarheid en volledigheid van de rapportering door de Unie en haar lidstaten aan het secretariaat van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs te waarborgen; | |||||||||||||||
|
(b bis) bij te dragen tot meer regelgevingszekerheid en meer zekerheid voor investeerders en te helpen ten volle te gebruik te maken van de mogelijkheden voor economische ontwikkeling, stimulering van investeringen, banencreatie en sociale samenhang; | |||||||||||||||
|
(b quater) een rechtvaardige transitie te steunen voor burgers en regio's die negatieve gevolgen kunnen ondervinden van de overgang naar een koolstofarme economie. | |||||||||||||||
Het governancemechanisme wordt gebaseerd op geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die betrekking hebben op perioden van tien jaar, beginnende met de periode van 2021 tot en met 2030, op de bijbehorende geïntegreerde nationale voortgangsverslagen van de lidstaten over energie en klimaat, en op geïntegreerde regelingen voor monitoring door de Europese Commissie. Het betreft een gestructureerd, iteratief proces tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op de voltooiing van de nationale plannen en de uitvoering ervan, ook met betrekking tot regionale samenwerking, en de desbetreffende maatregelen van de Commissie. |
Het governancemechanisme wordt gebaseerd op geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die betrekking hebben op perioden van tien jaar, beginnende met de periode van 2021 tot en met 2030, op de bijbehorende geïntegreerde nationale voortgangsverslagen van de lidstaten over energie en klimaat, en op geïntegreerde regelingen voor monitoring door de Europese Commissie. Het betreft een gestructureerd, transparant, iteratief proces tussen de Commissie en de lidstaten, dat volledige participatie van het grote publiek en lokale overheden waarborgt, met het oog op de voltooiing van de nationale plannen en de uitvoering ervan, ook met betrekking tot macroregionale en regionale samenwerking, en de desbetreffende maatregelen van de Commissie. | |||||||||||||||
2. Deze verordening is van toepassing op de volgende vijf dimensies van de energie-unie: |
2. Deze verordening is van toepassing op de volgende vijf dimensies van de energie-unie: | |||||||||||||||
(a) de continuïteit van de energievoorziening, |
(a) de continuïteit van de energievoorziening, | |||||||||||||||
(b) de energiemarkt, |
(b) de interne energiemarkt, | |||||||||||||||
(c) energie-efficiëntie, |
(c) energie-efficiëntie, | |||||||||||||||
(d) koolstofarm maken en |
(d) koolstofarm maken en | |||||||||||||||
(e) onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. |
(e) onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. | |||||||||||||||
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld bij COM(2016) 767], Richtlijn 2010/31/EU en Richtlijn 2012/27/EU. |
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld bij COM(2016) 767], [herschikking van Richtlijn 2009/72/EG, zoals voorgesteld bij COM(2016) XXX], Richtlijn 2010/31/EU en Richtlijn 2012/27/EU. | |||||||||||||||
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 – punt 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(3) "vastgestelde beleidslijnen en maatregelen": beleidslijnen en maatregelen waarvoor van overheidswege een officieel besluit is genomen op de datum van indiening van het nationale plan of het voortgangsverslag, en waarvoor er een duidelijke wil aanwezig is om tot implementatie over te gaan; |
(3) "vastgestelde beleidslijnen en maatregelen": beleidslijnen en maatregelen waarvoor door de centrale of subnationale overheid een officieel besluit is genomen op de datum van indiening van het nationale plan of het voortgangsverslag, en waarvoor er een duidelijke wil aanwezig is om tot implementatie over te gaan; | |||||||||||||||
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 – punt 9 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(9) "de 2030-streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie": het Uniebrede bindende streefcijfer om de broeikasgasemissies in de hele economie van de Unie uiterlijk in 2030 met minstens 40 % te doen dalen in vergelijking met 1990, het Uniebrede bindende streefcijfer om in 2030 minstens 27 % hernieuwbare energie te verbruiken in de Unie, het Uniebrede bindende streefcijfer om de energie-efficiëntie in 2030 met minstens 27 % te verbeteren, dat uiterlijk in 2020 opnieuw moet worden geëvalueerd, waarbij een EU-streefcijfer van 30% voor ogen moet worden gehouden, en het streefcijfer om in 2030 een elektriciteitsinterconnectie van minstens 15 % te bereiken, en alle verdere streefcijfers in dit verband die door de Europese Raad of de Raad en het Europees Parlement voor het jaar 2030 worden overeengekomen. |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 – punt 11 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(11 bis) "vroege inspanningen": vroege vooruitgang die een lidstaat vanaf 2021 heeft geboekt in de richting van zijn bindende streefcijfer voor hernieuwbare energie, zoals bedoeld in artikel 3 van [herschikking van de richtlijn hernieuwbare energie] en zijn streefcijfer voor de verbetering van de energie-efficiëntie, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU; | |||||||||||||||
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 – punt 17 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(17 bis) "energie-efficiëntie eerst": dat bij alle beslissingen over energieplanning, ‑beleid en ‑investeringen prioriteit wordt gegeven aan maatregelen om de vraag naar energie en de energievoorziening efficiënter te maken door middel van kostenoptimale besparingen op het eindgebruik van energie, vraagresponsinitiatieven en efficiëntere omzetting, transmissie en distributie van energie; | |||||||||||||||
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 – punt 18 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(18 bis) "lokale overheid": een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, die deel uitmaakt van de structuur van de overheid, onder het niveau van de centrale regering, die aan de burgers verantwoording verschuldigd is, die gewoonlijk bestaat uit een besluitvormend of beleidsmakend orgaan (raad of vergadering) en een uitvoerend orgaan (de burgemeester of een andere uitvoerende functionaris), die op lokaal niveau direct of indirect is verkozen of is aangewezen, en die verschillende bestuursniveaus omvat, zoals dorpen, gemeenten, districten, streken, provincies en regio's; | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Deze definitie is bedoeld om de term "lokale overheid", die in verschillende artikelen van deze verordening wordt gebruikt, te verduidelijken. | ||||||||||||||||
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 – punt 18 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(18 ter) "rechtvaardige transitie": een alomvattende inspanning ter ondersteuning van werknemers en gemeenschappen die negatieve gevolgen kunnen ondervinden van de overgang naar een koolstofarme economie; | |||||||||||||||
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 - punt 18 quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(18 quater) "subsidie voor fossiele brandstoffen": een subsidie zoals gedefinieerd in de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie; | |||||||||||||||
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 2 – punt 18 quinquies (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(18 quinquies) "fossiele brandstof": steenkool, gas, olie en alle andere afgeleiden van fossiele brandbare stoffen; | |||||||||||||||
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 3 |
Artikel 3 | |||||||||||||||
Geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen |
Geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen | |||||||||||||||
1. Uiterlijk op 1 januari 2019 en vervolgens om de tien jaar dient elke lidstaat een geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan in bij de Commissie. De plannen bevatten de elementen die zijn vermeld in lid 2 en bijlage I. Het eerste plan heeft betrekking op de periode van 2021 tot en met 2030. De daaropvolgende plannen hebben betrekking op de tienjarige periode die onmiddellijk volgt op het einde van de door het vorige plan bestreken periode. |
1. Uiterlijk ... [PB: 6 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] en in ieder geval uiterlijk op 1 juni 2019 dient elke lidstaat een geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan in bij de Commissie, dat een periode van tien jaar omvat. Uiterlijk op 1 januari 2024 en vervolgens om de tien jaar dient elke lidstaat opeenvolgende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen in. De plannen bevatten de elementen die zijn vermeld in lid 2 en bijlage I. Het eerste plan heeft betrekking op de periode van 2021 tot en met 2030. | |||||||||||||||
2. De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen bestaan uit de volgende delen: |
2. De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen bestaan uit de volgende delen: | |||||||||||||||
(a) een overzicht van de procedure voor de vaststelling van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, bestaande uit een samenvatting, een beschrijving van de raadpleging en betrokkenheid van belanghebbenden en de resultaten daarvan, en de regionale samenwerking met andere lidstaten bij de voorbereiding van het plan; |
(a) een overzicht van de procedure voor de vaststelling van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, bestaande uit: | |||||||||||||||
|
(1) een samenvatting; | |||||||||||||||
|
(2) een beschrijving van de raadpleging en betrokkenheid van lokale overheden, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, de sociale partners en de burgers en de resultaten daarvan; | |||||||||||||||
|
(3) een beschrijving van de macroregionale en regionale samenwerking met andere lidstaten bij de voorbereiding van het plan; | |||||||||||||||
(b) een beschrijving van de nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie |
(b) een beschrijving van de nationale doelstellingen en streefcijfers voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie; | |||||||||||||||
(c) een beschrijving van de beleidslijnen en maatregelen die voorzien zijn om de onder (b) bedoelde doelstellingen, streefcijfers en bijdragen te bereiken; |
(c) een beschrijving van de geplande beleidslijnen, maatregelen en investeringsstrategieën die voorzien zijn om de onder (b) bedoelde doelstellingen en streefcijfers te bereiken; | |||||||||||||||
(d) een beschrijving van de bestaande situatie op het gebied van de vijf dimensies van de energie-unie, ook met betrekking tot het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen, alsmede prognoses met betrekking tot de onder (b) bedoelde doelstellingen, met reeds bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen; |
(d) een beschrijving van de bestaande situatie op het gebied van de vijf dimensies van de energie-unie, ook met betrekking tot het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen, prognoses met betrekking tot de onder b) bedoelde doelstellingen en streefcijfers, met reeds bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen, en een beschrijving van de regelgevende en niet-regelgevende barrières en hinderpalen voor de verwezenlijking van de streefcijfers en doelstellingen; | |||||||||||||||
(e) een beoordeling van de effecten van de geplande beleidslijnen en maatregelen om de onder (b) bedoelde doelstellingen te verwezenlijken; |
(e) een beoordeling van de effecten van de afzonderlijke en gecombineerde geplande beleidslijnen en maatregelen om de in de artikelen 1, 4, 13 bis en 14 bedoelde streefcijfers en doelstellingen te verwezenlijken op het milieu, met inbegrip van de luchtkwaliteit en natuurbescherming, op de volksgezondheid, op macro-economisch vlak en op sociaal gebied; | |||||||||||||||
|
(e bis) een beoordeling van de effecten van de geplande beleidslijnen en maatregelen op het concurrentievermogen in verband met de vijf dimensies van de energie-unie; | |||||||||||||||
|
(e ter) een beoordeling van de potentiële effecten van de klimaatverandering in de lidstaat, waaronder de directe en indirecte effecten, en de weerbaarheidsstrategieën om met de klimaateffecten om te gaan, zoals nationale aanpassingsplannen; | |||||||||||||||
|
(e quater) na de ontwikkeling van een investeringsstrategie, een raming van de publieke en particuliere investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van de geplande beleidslijnen en maatregelen; | |||||||||||||||
(f) een bijlage, opgesteld overeenkomstig de in bijlage II bij deze verordening vastgestelde eisen en structuur, waarin is uiteengezet welke methode en beleidsmaatregelen de lidstaat toepast om de overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016)761] en bijlage V vastgestelde energiebesparingen te verwezenlijken. |
(f) een bijlage, opgesteld overeenkomstig de in bijlage II bij deze verordening vastgestelde eisen en structuur, waarin is uiteengezet welke methode en beleidsmaatregelen de lidstaat toepast om de overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016)761] en bijlage V vastgestelde energiebesparingen te verwezenlijken. | |||||||||||||||
3. Bij de opstelling van de in lid 1 bedoelde nationale plannen houden de lidstaten rekening met de onderlinge verbanden tussen de vijf dimensies van de energie-unie en maken zij gebruik van samenhangende gegevens en veronderstellingen in de vijf dimensies, voor zover relevant. |
3. Bij het organiseren van de in lid 1 bedoelde concurrerende inschrijvingsprocedure gaan de lidstaten als volgt te werk: | |||||||||||||||
|
(i) zij beperken de administratieve complexiteit en de kosten voor alle relevante belanghebbenden; | |||||||||||||||
|
(ii) zij houden rekening met de onderlinge verbanden tussen de vijf dimensies van de energie-unie, in het bijzonder het beginsel "energie-efficiëntie eerst"; | |||||||||||||||
|
(iii) zij gebruiken geloofwaardige en samenhangende gegevens en veronderstellingen in de vijf dimensies, voor zover relevant, en maken de voor modelberekeningen gebruikte gegevens openbaar; | |||||||||||||||
|
(iv) zij zorgen voor consistentie met de in artikel 1 bedoelde doelstellingen en met de nationale klimaat- en energiestrategieën op lange termijn als bedoeld in artikel 14; | |||||||||||||||
|
(v) zij gaan na hoeveel huishoudens met energiearmoede kampen, rekening houdend met de huishoudelijke energiediensten die nodig zijn om in de relevante nationale context een basislevensstandaard te garanderen, en schetsen de bestaande en geplande beleidsmaatregelen en maatregelen ter bestrijding van energiearmoede, met inbegrip van sociale beleidsmaatregelen en andere relevante nationale programma's. | |||||||||||||||
|
Indien uit de beoordeling op basis van verifieerbare gegevens, waarbij geografische verspreidingsindicatoren worden gebruikt, blijkt dat een lidstaat een aanzienlijk aantal huishoudens in energiearmoede heeft, neemt hij in zijn plan een nationale indicatieve doelstelling op om de energiearmoede te verminderen; | |||||||||||||||
|
(vi) zij nemen bepalingen op om eventuele negatieve milieueffecten die bij de geïntegreerde rapportering overeenkomstig de artikelen 15 tot en met 22 aan het licht komen, te voorkomen, te beperken of, indien het een project van algemeen belang betreft en er geen alternatieven voorhanden zijn, te compenseren; | |||||||||||||||
|
(vii) zij houden rekening met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees semester zijn gedaan. | |||||||||||||||
|
3 bis. Na hun eerste geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen zorgen de lidstaten ervoor dat in elk van hun volgende plannen die overeenkomstig lid 1 bij de Commissie worden ingediend, hun nationale streefcijfers en doelstellingen als bedoeld in artikel 4 worden gewijzigd om blijk te geven van een grotere ambitie dan die welke in hun voorgaande geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan aan de dag is gelegd. | |||||||||||||||
|
3 ter. De lidstaten maken de plannen die zij krachtens dit artikel bij de Commissie indienen, openbaar. | |||||||||||||||
4. De Commissie is gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 36 om bijlage I te wijzigen teneinde ze aan te passen aan de wijzigingen van het beleidskader voor energie en klimaat van de Unie, marktontwikkelingen en nieuwe eisen uit hoofde van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs. |
4. De Commissie is gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 36 om bijlage I te wijzigen teneinde ze aan te passen aan de wijzigingen van het beleidskader voor energie en klimaat van de Unie, marktontwikkelingen en nieuwe eisen uit hoofde van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs. | |||||||||||||||
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie |
Streefcijfers en doelstellingen voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie | |||||||||||||||
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
In hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan stellen de lidstaten de volgende in deel A.2 van bijlage I gespecificeerde hoofddoelstellingen, streefcijfers en bijdragen vast: |
In hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan stellen de lidstaten de volgende in deel A.2 van bijlage I gespecificeerde hoofddoelstellingen en streefcijfers vast: | |||||||||||||||
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 1 – punt ii bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
ii bis. de trajecten die de lidstaat van plan is te volgen om de verwijderingen per put te handhaven en te verbeteren overeenkomstig de in artikel 14 bedoelde klimaat- en energiestrategieën op lange termijn; | |||||||||||||||
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 1 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. andere nationale doelstellingen en streefcijfers die samenhangend zijn met de bestaande langetermijnstrategieën voor de vermindering van emissies, voor zover van toepassing; |
iii. andere nationale doelstellingen en streefcijfers die samenhangend zijn met de Overeenkomst van Parijs en de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn; | |||||||||||||||
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. teneinde het bindende streefcijfer van de Unie van minstens 27 % hernieuwbare energie in 2030 te bereiken, zoals vermeld in artikel 3 van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld in COM(2016) 767], een bijdrage tot dit streefcijfer in termen van het aandeel hernieuwbare energie van de lidstaat in het bruto-eindverbruik van energie in 2030, met een lineair traject voor die bijdrage vanaf 2021; |
i. teneinde het bindende streefcijfer van de Unie van minstens 35 % hernieuwbare energie in 2030 te bereiken, zoals vermeld in artikel 3 van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld in COM(2016) 767], een bijdrage tot dit streefcijfer; | |||||||||||||||
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt i bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
i bis. het nationale streefcijfer voor energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindenergieverbruik van de lidstaat in 2030 als vastgesteld overeenkomstig artikel 3 en bijlage I bis bij Richtlijn (EU) .../... [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG zoals voorgesteld bij COM(2016) 767], met een lineair traject vanaf 2021 als vermeld in bijlage I bis bij deze verordening. | |||||||||||||||
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt i ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
i ter. het in punt i bis bedoelde traject: | |||||||||||||||
|
(i) begint bij het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2020 als vermeld in de derde kolom van de tabel in deel A van bijlage I bij Richtlijn (EU) .../... [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG zoals voorgesteld bij COM(2016) 767]. Als een lidstaat zijn bindende nationale streefcijfer voor 2020 overtreft, mag zijn traject beginnen op het niveau dat in 2020 is bereikt; | |||||||||||||||
|
(ii) bestaat uit tweejaarlijkse tussentijdse streefcijfers voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen, berekend als een gemiddelde van de twee voorgaande jaren als vermeld in bijlage I bis; | |||||||||||||||
|
(iii) bereikt ten minste zijn nationaal streefcijfer voor 2030. | |||||||||||||||
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt i quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
i quater. de in de punten i bis en i ter bedoelde trajecten van de lidstaat dragen samen bij tot het bindende lineaire traject van de Unie en bereiken in 2030 het bindende streefcijfer van de Unie van ten minste 35 % energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie; | |||||||||||||||
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt i quinquies (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
i quinquies. de trajecten van de lidstaat voor het totale aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie vanaf 2031 stroken met de energie- en klimaatstrategieën op lange termijn. | |||||||||||||||
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. trajecten voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie van 2021 tot en met 2030 in de sectoren verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer; |
ii. de indicatieve trajecten van de lidstaat voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie van 2021 tot en met 2030 in de sectoren verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer; | |||||||||||||||
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. trajecten voor elke technologie voor hernieuwbare energie die de lidstaat van plan is te gebruiken om de algemene en sectorale trajecten voor hernieuwbare energie van 2021 tot en met 2030 te verwezenlijken, met inbegrip van het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie per technologie en sector in Mtoe en de geplande totale geïnstalleerde capaciteit per technologie en sector in MW; |
iii. indicatieve trajecten voor elke technologie voor hernieuwbare energie die de lidstaat van plan is te gebruiken om de algemene en sectorale trajecten voor hernieuwbare energie van 2021 tot en met 2030 te verwezenlijken, met inbegrip van het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie per technologie en sector in Mtoe en de geplande totale geïnstalleerde capaciteit per technologie en sector, met inbegrip van capaciteitsverhoging, in MW; | |||||||||||||||
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 – punt iii bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
iii bis. het aandeel van en de doelstellingen en trajecten voor hernieuwbare energie die in de lidstaat van 2021 tot en met 2030 wordt geproduceerd door steden, hernieuwbare-energiegemeenschappen en prosumenten, met inbegrip van het verwachte bruto-eindverbruik van energie in Mtoe. | |||||||||||||||
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a – punt 2 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(2 bis) met betrekking tot fossiele brandstoffen en met het oog op de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling van de Unie om tegen 2040 een volledig koolstofvrije economie te worden: | |||||||||||||||
|
(a) de inventaris van de huidige directe en indirecte subsidies van de lidstaat voor fossiele brandstoffen; | |||||||||||||||
|
(b) de trajecten van de lidstaat voor de geleidelijke afbouw van directe en indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen tegen 2020; | |||||||||||||||
|
(c) de trajecten van de lidstaat voor de geleidelijke afbouw van fossiele brandstoffen. | |||||||||||||||
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) de indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdrage tot het bereiken van het bindende energie-efficiëntiestreefcijfer van de Unie van 30 % in 2030, zoals vermeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016)761], op basis van het primair energieverbruik of eindenergieverbruik, de besparing van primaire energie of eindenergie, of energie-intensiteit. |
(1) het bindende indicatieve nationale energie-efficiëntiestreefcijfer voor het bereiken van het bindende energie-efficiëntiestreefcijfer van de Unie van 40 % in 2030, zoals vermeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016)761], op basis van het primair energieverbruik of eindenergieverbruik, de besparing van primaire energie of eindenergie, of energie-intensiteit, met een lineair traject voor dat streefcijfer vanaf 2021. | |||||||||||||||
De lidstaten drukken hun bijdrage uit in termen van een absoluut niveau van primair energieverbruik en eindenergieverbruik in 2020 en 2030, met een lineair traject voor die bijdrage vanaf 2021. Zij lichten hun onderliggende methodologie en de omrekeningsfactoren toe; |
De lidstaten drukken hun energie-efficiëntiestreefcijfers uit in termen van een absoluut niveau van primair energieverbruik en eindenergieverbruik in 2020 en 2030. Zij lichten hun onderliggende methodologie en de omrekeningsfactoren toe overeenkomstig de bijlagen IV en V bij [de versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016) 761]; | |||||||||||||||
|
Het traject als bedoeld in de eerste alinea bestaat uit tweejaarlijkse tussentijdse streefcijfers, te beginnen in 2022 en vervolgens om de twee jaar; | |||||||||||||||
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b – punt 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(2) het cumulatieve bedrag aan energiebesparingen dat in de periode 2021-2030 moet worden bereikt volgens artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016)761]; |
(2) het cumulatieve bedrag aan extra energiebesparingen dat in de periode 2021-2030 en daarna moet worden bereikt volgens artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016)761]; | |||||||||||||||
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b – punt 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(3) de doelstellingen voor de renovatie op lange termijn van het nationale bestand van woningen en bedrijfsgebouwen (zowel publieke als particuliere); |
(3) op basis van een analyse van het bestaande gebouwenbestand, de mijlpalen voor 2030 en 2040 voor de langetermijnstrategieën voor de renovatie van het nationale bestand van al dan niet voor bewoning bestemde gebouwen, zowel openbare als particuliere, om de vooruitgang in de richting van de doelstelling voor 2050 overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016) 765] te meten; | |||||||||||||||
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b – punt 3 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(3 bis) de geplande beleidslijnen en maatregelen en de geboekte vooruitgang bij het omvormen van het nationale gebouwenbestand tot een zeer energie-efficiënt en koolstofvrij gebouwenbestand, met een empirisch onderbouwde raming van de verwachte energiebesparingen en voordelen in ruimere zin die van 2020 tot en met 2030 moet worden bereikt; | |||||||||||||||
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b – punt 4 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(4) de totale vloeroppervlakte die moet worden gerenoveerd of het equivalent aan jaarlijkse energiebesparingen dat van 2020 tot en met 2030 moet worden bereikt overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2012/27/EU, dat betrekking heeft op de voorbeeldfunctie van de centrale overheid bij de renovatie van haar gebouwen; |
(4) de totale vloeroppervlakte die moet worden gerenoveerd en de overeenkomstige energiebesparingen die door de renovatie moeten worden gerealiseerd of het equivalent aan uit de alternatieve benadering voortvloeiende jaarlijkse energiebesparingen die van 2020 tot en met 2030 moeten worden bereikt overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761]; | |||||||||||||||
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b – punt 4 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(4 bis) het vastgestelde potentieel voor energiebesparingen bij verwarming en koeling, met inbegrip van de uitkomst van een uitgebreide beoordeling van het potentieel voor de toepassing van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en efficiënte stadsverwarming en ‑koeling; | |||||||||||||||
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b – punt 5 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(5) andere nationale doelstellingen inzake energie-efficiëntie, met inbegrip van langetermijnstreefcijfers of -strategieën en sectorale streefcijfers op terreinen als vervoer, verwarming en koeling; |
(5) andere nationale doelstellingen inzake energie-efficiëntie, met inbegrip van langetermijnstreefcijfers of -strategieën en sectorale streefcijfers op terreinen als vervoer, de maakindustrie en water en afvalwater, of beleid om sectoren te koppelen, alsook efficiëntie in andere sectoren met een hoog energie-efficiëntiepotentieel in de gehele energieketen, van primaire energie tot eindverbruikers, of bijvoorbeeld datacentra; | |||||||||||||||
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter c – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) nationale doelstellingen met betrekking tot het vergroten van de diversificatie van energiebronnen en met betrekking tot leveranciers uit derde landen; |
(1) nationale indicatieve doelstellingen met betrekking tot het vergroten van de diversificatie van energiebronnen en met betrekking tot leveranciers uit derde landen met het oog op het vergroten van de veerkracht van de macroregionale, regionale en nationale energiesystemen; | |||||||||||||||
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter c – punt 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(2) nationale doelstellingen om de afhankelijkheid van de invoer van energie uit derde landen te verminderen; |
(2) nationale doelstellingen om de afhankelijkheid van de invoer van energie uit derde landen te verminderen met het oog op het vergroten van de veerkracht van de macroregionale, regionale en nationale energiesystemen; | |||||||||||||||
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter c – punt 4 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(4) nationale doelstellingen met betrekking tot de inzet van binnenlandse energiebronnen (met name hernieuwbare energie); |
(4) nationale indicatieve doelstellingen met betrekking tot het vergroten van de flexibiliteit van het nationale energiesysteem, met name door de inzet van energie-efficiëntiemaatregelen, binnenlandse en regionale hernieuwbare energiebronnen, vraagrespons en opslag; | |||||||||||||||
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030, met inachtneming van het interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit van ten minste 15 % in 2030. De lidstaten lichten de gebruikte onderliggende methodologie toe; |
(1) het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030, met inachtneming van het indicatieve interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit van ten minste 15% in 2030, rekening houdend met het interconnectiestreefcijfer van 10 % in 2020, de nationale en regionale marktomstandigheden en het nationale en regionale potentieel, alle aspecten van kosten-batenanalyses, de daadwerkelijke mate van uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang, en maatregelen om de verhandelbare capaciteit van bestaande interconnecties te verhogen. De lidstaten lichten de gebruikte onderliggende methodologie toe, rekening houdend met de door de Commissie voorgestelde methodologie; | |||||||||||||||
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d – punt 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(2) de belangrijkste nationale doelstellingen voor elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers in om het even welke van de vijf dimensies van de strategie voor de energie-unie; |
(2) de belangrijkste nationale doelstellingen voor elektriciteits- en gastransmissie- en distributie-infrastructuur en de modernisering daarvan die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers in om het even welke van de vijf dimensies van de strategie voor de energie-unie. Voor elk gepland groot infrastructuurproject, een voorafgaande beoordeling van de verenigbaarheid daarvan met en de bijdrage daarvan aan de vijf dimensies van de energie-unie, met name wat de continuïteit van de energievoorziening en mededinging betreft; | |||||||||||||||
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d – punt 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(3) nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals marktintegratie en koppeling, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; |
(3) nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals het vergroten van de flexibiliteit van het systeem, met name door het verwijderen van belemmeringen voor vrije prijsvorming, door marktintegratie en koppeling, slimme netten, aggregatie, vraagrespons, opslag, gedistribueerde opwekking, mechanismen voor dispatching, redispatching en beperking, en realtime prijssignalen, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; | |||||||||||||||
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d – punt 3 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(3 bis) nationale doelstellingen met betrekking tot de niet-discriminerende participatie van hernieuwbare energie, vraagrespons en opslag, onder meer via aggregatie, in alle energiemarkten, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; | |||||||||||||||
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d – punt 3 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(3 ter) nationale doelstellingen om ervoor te zorgen dat consumenten participeren in het energiesysteem en profijt trekken van zelfopwekking en nieuwe technologieën, waaronder slimme meters; | |||||||||||||||
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d – punt 4 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(4) nationale doelstellingen met betrekking tot het waarborgen van de toereikendheid van het elektriciteitssysteem en de flexibiliteit van het energiesysteem met betrekking tot de productie van hernieuwbare energie, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; |
(4) nationale doelstellingen met betrekking tot het waarborgen van de toereikendheid van het elektriciteitssysteem, die ervoor zorgen dat er geen capaciteitsmechanismen worden toegepast of, wanneer dat wel gebeurt met het oog op de continuïteit van de energievoorziening, dat deze zo beperkt mogelijk blijven, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; | |||||||||||||||
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter e – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) nationale doelstellingen en financieringsstreefcijfers voor openbaar en particulier onderzoek en innovatie op het gebied van de energie-unie; indien van toepassing, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt. Deze streefcijfers en doelstellingen moeten stroken met die in de strategie voor de energie-unie en het SET-plan; |
(1) nationale doelstellingen en financieringsstreefcijfers voor openbare steun voor onderzoek en innovatie op het gebied van de energie-unie en het verwachte hefboomeffect daarvan op particulier onderzoek; indien van toepassing, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt. Deze streefcijfers en doelstellingen moeten stroken met die in de strategie voor de energie-unie en het SET-plan; | |||||||||||||||
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter e – punt 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(2) nationale doelstellingen voor 2050 voor de invoering van koolstofarme technologieën; |
(2) nationale doelstellingen voor 2050 met betrekking tot de bevordering van duurzame technologieën; | |||||||||||||||
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter e – punt 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(3) nationale doelstellingen met betrekking tot het concurrentievermogen. |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Het proces van de lidstaten om bijdragen op het gebied hernieuwbare energie vast te stellen |
Het proces van de lidstaten om streefcijfers op het gebied hernieuwbare energie vast te stellen | |||||||||||||||
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. Bij het vaststellen van hun bijdrage voor het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van energie in 2030 en het laatste jaar van de verslagperiode voor de latere nationale plannen, overeenkomstig artikel 4, onder (a), punt (2), onder i, houden de lidstaten rekening met het volgende: |
1. Bij het vaststellen van hun streefcijfer voor het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van energie in 2030 en het laatste jaar van de verslagperiode voor de latere nationale plannen, overeenkomstig artikel 4, onder (a), punt (2), onder i, houden de lidstaten rekening met het volgende: | |||||||||||||||
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – letter d – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(i) billijke verdeling van de uitrol in de gehele Europese Unie; |
(i) billijke en kosteneffectieve verdeling van de uitrol in de gehele Europese Unie; | |||||||||||||||
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – letter d bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(d bis) het basisaandeel energie uit hernieuwbare bronnen in hun bruto-eindverbruik van energie, als vermeld in artikel 3, lid 3, van Richtlijn .../... [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG]; | |||||||||||||||
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
2. De lidstaten zorgen er samen voor dat de som van hun bijdragen ertoe leidt dat in 2030 minstens 27 % van de geproduceerde energie in het bruto-eindverbruik van energie afkomstig is uit hernieuwbare bronnen. |
2. De lidstaten zorgen er samen voor dat de som van hun streefcijfers leidt tot een lineair traject dat ervoor zorgt dat in 2030 minstens 35 % van het bruto-eindverbruik van energie afkomstig is uit hernieuwbare energiebronnen. | |||||||||||||||
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Het proces van de lidstaten om bijdragen op het gebied energie-efficiëntie vast te stellen |
Het proces van de lidstaten om bindende streefcijfers op het gebied energie-efficiëntie vast te stellen | |||||||||||||||
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. Bij de vaststelling van hun indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdrage voor 2030 en het laatste jaar van de verslagperiode voor de latere nationale plannen in de zin van artikel 4, onder (b), punt (1), zorgen de lidstaten ervoor dat: |
1. Bij de vaststelling van hun bindende nationale energie-efficiëntiestreefcijfer voor 2030 en het laatste jaar van de verslagperiode voor de latere nationale plannen in de zin van artikel 4, onder (b), punt (1), zorgen de lidstaten ervoor dat: | |||||||||||||||
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) het energieverbruik van de Unie in 2020 niet meer bedraagt dan 1 483 Mtoe primaire energie en niet meer dan 1 086 Mtoe eindenergie, en het energieverbruik van de Unie in 2030 niet meer bedraagt dan 1 321 Mtoe primaire energie en niet meer dan 987 Mtoe eindenergie aan het einde van de eerste periode van 10 jaar; |
(a) het energieverbruik van de Unie in 2020 niet meer bedraagt dan 1 483 Mtoe primaire energie en niet meer dan 1 086 Mtoe eindenergie, en het energieverbruik van de Unie in 2030 niet meer bedraagt dan 1 132 Mtoe primaire energie en niet meer dan 849 Mtoe eindenergie aan het einde van de eerste periode van 10 jaar; | |||||||||||||||
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde bijdrage kunnen de lidstaten rekening houden met omstandigheden die een invloed hebben op het primaire en het eindverbruik van energie, zoals: |
2. Bij de vaststelling van het in lid 1 bedoelde streefcijfer kunnen de lidstaten rekening houden met omstandigheden die een invloed hebben op het primaire en het eindverbruik van energie, zoals: | |||||||||||||||
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 7 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 7 |
Artikel 7 | |||||||||||||||
Nationale beleidslijnen en maatregelen voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie |
Nationale beleidslijnen, maatregelen en investeringsstrategieën voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie | |||||||||||||||
De lidstaten beschrijven, in overeenstemming met bijlage I van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, de belangrijkste bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen om met name de in het nationale plan uiteengezette doelstellingen te bereiken, met inbegrip van maatregelen om te zorgen voor regionale samenwerking en passende financiering op nationaal en regionaal niveau. |
De lidstaten beschrijven, in overeenstemming met bijlage I van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, de belangrijkste bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen om met name de in het nationale plan uiteengezette doelstellingen te bereiken, met inbegrip van maatregelen om te zorgen voor regionale samenwerking en passende financiering op nationaal, regionaal en lokaal niveau, onder meer met behulp van EU-programma's en ‑instrumenten. | |||||||||||||||
|
De beschrijving van de voornaamste bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen om de in de nationale plannen vermelde doelstellingen te behalen gaat vergezeld van een algemeen overzicht van de investeringen die nodig zijn om die doelstellingen te halen. | |||||||||||||||
|
De lidstaten behandelen energie-efficiëntie als infrastructuurprioriteit. Zij nemen energie-efficiëntieprogramma's op in hun infrastructuurplanning en merken de renovatie van gebouwen aan als een prioritaire investering. | |||||||||||||||
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. De lidstaten beschrijven, in overeenstemming met de structuur en het formaat in bijlage I, de huidige situatie voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie, met inbegrip van het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen op het ogenblik van de indiening van het nationale plan of op basis van de laatste beschikbare informatie. De lidstaten stellen ook prognoses op voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie voor de eerste periode van tien jaar tot ten minste 2040 (inclusief voor het jaar 2030) die naar verwachting zullen voortvloeien uit bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen. |
1. De lidstaten beschrijven, in overeenstemming met de structuur en het formaat in bijlage I, de huidige situatie voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie, met inbegrip van het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen op het ogenblik van de indiening van het nationale plan of op basis van de laatste beschikbare informatie. De lidstaten stellen ook prognoses op voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie voor de eerste periode van tien jaar tot ten minste 2030 (inclusief voor het jaar 2030) die naar verwachting zullen voortvloeien uit bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen. De lidstaten maken de veronderstellingen, parameters en methoden die voor prognoses en scenario's worden gebruikt, openbaar. | |||||||||||||||
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) de effecten op de ontwikkeling van het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen voor de eerste periode van tien jaar tot ten minste 2040 (inclusief voor het jaar 2030) in het kader van de geplande beleidslijnen en maatregelen, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses op basis van bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen, als bedoeld in lid 1; |
(a) de effecten op de ontwikkeling van het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen voor de eerste periode van tien jaar tot ten minste 2040 (inclusief voor het jaar 2030) in het kader van de geplande beleidslijnen en maatregelen, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses op basis van bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen, als bedoeld in lid 1. Dit omvat een beoordeling van de synergieën die voortvloeien uit sectorkoppeling, digitalisering en een betere marktopzet en van de voordelen in termen van luchtkwaliteit en de continuïteit van de energievoorziening; | |||||||||||||||
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) het macro-economisch en sociaal effect en het effect op vaardigheden en het milieu van de geplande beleidsinitiatieven en maatregelen, zoals vermeld in artikel 7 en verder gespecificeerd in bijlage I, gedurende de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses op basis van bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen, als bedoeld in lid 1; |
(b) het macro-economisch, gezondheids- en sociaal effect en het effect op vaardigheden en het milieu van de afzonderlijke en gecombineerde geplande beleidsinitiatieven en maatregelen, zoals vermeld in artikel 7 en verder gespecificeerd in bijlage I, gedurende de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses van bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen, als bedoeld in lid 1. De methodologie die wordt gebruikt om deze effecten te beoordelen, wordt openbaar gemaakt en het gebruik van kosten-batenanalyse wordt aangemoedigd; | |||||||||||||||
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – letter c | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(c) de interacties tussen bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen binnen een beleidsdimensie en tussen bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen in andere dimensies voor de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030. Prognoses betreffende de continuïteit van de bevoorrading, infrastructuur en marktintegratie moeten worden gekoppeld aan robuuste energie-efficiëntiescenario’s. |
(c) de interacties tussen bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen binnen een beleidsdimensie en tussen bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen in andere dimensies voor de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030. De beoordeling omvat een kwantitatieve of kwalitatieve evaluatie van alle gedocumenteerde interacties tussen nationale beleidslijnen en maatregelen en klimaat- en energiebeleidsmaatregelen van de Unie. Prognoses betreffende de continuïteit van de bevoorrading, infrastructuur en marktintegratie moeten worden gekoppeld aan robuuste energie-efficiëntiescenario’s; | |||||||||||||||
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – letter c bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(c bis) de wijze waarop de afzonderlijke en gecombineerde bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen naast de openbare financiering ook particuliere investeringen zullen aantrekken die nodig zijn voor de uitvoering ervan. | |||||||||||||||
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel 9 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 9 |
Artikel 9 | |||||||||||||||
Ontwerp van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen |
Ontwerp van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen | |||||||||||||||
1. Uiterlijk op 1 januari 2019 en daarna om de tien jaar stellen de lidstaten een ontwerp van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan op, als bedoeld in artikel 3, lid 1, en dienen zij dit in bij de Commissie. |
1. Uiterlijk op 1 juni 2018 stelt elke lidstaat een ontwerp van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan op, als bedoeld in artikel 3, lid 1, en dient hij dit in bij de Commissie. Het ontwerp van het tweede plan wordt uiterlijk op 1 januari 2023 door elke lidstaat opgesteld en bij de Commissie ingediend, en de volgende ontwerpplannen vervolgens om de vijf jaar. | |||||||||||||||
2. Overeenkomstig artikel 28 kan de Commissie aan de lidstaten aanbevelingen doen over de ontwerpplannen. In deze aanbevelingen wordt met name het volgende vastgesteld: |
2. Overeenkomstig artikel 28 beoordeelt de Commissie de ontwerpplannen en doet zij uiterlijk drie maanden vóór de in artikel 3, lid 1, genoemde uiterste datum voor de indiening van het plan landspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten om: | |||||||||||||||
(a) het ambitieniveau van de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen met het oog op de collectieve verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie en met name de 2030-streefcijfers inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie; |
(a) ervoor te zorgen dat de lidstaten de doelstellingen en streefcijfers van alle dimensies van de energie-unie collectief verwezenlijken; | |||||||||||||||
|
(a bis) ervoor te zorgen dat de lidstaten hun nationale doelstellingen en streefcijfers verwezenlijken; | |||||||||||||||
(b) beleidslijnen en maatregelen die verband houden met de doelstellingen op het niveau van de lidstaten en de Unie, en andere beleidslijnen en maatregelen met potentiële grensoverschrijdende gevolgen; |
(b) de afzonderlijke in de nationale energie- en klimaatplannen opgenomen bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen te verbeteren, met inbegrip van die met potentiële grensoverschrijdende gevolgen; | |||||||||||||||
|
(b bis) suggesties te doen voor de vaststelling van aanvullende beleidslijnen en maatregelen in de nationale energie- en klimaatplannen; | |||||||||||||||
(c) wisselwerkingen tussen en samenhang van bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen die zijn opgenomen in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan binnen één dimensie en tussen verschillende dimensies van de energie-unie. |
(c) te zorgen voor de samenhang van bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) en geplande beleidslijnen en maatregelen die zijn opgenomen in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan binnen één dimensie en tussen verschillende dimensies van de energie-unie; | |||||||||||||||
|
(c bis) te zorgen voor samenhang tussen de investeringsstrategieën en ‑instrumenten enerzijds en de beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten om de bijbehorende streefcijfers en doelstellingen te verwezenlijken anderzijds; | |||||||||||||||
3. Bij de opstelling van hun definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen houden de lidstaten zoveel mogelijk rekening met eventuele aanbevelingen van de Commissie. |
3. Bij de opstelling van hun definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen houden de lidstaten zoveel mogelijk rekening met eventuele aanbevelingen van de Commissie. Als het standpunt van de betrokken lidstaat afwijkt van de aanbeveling van de Commissie, geeft die lidstaat de redenen voor zijn standpunt op en maakt hij die openbaar. | |||||||||||||||
|
3 bis. De lidstaten geven het publiek inzage in de ontwerpplannen als bedoeld in lid 1. | |||||||||||||||
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – alinea 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Onverminderd eventuele andere eisen van de wetgeving van de Unie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek in een vroeg stadium effectieve kansen krijgt om deel te nemen aan de opstelling van de in artikel 9 bedoelde ontwerpplannen en moeten zij een samenvatting van de standpunten van het publiek bij het ontwerp van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan voegen. Voor zover de bepalingen van Richtlijn 2001/42/EG van toepassing zijn, wordt overleg in overeenstemming met die richtlijn geacht te voldoen aan de verplichtingen tot raadpleging van het publiek uit hoofde van deze verordening. |
Onverminderd eventuele andere eisen van de wetgeving van de Unie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek in een vroeg stadium effectieve kansen krijgt om deel te nemen aan de opstelling van de in artikel 9 bedoelde ontwerpplannen en de in artikel 14 bedoelde langetermijnstrategieën, wanneer alle opties open zijn en effectieve raadpleging kan plaatsvinden. | |||||||||||||||
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
1 bis. De lidstaten stellen redelijke tijdschema's vast die het publiek voldoende tijd gunnen om zich op de hoogte te stellen en om zich effectief voor te bereiden op en deel te nemen aan de fasen van de planning. De lidstaten houden naar behoren rekening met gelijke deelname en zorgen ervoor dat het publiek, hetzij door openbare bekendmaking, hetzij met andere passende middelen, zoals elektronische media, indien beschikbaar, in kennis wordt gesteld van alle praktische regelingen voor deelname van het publiek en dat het inzage krijgt in alle betreffende documenten. | |||||||||||||||
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
1 ter. Wanneer zij het ontwerp en de definitieve versie hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en hun langetermijnstrategieën bij de Commissie indienen, voegen de lidstaten een overzicht toe van de standpunten van het publiek en de wijze waarop daarmee rekening is gehouden. | |||||||||||||||
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1 quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
1 quater. Voor zover de bepalingen van Richtlijn 2001/42/EG van toepassing zijn, wordt overleg in overeenstemming met die richtlijn geacht te voldoen aan de verplichtingen tot raadpleging van het publiek uit hoofde van deze verordening. | |||||||||||||||
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1 quinquies (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
1 quinquies. Bij de uitvoering van dit artikel beperken de lidstaten de administratieve complexiteit. | |||||||||||||||
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Artikel 10 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Artikel 10 bis | |||||||||||||||
|
Platform voor klimaat- en energiedialoog op verschillende niveaus | |||||||||||||||
|
1. In een geest van partnerschap zetten de lidstaten een permanent platform voor klimaat- en energiedialoog op verschillende niveaus op ter ondersteuning van actieve betrokkenheid van lokale overheden, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, investeerders, andere relevante belanghebbenden en het grote publiek bij het beheer van de energietransitie. | |||||||||||||||
|
2. De lidstaten leggen verschillende te overwegen opties en scenario's voor hun energie- en klimaatbeleid op korte, middellange en lange termijn, alsmede een kosten-batenanalyse van elke optie, voor aan hun nationale platform voor klimaat- en energiedialoog. De platforms voor klimaat- en energiedialoog zijn fora waar plannen, strategieën en verslagen overeenkomstig artikel 10 worden besproken en uitgewerkt. | |||||||||||||||
|
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de platforms voor klimaat- en energiedialoog over voldoende personele en financiële middelen beschikken en op transparante wijze functioneren. | |||||||||||||||
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Artikel 11 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 11 |
Artikel 11 | |||||||||||||||
Regionale samenwerking |
Macroregionale en regionale samenwerking | |||||||||||||||
1. De lidstaten werken samen op regionaal niveau om op doeltreffende wijze de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen te bereiken. |
1. De lidstaten werken samen op macroregionaal en regionaal niveau, terdege rekening houdend met alle bestaande en potentiële vormen van samenwerking, om op doeltreffende wijze de streefcijfers en doelstellingen van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen te bereiken. | |||||||||||||||
2. Geruime tijd vóór de indiening van het ontwerp van hun geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan bij de Commissie, overeenkomstig artikel 9, lid 1, identificeren de lidstaten mogelijkheden voor regionale samenwerking en raadplegen zij naburige lidstaten en andere lidstaten die belangstelling tonen. De lidstaten vermelden in het ontwerp van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen de resultaten van dergelijk regionaal overleg, in voorkomend geval met inbegrip van de wijze waarop rekening is gehouden met opmerkingen. |
2. Geruime tijd vóór de indiening van het ontwerp van hun geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan bij de Commissie, overeenkomstig artikel 9, lid 1, identificeren de lidstaten mogelijkheden voor regionale samenwerking, rekening houdend met bestaande macroregionale samenwerkingsverbanden, met name het Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (BEMIP), Connectiviteit in Midden- en Zuidoost-Europa (CESEC), de Centraal-westelijke regionale energiemarkt (CWREM), het Offshorenetwerkinitiatief van landen aan de noordelijke zeeën (NSCOGI) en het Europees-mediterraan partnerschap, en raadplegen zij naburige lidstaten en andere lidstaten die belangstelling tonen, overeenkomstig Richtlijn 2011/92/EU en het Verdrag van Espoo. De lidstaten vermelden in het ontwerp van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen de resultaten van dergelijk regionaal overleg, in voorkomend geval met inbegrip van de wijze waarop rekening is gehouden met opmerkingen. Wanneer zij macroregionale samenwerking aangaan, komen de lidstaten een bestuursstructuur overeen die het mogelijk maakt ten minste eenmaal per jaar op ministerieel niveau bijeen te komen. | |||||||||||||||
|
2 bis. Op verzoek van twee of meer lidstaten faciliteert de Commissie de gezamenlijke opstelling van delen van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, onder meer door de vaststelling van een machtigingskader. Wanneer lidstaten macroregionaal of regionaal samenwerken, vermelden zij de resultaten in hun ontwerp van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en leggen zij deze aan de Commissie voor. Het resultaat van dergelijke macroregionale of regionale samenwerking kan in de plaats komen van de overeenkomstige onderdelen van het betreffende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan. | |||||||||||||||
|
2 ter. Om marktintegratie en kostenefficiënt beleid te bevorderen, identificeert de Commissie mogelijkheden voor macroregionale of regionale samenwerking die betrekking hebben op een of meer van de vijf dimensies van de energie-unie en met dit artikel stroken, met een langetermijnvisie en op basis van de bestaande marktomstandigheden. Op basis van deze mogelijkheden kan de Commissie overeenkomstig artikel 28 aanbevelingen aan de lidstaten doen om doeltreffende samenwerking, partnerschappen en overleg te vergemakkelijken. | |||||||||||||||
3. De Commissie vergemakkelijkt de samenwerking en het overleg tussen de lidstaten over de ontwerpplannen die bij haar zijn ingediend in het kader van artikel 9, met het oog op de definitieve vaststelling van die plannen. |
3. De Commissie vergemakkelijkt de samenwerking en het overleg tussen de lidstaten over de ontwerpplannen die bij haar zijn ingediend in het kader van artikel 9, met het oog op de definitieve vaststelling van die plannen. | |||||||||||||||
4. De lidstaten houden rekening met de opmerkingen van andere lidstaten uit hoofde van de leden 2 en 3 in hun definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en leggen uit hoe met deze opmerkingen rekening is gehouden. |
4. De lidstaten houden rekening met de opmerkingen van andere lidstaten uit hoofde van de leden 2 en 3 in hun definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en leggen uit hoe met deze opmerkingen rekening is gehouden. | |||||||||||||||
5. Met het oog op lid 1 blijven de lidstaten op regionaal niveau samenwerken bij de tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen van hun plannen. |
5. Met het oog op lid 1 blijven de lidstaten op regionaal niveau samenwerken bij de tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen van hun plannen. | |||||||||||||||
|
5 bis. De lidstaten overwegen ook samen te werken met leden van de Energiegemeenschap en derde landen die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte. | |||||||||||||||
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Artikel 11 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Artikel 11 bis | |||||||||||||||
|
Identificatie en financiering van hernieuwbare-energieprojecten die van belang zijn voor de energie-unie | |||||||||||||||
|
1. De lidstaten die op een van de in artikel 11 bedoelde wijzen samenwerken, stellen een regionale lijst op van hernieuwbare-energieprojecten die van belang zijn voor de energie-unie (RPEI's) en die het in artikel 4, lid 2, bedoelde streefcijfer helpen halen. Die lijst maakt deel uit van de in artikel 3 bedoelde nationale energie- en klimaatplannen. | |||||||||||||||
|
2. Bij het opstellen van hun lijst van RPEI's houden de lidstaten rekening met de volgende criteria: | |||||||||||||||
|
(a) de potentiële algemene voordelen van het project; | |||||||||||||||
|
(b) bij het project zijn ten minste twee lidstaten betrokken in een samenwerkingsmechanisme, dat om het even welk van de in Richtlijn (EU) .../... [herschikking van de richtlijn hernieuwbare energiebronnen] vermelde samenwerkingsmechanismen kan zijn; | |||||||||||||||
|
(c) het project bevindt zich op het grondgebied van een lidstaat of in internationale wateren en heeft een aanzienlijk grensoverschrijdend effect. | |||||||||||||||
|
3. Nadat zij de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen heeft ontvangen, stelt de Commissie uiterlijk op 31 december 2020 een EU-lijst van RPEI's op. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling van de EU-lijst van RPEI's. | |||||||||||||||
|
4. Bij de vaststelling van de EU-lijst: | |||||||||||||||
|
(a) zorgt de Commissie ervoor dat daarin alleen projecten worden opgenomen die voldoen aan de in lid 2 van dit artikel genoemde criteria; | |||||||||||||||
|
(b) zorgt de Commissie voor consistentie tussen de regio's; | |||||||||||||||
|
(c) streeft de Commissie naar een beheersbaar aantal RPEI's; | |||||||||||||||
|
(d) zorgt de Commissie voor een gunstige behandeling van RPEI's in sectoren waar de lidstaten een gezamenlijk regionaal uitroltraject tot 2030 hebben vastgesteld. | |||||||||||||||
|
5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling van de methode die de lidstaten moeten hanteren bij het uitvoeren van de in artikel 2, onder a), van dit artikel bedoelde analyse, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten op het milieu, op de volksgezondheid, op macro-economisch vlak, op vaardigheden en op sociaal gebied. | |||||||||||||||
|
6. Uiterlijk op 30 juni 2021 wijst elke lidstaat één nationale bevoegde instantie aan die verantwoordelijk is voor het faciliteren en coördineren van het vergunningverleningsproces voor RPEI's die op de EU-lijst staan. De bevoegde instantie neemt maatregelen om de vaststelling van het raambesluit te faciliteren. | |||||||||||||||
|
7. Wanneer een RPEI aanzienlijke uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie, met instemming van de betrokken lidstaten, een EU-coördinator aanwijzen voor een periode van maximaal een jaar die tweemaal kan worden verlengd. Voor de toepassing van deze verordening gelden de bepalingen van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 347/2013. | |||||||||||||||
|
8. De bepalingen van artikel 10 zijn van toepassing op de selectie van de RPEI's door de lidstaten. | |||||||||||||||
|
9. RPEI's die op de EU-lijst staan, komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies, leningen, aandelenkapitaal, financieringsinstrumenten en garantiefondsen. Daarnaast zet de Commissie op EU-niveau een instrument op dat bijdraagt aan de financiële ondersteuning van RPEI's die op de EU-lijst staan en dat direct of indirect door de Commissie wordt beheerd. Dat instrument kan EU- en nationale fondsen combineren, met name het overeenkomstig artikel 27, lid 4, opgezette financieringsplatform. | |||||||||||||||
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – alinea 1 – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
De Commissie evalueert de krachtens de artikelen 3 en 13 ingediende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan. Zij gaat met name na of: |
De Commissie evalueert de krachtens artikel 3 ingediende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. Zij gaat met name na of: | |||||||||||||||
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – alinea 1 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te bereiken, en voor de eerste periode van tien jaar met name de streefcijfers van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030; |
(a) de streefcijfers en doelstellingen volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te bereiken, en voor de eerste periode van tien jaar met name de streefcijfers van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030; | |||||||||||||||
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – alinea 1 – letter a bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(a bis) de bestaande beleidslijnen, de beleidslijnen waarin is voorzien en de maatregelen en de betreffende investeringsstrategieën volstaan om de in artikel 4 bedoelde nationale streefcijfers te bereiken; | |||||||||||||||
Amendement 119 Voorstel voor een verordening Artikel 12 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Artikel 12 bis | |||||||||||||||
|
Initiatief voor een rechtvaardige transitie voor werknemers en gemeenschappen | |||||||||||||||
|
1. Bij deze verordening wordt een initiatief voor een rechtvaardige transitie ingesteld om werknemers en gemeenschappen die mogelijk negatieve gevolgen zullen ondervinden van de overgang naar een koolstofarme economie, te ondersteunen. Het initiatief moet de vorm krijgen van een raad van vertegenwoordigers van de nationale autoriteiten van de lidstaten, de Commissie, lokale en regionale vertegenwoordigers en de sociale partners, die oproepen tot het indienen van projecten op het gebied van een rechtvaardige transitie ontwikkelen. | |||||||||||||||
|
2. De oproepen tot het indienen van projecten zijn gericht op het bieden van echte groene kansen en het ondersteunen van werknemers en gemeenschappen in het kader van de energietransitie. Bij de opstelling van de oproepen tot het indienen van projecten richten de leden van de raad zich op: | |||||||||||||||
|
(a) de instandhouding en creatie van fatsoenlijke en duurzame banen; | |||||||||||||||
|
(b) de versterking van de opleiding en bijscholing van werknemers in schone processen en technologieën; | |||||||||||||||
|
(c) de versterking van de socialebeschermingsregelingen, waaronder actief arbeidsmarktbeleid. | |||||||||||||||
|
3. De Commissie stelt een financieringsplatform op EU-niveau in dat rechtstreekse financiële steun verleent aan het initiatief voor een rechtvaardige overgang. | |||||||||||||||
Amendement 120 Voorstel voor een verordening Artikel 13 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 13 |
Schrappen | |||||||||||||||
Actualisering van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen |
| |||||||||||||||
1. Uiterlijk op 1 januari 2023, en daarna om de 10 jaar, dienen de lidstaten bij de Commissie een ontwerp in van de actualisering van het laatst ingediende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, zoals bedoeld in artikel 3, of bevestigen zij aan de Commissie dat het plan geldig blijft. |
| |||||||||||||||
2. Uiterlijk op 1 januari 2024, en daarna om de 10 jaar, dienen de lidstaten bij de Commissie een actualisering in van het laatst ingediende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, zoals bedoeld in artikel 3, tenzij zij, overeenkomstig lid 1 van dit artikel, aan de Commissie hebben bevestigd dat het plan geldig blijft. |
| |||||||||||||||
3. De lidstaten mogen de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen die zijn uiteengezet in de in lid 2 bedoelde actualisering alleen wijzigen om het ambitieniveau te verhogen in vergelijking met het laatst aangemelde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan. |
| |||||||||||||||
4. De lidstaten trachten eventuele negatieve effecten op het milieu die duidelijk worden in het kader van de geïntegreerde rapportering overeenkomstig de artikelen 15 tot en met 22, te beperken in het geactualiseerde plan. |
| |||||||||||||||
5. Bij de voorbereiding van de in lid 2 bedoelde actualisering houden de lidstaten rekening met de meest recente landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester. |
| |||||||||||||||
6. De procedures van artikel 9, lid 2, en artikel 11 zijn van toepassing op de opstelling en evaluatie van de geactualiseerde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. |
| |||||||||||||||
Amendement 121 Voorstel voor een verordening Hoofdstuk 3 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Lage-emissiestrategieën op lange termijn |
Klimaat- en energiestrategieën op lange termijn | |||||||||||||||
Amendement 122 Voorstel voor een verordening Artikel 13 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Artikel 13 bis | |||||||||||||||
|
Samenhang met de algemene klimaatdoelstelling | |||||||||||||||
|
De Commissie brengt uiterlijk op 1 juli 2018 verslag uit over het resterende mondiale koolstofbudget dat strookt met het voortzetten van de inspanningen om de temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2 °C, en met name 1,5 °C, in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en publiceert een analyse van een billijk aandeel van de Unie voor 2050 en 2100. | |||||||||||||||
Amendement 123 Voorstel voor een verordening Artikel 14 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 14 |
Artikel 14 | |||||||||||||||
Lage-emissiestrategieën op lange termijn |
Klimaat- en energiestrategieën op lange termijn | |||||||||||||||
1. Uiterlijk op 1 januari 2020 en daarna om de 10 jaar stellen de lidstaten hun lage-emissiestrategieën op lange termijn op, met een perspectief van 50 jaar, en dienen ze deze in bij de Commissie, teneinde bij te dragen tot: |
1. Uiterlijk op 1 januari 2019 en daarna om de vijf jaar stellen de lidstaten en de Commissie namens de Unie hun klimaat- en energiestrategieën op lange termijn met een perspectief van 30 jaar vast, teneinde bij te dragen tot: | |||||||||||||||
(a) de naleving van de verbintenissen van de Unie en de lidstaten in het kader van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs om de antropogene broeikasgasemissies te beperken en de verwijderingen per put te verbeteren; |
(a) de naleving van de verbintenissen van de Unie en de lidstaten in het kader van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs om de antropogene broeikasgasemissies te beperken en de verwijderingen per put te verbeteren in stappen van tien jaar; | |||||||||||||||
(b) de verwezenlijking van de doelstelling om de mondiale temperatuursstijging te beperken tot beduidend minder dan 2°C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en om te streven naar een maximale stijging van 1,5°C boven het pre-industriële niveau; |
(b) de verwezenlijking van de doelstelling om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2°C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en om te streven naar een maximale stijging van 1,5°C boven het pre-industriële niveau door de broeikasgasemissies van de Unie onder haar billijke aandeel in het resterende mondiale koolstofbudget te houden; | |||||||||||||||
(c) de verwezenlijking van de broeikasgasemissiebeperkingen op lange termijn en de verbetering van verwijderingen per put in alle sectoren, overeenkomstig de doelstelling van de Unie om, in het kader van de volgens het IPCC noodzakelijke geachte reducties voor de ontwikkelde landen als geheel, de emissies uiterlijk in 2050 op kosteneffectieve wijze met 80 tot 95 % te verminderen in vergelijking met de niveaus van 1990. |
(c) de verwezenlijking van de broeikasgasemissiebeperkingen op lange termijn en de verbetering van verwijderingen per put in alle sectoren, overeenkomstig de doelstelling van de Unie om, in het kader van de volgens het IPCC noodzakelijke geachte reducties voor de ontwikkelde landen als geheel, de broeikasgasemissies van de Unie op kosteneffectieve wijze te verminderen en de verwijderingen per put te verbeteren met het oog op de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, teneinde tegen 2050 broeikasgasneutraliteit in de Unie te verwezenlijken en spoedig daarna tot negatieve emissies te komen; | |||||||||||||||
|
(c bis) uiterlijk in 2050 een zeer energie-efficiënt en op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd energiesysteem in de Unie te verwezenlijken. | |||||||||||||||
2. De lage-emissiestrategieën op lange termijn hebben betrekking op: |
2. De klimaat- en energiestrategieën op lange termijn omvatten de in bijlage II vermelde elementen en hebben betrekking op: | |||||||||||||||
(a) de totale vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put; |
(a) de totale vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put, met een afzonderlijk streefcijfer voor de verbetering van verwijderingen per put dat strookt met het voortzetten van de inspanningen om de temperatuurstijging te beperken tot de in de Overeenkomst van Parijs genoemde doelstellingen; | |||||||||||||||
(b) de vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put in individuele sectoren, waaronder elektriciteit, industrie, vervoer, de bouwsector (residentieel en tertiair), landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF); |
(b) met het oog op decarbonisatie, de vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put in individuele sectoren, onder andere elektriciteit, industrie, vervoer, de sectoren verwarming en koeling en de bouwsector (residentieel en tertiair), landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF); | |||||||||||||||
(c) de verwachte vooruitgang bij de overgang naar een economie met geringe emissies van broeikasgassen, met inbegrip van broeikasgasintensiteit, CO2-intensiteit van het bruto binnenlands product en aanverwante onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatiestrategieën; |
(c) de verwachte vooruitgang bij de overgang naar een economie met geringe emissies van broeikasgassen, met inbegrip van broeikasgasintensiteit, CO2-intensiteit van het bruto binnenlands product en aanverwante strategieën op het gebied van langetermijninvesteringen, onderzoek, ontwikkeling en innovatie; | |||||||||||||||
|
(c bis) de verwachte vooruitgang bij de energietransitie, waaronder energiebesparingen, het totale aandeel hernieuwbare energie en de geplande geïnstalleerde capaciteit aan hernieuwbare energie; | |||||||||||||||
|
(c ter) de verwachte bijdrage van een grondige decarbonisatie van de economie op de macro-economische ontwikkeling, de sociale ontwikkeling, de risico's en voordelen voor de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. | |||||||||||||||
(d) links naar andere nationale planning op lange termijn. |
(d) links naar andere nationale langetermijndoelstellingen, planning en andere beleidslijnen, maatregelen en investeringen. | |||||||||||||||
|
2 bis. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage II bis te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de wijzigingen van het beleidskader voor energie en klimaat van de Unie, marktontwikkelingen en nieuwe eisen uit hoofde van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs. | |||||||||||||||
3. De lage-emissiestrategieën op lange termijn en de in artikel 3 bedoelde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen moeten onderling samenhangend zijn. |
3. De in artikel 3 bedoelde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen stroken met de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn. | |||||||||||||||
4. De lidstaten maken hun lage-emissiestrategieën op lange termijn en de actualiseringen ervan onverwijld toegankelijk voor het publiek. |
4. De lidstaten en de Commissie ontwikkelen hun strategieën op open en transparante wijze, zorgen ervoor dat het publiek, de sociale partners, het bedrijfsleven, investeerders, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden in een vroeg stadium effectieve kansen krijgen om deel te nemen aan de opstelling van de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn, en maken de strategieën en eventuele ondersteunende analyses en gegevens openbaar, onder meer via het in artikel 24 bedoelde e‑platform. | |||||||||||||||
|
4 bis. De Commissie helpt de lidstaten bij de opstelling van hun langetermijnstrategieën door informatie te verstrekken over de stand van de onderliggende wetenschappelijke kennis en technologische ontwikkelingen die relevant zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 1 bedoelde doelstellingen. De Commissie biedt de lidstaten en andere belanghebbenden ook mogelijkheden om aanvullende informatie te verstrekken en hun zienswijzen te bespreken, en reikt de lidstaten best practices en richtsnoeren aan die zij kunnen gebruiken bij de ontwikkeling en uitvoering van hun strategieën. | |||||||||||||||
|
4 ter. De Commissie beoordeelt of de nationale langetermijnstrategieën geschikt zijn om de in artikel 1 vermelde EU-doelstellingen collectief te verwezenlijken. De Commissie kan de lidstaten aanbevelingen doen om dit te vergemakkelijken en hen te helpen bij hun inspanningen om hun langetermijnstrategieën op te stellen en uit te voeren. | |||||||||||||||
Amendement 124 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) informatie over de geboekte vooruitgang bij het behalen van de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen die zijn uiteengezet in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, en bij de tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen die nodig waren om ze te behalen; |
(a) informatie over de geboekte vooruitgang bij het behalen van de streefcijfers en doelstellingen die zijn uiteengezet in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, en bij de financiering en tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen die nodig waren om ze te behalen; | |||||||||||||||
Amendement 125 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter a bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(a bis) de resultaten van de openbare raadplegingen overeenkomstig artikel 10; | |||||||||||||||
Amendement 126 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter a ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(a ter) informatie over de geboekte vooruitgang bij de ondersteuning van actieve betrokkenheid overeenkomstig artikel 10 bis; | |||||||||||||||
Amendement 127 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter a quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(a quater) de in artikel 14 bedoelde informatie en de de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de streefcijfers, doelstellingen en toezeggingen die in de energie- en klimaatstrategieën op lange termijn in artikel 14 zijn vermeld; | |||||||||||||||
Amendement 128 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 5 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
5. Wanneer de Commissie aanbevelingen heeft opgesteld overeenkomstig artikel 27, lid 2 of 3, neemt de betrokken lidstaat in haar in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag informatie op over de beleidslijnen en maatregelen die zij heeft vastgesteld of die zij voornemens is vast te stellen en uit te voeren om tegemoet te komen aan die aanbevelingen. Die informatie omvat een gedetailleerd tijdschema voor de tenuitvoerlegging. |
5. Wanneer de Commissie aanbevelingen heeft opgesteld overeenkomstig artikel 27, lid 2 of 3, neemt de betrokken lidstaat in haar in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag informatie op over de beleidslijnen en maatregelen die zij heeft vastgesteld of die zij voornemens is vast te stellen en uit te voeren om tegemoet te komen aan die aanbevelingen. Die informatie omvat een gedetailleerd tijdschema voor de tenuitvoerlegging. Indien de betrokken lidstaat afwijkt van een aanbeveling, verstrekt hij een goed onderbouwde motivering op basis van betrouwbare gegevens en objectieve criteria, en maakt hij die motivering openbaar. | |||||||||||||||
Amendement 129 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
5 bis. De lidstaten stellen de op grond van dit artikel bij de Commissie ingediende verslagen ter beschikking van het publiek. | |||||||||||||||
Amendement 130 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter a – punt 4 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(4) de trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen de vraag naar verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor de levering van biomassa, per grondstof en herkomst (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF; |
(4) de trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen de vraag naar verwarming, elektriciteit en vervoer, met inbegrip van het aandeel van biobrandstoffen, het aandeel van geavanceerde biobrandstoffen en het aandeel van biobrandstoffen geproduceerd uit op landbouwgrond geteelde gewassen, en voor de levering van biomassa, per grondstof en herkomst (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF; | |||||||||||||||
Amendement 131 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter a – punt 4 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(4 bis) doelstellingen en trajecten voor hernieuwbare energie die wordt geproduceerd door regio's, steden, energiegemeenschappen en prosumenten; | |||||||||||||||
Amendement 132 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter a – punt 5 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(5) indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, met inbegrip van sectorale trajecten en doelstellingen op lange termijn (zoals het aandeel van biobrandstoffen, het aandeel van geavanceerde biobrandstoffen, het aandeel van biobrandstoffen geproduceerd uit op landbouwgrond geteelde hoofdgewassen, het aandeel van elektriciteit uit biomassa zonder productie van warmte, het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, hernieuwbare energie geproduceerd door steden, energiegemeenschappen en prosumenten); |
(5) indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, met inbegrip van sectorale trajecten en doelstellingen op lange termijn (zoals het aandeel van elektriciteit uit biomassa zonder productie van warmte, het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, en energie die wordt teruggewonnen uit het slib dat wordt verkregen bij de verwerking van afvalwater); | |||||||||||||||
Amendement 133 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter b – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de nationale bijdrage aan het bindende 2030-streefcijfer voor hernieuwbare energie op het niveau van de Unie, zoals vermeld in artikel 4, onder (a), punt (2), onder i, met inbegrip van sector- en technologiespecifieke maatregelen, met een specifieke evaluatie van de uitvoering van maatregelen die zijn vastgesteld in de artikelen 23, 24 en 25 van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld bij COM(2016) 767]; |
(1) uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de nationale streefcijfers om te voldoen aan het bindende 2030-streefcijfer voor hernieuwbare energie op het niveau van de Unie, zoals vermeld in artikel 4, onder (a), punt (2), onder i, met inbegrip van sector- en technologiespecifieke maatregelen, met een specifieke evaluatie van de uitvoering van maatregelen die zijn vastgesteld in de artikelen 23, 24 en 25 van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld bij COM(2016) 767]; | |||||||||||||||
Amendement 134 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter b – punt 4 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(4 bis) specifieke maatregelen om de behoefte aan capaciteit die altijd moet draaien – die kan leiden tot een vermindering van hernieuwbare energiebronnen – te beoordelen, transparant te maken en te verminderen; | |||||||||||||||
Amendement 135 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 – letter a – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) het traject voor het primaire en het eindverbruik van energie tussen 2020 en 2030, als de nationale energiebesparingsbijdrage tot het behalen van het 2030-streefcijfer op het niveau van de Unie, met inbegrip van de onderliggende methodologie; |
(1) het traject voor het primaire en het eindverbruik van energie tussen 2020 en 2030, als de bindende nationale energiebesparingsstreefcijfers met het oog op het behalen van het 2030-streefcijfer op het niveau van de Unie, met inbegrip van de onderliggende methodologie; | |||||||||||||||
Amendement 136 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 – letter a – punt 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(2) doelstellingen voor de renovatie op lange termijn van de nationale openbare en particuliere woningen en bedrijfsgebouwen; |
(2) doelstellingen van de langetermijnstrategie voor de renovatie van het nationale bestand van woningen en openbare en particuliere niet voor bewoning bestemde gebouwen; | |||||||||||||||
Amendement 137 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 – letter b – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen, maatregelen en programma’s ter verwezenlijking van de indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdrage voor 2030 en andere in artikel 6 uiteengezette doelstellingen, inclusief de geplande maatregelen en instrumenten (ook van financiële aard) om de energieprestaties van gebouwen te verbeteren, maatregelen om gebruik te maken van het energie-efficiëntiepotentieel van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur en andere maatregelen ter bevordering van energie-efficiëntie; |
(1) uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen, maatregelen en programma’s ter verwezenlijking van het bindende nationale energie-efficiëntiestreefcijfer voor 2030 en andere in artikel 6 uiteengezette doelstellingen, inclusief de geplande maatregelen en instrumenten (ook van financiële aard) om de energieprestaties van gebouwen te verbeteren, maatregelen om gebruik te maken van het energie-efficiëntiepotentieel van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur en andere maatregelen ter bevordering van energie-efficiëntie; | |||||||||||||||
Amendement 138 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 – letter b – punt 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(3) nationale verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie en alternatieve maatregelen overeenkomstig de artikelen 7 bis en 7 ter van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761], overeenkomstig bijlage II bij deze verordening; |
(3) nationale verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie en alternatieve maatregelen overeenkomstig de artikelen 7 bis en 7 ter van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761], overeenkomstig bijlage II bij deze verordening, met inbegrip van de energiebesparingen die zijn gerealiseerd door nationale energie-efficiëntieverplichtingen en/of andere maatregelen uit hoofde van de artikelen 7 bis en 7 ter en artikel 20, lid 6, van artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761] en het effect op de factuur voor de consument, en met inbegrip van eisen met een sociale doelstelling; | |||||||||||||||
Amendement 139 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 – letter b – punt 4 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(4) langetermijnstrategieën voor de renovatie van het nationale bestand van openbare en particuliere woningen en bedrijfsgebouwen, inclusief beleidslijnen en maatregelen ter stimulering van kosteneffectieve grondige renovatie en gefaseerde grondige renovatie; |
(4) langetermijnstrategieën voor de renovatie van het nationale bestand van openbare en particuliere woningen en bedrijfsgebouwen, inclusief beleidslijnen en maatregelen om investeringen ter stimulering van kosteneffectieve grondige renovatie en gefaseerde grondige renovatie te sturen, met name rekening houdend met een empirisch onderbouwde raming van de verwachte energiebesparing en van de voordelen in ruimere zin overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn (EU) .../... [EPBD, COD 0381/16];
| |||||||||||||||
Amendement 140 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 – letter b – punt 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(5 bis) beleidslijnen en maatregelen voor de ontwikkeling van het economische potentieel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en efficiënte verwarmings- en koelingssystemen overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Richtlijn (EU) .../... [Richtlijn 2012/27/EU zoals gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761]; | |||||||||||||||
Amendement 141 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 – letter b – punt 5 ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(5 ter) indien van toepassing, geboekte vooruitgang met andere uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen, maatregelen en acties die resulteren uit de langetermijnstrategieën inzake renovatie overeenkomstig artikel 2, onder a), van Richtlijn (EU) ... /... [EPBD, COD 0381/16], waaronder die welke gericht zijn op de minst energie-efficiënte segmenten van het nationale gebouwenbestand en die betreffende toegang tot informatie en financiering. | |||||||||||||||
Amendement 142 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – alinea 1 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) nationale doelstellingen voor de diversificatie van energiebronnen en leverende landen, opslag, vraagrespons; |
(a) nationale doelstellingen voor betere energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen en een diversificatie van de voorziening, de aanvoerroutes en de leverende landen, opslag, vraagrespons; | |||||||||||||||
Amendement 143 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – alinea 1 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) nationale doelstellingen om de afhankelijkheid van de invoer van energie te verminderen; |
(b) nationale doelstellingen en maatregelen om de afhankelijkheid van de invoer van energie te verminderen, die geen obstakel vormen voor een succesvolle tenuitvoerlegging van de energie-unie; | |||||||||||||||
Amendement 144 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – alinea 1 – letter c bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(c bis) nationale indicatieve doelstellingen met betrekking tot het vergroten van de flexibiliteit van het nationale energiesysteem, met name door de inzet van energie-efficiëntiemaatregelen, binnenlandse hernieuwbare energiebronnen, vraagrespons en opslag; | |||||||||||||||
Amendement 145 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030, met inachtneming van het interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit van ten minste 15 %; |
(a) het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030, met inachtneming van het indicatieve interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit van ten minste 15 %; | |||||||||||||||
Amendement 146 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) de belangrijkste nationale doelstellingen voor elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers in elk van de vijf kerndimensies van de energie-unie; |
(b) de belangrijkste nationale doelstellingen voor elektriciteits- en gastransmissie- en ‑distributie-infrastructuur en de modernisering daarvan die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers in elk van de vijf kerndimensies van de energie-unie; | |||||||||||||||
Amendement 147 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter d | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(d) nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals marktintegratie en koppeling, voor zover van toepassing; |
(d) nationale doelstellingen en maatregelen met betrekking tot de flexibiliteit van het systeem, met name door het verwijderen van belemmeringen voor vrije prijsvorming, door marktintegratie en koppeling, slimme netten, aggregatie, vraagrespons, opslag, verspreide opwekking, mechanismen voor dispatching, redispatching en beperking, en realtime prijssignalen; | |||||||||||||||
Amendement 148 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter e | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(e) nationale doelstellingen met betrekking tot energiearmoede, met inbegrip van het aantal gezinnen dat geconfronteerd wordt met energiearmoede; |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 149 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter e bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(e bis) nationale doelstellingen en maatregelen met betrekking tot de niet-discriminerende bijdrage van hernieuwbare energie, vraagrespons en opslag, onder meer via aggregatie, in alle energiemarkten; | |||||||||||||||
Amendement 150 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter e ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(e ter) nationale doelstellingen en maatregelen om ervoor te zorgen dat consumenten participeren in het energiesysteem en profijt trekken van zelfopwekking en nieuwe technologieën, waaronder slimme meters; | |||||||||||||||
Amendement 151 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter f | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(f) nationale doelstellingen met betrekking tot het waarborgen van de toereikendheid van het elektriciteitssysteem, indien van toepassing, |
(f) nationale doelstellingen met betrekking tot het waarborgen van de toereikendheid van het elektriciteitssysteem, die ervoor zorgen dat er geen capaciteitsmechanismen worden toegepast of, wanneer dat wel gebeurt met het oog op de continuïteit van de energievoorziening, dat deze zo beperkt mogelijk blijven; | |||||||||||||||
Amendement 152 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter f bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(f bis) nationale maatregelen om biedzones vast te stellen of te herzien teneinde structurele congestie aan te pakken, de economische efficiëntie en grensoverschrijdende handel te maximaliseren en de continuïteit van de energievoorziening te waarborgen; | |||||||||||||||
Amendement 153 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – letter g | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(g) uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de onder (a) tot en met (f) bedoelde doelstellingen; |
(g) uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de onder (a) tot en met (f bis) bedoelde doelstellingen; | |||||||||||||||
Amendement 154 Voorstel voor een verordening Artikel 21 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Artikel 21 bis | |||||||||||||||
|
Geïntegreerde rapportering over energie-efficiëntie | |||||||||||||||
|
Indien van toepassing neemt een lidstaat in het geïntegreerde nationale voortgangsverslag over energie en klimaat kwantitatieve informatie op over het aantal huishoudens dat met energiearmoede wordt geconfronteerd, alsook informatie over beleidslijnen en maatregelen ter bestrijding van energiearmoede overeenkomstig artikel 3, lid 3, onder v). | |||||||||||||||
|
Wanneer artikel 3, lid 3, onder v), tweede alinea, van toepassing is, neemt de betrokken lidstaat in het geïntegreerde nationale voortgangsverslag over energie en klimaat informatie op over de tenuitvoerlegging van zijn nationale indicatieve doelstelling om het aantal huishoudens in energiearmoede terug te dringen. | |||||||||||||||
|
De Commissie deelt de gegevens die de lidstaten op grond van dit artikel meedelen met de Europese Waarnemingspost voor energiearmoede. | |||||||||||||||
Amendement 155 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – alinea 1 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) nationale doelstellingen met betrekking tot de totale (publieke en private) uitgaven voor onderzoek en innovatie op het gebied van technologieën voor schone energie, en met betrekking tot de kosten van dergelijke technologieën en de ontwikkeling van de prestaties ervan; |
(b) nationale doelstellingen met betrekking tot de totale publieke en, indien beschikbaar, private uitgaven voor onderzoek en innovatie op het gebied van technologieën voor schone energie, en met betrekking tot de kosten van dergelijke technologieën en de ontwikkeling van de prestaties ervan; | |||||||||||||||
Amendement 156 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – alinea 1 – letter d | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(d) nationale doelstellingen voor de geleidelijke afbouw van energiesubsidies; |
(d) nationale doelstellingen voor de geleidelijke afbouw van energiesubsidies, in het bijzonder voor fossiele brandstoffen; | |||||||||||||||
Amendement 157 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – alinea 1 – letter g | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(g) financiële maatregelen, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van financiële middelen van de Unie, op dit gebied op nationaal niveau, indien van toepassing. |
(g) financiële maatregelen, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van financiële middelen van de Unie, op dit gebied op nationaal niveau, indien van toepassing. Als er gebruik wordt gemaakt van een financiële bijdrage van de Commissie aan financieringsinstrumenten waaraan lidstaten gezamenlijk nationale middelen toewijzen, wordt dat bekendgemaakt. | |||||||||||||||
Amendement 158 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) de geschatte broeikasgasinventarissen voor het jaar X-1; |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 159 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 – letter c bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(c bis) het geraamde bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen en het geraamde bruto-, primaire en eindenergieverbruik voor het jaar X-1 | |||||||||||||||
Amendement 160 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 – alinea 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Met het oog op de toepassing van het bepaalde onder (a) maakt de Commissie jaarlijks, op basis van de geschatte broeikasgasinventarissen van de lidstaten of, indien een lidstaat zijn geschatte inventaris uiterlijk op die datum niet heeft ingediend, op basis van haar eigen ramingen, een geschatte broeikasgasinventaris van de Unie op. Uiterlijk op 30 september van elk jaar maakt de Commissie deze informatie openbaar. |
Daartoe maakt de Commissie jaarlijks, op basis van de geschatte broeikasgasinventarissen van de lidstaten of, indien een lidstaat zijn geschatte inventaris uiterlijk op die datum niet heeft ingediend, op basis van haar eigen ramingen, een geschatte broeikasgasinventaris van de Unie op. Uiterlijk op 30 september van elk jaar maakt de Commissie deze informatie openbaar. | |||||||||||||||
Amendement 161 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
1 bis. Uiterlijk op 31 juli 2021 en daarna elk jaar (jaar X) rapporteren de lidstaten de geschatte broeikasgasinventarissen voor het jaar X–1 aan de Commissie; | |||||||||||||||
Amendement 162 Voorstel voor een verordening Artikel 24 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 24 |
Artikel 24 | |||||||||||||||
Elektronisch rapporteringsplatform |
E-platform | |||||||||||||||
1. De Commissie zet een online-rapporteringsplatform op om de communicatie tussen de Commissie en de lidstaten te vergemakkelijken en om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. |
1. Met het oog op kostenefficiëntie zet de Commissie een openbaar online-platform op om de communicatie tussen de Commissie en de lidstaten te vergemakkelijken, de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen en het publiek toegang te geven tot informatie. | |||||||||||||||
2. De lidstaten maken gebruik van het online-platform om de in dit hoofdstuk vermelde verslagen bij de Commissie in te dienen, zodra het platform operationeel is. |
2. De lidstaten maken gebruik van het online-platform om de in dit hoofdstuk vermelde verslagen bij de Commissie in te dienen, zodra het platform operationeel is. De lidstaten maken deze verslagen openbaar. | |||||||||||||||
|
2 bis. De Commissie gebruikt van het e-platform om het publiek gemakkelijker online toegang te geven tot het ontwerp en de definitieve versie van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de nationale klimaat- en energiestrategieën op lange termijn als bedoeld in de artikelen 3, 9 en 14. | |||||||||||||||
Amendement 163 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. Uiterlijk op 31 oktober 2021 en daarna om de twee jaar evalueert de Commissie, met name op grond van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen inzake energie en klimaat, andere krachtens deze verordening verstrekte informatie, de indicatoren en, voor zover beschikbaar, Europese statistieken: |
1. Uiterlijk op 31 oktober 2021 en daarna om de twee jaar evalueert de Commissie, met name op grond van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen inzake energie en klimaat, andere krachtens deze verordening verstrekte informatie, gegevens van het Europees Milieuagentschap, de indicatoren en, voor zover beschikbaar, Europese statistieken: | |||||||||||||||
Amendement 164 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) de vooruitgang op EU-niveau bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de energie-unie, waaronder voor de eerste periode van tien jaar de 2030-streefcijfers van de Unie voor energie en klimaat, met name om te vermijden dat er een kloof ontstaat ten opzichte van de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie; |
(a) de vooruitgang op EU-niveau bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de energie-unie, waaronder voor de eerste periode van tien jaar de 2030-streefcijfers van de Unie voor energie en klimaat, met name om te vermijden dat er een kloof ontstaat ten opzichte van de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie en met het oog op de eventuele herziene klimaat- en energiemaatregelen van de EU, zoals omschreven in artikel 38; | |||||||||||||||
Amendement 165 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – letter a bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(a bis) de vooruitgang op EU-niveau bij de diversificatie van haar energiebronnen en -leveranciers, als bijdrage tot een volledig functionerende en veerkrachtige energie-unie die is gebaseerd op energiezekerheid, solidariteit en vertrouwen; | |||||||||||||||
Amendement 166 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) de vooruitgang die elke lidstaat maakt bij het bereiken van zijn streefcijfers, doelstellingen en bijdragen en bij de uitvoering van de beleidslijnen en maatregelen die zijn uiteengezet in zijn geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan; |
(b) de vooruitgang die elke lidstaat maakt bij het bereiken van zijn streefcijfers en doelstellingen en bij de uitvoering van de beleidslijnen en maatregelen die zijn uiteengezet in zijn geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan; | |||||||||||||||
Amendement 167 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – letter c bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(c bis) het algemene effect van de beleidslijnen en maatregelen van de geïntegreerde nationale plannen op de werking van de klimaat- en energiebeleidsmaatregelen van de Unie, met het oog op de herziening van de nationaal vastgestelde bijdrage van de Unie en de verhoging van de ambitie overeenkomstig de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs; | |||||||||||||||
Amendement 168 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – letter c ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(c ter) het algemene effect van de beleidslijnen en maatregelen van de geïntegreerde nationale plannen op de werking van het EU-ETS; | |||||||||||||||
Amendement 169 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – letter c quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(c quater) de nauwkeurigheid van de ramingen van de lidstaten van het effect van overlappende beleidslijnen en maatregelen op nationaal niveau op de verhouding tussen vraag en aanbod binnen het ETS-EU, of verricht zij, bij het ontbreken van dergelijke schattingen, een eigen beoordeling van dat effect; | |||||||||||||||
Amendement 170 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
1 bis. De Commissie maakt vooraf de indicatoren bekend die zij wil gebruiken om deze beoordelingen te verrichten. | |||||||||||||||
Amendement 171 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
2. Op het gebied van hernieuwbare energie evalueert de Commissie, als onderdeel van de in lid 1 bedoelde evaluatie, de geboekte vooruitgang met betrekking tot het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van de Unie aan de hand van een lineair traject beginnend bij 20 % in 2020 en oplopend tot minstens 27 % in 2030, zoals vastgesteld in artikel 4, onder a), punt (2), onder i. |
2. Op het gebied van hernieuwbare energie evalueert de Commissie, als onderdeel van de in lid 1 bedoelde evaluatie, de geboekte vooruitgang met betrekking tot het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van de Unie aan de hand van een bindend lineair traject beginnend bij 20 % in 2020 en oplopend tot minstens 35 % in 2030, zoals vastgesteld in artikel 4, onder (a), punt (2), onder i quater. | |||||||||||||||
Amendement 172 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 3 – alinea 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Op het gebied van energie-efficiëntie evalueert de Commissie, als onderdeel van de in lid 1 bedoelde evaluatie, de vooruitgang op weg naar een collectief verbruik op het niveau van de Unie van hoogstens 1 321 Mtoe primaire energie en 987 Mtoe eindenergie in 2030, zoals vastgesteld in artikel 6, onder (1), punt (a). |
Op het gebied van energie-efficiëntie evalueert de Commissie, als onderdeel van de in lid 1 bedoelde evaluatie, de vooruitgang op weg naar een collectief verbruik op het niveau van de Unie van hoogstens 1 132 Mtoe primaire energie en 849 Mtoe eindenergie in 2030, zoals vastgesteld in artikel 6, onder (1), punt (a). | |||||||||||||||
Amendement 173 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 3 – alinea 2 – letter a | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(a) zij gaat na of de mijlpaal van hoogstens 1 483 Mtoe primaire energie en hoogstens 1 086 Mtoe eindenergie in 2020 is bereikt; |
(a) zij beoordeelt of de afzonderlijke lidstaten op schema liggen om hun nationale bindende streefcijfer te halen en of het EU-streefcijfer van hoogstens 1 483 Mtoe primaire energie en hoogstens 1 086 Mtoe eindenergie in 2020 is bereikt; | |||||||||||||||
Amendement 174 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 5 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
5. Uiterlijk op 31 oktober 2019, en vervolgens om de vier jaar, evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/31/EG. |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 175 Voorstel voor een verordening Artikel 26 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 26 |
Artikel 26 | |||||||||||||||
Follow-up in het geval van inconsistenties met overkoepelende doelstellingen van de energie-unie en streefcijfers in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen |
Follow-up in het geval van inconsistenties met overkoepelende doelstellingen van de energie-unie en streefcijfers in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen | |||||||||||||||
1. Op grond van de evaluatie uit hoofde van artikel 25 doet de Commissie aanbevelingen aan een lidstaat op grond van artikel 28 als de beleidsontwikkelingen in die lidstaat niet sporen met de overkoepelende doelstellingen van de energie-unie. |
1. Op grond van de evaluatie uit hoofde van artikel 25 doet de Commissie aanbevelingen aan een lidstaat op grond van artikel 28 als de beleidsontwikkelingen in die lidstaat niet sporen met de overkoepelende doelstellingen van de energie-unie en met de langetermijnstreefcijfers van de Unie voor het terugdringen van de broeikasgasemissies. | |||||||||||||||
|
1 bis. Een lidstaat die voornemens is gebruik te maken van de flexibiliteit op grond van artikel 7 van Verordening (EU) .../... [verdeling van de inspanningen] vermeldt in het plan overeenkomstig artikel 3 van deze verordening de mate van het voorgenomen gebruik en de geplande beleidslijnen en maatregelen om de vereisten van artikel 4 van Verordening (EU) .../... [LULUCF] voor de periode van 2021 tot 2030 in de nodige mate te overschrijden. | |||||||||||||||
2. De Commissie kan advies uitbrengen over de door de lidstaten ingediende actieplannen overeenkomstig artikel 8, lid 1, van verordening [ ] [ESR]. |
2. De Commissie kan advies uitbrengen over de door de lidstaten ingediende actieplannen overeenkomstig artikel 7 en artikel 8, lid 1, van verordening [ ] [ESR]. | |||||||||||||||
|
2 bis. De Commissie kan de mogelijkheid van lidstaten om jaarlijks emissierechten aan andere lidstaten over te dragen tijdelijk opschorten. | |||||||||||||||
|
2 ter. Gezien het hoge aardopwarmingspotentieel en de relatief korte atmosferische levensduur van methaan gaat de Commissie na welke impact op het beleid de vaststelling van een periode van 20 jaar voor methaan zou hebben. De Commissie onderzoekt beleidsopties voor een snelle aanpak van de methaanemissies en komt met een EU-methaanstrategie, rekening houdend met de doelstellingen van de circulaire economie, waarbij prioriteit wordt gegeven aan methaanemissies die verband houden met energie en afval. | |||||||||||||||
|
2 quater. De Commissie brengt in 2027 en 2032 verslag uit over het cumulatieve saldo van de emissies en verwijderingen van beheerde bosgrond in de Unie onder verwijzing naar de gemiddelde emissies en verwijderingen in de periode 1990-2009. Indien het cumulatieve saldo negatief is, komt de Commissie met een voorstel om de respectieve hoeveelheid emissieruimte van de lidstaten uit hoofde van Verordening (EU) .../... [ETS] te compenseren en te verwijderen. | |||||||||||||||
Amendement 176 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. Indien de Commissie op basis van de evaluatie van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan overeenkomstig artikel 12 concludeert dat de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen van de nationale plannen of de actualiseringen daarvan niet volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken, en in het bijzonder, voor de eerste periode van tien jaar, de 2030-streefcijfers van de Unie inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, neemt zij maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat deze doelstellingen en streefcijfers collectief worden bereikt. Wat hernieuwbare energie betreft, houden dergelijke maatregelen rekening met het ambitieniveau van de bijdragen tot het 2030-streefcijfer van de Unie die de lidstaten in hun nationale plannen en de actualiseringen daarvan hebben uiteengezet. |
1. Indien de Commissie op basis van de evaluatie van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen overeenkomstig artikel 12 concludeert dat de streefcijfers en doelstellingen van de nationale plannen niet volstaan, neemt zij maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat deze doelstellingen en streefcijfers collectief worden bereikt. | |||||||||||||||
|
Wat hernieuwbare energie betreft, wordt het nationale streefcijfer van de lidstaten voor 2030, onverminderd andere maatregelen van de lidstaten, uiterlijk op 31 december 2020 herzien overeenkomstig artikel 3, lid 2, en bijlage I bis bij Richtlijn (EU) .../... [herschikking richtlijn hernieuwbare energie]. | |||||||||||||||
Amendement 177 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
2. Indien de Commissie op basis van haar evaluatie overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder (b), concludeert dat een lidstaat onvoldoende vooruitgang boekt bij de verwezenlijking van de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen of bij de uitvoering van de beleidslijnen en maatregelen die zijn uiteengezet in zijn geïntegreerd nationaal klimaat- en energieplan, doet zij aanbevelingen aan de betrokken lidstaat op grond van artikel 28. In deze aanbevelingen houdt de Commissie rekening met ambitieuze vroege inspanningen van lidstaten om bij te dragen aan het 2030-streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie. |
2. Indien de Commissie op basis van haar evaluatie overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder (b), concludeert dat een lidstaat onvoldoende vooruitgang boekt bij de verwezenlijking van hun trajecten, streefcijfers en doelstellingen of bij de uitvoering van de beleidslijnen en maatregelen die zijn uiteengezet in zijn geïntegreerd nationaal klimaat- en energieplan, doet zij aanbevelingen aan de betrokken lidstaat op grond van artikel 28. | |||||||||||||||
Amendement 178 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 3 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
3. Indien de Commissie, op basis van de globale evaluatie van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen van de lidstaten inzake energie en klimaat overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder (a), en ondersteund door andere informatiebronnen, concludeert dat de Unie het risico loopt de doelstellingen van de energie-unie niet te halen, en met name, voor de eerste periode van tien jaar, het streefcijfer van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030, kan zij aanbevelingen doen aan alle lidstaten overeenkomstig artikel 28 om dit risico te beperken. Naast de aanbevelingen neemt de Commissie in voorkomend geval maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat met name de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie worden bereikt. Wat hernieuwbare energie betreft, houden dergelijke maatregelen rekening met ambitieuze vroege inspanningen van lidstaten om bij te dragen aan het 2030-streefcijfer van de Unie. |
3. Indien de Commissie, op basis van de evaluatie van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen van de lidstaten inzake energie en klimaat of ondersteund door andere informatiebronnen overeenkomstig artikel 25 concludeert dat de Unie het risico loopt de doelstellingen van de energie-unie niet te halen, en met name, voor de eerste periode van tien jaar, het streefcijfer van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030, doet zij aanbevelingen aan alle lidstaten overeenkomstig artikel 28 om dit risico te beperken. In deze aanbevelingen houdt de Commissie rekening met het ambitieniveau van de lidstaten om bij te dragen aan de 2030-streefcijfers van de Unie. Naast de aanbevelingen neemt de Commissie in voorkomend geval maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat met name de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie worden bereikt. Dergelijke maatregelen houden rekening met ambitieuze vroege inspanningen van lidstaten, met name vanaf 2021, om bij te dragen aan de 2030-streefcijfers van de Unie, met de mate waarin de lidstaten zich aan hun nationale streefcijfers en trajecten houden en met alle bijdragen aan het financieringsplatform overeenkomstig lid 4, onder (c). | |||||||||||||||
Amendement 179 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Op het gebied van energie-efficiëntie kunnen deze aanvullende maatregelen met name leiden tot de verbetering van de energie-efficiëntie van: | |||||||||||||||
|
(a) producten, uit hoofde van de Richtlijnen 2009/125/EU en 2010/30/EG; | |||||||||||||||
|
(b) gebouwen, uit hoofde van de Richtlijnen 2010/31/EU en 2012/27/EU en | |||||||||||||||
|
(c) vervoer. | |||||||||||||||
Amendement 180 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 3 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
3 bis. Indien de Commissie, op basis van haar evaluatie overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder (a), concludeert dat een infrastructuurproject potentieel de ontwikkeling van een veerkrachtige energie-unie in de weg staat, maakt zij een voorlopige beoordeling van de verenigbaarheid van het project met de langetermijndoelstellingen van de interne energiemarkt, met name rekening houdend met de langetermijndoelstelling van boeikasgasneutraliteit tegen 2050, en doet zij de betrokken lidstaat aanbevelingen overeenkomstig artikel 28. Alvorens een dergelijke beoordeling aan de betrokken lidstaat te doen toekomen, kan de Commissie andere lidstaten raadplegen. | |||||||||||||||
Amendement 181 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 4 – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
4. Indien de Commissie, onverminderd de maatregelen op het niveau van de Unie die zijn vastgesteld in punt 3, op het gebied van hernieuwbare energie in het jaar 2023 concludeert, op basis van haar beoordeling uit hoofde van artikel 25, leden 1 en 2, dat het in artikel 25, lid 2 bedoelde lineaire traject niet collectief wordt gehaald, zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk in het jaar 2024 aanvullende maatregelen worden genomen om elke opdoemende kloof te dichten, zoals: |
4. Indien de Commissie, onverminderd de maatregelen op het niveau van de Unie die zijn vastgesteld in punt 3, op het gebied van hernieuwbare energie in het jaar 2023 en vervolgens om de twee jaar concludeert, op basis van haar beoordeling uit hoofde van artikel 25, leden 1 en 2, dat een lidstaat onvoldoende vooruitgang boekt om zijn nationale streefcijfer voor 2030 te halen, met name door zich niet aan zijn traject te houden, zorgt de betrokken lidstaat er respectievelijk uiterlijk in het jaar 2024 en vervolgens om de twee jaar voor dat er aanvullende maatregelen worden genomen om elke opdoemende kloof met zijn traject binnen een jaar te dichten, zoals: | |||||||||||||||
Amendement 182 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 4 – letter b bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(b bis) actie om het aandeel door hernieuwbare energie opgewekte elektriciteit te vergroten op basis van de criteria vermeld in artikel 4 van Richtlijn (EU) .../... [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG]; | |||||||||||||||
Amendement 183 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 4 – letter c | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(c) een financiële bijdrage tot een financieringsplatform op het niveau van de Unie, dat bijdraagt tot projecten voor hernieuwbare energie onder direct of indirect beheer van de Commissie; |
(c) een vrijwillige financiële bijdrage tot een financieringsplatform op het niveau van de Unie, dat bijdraagt tot projecten voor hernieuwbare energie, in het bijzonder projecten die van belang zijn voor de energie-unie, onder direct of indirect beheer van de Commissie; | |||||||||||||||
Amendement 184 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 4 – letter c bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(c bis) gebruik van samenwerkingsmechanismen zoals vastgesteld in Richtlijn (EU) .../... [herschikking richtlijn hernieuwbare energiebronnen]. | |||||||||||||||
Amendement 185 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 4 – alinea 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Bij dergelijke maatregelen wordt rekening gehouden met het niveau van ambitie van vroegtijdige bijdragen tot het 2030-streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie door de betrokken lidstaat. |
Bij dergelijke maatregelen wordt rekening gehouden met de mate waarin de lidstaat zich aan zijn nationale streefcijfer en traject voor hernieuwbare energie houdt. | |||||||||||||||
|
Zo nodig neemt de Commissie maatregelen op het niveau van de Unie ter aanvulling van maatregelen op nationaal niveau om ervoor te zorgen dat het bindende lineaire traject van de Unie en het bindende 2030-streefcijfer voor hernieuwbare energie van de Unie worden bereikt. | |||||||||||||||
Amendement 186 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 5 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
5. Indien de Commissie op basis van haar evaluatie krachtens artikel 25, leden 1 en 3, onverminderd andere maatregelen op het niveau van de Unie uit hoofde van punt 3, concludeert dat de vooruitgang in het jaar 2023 niet volstaat om het in de eerste alinea van artikel 25, lid 3, vermelde collectieve streefcijfer inzake energie-efficiëntie te halen, neemt zij in het jaar 2024 maatregelen ter aanvulling van de maatregelen die in Richtlijn 2010/31/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 765] en Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761] zijn vastgesteld om te garanderen dat de bindende energiestreefcijfers van de Unie voor 2030 worden gehaald. Deze aanvullende maatregelen kunnen met name leiden tot de verbetering van de energie-efficiëntie van: |
5. Indien de Commissie op basis van haar evaluatie krachtens artikel 25, leden 1 en 3, in het jaar 2023 en vervolgens om de twee jaar, op het gebied van hernieuwbare energie, onverminderd andere maatregelen op het niveau van de Unie uit hoofde van punt 3, concludeert dat een lidstaat onvoldoende vooruitgang boekt om zijn nationale bindende streefcijfer en traject voor 2030 te halen, zorgt de betrokken lidstaat er respectievelijk uiterlijk in het jaar 2024 en vervolgens om de twee jaar voor dat er aanvullende maatregelen worden genomen om elke opdoemende kloof met zijn traject binnen een jaar te dichten. | |||||||||||||||
(a) producten, uit hoofde van Richtlijn 2010/30/EU en Richtlijn 2009/125/EG; |
| |||||||||||||||
(b) gebouwen, uit hoofde van Richtlijn 2010/31/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 765] en Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761]; |
| |||||||||||||||
(c) vervoer. |
| |||||||||||||||
Amendement 187 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
5 bis. Elke betrokken lidstaat als bedoeld in lid 4 of 5 beschrijft in het kader van zijn volgende voortgangsverslag als bedoeld in artikel 15 tot in de details de aanvullende uitgevoerde, vastgestelde en geplande maatregelen om de kloof met zijn nationale streefcijfers en trajecten voor 2030 te dichten. | |||||||||||||||
Amendement 188 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) in zijn geïntegreerde nationale voortgangsverslag inzake energie en klimaat dat is opgesteld in het jaar volgend op het jaar dat de aanbeveling werd gedaan, zet de lidstaat uiteen hoe hij zoveel mogelijk rekening heeft gehouden met de aanbeveling en hoe hij deze heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren. Als de lidstaat afwijkt van de aanbeveling, motiveert hij dit. |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie) | |||||||||||||||
Amendement 189 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 – letter c | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(c) De aanbevelingen moeten complementair zijn met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het Europees semester. |
(c) De aanbevelingen moeten complementair zijn met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die overeenkomstig artikel 9, lid 2, zijn gedaan in het kader van het Europees semester. | |||||||||||||||
Amendement 190 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
2 bis. De Commissie maakt de aanbevelingen aan alle lidstaten onverwijld openbaar. | |||||||||||||||
Amendement 191 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 2 – letter j bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(j bis) een algemene evaluatie van de vooruitgang die is geboekt met de volledige integratie van de beginselen "energie-efficiëntie eerst" en "een billijke behandeling van energieverbruikers"; | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
In de plannen en maatregelen moet het beginsel van "een billijke behandeling van energieverbruikers" worden vastgelegd als een van de horizontale beginselen. | ||||||||||||||||
Amendement 192 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 2 – letter j ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(j ter) een voortgangsverslag over het concurrentievermogen; | |||||||||||||||
Amendement 193 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 2 – letter j quater (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(j quater) de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt met het geleidelijk afbouwen van directe en indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen tegen 2020; | |||||||||||||||
Amendement 194 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 2 – letter k bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(k bis) een financiële evaluatie van de kosten voor de eindverbruiker van elektriciteit op basis van indicatoren voor de feitelijke uitgaven aan de vijf dimensies van de energie-unie. | |||||||||||||||
Amendement 195 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. Uiterlijk op 1 januari 2021 zorgen de lidstaten voor de vaststelling, werking en permanente verbetering van nationale inventarisatiesystemen om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zoals vermeld in deel 2 van bijlage III bij deze verordening en om de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van hun broeikasgasinventarissen te garanderen. |
1. Uiterlijk op 1 januari 2021 zorgen de lidstaten voor de vaststelling, werking en permanente verbetering van nationale inventarisatiesystemen in overeenstemming met de UNFCCC-vereisten om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zoals vermeld in deel 2 van bijlage III bij deze verordening en om de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van hun broeikasgasinventarissen te garanderen. | |||||||||||||||
Amendement 196 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. In 2027 en 2032 voert de Commissie een algehele evaluatie uit van de nationale inventarisgegevens die overeenkomstig artikel 23, lid 3, van deze verordening door de lidstaten zijn ingediend, met het oog op het bewaken van de vermindering of beperking van broeikasgassen op grond van de artikelen 4, 9 en 10, van Verordening [ ] [ESR] en de vermindering van emissies en toename van verwijderingen per put ingevolge de artikelen 4 en 12 van Verordening [ ] [LULUCF] en alle andere streefcijfers voor de vermindering of beperking van broeikasgassen die in de wetgeving van de Unie zijn vastgesteld. De lidstaten nemen ten volle deel aan dit proces. |
1. De Commissie voert een algehele evaluatie uit van de nationale inventarisgegevens die overeenkomstig artikel 23, lid 3, van deze verordening door de lidstaten zijn ingediend, met het oog op het bewaken van de vermindering of beperking van broeikasgassen op grond van de artikelen 4, 9 en 10, van Verordening [ ] [ESR] en de vermindering van emissies en toename van verwijderingen per put ingevolge de artikelen 4 en 12 van Verordening [ ] [LULUCF] en alle andere streefcijfers voor de vermindering of beperking van broeikasgassen die in de wetgeving van de Unie zijn vastgesteld. De lidstaten nemen ten volle deel aan dit proces. | |||||||||||||||
Amendement 197 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 6 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
6. De gegevens die één maand na de in punt 5 van dit artikel bedoelde controle van de naleving van verordening [ ] [LULUCF] voor elke lidstaat zijn ingeschreven in de registers die zijn opgezet krachtens artikel 11 van verordening [ ] [ESR], worden gebruikt voor de nalevingscontrole overeenkomstig artikel 9 van Verordening [ ] [ESR] voor de jaren 2021 en 2026. De nalevingscontrole overeenkomstig artikel 9 van verordening [ ] [ESR] voor elk van de jaren 2022 tot en met 2025 en 2027 tot en met 2030 wordt één maand na de datum van de nalevingscontrole voor het voorgaande jaar verricht. Deze controle heeft ook betrekking op wijzigingen van die gegevens omdat de betrokken lidstaat gebruik maakt van de flexibiliteit waarin voorzien wordt bij de artikelen 5, 6 en 7 van Verordening [ ] [ESR]. |
6. De gegevens die één maand na de in punt 5 van dit artikel bedoelde controle van de naleving van verordening [ ] [LULUCF] voor elke lidstaat zijn ingeschreven in de registers die zijn opgezet krachtens artikel 11 van verordening [ ] [ESR], worden gebruikt voor de nalevingscontrole overeenkomstig artikel 9 van Verordening [ ] [ESR]. De nalevingscontrole overeenkomstig artikel 9 van verordening [ ] [ESR] voor elk van de jaren [die overeenkomen met die van de nalevingscyclus als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) .../... [ESR] wordt één maand na de datum van de nalevingscontrole voor het voorgaande jaar verricht. Deze controle heeft ook betrekking op wijzigingen van die gegevens omdat de betrokken lidstaat gebruik maakt van de flexibiliteit waarin voorzien wordt bij de artikelen 5, 6 en 7 van Verordening [ ] [ESR]. | |||||||||||||||
Amendement 198 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 6 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
6 bis. Als laatste nalevingscontrole als bedoeld in lid 6 van dit artikel voert de Commissie, na een verzoek van een lidstaat om gebruik te maken van de reserve, een controle uit van de vereisten van [artikel 9 bis, reserve voor vroegtijdige maatregelen] [ESR]. Deze controle kan worden gevolgd door wijzigingen van de datums voor elke in aanmerking komende lidstaat indien de vereisten van [artikel 9 bis, reserve voor vroegtijdige maatregelen] [ESR] zijn vervuld. | |||||||||||||||
Amendement 199 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – alinea 1 – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Overeenkomstig zijn jaarlijks werkprogramma staat het Europees Milieuagentschap de Commissie bij in haar werkzaamheden met betrekking tot de dimensies koolstofarm maken en energie-efficiëntie, teneinde te voldoen aan de artikelen 14, 15, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 25, 29, 30, 31, 32 en 34. Dit omvat bijstand bij: |
Overeenkomstig zijn jaarlijks werkprogramma staat het Europees Milieuagentschap de Commissie bij in haar werkzaamheden met betrekking tot de dimensies koolstofarm maken en energie-efficiëntie, teneinde te voldoen aan de artikelen 13 bis, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 25, 29, 30, 31, 32 en 34. Dit omvat bijstand bij: | |||||||||||||||
Amendement 200 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – alinea 1 – letter j bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(j bis) het compileren van het geraamde aandeel hernieuwbare energiebronnen in het eindenergieverbruik en het geraamde primaire en eindenergieverbruik in de Unie. | |||||||||||||||
Amendement 201 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Comité van de energie-unie |
Comité energie en klimaatverandering | |||||||||||||||
Amendement 202 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité van de energie-unie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 en is werkzaam in de respectieve sectorale samenstellingen die relevant zijn voor deze verordening. |
1. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door een Comité energie en klimaatverandering. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. | |||||||||||||||
Amendement 203 Artikel 37 – lid 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
2. Dit comité vervangt het comité dat is ingesteld bij artikel 8 van Besluit 93/389/EEG, artikel 9 van Besluit 280/2004/EG en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013. Verwijzingen naar het comité dat uit hoofde van die rechtshandelingen is opgericht, worden verstaan als verwijzingen naar het bij deze verordening opgerichte comité. |
2. Onverminderd lid 1 van dit artikel wordt de Commissie wat de uitvoering van de artikelen 15, 17, 23, 31 en 32 van deze verordening betreft, bijgestaan door het bij artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013 ingestelde Comité klimaatverandering. | |||||||||||||||
Amendement 204 Voorstel voor een verordening Artikel 38 – alinea 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Uiterlijk op 28 februari 2026 en daarna om de vijf jaar brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, de bijdrage ervan tot de governance van de energie-unie en de overeenstemming van de plannings-, rapporterings- en monitoringbepalingen van deze verordening met andere wetgeving van de Unie of toekomstige besluiten met betrekking tot het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs. De Commissie kan voorstellen doen, voor zover passend. |
Binnen zes maanden na de faciliterende dialoog die in 2018 in het kader van het UNFCCC zal plaatsvinden om de balans op te maken van de collectieve inspanningen van de partijen met betrekking tot de vorderingen in de richting van de mondiale langetermijndoelstelling, en binnen zes maanden na de algemene inventarisatie in 2023 en de daaropvolgende algemene inventarisaties, brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, de bijdrage ervan tot de governance van de energie-unie en de overeenstemming van de plannings-, rapporterings- en monitoringbepalingen van deze verordening met andere wetgeving van de Unie of toekomstige besluiten met betrekking tot het UNFCCC en de adequaatheid van haar bijdrage aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De verslagen gaan zo nodig vergezeld van voorstellen om de energie- en klimaatmaatregelen van de Unie te verbeteren. | |||||||||||||||
Amendement 205 Voorstel voor een verordening Artikel 38 – alinea 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Binnen zes maanden nadat de Unie een nieuwe of herziene nationaal vastgestelde bijdrage overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs heeft ingediend, dient de Commissie zo nodig de nodige wetgevingsvoorstellen in om alle relevante rechtshandelingen van de Unie te wijzigen. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
De EU moet ervoor zorgen dat ze kan voldoen aan het vijfjaarlijkse evaluatiemechanisme van de Overeenkomst van Parijs en dat al haar wetgeving consistent is met het concept dat het kan worden geëvalueerd en elke vijf jaar kan worden verhoogd. Dit amendement waarborgt dat die ambitie in de loop der tijd zal worden aangescherpt in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. | ||||||||||||||||
Amendement 206 Voorstel voor een verordening Artikel 40 – alinea 1 – punt 2 Richtlijn 98/70/EG Artikel 7 bis – lid 1 – alinea 3 – punt a | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 207 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – alinea 1 – punt 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(2) in artikel 18, lid 1, wordt punt e) geschrapt; |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 208 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – alinea 1 – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) in bijlage I, deel 2, worden de punten 2, 3, 4 en 7 geschrapt. |
(1) in bijlage I, deel 2, worden de punten 4 en 7 geschrapt. | |||||||||||||||
Amendement 209 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – alinea 1 – punt 2 – letter a Richtlijn (EU) 2015/652 Bijlage III – punt 1 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 210 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – alinea 1 – punt 2 – letter b Richtlijn (EU) 2015/652 Bijlage III – punt 3 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 211 Voorstel voor een verordening Artikel 49 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Artikel 49 bis | |||||||||||||||
|
EEA | |||||||||||||||
|
1. Binnen [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dient de Commissie bij het Gemengd Comité van de EER een ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER betreffende deze verordening in om de EER- en EFTA-landen in staat te stellen de bepalingen van deze verordening volledig ten uitvoer te leggen en op die manier bij te dragen tot de verwezenlijking van de doeleinden van de energie-unie. | |||||||||||||||
|
2. Zodra ze bij besluit van het Gemengd Comité zijn opgenomen in de EER/EFTA strekken de verplichtingen van de lidstaten ten aanzien van andere lidstaten uit hoofde van deze verordening zich ook uit tot de EER- en EFTA-landen die de verordening op hun grondgebied ten uitvoer hebben gelegd. | |||||||||||||||
Amendement 212 Voorstel voor een verordening Artikel 50 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Artikel 50 bis | |||||||||||||||
|
Energiegemeenschap | |||||||||||||||
|
Binnen [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dient de Commissie een voorstel in om de verordening op te nemen in de energiegemeenschap op grond van artikel 79 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap. Na de opneming bij besluit van de ministerraad van de energiegemeenschap, en onder voorbehoud van eventuele wijzigingen overeenkomstig artikel 24 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, strekken de verplichtingen van de lidstaten ten aanzien van andere lidstaten uit hoofde van deze verordening zich ook uit tot de overeenkomstsluitende partijen bij de energiegemeenschap die de verordening op hun grondgebied ten uitvoer hebben gelegd. | |||||||||||||||
Amendement 213 Voorstel voor een verordening Artikel 51 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Artikel 51 |
Artikel 51 | |||||||||||||||
Overgangsbepalingen |
Overgangsbepalingen | |||||||||||||||
In afwijking van artikel 50 van deze verordening, blijven artikel 7 en artikel 17, lid 1, onder a) en d), van Verordening (EU) nr. 525/2013 van toepassing op de verslagen met de gegevens die op grond van die artikelen vereist zijn voor de jaren 2018, 2019 en 2020. |
In afwijking van artikel 50 van deze verordening, blijven artikel 7 en artikel 17, lid 1, onder a) en d), van Verordening (EU) nr. 525/2013 van toepassing op de verslagen met de gegevens die op grond van die artikelen vereist zijn voor de jaren 2018, 2019 en 2020. | |||||||||||||||
|
Artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing wat de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto betreft. | |||||||||||||||
Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing op de evaluaties van de broeikasgasinventarisatiegegevens voor de jaren 2018, 2019 en 2020. |
Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing op de evaluaties van de broeikasgasinventarisatiegegevens voor de jaren 2018, 2019 en 2020. | |||||||||||||||
Artikel 22 van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing op de indiening van het verslag dat uit hoofde van dat artikel is vereist. |
Artikel 22 van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing op de indiening van het verslag dat uit hoofde van dat artikel is vereist. | |||||||||||||||
|
Artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing voor de toepassing van de artikelen 15, 17, 23, 31 en 32 van deze verordening alsook wanneer er in andere rechtshandelingen van de Unie naar wordt verwezen. | |||||||||||||||
Amendement 214 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 1 – punt 1.3 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. raadpleging van belanghebbenden, waaronder de sociale partners, en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld; |
iii. raadpleging van belanghebbenden, waaronder de sociale partners, en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en het grote publiek; | |||||||||||||||
Amendement 215 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 1 – punt 1.4 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1.4. Regionale samenwerking bij de opstelling van het plan |
1.4. Macroregionale en regionale samenwerking bij de opstelling van het plan | |||||||||||||||
Amendement 216 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 1 – punt 1.4 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. toelichting van de wijze waarop de resultaten van die regionale samenwerking zijn meegenomen in het plan |
ii. toelichting van de wijze waarop de resultaten van die macroregionale en regionale samenwerking zijn meegenomen in het plan | |||||||||||||||
Amendement 217 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.1 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
2.1.1. BKG-emissies en -verwijderingen (plan voor de periode 2021-2030, kaderregeling 2030 met een streefcijfer van ten minste 40 % voor de reductie van de uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990)1 |
2.1.1. BKG-emissies en -verwijderingen1 | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
1. De samenhang moet worden gewaarborgd met de lage-emissiestrategieën op lange termijn overeenkomstig artikel 14. |
1. De samenhang moet worden gewaarborgd met de lage-emissiestrategieën op lange termijn overeenkomstig artikel 14. | |||||||||||||||
Amendement 218 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.1 – punt i bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
i bis. De nationale trajecten van de lidstaat vanaf 2021 voor het handhaven en verbeteren van de koolstofverwijderingen per put overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs | |||||||||||||||
Amendement 219 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.1 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. Indien van toepassing, andere nationale doelstellingen en streefcijfers die overeenstemmen met de bestaande lage-emissiestrategieën op lange termijn. Indien van toepassing, andere doelstellingen en streefcijfers, m.i.v. sectorale doelstellingen en adaptatiedoelstellingen |
ii. Andere nationale doelstellingen en streefcijfers die stroken met de Overeenkomst van Parijs en de klimaat- en energiestrategieën op lange termijn. Indien van toepassing, andere doelstellingen en streefcijfers, m.i.v. sectorale doelstellingen en adaptatiedoelstellingen | |||||||||||||||
Amendement 220 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.2 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. het geplande aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindenergieverbruik van de lidstaat in 2030 als zijn nationale bijdrage tot het bereiken van het bindende EU-streefcijfer van ten minste 27 % in 2030 |
i. het nationale streefcijfer voor energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindenergieverbruik van de lidstaat in 2030 | |||||||||||||||
Amendement 221 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.2 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. trajecten voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik van 2021 t.e.m. 2030 in de sectoren vervoer, elektriciteit, verwarming en koeling; |
iii. trajecten van de lidstaat voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik van 2021 t.e.m. 2030 in de sectoren vervoer (uitgesplitst in weg-, spoor- en luchtvervoer), elektriciteit, verwarming en koeling; | |||||||||||||||
Amendement 222 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.2 – punt iv | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iv. trajecten voor elke hernieuwbare-energietechnologie die de lidstaten willen gebruiken om de algemene en de sectorale trajecten voor hernieuwbare energie van 2021 t.e.m. 2030 te halen, m.i.v. het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie in Mtoe per technologie en per sector en de totale geïnstalleerde capaciteit (gedeeld door de nieuwe capaciteit en capaciteitsverhoging) per technologie en sector in MW; |
iv. trajecten voor elke hernieuwbare-energietechnologie die de lidstaten willen gebruiken om de algemene en de sectorale trajecten voor hernieuwbare energie van 2021 t.e.m. 2030 te halen, m.i.v. het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie in Mtoe per technologie en per sector en de totale geïnstalleerde nettocapaciteit (gedeeld door de nieuwe capaciteit en capaciteitsverhoging) per technologie en sector in MW; | |||||||||||||||
Amendement 223 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.2 – punt v | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
v. trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor het aanbod van biomassa uitgesplitst op basis van grondstof en oorsprong (binnenlandse productie vs. invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF; |
v. Trajecten van de lidstaten voor bio-energie, uitgesplitst tussen verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor het aanbod van biomassa uit grondstoffen, binnenlandse productie vs. invoer. Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF; | |||||||||||||||
Amendement 224 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.2 – punt v bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
v bis. Het aandeel van de lidstaat in en de trajecten en doelstellingen voor energie uit hernieuwbare bronnen geproduceerd door steden, energiegemeenschappen en prosumenten in 2030 en trajecten voor hernieuwbare energie van 2021 tot en met 2030, met inbegrip van het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie | |||||||||||||||
Amendement 225 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1 – punt 2.1.2 – punt vi | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
vi. Indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, ook op lange termijn of per sector (b.v. het aandeel geavanceerde biobrandstoffen, het aandeel hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, hernieuwbare energie die wordt geproduceerd door steden, energie-gemeenschappen en zelfverbruikers) |
vi. Indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, ook op lange termijn of per sector (b.v. het aandeel geavanceerde biobrandstoffen, het aandeel hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, en energie die wordt teruggewonnen uit het slib dat wordt verkregen bij de verwerking van afvalwater) | |||||||||||||||
Amendement 226 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.2 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. de indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdrage tot het behalen van de bindende EU-doelstelling van 30 % meer energie-efficiëntie in 2030, als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU [versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016)761] op basis van het primaire of eindenergieverbruik, de primaire of eindenergiebesparing, of de energie-intensiteit; uitgedrukt als absoluut niveau van primair energieverbruik en eindenergieverbruik in 2020 en 2030, met een lineair traject voor die bijdrage vanaf 2021; m.i.v. de onderliggende methodologie en de gebruikte omrekeningsfactoren; |
i. het bindende streefcijfer van de lidstaat voor energie-efficiëntie in 2030, als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU [versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016)761], uitgedrukt als absoluut niveau van primair energieverbruik en eindenergieverbruik in 2020 en 2030, met een lineair traject voor dat streefcijfer vanaf 2021; m.i.v. de onderliggende methodologie en de gebruikte omrekeningsfactoren; | |||||||||||||||
Amendement 227 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.2 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. het cumulatieve bedrag aan energiebesparingen dat in de periode 2021-2030 moet worden bereikt op grond van artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016)761]; |
ii. het cumulatieve bedrag aan extra energiebesparingen dat in de periode en de daarop volgende perioden moet worden bereikt op grond van artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016)761]; | |||||||||||||||
Amendement 228 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.2 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. de langetermijndoelstellingen voor de renovatie van het nationale bestand van woningen en bedrijfsgebouwen (zowel publieke als particuliere gebouwen); |
iii. de doelstellingen voor 2030 en 2040 voor de langetermijnrenovatie van het nationale bestand van woningen en niet voor bewoning bestemde gebouwen (zowel publieke als particuliere gebouwen), in overeenstemming met de 2050-doelstelling van een bijna-energieneutraal en koolstofvrij gebouwenbestand; | |||||||||||||||
Amendement 229 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.2 – punt iv | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iv. de totale vloeroppervlakte die moet worden gerenoveerd of het equivalent aan jaarlijkse energiebesparingen dat van 2021 t.e.m. 2030 moet worden bereikt overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2012/27/EU inzake de voorbeeldfunctie van overheidsgebouwen; |
iv. de totale vloeroppervlakte die moet worden gerenoveerd en de overeenkomstige energiebesparingen of het equivalent aan jaarlijkse energiebesparingen die van 2021 t.e.m. 2030 moeten worden bereikt overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2012/27/EU inzake de voorbeeldfunctie van overheidsgebouwen; | |||||||||||||||
Amendement 230 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.3 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. de nationale doelstellingen met betrekking tot de diversificatie van energiebronnen en leveranciers uit derde landen, vraagrespons en opslag; |
i. de nationale doelstellingen met betrekking tot de diversificatie van energiebronnen en leveranciers uit derde landen, de toepassing van energiebesparingsmaatregelen, vraagrespons en opslag; | |||||||||||||||
Amendement 231 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.3 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. nationale doelstellingen met betrekking tot het terugschroeven van de afhankelijkheid van energie-invoer uit derde landen; |
ii. nationale doelstellingen met betrekking tot het terugschroeven van de afhankelijkheid van energie-invoer uit derde landen, met name wat fossiele brandstoffen (olie, steenkool en gas) en, indien van toepassing, andere brandstoffen betreft; | |||||||||||||||
Amendement 232 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.3 – punt iv | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iv. nationale doelstellingen voor de uitbouw van binnenlandse energiebronnen (met name hernieuwbare energie). |
iv. nationale doelstellingen voor het vergroten van de flexibiliteit van het nationale energiesysteem. | |||||||||||||||
Amendement 233 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.1 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. het niveau van elektriciteitsinterconnectie waar de lidstaten tegen 2030 naar streven ten opzichte van de doelstelling van de Europese Raad van oktober 2014. |
i. het niveau van elektriciteitsinterconnectie van minstens 15 % waar de lidstaat tegen 2030 naar streeft, rekening houdend met het streefcijfer van 10 % interconnectiviteit tegen 2020. | |||||||||||||||
Amendement 234 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.2 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. de belangrijkste nationale doelstellingen voor elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur die essentieel zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers van de verschillende dimensies van de strategie voor de energie-unie; |
i. de belangrijkste nationale doelstellingen voor elektriciteits- en gastransmissie- en distributie-infrastructuur en de modernisering daarvan die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers in het kader van een van de in punt 2 genoemde dimensies van de energie-unie; | |||||||||||||||
Amendement 235 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.3 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals marktintegratie en -koppeling, m.i.v. een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; |
i. nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals het vergroten van de flexibiliteit van het systeem, door marktintegratie en -koppeling, slimme netten, aggregatie, vraagrespons, opslag, verspreide opwekking, mechanismen voor dispatching, redispatching en beperking, en realtime prijssignalen, m.i.v. een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; | |||||||||||||||
Amendement 236 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.3 – punt i bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
i bis. nationale doelstellingen met betrekking tot de niet-discriminerende participatie van hernieuwbare energie, vraagrespons en opslag, onder meer via aggregatie, in alle energiemarkten, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt; | |||||||||||||||
Amendement 237 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.3 – punt i ter (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
i ter. nationale doelstellingen om ervoor te zorgen dat consumenten participeren in het energiesysteem en profijt trekken van zelfopwekking en nieuwe technologieën, waaronder slimme meters; | |||||||||||||||
Amendement 238 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.3 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. nationale doelstellingen inzake consumentenbescherming en het concurrentievermogen van de kleinhandel in de energiesector. |
iii. nationale doelstellingen inzake consumentenbescherming, een grotere transparantie, het aanmoedigen om van leverancier te veranderen en het verhogen van het concurrentievermogen van de kleinhandel in de energiesector. | |||||||||||||||
Amendement 239 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.4 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
2.4.4. Energiearmoede |
2.4.4. Energiearmoede | |||||||||||||||
nationale doelstellingen met betrekking tot energiearmoede, m.i.v. een tijdschema waarbinnen de doelstellingen moeten worden gehaald. |
invoering van een nationale definitie van huishoudens in energiearmoede op basis van EU-indicatoren voor lage inkomens, hoge energie-uitgaven, lage kwaliteit en slechte energie-efficiëntie van woningen en, indien van toepassing, nationale doelstellingen ter vermindering van energiearmoede, m.i.v. een tijdschema waarbinnen de doelstellingen moeten worden gehaald. | |||||||||||||||
Amendement 240 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.5 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. nationale doelstellingen en streefcijfers voor de openbare en particuliere financiering van onderzoek en innovatie in verband met de energie-unie, waaronder, in voorkomend geval, een termijn waarbinnen de doelstellingen moeten worden verwezenlijkt; conform de prioriteiten van de strategie voor de energie-unie en het SET-plan; |
i. nationale doelstellingen en streefcijfers voor openbare steun voor onderzoek en innovatie in verband met de energie-unie en het verwachte hefboomeffect op particuliere financiering van onderzoek, waaronder, in voorkomend geval, een termijn waarbinnen de doelstellingen moeten worden verwezenlijkt; conform de prioriteiten van de strategie voor de energie-unie en het SET-plan; | |||||||||||||||
Amendement 241 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.5 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. voor zover passend, nationale doelstellingen, waaronder langetermijndoelstellingen (2050) voor de uitrol van koolstofarme technologieën, o.a. voor het koolstofvrij maken van de energie- en koolstofintensieve industriesectoren en, indien van toepassing, voor de daarmee samenhangende infrastructuur voor het transport en de opslag van koolstof; |
ii. nationale doelstellingen voor 2050 met betrekking tot de bevordering van duurzame technologieën; | |||||||||||||||
Amendement 242 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1 – punt 3.1.1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
3.1.1. BKG-emissies en -verwijderingen (voor het plan voor 2021-2030, de kaderdoelstelling 2030) |
3.1.1. BKG-emissies en -verwijderingen | |||||||||||||||
i. Beleidsinitiatieven en maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van Verordening [ ] [ESR] vastgestelde doelstellingen, als bedoeld in 2.1.1 en beleidsinitiatieven en maatregelen voor de naleving van Verordening [ ] [LULUCF ], voor alle belangrijke emissiesectoren en sectoren waar de verwijdering moet worden opgevoerd, in het licht van de langetermijndoelstelling om over een periode van 50 jaar te evolueren naar een koolstofarme economie met een evenwicht tussen emissies en verwijderingen conform de Overeenkomst van Parijs |
i. Beleidsinitiatieven en maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van Verordening [ ] [ESR] vastgestelde doelstellingen, als bedoeld in 2.1.1 en beleidsinitiatieven en maatregelen voor de naleving van Verordening [ ] [LULUCF ], en de trajecten voor het handhaven en verbeteren van de verwijderingen per put als bedoeld in 2.1.1, voor alle belangrijke emissiesectoren en sectoren waar de verwijdering moet worden opgevoerd, in het licht van de langetermijndoelstelling om uiterlijk in 2050 broeikasgasneutraliteit in de Unie te verwezenlijken en spoedig daarna tot negatieve emissies te komen | |||||||||||||||
ii. regionale samenwerking op dit gebied; |
ii. regionale samenwerking op dit gebied; | |||||||||||||||
iii. indien van toepassing, onverminderd de toepasselijkheid van de regels inzake staatssteun, financieringsmaatregelen op dit gebied op nationaal niveau, waaronder EU-steun en het gebruik van EU-fondsen. |
iii. onverminderd de toepasselijkheid van de regels inzake staatssteun, financieringsmaatregelen op dit gebied op nationaal niveau, waaronder EU-steun en het gebruik van EU-fondsen, indien van toepassing. | |||||||||||||||
Amendement 243 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1 – punt 3.1.2 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. beleid en de maatregelen ter verwezenlijking van de nationale bijdrage aan de bindende EU-doelstelling 2030 op het gebied van hernieuwbare energie en de trajecten zoals voorgesteld in 2.1.2 m.i.v. sector- en technologiespecifieke maatregelen6; |
i. beleid en de maatregelen ter verwezenlijking van het nationale streefcijfer voor 2030 en de bindende EU-doelstelling voor 2030 op het gebied van hernieuwbare energie en de trajecten zoals voorgesteld in 2.1.2 m.i.v. sector- en technologiespecifieke maatregelen6; | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
6 Bij het plannen van die maatregelen houden de lidstaten rekening met het einde van de levensduur van bestaande installaties en de mogelijkheden voor capaciteitsverhoging. |
6 Bij het plannen van die maatregelen houden de lidstaten rekening met het einde van de levensduur van bestaande installaties en de mogelijkheden voor capaciteitsverhoging. | |||||||||||||||
Amendement 244 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1 – punt 3.1.2 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. specifieke maatregelen voor financiële steun, m.i.v. EU-steun en het gebruik van EU-fondsen, ter bevordering van de productie en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit, verwarming en koeling, alsmede vervoer; |
iii. specifieke nationale maatregelen voor financiële steun en begrotingsmaatregelen, ook met EU-steun en het gebruik van EU-fondsen, ter bevordering van de productie en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit, verwarming en koeling, alsmede vervoer; | |||||||||||||||
Amendement 245 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1 – punt 3.1.2 – punt iv | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iv. specifieke maatregelen voor de invoering van een éénloketsysteem, het stroomlijnen van administratieve procedures, het verstrekken van informatie en opleiding, en de bewustmaking van zelfverbruikers en gemeenschappen; |
iv. specifieke maatregelen voor het wegnemen van buitensporige kosten en belemmeringen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in de weg staan en voor de invoering van een éénloketsysteem, het stroomlijnen van administratieve procedures, en het verstrekken van informatie en opleiding; verwacht effect op het gebied van nieuw ontstane capaciteit aan hernieuwbare energie; | |||||||||||||||
Amendement 246 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1 – punt 3.1.2 – punt iv bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
iv bis. specifieke maatregelen om alle verbruikers het recht te verlenen en aan te moedigen om verbruikers van zelfgeproduceerde hernieuwbare energie te worden, zowel individueel als collectief, door hernieuwbare energie te produceren, op te slaan, zelf te verbruiken en te verkopen, en het verwachte effect op het gebied van nieuw ontstane capaciteit aan hernieuwbare energie; | |||||||||||||||
Amendement 247 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1 – punt 3.1.2 – punt vi bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
vi bis. andere geplande of vastgestelde maatregelen om hernieuwbare energie te bevorderen, met name, maar niet beperkt tot: | |||||||||||||||
|
(a) maatregelen om ervoor te zorgen dat alle overheidsdiensten (op nationaal, regionaal en lokaal niveau) bij hun activiteiten gebruikmaken van hernieuwbare energie; | |||||||||||||||
|
(b) bepalingen in de wetgeving betreffende overheidsopdrachten om ervoor te zorgen dat overheidsdiensten (op nationaal, regionaal en lokaal niveau) groene gunningscriteria voor overheidsopdrachten opnemen teneinde rechtspersonen die voor overheidsdiensten willen werken, aan te moedigen om hernieuwbare energiebronnen te gebruiken, ongeacht het te gunnen product of de te gunnen dienst; | |||||||||||||||
|
(c) bepalingen betreffende het gebruik van hernieuwbare energie als vereiste voor het ontvangen van overheidssubsidies of -steun, indien van toepassing. | |||||||||||||||
Amendement 248 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1 – punt 3.1.3 – punt iv bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
iv bis. geplande nationale beleidslijnen, tijdschema's en maatregelen voor de geleidelijke afbouw van directe en indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen tegen 2020. | |||||||||||||||
Amendement 249 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.2 – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
Geplande beleidsinitiatieven, maatregelen en programma’s ter verwezenlijking van de indicatieve nationale energie-efficiëntiedoelstelling 2030 en andere in punt 2.2 voorgestelde doelstellingen, m.i.v. de geplande maatregelen en instrumenten (ook van financiële aard) om de energieprestaties van gebouwen te verbeteren, met name wat betreft het volgende: |
Geplande beleidsinitiatieven, maatregelen en programma’s ter verwezenlijking van de bindende nationale energie-efficiëntiedoelstelling 2030 en andere in punt 2.2 voorgestelde doelstellingen, m.i.v. de geplande maatregelen en instrumenten (ook van financiële aard) om de energieprestaties van gebouwen te verbeteren, met name wat betreft het volgende: | |||||||||||||||
Amendement 250 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.2 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. de langetermijnstrategie voor de renovatie van het nationale bestand van woningen en bedrijfsgebouwen (zowel publieke als particuliere)7 m.i.v. beleid en maatregelen ter stimulering van kosteneffectieve ingrijpende renovaties en gefaseerde ingrijpende renovaties; |
ii. de langetermijnstrategie voor de renovatie van het nationale bestand van woningen en bedrijfsgebouwen (zowel publieke als particuliere)7 m.i.v. energie-efficiëntie- en energiebesparingsbeleid, ‑maatregelen en ‑acties ter stimulering van kosteneffectieve ingrijpende renovaties en gefaseerde ingrijpende renovaties, alsook ten behoeve van de slechtst presterende gebouwen en huishoudens in energiearmoede; | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
7 Overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU [versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016)765]. |
7 Overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU [versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016)765]. | |||||||||||||||
Amendement 251 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.2 – punt iv | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iv. andere geplande beleidsinitiatieven, maatregelen en programma’s ter verwezenlijking van de indicatieve nationale energie-efficiëntiedoelstelling 2030 en andere in punt 2.2 voorgestelde doelstellingen (bv. het promoten van de voorbeeldfunctie van openbare gebouwen en energie-efficiënte overheidsaankopen, het promoten van energie-audits en energiemanagementsystemen9, het opleiden en informeren van consumenten10 en andere maatregelen om energie-efficiëntie te promoten11); |
iv. andere geplande beleidsinitiatieven, maatregelen en programma’s ter verwezenlijking van de bindende nationale energie-efficiëntiedoelstelling 2030 en andere in punt 2.2 voorgestelde doelstellingen (bv. het promoten van de voorbeeldfunctie van openbare gebouwen en energie-efficiënte overheidsaankopen, het promoten van energie-audits en energiemanagementsystemen9, het opleiden en informeren van consumenten10 en andere maatregelen om energie-efficiëntie te promoten11); | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
9. Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EG. |
9. Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EG. | |||||||||||||||
10. Overeenkomstig de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2012/27/EU. |
10. Overeenkomstig de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2012/27/EU. | |||||||||||||||
11. Overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2012/27/EG. |
11. Overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2012/27/EG. | |||||||||||||||
Amendement 252 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.2 – punt iv bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
iv bis. beschrijving van de beleidslijnen en maatregelen om de rol van lokale energiegemeenschappen bij de uitvoering van de in de punten i, ii, iii en iv genoemde beleidslijnen en maatregelen te bevorderen. | |||||||||||||||
Amendement 253 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.4 – punt 3.4.3 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. maatregelen om het energiesysteem flexibeler te maken ten aanzien van de productie van hernieuwbare energie, m.i.v. de uitrol van intraday-marktkoppeling en grensoverschrijdende balanceringsmarkten; |
ii. maatregelen om het energiesysteem flexibeler te maken ten aanzien van de productie van hernieuwbare energie, m.i.v. de uitrol van intraday-marktkoppeling en grensoverschrijdende balanceringsmarkten, de uitrol van slimme netten en opslag, de toename van vraagrespons en gedistribueerde opwekking, en de aanpassing van de prijsvorming, onder meer door realtime prijssignalen; | |||||||||||||||
Amendement 254 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.4 – punt 3.4.3 – punt ii bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
ii bis. maatregelen ter waarborging van de niet-discriminerende participatie van energie uit hernieuwbare bronnen, vraagrespons en opslag, onder meer via aggregatie, in alle energiemarkten; | |||||||||||||||
Amendement 255 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.4 – punt 3.4.3 – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii. maatregelen om de prioritaire toegang en de verdeling van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en hoogrenderende warmtekrachtkoppeling te waarborgen en te voorkomen dat die elektriciteit wordt beperkt of teruggestuurd18; |
iii. maatregelen met betrekking tot de aanpassing van regels en praktijken op het gebied van systeembeheer met het oog op een grotere systeemflexibiliteit; maatregelen met betrekking tot de toepassing van dispatchingregels die in overeenstemming zijn met de nationale streefcijfers voor hernieuwbare energie en voor de vermindering van broeikasgasemissies; maatregelen met betrekking tot de toepassing van regels die redispatching en beperking van hernieuwbare energie zo klein mogelijk houden en compenseren; maatregelen om aggregatie te bevorderen18; | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
18. Overeenkomstig [herschikking van Richtlijn 2009/72/EG, als voorgesteld in COM(2016) 864 en herschikking van Verordening (EG) nr. 714/2009 als voorgesteld bij COM(2016) 861] |
18. Overeenkomstig [herschikking van Richtlijn 2009/72/EG, als voorgesteld in COM(2016) 864 en herschikking van Verordening (EG) nr. 714/2009 als voorgesteld bij COM(2016) 861] | |||||||||||||||
Amendement 256 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
3.5. bis. Het beginsel "energie-efficiëntie eerst" | |||||||||||||||
|
beschrijving van de wijze waarop in de dimensies en de beleidslijnen en maatregelen rekening wordt gehouden met het beginsel "energie-efficiëntie eerst" | |||||||||||||||
Amendement 257 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 4 – punt 4.4 – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
i. de huidige energiemix, binnenlandse energiebronnen en afhankelijkheid van invoer, m.i.v. relevante risico’s; |
i. de huidige energiemix, binnenlandse energiebronnen, m.i.v. vraagrespons, en afhankelijkheid van invoer, m.i.v. relevante risico’s; | |||||||||||||||
Amendement 258 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 4 – punt 4.6 – punt iii bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
iii bis. een overzicht van nationale subsidies voor fossiele brandstoffen. | |||||||||||||||
Amendement 259 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 4 – punt 4.6 – punt iv | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iv. prognoses van de ontwikkelingen in i) t.e.m. iii) met bestaande beleidslijnen en maatregelen tot ten minste 2040 (m..i.v. het jaar 2030). |
iv. prognoses van de ontwikkelingen in i) t.e.m. iii bis) met bestaande beleidslijnen en maatregelen tot ten minste 2040 (m.i.v. het jaar 2030). | |||||||||||||||
Amendement 260 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 4 – punt 4.6 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
4.6. bis. Het beginsel "energie-efficiëntie eerst" | |||||||||||||||
|
beschrijving van de wijze waarop in de dimensies en de beleidslijnen en maatregelen rekening wordt gehouden met het beginsel "energie-efficiëntie eerst" | |||||||||||||||
Amendement 261 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 5 – titel | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
5. EFFECTBEOORDELING VAN GEPLANDE BELEIDSINITIATIEVEN EN MAATREGELEN29 |
5. EFFECTBEOORDELING VAN GEPLANDE BELEIDSINITIATIEVEN, MAATREGELEN EN INVESTERINGSSTRATEGIEËN29 | |||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||
29. Beleidslijnen en maatregelen zijn opties waarover overleg wordt gepleegd en die een realistische kans maken om te worden goedgekeurd en uitgevoerd na de datum van indiening van het nationaal plan. De resulterende voorspellingen overeenkomstig 5.1, punt i), omvatten dan ook niet alleen ingevoerde en vastgestelde beleidslijnen en maatregelen (prognoses met bestaande beleidslijnen en maatregelen), maar ook geplande initiatieven en maatregelen. |
29. Beleidslijnen en maatregelen zijn opties waarover overleg wordt gepleegd en die een realistische kans maken om te worden goedgekeurd en uitgevoerd na de datum van indiening van het nationaal plan. De resulterende voorspellingen overeenkomstig 5.1, punt i), omvatten dan ook niet alleen ingevoerde en vastgestelde beleidslijnen en maatregelen (prognoses met bestaande beleidslijnen en maatregelen), maar ook geplande initiatieven en maatregelen. | |||||||||||||||
Amendement 262 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 5 – punt 5.1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
5.1. Gevolgen van geplande beleidslijnen en de in deel 3 beschreven maatregelen op het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen, m.i.v. vergelijkingen met prognoses met bestaande initiatieven en maatregelen (als beschreven in deel 4). |
5.1. Gevolgen van geplande beleidslijnen en de in deel 3 beschreven maatregelen en investeringsstrategieën op het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen, m.i.v. vergelijkingen met prognoses met bestaande initiatieven en maatregelen (als beschreven in deel 4). | |||||||||||||||
Amendement 263 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 5 – punt 5.1 – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
ii. beoordeling van de beleidsinteracties (tussen bestaande en geplande beleidsinitiatieven en maatregelen binnen een beleidsdimensie en tussen bestaande en geplande initiatieven en maatregelen van verschillende dimensies) minstens tot het laatste jaar van de looptijd van het plan. |
ii. beoordeling van de beleidsinteracties (tussen bestaande en geplande beleidsinitiatieven en maatregelen binnen een beleidsdimensie en tussen bestaande en geplande initiatieven en maatregelen van verschillende dimensies) minstens tot het laatste jaar van de looptijd van het plan, met name om een duidelijk inzicht te krijgen in de effecten van energie-efficiëntie-/energiebesparingsbeleid op de omvang van het energiesysteem en om het risico van mislukte investeringen in energieopwekking te voorkomen. | |||||||||||||||
Amendement 264 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 5 – punt 5.1 – punt ii bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
ii bis. beoordeling van interacties tussen bestaande en geplande nationale beleidslijnen en maatregelen en de klimaat- en energiebeleidsmaatregelen van de Unie. | |||||||||||||||
Amendement 265 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 5 – punt 5.2.3 (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
5.2.3. Gezondheid en welzijn | |||||||||||||||
|
i. Effecten op de luchtkwaliteit en verwante gezondheidseffecten | |||||||||||||||
|
ii. Andere effecten op gezondheid en welzijn (bv. waterverontreiniging, geluidsoverlast of andere vormen van verontreiniging, meer verplaatsingen te voet of met de fiets, woon-werkverkeer of andere wijzigingen op het gebied van vervoer, enz.). | |||||||||||||||
Amendement 266 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 5 – punt 5.2.4 (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
5.2.4. Milieueffecten | |||||||||||||||
|
i. Details van strategische milieubeoordelingen of milieu-effectbeoordelingen van de strategie of de nationale plannen | |||||||||||||||
|
ii. Aspecten op het gebied van water, bv. vraag naar water of waterwinning (met inachtneming van de mogelijke toekomstige klimaatverandering), effecten van waterkracht- of getijdenenergie op water- en mariene habitats, enz.; | |||||||||||||||
|
iii. milieueffecten (en klimaateffecten) van een groter gebruik van bio-energie (biobrandstoffen uit gewassen, bosbiomassa enz.) en verband met de strategie voor verwijderingen in de landgebruiksector. | |||||||||||||||
Amendement 267 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling B – punt 5 – punt 5.2.6 (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
5.2.6. Effecten op het vlak van investeringen | |||||||||||||||
|
i. bestaande investeringsstromen; | |||||||||||||||
|
ii. toekomstige geplande investeringen voor de geplande beleidslijnen en maatregelen, m.i.v. het risicoprofiel van de geplande beleidslijnen en maatregelen; | |||||||||||||||
|
iii. risicofactoren van de betreffende sector of markt of belemmeringen op nationaal (of macroregionaal) gebied; | |||||||||||||||
|
iv. analyse van aanvullende financiële overheidssteun of overheidsmiddelen om de onder iii vastgestelde tekortkomingen te verhelpen; | |||||||||||||||
|
v. kwalitatieve beoordeling van het investeerdersvertrouwen, m.i.v. zichtbaarheid van een projectenpijplijn en haalbaarheid of aantrekkelijkheid van investeringsmogelijkheden; | |||||||||||||||
|
vi. beoordeling van het voorgaande jaar ten aanzien van de prognoses, vooruitzichten, m.i.v. belangrijke factoren waarmee investeerders te maken hebben. | |||||||||||||||
Amendement 268 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 2 – punt 2 – punt 2.1 – punt 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(1 bis) Indien van toepassing, de kosten van de integratie van hernieuwbare energiebronnen, rekening houdend met verschillende interconnectiescenario's. | |||||||||||||||
Amendement 269 Voorstel voor een verordening Bijlage I bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Bijlage I bis | |||||||||||||||
|
NATIONALE TRAJECTEN VOOR HET AANDEEL ENERGIE UIT HERNIEUWBARE BRONNEN IN HET BRUTO-EINDVERBRUIK VAN ENERGIE TUSSEN 2020 EN 2030 | |||||||||||||||
|
Het in artikel 4, onder a), punt 2, bedoelde traject bestaat uit de volgende tussentijdse streefcijfers voor energie uit hernieuwbare bronnen: | |||||||||||||||
|
S2020 + 0,20 (S2030 – S2020), als gemiddelde voor de periode 2021 tot en met 2022; | |||||||||||||||
|
S2020 + 0,40 (S2030 – S2020), als gemiddelde voor de periode 2023 tot en met 2024; | |||||||||||||||
|
S2020 + 0,60 (S2030 – S2020), als gemiddelde voor de periode 2025 tot en met 2026; en | |||||||||||||||
|
S2020 + 0.80 (S2030 – S2020), als gemiddelde voor de periode 2027 tot en met 2028, | |||||||||||||||
|
waarbij | |||||||||||||||
|
S2020 = het streefcijfer voor die lidstaat in 2020 overeenkomstig artikel 3 en bijlage I, deel A van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767] | |||||||||||||||
|
en | |||||||||||||||
|
S2030 = het streefcijfer voor die lidstaat in 2030. | |||||||||||||||
Amendement 270 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) omvang van de verkoop van energie voor vervoer die buiten de berekening wordt gehouden [in ktoe]; |
(b) omvang van de verkoop van energie voor vervoer die buiten de berekening wordt gehouden, in voorkomend geval [in ktoe]; | |||||||||||||||
Amendement 271 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter c | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(c) hoeveelheid energie die wordt opgewekt voor eigen gebruik en die buiten de berekening wordt gehouden [in ktoe]; |
(c) hoeveelheid energie die wordt opgewekt voor eigen gebruik en die buiten de berekening wordt gehouden, in voorkomend geval [in ktoe]; | |||||||||||||||
Amendement 272 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter f – inleidende formule | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(f) toepassing van vrijstellingen b), c), d) en e) als bedoeld in artikel 7, leden 2 en 3, van Richtlijn 2012/27/EU: |
(f) de omvang van de verkoop van energie of de hoeveelheid energiebesparingen [in ktoe] die is vrijgesteld krachtens artikel 7, leden 2 en 3, van Richtlijn 2012/27/EU; | |||||||||||||||
Amendement 273 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter f – punt i | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(i) de omvang van de verkoop van de energie die gebruikt wordt voor industriële activiteiten [in ktoe] opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG, buiten de berekening gehouden overeenkomstig punt b), |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 274 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter f – punt ii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(ii) hoeveelheid energiebesparingen [in ktoe] die in de omzetting, de distributie en het transport van energie zijn bereikt overeenkomstig punt c), |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 275 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter f – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(iii) hoeveelheid energiebesparingen [in ktoe] die voortvloeien uit afzonderlijke maatregelen die zijn uitgevoerd sedert 31 december 2008 en die in 2020 en daarna nog steeds een effect hebben, en overeenkomstig punt d); |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 276 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter f – punt iv | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(iv) de hoeveelheid op of in gebouwen opgewekte energie voor eigen gebruik dankzij beleidsmaatregelen ter bevordering van nieuwe installatie van hernieuwbare energietechnologieën overeenkomstig punt e) [in ktoe]. |
Schrappen | |||||||||||||||
Amendement 277 Voorstel voor een verordening Bijlage II bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
Bijlage II bis | |||||||||||||||
|
ALGEMEEN KADER VOOR KLIMAAT- EN ENERGIESTRATEGIEËN OP LANGE TERMIJN | |||||||||||||||
|
1. OVERZICHT EN PROCEDURE VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE STRATEGIEËN | |||||||||||||||
|
1.1. Samenvatting | |||||||||||||||
|
1.2. Context | |||||||||||||||
|
1.2.1. Nationale, EU- en internationale beleidscontext van de langetermijnstrategieën | |||||||||||||||
|
1.2.2. Wettelijk kader | |||||||||||||||
|
1.3. Raadplegingen | |||||||||||||||
|
1.3.1. Raadpleging van het publiek en de belanghebbenden (nationaal parlement, lokaal en regionaal, publieke en andere relevante belanghebbenden) | |||||||||||||||
|
1.3.2. Raadpleging van andere lidstaten, derde landen en EU-instellingen | |||||||||||||||
|
2. NATIONALE KLIMAAT- EN ENERGIESTRATEGIEËN OP LANGE TERMIJN | |||||||||||||||
|
2.1. TOTALE BROEIKASGASEMISSIEREDUCTIE EN VERBETERINGEN VAN VERWIJDERINGEN PER PUT | |||||||||||||||
|
2.1.1. Koolstofbudget tot 2100 in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs | |||||||||||||||
|
2.1.2. Traject om tegen 2050 op kosteneffectieve wijze broeikasgasneutraliteit tot stand te brengen en spoedig daarna tot negatieve emissies te komen | |||||||||||||||
|
2.1.3. nationaal streefcijfer voor 2030 en mijlpalen voor ten minste 2040 en 2050 in overeenstemming met het in punt 2.1.2 bedoelde traject | |||||||||||||||
|
2.1.4. Internationale dimensie | |||||||||||||||
|
2.1.5. Doelstellingen voor aanpassing op lange termijn | |||||||||||||||
|
2.2. HERNIEUWBARE ENERGIE | |||||||||||||||
|
2.2.1. Traject om tegen 2050 een op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd energiesysteem te verwezenlijken wat het bruto-eindverbruik van energie betreft | |||||||||||||||
|
2.2.2. Nationaal streefcijfer voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in 2030 en mijlpalen voor ten minste 2035, 2040 en 2045 in overeenstemming met het in punt 2.1.2 bedoelde traject | |||||||||||||||
|
2.3. ENERGIE-EFFICIËNTIE | |||||||||||||||
|
2.3.1. Traject voor het verwezenlijken van de meest energie-efficiënte economie tegen 2050 in overeenstemming met de in de punten 2.1.2 en 2.2.1 bedoelde doelstellingen | |||||||||||||||
|
2.3.2. Nationaal streefcijfer voor energie-efficiëntie, uitgedrukt als absoluut niveau van primair energieverbruik en eindenergieverbruik in 2030 en mijlpalen voor ten minste 2035, 2040 en 2045 | |||||||||||||||
|
3. SECTORALE STRATEGIEËN | |||||||||||||||
|
3.1. Energiesysteem | |||||||||||||||
|
3.1.1. Waarschijnlijke toekomstige vraag, per energiedrager | |||||||||||||||
|
3.1.2. Waarschijnlijke toekomstige opwekkingscapaciteit, m.i.v. centrale en gedistribueerde opslag, per technologie | |||||||||||||||
|
3.1.3. Geplande of waarschijnlijke toekomstige emissietrajecten of bereik | |||||||||||||||
|
3.1.4. Beschrijving van de belangrijkste drijvende factoren achter energie-efficiëntie, flexibiliteit aan de vraagzijde en energieverbruik en de ontwikkeling daarvan vanaf 2021 en daarna | |||||||||||||||
|
3.1.5. Overzicht van de geplande beleidslijnen en maatregelen om tegen 2050 het in punt 2.2.1 bedoelde op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd energiesysteem te verwezenlijken wat het bruto-eindverbruik van energie betreft en de meest energie-efficiënte en flexibele economie tot stand te brengen, met de trajecten per technologie | |||||||||||||||
|
3.2. Industrie | |||||||||||||||
|
3.2.1. Verwachte emissietrajecten per sector en energievoorzieningsbronnen | |||||||||||||||
|
3.2.2. Opties en beleidsbenaderingen voor decarbonisatie en bestaande streefcijfers, plannen of strategieën, m.i.v. elektrificatie, alternatieve brandstoffen, energie-efficiëntiemaatregelen enz. | |||||||||||||||
|
3.3. Gebouwen | |||||||||||||||
|
3.3.1. Waarschijnlijke toekomstige energievraag in gebouwen, uitgesplitst per categorie gebouwen, waaronder bedrijfsgebouwen, woningen en overheidsgebouwen | |||||||||||||||
|
3.3.2. Toekomstige energievoorzieningsbron | |||||||||||||||
|
3.3.3. Potentiële vermindering van de vraag naar energie door de renovatie van bestaande gebouwen en daarmee samenhangende maatschappelijke, economische en milieuvoordelen | |||||||||||||||
|
3.3.4. Beleidsmaatregelen om de renovatie van het bestaande gebouwenbestand te bevorderen | |||||||||||||||
|
3.4. Vervoer | |||||||||||||||
|
3.4.1. Verwachte emissies en energiebronnen per vervoerstype (bv. auto's en bestelwagens, vrachtwagens, scheepvaart, luchtvaart, spoor) | |||||||||||||||
|
3.4.2. Opties en beleidsbenaderingen voor decarbonisatie | |||||||||||||||
|
3.5. Landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) | |||||||||||||||
|
3.5.1. Huidige emissies van alle bronnen en van afzonderlijke broeikasgassen | |||||||||||||||
|
3.5.2. Opties en beleidsmaatregelen voor emissiereductie om de verwijderingen per put te handhaven en te verbeteren, met nationale streefcijfers of doelstellingen | |||||||||||||||
|
3.5.3. Verbanden met landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid | |||||||||||||||
|
3.6. Sectoroverschrijdende strategie-elementen en andere relevante sectoren | |||||||||||||||
|
4. FINANCIERING | |||||||||||||||
|
4.1. Ramingen van de benodigde investeringen | |||||||||||||||
|
4.2. Beleidslijnen en maatregelen met betrekking tot het gebruik van overheidsfinanciering en stimulansen voor particuliere investeringen | |||||||||||||||
|
4.3. Strategieën voor gerelateerd(e) onderzoek, ontwikkeling en innovatie | |||||||||||||||
|
5. ANALYTISCHE BASIS EN SOCIAAL-ECONOMISCHE EFFECTEN | |||||||||||||||
|
5.1. Modellen, scenario's of analyses waarop de ontwikkeling van de strategie is gebaseerd | |||||||||||||||
|
5.2. Concurrentievermogen en economische effecten | |||||||||||||||
|
5.3. Gezondheids-, milieu- en sociale effecten | |||||||||||||||
|
5.4. Strategie om de veerkracht van de in punt 3 genoemde sectoren op lange termijn te waarborgen | |||||||||||||||
|
6. Bijlagen (indien nodig) | |||||||||||||||
|
6.1. Ondersteunende analyses | |||||||||||||||
|
6.1.1. Nadere gegevens over modellen voor 2050 (m.i.v. aannames) en/of andere kwantitatieve analyses, indicatoren enz. | |||||||||||||||
|
6.1.2. Gegevenstabellen of andere technische bijlagen | |||||||||||||||
|
6.2. Andere bronnen | |||||||||||||||
Amendement 278 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 1 – letter n | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(n) informatie over de eventuele voornemens van de lidstaat om gebruik te maken van de flexibele instrumenten in artikel 5, leden 4 en 5, van Verordening [ESR]. |
(n) informatie over de eventuele voornemens van de lidstaat om gebruik te maken van de flexibele instrumenten in artikel 5, leden 4 en 5, en artikel 7, van Verordening [ESR] en over het gebruik van inkomsten overeenkomstig artikel 5, lid 5 bis, van Verordening [ESR]. | |||||||||||||||
Amendement 279 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – letter m – punt 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) primaire biomassa uit bossen die rechtstreeks worden gebruikt voor energieproductie: |
(1) primaire biomassa uit bossen die rechtstreeks wordt gebruikt voor energieproductie of voor de productie van verwerkte brandstof op basis van hout: | |||||||||||||||
Amendement 280 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – letter m – punt 1 – letter a – punt iii | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
iii) rondhout (opgesplitst in industrieel rondhout en rondhout als brandstof); |
iii) rondhout (opgesplitst in industrieel rondhout, precommercieel dunningshout en rondhout als brandstof); | |||||||||||||||
Amendement 281 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – letter m – punt 2 – letter b bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(b bis) mest; | |||||||||||||||
Amendement 282 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 2 – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) de energiebesparing die is behaald middels artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [versie als gewijzigd overeenkomstig voorstel COM(2016)761] in de jaren X-3 en X-2; |
(b) de totale energiebesparing die is behaald middels artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016)761] in het jaar X-3 en X-2, alsook | |||||||||||||||
|
i) de energiebesparing die is behaald met elke beleidslijn, maatregel en individuele actie; | |||||||||||||||
|
ii) uitleg over hoe en op basis waarvan deze besparingen zijn geraamd; | |||||||||||||||
|
iii) uitleg over de vraag of de lidstaat al dan niet op de goede weg is om de vereiste totale energiebesparing aan het einde van de in artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761] vastgestelde periode te behalen. Lidstaten die niet op de goede weg zijn, geven aanvullende toelichting bij de corrigerende maatregelen die ze van plan zijn te nemen om de besparingen te realiseren; | |||||||||||||||
|
iv) een motivering indien de maatregelen in het voortgangsverslag afwijken van de maatregelen in de kennisgeving van de lidstaat; | |||||||||||||||
Amendement 283 Voorstel voor een verordening Bijlage VIII – letter b | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(b) het effect van de productie en het gebruik van biomassa op de duurzaamheid in de Unie en in derde landen, waaronder de gevolgen voor de biodiversiteit; |
(b) het effect van de productie en het gebruik van biomassa op de duurzaamheid in de Unie en in derde landen, waaronder de gevolgen voor de biodiversiteit, de water- en luchtkwaliteit en grondgebruiksrechten, rekening houdend met de beginselen van de afvalhiërarchie als vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG; | |||||||||||||||
Amendement 284 Voorstel voor een verordening Bijlage VIII – letter f | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(f) ten aanzien van zowel derde landen als lidstaten die een belangrijke bron zijn voor in de Unie verbruikte biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstoffen uit biomassa, informatie over nationale maatregelen die zijn genomen om te voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en de reductie van broeikasgasemissies die zijn vastgesteld in artikel 26, leden 2 tot en met 7, van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767], voor de bescherming van bodem, water en lucht. |
(f) ten aanzien van zowel derde landen als lidstaten die een bron zijn van grondstoffen voor en van in de Unie verbruikte biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstoffen uit biomassa, informatie over nationale maatregelen die zijn genomen om te voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en de reductie van broeikasgasemissies die zijn vastgesteld in artikel 26, leden 2 tot en met 7, van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767], voor de bescherming van bodem, water en lucht. | |||||||||||||||
Amendement 285 Voorstel voor een verordening Bijlage VIII – letter f bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(f bis) een evaluatie van de doeltreffendheid van duurzaamheidscriteria inzake bio-energie als vermeld in Richtlijn .../... [richtlijn hernieuwbare energie] voor de reductie van broeikasgasemissies en de bescherming van koolstofputten, de biodiversiteit, de voedselzekerheid en de grondgebruiksrechten van mensen. |
TOELICHTING
Nu blijkt dat 2016 het warmste jaar ooit was, moet de energie-unie de uitdaging van de opwarming van de aarde erkennen en een sterk governancesysteem instellen om zijn toezeggingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs gestand te doen.
Daarom wordt in dit verslag over de governance van de energie-unie gevraagd dat er een echt koolstofbudget voor de EU wordt vastgesteld. Dat is de maximale hoeveelheid broeikasgassen die de EU nog mag uitstoten als we willen leven in een wereld waarin de opwarming van de aarde aan het eind van de eeuw wordt beperkt tot 1,5 °C. In het verslag wordt de Commissie ook gevraagd iets te doen aan het "ondergeschoven kindje" van het klimaatbeleid: methaan. Gezien het hoge aardopwarmingspotentieel en de korte atmosferische levensduur van methaan moet de Unie spoedig beleidsopties ter zake overwegen en met een allesomvattende methaanstrategie komen. Het koolstofbudget en de methaanstrategie moeten de basis vormen voor een betrouwbare langetermijnplanning voor 2050.
Om de opwarming van de aarde onder de 1,5 °C te houden, moet uiterlijk in 2050 een CO2-neutrale, zeer energie-efficiënte en volledig op hernieuwbare energie gebaseerde economie worden bewerkstelligd. Een sterke en inclusieve governance gaat dan ook gepaard met meer ambitie wat onze 2030-doelstellingen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen betreft.
Nu de kosten van hernieuwbare-energietechnologieën aan het dalen zijn, is het de hoogste tijd dat elk van de actoren die bij de energietransitie betrokken zijn, zijn potentieel waarmaakt: steden en regio's, burgers, coöperaties, investeerders, bedrijven enz. De governance moet al deze actoren mobiliseren en coördineren om de energie-efficiëntie te verbeteren en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen. Zo zullen we minder afhankelijkheid worden van invoer, wat minder geopolitieke risico's betekent. Het zal ook groene groei en miljoenen extra banen in Europa opleveren.
Het verslag effent ook de weg voor verdere grensoverschrijdende samenwerking door middel van macroregionale partnerschappen. Deze partnerschappen bieden de mogelijkheid om op kostenefficiënte manier werk te maken van slimme netwerken, hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie. De noordelijke zeeën, de Oostzee, Zuidoost-Europa, Centraal-West-Europa en het Middellandse Zeegebied zijn geografische gebieden waar lidstaten veel te winnen hebben bij samenwerking met hun buurlanden. Deze macroregionale partnerschappen zullen hernieuwbare-energieprojecten die van belang zijn voor de energie-unie identificeren (zoals windmolenparken voor de kust, grootschalige fotovoltaïsche installaties, grensoverschrijdende projecten van steden) en de Commissie moet een specifiek financieringsplatform opzetten om ze te ondersteunen.
De EU moet het vertrouwen van de burger terugwinnen door middel van betrouwbare EU-wetgeving, volledige transparantie, bindende streefcijfers en pan-Europese investeringen in sectoren die van invloed zijn op het dagelijks leven van de burger, zoals de renovatie van het gebouwenbestand en elektrische mobiliteit. De meerlagige governance die in dit verslag wordt ingesteld, zal de lidstaten dan ook helpen deze doelstellingen te verwezenlijken.
BIJLAGE: LIJST VAN ENTITEITEN WAARVAN OF PERSONEN VAN WIE DE RAPPORTEUR INPUT HEEFT ONTVANGEN
Governanceverordening – transparantie – lijst van organisaties die corapporteurs Michèle Rivasi en Claude Turmes hebben ontmoet
Op het niveau van de EP-leden
AEBIOM Agentur Agora Energiewende Akuo Energy Berliner E-Agentur |
|
Bundersverband Erneuerbare Energie (BEE) Business Europe Chatham House Confederation of Swedish Enterprise Croatia Energy Agency Climate Alliance |
|
Danish Energy Association Dong Energi EDSO for smart grids European Geothermal Energy Council Eurogas Fern Fortum Fraunhofer Institut IDDRI Innogy Leaders of Sustainable Biofuels |
|
National Grid Norwea PGE Polska Grupa Energetyczna PKA |
|
Rockwool Siemens Solaire Direct Stattnet |
|
Total VkU Wind Europe |
|
WWF 50 Hertz |
|
Op werkgroepniveau
CEZ |
|
Cofalec European Climate Foundation European Heat Pump Association Enedis Euro Heat and Power |
|
European Association for the Storage of Energy |
|
EU-ACE |
|
EWE |
|
Friends of the Earth |
|
Knauf Insulation Rescoop Romanian Energy Council RTE RWE/Innogy Saint-Gobain Shell Statoil |
|
16.10.2017
ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de governance van de energie-unie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013
(COM(2016)0759 – C8-0497/2016 – 2016/0375(COD))
Rapporteur voor advies: Jens Rohde
BEKNOPTE MOTIVERING
Er werd voor het eerst om de ontwikkeling van een governance voor de energie-unie verzocht door de Europese Raad in zijn conclusies van 24 oktober 2014 over het klimaat- en energiekader voor 2030. De governance moet ertoe bijdragen dat de EU haar energiebeleidsdoelstellingen kan halen, en biedt tegelijkertijd de lidstaten de nodige flexibiliteit en doet volledig recht aan hun vrijheid om zelf hun energiemix te bepalen. In de conclusies werd benadrukt dat de governance moet uitgaan van bestaande structuren, zoals nationale klimaatprogramma’s en nationale plannen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Het toepassingsgebied van de governance, zoals vastgesteld in het klimaat- en energiekader voor 2030, is in de strategie voor de energie-unie van 25 februari 2015 verder uitgebreid tot alle vijf de dimensies van de energie-unie, te weten: energiezekerheid, solidariteit en vertrouwen; de interne energiemarkt; matiging van de energievraag; koolstofarm maken, met inbegrip van hernieuwbare energie; onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. Bovendien werd er in de resolutie van het Parlement "Op weg naar een Europese energie-unie" van 15 december 2015 aangedrongen op een ambitieuze, betrouwbare, transparante en democratische governance voor de energie-unie, volledige betrokkenheid van het Parlement en het halen van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030.
Hiervan uitgaande heeft het voorliggende voorstel van de Commissie tot doel het regelgevingskader voor de governance van de energie-unie vast te stellen, op basis van twee belangrijke pijlers: De eerste pijler is de stroomlijning van bestaande verplichtingen inzake planning, rapportering en monitoring op het gebied van energie en klimaat, om ze in overeenstemming te brengen met de beginselen van betere regelgeving. De tweede pijler is de vaststelling van een efficiënt politiek proces tussen de lidstaten en de Commissie, met nauwe betrokkenheid van andere EU-instellingen, teneinde de doelstellingen van de energie-unie te halen, met name de streefcijfers op het gebied van energie en klimaat voor 2030.
Het voorstel is voorbereid terwijl de Commissie haar evaluatie uitvoerde van de richtlijn hernieuwbare energie, de energie-efficiëntierichtlijn en de richtlijn energieprestatie van gebouwen. Ook Verordening nr. 525/2013 betreffende het klimaatbewakingssysteem (MMR) is volledig in dit voorstel verwerkt, teneinde de integratie tussen de domeinen energie en klimaat te garanderen, en daarnaast worden in het voorstel de bestaande bepalingen geactualiseerd om controle uit te oefenen op de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordeningen inzake de verdeling van inspanningen en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF), en om de verbintenissen van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs na te komen. Volgens de Commissie zal haar voorstel leiden tot een aanzienlijke afname van de administratieve rompslomp. In totaal worden in het voorstel meer dan 50 bestaande afzonderlijke verplichtingen inzake planning, rapportering en monitoring geïntegreerd, gestroomlijnd of ingetrokken.
Met name op het vlak van landbouw voorziet het voorstel in rapporteringsverplichtingen door lidstaten over:
– hun lage-emissiestrategieën op lange termijn, met inbegrip van emissiereducties en de verbetering van verwijderingen in de landbouwsector;
– de tenuitvoerlegging van nationale trajecten en doelstellingen voor het aandeel van hernieuwbare energie, waaronder het aandeel van biobrandstoffen geproduceerd uit de voornaamste landbouwgewassen;
– de uitvoering van maatregelen waarmee het gebruik van energie uit biomassa wordt bevorderd, zo ook van biomassatoepassingen in de landbouwsector;
– eindverbruik van energie door afzonderlijke sectoren, waaronder de landbouw.
De rapporteur is ingenomen met het voorstel van de Commissie en ziet het als een stap in de goede richting. Het is een ambitieus voorstel. Wel stelt hij een aantal overwegende technische amendementen voor zodat:
– de Commissie in het kader van de rapportering over hernieuwbare energie duidelijke richtsnoeren voor de rapportering over bio-energie kan opstellen voor de lidstaten;
– de Commissie, als zij concludeert dat een lidstaat onvoldoende vooruitgang heeft geboekt bij de verwezenlijking van de streefcijfers of bij de uitvoering van de maatregelen die zijn vastgelegd in zijn geïntegreerde nationale klimaat- en energieplan, specifieke eisen moet stellen aan de betrokken lidstaat. Deze specifieke eisen zijn bedoeld ter vervanging van het systeem van aanbevelingen van de Commissie aan de lidstaat in kwestie, waarvan sprake is in het voorstel van de Commissie. De rapporteur is van mening dat aanbevelingen vanwege hun niet-bindende karakter niet ver genoeg gaan in dit geval;
– de lidstaten zullen niet hoeven te rapporteren over wijzigingen in de grondstofprijzen en het landgebruik in de lidstaat ten gevolge van het toegenomen gebruik van biomassa en andere vormen van energie uit hernieuwbare bronnen, aangezien dergelijke rapportering te belastend en schier onmogelijk zou zijn voor de lidstaten;
– de formulering in bepaalde delen van de Commissietekst is coherenter en gestroomlijnder gemaakt.
AMENDEMENTEN
De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(1) Deze verordening bevat de noodzakelijke wettelijke basis voor een betrouwbare en transparante governance die garandeert dat de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie worden gehaald door complementaire, coherente en ambitieuze inspanningen van de Unie en de lidstaten, en die tegelijk de beginselen van de Unie op het gebied van betere regelgeving bevordert. |
(1) Deze verordening bevat de noodzakelijke wettelijke basis voor een betrouwbare en transparante governance die garandeert dat de doelstellingen van de energie-unie en de streefcijfers van de Overeenkomst van Parijs worden gehaald door complementaire, coherente en ambitieuze inspanningen van de Unie en de lidstaten, en die tegelijk de beginselen van de Unie op het gebied van betere regelgeving bevordert. | ||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 1 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
(1 bis) Geen enkele bepaling van deze verordening mag zo worden uitgelegd dat daardoor afbreuk zou worden gedaan aan de rechten van de lidstaten die zijn vastgelegd in artikel 194, lid 2, tweede alinea, VWEU. | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
In artikel 194, lid 2, tweede alinea, VWEU wordt bevestigd dat de lidstaten het recht hebben om de voorwaarden voor de exploitatie van hun energiebronnen, hun keuze tussen verschillende energiebronnen of de algemene structuur van hun energievoorziening te bepalen. Omdat EU-wetgeving geen afbreuk mag doen aan de bepalingen van de Verdragen, is het belangrijk te onderstrepen dat de EU-wetgever rekening heeft gehouden met bovengenoemde rechten van de lidstaat. | |||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(2) De Europese energie-unie bestaat uit vijf belangrijke dimensies: continuïteit van de energievoorziening; de interne energiemarkt; energie-efficiëntie; koolstofarm maken; en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. |
(2) De Europese energie-unie zorgt voor de overgang naar een zeer efficiënt en in grote mate op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd energiesysteem dat bestaat uit vijf belangrijke dimensies: continuïteit van de energievoorziening en betaalbaarheid voor consumenten; de interne energiemarkt; energie-efficiëntie; koolstofarm maken; en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. | ||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(3) Het doel van een veerkrachtige energie-unie met een ambitieus klimaatbeleid als kernelement is om de consumenten in de Unie, zowel gezinnen als bedrijven, zekere, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te geven; dit vereist een fundamentele transformatie van het Europees energiesysteem. Dat doel kan alleen worden bereikt door gecoördineerd optreden waarbij wetgevende en niet-wetgevende maatregelen op EU- en nationaal niveau worden gecombineerd. |
(3) Het doel van een veerkrachtige energie-unie met een ambitieus klimaatbeleid als kernelement is om de consumenten in de Unie, zowel gezinnen als bedrijven, zekere, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te geven; dit vereist een fundamentele transformatie van het Europees energiesysteem om voor iedereen een eerlijke toegang tot energie te waarborgen. Dat doel kan het best worden bereikt door gecoördineerd optreden waarbij wetgevende en niet-wetgevende maatregelen op EU-, nationaal en regionaal niveau worden gecombineerd en door onderzoek en lokale energievoorziening te bevorderen. | ||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(5) De Europese Raad heeft op 24 oktober 2014 overeenstemming bereikt over het kader voor klimaat en energie voor 2030, op basis van vier belangrijke streefcijfers: een afname van de broeikasgasemissies in de gehele economie met minstens 40 %, een verbetering van de energie-efficiëntie met minstens 27 % met het oog op een niveau van 30 %, een aandeel van minstens 27 % hernieuwbare energie in de Unie en ten minste 15 % voor de koppeling van elektriciteitsnetten. De Raad heeft gepreciseerd dat het streefcijfer voor hernieuwbare energie bindend is op het niveau van de Unie en moet worden bereikt door bijdragen van de lidstaten, geleid door de noodzaak om gezamenlijk het streefcijfer van de Unie te halen. |
(5) De Europese Raad heeft op 24 oktober 2014 overeenstemming bereikt over het kader voor klimaat en energie voor 2030, op basis van vier belangrijke streefcijfers: een afname van de broeikasgasemissies in de gehele economie met minstens 40 %, een verbetering van de energie-efficiëntie met minstens 27 % met het oog op een niveau van 30 %, een aandeel van minstens 27 % hernieuwbare energie in de Unie en ten minste 15 % voor de koppeling van elektriciteitsnetten. Streefcijfers voor energie-efficiëntie moeten indicatief zijn en stroken met de conclusies van de Raad van oktober 2014. De Raad heeft gepreciseerd dat het streefcijfer voor hernieuwbare energie bindend is op het niveau van de Unie en moet worden bereikt door bijdragen van de lidstaten, geleid door de noodzaak om gezamenlijk het streefcijfer van de Unie te halen. | ||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(7) De Europese Raad heeft op 24 oktober 201414 ook besloten dat een betrouwbaar en transparant governancesysteem zonder onnodige administratieve rompslomp moet worden ontwikkeld dat ertoe moet bijdragen dat de EU haar energiebeleidsdoelstellingen kan halen, en tegelijk de lidstaten de nodige flexibiliteit kan bieden en volledig recht kan doen aan hun vrijheid om zelf hun energiemix te bepalen. De Raad benadrukte dat deze governance moet berusten op de voorhanden bouwstenen, zoals nationale klimaatprogramma's en nationale plannen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en dat de planning en rapportering, waar deze nog gescheiden verlopen, moeten worden gestroomlijnd en gebundeld. De Raad stemde er ook mee in de rol en de rechten van de consument, en de transparantie en voorspelbaarheid voor investeerders te vergroten, onder meer dankzij een systematische monitoring van belangrijke indicatoren voor een betaalbaar, veilig, concurrerend, zeker en duurzaam energiesysteem, de coördinatie van nationaal energiebeleid te vergemakkelijken en regionale samenwerking tussen lidstaten te bevorderen. |
(7) De Europese Raad heeft op 24 oktober 201414 ook besloten dat een betrouwbaar en transparant governancesysteem zonder onnodige administratieve rompslomp moet worden ontwikkeld dat ertoe moet bijdragen dat de EU haar energiebeleidsdoelstellingen kan halen, en tegelijk de lidstaten de nodige flexibiliteit kan bieden en volledig recht kan doen aan hun vrijheid om zelf hun energiemix te bepalen. Deze governance moet berusten op voorhanden bouwstenen, zoals de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, nationale klimaatprogramma's en nationale plannen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en dat de planning en rapportering, waar deze nog gescheiden verlopen, moeten worden gestroomlijnd en gebundeld. De Raad stemde er ook mee in de rol en de rechten van de consument, en de transparantie en voorspelbaarheid voor investeerders te vergroten, onder meer dankzij een systematische monitoring van belangrijke indicatoren voor een betaalbaar, veilig, concurrerend, zeker en duurzaam energiesysteem, de coördinatie van nationaal energie- en klimaatbeleid te vergemakkelijken en regionale samenwerking tussen lidstaten te bevorderen met het oog op de handhaving en de bevordering van de koolstofputfunctie van de betroffen ecosystemen, duurzaam bosbeheer en de duurzaamheid op lange termijn van de gebruikte hulpbronnen. Voorts moeten de lidstaten met het oog op het handhaven van stabiliteit, concurrentievermogen en redelijke prijzen op nationaal en Europees niveau een evenwicht vinden tussen hun bestaande productiecapaciteit, technologieën en hulpbronnen en moeten zij zich blijven inspannen om hernieuwbare energiebronnen te bevorderen. | ||||||||||||
_________________ |
_________________ | ||||||||||||
14 Conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 (EUCO 169/14). |
14 Conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 (EUCO 169/14). | ||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 17 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(17) De doelstellingen van de energie-unie moeten worden verwezenlijkt via een combinatie van initiatieven van de Unie en coherente nationale beleidslijnen in geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. De sectorale wetgeving van de Unie op het gebied van energie en klimaat bevat eisen inzake planning, die nuttige instrumenten zijn om veranderingen teweeg te brengen op nationaal niveau. De invoering van deze eisen op verschillende tijdstippen heeft geleid tot overlappingen en gebrek aan aandacht voor synergieën en interacties tussen beleidsgebieden. De huidige afzonderlijke planning, rapportering en monitoring op de gebieden klimaat en energie moet daarom zoveel mogelijk worden gestroomlijnd en geïntegreerd. |
(17) De doelstellingen van de energie-unie moeten worden verwezenlijkt via een combinatie van initiatieven van de Unie en coherente nationale beleidslijnen. De bestaande planning, rapportering en monitoring op de gebieden klimaat en energie moeten vereenvoudigd en gestroomlijnd worden. | ||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 17 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
(17 bis) Om de energie-unie tot stand te brengen, is de invoering van een adequate rapportageplicht voor fossiele brandstoffen onontbeerlijk. Daarin moeten onder meer gegevens worden verstrekt over productiecriteria in verband met herkomst en winningsmethode. De Commissie moet daarom uiterlijk in december 2018 met een lijst van criteria voor fossiele brandstoffen komen en de rapportageplicht invoeren. | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De Europese Unie moet actief deelnemen aan de energietransitie. Een serieus energiebeleid betekent dat ook fossiele brandstoffen strikter worden beoordeeld om voor vergelijkbaarheid te zorgen. Onder geen beding mogen fossiele brandstoffen worden bevoordeeld in het kader van de rapportageverplichting. | |||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(22) De nationale plannen moeten stabiel zijn, d.w.z. dat de nationale beleidslijnen en maatregelen transparant en voorspelbaar moeten zijn, teneinde te zorgen voor investeringszekerheid. Om de lidstaten de kans te geven zich aan te passen aan sterk gewijzigde omstandigheden, moeten zij één keer tijdens de tienjarige periode de gelegenheid krijgen hun plannen te actualiseren. Voor de plannen voor de periode van 2021 tot en met 2030 moeten de lidstaten de kans krijgen hun plannen te actualiseren tegen 1 januari 2024. Streefcijfers, doelstellingen en bijdragen mogen alleen worden gewijzigd als dit tot hogere ambities leidt, met name wat betreft de energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030. In het kader van deze actualiseringen moeten de lidstaten inspanningen leveren om eventuele negatieve gevolgen voor het milieu, die duidelijk worden in het kader van de geïntegreerde rapportering, te beperken. |
(22) De nationale plannen moeten stabiel zijn, d.w.z. dat de nationale beleidslijnen en maatregelen transparant en voorspelbaar moeten zijn, opdat wordt voorzien in de behoeften van de bevolking van een lidstaat, wordt bijgedragen aan de energiezekerheid en investeringszekerheid wordt gewaarborgd. Om de lidstaten de kans te geven zich aan te passen aan sterk gewijzigde omstandigheden, moeten zij één keer tijdens de tienjarige periode de gelegenheid krijgen hun plannen te actualiseren. Voor de plannen voor de periode van 2021 tot en met 2030 moeten de lidstaten de kans krijgen hun plannen te actualiseren tegen 1 januari 2024. In het kader van deze actualiseringen moeten de lidstaten inspanningen leveren om eventuele negatieve gevolgen voor het milieu, die duidelijk worden in het kader van de geïntegreerde rapportering, te beperken. Bij de geleidelijke overgang naar de laatste generatie van biobrandstoffen moet rekening worden gehouden met de bestaande investeringen van de lidstaten in de productie van biobrandstoffen van de eerste generatie. | ||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 23 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
(23 bis) De LULUCF-sector is sterk blootgesteld aan en zeer kwetsbaar voor klimaatverandering. Tegelijkertijd beschikt deze sector over een enorm potentieel om klimaatvoordelen op de lange termijn op te leveren en in grote mate bij te dragen aan de verwezenlijking van de Europese en internationale klimaatdoelstellingen op de lange termijn. Deze sector kan de klimaatverandering op verschillende manieren helpen mitigeren, met name door emissies te verminderen, door koolstofputten en koolstofvoorraden in stand te houden en uit te breiden, en door biomaterialen te leveren die fossiele en koolstofintensieve materialen kunnen vervangen. Voor de doeltreffendheid van maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de koolstofvastlegging, is het van essentieel belang dat hulpbronnen duurzaam beheerd worden en dat koolstofreservoirs langdurig stabiel en aanpasbaar zijn. Langetermijnstrategieën zijn essentieel om duurzame investeringen op de lange termijn mogelijk te maken. | ||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 29 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
(29 bis) Het is van essentieel belang dat investeringen in en de ontwikkeling van geavanceerde, duurzame biobrandstoffen uit land- en bosbouwafval worden gestimuleerd en dat daarbij gezorgd wordt voor consistentie tussen beleidsmaatregelen van de EU op het gebied van energie, klimaat, circulaire economie en landbouw en voor bevordering van investeringen in de bio-economie en de circulaire economie, om oplossingen te vinden voor moeilijkheden bij het creëren van toeleveringsketens voor biomassa, onder meer door middel van eventuele teruglevertarieven voor elektriciteit uit vaste of gasvormige brandstoffen op basis van biomassa, zodat technologieën voor de omzetting van afvalbiomassa in energie niet van de markt worden uitgesloten. | ||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 33 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
(33 bis) Gezien het hoge aardopwarmingsvermogen en de relatief korte atmosferische levensduur van methaan kan de Commissie beleidsopties overwegen om de uitstoot van methaan tegen te gaan, met uitzondering van emissies van darmmethaan, die op natuurlijke wijze worden geproduceerd bij het fokken van herkauwers, en overeenkomstig het beleid inzake de circulaire economie en het gebruik van afvalstoffen. | ||||||||||||
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 34 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(34) Om de samenhang tussen het nationale en EU-beleid en de doelstellingen van de energie-unie te helpen garanderen, moet permanent overleg plaatsvinden tussen de Commissie en de lidstaten. In voorkomend geval moet de Commissie aanbevelingen doen aan de lidstaten, onder meer ook over het ambitieniveau van het ontwerp van de nationale plannen, over de verdere tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen van de aangemelde nationale plannen, en over andere nationale beleidslijnen en maatregelen die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van de energie-unie. De lidstaten dienen zoveel mogelijk rekening te houden met die aanbevelingen en moeten in de daaropvolgende voortgangsverslagen toelichten hoe de aanbevelingen zijn gevolgd. |
(34) Om de samenhang tussen het nationale en EU-beleid en de doelstellingen van de energie-unie te helpen garanderen, moet permanent overleg plaatsvinden tussen de Commissie en de lidstaten. De lidstaten zijn op dit gebied bevoegd, maar de Commissie kan wel aanbevelingen doen aan de lidstaten, onder meer ook over het ambitieniveau van het ontwerp van de nationale plannen, over de verdere tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen van de aangemelde nationale plannen, en over andere nationale beleidslijnen en maatregelen die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van de energie-unie. De lidstaten dienen zoveel mogelijk rekening te houden met die aanbevelingen en moeten in de daaropvolgende voortgangsverslagen toelichten hoe de aanbevelingen zijn gevolgd. | ||||||||||||
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(38) De lidstaten en de Commissie moeten nauw samenwerken op alle gebieden die betrekking hebben op de uitvoering van de energie-unie en de onderhavige verordening; ook het Europees Parlement moet hier van nabij bij betrokken worden. Waar nodig moet de Commissie de lidstaten bijstaan bij de tenuitvoerlegging van deze verordening, met name met de opstelling van de nationale plannen en bijbehorende capaciteitsopbouw. |
(38) De lidstaten en de Commissie moeten nauw samenwerken op alle gebieden die betrekking hebben op de uitvoering van de energie-unie en deze verordening, met inbegrip van de verwezenlijking van de emissieverlagingsdoelstellingen; ook het Europees Parlement moet hier van nabij bij betrokken worden. Waar nodig moet de Commissie, met de steun van het Europees Parlement, de lidstaten bijstaan bij de tenuitvoerlegging van deze verordening, met name met de opstelling van de nationale plannen en bijbehorende capaciteitsopbouw. De bevoegdheid om energie- en klimaatplannen op te stellen in de context van de EU-doelen moet evenwel bij de lidstaten blijven berusten. | ||||||||||||
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 40 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(40) Voor zover dit passend is en in overeenstemming is met zijn jaarlijks werkprogramma, moet het Europees Milieuagentschap de Commissie bijstaan bij de evaluatie-, monitoring- en rapporteringswerkzaamheden. |
(40) Voor zover dit passend is en in overeenstemming is met zijn jaarlijks werkprogramma, moet het Europees Milieuagentschap de Commissie bijstaan bij de evaluatie-, monitoring- en rapporteringswerkzaamheden. De lidstaten moeten rekening houden met het advies van het Europees Milieuagentschap inzake de milieueffecten van de productie van biobrandstoffen. | ||||||||||||
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter a | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
a) de continuïteit van de energievoorziening, |
a) de continuïteit van de energievoorziening en de betaalbaarheid voor de consument; | ||||||||||||
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
1. Uiterlijk op 1 januari 2019 en vervolgens om de tien jaar dient elke lidstaat een geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan in bij de Commissie. De plannen bevatten de elementen die zijn vermeld in lid 2 en bijlage I. Het eerste plan heeft betrekking op de periode van 2021 tot en met 2030. De daaropvolgende plannen hebben betrekking op de tienjarige periode die onmiddellijk volgt op het einde van de door het vorige plan bestreken periode. |
1. Uiterlijk op 1 januari 2020 en vervolgens om de tien jaar dient elke lidstaat een geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan in bij de Commissie. De plannen bevatten de elementen die zijn vermeld in lid 2 en bijlage I. Het eerste plan heeft betrekking op de periode van 2021 tot en met 2030. De daaropvolgende plannen hebben betrekking op de tienjarige periode die onmiddellijk volgt op het einde van de door het vorige plan bestreken periode. | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De voorgestelde termijn is onaanvaardbaar. Het tijdschema voor de voorbereiding van het nationaal plan moet gelijk lopen met de verschillende stappen voor raadpleging in elke lidstaat, zoals de strategische milieueffectenrapportage, de in artikel 10 genoemde openbare raadplegingen en aanvaarding door de regering. Het moet ook verbonden worden aan de reguleringswerkzaamheden, aangezien er nog geen oplossing is gevonden voor een aantal serieuze meningsverschillen inzake de inhoud van het plan. Er zijn werkzaamheden gaande inzake belangrijke regelgeving in het pakket "Schone energie voor alle Europeanen", dat een grote invloed zal hebben op de bepalingen van het Nationaal Plan. | |||||||||||||
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
c) een beschrijving van de beleidslijnen en maatregelen die voorzien zijn om de onder (b) bedoelde doelstellingen, streefcijfers en bijdragen te bereiken; |
c) een beschrijving van de beleidslijnen, maatregelen en investeringsstrategieën die voorzien zijn om de onder b) bedoelde doelstellingen, streefcijfers en bijdragen te bereiken; | ||||||||||||
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter e | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
e) een beoordeling van de effecten van de geplande beleidslijnen en maatregelen om de onder b) bedoelde doelstellingen te verwezenlijken; |
e) een beoordeling van de effecten van de geplande beleidslijnen, maatregelen en investeringsstrategieën om de onder b) bedoelde doelstellingen te verwezenlijken; | ||||||||||||
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter e bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
e bis) de resultaten van de raadpleging en de participatie van de lokale autoriteiten, het maatschappelijk middenveld, de sociale partners, de betrokken sectoren en de burgers; | ||||||||||||
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
3. Bij de opstelling van de in lid 1 bedoelde nationale plannen houden de lidstaten rekening met de onderlinge verbanden tussen de vijf dimensies van de energie-unie en maken zij gebruik van samenhangende gegevens en veronderstellingen in de vijf dimensies, voor zover relevant. |
3. Bij de opstelling van de in lid 1 bedoelde nationale plannen vermijden de lidstaten administratieve rompslomp en bijkomende kosten door rekening te houden met de onderlinge verbanden tussen de vijf dimensies van de energie-unie en maken zij gebruik van samenhangende gegevens en veronderstellingen in de vijf dimensies, voor zover relevant. | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De administratieve rompslomp verminderen bij de uitvoering van de klimaat- en energiepakketten moet een prioriteit zijn. | |||||||||||||
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter a – punt 1 – sub i | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
i. het bindend nationaal streefcijfer voor broeikasgasemissies en de jaarlijkse bindende nationale grenzen op grond van Verordening [ ] [ESR]; |
i. het bindend nationaal streefcijfer voor broeikasgasemissies en de jaarlijkse bindende nationale grenzen op grond van Verordening [ ] [ESR]; met als minimum de doelstellingen die zijn bepaald in artikel 7 bis, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG [richtlijn brandstofkwaliteit], die vóór 2020 moeten worden gerealiseerd; | ||||||||||||
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter a – punt 2 – sub i | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
i. teneinde het bindende streefcijfer van de Unie van minstens 27 % hernieuwbare energie in 2030 te bereiken, zoals vermeld in artikel 3 van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld in COM(2016) 767], een bijdrage tot dit streefcijfer in termen van het aandeel hernieuwbare energie van de lidstaat in het bruto-eindverbruik van energie in 2030, met een lineair traject voor die bijdrage vanaf 2021; |
i. teneinde het bindende streefcijfer van de Unie van minstens 27 % hernieuwbare energie in 2030 te bereiken, zoals vermeld in artikel 3 van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG, zoals voorgesteld in COM(2016)0767], een bijdrage tot dit streefcijfer in termen van het aandeel hernieuwbare energie van de lidstaat in het bruto-eindverbruik van energie in 2030, waarbij rekening wordt gehouden met de afschrijving van investeringen in biobrandstoffen van de eerste generatie, met een lineair traject voor die bijdrage vanaf 2021; | ||||||||||||
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter a – punt 2 – sub ii | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
ii. trajecten voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie van 2021 tot en met 2030 in de sectoren verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer; |
ii. trajecten voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie van 2021 tot en met 2030 die zorgen voor een optimaal gebruik van biomassa in de sectoren verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer; | ||||||||||||
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter a – punt 2 – sub iii bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
iii bis) trajecten voor het geleidelijk verhogen van de voor leveranciers van fossiele brandstoffen geldende verplichting tot vermenging van biobrandstoffen uit landbouwafval; | ||||||||||||
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – letter d – sub -iv bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
iv bis) realistische, accurate, holistische en alomvattende beoordelingen van het vermogen van de verschillende energiebronnen om de klimaatverandering af te zwakken, de omvang van de gevolgen voor de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer en de tijd die afzwakkingsprocessen nodig hebben om te beginnen met het verminderen van de broeikasgasconcentraties; | ||||||||||||
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
2 bis. De lidstaten zorgen er samen voor dat de bijdrage van biobrandstoffen en vloeibare biomassa, alsook van in het vervoer verbruikte biomassabrandstoffen, indien geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen en uit gewassen die als hoofdgewas primair voor energiedoeleinden op landbouwgrond worden geteeld, in 2030 niet meer dan 7 % van de berekening van het bruto-eindverbruik voor energie van de Unie in het vervoer bedraagt. | ||||||||||||
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – letter b | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
b) het macro-economisch en sociaal effect en het effect op vaardigheden en het milieu van de geplande beleidsinitiatieven en maatregelen, zoals vermeld in artikel 7 en verder gespecificeerd in bijlage I, gedurende de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses op basis van bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen, als bedoeld in lid 1; |
b) het macro-economisch en sociaal effect en het effect op de gezondheid, vaardigheden en het milieu van de geplande beleidsinitiatieven en maatregelen, zoals vermeld in artikel 7 en verder gespecificeerd in bijlage I, gedurende de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses inzake bestaande (uitgevoerde en vastgestelde) beleidslijnen en maatregelen, als bedoeld in lid 1; | ||||||||||||
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
1. Uiterlijk op 1 januari 2018 en daarna om de tien jaar stellen de lidstaten een ontwerp van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan op, als bedoeld in artikel 3, lid 1, en dienen zij dit in bij de Commissie. |
1. Uiterlijk op 1 januari 2020 en daarna om de tien jaar stellen de lidstaten een ontwerp van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan op, als bedoeld in artikel 3, lid 1, en dienen zij dit in bij de Commissie. | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De voorgestelde termijn is onaanvaardbaar. Het tijdschema voor de voorbereiding van het nationaal plan moet gelijk lopen met de verschillende stappen voor raadpleging in elke lidstaat, zoals de strategische milieueffectenrapportage, de in artikel 10 genoemde openbare raadplegingen en aanvaarding door de regering. Het moet ook verbonden worden aan de reguleringswerkzaamheden, aangezien er nog geen oplossing is gevonden voor een aantal serieuze meningsverschillen inzake de inhoud van het plan. Er zijn werkzaamheden gaande inzake belangrijke regelgeving in het pakket "Schone energie voor alle Europeanen", dat een grote invloed zal hebben op de bepalingen van het Nationaal Plan. | |||||||||||||
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 3 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
3. De lidstaten mogen de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen die zijn uiteengezet in de in lid 2 bedoelde actualisering alleen wijzigen om het ambitieniveau te verhogen in vergelijking met het laatst aangemelde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan. |
Schrappen | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De expliciete vermelding van "hogere ambities" ten opzichte van de voorgaande plannen houdt een beperking in van de beslissingsmacht van de lidstaten met betrekking tot de aanpassingen aan hun energiestrategie die zij wenselijk achten. | |||||||||||||
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter b | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
b) de vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put in individuele sectoren, waaronder elektriciteit, industrie, vervoer, de bouwsector (residentieel en tertiair), landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF); |
b) de vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put in individuele sectoren, waaronder elektriciteit, industrie, vervoer, de bouwsector (residentieel en tertiair), landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF), voor zover dit noodzakelijk is om bestaande puthabitats in stand te houden en natuurlijke koolstofputten te bevorderen door middel van goed functionerende en bestendige ecosystemen en ecosysteemdiensten, onder meer via duurzaam bosbeheer, overeenkomstig de door de EU aangegane verbintenissen; | ||||||||||||
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – alinea 1 – letter d | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
d) informatie over de nationale planning en strategieën voor de aanpassing aan de klimaatverandering overeenkomstig artikel 17, lid 1; |
d) informatie over de nationale planning en strategieën voor de aanpassing aan de klimaatverandering met name op het gebied van onderzoek naar en investeringen in geavanceerde biobrandstoffen, overeenkomstig artikel 17, lid 1; | ||||||||||||
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter a – punt 4 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(4) de trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen de vraag naar verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor de levering van biomassa, per grondstof en herkomst (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF; |
(4) de trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen de vraag naar verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor de levering van biomassa, per grondstof en herkomst (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF op nationaal niveau; | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
LULUCF-rapportering moet plaatsvinden op nationaal niveau, in samenhang met het voorstel voor een verordening inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 (COM(2016) 479). | |||||||||||||
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter a – punt 4 – sub i bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
De Commissie kan duidelijke richtsnoeren opstellen voor de lidstaten om te rapporteren over deze trajecten, met inbegrip van definities en omrekeningen van eenheden van hulpbron naar energie; | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Er zijn duidelijke richtsnoeren en berekeningen nodig voor de rapportering over bio-energie. | |||||||||||||
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter a – punt 5 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(5) indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, met inbegrip van sectorale trajecten en doelstellingen op lange termijn (zoals het aandeel van biobrandstoffen, het aandeel van geavanceerde biobrandstoffen, het aandeel van biobrandstoffen geproduceerd uit op landbouwgrond geteelde hoofdgewassen, het aandeel van elektriciteit uit biomassa zonder productie van warmte, het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, hernieuwbare energie geproduceerd door steden, energiegemeenschappen en prosumenten); |
(5) andere nationale trajecten en doelstellingen, met inbegrip van sectorale trajecten en doelstellingen op lange termijn (zoals het aandeel van biobrandstoffen, het aandeel van geavanceerde biobrandstoffen, het aandeel van biobrandstoffen geproduceerd uit op landbouwgrond geteelde hoofdgewassen, het aandeel van elektriciteit uit biomassa zonder productie van warmte, het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, hernieuwbare energie geproduceerd door steden, energiegemeenschappen en prosumenten); | ||||||||||||
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – alinea 1 – letter b – punt 5 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
(5) maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa, in het bijzonder de exploitatie van nieuwe biomassabronnen (zowel binnenlands potentieel als invoer uit derde landen) en andere toepassingen van biomassa (land- en bosbouw), alsmede maatregelen voor de duurzaamheid van geproduceerde en gebruikte biomassa; |
(5) maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa, in het bijzonder de exploitatie van nieuwe biomassabronnen (zowel binnenlands potentieel als invoer uit derde landen) en andere toepassingen van biomassa, waaronder land- en bosbouw, alsmede maatregelen voor de duurzaamheid van geproduceerde en gebruikte biomassa; | ||||||||||||
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – alinea 1 – letter d | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
d) nationale doelstellingen voor de geleidelijke afbouw van energiesubsidies; |
d) nationale doelstellingen voor de geleidelijke afbouw van energiesubsidies, in het bijzonder voor fossiele en nucleaire brandstoffen; | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Ter voorkoming van marktverstoringen moeten er in eerste instantie onmiddellijke maatregelen worden genomen om alle subsidies voor fossiele en nucleaire brandstoffen af te schaffen. | |||||||||||||
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 – alinea 1 – inleidende formule | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
Uiterlijk op 15 maart 2021 en daarna om het jaar (jaar X) verstrekken de lidstaten aan de Commissie: |
Uiterlijk op 31 juli 2021 en daarna om het jaar (jaar X) verstrekken de lidstaten aan de Commissie: | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De bestaande MMR-termijn (eind juli) voor het indienen van de geschatte broeikasgasinventarissen voor jaar (X-1) moet worden gehandhaafd. Met een kortere termijn zullen de inventarissen niet op tijd worden ingediend omdat er nog niet voldoende statistische gegevens zullen zijn om de emissies voor het jaar (X-1) aan het begin van jaar (X) te schatten. | |||||||||||||
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 – letter a | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
a) de vooruitgang op EU-niveau bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de energie-unie, waaronder voor de eerste periode van tien jaar de 2030-streefcijfers van de Unie voor energie en klimaat, met name om te vermijden dat er een kloof ontstaat ten opzichte van de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie; |
a) de vooruitgang op EU-niveau bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de energie-unie, waaronder voor de eerste periode van tien jaar de 2030-streefcijfers van de Unie voor energie en klimaat, met name om te vermijden dat er een kloof ontstaat ten opzichte van de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie en met het oog op de eventuele herziene klimaat- en energiemaatregelen van de EU, zoals omschreven in artikel 38; | ||||||||||||
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
1 bis. De Commissie houdt bij haar beoordeling van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen rekening met legitieme nationale specifieke situaties, die zijn gestaafd door een beoordeling van de bevoegde autoriteiten op nationaal en Europees niveau, en die een uitleg kunnen vormen voor vertragingen in de bijdragen van de lidstaten voor het collectief bereiken van de doelstellingen van de energie-unie en met name voor het halen van de streefcijfers die de lidstaat voor zichzelf heeft vastgesteld. | ||||||||||||
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1 ter (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
1 ter. De Commissie maakt vooraf de indicatoren bekend die zij wil gebruiken om deze beoordelingen te verrichten. | ||||||||||||
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 2 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
2. Op het gebied van hernieuwbare energie evalueert de Commissie, als onderdeel van de in lid 1 bedoelde evaluatie, de geboekte vooruitgang met betrekking tot het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van de Unie aan de hand van een lineair traject beginnend bij 20 % in 2020 en oplopend tot minstens 27 % in 2030, zoals vastgesteld in artikel 4, onder (a), punt (2), onder i. |
2. Op het gebied van hernieuwbare energie evalueert de Commissie, als onderdeel van de in lid 1 bedoelde evaluatie, de geboekte vooruitgang met betrekking tot het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van de Unie aan de hand van een lineair traject beginnend bij 20 % in 2020 en oplopend tot minstens 27 % in 2030, zoals vastgesteld in artikel 4, onder a), punt (2), onder i. Dit omvat een holistische en algemene evaluatie met het oog op het in stand houden en vergroten van de koolstofopnamecapaciteit en de reductie van broeikasgasemissies. | ||||||||||||
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – titel | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
Follow-up in het geval van inconsistenties met overkoepelende doelstellingen van de energie-unie en streefcijfers in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen |
Follow-up in het geval van inconsistenties met overkoepelende doelstellingen van de energie-unie en streefcijfers in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen en de richtlijn [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG zoals voorgesteld in COM(2016) 767] | ||||||||||||
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
1. Indien de Commissie op basis van de evaluatie van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan overeenkomstig artikel 12 concludeert dat de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen van de nationale plannen of de actualiseringen daarvan niet volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken, en in het bijzonder, voor de eerste periode van tien jaar, de 2030-streefcijfers van de Unie inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, neemt zij maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat deze doelstellingen en streefcijfers collectief worden bereikt. Wat hernieuwbare energie betreft, houden dergelijke maatregelen rekening met het ambitieniveau van de bijdragen tot het 2030-streefcijfer van de Unie die de lidstaten in hun nationale plannen en de actualiseringen daarvan hebben uiteengezet. |
1. Indien de Commissie op basis van de evaluatie van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan overeenkomstig artikel 12 concludeert dat de streefcijfers, doelstellingen en bijdragen van de nationale plannen of de actualiseringen daarvan niet volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken, en in het bijzonder, voor de eerste periode van tien jaar, de 2030-streefcijfers van de Unie inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, neemt zij maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat deze doelstellingen en streefcijfers collectief worden bereikt, waarbij elke lidstaat een flexibele aanpak mag hanteren. Wat hernieuwbare energie betreft, houden dergelijke maatregelen, met name het op Unieniveau ingestelde financieringsplatform om bij te dragen aan projecten op het gebied van energie uit hernieuwbare bronnen, rekening met het ambitieniveau van de bijdragen tot het 2030-streefcijfer van de Unie die de lidstaten in hun nationale plannen en de actualiseringen daarvan hebben uiteengezet. | ||||||||||||
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 3 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
3. Indien de Commissie, op basis van de globale evaluatie van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen van de lidstaten inzake energie en klimaat overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder (a), en ondersteund door andere informatiebronnen, concludeert dat de Unie het risico loopt de doelstellingen van de energie-unie niet te halen, en met name, voor de eerste periode van tien jaar, het streefcijfer van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030, kan zij aanbevelingen doen aan alle lidstaten overeenkomstig artikel 28 om dit risico te beperken. Naast de aanbevelingen neemt de Commissie in voorkomend geval maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat met name de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie worden bereikt. Wat hernieuwbare energie betreft, houden dergelijke maatregelen rekening met ambitieuze vroege inspanningen van lidstaten om bij te dragen aan het 2030-streefcijfer van de Unie. |
3. Indien de Commissie, op basis van de globale evaluatie van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen van de lidstaten inzake energie en klimaat overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder a), en ondersteund door andere informatiebronnen, concludeert dat de Unie het risico loopt de doelstellingen van de energie-unie niet te halen, en met name, voor de eerste periode van tien jaar, het streefcijfer van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030, vaardigt zij krachtens artikel 28 specifieke voorschriften uit voor alle lidstaten om dit risico te beperken. Naast de specifieke voorschriften neemt de Commissie maatregelen op het niveau van de Unie om te garanderen dat met name de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie worden bereikt. Wat hernieuwbare energie betreft, houden dergelijke maatregelen rekening met ambitieuze vroege inspanningen van lidstaten om bij te dragen aan het 2030-streefcijfer van de Unie. | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Aanbevelingen zijn per definitie niet bindend genoeg. Daarom is het beter als de Commissie specifieke voorschriften uitvaardigt waaraan lidstaten moeten voldoen. | |||||||||||||
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 5 – alinea 1 – inleidende formule | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
5. Indien de Commissie op basis van haar evaluatie krachtens artikel 25, leden 1 en 3, onverminderd andere maatregelen op het niveau van de Unie uit hoofde van punt 3, concludeert dat de vooruitgang in het jaar 2023 niet volstaat om het in de eerste alinea van artikel 25, lid 3, vermelde collectieve streefcijfer inzake energie-efficiëntie te halen, neemt zij in het jaar 2024 maatregelen ter aanvulling van de maatregelen die in Richtlijn 2010/31/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 765] en Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761] zijn vastgesteld om te garanderen dat de bindende energiestreefcijfers van de Unie voor 2030 worden gehaald. Deze aanvullende maatregelen kunnen met name leiden tot de verbetering van de energie-efficiëntie van: |
5. Indien de Commissie op basis van haar evaluatie krachtens artikel 25, leden 1 en 3, onverminderd andere maatregelen op het niveau van de Unie uit hoofde van punt 3, concludeert dat de vooruitgang in het jaar 2023 niet volstaat om het in de eerste alinea van artikel 25, lid 3, vermelde collectieve streefcijfer inzake energie-efficiëntie te halen, neemt zij, indien de lidstaten niet uiterlijk 2024 maatregelen nemen ter aanvulling van de maatregelen die in Richtlijn 2010/31/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 765] en Richtlijn 2012/27/EU [als gewijzigd bij voorstel COM(2016) 761] zijn vastgesteld, nadere maatregelen om te garanderen dat de bindende energiestreefcijfers van de Unie voor 2030 worden gehaald. Deze aanvullende maatregelen kunnen met name leiden tot de verbetering van de energie-efficiëntie van: | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Een bepaling die de Commissie automatisch het recht geeft eigen maatregelen te nemen als verwacht wordt dat de efficiëntiedoelstellingen niet worden gehaald, sluit niet aan bij een op subsidiariteit gebaseerde uitvoering van de richtlijn energie-efficiëntie. Als bij bepaalde lidstaten het risico wordt onderkend dat zij hun energie-efficiëntiedoelstellingen niet halen, moeten zij tegen de achtergrond van de nationale situatie en de reeds genomen maatregelen zelf beslissen welke aanvullende maatregelen zinvol en passend zijn. | |||||||||||||
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – titel | |||||||||||||
| |||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Aanbevelingen zijn per definitie niet bindend genoeg. Daarom is het beter als de Commissie specifieke voorschriften uitvaardigt waaraan lidstaten moeten voldoen. | |||||||||||||
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 – letter a | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
a) de betrokken lidstaat houdt zoveel mogelijk rekening met de aanbeveling in een geest van solidariteit tussen de lidstaten en de Unie en tussen de lidstaten onderling; |
Schrappen | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Aanbevelingen zijn per definitie niet bindend genoeg. Daarom is het beter als de Commissie specifieke voorschriften uitvaardigt waaraan lidstaten moeten voldoen. | |||||||||||||
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
2 bis. De Commissie garandeert dat de aanbevelingen openbaar en toegankelijke worden gemaakt. | ||||||||||||
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1. – punt 2.1.1. – sub ii | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
ii. andere nationale doelstellingen en streefcijfers die samenhangend zijn met de bestaande langetermijnstrategieën voor de vermindering van emissies, voor zover van toepassing; andere doelstellingen en streefcijfers, met inbegrip van sectorale streefcijfers en aanpassingsdoelstellingen, voor zover van toepassing; |
ii. andere nationale doelstellingen en streefcijfers die samenhangend zijn met de bestaande langetermijnstrategieën voor de vermindering van emissies; andere doelstellingen en streefcijfers, met inbegrip van sectorale streefcijfers en aanpassingsdoelstellingen; | ||||||||||||
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1. – punt 2.1.2. – sub v | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
v. de trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen de vraag naar verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor de levering van biomassa, per grondstof en herkomst (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF; |
v. de trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen de vraag naar verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor de levering van biomassa, per grondstof en herkomst (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF op nationaal niveau; | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
LULUCF-rapportering moet plaatsvinden op nationaal niveau, in samenhang met het voorstel voor een verordening inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 (COM(2016) 479). | |||||||||||||
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1. – punt 2.1.2. – sub v – alinea 1 bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
De Commissie kan duidelijke richtsnoeren opstellen voor de lidstaten om te rapporteren over deze trajecten, met inbegrip van definities en omrekeningen van eenheden van hulpbron naar energie | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Er zijn duidelijke richtsnoeren en berekeningen nodig voor de rapportering over bio-energie. | |||||||||||||
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 2 – punt 2.1. – punt 2.1.2. – sub vi | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
vi. Indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, ook op lange termijn of per sector (b.v. het aandeel geavanceerde biobrandstoffen, het aandeel hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, door steden, energie-gemeenschappen en zelfverbruikers geproduceerde hernieuwbare energie) |
vi. Andere nationale trajecten en doelstellingen, ook op lange termijn of per sector (b.v. het aandeel geavanceerde biobrandstoffen, het aandeel hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, door steden, energie-gemeenschappen en zelfverbruikers geproduceerde hernieuwbare energie) | ||||||||||||
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1.1. – sub i | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
i. Beleidsinitiatieven en maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van Verordening [ ] [ESR] vastgestelde doelstellingen, als bedoeld in 2.1.1 en beleidsinitiatieven en maatregelen voor de naleving van Verordening [ ] [LULUCF ], voor alle belangrijke emissiesectoren en sectoren waar de verwijdering moet worden opgevoerd, in het licht van de langetermijndoelstelling om over een periode van 50 jaar te evolueren naar een koolstofarme economie met een evenwicht tussen emissies en verwijderingen conform de Overeenkomst van Parijs |
i. beleidsinitiatieven en maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van Verordening [ ] [ESR] vastgestelde doelstellingen, als bedoeld in 2.1.1 en beleidsinitiatieven en maatregelen voor de naleving van Verordening [ ] [LULUCF ] en het streefcijfer voor het opvoeren van de verwijderingen uit putten, voor alle belangrijke emissiesectoren en sectoren waar de verwijdering moet worden opgevoerd, met inbegrip van stimulansen om mitigatie- en aanpassingsmaatregelen voor het integrale en duurzame beheer van bossen, bouwland, grasland en wetlands die verder gaan dan de goede standaardpraktijk of de referentie, uit te voeren en te ondersteunen, onder andere via aan resultaten gekoppelde betalingen, in het licht van de langetermijndoelstelling om over een periode van 50 jaar te evolueren naar een koolstofarme economie met een evenwicht tussen emissies en verwijderingen conform de Overeenkomst van Parijs | ||||||||||||
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – afdeling A – punt 3 – punt 3.1. – punt 3.1.2. – sub vi – streepje 2 | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
- gebruik van biomassa in andere sectoren (land- en bosbouw); alsmede maatregelen om de duurzaamheid van de productie en het gebruik van biomassa |
- gebruik van biomassa in andere sectoren, waaronder land- en bosbouw; alsmede maatregelen om de duurzaamheid van de productie en het gebruik van biomassa | ||||||||||||
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – punt 1 – letter d | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
d) wijzigingen in de grondstofprijzen en het landgebruik in de lidstaat ten gevolge van het toegenomen gebruik van biomassa en andere vormen van energie uit hernieuwbare bronnen; |
d) indien beschikbaar, wijzigingen in de grondstofprijzen en het landgebruik in de lidstaat ten gevolge van het toegenomen gebruik van biomassa en andere vormen van energie uit hernieuwbare bronnen; | ||||||||||||
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – punt 1 – letter g | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
g) de ontwikkeling en het aandeel van biobrandstoffen uit in bijlage IX van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767] vermelde grondstoffen, met inbegrip van een beoordeling van grondstoffen, waarin de aandacht vooral uitgaat naar de duurzaamheidsaspecten die verband houden met de impact van de vervanging van de productie van voedsel en veevoeder door de productie van biobrandstoffen, rekening houdend met de beginselen van de afvalhiërarchie als vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG en het beginsel biomassacascadering, met inachtneming van de regionale en lokale economische en technologische omstandigheden, het behoud van de nodige koolstofvoorraden in de bodem en de kwaliteit van de bodem en de ecosystemen; |
g) de ontwikkeling en het aandeel van biobrandstoffen uit in bijlage IX van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767] vermelde grondstoffen, met inbegrip van een beoordeling van grondstoffen, waarin de aandacht vooral uitgaat naar de duurzaamheidsaspecten die verband houden met de impact van het gebruik voedsel- en veevoederproducten voor de productie van biobrandstoffen, rekening houdend met de beginselen van de afvalhiërarchie als vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG en het beginsel biomassacascadering, met inachtneming van de regionale en lokale economische en technologische omstandigheden, het behoud van de koolstofvoorraden in de bodem en de kwaliteit van de bodem en de ecosystemen; | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De formulering moet worden verbeterd: voedsel en veevoeder worden niet vervangen door maar gebruikt voor de productie van biobrandstoffen. (Laatste zin van de motivering niet van toepassing op de Nederlandse versie.) | |||||||||||||
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – punt 1 – letter h bis (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
h bis) de geschatte impact van de coproductie en het gebruik van biobrandstoffen van de eerste generatie op de zelfvoorziening en op de prijs van proteïneconcentraten en andere diervoeders; | ||||||||||||
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – punt 1 – letter h ter (nieuw) | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
|
h ter) de geschatte impact van de productie of het gebruik van biobrandstoffen uit verliezen en afval uit de landbouw op de ontwikkeling van de bio-economie van de EU; | ||||||||||||
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – punt 1 – letter m – punt 1 – letter a – sub i | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
i) takken en boomkruinen (vrijwillige rapportering) |
i) takken en boomkruinen | ||||||||||||
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – punt 1 – letter m – punt 1 – letter a – sub ii | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
ii) stronken (vrijwillige rapportering) |
ii) stronken | ||||||||||||
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Bijlage VII – deel 1 – punt 1 – letter m – punt 1 – letter b – sub i | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
i) bast (vrijwillige rapportering) |
i) bast | ||||||||||||
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Bijlage VIII – letter d | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
d) de technologische ontwikkeling, de beschikbaarheid en duurzaamheid van biobrandstoffen uit de in bijlage IX van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767] vermelde grondstoffen, m.i.v. een beoordeling van het effect van de vervanging van de productie van voedsel en veevoeder door de productie van biobrandstoffen, rekening houdend met de beginselen van de afvalhiërarchie als vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG en het beginsel biomassacascadering, met inachtneming van de regionale en lokale economische en technologische omstandigheden, het behoud van de nodige koolstofvoorraden in de bodem en de kwaliteit van de bodem en ecosystemen; |
d) de technologische ontwikkeling, de beschikbaarheid en duurzaamheid van biobrandstoffen uit de in bijlage IX van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767] vermelde grondstoffen, m.i.v. een beoordeling van het effect van het gebruik van voedsel- en veevoederproducten voor de productie van biobrandstoffen, rekening houdend met de beginselen van de afvalhiërarchie als vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG en het beginsel biomassacascadering, met inachtneming van de regionale en lokale economische en technologische omstandigheden, het behoud van de koolstofvoorraden in de bodem en de kwaliteit van de bodem en ecosystemen; | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
De formulering moet worden verbeterd: voedsel en veevoeder worden niet vervangen door maar gebruikt voor de productie van biobrandstoffen. (Laatste zin van de motivering niet van toepassing op de Nederlandse versie.) | |||||||||||||
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Bijlage VIII – letter f | |||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||
f) ten aanzien van zowel derde landen als lidstaten die een belangrijke bron zijn voor in de Unie verbruikte biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstoffen uit biomassa, informatie over nationale maatregelen die zijn genomen om te voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en de reductie van broeikasgasemissies die zijn vastgesteld in artikel 26, leden 2 tot en met 7, van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767], voor de bescherming van bodem, water en lucht. |
f) ten aanzien van zowel derde landen als lidstaten die een bron zijn van grondstoffen voor in de Unie verbruikte biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstoffen uit biomassa, informatie over nationale maatregelen die zijn genomen om te voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en de reductie van broeikasgasemissies die zijn vastgesteld in artikel 26, leden 2 tot en met 7, van [herschikking van Richtlijn 2009/28/EG als voorgesteld bij COM(2016) 767], voor de bescherming van bodem, water en lucht. | ||||||||||||
Motivering | |||||||||||||
Dit amendement is bedoeld om consistente en relevante rapportering door de Commissie te garanderen. De term "belangrijk" is niet duidelijk genoeg; de betekenis ervan kan geleidelijk veranderen en daarom moet deze aanduiding achterwege worden gelaten. |
PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Titel |
Governance van de energie-unie |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2016)0759 – C8-0497/2016 – 2016/0375(COD) |
||||
Bevoegde commissies Datum bekendmaking |
ENVI 16.1.2017 |
ITRE 16.1.2017 |
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
AGRI 16.1.2017 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Jens Rohde 7.2.2017 |
||||
Artikel 55 – Gezamenlijke commissieprocedure Datum bekendmaking |
18.5.2017 |
||||
Datum goedkeuring |
10.10.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
28 11 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, José Bové, Daniel Buda, Nicola Caputo, Viorica Dăncilă, Michel Dantin, Paolo De Castro, Jean-Paul Denanot, Albert Deß, Diane Dodds, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Luke Ming Flanagan, Martin Häusling, Anja Hazekamp, Esther Herranz García, Ivan Jakovčić, Philippe Loiseau, Ulrike Müller, Maria Noichl, Marijana Petir, Jens Rohde, Bronis Ropė, Maria Lidia Senra Rodríguez, Czesław Adam Siekierski, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Marco Zullo |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Paul Brannen, Alberto Cirio, Angélique Delahaye, Norbert Lins, Gabriel Mato, Annie Schreijer-Pierik, Vladimir Urutchev, Ramón Luis Valcárcel Siso, Hilde Vautmans, Miguel Viegas |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Stanisław Ożóg |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
28 |
+ |
|
PPE |
Daniel Buda, Alberto Cirio, Michel Dantin, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Jens Gieseke, Esther Herranz García, Norbert Lins, Marijana Petir, Annie Schreijer-Pierik, Czesław Adam Siekierski, Vladimir Urutchev |
|
S&D |
Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Paul Brannen, Nicola Caputo, Paolo De Castro, Jean-Paul Denanot, Viorica Dăncilă, Maria Noichl, Tibor Szanyi, Marc Tarabella |
|
ALDE |
Ivan Jakovčić, Ulrike Müller, Jens Rohde, Hilde Vautmans |
|
NI |
Diane Dodds |
|
11 |
- |
|
ECR |
Stanisław Ożóg |
|
GUE/NGL |
Luke Ming Flanagan, Anja Hazekamp, Maria Lidia Senra Rodríguez, Miguel Viegas |
|
Verts/ALE |
José Bové, Martin Häusling, Bronis Ropė |
|
EFDD |
John Stuart Agnew, Marco Zullo |
|
ENF |
Philippe Loiseau |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
Governance van de energie-unie |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2016)0759 – C8-0497/2016 – 2016/0375(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
30.11.2016 |
|
|
|
|
Commissies ten principale Datum bekendmaking |
ENVI 16.1.2017 |
ITRE 16.1.2017 |
|
|
|
Medeadviserende commissies Datum bekendmaking |
DEVE 16.1.2017 |
BUDG 16.1.2017 |
ECON 16.1.2017 |
IMCO 16.1.2017 |
|
|
AGRI 16.1.2017 |
|
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
DEVE 25.1.2017 |
BUDG 12.1.2017 |
ECON 31.1.2017 |
IMCO 25.1.2017 |
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Michèle Rivasi 12.5.2017 |
Claude Turmes 12.5.2017 |
|
|
|
Artikel 55 – Gezamenlijke commissieprocedure Datum bekendmaking |
18.5.2017 |
||||
Behandeling in de commissie |
23.3.2017 |
21.6.2017 |
11.9.2017 |
|
|
Datum goedkeuring |
7.12.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
61 46 9 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marco Affronte, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Ivo Belet, José Blanco López, Biljana Borzan, Paul Brannen, Jonathan Bullock, Reinhard Bütikofer, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Edward Czesak, Miriam Dalli, Jakop Dalunde, Angélique Delahaye, Pilar del Castillo Vera, Stefan Eck, Bas Eickhout, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Ashley Fox, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Theresa Griffin, Françoise Grossetête, Jytte Guteland, Rebecca Harms, Hans-Olaf Henkel, Jean-François Jalkh, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Eva Kaili, Seán Kelly, Jeppe Kofod, Urszula Krupa, Christelle Lechevalier, Janusz Lewandowski, Peter Liese, Norbert Lins, Paloma López Bermejo, Edouard Martin, Susanne Melior, Angelika Mlinar, Angelika Niebler, Rory Palmer, Massimo Paolucci, Gilles Pargneaux, Pavel Poc, John Procter, Julia Reid, Michèle Rivasi, Paul Rübig, Massimiliano Salini, Annie Schreijer-Pierik, Sven Schulze, Neoklis Sylikiotis, Dario Tamburrano, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Lieve Wierinck, Jadwiga Wiśniewska, Flavio Zanonato, Damiano Zoffoli, Carlos Zorrinho |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Inés Ayala Sender, Mireille D’Ornano, Albert Deß, Jørn Dohrmann, Herbert Dorfmann, Cornelia Ernst, Eleonora Evi, Luke Ming Flanagan, Martin Häusling, Gunnar Hökmark, Peter Jahr, Florent Marcellesi, Rupert Matthews, Gesine Meissner, Nuno Melo, Ulrike Müller, Markus Pieper, Răzvan Popa, Gabriele Preuß, Dennis Radtke, Dominique Riquet, Bart Staes, Mihai Ţurcanu, Marco Zullo |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Clara Eugenia Aguilera García, Maria Arena, Marie-Christine Boutonnet, Norbert Erdős, John Flack, Ana Gomes, Maria Grapini, Ingeborg Gräßle, Mary Honeyball, Arndt Kohn, Gilles Lebreton, Lukas Mandl, Nosheena Mobarik, Norica Nicolai, Emilian Pavel, Jozo Radoš, Claudia Schmidt, Helmut Scholz, Jasenko Selimovic, Ricardo Serrão Santos, Monika Smolková, Bogdan Brunon Wenta, Gabriele Zimmer |
||||
Datum indiening |
14.12.2017 |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE
61 |
+ |
|
ALDE |
Gerben-Jan Gerbrandy, Gesine Meissner, Angelika Mlinar, Ulrike Müller, Norica Nicolai, Jozo Radoš, Dominique Riquet, Jasenko Selimovic, Lieve Wierinck |
|
ECR |
Arne Gericke |
|
EFDD |
Eleonora Evi, Dario Tamburrano, Marco Zullo |
|
GUE/NGL |
Stefan Eck, Cornelia Ernst, Helmut Scholz, Gabriele Zimmer |
|
S&D |
Clara Eugenia Aguilera García, Maria Arena, Inés Ayala Sender, José Blanco López, Biljana Borzan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Miriam Dalli, Ana Gomes, Maria Grapini, Theresa Griffin, Jytte Guteland, Mary Honeyball, Karin Kadenbach, Eva Kaili, Jeppe Kofod, Arndt Kohn, Edouard Martin, Susanne Melior, Rory Palmer, Massimo Paolucci, Gilles Pargneaux, Emilian Pavel, Pavel Poc, Răzvan Popa, Gabriele Preuß, Ricardo Serrão Santos, Monika Smolková, Kathleen Van Brempt, Flavio Zanonato, Damiano Zoffoli, Carlos Zorrinho |
|
Verts/ALE |
Marco Affronte, Reinhard Bütikofer, Jakop Dalunde, Bas Eickhout, Rebecca Harms, Martin Häusling, Benedek Jávor, Florent Marcellesi, Michèle Rivasi, Bart Staes, Claude Turmes |
|
46 |
- |
|
ECR |
Edward Czesak, Jørn Dohrmann, Hans-Olaf Henkel, Urszula Krupa, Evžen Tošenovský, Jadwiga Wiśniewska |
|
EFDD |
Jonathan Bullock, Mireille D'Ornano, Julia Reid |
|
GUE/NGL |
Luke Ming Flanagan |
|
ENF |
Marie-Christine Boutonnet, Sylvie Goddyn, Jean-François Jalkh, Gilles Lebreton, Christelle Lechevalier |
|
NI |
Zoltán Balczó |
|
PPE |
Pilar Ayuso, Ivo Belet, Angélique Delahaye, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Karl-Heinz Florenz, Jens Gieseke, Françoise Grossetête, Ingeborg Gräßle, Gunnar Hökmark, Peter Jahr, Seán Kelly, Janusz Lewandowski, Peter Liese, Norbert Lins, Lukas Mandl, Nuno Melo, Angelika Niebler, Markus Pieper, Dennis Radtke, Paul Rübig, Massimiliano Salini, Claudia Schmidt, Annie Schreijer-Pierik, Sven Schulze, Mihai Ţurcanu, Vladimir Urutchev, Bogdan Brunon Wenta, Pilar del Castillo Vera |
|
9 |
0 |
|
ECR |
John Flack, Ashley Fox, Julie Girling, Rupert Matthews, Nosheena Mobarik, John Procter |
|
GUE/NGL |
Paloma López Bermejo, Neoklis Sylikiotis |
|
PPE |
José Inácio Faria |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding