VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)
1.3.2018 - (COM(2016)0683 – C8-0471/2016 – 2016/0336(CNS)) - *
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Alain Lamassoure
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)
(COM(2016)0683 – C8-0471/2016 – 2016/0336(CNS))
(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2016)0683),
– gezien artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C8-0471/2016),
– gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn ingediend door het Deense parlement, de Ierse Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Ierse Senaat, het Luxemburgse parlement, het Maltese parlement, de Nederlandse Eerste Kamer, de Nederlandse Tweede Kamer en de Zweedse Rijksdag, waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,
– gezien artikel 78 quater van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie juridische zaken (A8-0051/2018),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(1) Bedrijven die binnen de Unie over de grenzen heen actief willen zijn, worden geconfronteerd met grote obstakels en marktverstoringen die het gevolg zijn van het naast elkaar bestaan van en de wisselwerking tussen 28 verschillende vennootschapsbelastingstelsels. Bovendien zijn fiscale planningstructuren in de loop der tijd steeds verfijnder geworden, omdat ze zich door meerdere rechtsgebieden heen ontwikkelen en effectief profiteren van de technische aspecten van een belastingstelsel of van mismatches tussen twee of meer nationale belastingstelsels met het oog op de vermindering van de belastingverplichting van bedrijven. Hoewel deze situaties tekortkomingen aan het licht brengen die volledig verschillend van aard zijn, creëren ze allebei obstakels die de goede werking van de interne markt belemmeren. Daarom moet actie om deze problemen te verhelpen, beide soorten marktfalen aanpakken. |
(1) Bedrijven die binnen de Unie over de grenzen heen actief willen zijn, worden geconfronteerd met grote obstakels en marktverstoringen die het gevolg zijn van het naast elkaar bestaan van en de wisselwerking tussen 28 verschillende vennootschapsbelastingstelsels. In tijden van mondialisering en digitalisering wordt belastingheffing aan de bron op met name financieel en intellectueel kapitaal steeds moeilijker te traceren en gemakkelijker te manipuleren. Bovendien zijn fiscale planningstructuren in de loop der tijd steeds verfijnder geworden, omdat ze zich door meerdere rechtsgebieden heen ontwikkelen en effectief profiteren van de technische aspecten van een belastingstelsel of van mismatches tussen twee of meer nationale belastingstelsels met het oog op de vermindering van de belastingverplichting van bedrijven. De vergevorderde digitalisering van veel sectoren van de economie, samen met de zich snel ontwikkelende digitale economie, zet de geschiktheid van de vennootschapsbelastingmodellen van de Unie, die voor traditionele bedrijfstakken ontworpen zijn, zodanig op losse schroeven dat de waarderings- en berekeningscriteria zouden kunnen worden heruitgevonden om ze aan te passen aan de commerciële activiteiten van de 21e eeuw. Hoewel deze situaties tekortkomingen aan het licht brengen die volledig verschillend van aard zijn, creëren ze allemaal obstakels die de goede werking van de interne markt belemmeren en veroorzaken ze verstoringen tussen grote ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen. Daarom moet een nieuwe standaard voor een heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting voor de Unie die soorten marktfalen aanpakken, met inachtneming van de doelstellingen van rechtsduidelijkheid en ‑zekerheid op lange termijn en het beginsel van fiscale neutraliteit. Meer convergentie tussen de nationale belastingstelsels zal leiden tot veel minder kosten en administratieve rompslomp voor bedrijven die binnen de Unie grensoverschrijdend actief zijn. Belastingbeleid is weliswaar een nationale bevoegdheid, maar artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt duidelijk dat de Raad na raadpleging van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, richtlijnen vaststelt voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op belastinggebied van de lidstaten die rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of werking van de interne markt. | ||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(2) Ter ondersteuning van de goede werking van de interne markt moet het vennootschapsbelastingklimaat in de EU worden vormgegeven overeenkomstig het beginsel dat bedrijven hun eerlijk deel van de belasting betalen in het/de rechtsgebied(en) waar hun winsten tot stand komen. Daarom is het nodig om te voorzien in mechanismen die bedrijven ontmoedigen om te profiteren van mismatches tussen nationale belastingstelsels om hun belastingverplichting te verlagen. Het is even belangrijk om ook groei en economische ontwikkeling op de interne markt te stimuleren door grensoverschrijdende handel en zakelijke investeringen te bevorderen. Te dien einde is het noodzakelijk om de risico's van zowel dubbele belastingheffing als dubbele niet-belastingheffing in de Unie uit te sluiten door het uitbannen van incongruenties bij de wisselwerking tussen de nationale vennootschapsbelastingstelsels. Tegelijkertijd hebben bedrijven een eenvoudig werkbaar belasting- en rechtskader nodig waarbinnen zij hun commerciële activiteiten kunnen ontwikkelen en ook over de grenzen heen in de Unie kunnen ontplooien. In dit verband moeten ook resterende gevallen van discriminatie worden uitgebannen. |
(2) Ter ondersteuning van de goede werking van de interne markt moet het vennootschapsbelastingklimaat in de EU worden vormgegeven overeenkomstig het beginsel dat bedrijven hun eerlijk deel van de belasting betalen in het/de rechtsgebied(en) waar hun winsten tot stand komen en waar bedrijven een vaste inrichting hebben. Rekening houdend met de digitale verandering in de bedrijfsomgeving moet ervoor worden gezorgd dat bedrijven die inkomsten genereren in een lidstaat waar zij geen fysieke vaste inrichting, maar wel een digitale vaste inrichting hebben, op dezelfde wijze worden behandeld als bedrijven met een fysieke vaste inrichting. Daarom is het nodig om te voorzien in mechanismen die bedrijven ontmoedigen om te profiteren van mismatches tussen nationale belastingstelsels om hun belastingverplichting te verlagen. Het is even belangrijk om ook groei en economische ontwikkeling op de interne markt te stimuleren door grensoverschrijdende handel en zakelijke investeringen te bevorderen. Te dien einde is het noodzakelijk om de risico's van zowel dubbele belastingheffing als dubbele niet-belastingheffing in de Unie uit te sluiten door het uitbannen van incongruenties bij de wisselwerking tussen de nationale vennootschapsbelastingstelsels. Tegelijkertijd hebben bedrijven een eenvoudig werkbaar belasting- en rechtskader nodig waarbinnen zij hun commerciële activiteiten kunnen ontwikkelen en ook over de grenzen heen in de Unie kunnen ontplooien. In dit verband moeten ook resterende gevallen van discriminatie worden uitgebannen. Consolidatie is een wezenlijk onderdeel van het CCCTB-stelsel omdat de belangrijkste fiscale problemen waar bedrijven van dezelfde groep die in de Unie grensoverschrijdend actief zijn, tegen aanlopen, alleen op die manier kunnen worden aangepakt. Consolidatie maakt een einde aan verrekenprijsformaliteiten en dubbele belasting binnen een groep. | ||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(3) Zoals aangegeven in het voorstel voor een richtlijn van de Raad van 16 maart 2011 betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)7, zou een vennootschapsbelastingstelsel waarbij de Unie als een eengemaakte markt wordt aangemerkt voor de berekening van de heffingsgrondslag van bedrijven voor de vennootschapsbelasting, het voor in de Unie gevestigde bedrijven gemakkelijker maken om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien en het concurrentievermogen van de Unie als internationale investeringsplaats helpen te versterken. Het CCCTB-voorstel uit 2011 had vooral tot doel het voor bedrijven gemakkelijker te maken om hun commerciële activiteiten binnen de Unie uit te breiden. Voorts moet er ook rekening mee worden gehouden dat een CCCTB de werking van de interne markt uiterst doeltreffend kan verbeteren door constructies voor belastingontwijking aan te pakken. In dit licht moet het CCCTB-initiatief nieuw leven worden ingeblazen om zowel de facilitering voor het bedrijfsleven als de beoogde aanpak van belastingontwijking op gelijke voet ter hand te nemen. Met een dergelijke benadering zou het beste tegemoet worden gekomen aan het doel om verstoringen in de werking van de interne markt uit te bannen. |
(3) Zoals aangegeven in het voorstel voor een richtlijn van de Raad van 16 maart 2011 betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)7 zou een vennootschapsbelastingstelsel waarbij de Unie als een eengemaakte markt wordt aangemerkt voor de berekening van de heffingsgrondslag van bedrijven voor de vennootschapsbelasting, het voor in de Unie gevestigde bedrijven gemakkelijker maken om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien en het concurrentievermogen van de Unie als internationale investeringsplaats helpen te versterken, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen. Het CCCTB-voorstel uit 2011 had vooral tot doel het voor bedrijven gemakkelijker te maken om hun commerciële activiteiten binnen de Unie uit te breiden. Voorts moet er ook rekening mee worden gehouden dat een CCCTB de werking van de interne markt uiterst doeltreffend kan verbeteren door constructies voor belastingontwijking aan te pakken. In dit licht moet het CCCTB-initiatief nieuw leven worden ingeblazen om zowel de facilitering voor het bedrijfsleven als de beoogde aanpak van belastingontwijking op gelijke voet ter hand te nemen. Als een CCCTB eenmaal in alle lidstaten is ingevoerd, zou dit ervoor zorgen dat er belasting wordt betaald waar de winsten worden gegenereerd en waar bedrijven een vaste inrichting hebben. Met een dergelijke benadering zou het beste tegemoet worden gekomen aan het doel om verstoringen in de werking van de interne markt uit te bannen. Verbetering van de interne markt is een belangrijke factor voor het stimuleren van groei en werkgelegenheid. De invoering van een CCCTB zou de economische groei bevorderen en tot meer werkgelegenheid in de Unie leiden door minder schadelijke belastingconcurrentie tussen bedrijven. | ||||||||||||||
__________________ |
__________________ | ||||||||||||||
7 Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (COM(2011) 121 definitief/2 van 3.10.2011). |
7 Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (COM(2011) 121 definitief/2 van 3.10.2011). | ||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(4) Aangezien er snel moet worden gehandeld om de goede werking van de interne markt te waarborgen, enerzijds door een gunstiger klimaat te scheppen voor handel en investeringen en anderzijds door deze markt beter te wapenen tegen constructies van belastingontwijking, moet het ambitieuze CCCTB-initiatief in twee afzonderlijke voorstellen worden opgesplitst. In een eerste fase moeten er regels voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting worden vastgesteld, voordat in een tweede fase de kwestie van consolidatie wordt geregeld. |
(4) Aangezien er snel moet worden gehandeld om de goede werking van de interne markt te waarborgen, enerzijds door een gunstiger klimaat te scheppen voor handel en investeringen en anderzijds door deze markt beter te wapenen tegen constructies van belastingontwijking, is het zeer belangrijk ervoor te zorgen dat de richtlijn betreffende een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en de richtlijn betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting gelijktijdig in werking treden. Omdat zo'n verandering van stelsel een belangrijke stap is in de voltooiing van de interne markt, moet ze flexibel zijn opdat ze van meet af aan correct wordt uitgevoerd. Aangezien de interne markt alle lidstaten omvat, moet de CCCTB dus in alle lidstaten worden ingevoerd. Als de Raad er niet in slaagt een unaniem besluit aan te nemen over het voorstel tot invoering van een CCCTB, moet de Commissie een nieuw voorstel indienen op grond van artikel 116 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarbij het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure handelen om de benodigde wetgeving uit te vaardigen. In laatste instantie moeten de lidstaten een versterkte samenwerking aangaan, die overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te allen tijde open moet staan voor niet-deelnemende lidstaten. Het is echter betreurenswaardig dat er geen voldoende gedetailleerde beoordeling per land van het CCTB-voorstel of het CCCTB-voorstel is verricht wat het effect ervan op de inkomsten van de lidstaten uit de vennootschapsbelasting betreft. | ||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(5) Agressieve fiscale planningstructuren zijn een fenomeen dat vooral in een grensoverschrijdende context speelt, hetgeen impliceert dat de deelnemende groepen van vennootschappen een minimum aan middelen bezitten. Om redenen van evenredigheid moeten de regels voor een CCCTB daarom alleen verplicht zijn voor groepen van vennootschappen met een aanzienlijke omvang. Te dien einde moet een aan de omvang gerelateerde drempel worden vastgesteld op basis van het totale geconsolideerde inkomen van een groep die een geconsolideerde jaarrekening opstelt. Om beter invulling te geven aan de beoogde facilitatie van handel en investeringen op de interne markt, moeten ook groepen die de aan de omvang gerelateerde drempel niet halen, de keuze krijgen of zij de regels voor een CCCTB al dan niet toepassen. |
(5) Agressieve fiscale planningstructuren zijn een fenomeen dat vooral in een grensoverschrijdende context speelt, hetgeen impliceert dat de deelnemende groepen van vennootschappen een minimum aan middelen bezitten. Om redenen van evenredigheid moeten de regels voor een gemeenschappelijke grondslag daarom aanvankelijk alleen verplicht zijn voor bedrijven die deel uitmaken van een groep met een aanzienlijke omvang. Te dien einde moet een aan de omvang gerelateerde begindrempel van 750 miljoen EUR worden vastgesteld op basis van het totale geconsolideerde inkomen van een groep die een geconsolideerde jaarrekening opstelt. Aangezien bij deze richtlijn een nieuwe standaard voor de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting voor alle bedrijven in de Unie wordt vastgesteld, moet de drempel over een periode van maximaal zeven jaar tot nul worden verlaagd. Om beter invulling te geven aan de beoogde facilitatie van handel en investeringen op de interne markt, moeten ook bedrijven die niet aan de desbetreffende criteria voldoen, in de eerste fase kunnen kiezen of zij de regels voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting al dan niet toepassen. | ||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
(5 bis) Onder voor het overige gelijke omstandigheden kan de omschakeling naar een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting leiden tot minder of meer belastinginkomsten voor lidstaten. Om verliezen te compenseren, wordt een tijdelijk compensatiemechanisme opgericht, dat wordt gefinancierd door het fiscale surplus van de lidstaten die dankzij de nieuwe regeling meer belastinginkomsten hebben. De compensatie moet elk jaar worden aangepast om rekening te houden met nationale of regionale besluiten die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn genomen. De Commissie moet ertoe worden verplicht na een periode van vijf jaar voor te stellen om het compensatiesysteem af te schaffen of te wijzigen en de maximale compensatiebedragen vast te stellen. | ||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 ter (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
(5 ter) Om de bestaande verdeling van de belastinglast tussen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en multinationale ondernemingen, zoals vermeld in de resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2015 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect, te vermijden, mag een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting kmo's geen concurrentienadeel opleveren, zodat een gelijk speelveld voor kmo's wordt bevorderd. De hoofdbelastingautoriteit kan kmo's de nodige instrumenten verschaffen om hen te helpen aan de administratieve en organisatorische vereisten te voldoen die een opt‑in bij de CCCTB met zich meebrengt. | ||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 6 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(6) Om na te gaan of vennootschappen voor de geconsolideerde heffingsgrondslag voor groepen in aanmerking komen, moet een dubbele toets worden verricht, namelijk van i) de zeggenschap (meer dan 50 procent van de stemrechten) en ii) het eigendom (meer dan 75 procent van het vermogen) of de rechten op de winst (meer dan 75 procent van de rechten die aanspraak geven op de winst). Een dergelijke toets garandeert een hoog niveau van economische integratie tussen groepsonderdelen. Om de integriteit van het stelsel te garanderen, moet gedurende het gehele belastingjaar aan beide drempels voor zeggenschap en eigendom of rechten op de winst zijn voldaan; anders moet de vennootschap die hieraan niet voldoet, de groep onmiddellijk verlaten. Om manipulatie van de fiscale resultaten door middel van het toetreden tot en uittreden uit de groep binnen een korte periode te voorkomen, moet er tevens een minimumvereiste van negen opeenvolgende maanden gelden om vast te stellen of een vennootschap een groepsonderdeel is. |
(6) Er dient te worden bepaald wat moet worden verstaan onder een vaste inrichting die in de Unie is gelegen en toebehoort aan een belastingplichtige die fiscaal inwoner van de Unie is. Al te vaak treffen multinationale ondernemingen regelingen om hun winsten naar gunstige belastingstelsels te verschuiven en zo geen of slechts heel weinig belasting te betalen. Het begrip vaste inrichting zou het mogelijk maken duidelijk en bindend vast te stellen onder welke voorwaarden kan worden bevestigd dat een multinationale onderneming in een land gevestigd is. Zo worden multinationale ondernemingen ertoe verplicht op billijke wijze hun belastingen te betalen. Op die manier wordt gewaarborgd dat alle betrokken belastingplichtigen dit begrip op dezelfde wijze interpreteren en wordt uitgesloten dat er zich mismatches voordoen als gevolg van uiteenlopende definities. Ook is het van belang om een gemeenschappelijke definitie te introduceren van een vaste inrichting die in een derde land is gelegen of van een vaste inrichting die in de Unie is gelegen maar toebehoort aan een belastingplichtige die fiscaal inwoner van een derde land is. Als verrekenprijzen tot winstverschuiving naar een laagbelastend rechtsgebied leiden, dan verdient een systeem dat winst op basis van een formule toewijst, de voorkeur. Door een dergelijk systeem in te voeren, kan de Unie een internationale norm voor moderne en efficiënte vennootschapsbelasting vaststellen. De Commissie moet de ontwerprichtsnoeren opstellen voor de overgangsfase waarin voor de behandeling van derde landen toewijzing op basis van een formule naast andere toewijzingsmethoden bestaat, maar uiteindelijk moet toewijzing op basis van een formule de standaardtoewijzingsmethode worden. De Commissie moet komen met een voorstel voor de vaststelling van een EU-model van belastingverdrag dat uiteindelijk in de plaats kan komen van de duizenden bilaterale verdragen die door de lidstaten zijn gesloten. | ||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 6 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
(6 bis) Digitale goederen zijn vaak zeer mobiel en immaterieel. Uit studies blijkt dat de digitale sector sterk betrokken is bij agressieve fiscale planning, aangezien veel bedrijfsmodellen geen fysieke infrastructuur vergen om transacties met klanten aan te gaan en winst te maken. Hierdoor slagen de grootste digitale bedrijven erin bijna geen belastingen op hun inkomsten te betalen. De schatkisten van de lidstaten verliezen miljarden euro's aan belastinginkomsten doordat zij digitale multinationals niet kunnen belasten. Om dit reële en urgente maatschappelijke onrecht aan te pakken, moet de huidige wetgeving inzake de vennootschapsbelasting worden uitgebreid met een nieuwe digitale vaste-inrichtingsnexus op basis van een significante digitale aanwezigheid. Voor vergelijkbare bedrijfsmodellen moet er een gelijk speelveld zijn om de fiscale uitdagingen aan te pakken die voortvloeien uit de digitalisering, zonder het potentieel van de digitale sector te belemmeren. In dat verband moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de werkzaamheden van de OESO op het gebied van internationaal consistente regels. | ||||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(10) De formule voor de evenredige toewijzing van de geconsolideerde heffingsgrondslag moet drie factoren met eenzelfde gewicht bevatten, namelijk arbeid, activa en omzet op basis van bestemming. Deze factoren met eenzelfde gewicht moeten een evenwichtige benadering van de verdeling van belastbare winsten over de betrokken lidstaten weerspiegelen en er tevens voor zorgen dat winsten worden belast waar ze werkelijk worden gemaakt. Arbeid en activa moeten daarom worden toegerekend aan de lidstaat waar de arbeid wordt verricht of waar de activa zich bevinden, waardoor voldoende rekening zou worden gehouden met de belangen van de lidstaat van herkomst, terwijl verkopen aan de lidstaat van bestemming van de goederen of diensten moeten worden toegerekend. Om met loonverschillen binnen de Unie rekening te houden en aldus voor een eerlijke verdeling van de geconsolideerde heffingsgrondslag te zorgen, moet de factor arbeid zowel loonkosten als het aantal werknemers omvatten (waarbij elk element voor de helft meetelt). De factor activa moet daarentegen alle vaste materiële activa omvatten, maar geen immateriële en financiële activa vanwege de mobiele aard ervan en het daaruit voortvloeiende risico dat de voorschriften van deze richtlijn omzeild zouden kunnen worden. Voor het geval dat het resultaat van de evenredige toewijzing wegens uitzonderlijke omstandigheden geen billijke weerspiegeling vormt van de omvang van de bedrijfsactiviteiten, moet een vrijwaringsclausule in een alternatieve methode voor de toerekening van inkomsten voorzien. |
(10) De formule voor de evenredige toewijzing van de geconsolideerde heffingsgrondslag moet vier factoren met eenzelfde gewicht bevatten, namelijk arbeid, activa, omzet op basis van bestemming en het verzamelen en gebruiken van persoonsgegevens van gebruikers van onlineplatforms en ‑diensten (hierna de "factor gegevens" genoemd). Deze factoren met eenzelfde gewicht moeten een evenwichtige benadering van de verdeling van belastbare winsten over de betrokken lidstaten weerspiegelen en er tevens voor zorgen dat winsten worden belast waar ze werkelijk worden gemaakt. Arbeid en activa moeten daarom worden toegerekend aan de lidstaat waar de arbeid wordt verricht of waar de activa zich bevinden, waardoor voldoende rekening zou worden gehouden met de belangen van de lidstaat van herkomst, terwijl verkopen aan de lidstaat van bestemming van de goederen of diensten moeten worden toegerekend. Om met loonverschillen binnen de Unie rekening te houden en aldus voor een eerlijke verdeling van de geconsolideerde heffingsgrondslag te zorgen, moet de factor arbeid zowel loonkosten als het aantal werknemers omvatten (waarbij elk element voor de helft meetelt). De factor activa dient daarentegen alleen materiële activa te omvatten. Voor het geval dat het resultaat van de evenredige toewijzing wegens uitzonderlijke omstandigheden geen billijke weerspiegeling vormt van de omvang van de bedrijfsactiviteiten, moet een vrijwaringsclausule in een alternatieve methode voor de toerekening van inkomsten voorzien. | ||||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
(10 bis) De formule voor de evenredige toewijzing van de geconsolideerde heffingsgrondslag moet een volledige weerspiegeling zijn van de economische activiteit die heeft plaatsgevonden in elke lidstaat, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met mogelijke belangrijke verschillen tussen hun economieën. Wanneer de formule een onevenwichtige toewijzing oplevert, die geen weerspiegeling is van de economische activiteit, kan een geschillenbeslechtingsmechanisme die situatie verhelpen. In het licht van het voorgaande moet de Commissie de mogelijke instelling van geschillenbeslechtingsmechanisme overwegen, zodat geschillen waarbij verschillende lidstaten betrokken zijn, naar behoren kunnen worden beslecht. | ||||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(11) Vanwege hun specifieke kenmerken is voor bepaalde sectoren, zoals de verzekerings- en financiële sector, de olie- en gassector en de scheepvaart en luchtvaart een aangepaste formule voor de evenredige toewijzing van de geconsolideerde heffingsgrondslag vereist. |
Schrappen | ||||||||||||||
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(14) Deze richtlijn bouwt voort op Richtlijn 2016/xx/EU van de Raad betreffende een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (die voorziet in een gemeenschappelijke reeks vennootschapsbelastingregels voor het berekenen van de heffingsgrondslag) en is in de eerste plaats gericht op de consolidatie van de fiscale resultaten van de gehele groep. Daarom moet de wisselwerking tussen beide wetgevingsinstrumenten worden aangepakt en moet tevens aandacht worden besteed aan de inpassing van bepaalde elementen van de heffingsgrondslag in het nieuwe kader van de groep. Deze elementen dienen met name de regel inzake de beperking van de aftrekbaarheid van rente, de switch-overregel en de wetgeving inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen en hybride mismatches te omvatten. |
(14) Deze richtlijn bouwt voort op Richtlijn 2016/xx/EU van de Raad betreffende een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (die voorziet in een gemeenschappelijke reeks vennootschapsbelastingregels voor het berekenen van de heffingsgrondslag) en is in de eerste plaats gericht op de consolidatie van de fiscale resultaten van de gehele groep. Daarom moet de wisselwerking tussen beide wetgevingsinstrumenten worden aangepakt en moet tevens aandacht worden besteed aan de inpassing van bepaalde elementen van de heffingsgrondslag in het nieuwe kader van de groep. Deze elementen dienen met name de regel inzake de beperking van de aftrekbaarheid van rente, de switch-overregel en de wetgeving inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen en hybride mismatches te omvatten. De lidstaten mogen niet worden verhinderd om aanvullende maatregelen tegen belastingontwijking in te voeren met het oog op het tegengaan van de negatieve gevolgen van winstverschuiving naar landen met lage belastingen buiten de Unie. | ||||||||||||||
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(16) Ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van i) het volgen van wetswijzigingen in de lidstaten met betrekking tot vennootschapsvormen en vennootschapsbelastingen en de overeenkomstige wijziging van de bijlagen I en II; ii) de vaststelling van extra definities; en iii) het aanvullen van de regel inzake de beperking van de aftrekbaarheid van rente met anti-fragmentatieregels om de risico's van belastingontwijking die binnen een groep kunnen ontstaan, beter te kunnen aanpakken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(16) Ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van i) het volgen van wetswijzigingen in de lidstaten met betrekking tot vennootschapsvormen en vennootschapsbelastingen en de overeenkomstige wijziging van de bijlagen I en II; ii) de vaststelling van extra definities; iii) het aanvullen van de regel inzake de beperking van de aftrekbaarheid van rente met anti-fragmentatieregels om de risico's van belastingontwijking die binnen een groep kunnen ontstaan, beter te kunnen aanpakken; en iv) het uitvaardigen van richtsnoeren voor de overgangsfase waarin voor de behandeling van derde landen toewijzing op basis van een formule naast andere toewijzingsmethoden bestaat. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat zij rekening houdt met de jaarlijkse resolutie van het Europees Parlement. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. | ||||||||||||||
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(17) Teneinde uniforme voorwaarden te garanderen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend ten behoeve van i) de jaarlijkse vaststelling van een lijst van vennootschapsvormen van derde landen die vergelijkbaar zijn met de in bijlage I genoemde vennootschapsvormen; ii) de vaststelling van nadere voorschriften voor de berekening van de factoren arbeid, activa en omzet, voor de toerekening van werknemers en loonkosten, activa en omzet aan de respectieve factor, en voor de waardering van activa; iii) de vaststelling van een handeling houdende een standaardformulier voor de kennisgeving van oprichting van een groep; en iv) de vaststelling van regels voor de elektronische indiening van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de aangifte van de afzonderlijk belastingplichtige en de vereiste bewijsstukken. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad12. |
(17) Teneinde uniforme voorwaarden te garanderen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend ten behoeve van i) de jaarlijkse vaststelling van een lijst van vennootschapsvormen van derde landen die vergelijkbaar zijn met de in bijlage I genoemde vennootschapsvormen; ii) de vaststelling van nadere voorschriften voor de berekening van de factoren arbeid, activa en omzet en de factor gegevens, voor de toerekening van werknemers en loonkosten, voor de toerekening van verzamelde persoonsgegevens en geëxploiteerde persoonsgegevens, activa en omzet aan de respectieve factor, en voor de waardering van activa; iii) de vaststelling van een handeling houdende een standaardformulier voor de kennisgeving van oprichting van een groep; en iv) de vaststelling van regels voor de elektronische indiening van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de aangifte van de afzonderlijk belastingplichtige en de vereiste bewijsstukken. De Commissie moet de formats voor de uniforme belastingaangifte ontwerpen in samenwerking met de belastingdiensten van de lidstaten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad12. | ||||||||||||||
__________________ |
__________________ | ||||||||||||||
12 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). |
12 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). | ||||||||||||||
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Overweging 18 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(18) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten het verbeteren van het functioneren van de interne markt door internationale ontwijkingspraktijken tegen te gaan en het voor bedrijven gemakkelijker te maken om over de grenzen heen activiteiten te ontplooien binnen de Unie, niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door individueel en ongecoördineerd optreden van de lidstaten en onderlinge afstemming noodzakelijk is om deze doelstellingen te verwezenlijken, en derhalve, vanwege het feit dat de richtlijn ziet op het tegengaan van inefficiënties op de interne markt als gevolg van de wisselwerking tussen uiteenlopende nationale belastingregels die hun weerslag hebben op de interne markt en grensoverschrijdende activiteit ontmoedigen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, met name gelet op het feit dat het verplichte toepassingsgebied beperkt is tot groepen die een bepaalde omvang te boven gaan. |
(18) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten het verbeteren van het functioneren van de interne markt door internationale ontwijkingspraktijken tegen te gaan en het voor bedrijven, in het bijzonder kmo's, gemakkelijker te maken om over de grenzen heen activiteiten te ontplooien binnen de Unie, niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door individueel en ongecoördineerd optreden van de lidstaten en onderlinge afstemming noodzakelijk is om deze doelstellingen te verwezenlijken, en derhalve, vanwege het feit dat de richtlijn ziet op het tegengaan van inefficiënties op de interne markt als gevolg van de wisselwerking tussen uiteenlopende nationale belastingregels die hun weerslag hebben op de interne markt en grensoverschrijdende activiteit ontmoedigen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, met name gelet op het feit dat het verplichte toepassingsgebied beperkt is tot groepen die een bepaalde omvang te boven gaan. | ||||||||||||||
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Overweging 20 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(20) De Commissie dient de toepassing van de richtlijn te evalueren vijf jaar na de inwerkingtreding ervan en verslag uit te brengen bij de Raad over de werking ervan. De lidstaten dienen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee te delen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, |
(20) Aangezien deze richtlijn een belangrijke wijziging van de regels voor de vennootschapsbelasting inhoudt, dient de Commissie een grondige beoordeling van de toepassing van de richtlijn te verrichten vijf jaar na de inwerkingtreding ervan en verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad over de werking ervan. In dit uitvoeringsverslag moeten ten minste de volgende punten worden behandeld: het effect van het bij deze richtlijn ingestelde belastingstelsel op de inkomsten van de lidstaten, de voor- en nadelen van het stelsel voor kleine en middelgrote ondernemingen, het effect op een billijke belastinginning tussen de lidstaten, het effect op de interne markt als geheel, met bijzondere aandacht voor mogelijke concurrentievervalsing tussen ondernemingen die aan de nieuwe voorschriften van deze richtlijn zijn onderworpen, en het aantal ondernemingen dat tijdens de overgangsperiode onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt. De Commissie dient de toepassing van de richtlijn te evalueren tien jaar na de inwerkingtreding ervan en verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad over de werking ervan. De lidstaten dienen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee te delen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, | ||||||||||||||
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Overweging 20 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
(20 bis) Om een volledige en consistente consolidatie te realiseren en te voorkomen dat er door boekhoudkundige inconsistenties tussen lidstaten nieuwe gelegenheden voor arbitrage ontstaan, moeten er duidelijke, consistente en objectieve criteria worden vastgesteld voor het berekenen van de geconsolideerde heffingsgrondslag. Daartoe moet de Commissie de nodige aanpassingen van de betreffende bepalingen van deze richtlijn voorstellen wat de vaststelling en berekening van de geconsolideerde heffingsgrondslag betreft. | ||||||||||||||
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Overweging 20 ter (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
(20 ter) De Commissie moet extra studies overwegen waarin de mogelijke gevolgen van de CCCTB voor de inkomsten van afzonderlijke lidstaten uit de vennootschapsbelasting, alsook de mogelijke concurrentienadelen voor de EU ten opzichte van derde landen worden geanalyseerd. | ||||||||||||||
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
1. Bij deze richtlijn wordt een regeling voor de consolidatie van de in artikel 1 van Richtlijn 2016/xx/EU14 van de Raad bedoelde heffingsgrondslagen ingesteld van vennootschappen die groepsonderdelen zijn; tevens worden voorschriften vastgesteld betreffende de wijze waarop een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting aan de lidstaten wordt toegerekend en door de nationale belastingautoriteiten wordt beheerd. |
1. Bij deze richtlijn wordt een gemeenschappelijke grondslag voor de belasting in de Unie van bepaalde vennootschappen ingesteld en worden voorschriften voor de berekening van die grondslag vastgesteld, waaronder voorschriften voor maatregelen om belastingontwijking tegen te gaan en maatregelen met betrekking tot de internationale dimensie van het voorgestelde belastingstelsel. | ||||||||||||||
_______________ |
| ||||||||||||||
14 [Volledige benaming van richtlijn (PB L [ ] van [ ], blz. [ ])]. |
| ||||||||||||||
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – inleidende formule | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
1. De voorschriften van deze richtlijn zijn van toepassing op een vennootschap die is opgericht naar het recht van een lidstaat, daaronder begrepen haar vaste inrichtingen in andere lidstaten, indien de vennootschap aan elk van de volgende voorwaarden voldoet: |
1. De voorschriften van deze richtlijn zijn van toepassing op een vennootschap die is opgericht naar het recht van een lidstaat, daaronder begrepen haar vaste en digitale vaste inrichtingen in andere lidstaten, indien de vennootschap aan elk van de volgende voorwaarden voldoet: | ||||||||||||||
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – letter c | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(c) zij maakt deel uit van een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep met een totaal geconsolideerd groepsinkomen dat het bedrag van 750 000 000 EUR te boven gaat gedurende het boekjaar dat aan het betreffende boekjaar voorafgaat; |
(c) zij maakt deel uit van een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep met een totaal geconsolideerd groepsinkomen dat het bedrag van 750 000 000 EUR te boven gaat gedurende het boekjaar dat aan het betreffende boekjaar voorafgaat. Deze drempel wordt over een periode van maximaal zeven jaar verlaagd tot nul; | ||||||||||||||
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 3 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
3. Een vennootschap die aan de in lid 1, onder a), b) en d), gestelde voorwaarden maar niet aan de in lid 1, onder c), gestelde voorwaarde voldoet, kan ervoor kiezen om de voorschriften van deze richtlijn gedurende een periode van vijf belastingjaren toe te passen, ook voor haar vaste inrichtingen gelegen in andere lidstaten. Deze periode wordt automatisch met telkens vijf belastingjaren verlengd, tenzij er een kennisgeving van beëindiging wordt gedaan zoals bedoeld in artikel 47, tweede alinea. Aan de in lid 1, onder a), b) en d), gestelde voorwaarden moet zijn voldaan telkens wanneer de verlenging plaatsvindt. |
3. Een vennootschap die aan de in lid 1, onder a), b) en d), gestelde voorwaarden maar niet aan de in lid 1, onder c), gestelde voorwaarde voldoet, kan ervoor kiezen om de voorschriften van deze richtlijn toe te passen, ook voor haar vaste inrichtingen gelegen in andere lidstaten. | ||||||||||||||
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 4 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
4. De voorschriften van deze richtlijn zijn niet van toepassing op een scheepvaartmaatschappij die aan een bijzondere belastingregeling is onderworpen. Bij het bepalen van de vennootschappen die behoren tot dezelfde groep zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6, worden ook scheepvaartmaatschappijen die aan een bijzonder belastingregeling zijn onderworpen, in aanmerking genomen. |
Schrappen | ||||||||||||||
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – alinea 1 – punt 23 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(23) "geconsolideerde heffingsgrondslag": de som van de heffingsgrondslagen van alle groepsonderdelen, zoals berekend in overeenstemming met Richtlijn 2016/xx/EU; |
(23) "geconsolideerde heffingsgrondslag": de geconsolideerde netto belastbare inkomsten van de groepsonderdelen, zoals berekend op een consistente boekhoudkundige basis die van toepassing is op alle groepsonderdelen, in overeenstemming met Richtlijn 2016/xx/EU; | ||||||||||||||
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – alinea 1 – punt 28 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
(28 bis) "factor gegevens": het voor commerciële doeleinden verzamelen en exploiteren van persoonsgegevens van gebruikers van onlineplatforms en ‑diensten in een of meer lidstaten. | ||||||||||||||
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 3 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
3. Indien de plaats van werkelijke leiding van een groepsonderdeel dat in de zeescheepvaart of in de binnenscheepvaart actief is, zich aan boord van een vaartuig bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de lidstaat van de thuishaven van het vaartuig dan wel, indien er geen thuishaven is, in de lidstaat waarvan de exploitant van het vaartuig inwoner is. |
Schrappen | ||||||||||||||
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
4. Een ingezeten belastingplichtige is aan vennootschapsbelasting onderworpen ter zake van alle inkomsten verkregen uit gelijk welke bron, zowel in als buiten de lidstaat waarvan hij fiscaal inwoner is. |
4. Een ingezeten belastingplichtige is aan vennootschapsbelasting onderworpen ter zake van alle inkomsten die door om het even welke activiteit worden gegenereerd, zowel in als buiten de lidstaat waarvan hij fiscaal inwoner is. | ||||||||||||||
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 5 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
5. Een niet-ingezeten belastingplichtige is aan vennootschapsbelasting onderworpen ter zake van alle inkomsten uit een activiteit die door middel van een vaste inrichting in een lidstaat wordt uitgeoefend. |
5. Een niet-ingezeten belastingplichtige is aan vennootschapsbelasting onderworpen ter zake van alle inkomsten uit een activiteit die door middel van een vaste inrichting, met inbegrip van een digitale vaste inrichting, in een lidstaat wordt uitgeoefend. Een digitale vaste inrichting van een belastingplichtige wordt bepaald overeenkomstig de voorwaarden en criteria die zijn vermeld in artikel 5 van Richtlijn ... van de Raad betreffende een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting1 bis. | ||||||||||||||
|
_______________ | ||||||||||||||
|
1 bis Richtlijn ... van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (PB L ... van ..., blz. ...). | ||||||||||||||
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter a | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
(a) een recht om meer dan 50 % van de stemrechten uit te oefenen; en |
(a) een recht om stemrechten van meer dan 50 % uit te oefenen; en | ||||||||||||||
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 2 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
2 bis. Vaste inrichtingen omvatten digitale vaste inrichtingen overeenkomstig de voorwaarden en criteria die zijn vermeld in artikel 5 van Richtlijn ... van de Raad betreffende een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting1 bis. | ||||||||||||||
|
_______________ | ||||||||||||||
|
1 bis Richtlijn ... van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (PB L ... van ..., blz. ...). | ||||||||||||||
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 – lid 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
1. De heffingsgrondslagen van alle groepsonderdelen worden samengevoegd tot een geconsolideerde heffingsgrondslag. |
1. De heffingsgrondslag van een geconsolideerde groep wordt bepaald alsof het één enkele entiteit betrof. Daartoe wordt de geaggregeerde heffingsgrondslag van de groep herberekend teneinde alle winsten of verliezen, met inbegrip van winsten of verliezen die voortvloeien uit transacties, van welke aard ook, tussen twee of meer entiteiten binnen de groep, buiten beschouwing te laten. | ||||||||||||||
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 – lid 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
2. Ingeval de geconsolideerde heffingsgrondslag negatief is, wordt het verlies voortgewenteld en verrekend met de volgende positieve geconsolideerde heffingsgrondslag. Ingeval de geconsolideerde heffingsgrondslag positief is, vindt een evenredige toewijzing ervan plaats in overeenstemming met hoofdstuk VIII. |
2. Ingeval de geconsolideerde heffingsgrondslag negatief is, wordt het verlies gedurende een periode van maximaal vijf jaar voortgewenteld en verrekend met de volgende positieve geconsolideerde heffingsgrondslag. Ingeval de geconsolideerde heffingsgrondslag positief is, vindt een evenredige toewijzing ervan plaats in overeenstemming met hoofdstuk VIII. | ||||||||||||||
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
2. Groepen hanteren een consistente en voldoende gedocumenteerde methode om hun intragroepstransacties vast te leggen. Groepen mogen deze methode uitsluitend op grond van zakelijke overwegingen aanpassen, en dat uitsluitend aan het begin van een belastingjaar. |
2. Groepen hanteren een consistente en voldoende gedocumenteerde methode om hun intragroepstransacties vast te leggen. Groepen mogen deze methode uitsluitend op grond van zakelijke overwegingen aanpassen, en dat uitsluitend aan het begin van een belastingjaar. Al die transacties worden uitgesloten uit de heffingsgrondslag ten gevolge van de overeenkomstig artikel 7, lid 1, uitgevoerde consolidering. | ||||||||||||||
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 3 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
3. Met behulp van de methode voor de vastlegging van intragroepstransacties kunnen alle overbrengingen en verkopen binnen een groep worden geïdentificeerd tegen de laagste kostprijs voor niet-afschrijfbare activa, dan wel de fiscale boekwaarde voor af te schrijven activa. |
Schrappen | ||||||||||||||
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 4 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
4. Overbrengingen binnen een groep wijzigen de status van zelfvoortgebrachte immateriële activa niet. |
Schrappen | ||||||||||||||
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 23 – lid 1 – alinea 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Wanneer één of meer groepen, of twee of meer groepsonderdelen, als gevolg van een bedrijfsreorganisatie deel gaan uitmaken van een andere groep, worden alle niet-gecompenseerde verliezen van de voordien bestaande groep(en) overeenkomstig hoofdstuk VIII aan elk van de verschillende groepsonderdelen van deze groep(en) toegerekend op basis van de factoren zoals bepaald aan het einde van het belastingjaar waarin de bedrijfsreorganisatie plaatsvindt. Niet-gecompenseerde verliezen van de voordien bestaande groep(en) worden voortgewenteld naar toekomstige jaren. |
Wanneer één of meer groepen, of twee of meer groepsonderdelen, als gevolg van een bedrijfsreorganisatie deel gaan uitmaken van een andere groep, worden alle niet-gecompenseerde verliezen van de voordien bestaande groep(en) overeenkomstig hoofdstuk VIII aan elk van de verschillende groepsonderdelen van deze groep(en) toegerekend op basis van de factoren zoals bepaald aan het einde van het belastingjaar waarin de bedrijfsreorganisatie plaatsvindt. Niet-gecompenseerde verliezen van de voordien bestaande groep(en) worden gedurende een periode van maximaal vijf jaar voortgewenteld. | ||||||||||||||
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 23 – lid 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
2. Wanneer twee of meer hoofdbelastingplichtigen fuseren in de zin van artikel 2, onder a), i) en ii), van Richtlijn 2009/133/EG van de Raad15, worden alle niet-gecompenseerde verliezen van een groep overeenkomstig hoofdstuk VIII aan de groepsonderdelen toegerekend op basis van de factoren zoals bepaald aan het einde van het belastingjaar waarin de fusie plaatsvindt. Niet-gecompenseerde verliezen worden voortgewenteld naar toekomstige jaren. |
2. Wanneer twee of meer hoofdbelastingplichtigen fuseren in de zin van artikel 2, onder a), i) en ii), van Richtlijn 2009/133/EG van de Raad15, worden alle niet-gecompenseerde verliezen van een groep overeenkomstig hoofdstuk VIII aan de groepsonderdelen toegerekend op basis van de factoren zoals bepaald aan het einde van het belastingjaar waarin de fusie plaatsvindt. Niet-gecompenseerde verliezen worden gedurende een periode van maximaal vijf jaar voortgewenteld. | ||||||||||||||
__________________ |
__________________ | ||||||||||||||
15 Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (PB L 310 van 25.11.2009, blz. 34). |
15 Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (PB L 310 van 25.11.2009, blz. 34). | ||||||||||||||
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 1 – alinea 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
De geconsolideerde heffingsgrondslag wordt elk belastingjaar over de groepsonderdelen verdeeld op basis van een toewijzingsformule. Om het toegewezen deel van een groepsonderdeel A te berekenen, wordt onderstaande formule gebruikt, waarbij de factoren omzet, arbeid en activa eenzelfde gewicht hebben: |
De geconsolideerde heffingsgrondslag wordt elk belastingjaar over de groepsonderdelen verdeeld op basis van een toewijzingsformule. Om het toegewezen deel van een groepsonderdeel A te berekenen, wordt onderstaande formule gebruikt, waarbij de factoren omzet, arbeid en activa en de factor gegevens eenzelfde gewicht hebben: | ||||||||||||||
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 1 – formule | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
Indien een of meer factoren door de aard van de activiteiten van een belastingplichtige niet van toepassing zijn, moeten alle andere toepasselijke factoren in de formule proportioneel worden herwogen zodat nog steeds aan elke toepasselijke factor een absoluut gelijk gewicht wordt toegekend. | ||||||||||||||
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 5 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
5. Om het toegewezen deel van een groepsonderdeel te berekenen, wordt aan de factoren omzet, arbeid en activa eenzelfde gewicht toegekend. |
5. Om het toegewezen deel van een groepsonderdeel te berekenen, wordt aan de factoren omzet, arbeid en activa en de factor gegevens eenzelfde gewicht toegekend. | ||||||||||||||
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 5 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
5 bis. De ene helft van de factor gegevens bestaat uit het totale volume aan persoonsgegevens van gebruikers van onlineplatforms en ‑diensten dat een groepsonderdeel per lidstaat heeft verzameld als teller en het totale volume aan persoonsgegevens van gebruikers van onlineplatforms en ‑diensten dat de groep per lidstaat heeft verzameld als noemer, en de andere helft van de factor gegevens bestaat uit het totale volume aan persoonsgegevens van gebruikers van onlineplatforms en ‑diensten dat een groepsonderdeel per lidstaat heeft geëxploiteerd als teller en het totale volume aan persoonsgegevens van gebruikers van onlineplatforms en ‑diensten dat de groep per lidstaat heeft geëxploiteerd als noemer. | ||||||||||||||
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 5 ter (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
5 ter. Het volume aan persoonsgegevens dat overeenkomstig de factor gegevens is verzameld, wordt aan het einde van het belastingjaar in elke lidstaat gemeten. | ||||||||||||||
Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 5 quater (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
5 quater. De definitie van het voor commerciële doeleinden verzamelen en exploiteren van persoonsgegevens in de context van de factor gegevens wordt vastgesteld in overeenstemming met Verordening 2016/679/EU. | ||||||||||||||
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 29 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Artikel 29 |
Schrappen | ||||||||||||||
Vrijwaringsclausule |
| ||||||||||||||
Wanneer de hoofdbelastingplichtige of een bevoegde autoriteit van mening is dat het resultaat van de toewijzing van de gemeenschappelijke heffingsgrondslag aan een groepsonderdeel geen billijke weerspiegeling vormt van de omvang van de bedrijfsactiviteiten van dat groepsonderdeel, kan de hoofdbelastingplichtige of de bevoegde autoriteit, als uitzondering op de algemene regel van artikel 28, een verzoek indienen om een alternatieve methode voor het berekenen van het belastingaandeel van elk groepsonderdeel te gebruiken. Een alternatieve methode kan alleen worden gebruikt indien, na overleg tussen de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, beraadslagingen overeenkomstig de artikelen 77 en 78, al deze autoriteiten met die alternatieve methode instemmen. De lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit stelt de Commissie in kennis van de gebruikte alternatieve methode. |
| ||||||||||||||
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Artikel 38 – lid 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
1. De verkoop van goederen wordt begrepen in de factor omzet van het groepsonderdeel dat is gelegen in de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de verkrijger eindigt. Ingeval deze plaats niet kan worden bepaald, wordt de verkoop van goederen toegerekend aan het groepsonderdeel dat is gelegen in de lidstaat van de laatst identificeerbare locatie van de goederen. |
1. De verkoop van goederen wordt begrepen in de factor omzet van het groepsonderdeel dat is gelegen in de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de verkrijger eindigt. Ingeval deze plaats niet kan worden bepaald of ingeval het groepsonderdeel geen belastbare nexus heeft, wordt de verkoop van goederen toegerekend aan het groepsonderdeel dat is gelegen in de lidstaat van de laatst identificeerbare locatie van de goederen. | ||||||||||||||
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Artikel 43 |
Schrappen | ||||||||||||||
Zeescheepvaart, binnenscheepvaart en luchtvaart |
| ||||||||||||||
De inkomsten, kosten en andere aftrekbare posten van een groepsonderdeel waarvan het hoofdbedrijf in de exploitatie van zeeschepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer, dan wel in de exploitatie van binnenschepen bestaat, worden van de geconsolideerde heffingsgrondslag uitgesloten en niet toegewezen in overeenstemming met de voorschriften van artikel 28. In plaats daarvan worden die inkomsten, kosten en andere aftrekbare posten per transactie aan dat groepsonderdeel toegerekend en worden zij overeenkomstig artikel 56 van Richtlijn 2016/xx/EU aan prijscorrecties onderworpen. |
| ||||||||||||||
Deelnemingen in en van het groepsonderdeel worden in aanmerking genomen om te bepalen of er sprake is van een groep als bedoeld in de artikelen 5 en 6. |
| ||||||||||||||
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn Artikel 46 – lid 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft betrekking op alle groepsonderdelen, met uitzondering van de in artikel 2, lid 4, bedoelde scheepvaartmaatschappijen. |
2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft betrekking op alle groepsonderdelen. | ||||||||||||||
Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn Artikel 48 – lid 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
De Commissie kan een handeling vaststellen houdende een standaardformulier voor de kennisgeving van oprichting van een groep. Deze uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. |
De Commissie stelt een handeling vast houdende een standaardformulier voor de kennisgeving van oprichting van een groep. Deze uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. | ||||||||||||||
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Artikel 55 – alinea 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
De Commissie kan handelingen vaststellen houdende voorschriften betreffende elektronische indiening van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de belastingaangifte van de afzonderlijk belastingplichtige en de vereiste bewijsstukken. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. |
De Commissie stelt handelingen vast houdende voorschriften betreffende elektronische indiening van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de geconsolideerde belastingaangifte, de vorm van de belastingaangifte van de afzonderlijk belastingplichtige en de vereiste bewijsstukken. De Commissie ontwerpt die formats voor de uniforme belastingaangifte in samenwerking met de belastingdiensten van de lidstaten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. | ||||||||||||||
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Artikel 65 – lid 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
1. Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan een groepsonderdeel fiscaal inwoner is of waar het in de vorm van een vaste inrichting is gelegen, het niet eens is met een overeenkomstig artikel 49 of artikel 56, leden 2 of 4, of artikel 56, lid 5, tweede alinea, door de hoofdbelastingautoriteit genomen beslissing, kan zij die beslissing binnen een termijn van drie maanden bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit aanvechten. |
1. Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan een groepsonderdeel fiscaal inwoner is of waar het in de vorm van een vaste inrichting, met inbegrip van een digitale vaste inrichting, is gelegen, het niet eens is met een overeenkomstig artikel 49 of artikel 56, leden 2 of 4, of artikel 56, lid 5, tweede alinea, door de hoofdbelastingautoriteit genomen beslissing, kan zij die beslissing binnen een termijn van drie maanden bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit aanvechten. | ||||||||||||||
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Artikel 65 – lid 2 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
2 bis. De Commissie gaat na of de instelling van een geschillenbeslechtingsmechanisme de effectiviteit en efficiëntie van de beslechting van geschillen tussen lidstaten verder zou vergroten. De Commissie dient hierover een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, zo nodig vergezeld van een wetsvoorstel. | ||||||||||||||
Amendement 54 Voorstel voor een richtlijn Artikel 67 – lid 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
1. Beroep tegen gewijzigde belastingaanslagen of overeenkomstig artikel 54 opgelegde belastingaanslagen wordt behandeld door een bestuurlijk lichaam dat volgens de wetgeving van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit bevoegd is om beroep in eerste aanleg te horen. Het bestuurlijk lichaam is onafhankelijk van de belastingautoriteiten in de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit. Indien er in die lidstaat geen dergelijk bevoegd bestuurlijk lichaam bestaat, kan de hoofdbelastingplichtige rechtstreeks een beroep bij de rechter instellen. |
1. Beroep tegen gewijzigde belastingaanslagen of overeenkomstig artikel 54 opgelegde belastingaanslagen wordt behandeld door een bestuurlijk lichaam dat volgens de wetgeving van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit bevoegd is om beroep in eerste aanleg te horen. Het bestuurlijk lichaam is onafhankelijk van de belastingautoriteiten in de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit. Indien er in die lidstaat geen dergelijk bevoegd bestuurlijk lichaam bestaat, of indien de hoofdbelastingplichtige dat verkiest, kan de hoofdbelastingplichtige rechtstreeks een beroep bij de rechter instellen. | ||||||||||||||
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn Artikel 67 – lid 5 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
5. Het in lid 1 bedoeld bestuurlijk lichaam beslist binnen zes maanden over het beroep. Indien de hoofdbelastingplichtige binnen die termijn geen beslissing ontvangt, wordt de beslissing van de hoofdbelastingautoriteit geacht te zijn bevestigd. |
5. Als er beroep wordt aangetekend bij het in lid 1 bedoeld bestuurlijk lichaam, beslist het binnen zes maanden over het beroep. Indien de hoofdbelastingplichtige binnen die termijn geen beslissing ontvangt, wordt de beslissing van de hoofdbelastingautoriteit geacht te zijn bevestigd. | ||||||||||||||
Amendement 56 Voorstel voor een richtlijn Artikel 69 – lid 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
2. Ingeval lid 1 van toepassing is, worden het financieringskostensurplus en de winst vóór rente, belastingen, waardeverminderingen en afschrijvingen (ebitda) op het niveau van de groep berekend en omvatten deze de resultaten van alle groepsonderdelen. Het in artikel 13 van Richtlijn 2016/xx/EU genoemde bedrag van 3 000 000 EUR wordt verhoogd tot 5 000 000 EUR. |
2. Ingeval lid 1 van toepassing is, worden het financieringskostensurplus en de winst vóór rente, belastingen, waardeverminderingen en afschrijvingen (ebitda) op het niveau van de groep berekend en omvatten deze de resultaten van alle groepsonderdelen. Het in artikel 13 van Richtlijn 2016/xx/EU genoemde bedrag van 1 000 000 EUR wordt verhoogd tot 5 000 000 EUR. | ||||||||||||||
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 71 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Artikel 71 |
Schrappen | ||||||||||||||
Verminderen en inhalen van verliezen |
| ||||||||||||||
1. Artikel 41 van Richtlijn 2016/xx/EU betreffende het verminderen en inhalen van verliezen is automatisch niet langer van toepassing zodra deze richtlijn in werking treedt. |
| ||||||||||||||
2. Overgedragen verliezen die bij de inwerkingtreding van deze richtlijn nog niet zijn ingehaald, blijven bij de belastingplichtige aan wie ze overgedragen zijn. |
| ||||||||||||||
Amendement 58 Voorstel voor een richtlijn Artikel 72 – alinea 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Voor de toepassing van deze richtlijn is de in artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2016/xx/EU voorkomende verwijzing naar het wettelijke vennootschapsbelastingtarief dat op de belastingplichtige van toepassing zou zijn geweest, niet van toepassing en wordt het vervangen door het gemiddelde wettelijke vennootschapsbelastingtarief van alle lidstaten. |
Voor de toepassing van deze richtlijn zijn de switch-overregels van artikel 53 van Richtlijn 2016/xx/EU van toepassing. | ||||||||||||||
Amendement 59 Voorstel voor een richtlijn Artikel 73 – alinea 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt het toepassingsgebied van de wetgeving inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen uit hoofde van artikel 59 van Richtlijn 2016/xx/EU beperkt tot betrekkingen tussen groepsonderdelen en entiteiten die fiscaal inwoner van, of vaste inrichtingen gelegen in een derde land zijn. |
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt het toepassingsgebied van de wetgeving inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen uit hoofde van artikel 59 van Richtlijn 2016/xx/EU beperkt tot betrekkingen tussen groepsonderdelen en entiteiten die fiscaal inwoner van, of vaste inrichtingen, met inbegrip van digitale vaste inrichtingen, gelegen in een derde land zijn. | ||||||||||||||
Amendement 60 Voorstel voor een richtlijn Artikel 74 – alinea 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt het toepassingsgebied van de regels inzake hybride mismatches uit hoofde van artikel 61 van Richtlijn 2016/xx/EU beperkt tot betrekkingen tussen groepsonderdelen en niet-groepsonderdelen die gelieerde ondernemingen zijn, zoals bedoeld in artikel 56 van Richtlijn 2016/xx/EU. |
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt het toepassingsgebied van de regels inzake hybride mismatches en aanverwante regelingen als gedefinieerd in artikel 61 van Richtlijn 2016/xx/EU. | ||||||||||||||
Amendement 61 Voorstel voor een richtlijn Artikel 76 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Artikel 76 |
Artikel 76 | ||||||||||||||
Kennisgeving aan het Europees Parlement |
Kennisgeving aan het Europees Parlement | ||||||||||||||
|
1. Het Europees Parlement organiseert een interparlementaire conferentie om het CCCTB-stelsel te evalueren, rekening houdend met de resultaten van de besprekingen over het belastingbeleid in het kader van het Europees semester. Het Europees Parlement deelt zijn advies en conclusies ter zake door middel van een resolutie mee aan de Commissie en de Raad. | ||||||||||||||
De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke bezwaren die daartegen worden gemaakt en de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad. |
2. De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke bezwaren die daartegen worden gemaakt en de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad. | ||||||||||||||
Amendement 62 Voorstel voor een richtlijn Artikel 78 bis (nieuw) | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
|
Artikel 78 bis | ||||||||||||||
|
Compensatiemechanisme | ||||||||||||||
|
Om plotselinge schokken in de belastinginkomsten van de lidstaten als gevolg van rechtstreeks en uitsluitend door de overschakeling op het nieuwe, bij deze richtlijn ingevoerde stelsel veroorzaakte fiscale winsten en verliezen te compenseren, stelt de Commissie een specifiek compensatiemechanisme in dat vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn operationeel is. De compensatie wordt elk jaar aangepast om rekening te houden met eventuele nationale of regionale besluiten die vóór de inwerkingtreding van de richtlijn zijn genomen. Het compensatiemechanisme wordt gefinancierd door het fiscale surplus van de lidstaten die meer belastinginkomsten krijgen, en wordt vastgesteld voor een eerste periode van zeven jaar. Na afloop van die periode beoordeelt de Commissie of het compensatiemechanisme moet blijven functioneren en besluit zij dienovereenkomstig het mechanisme te beëindigen of gedurende maximaal twee jaar te verlengen. | ||||||||||||||
Amendement 63 Voorstel voor een richtlijn Artikel 79 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Artikel 79 |
Artikel 79 | ||||||||||||||
Evaluatie |
Uitvoeringsverslag en evaluatie | ||||||||||||||
Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn verricht de Commissie een evaluatie van de toepassing ervan en brengt zij verslag uit bij de Raad over de werking ervan. Dit verslag bevat met name een analyse van het effect van het bij hoofdstuk VIII van deze richtlijn opgezette mechanisme voor de evenredige toewijzing van de heffingsgrondslagen aan de lidstaten. |
Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn verricht de Commissie een beoordeling van de toepassing ervan en brengt zij verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad over de werking ervan. Dat uitvoeringsverslag bevat met name een analyse van het effect van het bij hoofdstuk VIII van deze richtlijn opgezette mechanisme voor de evenredige toewijzing van de heffingsgrondslagen aan de lidstaten. Wanneer zij de conclusies uit dat uitvoeringsverslag trekt of in de context van het volgende meerjarig financieel kader stelt de Commissie voor onder welke voorwaarden een deel van de belastinginkomsten uit de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting aan de begroting van de Europese Unie worden toegewezen teneinde de bijdragen van de lidstaten aan die begroting evenredig te verlagen. | ||||||||||||||
|
Tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn verricht de Commissie een evaluatie van de toepassing ervan en brengt zij verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad over de werking ervan. | ||||||||||||||
Amendement 64 Voorstel voor een richtlijn Artikel 80 – lid 1 – alinea 1 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
De lidstaten stellen uiterlijk op 31 december 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede. |
De lidstaten stellen uiterlijk op 31 december 2019 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede. | ||||||||||||||
Amendement 65 Voorstel voor een richtlijn Artikel 80 – lid 1 – alinea 2 | |||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2021. |
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2020. |
TOELICHTING
Inleiding
Eind 2016 heeft de Commissie een grondige herziening van de regels inzake vennootschapsbelasting op tafel gelegd in een voorstel voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCTB) en een voorstel voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB). Tegelijkertijd trok de Commissie haar CCCTB-voorstel van 2011 in, dat bij de Raad geblokkeerd zat. Dit project is nieuw leven ingeblazen met als doel de interne markt te versterken door het voor bedrijven makkelijker en goedkoper te maken om in de EU grensoverschrijdend actief te zijn. Ook kan het agressieve fiscale planning tegengaan en de vennootschapsbelasting in de EU transparanter maken.
Terwijl de CCTB voorziet in een gemeenschappelijke reeks regels voor de berekening van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, introduceert de CCCTB een consolidatiecomponent waardoor bedrijven verliezen in de ene lidstaat kunnen verrekenen met winsten in de andere lidstaat.
Het idee om de vennootschapsbelastingstelsels in de EU te harmoniseren, is niet nieuw. Het is al terug te vinden in beleidsdocumenten van de vroege jaren 60. In 1975 stelde de Commissie de richtlijn inzake de harmonisatie van de stelsels van vennootschapsbelasting en van de bronheffingen op dividenden voor. Bij gebrek aan vooruitgang in de Raad werd dit voorstel uiteindelijk in 1990 ingetrokken. In plaats daarvan heeft de Commissie richtsnoeren voor de vennootschapsbelasting gepubliceerd. In 2001 publiceerde de Commissie een studie over de vennootschapsbelasting op de interne markt. Het duurde echter tot 2011 tot de Commissie de CCCTB voorstelde.
Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk zijn steun voor het CCCTB-project uitgesproken. In 2008 toonde het zich verheugd over het voornemen van de Commissie om het CCCTB te introduceren en in 2012 nam het een verslag van rapporteur Marianne Thyssen aan waarin het vroeg om de CCCTB zo spoedig mogelijk toe te passen op zo veel mogelijk bedrijven. In zijn resolutie van 2015 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (TAXE 1) vroeg het Parlement om een verplichte CCCTB in te stellen. In zijn resolutie van 2016 (TAXE 2) herhaalde het zijn verzoeken.
Achtergrond
Een billijke vennootschapsbelasting kwam hoog op de internationale agenda te staan tegen de achtergrond van de wereldwijde financiële crisis en de talrijke onthullingen over financiële schandalen zoals LuxLeaks en Panama Papers. Om belastingontwijking te bestrijden, heeft de OESO het initiatief inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) goedgekeurd. In de EU zijn de BEPS-aanbevelingen onder meer uitgevoerd door middel van het pakket bestrijding belastingontwijking (ATAD 1), dat medio 2016 is goedgekeurd, en ATAD 2 inzake hybride mismatches, dat eerder dit jaar is goedgekeurd, alsook door informatie-uitwisseling over fiscale rulings ("DAC4") en verslaglegging per land ("DAC5").
De CCCTB is het ontbrekende puzzelstukje om een echte interne markt tot stand te brengen en belastingontwijking te bestrijden. De CCCTB biedt rechtszekerheid, een duidelijk en stabiel regelgevingskader en strenge regels om belastingontwijking tegen te gaan, waaronder de afschaffing van verrekenprijzen.
Mondialisering en digitalisering zijn een uitdaging voor de lidstaten als zij ervoor willen zorgen dat bedrijfsinkomsten daar worden belast waar de waarde wordt gecreëerd. Met name grote multinationale ondernemingen kunnen gemakkelijk winsten verschuiven naar lidstaten met lagere vennootschapsbelastingtarieven. Om schadelijke gevolgen voor de belastinginkomsten van afzonderlijke lidstaten te voorkomen, moet volgens de rapporteur bij de toepassing van de CCCTB in compensatie worden voorzien. Voorts pleit de rapporteur ervoor flexibiliteitsmechanismen in te voeren om de richtlijn volledig ten uitvoer leggen, volgens hetzelfde tijdschema als de CCTB-richtlijn, en de ontwikkeling van de regeling na de inwerkingtreding ervan te monitoren om deze aan te passen aan veranderingen op politiek en economisch vlak.
Gezien mogelijke toekomstige internationale ontwikkelingen, zoals een aanzienlijke verlaging van de vennootschapsbelastingtarieven in het Verenigd Koninkrijk na de brexit of de verwachte hervorming van het vennootschapsbelastingstelsel in de Verenigde Staten, is het des te dringender om de CCCTB goed te keuren met een zekere mate van flexibiliteit.
Bovendien beantwoorden de bestaande vennootschapsbelastingstelsels aan de economische realiteit van de vorige eeuw, toen bedrijven duidelijk aan een lokale markt verbonden waren. De mondialisering, de digitalisering van de wereldeconomie, e-commerce en nieuwe bedrijfsmodellen bieden zowel bedrijven als Europese burgers aanzienlijke mogelijkheden. Zij vormen echter ook een uitdaging als het erop aankomt marktverstoring te voorkomen en belastingontwijking en belastingontduiking te bestrijden. Bedrijven die in de EU actief zijn zonder dat ze er een fysieke vestiging hebben, moeten op dezelfde manier worden behandeld als bedrijven met een fysieke vestiging in de EU. Moderne belastingstelsels van de 21e eeuw moeten een oplossing bieden voor de specifieke kenmerken van de nieuwe, gemondialiseerde digitale economie. Daarom is de rapporteur van mening dat de CCCTB ook rekening moet houden het begrip "digitale aanwezigheid" en de commerciële exploitatie van persoonsgegevens.
De CCCTB biedt bedrijven duidelijk grote voordelen door ze in staat te stellen in alle lidstaten uniforme belastingregels toe te passen en voor alle activiteiten in de EU slechts één belastingaangifte in te dienen bij de hoofdbelastingautoriteit. Eén regeling voor de vennootschapsbelasting in de EU zou ook voorkomen dat de lidstaten parallelle belastingsystemen beheren, wat voor een aanzienlijke verlaging van de administratieve kosten zou zorgen.
Consolidatie
In dit voorstel stelt de Commissie voor om belastbare winsten te verdelen over de lidstaten waar de vennootschap actief is. De toewijzingsformule (namelijk de "Massachusetts Formula", die sinds het midden van de 20e eeuw wordt gebruikt en al in 2011 door de Commissie is voorgesteld) bestaat uit drie factoren waaraan een gelijk gewicht wordt toegekend: omzet, activa en arbeid. De rapporteur stelt voor om een vierde factor toe te voegen, namelijk het verzamelen en exploiteren van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden ("GEGEVENS"). Dit zorgt ervoor dat de CCCTB ook van toepassing is op digitale activiteiten. Deze factoren zijn beter bestand tegen agressieve fiscale planning dan verrekenprijzen. Toewijzingsformules worden gebruikt door een aantal federale staten, zoals de VS, Canada en Zwitserland.
Met dit systeem behouden de lidstaten bovendien het soevereine recht om het belastingtarief vast te stellen en zou het gepaste deel van de winst van een vennootschap worden belast. De rapporteur wijst erop dat de consolidatiecomponent een conditio sine qua non voor de nieuwe belastingregeling is en tegelijk en op hetzelfde moment moet worden ingevoerd als de gemeenschappelijke regels voor de vennootschapsbelasting.
Nauwere samenwerking tussen de nationale belastingdiensten is van wezenlijk belang om de consolidatie te laten slagen. De hoofdbelastingautoriteiten zullen fungeren als één loket voor bedrijven. Daarom moet zij hun capaciteiten verder uitbouwen op basis van de recente ervaringen met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad wat betreft administratieve samenwerking op het gebied van belastingen.
De rapporteur is van mening dat de CCCTB-voorstellen een essentiële bouwsteen vormen bij de voltooiing van de interne markt en het potentieel hebben om de groei van de Europese economie te versterken. Een nieuw kader zou een billijkere en beter geïntegreerde interne markt in de hand werken en kan bijdragen tot de verwezenlijking van doelstellingen van andere belangrijke projecten, zoals de kapitaalmarktenunie, de digitale eengemaakte markt en het investeringsplan voor Europa. De rapporteur is van mening dat de CCCTB een oplossing biedt voor de huidige uitdagingen in de internationale fiscale context en kan dienen als een krachtig instrument bij de bestrijding van agressieve fiscale planning.
MINDERHEIDSSTANDPUNT
ingediend overeenkomstig artikel 52 bis, lid 4, van het Reglement
door PPE-leden Esther de Lange, Brian Hayes, Gunnar Hökmark
1. Hoewel belastingheffing een bevoegdheid van de lidstaten is, toont de strijd tegen belastingontwijking en belastingontduiking aan dat de samenwerking op Europees niveau moet worden versterkt. Dit voorstel voor een gemeenschappelijke (geconsolideerde) heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting zal echter slechts een gering effect hebben op de bestrijding van belastingontwijking en ‑ontduiking, terwijl de gevolgen voor de economieën van de lidstaten zeer zwaar zullen zijn, vooral omdat de voorgestelde consolidatieverdeelsleutel geen correcte weergave is van de mate van economische activiteit;
2. Er is geen voldoende gedetailleerde beoordeling per land van het CCTB-voorstel of het CCCTB-voorstel verricht wat het effect ervan op de belastinginkomsten van de lidstaten betreft. De verdere veranderingen die in dit verslag worden voorgesteld, vergen een nieuwe effectbeoordeling met duidelijke berekeningen van de gevolgen voor elke lidstaat;
3. Bovendien is agressieve belastingplanning door multinationale ondernemingen een wereldwijd probleem. De beste manier om dat probleem aan te pakken is op een internationaal overeengekomen basis via het initiatief inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) van de OESO;
4. Zeven nationale parlementen hebben gemotiveerde adviezen uitgebracht waarin zij het CCTB-voorstel en het CCCTB-voorstel afwijzen om redenen van subsidiariteit en fiscale soevereiniteit. Met die punten van zorg is in dit verslag niet altijd rekening gehouden.
ADVIES van de Commissie juridische zaken (4.10.2017)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)
(COM(2016)0683 – C8-0471/2016 – 2016/0336(CNS))
Rapporteur voor advies: Evelyn Regner
BEKNOPTE MOTIVERING
I. Inleiding
Dit voorstel, tezamen met het voorstel voor een Richtlijn van de Raad inzake een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (2016/0337(CNS)), is een herlancering van het Commissie-initiatief inzake een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting voor de EU. Doel van de twee voorstellen is de EU te voorzien van wetgeving op dit gebied die is toegesneden op een economische omgeving die in sterkere mate geglobaliseerd, mobiel en digitaal is geworden terwijl lidstaten het steeds lastiger vinden om op te treden tegen agressieve belastingplanningspraktijken met unilaterale acties om hun nationale belastinggrondslag te beschermen tegen uitholling en winstverschuiving tegen te gaan.
II. Effectieve tenuitvoerlegging van de consolidering
De tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting is van essentieel belang om een gelijk speelveld te creëren voor ondernemingen binnen en buiten de EU vanuit het oogpunt van belastingheffing. Een van de belangrijkste bedreigingen van fiscale rechtvaardigheid is de wijdverbreide praktijk van winstverschuiving. Als de gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting eenmaal volledig ten uitvoer is gelegd, kan het inkomen worden toegerekend aan de plaats waar de waarde wordt gecreëerd met een formule die gebaseerd is op drie gelijkwaardige factoren die meer bestand zijn tegen agressieve belastingplanningspraktijken dan verrekenprijzen. Op deze manier kunnen mazen tussen nationale belastingstelsels, met name verrekenprijzen, die goed zijn voor 70 % van alle winstverschuiving in de EU, geëlimineerd worden en zou een grote stap voorwaarts gemaakt kunnen worden in de richting van een eerlijk, efficiënt en transparant belastingstelsel. De twee voorstellen moeten dan ook gezien worden als een pakket en zouden parallel ten uitvoer moeten worden gelegd ten einde meer fiscale rechtvaardigheid te bewerkstelligen. De gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting moet eind 2020 zijn ingevoerd.
Indachtig het algemene beginsel van eerlijkheid van onze belastingstelsels moeten ondernemingen hun deel van de last dragen, en het is dus van essentieel belang dat nieuwe belastingvrijstellingen de belastinggrondslag niet uithollen. Maatregelen die particuliere ondernemingen aanmoedigen om te beleggen in de reële economie moeten worden gesteund, aangezien de huidige investeringskloof in de EU een van de grondoorzaken is van haar economische zwakte. Belastingvoordelen voor ondernemingen moeten zorgvuldig worden gecreëerd en alleen worden toegepast wanneer hun positieve effect voor werkgelegenheid en groei duidelijk is en het risico op het ontstaan van nieuwe mazen wordt uitgesloten. Daarom moeten innovatie en investeringen worden bevorderd door middel van overheidssubsidies in plaats van middels belastingvrijstellingen.
Om agressieve belastingplanningsstructuren op effectieve wijze te bestrijden, alsmede parallelle belastingstelsels te vermijden, moet de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting voor alle ondernemingen met een omzet van meer dan 40 miljoen EUR verplicht worden. De drempels voor micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen zijn al lang geleden vastgesteld. Het concept gaat terug tot de vierde vennootschapsrechtrichtlijn van 1978. De noodzaak om een nieuwe drempel in te voeren is tot dusverre niet bevredigend beargumenteerd door de Commissie. Aangezien MKB-ondernemingen niet over de middelen beschikken om te investeren in brievenbusmaatschappijen om winsten kunstmatig te verschuiven ('profit shifting'), ondervinden zij een concurrentienadeel ten opzichte van multinationals. Voor een gezonde interne markt is het van essentieel belang een billijk, efficiënt en groeivriendelijk gemeenschappelijk vennootschapsbelastingstelsel in te voeren dat gebaseerd is op het beginsel dat ondernemingen belastingen betalen in het land waar de winsten worden gegenereerd.
Rekening houdend met de digitalisering van het bedrijfsleven, moet er een concept worden gedefinieerd van een digitale zakelijke inrichting. Ondernemingen die inkomsten genereren in een lidstaat zonder dat ze fysiek gevestigd zijn in die lidstaat moeten op dezelfde wijze worden behandeld als ondernemingen met een fysieke vestiging. Derhalve moet de CCCTB ook gelden voor digitale ondernemingen.
III. Invoering van een minimumtarief voor de vennootschapsbelasting in het voorstel
Een gemeenschappelijk en eerlijk minimumtarief voor de vennootschapsbelasting is de enige manier om een gelijke en billijke behandeling van verschillende belastingbetalers die zakelijk actief zijn in de EU, en in een grotere gemeenschap van belastingbetalers. Wanneer er niet zo'n minimumtarief wordt ingevoerd zullen landen elkaar steeds heviger beconcurreren met steeds lagere belastingtarieven. Het bestaan van een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting zal tot gevolg hebben dat landen niet langer met elkaar kunnen concurreren op het gebied van belastinggrondslagen, en dat daardoor de economische prikkels zullen toenemen om te concurreren met belastingtarieven. Gemiddeld is de vennootschapsbelasting in de EU van 35 % (in de jaren '90) gedaald naar 22,5 % (tegenwoordig). Om een einde te maken aan deze neerwaartse spiraal in de vennootschapsbelasting op EU-niveau moet een minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 25 % worden ingevoerd.
AMENDEMENTEN
De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) Bedrijven die binnen de Unie over de grenzen heen actief willen zijn, worden geconfronteerd met grote obstakels en marktverstoringen die het gevolg zijn van het naast elkaar bestaan van en de wisselwerking tussen 28 verschillende vennootschapsbelastingstelsels. Bovendien zijn fiscale planningstructuren in de loop der tijd steeds verfijnder geworden, omdat ze zich door meerdere rechtsgebieden heen ontwikkelen en effectief profiteren van de technische aspecten van een belastingstelsel of van mismatches tussen twee of meer nationale belastingstelsels met het oog op de vermindering van de belastingverplichting van bedrijven. Hoewel deze situaties tekortkomingen aan het licht brengen die volledig verschillend van aard zijn, creëren ze allebei obstakels die de goede werking van de interne markt belemmeren. Daarom moet actie om deze problemen te verhelpen, beide soorten marktfalen aanpakken. |
(1) Bedrijven die binnen de Unie over de grenzen heen actief willen zijn, worden geconfronteerd met grote obstakels en marktverstoringen die het gevolg zijn van het naast elkaar bestaan van en de wisselwerking tussen 28 verschillende vennootschapsbelastingstelsels. Bovendien zijn fiscale planningstructuren in de loop der tijd steeds agressiever en verfijnder geworden, omdat ze zich door meerdere rechtsgebieden heen ontwikkelen en effectief profiteren van de technische aspecten van een belastingstelsel of van mismatches tussen twee of meer nationale belastingstelsels met het oog op de vermindering van de belastingverplichting van bedrijven. Hoewel deze situaties tekortkomingen aan het licht brengen die volledig verschillend van aard zijn, creëren ze allebei obstakels die de goede werking van de interne markt belemmeren. In een meer geglobaliseerde, mobiele en digitale economische omgeving moet actie om deze problemen te verhelpen, beide soorten marktfalen aanpakken door de heffingsgrondslagen in de Unie op elkaar af te stemmen en een eerlijker en samenhangender bedrijfsklimaat te scheppen waarin bedrijven kunnen opereren. |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Ter ondersteuning van de goede werking van de interne markt moet het vennootschapsbelastingklimaat in de EU worden vormgegeven overeenkomstig het beginsel dat bedrijven hun eerlijk deel van de belasting betalen in het/de rechtsgebied(en) waar hun winsten tot stand komen. Daarom is het nodig om te voorzien in mechanismen die bedrijven ontmoedigen om te profiteren van mismatches tussen nationale belastingstelsels om hun belastingverplichting te verlagen. Het is even belangrijk om ook groei en economische ontwikkeling op de interne markt te stimuleren door grensoverschrijdende handel en zakelijke investeringen te bevorderen. Te dien einde is het noodzakelijk om de risico's van zowel dubbele belastingheffing als dubbele niet-belastingheffing in de Unie uit te sluiten door het uitbannen van incongruenties bij de wisselwerking tussen de nationale vennootschapsbelastingstelsels. Tegelijkertijd hebben bedrijven een eenvoudig werkbaar belasting- en rechtskader nodig waarbinnen zij hun commerciële activiteiten kunnen ontwikkelen en ook over de grenzen heen in de Unie kunnen ontplooien. In dit verband moeten ook resterende gevallen van discriminatie worden uitgebannen. |
(2) Ter ondersteuning van de goede werking van de interne markt moet het vennootschapsbelastingklimaat in de EU worden vormgegeven overeenkomstig het beginsel dat bedrijven hun eerlijk deel van de belasting betalen in het/de rechtsgebied(en) waar hun winsten tot stand komen. Een vennootschapsbelastingstelsel dat de Unie behandelt als één interne markt voor de berekening van de vennootschapsbelasting van bedrijven zou de transparantie van de activiteiten van multinationale ondernemingen verhogen en het publiek in staat stellen de impact van die ondernemingen op hun economie te beoordelen. Daarom is het nodig om te voorzien in mechanismen die bedrijven ervan weerhouden om te profiteren van mismatches tussen nationale belastingstelsels om hun belastingverplichting te verlagen. Groepen met vestigingen in de Unie moeten de beginselen van goed bestuur van de Unie steunen. Het is even belangrijk om ook groei en economische ontwikkeling op de interne markt te stimuleren door grensoverschrijdende handel en zakelijke investeringen te bevorderen. Te dien einde is het noodzakelijk om de risico's van zowel dubbele belastingheffing als dubbele niet-belastingheffing in de Unie uit te sluiten door het uitbannen van incongruenties bij de wisselwerking tussen de nationale vennootschapsbelastingstelsels. Tegelijkertijd hebben bedrijven een eenvoudig werkbaar belasting- en rechtskader nodig waarbinnen zij hun commerciële activiteiten kunnen ontwikkelen en ook over de grenzen heen in de Unie kunnen ontplooien. In dit verband moeten ook resterende gevallen van discriminatie worden uitgebannen. |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Zoals aangegeven in het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)1 van 16 maart 2011 zou een vennootschapsbelastingstelsel waarbij de Unie als een eengemaakte markt wordt aangemerkt voor de berekening van de heffingsgrondslag van bedrijven voor de vennootschapsbelasting, het voor in de Unie gevestigde bedrijven gemakkelijker maken om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien en het concurrentievermogen van de Unie als internationale investeringsplaats helpen te versterken. Het CCCTB-voorstel uit 2011 had vooral tot doel het voor bedrijven gemakkelijker te maken om hun commerciële activiteiten binnen de Unie uit te breiden. Voorts moet er ook rekening mee worden gehouden dat een CCCTB de werking van de interne markt uiterst doeltreffend kan verbeteren door constructies voor belastingontwijking aan te pakken. In dit licht moet het CCCTB-initiatief nieuw leven worden ingeblazen om zowel de facilitering voor het bedrijfsleven als de beoogde aanpak van belastingontwijking op gelijke voet ter hand te nemen. Met een dergelijke benadering zou het beste tegemoet worden gekomen aan het doel om verstoringen in de werking van de interne markt uit te bannen. |
(3) Zoals aangegeven in het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)1 van 16 maart 2011 zou een vennootschapsbelastingstelsel waarbij de Unie als een eengemaakte markt wordt aangemerkt voor de berekening van de heffingsgrondslag van bedrijven voor de vennootschapsbelasting, het voor in de Unie gevestigde bedrijven gemakkelijker maken om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien en het concurrentievermogen van de Unie als internationale investeringsplaats helpen te versterken. Het CCCTB-voorstel uit 2011 had vooral tot doel het voor bedrijven gemakkelijker te maken om hun commerciële activiteiten binnen de Unie uit te breiden. Voorts moet er ook rekening mee worden gehouden dat een CCCTB de werking van de interne markt uiterst doeltreffend kan verbeteren door constructies voor belastingontwijking aan te pakken. In dit licht moet het CCCTB-initiatief nieuw leven worden ingeblazen om zowel de facilitering voor het bedrijfsleven als de beoogde aanpak van belastingontwijking op gelijke voet ter hand te nemen. Als de CCCTB eenmaal is ingevoerd in alle lidstaten, zou dit ervoor zorgen dat er belasting wordt betaald waar de winsten worden gegenereerd. Met een dergelijke benadering zou het beste tegemoet worden gekomen aan het doel om verstoringen in de werking van de interne markt uit te bannen. |
______________ |
________________ |
1 Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), COM(2011) 121 definitief/2 van 3.10.2011. |
1 Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), COM(2011) 121 definitief/2 van 3.10.2011. |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Aangezien er snel moet worden gehandeld om de goede werking van de interne markt te waarborgen, enerzijds door een gunstiger klimaat te scheppen voor handel en investeringen en anderzijds door deze markt beter te wapenen tegen constructies van belastingontwijking, moet het ambitieuze CCCTB-initiatief in twee afzonderlijke voorstellen worden opgesplitst. In een eerste fase moeten er regels voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting worden vastgesteld, voordat in een tweede fase de kwestie van consolidatie wordt geregeld. |
(4) Aangezien er snel moet worden gehandeld om de goede werking van de interne markt te waarborgen, enerzijds door een gunstiger klimaat te scheppen voor handel en investeringen en anderzijds door deze markt beter te wapenen tegen constructies van belastingontwijking, moet het ambitieuze CCCTB-initiatief in twee afzonderlijke voorstellen worden opgesplitst. In een eerste fase moeten er regels voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting worden vastgesteld, voordat in een tweede fase de kwestie van consolidatie wordt geregeld. Wanneer de CCTB zou worden ingevoerd zonder consolidering, zou het probleem van de winstverschuiving echter niet worden aangepakt. Daarom is het van essentieel belang dat de consolidering in alle lidstaten wordt toegepast met ingang van 1 januari 2021. |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Agressieve fiscale planningstructuren zijn een fenomeen dat vooral in een grensoverschrijdende context speelt, hetgeen impliceert dat de deelnemende groepen van vennootschappen een minimum aan middelen bezitten. Om redenen van evenredigheid moeten de regels voor een CCCTB daarom alleen verplicht zijn voor groepen van vennootschappen met een aanzienlijke omvang. Te dien einde moet een aan de omvang gerelateerde drempel worden vastgesteld op basis van het totale geconsolideerde inkomen van een groep die een geconsolideerde jaarrekening opstelt. Om beter invulling te geven aan de beoogde facilitatie van handel en investeringen op de interne markt, moeten ook groepen die de aan de omvang gerelateerde drempel niet halen, de keuze krijgen of zij de regels voor een CCCTB al dan niet toepassen. |
(5) Om agressieve belastingplanningsstructuren op effectieve wijze te bestrijden, alsmede twee parallelle belastingstelsels te vermijden, moeten de regels voor een gemeenschappelijke grondslag daarom verplicht zijn voor alle bedrijven behalve voor MKB-bedrijven. De drempels voor micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen zijn al lang geleden vastgesteld in de Vierde Richtlijn 778/660/EEG van de Raad (de vierde vennootschapsrechtrichtlijn1 bis). Aangezien MKB-ondernemingen niet over de middelen beschikken om te investeren in brievenbusmaatschappijen om winsten kunstmatig te verschuiven ('profit shifting'), hebben zij een concurrentienadeel ten opzichte van multinationals. Voor een gezonde interne markt is het van essentieel belang een billijk, efficiënt en groeivriendelijk vennootschapsbelastingstelsel in te voeren dat gebaseerd is op het beginsel dat ondernemingen belastingen betalen in het land waar de winsten worden gegenereerd. Om de samenhang tussen de beide stappen van het CCCTB-initiatief te waarborgen, moeten voorts de regels voor een gemeenschappelijke grondslag verplicht worden voor bedrijven die als een groep zouden worden aangemerkt indien het initiatief in zijn geheel wordt aangenomen. Om beter invulling te geven aan de beoogde facilitatie van handel en investeringen op de interne markt, moeten ook groepen die de aan de omvang gerelateerde drempel niet halen, de keuze krijgen of zij de regels voor een CCCTB al dan niet toepassen. |
|
________________ |
|
1 bis Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978). |
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 bis) Rekening houdend met de digitalisering van het bedrijfsleven, moet er een concept worden gedefinieerd van een digitale zakelijke inrichting. Ondernemingen die inkomsten genereren in een lidstaat zonder dat ze fysiek gevestigd zijn in die lidstaat moeten op dezelfde wijze worden behandeld als ondernemingen met een fysieke vestiging. Derhalve moet de CCCTB ook gelden voor digitale bedrijven. |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) De formule voor de evenredige toewijzing van de geconsolideerde heffingsgrondslag moet drie factoren met eenzelfde gewicht bevatten, namelijk arbeid, activa en omzet op basis van bestemming. Deze factoren met eenzelfde gewicht moeten een evenwichtige benadering van de verdeling van belastbare winsten over de betrokken lidstaten weerspiegelen en er tevens voor zorgen dat winsten worden belast waar ze werkelijk worden gemaakt. Arbeid en activa moeten daarom worden toegerekend aan de lidstaat waar de arbeid wordt verricht of waar de activa zich bevinden, waardoor voldoende rekening zou worden gehouden met de belangen van de lidstaat van herkomst, terwijl verkopen aan de lidstaat van bestemming van de goederen of diensten moeten worden toegerekend. Om met loonverschillen binnen de Unie rekening te houden en aldus voor een eerlijke verdeling van de geconsolideerde heffingsgrondslag te zorgen, moet de factor arbeid zowel loonkosten als het aantal werknemers omvatten (waarbij elk element voor de helft meetelt). De factor activa moet daarentegen alle vaste materiële activa omvatten, maar geen immateriële en financiële activa vanwege de mobiele aard ervan en het daaruit voortvloeiende risico dat de voorschriften van deze richtlijn omzeild zouden kunnen worden. Voor het geval dat het resultaat van de evenredige toewijzing wegens uitzonderlijke omstandigheden geen billijke weerspiegeling vormt van de omvang van de bedrijfsactiviteiten, moet een vrijwaringsclausule in een alternatieve methode voor de toerekening van inkomsten voorzien. |
(10) De formule voor de evenredige toewijzing van de geconsolideerde heffingsgrondslag moet drie factoren met eenzelfde gewicht bevatten, namelijk arbeid, activa en omzet op basis van bestemming. Deze factoren met eenzelfde gewicht moeten een evenwichtige benadering van de verdeling van belastbare winsten over de betrokken lidstaten weerspiegelen en er tevens voor zorgen dat winsten worden belast waar ze werkelijk worden gemaakt, met inbegrip van activiteiten in de digitale economische sector waarvoor niet noodzakelijkerwijs een vaste vestigingsplaats in een lidstaat vereist is om er activiteiten uit te oefenen. Arbeid en activa moeten daarom worden toegerekend aan de lidstaat waar de arbeid wordt verricht of waar de activa zich bevinden, waardoor voldoende rekening zou worden gehouden met de belangen van de lidstaat van herkomst, terwijl verkopen aan de lidstaat van bestemming van de goederen of diensten moeten worden toegerekend. Om met loonverschillen binnen de Unie rekening te houden en aldus voor een eerlijke verdeling van de geconsolideerde heffingsgrondslag te zorgen, moet de factor arbeid zowel loonkosten als het aantal werknemers omvatten (waarbij elk element voor de helft meetelt). De factor activa moet daarentegen alle vaste materiële activa omvatten, maar geen immateriële en financiële activa vanwege de mobiele aard ervan en het daaruit voortvloeiende risico dat de voorschriften van deze richtlijn omzeild zouden kunnen worden. Voor het geval dat het resultaat van de evenredige toewijzing wegens uitzonderlijke omstandigheden geen billijke weerspiegeling vormt van de omvang van de bedrijfsactiviteiten, moet een vrijwaringsclausule in een alternatieve methode voor de toerekening van inkomsten voorzien. Desalniettemin zijn de drie factoren met eenzelfde gewicht beter bestand tegen agressieve belastingplanningspraktijken dan de wijdverbreide verrekenprijzenmethoden die nu voor de toerekening van winst worden gehanteerd. Daardoor kunnen mazen tussen nationale belastingstelsels, met name met betrekking tot verrekenprijzen, die goed zijn voor 70 % van alle winstverschuiving in de EU, geëlimineerd worden en zou een grote stap voorwaarts gemaakt kunnen worden in de richting van een eerlijk, efficiënt en transparant belastingstelsel. |
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) Om een einde te maken aan deze neerwaartse spiraal in de vennootschapsbelasting op het niveau van de Unie moet een minimumtarief voor de vennootschapsbelasting worden ingevoerd. Gemiddeld is de vennootschapsbelasting in de Unie van 35 % (in de jaren '90) gedaald naar 22,5 % (tegenwoordig). Door invoering van de CCCTB zullen lidstaten niet langer meer met elkaar concurreren door verdere verlaging van hun tarieven voor de vennootschapsbelasting. |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Een vennootschap die de voorschriften van deze richtlijn toepast, is niet langer onderworpen aan het nationale vennootschapsbelastingrecht ten aanzien van alle in deze richtlijn geregelde aangelegenheden, tenzij anders is bepaald. |
2. Een vennootschap die de voorschriften van deze richtlijn toepast, blijft onderworpen aan het nationale vennootschapsbelastingrecht. Bij een conflict tussen deze richtlijn en het nationale vennootschapsbelastingrecht primeert het laatste, tenzij anders is bepaald. |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De voorschriften van deze richtlijn zijn van toepassing op een vennootschap die is opgericht naar het recht van een lidstaat, daaronder begrepen haar vaste inrichtingen in andere lidstaten, indien de vennootschap aan elk van de volgende voorwaarden voldoet: |
1. De voorschriften van deze richtlijn zijn van toepassing op een vennootschap die is opgericht naar het recht van een lidstaat, daaronder begrepen haar vaste en digitale zakelijke inrichtingen in andere lidstaten, indien de vennootschap aan elk van de volgende voorwaarden voldoet: |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) zij maakt deel uit van een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep met een totaal geconsolideerd groepsinkomen dat het bedrag van 750 000 000 EUR te boven gaat gedurende het boekjaar dat aan het betreffende boekjaar voorafgaat; |
c) zij maakt deel uit van een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep met een totaal geconsolideerd groepsinkomen dat het bedrag van 40 000 000 EUR te boven gaat gedurende het boekjaar dat aan het betreffende boekjaar voorafgaat; |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 2 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Deze richtlijn is ook van toepassing op een vennootschap die is opgericht naar het recht van een derde land met betrekking tot haar vaste inrichtingen gelegen in een of meer lidstaten, indien de vennootschap aan de in lid 1, onder b), c) en d), gestelde voorwaarden voldoet. |
Deze richtlijn is ook van toepassing op een vennootschap die is opgericht naar het recht van een derde land met betrekking tot haar vaste inrichtingen gelegen in een of meer lidstaten, en met betrekking tot de inkomsten die in een of meer lidstaten worden gegenereerd, indien de vennootschap aan de in lid 1, onder b), c) en d), gestelde voorwaarden voldoet. |
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Deze richtlijn is ook van toepassing op bedrijven die zijn opgericht naar het recht van een derde land met betrekking tot hun digitale zakelijke inrichtingen die specifiek gericht zijn op consumenten en bedrijven in een lidstaat of die hun inkomsten hoofdzakelijk ontvangen uit activiteit in een lidstaat, indien het bedrijf aan de in lid 1, onder b), c) en d), gestelde voorwaarden voldoet. Om te bepalen of een digitale zakelijke inrichting specifiek gericht is op consumenten of bedrijven in een lidstaat zal rekening worden gehouden met de fysieke locatie van de consumenten of gebruikers of leveranciers van de goederen of diensten, in overeenstemming met actie 1 van de BEPS (Base Erosion Profit Shifting - BEPS) van de OESO. Als die niet kan worden bepaald, zal worden gekeken of de digitale zakelijke inrichting haar activiteiten uitoefent onder het topleveldomein van de lidstaat of van de Unie of, met betrekking tot zakelijke activiteiten die gebaseerd zijn op mobiele applicaties, of zij haar applicatie distribueert via het specifieke deel van een distributiecentrum voor mobiele applicaties van de lidstaat, of of haar activiteiten worden uitgeoefend onder een domeinnaam - bijvoorbeeld door het gebruik van de namen van lidstaten, regio’s of steden - waaruit blijkt dat de digitale zakelijke inrichting gericht is op consumenten of bedrijven in een lidstaat, en of de activiteiten van de zakelijke inrichting worden uitgeoefend op algemene voorwaarden die specifiek gelden voor de Unie of een lidstaat, of of de aanwezigheid van de digitale zakelijke inrichting op het web advertentieruimte biedt die specifiek gericht is op consumenten en bedrijven in een lidstaat. |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – alinea 1 – punt 28 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
28 bis) ‘digitale zakelijke inrichting’: – rekening houdend met de bevindingen van actie 1 van de BEPS van de OESO – een inrichting die specifiek gericht is op consumenten of bedrijven in een lidstaat, met inachtneming van de fysieke locatie van de consumenten of gebruikers of leveranciers van de goederen of diensten. Als die niet kan worden bepaald, zal worden gekeken of de inrichting haar activiteiten uitoefent onder het topleveldomein van de lidstaat of van de Unie of, met betrekking tot zakelijke activiteiten die gebaseerd zijn op mobiele applicaties, of zij haar applicatie distribueert via het specifieke deel van een distributiecentrum voor mobiele applicaties van de lidstaat, of of haar activiteiten worden uitgeoefend onder een domeinnaam - bijvoorbeeld door het gebruik van de namen van lidstaten, regio’s of steden - waaruit blijkt dat de inrichting gericht is op consumenten of bedrijven in een lidstaat, en of de activiteiten van de zakelijke inrichting worden uitgeoefend op algemene voorwaarden die specifiek gelden voor de Europese Unie of een lidstaat, of of de aanwezigheid van de inrichting op het web advertentieruimte biedt die specifiek gericht is op consumenten en bedrijven in een lidstaat. |
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – alinea 1 – punt 28 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
28 ter) ‘een effectief vennootschapsbelastingtarief’: vennootschapsbelasting die betaald wordt op basis van de inkomsten en winsten in de jaarrekening van een onderneming. |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) alle digitale zakelijke inrichtingen. |
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 73 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt het toepassingsgebied van de wetgeving inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen uit hoofde van artikel 59 van Richtlijn 2016/xx/EU beperkt tot betrekkingen tussen groepsonderdelen en entiteiten die fiscaal inwoner van, of vaste inrichtingen gelegen in een derde land zijn. |
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt het toepassingsgebied van de wetgeving inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen uit hoofde van artikel 59 van Richtlijn 2016/xx/EU beperkt tot betrekkingen tussen groepsonderdelen en entiteiten die fiscaal inwoner van, of vaste inrichtingen of digitale zakelijke inrichtingen gelegen in een derde land zijn. |
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 79 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn verricht de Commissie een evaluatie van de toepassing ervan en brengt zij verslag uit bij de Raad over de werking ervan. Dit verslag bevat met name een analyse van het effect van het bij hoofdstuk VIII van deze richtlijn opgezette mechanisme voor de evenredige toewijzing van de heffingsgrondslagen aan de lidstaten. |
De Commissie verricht, vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn, een evaluatie van de toepassing ervan en brengt verslag uit bij de Raad en het Europees Parlement over de werking ervan. Dit verslag bevat met name een analyse van het effect van het bij hoofdstuk VIII van deze richtlijn opgezette mechanisme voor de evenredige toewijzing van de heffingsgrondslagen aan de lidstaten. |
PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Titel |
Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2016)0683 – C8-0471/2016 – 2016/0336(CNS) |
||||
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
ECON 24.11.2016 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
JURI 24.11.2016 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Evelyn Regner 28.11.2016 |
||||
Behandeling in de commissie |
3.5.2017 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
7.9.2017 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
13 8 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Max Andersson, Joëlle Bergeron, Marie-Christine Boutonnet, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Mary Honeyball, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Gilles Lebreton, António Marinho e Pinto, Julia Reda, Evelyn Regner, Axel Voss, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Sergio Gaetano Cofferati, Luis de Grandes Pascual, Angel Dzhambazki, Rainer Wieland, Tiemo Wölken |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Gabriel Mato, Andrey Novakov |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
13 |
+ |
|
ALDE EFDD ENF GUE/NGL Verts/ALE S&D |
Jean-Marie Cavada Joëlle Bergeron Marie-Christine Boutonnet, Gilles Lebreton Kostas Chrysogonos Max Andersson, Julia Reda Sergio Gaetano Cofferati, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Mary Honeyball, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Evelyn Regner, Tiemo Wölken |
|
8 |
- |
|
ALDE ECR PPE |
António Marinho e Pinto Angel Dzhambazki Gabriel Mato, Andrey Novakov, Axel Voss, Rainer Wieland, Tadeusz Zwiefka, Luis de Grandes Pascual |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2016)0683 – C8-0471/2016 – 2016/0336(CNS) |
||||
Datum raadpleging EP |
21.11.2016 |
|
|
|
|
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
ECON 24.11.2016 |
|
|
|
|
Adviserende commissies Datum bekendmaking |
IMCO 24.11.2016 |
JURI 24.11.2016 |
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
IMCO 5.12.2016 |
|
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Alain Lamassoure 22.11.2016 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
30.8.2017 |
10.10.2017 |
6.11.2017 |
|
|
Datum goedkeuring |
21.2.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 11 5 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Hugues Bayet, Udo Bullmann, Thierry Cornillet, Esther de Lange, Markus Ferber, Jonás Fernández, Sven Giegold, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Brian Hayes, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Cătălin Sorin Ivan, Petr Ježek, Wolf Klinz, Georgios Kyrtsos, Werner Langen, Sander Loones, Olle Ludvigsson, Ivana Maletić, Gabriel Mato, Costas Mavrides, Bernard Monot, Stanisław Ożóg, Dariusz Rosati, Pirkko Ruohonen-Lerner, Anne Sander, Alfred Sant, Martin Schirdewan, Molly Scott Cato, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Kay Swinburne, Paul Tang, Ramon Tremosa i Balcells, Ernest Urtasun, Marco Valli, Miguel Viegas, Jakob von Weizsäcker, Marco Zanni |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Matt Carthy, Bas Eickhout, Ramón Jáuregui Atondo, Alain Lamassoure, Paloma López Bermejo, Thomas Mann, Luigi Morgano, Joachim Starbatty, Romana Tomc, Lieve Wierinck |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Alberto Cirio, Alex Mayer, Laurenţiu Rebega |
||||
Datum indiening |
1.3.2018 |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
38 |
+ |
|
ALDE |
Thierry Cornillet, Petr Ježek, Wolf Klinz, Ramon Tremosa i Balcells, Lieve Wierinck |
|
ECR |
Pirkko Ruohonen-Lerner |
|
PPE |
Burkhard Balz, Alberto Cirio, Markus Ferber, Danuta Maria Hübner, Georgios Kyrtsos, Alain Lamassoure, Werner Langen, Ivana Maletić, Thomas Mann, Gabriel Mato, Dariusz Rosati, Anne Sander, Romana Tomc, Esther de Lange |
|
S&D |
Hugues Bayet, Udo Bullmann, Jonás Fernández, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Cătălin Sorin Ivan, Ramón Jáuregui Atondo, Olle Ludvigsson, Alex Mayer, Luigi Morgano, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Paul Tang, Jakob von Weizsäcker |
|
Verts/ALE |
Bas Eickhout, Sven Giegold, Molly Scott Cato, Ernest Urtasun |
|
11 |
- |
|
ECR |
Sander Loones, Stanisław Ożóg, Joachim Starbatty, Kay Swinburne |
|
ENF |
Marco Zanni |
|
GUE/NGL |
Matt Carthy, Miguel Viegas |
|
PPE |
Brian Hayes, Gunnar Hökmark |
|
S&D |
Costas Mavrides, Alfred Sant |
|
5 |
0 |
|
EFDD |
Marco Valli |
|
ENF |
Bernard Monot, Laurenţiu Rebega |
|
GUE/NGL |
Paloma López Bermejo, Martin Schirdewan |
|
|
Stemcorrecties |
|
+ |
|
|
- |
Esther de Lange, Laurenţiu Rebega |
|
0 |
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding