VERSLAG over duurzame financiering
4.5.2018 - (2018/2007(INI))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Molly Scott Cato
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de houdbaarheid van de financiën
Het Europees Parlement,
– gezien de inzet van de G20 voor duurzame groei onder het Duitse voorzitterschap van 1 december 2016 tot en met 30 november 2017, met bijzondere verwijzing naar de verklaring: "we zullen alle beleidsinstrumenten – monetair, fiscaal en structureel – afzonderlijk en collectief blijven gebruiken om onze doelstelling van sterke, duurzame, evenwichtige en inclusieve groei te bereiken en tegelijkertijd de economische en financiële veerkracht te vergroten",
– gezien de door de Verenigde Naties vastgestelde doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, met name de verbintenis om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering en de gevolgen daarvan en om een duurzame consumptie en productie te waarborgen,
– gezien de inzet van de Commissie voor duurzame investeringen in dit opzicht, in het kader van het plan voor een kapitaalmarktenunie (KMU) en met name de bevindingen van de deskundigengroep op hoog niveau (HLEG) inzake duurzame financiering,
– gezien het tussentijds verslag van de HLEG van juli 2017over de financiering van een duurzame Europese economie, waarin de spanning wordt geschetst tussen het streven naar kortetermijnwinst en de behoefte aan langetermijninvesteringen om te voldoen aan de doelstellingen op milieu-, sociaal en governancegebied (MSG), en in het bijzonder gezien punt 5 op bladzijde 16 over de risico's voor het financiële stelsel en het beleidskader als de financiële prognoses een te korte termijn beslaan ("tragedy of the horizon"),
– gezien de mededeling van de Commissie van 8 juni 2017 over de tussentijdse evaluatie van het actieplan kapitaalmarktenunie (COM(2017)0292),
– gezien het eindverslag van de HLEG van januari 2018 over de financiering van een duurzame Europese economie,
– gezien bladzijde 14 van het tussentijds verslag van de HLEG, waarin wordt gesteld dat Europese investeerders een gezamenlijke blootstelling aan koolstofintensieve sectoren hebben van ongeveer 45 %, en dat minder dan 1 % van de wereldwijde institutionele investeringen groene infrastructuurvoorzieningen betreffen,
– gezien het feit dat prudentiële kaders, met name Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), alsook boekhoudkundige regels voor investeerders een langetermijnbenadering ontmoedigen, en dat prudentiële regels een kapitaalniveau vereisen dat in verhouding staat tot het risiconiveau over een periode van één jaar en alleen financiële risico's in aanmerking nemen voor de berekening van kapitaalvereisten,
– gezien artikel 173 van de Franse wet nr. 2015-992 van 17 augustus 2015 over de energietransitie voor groene groei,
– gezien zowel de toespraak van 22 september 2016 door Mark Carney, gouverneur van de Bank of England en voorzitter van de Raad voor financiële stabiliteit, als het verslag van het Carbon Trackers Initiative van 2015, met specifieke verwijzing naar het feit dat de gecombineerde marktkapitalisatie van de vier grootste Amerikaanse steenkoolproducenten sinds eind 2010 met meer dan 99 % was gedaald,
– gezien het in september 2016 opgerichte Platform klimaatfinanciering Luxemburg-EIB,
– gezien bladzijde 9 van de discussienota van de E3G van mei 2016 getiteld "Clean Energy Lift Off – Capitalising Europe’s Energy Union", met specifieke verwijzing naar het feit dat de top 20 van energiebedrijven in Europa tussen 2008 en 2013 meer dan de helft van hun marktwaarde van 1 biljoen EUR zag verdampen,
– gezien de verslagen van het Carbon Tracker Initiative van 2015 en 2016, waaruit blijkt dat nog eens 1,1 tot 2 biljoen USD aan kapitaaluitgaven voor fossiele brandstoffen dreigt te stranden, met alleen al 500 miljard USD aan investeringen in de Chinese energiesector,
– gezien de aanbeveling van de Raad van de OESO inzake een gemeenschappelijke aanpak van door de overheid gesteunde exportkredieten en de in acht te nemen zorgvuldigheid op milieu- en sociaal gebied (de "gemeenschappelijke aanpak"), waarin wordt erkend dat het de verantwoordelijkheid van de deelnemers is om uitvoering te geven aan de verbintenissen die zijn aangegaan door de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het de verantwoordelijkheid van de deelnemers is om de positieve en negatieve milieu- en sociale gevolgen van projecten, met name in gevoelige sectoren of in of nabij gevoelige gebieden, en de aan bestaande activiteiten verbonden milieu- en sociale risico's in overweging te nemen in hun beslissingen om overheidssteun te verlenen voor exportkredieten,
– gezien de OESO-richtlijnen voor verantwoord zakendoen voor institutionele beleggers van 2017, met name bladzijde 13, waar wordt gesteld dat investeerders, zelfs zij die minderheidsbelangen hebben, mogelijk rechtstreeks gekoppeld zijn aan nadelige effecten (mede)veroorzaakt door bedrijven waarin is geïnvesteerd, als gevolg van hun belang in of het beheer van aandelen in het bedrijf dat bepaalde sociale of milieueffecten veroorzaakt of daaraan bijdraagt",
– gezien de aanpak van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) voor de transitie naar een groene economie, die tot doel heeft de gevolgen van de klimaatverandering en andere vormen van milieuaantasting te beperken en/of beter te kunnen opvangen, en in het bijzonder gezien de documenten van de EBWO waarin de gevolgen van deze transitie en het milieu met elkaar in verband worden gebracht, waar nodig met inbegrip van wijzigingen in de beoordelingsmethodologie van het project,
– gezien het OESO-document van 2017 getiteld "Responsible Business Conduct for Institutional Investors: Key Considerations for Due Diligence under the OECD Guidelines for Multinational Enterprises",
– gezien het verslag van 2018 van de taskforce op hoog niveau voor investeringen in sociale infrastructuur in Europa, getiteld "Boosting Investment in Social Infrastructure in Europe",
– gezien de Franse wet betreffende de zorgplicht van ondernemingen van 27 maart 2017, en met name artikel 1 en artikel 2 daarvan,
– gezien Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (Richtlijn bekendmaking niet financiële informatie)[1], en met name artikel 19 en artikel 19, onder a), en de overwegingen 3 en 6, alsook overweging 6, onder a) en b) daarvan,
– gezien Richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (de Richtlijn betreffende de rechten van aandeelhouders)[2],
– gezien Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (de IBPV-richtlijn)[3],
– gezien Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad[4],
– gezien Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012[5],
– gezien artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (de PRIIP's-verordening)[6], waarin wordt gesteld dat wanneer een verpakt retailbeleggingsproduct en verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct (PRIIP) een aangetoonde milieugerelateerde of sociale doelstelling heeft, de producent aan de potentiële retailbelegger en andere belanghebbenden duidelijk moet maken hoe tijdens het gehele beleggingsproces aan deze doelstellingen wordt voldaan,
– gezien Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (de STS-verordening)[7],
– gezien het voorstel van Triodos Bank voor "modelmandaten" die de vereisten bevatten van volledige integratie van MSG-factoren in investeringsbeslissingen, actieve betrokkenheid bij en stemmingen over deze kwesties, de keuze van duurzame benchmarks, minder frequente maar zinvollere rapportage door vermogensbeheerders en een op de lange termijn georiënteerde vergoedings- en salariëringsstructuur,
– gezien de herinterpretatie door de Britse regering van fiduciaire verplichtingen, waardoor het verband met maximale rendementen wordt verzwakt en er kan worden nagedacht over ethische en milieukwesties,
– gezien de pioniersrol die de Europese Investeringsbank (EIB) speelt door de eerste groene obligatie ter wereld uit te geven en sinds januari 2018 de grootste emittent van groene obligaties ter wereld te worden,
– gezien de beginselen voor Positive Impact Finance ontwikkeld door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties voor financiële instellingen (UNEP FI),
