VERSLAG Naar een duurzame en concurrerende Europese aquacultuursector: huidige stand van zaken en toekomstige uitdagingen
24.5.2018 - (2017/2118(INI))
Commissie visserij
Rapporteur: Carlos Iturgaiz
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Naar een duurzame en concurrerende Europese aquacultuursector: huidige stand van zaken en toekomstige uitdagingen
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU" (COM(2013)0229),
– gezien Verordening (EU) nr. 304/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur[1],
– gezien Richtlijn 98/58/EG van de Raad inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren[2],
– gezien Verordening (EG) nr. 710/2009 van de Commissie van 5 augustus 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, betreffende de vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de biologische dierlijke aquacultuurproductie en de biologische productie van zeewier[3],
– gezien Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97,
– gezien Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft[4],
– gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91[5],
– gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad[6],
– gezien Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad[7],
– gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad[8],
– gezien Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad[9],
– gezien zijn resolutie van 4 december 2008 over het opstellen van een Europees beheersplan voor aalscholvers om de toenemende schade aan visbestanden, visserij en aquacultuur door aalscholvers te verminderen[10],
– gezien zijn resolutie van 17 juni 2010 over een nieuw elan voor de strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur[11],
– gezien zijn resolutie van 8 juli 2010 over de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU in het licht van de hervorming van het GVB[12],
– gezien zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld op 23 november 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur[13],
– gezien zijn resolutie van 8 september 2015 over het optimaal benutten van het potentieel van onderzoek en innovatie in de blauwe economie voor de schepping van banen en groei[14],
– gezien zijn resolutie van 12 mei 2016 over de traceerbaarheid van visserij- en aquacultuurproducten in restaurants en de detailhandel[15],
– gezien het werkdocument van de Commissiediensten over de toepassing van de kaderrichtlijn water en de kaderrichtlijn mariene strategie ten aanzien van aquacultuur (SWD(2016)0178),
– gezien het document van de Commissie van 2015 getiteld "Overview report: Implementation of the rules on finfish aquaculture" (DG SANTE) 2015-7406 - MR),
– gezien de mededeling van de Commissie van 29 juni 2017 met als titel "Een Europees "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR)" (COM(2017)0339),
– gezien het economisch verslag over de aquacultuursector in de EU van 2016 door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV),
– gezien het Eurobarometerverslag over consumentengewoonten met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten in de EU (2017) en de aanvullende analyse door de Waarnemingspost voor de EU-markt voor visserij- en aquacultuurproducten (Eumofa),
– gezien het wetenschappelijk advies getiteld "Food from the Oceans" van de groep op hoog niveau van wetenschappelijk adviseurs van november 2017,
– gezien de Gedragscode van de FAO voor een verantwoorde visserij,
– gezien de Gezondheidscode voor waterdieren van de OIE,
– gezien de artikelen 42 en 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien zijn resolutie van 6 juli 2017 over de bevordering van cohesie en ontwikkeling in de ultraperifere gebieden van de EU: uitvoering van artikel 349 VWEU[16],
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8‑0186/2018),
A. overwegende dat de aquacultuur, inclusief de kweek van mariene en zoetwatervis, alsmede de kweek van schaaldieren, schelpdieren, zeewier en stekelhuidigen, een innoverende economische sector is die de snelst groeiende voedselproductieactiviteit is en potentieel een hoogtechnologische bedrijfstak die structurele investeringen en investeringen in onderzoek vereist, alsmede operationele en financiële planning op lange termijn;
B. overwegende dat de visteelt- en de schelpdierensector een belangrijke en waardevolle rol spelen op het gebied van economie, werkgelegenheid, samenleving en milieu, door het verbeteren van de levenskwaliteit in de kustgebieden en de landinwaarts gelegen gebieden van de Unie en in de ultraperifere gebieden en door bij te dragen aan de voedings- en voedselzekerheid van de Europeanen; overwegende dat bepaalde factoren een negatief effect hebben op de aquacultuurproductie, onder andere milieu- en klimaatgerelateerde factoren, maar bovenal roofdieren; overwegende dat uit een aantal onderzoeken blijkt dat deze kwesties in verband met roofdieren een aanzienlijke impact hebben op de productie;
C. overwegende dat in de mededeling van de Commissie "Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU" vier prioriteiten worden benadrukt waaraan moet worden gewerkt om het potentieel van de aquacultuur in de EU te ontsluiten: administratieve procedures, coördinatie van de ruimtelijke ordening, concurrentievermogen, met name door de sector in contact te brengen met de wetenschap, en een gelijk speelveld;
D. overwegende dat in deze mededeling ook wordt aangeraden dat de lidstaten nationale strategische meerjarenplannen voor de aquacultuur opstellen, met een analyse van de belangrijkste tekortkomingen en van de kwesties die moeten worden opgelost, evenals de bepaling van gezamenlijke doelstellingen en, indien mogelijk, de vatstelling van indicatoren om de vorderingen in de richting van de realisatie van deze doelstellingen te beoordelen;
E. overwegende dat instandhouding van de lokale ecosystemen en bestanden een prioritaire hoofddoelstelling moet zijn, om de verplaatsing en teloorgang van de plaatselijke visserij en kweek te voorkomen;
F. overwegende dat ondanks goede intenties en inspanningen de aquacultuur in de EU stagneert, in tegenstelling tot de toenemende groei die is waar te nemen in andere delen van de wereld;
G. overwegende dat de aquacultuurproductie in de EU volgens ramingen slechts 10 % van de binnenlandse vraag naar vis dekt en dat meer dan de helft van de vraag naar visserijproducten wordt gedekt door invoer uit derde landen;
H. overwegende dat aquacultuur moet worden gezien als een vorm van landbouw, in het bijzonder in het geval van vijverkweek;
I. overwegende dat de achterstand van de ultraperifere gebieden met betrekking tot de ontwikkeling van aquacultuur bijzonder significant is;
J. overwegende dat het recente advies van de groep op hoog niveau van wetenschappelijk adviseurs over de aan deze groep door commissaris Vella voorgelegde vraag, namelijk: "Hoe kan meer voedsel en biomassa uit de oceaan worden verkregen zonder dat toekomstige generaties de voordelen ervan wordt ontnomen?", de volgende aanbevelingen bevat: een paradigma inzake voedsel uit de oceaan dat gebaseerd is op verantwoorde kweek opnemen in algemene communautaire en mondiale beleidsagenda's op systeemniveau en de ontwikkeling van de maricultuur in Europa naar een hoger en meer strategisch niveau tillen door middel van een alomvattend, gezamenlijk beleidskader – dit omvat de uitgifte van richtsnoeren voor de opname van maricultuurvereisten in de tenuitvoerlegging van de EU-richtlijn van 2014 inzake mariene ruimtelijke ordening en uitbreiding van de technologische samenwerking naar maricultuur in het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij tussen de EU en zuidelijke partnerlanden;
K. overwegende dat voor het opstarten of uitbreiden van een aquacultuurbedrijf in de EU verschillende vergunningen en machtigingen vereist zijn en dat de procedure voor het verkrijgen van deze officiële documenten niet op EU-niveau geharmoniseerd is en over het algemeen traag en complex is, en geen rechtszekerheid en economische voorspelbaarheid biedt; overwegende dat deze situatie de ontwikkeling van de sector dreigt te belemmeren en dat zij bedrijfsinvesteringen kan ontmoedigen en kan leiden tot buitensporige kosten voor de sector, naast indirecte aanmoediging van import uit derde landen;
L. overwegende dat de meest complexe procedures voor aquacultuuroperaties procedures zijn die verband houden met milieueisen (milieueffectbeoordelingen, strategische milieubeoordelingen en toezichtprocedures), maar dat, paradoxaal genoeg, de traagheid en de complexiteit van deze administratieve procedures niet altijd leiden tot bescherming van het milieu, en de oprichting van sociaal-economisch en ecologisch duurzame en kwalitatief hoogstaande aquacultuurbedrijven daarentegen soms zelfs bemoeilijken; overwegende dat er verschillen zijn tussen zoetwater- en mariene aquacultuur; overwegende dat de verschillen in de subsectoren van de aquacultuur vereisen dat verschillende praktijken worden gevolgd voor het beheren van bestanden, het voeden en het reproduceren; overwegende dat er voldoende rekening moet worden gehouden met deze verschillen bij de opstelling van regelgeving voor EU-aquacultuur, met name duurzame milieunormen;
M. overwegende dat bureaucratische complexiteit en vertragingen, in het bijzonder met betrekking tot vergunningen en planning, staan voor passiviteit die onvermijdelijk leidt tot economische en sociale/arbeidskosten voor potentiële investeerders in de gebieden waar aquacultuurbedrijven gevestigd zijn, met bijzondere gevolgen op het gebied van werkgelegenheid voor vrouwen en jongeren;
N. overwegende dat voor een adequate ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden met de verschillende behoeften van de diverse gebruikers, samen met de noodzaak om de natuur te beschermen, en dat inspanningen moeten worden geleverd om deze met elkaar te verzoenen; overwegende dat het niet voorhanden zijn van locaties, het ontbreken van een adequate ruimtelijke ordening en conflict met andere economische activiteiten een aanzienlijk effect hebben op de ontwikkeling van de aquacultuur in de EU in sommige regio's, aangezien de aquacultuursector wellicht minder zwaar weegt dan andere, "machtige" sectoren;
O. overwegende dat ruimtelijke ordening een van de voorwaarden is voor de ontwikkeling van aquacultuur op lange termijn en het vereiste instrument om te zorgen voor geschikte locaties voor aquacultuur, rekening houdend met andere activiteiten in de gebieden in kwestie;
P. overwegende dat de EU-milieuwetgeving gebaseerd is op richtlijnen (de richtlijn mariene strategie, de vogel- en habitatrichtlijn) en dat het dus wordt overgelaten aan de lidstaten en de lokale en regionale overheden om deze om te zetten en toe te passen, tot op zekere hoogte naar eigen inzicht; overwegende dat er bijgevolg geen uniforme toepassing is in de hele EU, hetgeen leidt tot rechtsonzekerheid voor ondernemingen en landbouwbedrijven en tot een gebrek aan voorspelbaarheid voor investeerders en zorgt voor een ongelijk speelveld;
Q. overwegende dat volgens het wetenschappelijk advies "Food from the Oceans" de enige manier om op korte termijn significant meer voedsel en biomassa uit de oceanen te verkrijgen, het vangen van organismen is die zich onderaan de voedselketen bevinden, zoals macroalgen en tweekleppige schelpdieren;
R. overwegende dat verschillende nationale en regionale wettelijke kaders voor aquacultuur kunnen leiden verschillende wettelijke vereisten voor bedrijven, zelfs wanneer deze actief zijn in hetzelfde zeebekken, hetgeen op zijn beurt de mededinging dreigt te verstoren;
S. overwegende dat de voorbeelden van goede samenwerking op basis van convenanten en andere overeenkomsten tussen natuurbeschermers en de sector moeten worden verwelkomd; overwegende dat, hoewel de positieve voorbeelden van bijdragen door aquacultuur aan het behoud van een goede waterkwaliteit en goede aquatische ecosysteemdiensten moeten worden verwelkomd, het ook belangrijk is de negatieve gevolgen op te merken en te proberen te verminderen die aquacultuur kan hebben voor het plaatselijke milieu en de waterkwaliteit; moedigt daarom verdere innovatie en initiatieven aan om te zorgen voor een duurzame en winstgevende sector op lange termijn;
T. overwegende dat de productie van tweekleppige schelpdieren en de kweek van macroalgen een evenwichtige toevoeging van voedingszouten in het milieu vereisen;
U. overwegende dat, rekening houdend met het bovenstaande, deze soort zoetwaterviskwekerij ook te beschouwen is als een milieubeschermingsdienst die de kwaliteit en kwantiteit van het water beschermt, en meer erkenning en steun van de besluitvormers van de EU verdient dan momenteel het geval is;
V. overwegende dat EU-producten moeten voldoen aan een reeks strenge regels en normen inzake het milieu, diergezondheid, dierenwelzijn en consumentenbescherming op het gebied van productieactiviteiten, diervoeder, welzijn, vervoer, verwerking en sociale en arbeidsvoorwaarden, die rechtstreekse gevolgen hebben voor de productiekosten; overwegende dat dit resulteert in een uitstekende kwaliteit en duurzame producten die duurder en bijgevolg vaak minder concurrerend kunnen zijn dan de geïmporteerde producten die met grote regelmaat op de EU-markt komen tegen lage prijzen als gevolg van praktijken die uit ecologisch, sociaal en arbeidsoogpunt onhoudbaar zijn en waarvan de productie gepaard is gegaan met slechte normen inzake dierenwelzijn en gezondheid;
W. overwegende dat sommige aquacultuurbedrijven erg afhankelijk zijn van energiebronnen, hetgeen de kosten van aquacultuurproductie opdrijft;
X. overwegende dat de consumptie van vis – een levensmiddel dat proteïnen, vetzuren, vitaminen, mineralen en essentiële micronutriënten bevat die de menselijke gezondheid ten goede komen – moet worden verhoogd en overwegende dat de uitstekende kwaliteit van vis, schaal- en schelpdieren uit de EU een groot concurrentievoordeel voor de EU‑aquacultuur moet vormen;
Y. overwegende dat de mondiale visconsumptie gestaag toeneemt, parallel met de mondiale bevolkingstoename;
Z. overwegende dat er bovendien niet altijd coherentie is tussen het handels-, het sociale en het milieubeleid van de EU: de EU verleent bijvoorbeeld de SAP- en SAP+-status (stelsel van algemene preferenties) aan kwetsbare ontwikkelingslanden, om ervoor te zorgen dat deze minder of geen rechten op de uitvoer naar