– gezien het advies van het Europees Comité van de Regio's van 10 oktober 2017 getiteld "Klimaatfinanciering: een essentieel instrument voor de uitvoering van de overeenkomst van Parijs", waarin de nadruk wordt gelegd op de rol van lokale en regionale overheden bij het versterken van de investeringspijplijn om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken,
– gezien het UNEP-onderzoek naar het ontwerp van een duurzaam financieel stelsel,
– gezien het verslag van het Climate Bonds Initiative van 2017, dat laat zien hoe obligaties worden gebruikt om de overgang naar een koolstofarme wereldeconomie te bewerkstelligen,
– gezien het UNEP-onderzoekverslag van 2016, waarin wordt vastgesteld dat verschillende nationale financiële regelgevers reeds duurzaamheidsbeoordelingen uitvoeren of voorbereiden en dat dergelijke initiatieven snel op EU-niveau moeten worden geïntegreerd, en gezien het punt dat dergelijke analyses moeten voortbouwen op gestandaardiseerde klimaatscenario's, waaronder een scenario waarin de stijging van de wereldwijde temperatuur ruim onder 2 °C wordt gehouden,
— gezien de aanbeveling in het eindverslag van de HLEG van januari 2018 dat de Commissie een duurzaamheidstest moet uitvoeren ten aanzien van alle financiële wetgevingsvoorstellen,
– gezien de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het KMU‑actieplan en haar duidelijke verklaring dat: "De Commissie [...] zowel met beleidsmaatregelen als met publieke investeringen, de afstemming van private investeringen op klimaat-, hulpbronnenefficiëntie- en andere milieudoelstellingen [ondersteunt]" (COM(2017)0029),
– gezien het verslag van de Bundesbank van april 2017 en het kwartaalbericht van de Bank of England voor het vierde kwartaal van 2014, waarin wordt gesteld dat het meeste geld dat in omloop is, wordt gecreëerd door de particuliere banksector als banken leningen verstrekken,
– gezien artikel 2, lid 1, onder c), van de Overeenkomst van Parijs betreffende de noodzaak om "geldstromen te doen sporen met een traject naar geringe broeikasgasemissies en klimaatbestendige ontwikkeling",
– gezien het verslag van UNISDR en CRED "The Human Cost of Weather-Related Disasters 1995-2015", waarin wordt geconcludeerd dat 90 % van de in die periode geregistreerde grote rampen die door natuurgevaren werden veroorzaakt, verband hield met klimaat en weer, en dat rampen wereldwijd elk jaar voor 300 miljard USD aan economische schade veroorzaken[8],
– gezien het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030 en prioriteit 3 daarvan "Investeren in rampenrisicovermindering met het oog op weerbaarheid", met inbegrip van paragraaf 30, waarin is vastgesteld dat in voorkomend geval overwegingen en maatregelen in verband met rampenrisicovermindering meer moeten worden geïntegreerd in financiële en fiscale instrumenten,
– gezien het verslag van de Raad voor financiële stabiliteit van juni 2017 over de aanbevelingen van de taskforce voor de openbaarmaking van klimaatgerelateerde financiële informatie,
– gezien het werk van het Europees Comité voor systeemrisico's (European Systemic Risk Board – ESRB) over de risico's van gestrande activa en de behoefte aan Europese "koolstofstresstests",
– gezien speciaal verslag nr. 31 van de Europese Rekenkamer van 2016, waarin is vastgesteld dat, ondanks dat de EU in de lopende begrotingsperiode 2014-2020 een politieke toezegging heeft gedaan om van elke vijf euro één euro (20 %) te besteden aan klimaatgerelateerde doelen, de EU niet op schema lag om aan deze toezegging te voldoen, aangezien de huidige maatregelen maar goed zijn voor ongeveer 18 % van het budget,
– gezien het statistisch verslag 2016 van de EIB, waaruit blijkt dat de steun van de EIB voor klimaatactie de verschillende marktcontexten in de EU blijft weerspiegelen en in 2016 het niveau van 20 % niet heeft gehaald in 16 EU-lidstaten, en dat de investeringen voor klimaatactie in 2016 weliswaar voornamelijk werden gedaan in de sterkere economieën van de EU, maar dat de EIB in 2016 projecten op het gebied van hernieuwbare energie heeft gefinancierd in 11 lidstaten en projecten op het gebied van energie-efficiëntie in 18 lidstaten[9],
– gezien het verslag van de taskforce op hoog niveau voor investeringen in sociale infrastructuur in Europa, waarin de minimale kloof voor investeringen in sociale infrastructuur in de EU op 100-150 miljard EUR per jaar wordt geraamd en de totale kloof voor de periode 2018-2030 op meer dan 1,5 biljoen EUR,
– gezien zijn resolutie van 8 februari 2018 over het jaarverslag over de financiële activiteiten van de Europese Investeringsbank[10],
– gezien zijn resolutie van 6 februari 2018 over het jaarverslag 2016 van de Europese Centrale Bank[11],
– gezien zijn resolutie van 14 november 2017 over het Actieplan financiële retaildiensten[12],
– gezien het investeringsverslag 2017/2018 van de EIB,
– gezien zijn resolutie van 2 juli 2013 over innovatie voor duurzame groei: een bio-economie voor Europa[13],
– gezien het pakket circulaire economie van de Europese Commissie van 2015 en de resolutie van het Parlement van 9 juli 2015 over hulpbronnenefficiëntie: de overgang naar een circulaire economie[14],
– gezien de leidende beginselen van de VN inzake het bedrijfsleven en mensenrechten en de verantwoordelijkheid om te beschermen, eerbiedigen en verhelpen (protect, respect, remedy),
– gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling,
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A8‑0164/2018),
A. overwegende dat financiële markten een essentiële rol kunnen en moeten spelen om de overgang naar een duurzame economie in de EU te bevorderen, waarbij het niet alleen gaat over klimaatverandering en ecologische vraagstukken, maar ook over sociale en governancekwesties; overwegende dat hieraan gerelateerde markttekortkomingen dringend moeten worden verholpen; overwegende dat de milieu-, sociale en economische uitdagingen nauw met elkaar verbonden zijn; overwegende dat volgens het HLEG-verslag van juli 2017 de financieringskloof bij het verwezenlijken van de Europese inspanningen voor een koolstofarme economie bijna 180 miljard EUR bedraagt, waarbij andere doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling niet worden meegerekend;
B. overwegende dat de ecologische transitie een stimulans moet zijn voor onze samenleving en de cohesie moet bevorderen; overwegende dat duurzame financiering een middel kan zijn om maatschappelijke uitdagingen met het oog op een inclusieve groei op lange termijn aan te pakken en het welzijn van burgers te bevorderen; overwegende dat criteria voor investeringen om klimaatverandering te beperken zeer veelbelovend lijken een goed uitgangspunt kunnen vormen; overwegende dat duurzame financiering verder reikt dan alleen klimaat- en groene investeringen en dat daarbij ook snel rekening moet worden gehouden met sociale en governancecriteria;
C. overwegende dat een voorspelbaar en stabiel regelgevingskader voor investeringen in verband met klimaatverandering van het allergrootste belang is om de betrokkenheid van de particuliere sector bij klimaatfinanciering te bevorderen; overwegende dat de Europese Unie een norm voor een duurzaam financieel stelsel kan vaststellen door een geloofwaardig en alomvattend kader in te voeren waarvan de details geleidelijk moeten worden vastgelegd door middel van specifieke wetgevingsinitiatieven;
D. overwegende dat er een mentaliteitsverschuiving bij alle belanghebbenden nodig is en dat daarvoor transversale wetgeving van de Commissie vereist is; overwegende dat institutionele beleggers en retailbeleggers er steeds meer belangstelling voor tonen om te investeren in producten die voldoen aan de MSG-criteria;
E. overwegende dat een grotere transparantie van MSG-gegevens over bedrijven nodig is om "groenwassen" te voorkomen;
F. overwegende dat effectbeoordelingen deel moeten uitmaken van de taxonomie voor duurzame financiële producten; overwegende dat de deskundigheid voor het berekenen van de effecten van investeringen op de MSG-doelstellingen groeit;
De noodzaak om te voorzien in een passend beleidskader om kapitaal te mobiliseren dat nodig is voor een duurzame transitie
1. benadrukt dat een snellere duurzame transitie kansen biedt om de kapitaalmarkten en financiële intermediairs in de richting van langlopende, innovatieve, sociaal en ecologisch verantwoorde en efficiënte investeringen te sturen; is ingenomen met de huidige trend om af te stappen van steenkool, maar wijst erop dat er meer inspanningen nodig zijn om af te stappen van andere fossiele brandstoffen; onderstreept dat het van belang is dat de Europese banken en kapitaalmarkten de voordelen van innovatie op dit gebied kunnen benutten; merkt op dat de MSG-voordelen en -risico's vaak niet voldoende worden geïntegreerd in de prijzen en dat dit marktprikkels biedt aan marktdeelnemers die gericht zijn op snel rendement voor niet-duurzame en op de korte termijn gerichte financieringsinitiatieven; benadrukt dat er een deugdelijk ontworpen politiek toezicht- en regelgevingskader moet komen om duurzame financiering te beheren, waarbij rekening wordt gehouden met de diverse kansen die EU-regio's bieden; merkt op dat een dergelijk kader zou kunnen helpen om op ruime schaal kapitaal voor duurzame ontwikkeling te mobiliseren en de marktefficiëntie zou verbeteren om kapitaalstromen te kanaliseren naar activa die bijdragen tot duurzame ontwikkeling; dringt er bij de Commissie op aan met een ambitieus wetgevingskader te komen, waarin rekening wordt gehouden met de voorstellen uit het Actieplan inzake duurzame financiering;
De rol van de financiële sector bij duurzaamheid en het beleid dat nodig is om tekortkomingen op de markt te verhelpen
2. benadrukt dat de financiële sector als geheel, en zijn kerntaak van het toewijzen van kapitaal zo efficiënt mogelijk, ten gunste van de samenleving en in overeenstemming met de doelstellingen van de EU zou moeten worden bestuurd op basis van billijkheid en inclusiviteit en op basis van het beginsel van duurzaamheid, en MSG-indicatoren en de kosten van niet-optreden zou moeten opnemen in investeringsanalyses en investeringsbesluiten; wijst erop dat de onnauwkeurige beoordeling of misleidende presentatie van klimaat- en andere milieurisico's van financiële producten een gevaar voor de marktstabiliteit kunnen vormen; benadrukt de belangrijke rol van het economisch, begrotings- en monetair beleid bij het bevorderen van duurzame financiering door kapitaaltoewijzing aan en de heroriëntering van investeringen op duurzamere technologieën en bedrijven te vergemakkelijken, alsook op koolstofarme, rampenbestendige en hulpbronnenefficiënte economische activiteiten die de huidige behoefte aan toekomstige hulpbronnen kunnen verminderen en daardoor bijdragen aan het verwezenlijken van de duurzaamheidsdoelstellingen van de EU en de doelen van de overeenkomst van Parijs; erkent dat een passende en stijgende prijs voor de uitstoot van broeikasgassen een belangrijk onderdeel is van een functionerende en efficiënte milieugerichte en sociale markteconomie om tekortkomingen in de marktwerking te corrigeren; wijst erop dat de prijs op de Europese koolstofmarkt niet stabiel is; roept de Commissie en de lidstaten op zich in te zetten voor de geleidelijke afschaffing van directe en indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen;
Gestrande activa en daarmee verband houdende systeemrisico's
3. onderstreept dat er weliswaar nog steeds waarde wordt gehecht aan koolstofactiva op de balansen van ondernemingen, maar dat deze waarde zal moeten dalen om de overgang naar een koolstofarme samenleving te kunnen verwezenlijken; onderstreept daarom de aanzienlijke systeemrisico's die gestrande koolstofactiva en voor het milieu schadelijke activa meebrengen voor de financiële stabiliteit indien deze activa niet tijdig worden meegerekend in overeenstemming met hun risicoprofiel op lange termijn; benadrukt dat de identificatie, beoordeling en het zorgvuldige beheer van blootstellingen, en, na een overgangsperiode, de evenredige verplichte rapportage en geleidelijke vervreemding van deze activa noodzakelijk zijn voor de ordelijke, evenwichtige en stabiele overgang naar klimaatpositieve en hulpbronnenefficiënte investeringen; beveelt aan om het concept van gestrande activa uit te breiden tot fundamentele ecologische systemen en diensten;
4. dringt, zoals in 2016 voorgesteld door het ESRB, aan op invoering van Europese "koolstofstresstests" voor banken en andere financiële intermediairs om de risico's te kunnen bepalen die aan dergelijke gestrande activa zijn verbonden; is ingenomen met de voorstellen van het ESRB voor de ontwikkeling van klimaatbestendige prudentiële beleidsmaatregelen, zoals specifieke kapitaalaanpassingen die gebaseerd zijn op de koolstofintensiteit van individuele blootstellingen waarvan is vastgesteld dat zij in grote mate worden toegepast op de totale investering in activa die worden geacht zeer kwetsbaar te zijn voor een abrupte overgang naar de koolstofarme economie; beschouwt de toekomstige herziening van de verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's) als een kans om te bekijken welke de rol de ETA's kunnen vervullen bij het onderzoek naar en de ontwikkeling van standaarden voor de beoordeling van koolstof- en andere met het milieu verband houdende risico's, de openbaarmaking ervan en de integratie ervan in het interne risicobeoordelingsproces van banken, waarbij rekening moet worden gehouden met bestaande vereisten voor duurzaamheidsrapportage door instellingen; verzoekt de Commissie om in dit verband met wetgevingsvoorstellen te komen;
Financiering van publieke investeringen die nodig zijn voor de transitie
5. benadrukt dat een hervorming van het financiële stelsel om de ecologische transitie actief te versnellen, de medewerking van de publieke en private sector vereist; benadrukt de cruciale rol van het begrotings- en economisch beleid bij het geven van de juiste signalen en prikkels; verzoekt de lidstaten om in overleg met de Commissie, de ETA's en de EIB hun nationale en collectieve behoeften aan overheidsinvesteringen te evalueren en eventuele tekorten aan te vullen, teneinde ervoor te zorgen dat de EU binnen de komende vijf jaar haar klimaatveranderingsdoelstellingen haalt en tegen 2030 de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling verwezenlijkt; benadrukt de rol die nationale stimuleringsbanken en -instellingen in dit verband kunnen spelen; stelt voor dit proces op Europees niveau te coördineren en een systeem op te zetten om de daadwerkelijke financiële stromen naar duurzame investeringen te volgen binnen het kader van een EU-waarnemingscentrum voor duurzame financiering; is ingenomen met innovatieve financieringsinstrumenten waarin duurzaamheidsindicatoren zijn opgenomen, die een dergelijk proces zouden kunnen bevorderen, zoals door de overheid uitgegeven groene obligaties; is ingenomen met de verduidelijking van Eurostat over de behandeling van energieprestatiecontracten in de nationale rekeningen, omdat een dergelijke verduidelijkte behandeling aanzienlijke publieke kapitaalstromen kan ontsluiten naar een sector die momenteel goed is voor driekwart van de kloof van EU-investeringen in schone energie voor 2030; verzoekt de Commissie verder na te gaan hoe overheidsinvesteringen in verband met MSG-doelstellingen op een gekwalificeerde manier kunnen worden behandeld, zodat de kosten van deze projecten over de hele levenscyclus van gerelateerde overheidsinvesteringen kunnen worden gespreid;
Duurzaamheidsindicatoren en taxonomie als prikkels voor duurzame investeringen
6. verzoekt de Commissie een proces met meerdere belanghebbenden, onder meer deskundigen inzake klimaatwetenschap en deelnemers uit de financiële sector, te leiden om tegen het einde van 2019 een robuuste, geloofwaardige en technologisch neutrale taxonomie voor duurzaamheid vast te stellen op basis van indicatoren die het volledige effect van investeringen op duurzaamheid onthullen en het mogelijk maken investeringsprojecten en bedrijven met elkaar te vergelijken; benadrukt dat dergelijke duurzaamheidsindicatoren moeten worden uitgewerkt als een eerste stap in het proces om een EU-taxonomie voor duurzaamheid te ontwikkelen en dat deze indicatoren in de geïntegreerde rapportage moeten worden opgenomen; wijst erop dat na de ontwikkeling van de taxonomie voor duurzaamheid de volgende bijkomende wetgevingsvoorstellen moeten worden gedaan: een overkoepelend, verplicht zorgvuldigheidskader met inbegrip van een zorgplicht, dat binnen een overgangsperiode in fases volledig moet worden ingevoerd en waarbij rekening moet worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel, een verantwoorde taxonomie voor investeringen, en een voorstel om MSG-risico's en -factoren te integreren in het prudentiële kader van financiële instellingen;
7. merkt op dat er al duurzaamheidsindicatoren bestaan, maar dat het bij de huidige vrijwillige rapportagekaders aan harmonisatie ontbreekt; dringt er daarom bij de Commissie op aan haar taxonomie voor duurzaamheid te ontwikkelen aan de hand van een geharmoniseerde lijst van duurzaamheidsindicatoren die gebaseerd is op de bestaande werkzaamheden van onder meer het Global Reporting Initiative (GRI), de door de VN ondersteunde beginselen voor verantwoord investeren (UN PRI), de Europese Commissie zelf, de OESO en de particuliere sector, en met name de bestaande indicatoren van Eurostat inzake hulpbronnenefficiëntie; beveelt aan deze indicatoren op dynamische wijze in de taxonomie op te nemen, met duidelijke richtsnoeren voor investeerders over de termijnen waarbinnen bepaalde normen moeten worden bereikt; pleit ervoor dat de Commissie eveneens overweegt gewicht toe te kennen aan de indicatoren overeenkomstig de urgentie om deze indicatoren op een bepaald moment te verwezenlijken; onderstreept dat in de taxonomie het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen engagement en flexibiliteit, wat betekent dat het kader binnen een overgangsperiode verplicht en gestandaardiseerd moet zijn, maar ook moet worden beschouwd als een evoluerend instrument waarbij rekening kan worden gehouden met nieuwe risico's en/of risico's die nog niet naar behoren in kaart zijn gebracht;
8. beschouwt de opname van kant-en-klare kwantitatieve indicatoren en kwalitatieve beoordelingen van klimaat- en andere milieurisico 's als een belangrijke stap in de richting van een verantwoorde taxonomie voor investeringen die strookt met de VN‑doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, de internationale mensenrechtenwetgeving en internationale humanitaire en arbeidswetten; onderstreept dat minimumstandaarden met betrekking tot MSG-risico's en -factoren onder meer sociale minimumnormen voor dergelijke investeringen moeten omvatten, onder meer werknemersrechten, gezondheids- en veiligheidsnormen, en het uitsluiten van grondstoffen die afkomstig zijn uit conflictgebieden of die zijn gewonnen zonder voorafgaande geïnformeerde toestemming van de betrokken gemeenschappen, evenals minimumnormen voor corporate governance, waaronder EU-vereisten voor corporate governance en rapportage in overeenstemming met EU-normen voor financiële rapportage, en EU-normen voor optreden tegen witwaspraktijken, corruptie en belastingtransparantie;
Waarmerk voor groene financiering (Green Finance Mark)
9. verzoekt de Commissie een proces met meerdere belanghebbenden te leiden om tegen het einde van 2019 door middel van een wetgevingsinitiatief een waarmerk voor groene financiering ("Green Finance Mark") tot stand te brengen, dat moet worden toegekend aan investering-, vermogens- en pensioenproducten die reeds voldoen aan de hoogste normen van de taxonomie voor duurzaamheid, om zo investeerders die duurzaamheid de allerbelangrijkste factor vinden een leidraad te bieden; pleit ervoor in dit waarmerk voor groene financiering minimumnormen voor MSG-risico's en -factoren op te nemen in lijn met de Overeenkomst van Parijs en het beginsel "geen schade berokkenen" in overeenstemming met een MSG-risicoanalyse, evenals activiteiten waarvan kan worden vastgesteld dat zij een aantoonbaar positieve impact hebben zoals bepaald door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties voor financiële instellingen (UNEP FI); wijst erop dat een belangrijke functie van de taxonomie, en van een waarmerk voor groene financiering, de versterking van de risicobeoordeling door financiële marktdeelnemers is, op grond van een op de markt gebaseerde rating; is ingenomen met innovaties van marktdeelnemers, zoals kredietbeoordelingsbureaus, bij de ontwikkeling en het beheer van een dergelijke marktgebaseerde rating;
De integratie van criteria voor duurzame financiering in alle wetgeving met betrekking tot de financiële sector
10. neemt kennis van de recente opname van duurzaamheidskwesties in de verordeningen inzake PRIIP's (verpakt retailbeleggingsproduct en verzekeringsgebaseerd beleggingsproducten) en STS (eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie), alsmede in de richtlijn betreffende de rechten van aandeelhouders en de richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet‑financiële informatie; benadrukt dat bij de regelgeving terdege rekening moet worden gehouden met de risico's in verband met groene en duurzame activa; juicht toe dat de erkenning van gestrande activa in de IBPV-richtlijn is opgenomen en ook dat het "prudent person"-beginsel is uitgebreid en dat naar de VN-beginselen inzake verantwoord beleggen wordt verwezen; dringt erop aan dat de indicatoren voor duurzame financiering via een omnibusvoorstel of via specifieke voorstellen op passende en evenredige wijze worden geïntegreerd in alle wetgeving met betrekking tot de financiële sector; dringt aan op gemeenschappelijke richtsnoeren om de definitie van MSG-factoren en de invoering ervan in alle nieuwe en herziene wetgeving te harmoniseren;
11. dringt er in dit verband bij de Commissie op aan gebruik te maken van de in Verordening (EU) nr. 1286/2014 omschreven bevoegdheid om zo snel mogelijk en alvorens de taxonomie voor duurzaamheid wordt ontwikkeld, een gedelegeerde handeling uit te vaardigen om de details te specificeren van de procedures om vast te stellen of een verpakt retailbeleggingsproduct en verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct specifieke milieu- of sociale doelstellingen nastreeft; dringt eveneens aan op een evenredig, verplicht zorgvuldigheidskader dat gebaseerd is op de OESO-richtlijnen voor verantwoord zakendoen voor institutionele beleggers van 2017 en dat beleggers verplicht om, na een overgangsperiode, MSG-factoren te identificeren, te voorkomen, te beperken en hiervoor verantwoording af te leggen; wijst er nogmaals op dat dit pan‑Europese kader gebaseerd moer zij op de Franse wet betreffende de zorgplicht van ondernemingen en beleggers, inclusief banken; dringt eveneens aan op een directe verwijzing naar MSG-criteria in "het toezicht op producten en governance" in alle nieuwe en herziene wetgeving, met inbegrip van de wetgeving waarover momenteel wordt gedebatteerd; is ingenomen met de aanbeveling van de deskundigengroep op hoog niveau inzake duurzame financiering om het beginsel "eerst over duurzaamheid nadenken" te verankeren in het hele besluitvormings-, tenuitvoerleggings- en handhavingsproces van de EU;
Duurzaamheidsrisico's binnen het kader van kapitaaltoereikendheidsvoorschriften
12. wijst erop dat duurzaamheidsrisico's ook tot financiële risico's kunnen leiden, en dat zij daarom, indien het om aanzienlijke risico's gaat, moeten worden weerspiegeld in kapitaalvereisten en in de prudentiële overwegingen van banken; verzoekt de Commissie daarom een regelgevingsstrategie en een routekaart vast te stellen die onder meer gericht zijn op het meten van duurzaamheidsrisico's in het kader van het prudentiële kader en de opname van duurzaamheidsrisico's in het Bazel IV-kader te bevorderen om voldoende kapitaalreserves te waarborgen; benadrukt dat eventuele kapitaaltoereikendheidsvoorschriften gebaseerd moeten zijn op aangetoonde risico's en deze ten volle moeten weerspiegelen; beoogt in de volgende jaarlijkse begroting een EU-proefproject op te zetten om te beginnen met de ontwikkeling van methodologische benchmarks voor dat doel;
Openbaarmaking
13. onderstreept dat openbaarmaking van informatie een essentiële voorwaarde is voor duurzame financiering; is ingenomen met het werk van de taskforce voor de openbaarmaking van klimaatgerelateerde financiële informatie en verzoekt de Commissie en de Raad om de aanbevelingen van de taskforce goed te keuren; dringt erop aan dat de kosten van het niet-optreden tegen klimaat-, milieu- en andere duurzaamheidsrisico's worden opgenomen in openbaarmakingskaders; beveelt de Commissie aan om evenredige en verplichte openbaarmaking van informatie vanaf 2020 op te nemen in de herziening van de jaarrekeningrichtlijn, de richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie, de richtlijn inzake kapitaalvereisten en de verordening inzake kapitaalvereisten, met inbegrip van een omzettingsperiode waarin bedrijven zich kunnen voorbereiden op de tenuitvoerlegging; merkt op dat artikel 173 van het Franse wetsvoorstel betreffende de energietransitie een mogelijk model biedt voor de bindende regelgeving inzake verplichte openbaarmaking van klimaatrisico's door beleggers; dringt erop aan een uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet‑financiële informatie te overwegen; benadrukt in dit verband dat de vereisten van het rapportagekader in verhouding moeten staan tot de risico's die door de instelling worden genomen en tot haar omvang en complexiteit; beveelt aan dat het type openbaarmaking dat momenteel krachtens de PRIIP-verordening en het essentiële-informatiedocument vereist is, wordt uitgebreid tot alle financiële retailproducten;
Fiduciaire verplichting
14. merkt op dat de fiduciaire verplichtingen reeds zijn verankerd in het financiële regelgevingskader van de Unie, maar herhaalt dat deze moeten worden verduidelijkt bij het definiëren, vaststellen en testen van een robuuste en geloofwaardige taxonomie voor duurzaamheid, die essentiële investeringsactiviteiten omvat, waaronder investeringsstrategie, risicobeheer, vermogensallocatie, governance en rentmeesterschap, voor alle actoren in de investeringsketen, met inbegrip van vermogensbeheerders en onafhankelijke beleggingsadviseurs of andere beleggingsbemiddelaars; pleit ervoor dat de fiduciaire verplichtingen worden uitgebreid tot een verplicht "tweerichtings"-integratieproces, waarbij alle actoren in de gehele investeringsketen, met inbegrip van vermogensbeheerders en onafhankelijke beleggingsadviseurs of andere beleggingsbemiddelaars, worden verplicht financiële materiële MSG-factoren in aanmerking te nemen bij hun beslissingen, inclusief de kosten van niet-optreden, en tevens niet-financiële materiële MSG-voorkeuren van klanten en begunstigden of de uiteindelijke eindbeleggers in overweging te nemen, die proactief gevraagd moet worden naar hun tijdshorizon en duurzaamheidsvoorkeuren; dringt aan op de opname van de kosten van het niet‑optreden tegen klimaat- en andere duurzaamheidsrisico's als onderdeel van het risicobeheer en de zorgvuldigheidsbeoordeling van raden van bestuur van ondernemingen en overheden, en als onderdeel van de fiduciaire verplichting van beleggers;
Modelcontracten voor MSG-identificatie
15. roept de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's) op richtsnoeren te ontwikkelen voor modelcontracten tussen vermogensbezitters en vermogensbeheerders, onafhankelijke beleggingsadviseurs en andere beleggingsbemiddelaars, waarin de overdracht van het belang van de begunstigde duidelijk wordt opgenomen, evenals duidelijke verwachtingen met betrekking tot de vaststelling en integratie van MSG‑risico's en -factoren, teneinde deze risico's te vermijden, beperken, verlichten en te compenseren; roept de EU-instellingen op ervoor te zorgen dat de ETA's voldoende middelen toegewezen krijgen in het kader van komende herziening van de ETA's-verordening; dringt erop aan dat de kosten van het niet-optreden tegen klimaat- en andere duurzaamheidsrisico's worden opgenomen in alle toekomstige EU-wetgeving en herziene wetgeving en in de financiering van effectbeoordelingen;
Rentmeesterschap
16. verlangtdat actief en verantwoord rentmeesterschap een integraal onderdeel vormt van de wettelijke plichten van beleggers en dat een verslag van de rentmeesterschapactiviteiten ter beschikking wordt gesteld van de begunstigden en het publiek door de publieke en verplichte openbaarmaking van, onder meer, belangrijke deelnemingen, betrokkenheidsactiviteiten, het gebruik van gevolmachtigde adviseurs en het gebruik van passieve beleggingsvehikels; beveelt aan dat passieve fondsen, onder leiding van op indexen gebaseerde investeringen, worden aangemoedigd om hun rentmeesterschapsactiviteiten openbaar te maken en aan te geven in hoeverre het gebruik van passieve indexering en benchmarking het mogelijk maakt om MSG-risico's in ondernemingen waarin wordt belegd naar behoren te identificeren; is van mening dat de aanbieders van indexen moet worden gevraagd om nadere gegevens te verstrekken over de blootstelling van op grote schaal gebruikte referentiebenchmarks aan klimaat- en duurzaamheidsparameters;
Noodzaak om MSG-rapportagevereisten verder te ontwikkelen in het kader van de richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie
17. wijst op een ontoereikende mate van convergentie in het rapportagekader van de richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie, en de noodzaak van harmonisatie met het oog op meer samenhang, alsook de noodzaak om de meest passende MSG-maatstaven voor openbaarmaking vast te stellen aan de hand van duurzaamheids- en hulpbronnenefficiëntie-indicatoren; roept de Commissie op een EU‑brede multistakeholdergroep met vertegenwoordigers van de financiële-dienstensector, de academische wereld en het maatschappelijk middenveld op te richten om een lijst met maatstaven op te stellen en te beoordelen, met onder meer een lijst indicatoren die de duurzaamheidseffecten meten en die de belangrijkste duurzaamheidsrisico's bestrijken; is van mening dat een dergelijke hervorming ook de verplichting inzake controleverslagen door derden moet omvatten;
Groene obligaties
18. wijst erop dat groene obligaties slechts een fractie van de beleggingsmarkt vertegenwoordigen en onvoldoende gereguleerd zijn, en dat dit marktonderdeel bijgevolg kwetsbaar is voor het risico van misleidende marketingpraktijken; merkt op dat de EU momenteel geen uniforme norm heeft voor groene obligaties, die zou moeten voortbouwen op een toekomstige EU-taxonomie voor duurzaamheid; merkt op dat dergelijke groene obligaties door overheidsautoriteiten zouden moeten worden geverifieerd en gecontroleerd, en een periodieke verslaglegging van de milieueffecten van de onderliggende activa zouden moeten omvatten; onderstreept dat groene obligaties ook de omkering van milieueffecten moeten omvatten evenals een vermindering van het gebruik van fossielebrandstofactiva; onderstreept dat groene obligaties bepaalde sectoren zouden moeten uitsluiten – met name in verband met de activiteiten die aanzienlijke negatieve effecten op het klimaat hebben – en geen inbreuk mogen maken op essentiële sociale en mensenrechtennormen; stelt voor dat de ontwikkeling van de standaard voor een groene obligatie van de EU in volledige transparantie plaatsvindt met een specifieke werkgroep van de Commissie die onder geregeld toezicht van het Europees Parlement staat; roept de Commissie op om regelmatig het effect, de doeltreffendheid en de controle van de groene obligaties te evalueren; roept in dit verband op tot een wetgevingsinitiatief om de Europese publieke uitgifte van groene obligaties door bestaande en toekomstige Europese instellingen, zoals de EIB, aan te moedigen, te bevorderen en te promoten, teneinde nieuwe duurzame investeringen te financieren;
Ratingbureaus
19. merkt op dat ratingbureaus het effect van ontwrichtende MSG-risico's en ‑factoren niet voldoende meewegen in de beoordeling van de toekomstige kredietwaardigheid van emittenten; dringt aan op vaststelling van EU-normen en EU-toezicht met betrekking tot het opnemen van MSG-indicatoren in beoordelingen voor alle ratingbureaus die in de EU actief zijn; wijst erop dat het gebrek aan concurrentie tussen en de beperkte economische focus van deze ondernemingen nog steeds niet volledig zijn aangepakt; roept op tot invoering van een accreditatieproces voor een waarmerk van groene financiering ("Green Finance Mark") door certificeringsagenten die onder toezicht staan van de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA); beveelt aan de ESMA de bevoegdheid te geven om ratingbureaus te verplichten duurzaamheidsrisico's in hun methodologieën op te nemen; verzoekt de Commissie in dit verband om, wanneer het waarschijnlijk is dat deze risico's zich in de toekomst zullen voordoen, met een herziening van de verordening inzake ratingbureaus te komen; benadrukt het belang van duurzaamheidsonderzoek door duurzaamheidsindexen en MSG-ratingbureaus voor de verstrekking van de nodige informatie aan financiële actoren ten behoeve van hun rapportage- en fiduciaire verplichting, en dus voor de verschuiving naar een systeem van duurzamere financiering;
Waarmerksysteem voor financiële diensten
20. pleit ervoor dat de Commissie een juridisch bindend en evenredig waarmerksysteem instelt, dat gedurende een overgangsperiode vrijwillig van aard moet zijn, voor instellingen die persoonlijke bankrekeningen, beleggingsfondsen, verzekeringen en financiële producten aanbieden, waarmee wordt aangegeven in hoeverre de onderliggende activa in overeenstemming zijn met de Overeenkomst van Parijs en de MSG-doelstellingen;
Het mandaat van de ETA's
21. is voornemens het mandaat van de ETA's en de nationale bevoegde autoriteiten verder te verduidelijken in het kader van de lopende herziening van de ETA-verordeningen en hierin MSG-risico's en -factoren op te nemen, zodat de activiteiten van de financiële markten meer in overeenstemming zijn met duurzame doelstellingen; is in dit opzicht van mening dat de ESMA:
– in haar richtsnoeren inzake duurzaamheidsbeoordelingen bepalingen over duurzaamheidsvoorkeuren moet opnemen, zoals de Commissie in haar Actieplan inzake duurzame financiering heeft voorgesteld, en in bredere zin richtsnoeren moet verstrekken over de wijze waarop duurzaamheidsoverwegingen effectief in de toepasselijke financiële wetgeving van de EU kunnen worden opgenomen, en de coherente tenuitvoerlegging van deze bepalingen na goedkeuring moet bevorderen;
– vanaf 2018 een evenredig en, na een overgangsperiode, verplicht controlesysteem moet invoeren om materiële MSG-risico's en -factoren te beoordelen, aangevuld met een toekomstgerichte duurzaamheidsscenarioanalyse;
– het mandaat krijgt om te controleren of de portefeuille in overeenstemming is met de Overeenkomst van Parijs en MSG-risico's en factoren, en om te zorgen voor consistentie met de aanbevelingen van de taskforce voor de openbaarmaking van klimaatgerelateerde financiële informatie;
onderstreept in dit verband dat de ETA's voldoende financiële middelen moeten krijgen om hun taken uit te voeren; moedigt de ETA's aan om ten aanzien van deze kwesties samen te werken met de betrokken agentschappen en internationale organisaties;
De rol van de EIB bij duurzame financiering
22. benadrukt de voorbeeldfunctie die de EU-instellingen moeten vervullen bij het duurzaam maken van financiering; wijst erop dat hoewel 26 % van alle EIB-financiering bestemd is voor klimaatactie en hoewel de EIB in 2007 een voortrekkersrol heeft gespeeld op de markt voor groene obligaties en op weg is om de door haar aangekondigde doelstellingen te halen, zij nog steeds koolstofintensieve projecten financiert en er dus nog ruimte voor verbetering bestaat; dringt er daarom bij de EIB op aan haar toekomstige leningen en haar prioriteiten aan te passen zodat deze verenigbaar zijn met de Overeenkomst van Parijs en de doelstelling van een maximale temperatuurstijging van 1,5 °C; dringt erop aan de verordeningen betreffende kredietverlening door de EIB en betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) krachtiger en evenwichtiger te maken, om zo een einde te maken aan investeringen in koolstofintensieve projecten en prioriteit te geven aan hulpbronnenefficiënte en koolstofarme projecten, naast andere innovatieve sectoren en immateriële ondernemingen; wijst erop dat de EIB in staat is om meer risicokapitaal ter beschikking te stellen voor de groene transitie, waarbij wordt gezorgd voor een evenwichtige verdeling over de regio's; is van mening dat met dit perspectief verdere maatregelen moeten worden genomen, onder meer in wisselwerking met de financiële instrumenten van de EU in het volgende meerjarig financieel kader;
De rol van de ECB bij duurzame financiering
23. erkent de onafhankelijkheid van de ECB en haar primaire mandaat om de prijsstabiliteit te bewaren, maar herinnert er tevens aan dat de EIB als EU-instelling eveneens is gebonden aan de Overeenkomst van Parijs; is daarom bezorgd over het feit dat "62,1 % van de aankopen van bedrijfsobligaties door de ECB plaatsvindt in sectoren die verantwoordelijk zijn voor 58,5 % van de broeikasgasemissies in de eurozone"[15], en wijst erop dat dit programma hoofdzakelijk rechtstreeks ten goede komt aan grote bedrijven; beveelt de ECB aan om in haar richtsnoeren die de koers van haar aankoopprogramma's bepalen, expliciet rekening te houden met de Overeenkomst van Parijs en de MSG-doelstellingen; onderstreept dat dergelijke richtsnoeren eveneens een proef kunnen vormen voor de totstandbrenging van een toekomstig MSG-gericht investeringsbeleid dat in overeenstemming is met hoge normen inzake een EU-taxonomie voor duurzaamheid;
Andere onderwerpen
24. benadrukt dat een zinvol aanbod aan duurzame financiële producten ook positieve effecten kan hebben op de verbetering van de Europese sociale infrastructuur, waaronder wordt begrepen het geheel van initiatieven en projecten die tot doel hebben publieke waarde te creëren door het stimuleren van investeringen en innovatie in de sectoren die van strategisch en cruciaal belang zijn voor het welzijn en de veerkracht van mensen en gemeenschappen, zoals onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting;
25. is ingenomen met het werk van de HLEG, dat waardevolle bouwstenen biedt om toe te werken naar een nieuwe norm voor een duurzame financiële sector; dringt er echter op aan dat de banksector actief moet worden betrokken bij dit proces, omdat deze door zijn dominante positie in het Europese financiële landschap nog steeds de sleutel is om financiering duurzamer te maken;
26. benadrukt dat de methodologie die wordt gebruikt om de klimaatgerelateerde uitgaven te volgen tot inconsistenties tussen de programma's leidt, zodat projecten met twijfelachtige milieu- en klimaatvoordelen als klimaatgerelateerde uitgaven kunnen worden aangemerkt (bv. de vergroeningscomponent van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid);
27. wijst erop dat alle veelgebruikte financiële benchmarks in hun methodologie geen rekening houden met MSG-factoren; dringt aan op de ontwikkeling van een of meer Europese duurzaamheidsbenchmarks, aan de hand van de Europese taxonomie voor duurzaamheid om de prestaties van Europese uitgevende instellingen te meten op basis van MSG-risico's en ‑factoren;
28. dringt aan op de analyse en bevordering van particuliere initiatieven, zoals het EeMAP-project voor "groene hypotheken", om na te gaan en aan te tonen onder welke voorwaarden groene activa een risicovermindering voor investeringen kunnen inhouden en tegelijkertijd de duurzaamheid van het milieu bevorderen;
29. roept de EU op om de opname van de duurzaamheidsindicatoren in het IFRS-kader op internationaal niveau actief te bevorderen;
30. benadrukt dat ondernemingsbestuur duurzame waardecreatie op lange termijn moet bevorderen, bijvoorbeeld door loyaliteitsaandelen voor langetermijnaandeelhouders en door MSG op te nemen in beloningspakketten voor directeuren en de raad van bestuur; merkt op dat de verduidelijking van de plichten van directeuren in dit verband duurzame beleggers zou ondersteunen in hun contacten met raden van bestuur;
31. dringt erop aan dat voor alle commerciële en openbare activiteiten een verplichte milieuaansprakelijkheidsverzekering wordt ingevoerd als basisvoorwaarde voor de verlening van vergunningen;
32. benadrukt dat duurzame financiering een verduidelijking van de plichten van de directeuren van Europese ondernemingen met betrekking tot duurzame waardecreatie op lange termijn, MSG-aangelegenheden en systeemrisico's vereist als onderdeel van de overkoepelende plicht van de directeuren om het succes van de onderneming te bevorderen;
33. roept de Europese toezichthoudende autoriteiten op richtsnoeren op te stellen voor het verzamelen van statistieken voor de identificatie van MSG-risico's en de integratie ervan in financiering, en dringt erop aan dat statistieken indien mogelijk openbaar worden gemaakt;
34. verzoekt de nationale bank- en financiëlemarktautoriteiten om duidelijke en beknopte instructies op te stellen over de wijze waarop de nieuwe taxonomie en andere met deze wetgeving gepaard gaande veranderingen zonder vermijdbare kosten en vertraging kunnen worden ingevoerd;
35. is van mening dat prijsmaatregelen een cruciale bijdrage kunnen leveren aan het dichten van de financieringskloof van 180 miljard EUR die nodig zijn voor Europa's inspanningen voor een koolstofarme economie, door investeringen te verschuiven naar duurzame doelstellingen op lange termijn;
36. merkt op dat het kleine- en middelgrote ondernemingen (kmo's) vaak worden vergeten in discussies over duurzame financiering, ondanks hun innovatieve karakter; wijst in dit verband op het enorme potentieel van digitalisering en groene fintech; beveelt aan dat de Commissie mechanismen in overweging neemt zodat kmo's projecten kunnen bundelen en toegang krijgen tot de markt voor groene obligaties;
37. benadrukt het belang van de sociale component van duurzame financiering; wijst op het potentieel van de ontwikkeling van nieuwe financiële instrumenten die speciaal zijn bestemd voor sociale infrastructuren, bijvoorbeeld sociale obligaties, zoals onderschreven door de sociale-obligatiebeginselen van 2017;
38. benadrukt dat de identificatie, het beheer en de openbaarmaking van MSG-risico's integraal deel uitmaken van consumentenbescherming en financiële stabiliteit, en derhalve onder het mandaat en toezichthoudende taken van de ETA's moeten vallen; verzoekt het ESRB actief onderzoek te doen naar de wisselwerking tussen MSG‑factoren en systeemrisico's die verder gaan dan klimaatverandering;
39. herinnert eraan dat het Parlement in zijn resolutie van 14 november 2017 over het actieplan over financiële diensten voor consumenten heeft aangedrongen op de invoering van een EU-spaarrekening voor de financiering van de groene economie;
40. verlangt dat alle toekomstige uitgaven van de EU verenigbaar zijn met de Overeenkomst van Parijs, waarbij doelstellingen met betrekking tot het koolstofarm maken van de economie worden opgenomen in de rechtsinstrumenten die de werking regelen van de Europese structuur- en investeringsfondsen (met inbegrip van cohesiefondsen), de fondsen voor extern optreden en ontwikkelingssamenwerking en andere instrumenten buiten het meerjarig financieel kader, zoals het EFSI;
41. dringt erop aan dat de Commissie een haalbaarheidsstudie uitvoert naar de manier waarop toezichthouders en regelgevers mandaten met langetermijnperspectieven beter kunnen belonen;
42. verzoekt de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) om beste praktijken en richtsnoeren te verstrekken over de wijze waarop aanbieders van bedrijfspensioenregelingen en particuliere pensioenproducten precontractueel en gedurende de gehele looptijd van de belegging met begunstigden in contact treden; verzoekt de Eiopa om richtsnoeren te verstrekken over beste praktijken, zoals het fonds van het Brits milieuagentschap, voor het aangaan van contacten met begunstigden en retailklanten en het bepalen van hun financiële en niet-financiële belangen;
43. neemt nota van de aanbeveling van de HLEG om een EU-waarnemingscentrum voor duurzame financiering in het leven te roepen met als doel informatie over duurzame investeringen in de EU te volgen, te rapporteren en openbaar te maken en dat dit waarnemingscentrum door het Europees Milieuagentschap in samenwerking met de ETA's zou moeten worden opgericht; beveelt met het oog op de versterking van de voorbeeldfunctie van de Europese Unie aan dat dit waarnemingscentrum ook een rol vervult bij het volgen, ondersteunen en openbaar maken van informatie over duurzame investeringen van EU-fondsen en EU-instellingen, waaronder het EFSI, de EIB en de ECB; verzoekt het waarnemingscentrum om over zijn werkzaamheden verslag uit te brengen aan het Europees Parlement;
44. verzoekt de EIB om samen te werken met kleine marktspelers en gemeenschapscoöperaties om kleinschalige projecten op het gebied van hernieuwbare energie te bundelen opdat zij in aanmerking komen voor EIB-financiering in het kader van het aankoopprogramma bedrijfssector;
45. deelt de mening van de HLEG dat het van het allergrootste belang is om de burgers van Europa mondiger en bewust te maken over de vraagstukken in verband met duurzame financiering; benadrukt dat de toegang tot informatie over duurzaamheidsprestaties moet worden verbeterd en dat de financiële geletterdheid moet worden bevorderd;
46. roept de Commissie en de lidstaten op te zorgen voor beleidscoherentie tussen de financiële en niet-financiële sectoren; herinnert eraan dat een duurzaam financieel beleid vergezeld moet gaan van samenhangende beleidskeuzes in andere sectoren zoals energie, vervoer, industrie en landbouw;
47. verzoekt de Commissie regelmatig een voortgangsverslag te publiceren over de onderwerpen die in dit verslag aan bod komen;
48. roept de Commissie en de lidstaten op gebruik te maken van de invloed van de EU om leiderschap op het gebied van duurzame financiering te tonen en de duurzaamheidsnormen voor financiering op mondiaal niveau te verhogen, onder meer door middel van bilaterale overeenkomsten met derde landen, op multilaterale politieke fora zoals de VN, de G7 en de G20, en in internationale normalisatie-instanties zoals de Internationale Organisatie van effectentoezichthouders (Iosco);
°
° °
49. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1.
- [2] PB L 132 van 20.5.2017, blz. 1.
- [3] PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37.
- [4] PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19.
- [5] PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35.
- [6] PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1.
- [7] PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35.
- [8] VN-bureau voor risicobeperking bij rampen https://www.unisdr.org/files/46796_cop21weatherdisastersreport2015.pdf
- [9] Statistisch verslag 2016 van de Europese Investeringsbank, 27.4.2017
- [10] Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0039.
- [11] Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0025.
- [12] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0428.
- [13] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0302.
- [14] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0266.
- [15] Sini Matikainen, Emanuele Campiglio en Dimitri Zenghelis, "The climate impact of quantitative easing", Grantham Institute on climate change and the environment, mei 2017.
TOELICHTING
Inleiding
De overgrote meerderheid van investeringen en leningen zijn niet verenigbaar met internationaal overeengekomen klimaatdoelstellingen of criteria op het gebied van milieu, sociaal gedrag en corporate governance. De Overeenkomst van Parijs heeft een nieuwe impuls gegeven aan het koolstofarm maken van onze economie en toch heeft het Parlement nog geen gemeenschappelijke visie over hoe het financiële stelsel kan worden hervormd op een manier die deze transitie versnelt in plaats van vertraagt. Uit een raming van de Commissie blijkt dat het realiseren van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling een jaarlijkse investering in duurzame infrastructuur van 4,7 tot 6,7 biljoen EUR vergt[1].
Tegelijkertijd zien we een overvloed aan kapitaal dat op zoek is naar winstgevende investeringsmogelijkheden. De sleutel tot het oplossen van het raadsel van duurzame financiering is het creëren van een informatie- en stimuleringskader, zodat dit kapitaal in de richting stroomt van investeringen die nodig zijn voor een snelle en gerechtvaardigde overgang naar een ecologische energievoorziening voor onze Europese economieën en samenlevingen. Dit zou Europa in staat stellen haar leidende positie in de strijd tegen klimaatverandering te behouden en haar positie als waardengemeenschap te versterken, en tegelijkertijd Europese bedrijven een concurrentievoordeel te bieden.
De huidige status quo
De dringende noodzaak om te reageren op de dreiging van klimaatverandering heeft in verschillende EU-lidstaten geleid tot innovatie op het gebied van duurzame financiering. De Franse wet inzake openbaarmaking van informatie; het Duitse leiderschap op het gebied van overheidsinvesteringen in de energietransitie; de tijdige actie van de Bank of England om in haar beleid rekening te houden met het gevaar van gestrande activa voor de financiële stabiliteit; de ambitieuze agenda van de Zweedse FSA om duurzaamheid te integreren in haar dagelijkse werkzaamheden; en het onderkennen door Nederland van het gevaar voor pensioenen en verzekeringen als financiële prognoses een te korte termijn beslaan ("tragedy of the horizon"). Het doel van het Europees Parlement moet zijn om het beste uit deze innovaties te halen en ze te combineren tot minimumnormen die voor iedereen gelden en als richtsnoer dienen voor investeringen, teneinde een gerechtvaardigde en snelle overgang naar een duurzame economie en samenleving te waarborgen.
Tussen 60 en 80 procent van de kolen-, olie- en gasreserves van beursgenoteerde bedrijven zijn "onverbrandbaar" wil de wereld een kans maken om de opwarming van de aarde duidelijk onder de 2 °C en zo dicht mogelijk bij 1,5 °C te houden, zoals afgesproken op de COP21 in Parijs. Dit betekent in de praktijk dat een zeer substantiële bron van wereldwijd systemisch risico – in de vorm van de zogeheten "koolstofbubbel" – momenteel verankerd ligt in de Europese en mondiale financiële markten. Verder betekent dit in de praktijk dat het bedrijfsmodel van de "koolstofeconomie" als geheel afhankelijk is van winstbejag en uiteindelijk van impliciete subsidies, aangezien de kosten die aan deze risico's zijn verbonden naar de toekomst worden geschoven terwijl de huidige marktspelers profiteren van het actuele beroep op toekomstige hulpbronnen.
Klimaatverandering is slechts de meest dringende van de vele en onderling verweven ecologische crises die de toekomst van de mensheid bedreigen. Andere voorbeelden zijn de uitputting van watervoorraden en de verontreiniging van diep grondwater; ontbossing en verlies aan habitats; bodemaantasting en de bedreiging van de voedselvoorziening; verzwakking van de stikstof- en fosforcycli; oceaanverzuring; aantasting van de ozonlaag. Tot dusver lag het accent bij duurzame financiën en het risico voor financiële duurzaamheid als gevolg van gestrande activa uitsluitend op klimaatrisico's, en dit is het hoofdonderwerp van dit verslag. Dit is slechts een eerste stap. In de toekomstige werkzaamheden betreffende duurzame financiering moet rekening worden gehouden met de bredere ecologische crisis. We zijn verheugd over de aandacht die in het eindverslag van de HLEG wordt besteed aan de risico's van intensieve landbouw.
Voorstel van de rapporteur
Zoals opgemerkt door enkele centrale banken (BoE, Bundesbank[2]) wordt het meeste geld dat in omloop is gecreëerd door de particuliere banksector, als banken leningen verstrekken. Dit verleent de banksector enorme macht bij het bepalen van de toewijzing van geld in de economie, zelfs voordat het wordt belast of gespaard. Deze macht wordt momenteel geconcentreerd door een oligopolistische banksector, die zich vanzelfsprekend grotendeels richt op winst, ten koste van milieu- en sociale doelen. Hoewel markttekortkomingen moeten worden gecorrigeerd door marktmechanismen in te voeren, zoals openbaarmaking van klimaatrisico's, moeten we deze uitgebreide macht ook herverdelen door ruimte te geven aan een gedecentraliseerder en veerkrachtiger banksysteem, in combinatie met een sterk openbaar banknetwerk in Europa.
Zodra dit mislukt of te traag gaat, spelen publieke financiële instellingen en overheden een essentiële rol. Gezien het huidige ontwikkelingstempo van investeringen in groene financiën en schone energie, zullen de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs waarschijnlijk niet zonder extra inspanningen worden bereikt. We kunnen het ons niet veroorloven om te wachten tot de particuliere sector zijn investeringsprofiel verschuift naar praktijken die verenigbaar zijn met de 2 °C-doelstelling. Dit onderstreept de dringende behoefte aan ambitieuzere en doortastendere maatregelen van overheden om het investeringstempo te verhogen, met name in groene infrastructuur, en om onjuiste toewijzing van kapitaal te voorkomen en te zorgen dat wordt geïnvesteerd in duurzaamheid en waardecreatie op de lange termijn.
Overheden zouden het vertrouwen moeten hebben om eengrotere rol te spelen bij de financiering van de groene transitie en leiderschap te tonen aan de particuliere sector door de vereiste investeringscapaciteit voor de energietransitie op te schalen. Meer synergie tussen de lidstaten, de EIB en het ECB-programma voor de aankoop van activa, zou tot positieve ontwikkelingen in deze richting kunnen leiden. Tevens moeten we de voortrekkersrol erkennen die coöperatieve- en gemeenschapsfinanciers spelen bij het initiëren van groene investeringen.
We verwelkomen het eindverslag van de deskundigengroep op hoog niveau inzake duurzame financiering en juichen het ambitieniveau ervan toe. Ons verslag geeft politieke steun aan hun aanbevelingen en we willen dan ook aan de Commissie en de Raad laten weten dat we ervan overtuigd zijn dat de Europese burger van hen verwacht dat ze mondiaal leiderschap op dit gebied tonen en dat ze de kracht van geld gebruiken om de stabilisatie van het klimaat en de bescherming van het mondiale ecosysteem ten behoeve van huidige en toekomstige generaties, mogelijk te maken en te versnellen.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
24.4.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
42 9 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Hugues Bayet, Pervenche Berès, Thierry Cornillet, Markus Ferber, Sven Giegold, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Brian Hayes, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Cătălin Sorin Ivan, Petr Ježek, Barbara Kappel, Wolf Klinz, Georgios Kyrtsos, Philippe Lamberts, Werner Langen, Bernd Lucke, Olle Ludvigsson, Ivana Maletić, Gabriel Mato, Costas Mavrides, Alex Mayer, Bernard Monot, Caroline Nagtegaal, Luděk Niedermayer, Stanisław Ożóg, Dimitrios Papadimoulis, Sirpa Pietikäinen, Dariusz Rosati, Pirkko Ruohonen-Lerner, Alfred Sant, Martin Schirdewan, Molly Scott Cato, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Paul Tang, Ramon Tremosa i Balcells, Marco Valli, Tom Vandenkendelaere, Miguel Viegas, Jakob von Weizsäcker, Marco Zanni |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Mady Delvaux, Manuel dos Santos, Ashley Fox, Krišjānis Kariņš, Paloma López Bermejo, Thomas Mann, Eva Maydell, Michel Reimon, Romana Tomc |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
42 |
+ |
|
ECR |
Pirkko Ruohonen-Lerner |
|
EFDD |
Marco Valli |
|
ENF |
Barbara Kappel |
|
GUE/NGL |
Paloma López Bermejo, Dimitrios Papadimoulis, Martin Schirdewan |
|
PPE |
Burkhard Balz, Brian Hayes, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Krišjānis Kariņš, Georgios Kyrtsos, Werner Langen, Ivana Maletić, Thomas Mann, Gabriel Mato, Eva Maydell, Luděk Niedermayer, Sirpa Pietikäinen, Dariusz Rosati, Theodor Dumitru Stolojan, Romana Tomc, Tom Vandenkendelaere |
|
S&D |
Hugues Bayet, Pervenche Berès, Mady Delvaux, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Cătălin Sorin Ivan, Olle Ludvigsson, Costas Mavrides, Alex Mayer, Alfred Sant, Manuel dos Santos, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Paul Tang, Jakob von Weizsäcker |
|
VERTS/ALE |
Sven Giegold, Philippe Lamberts, Michel Reimon, Molly Scott Cato |
|
9 |
- |
|
ALDE |
Thierry Cornillet, Petr Ježek, Wolf Klinz, Ramon Tremosa i Balcells |
|
ECR |
Ashley Fox, Bernd Lucke |
|
ENF |
Bernard Monot, Marco Zanni |
|
PPE |
Markus Ferber |
|
3 |
0 |
|
ALDE |
Caroline Nagtegaal |
|
ECR |
Stanisław Ożóg |
|
GUE/NGL |
Miguel Viegas |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding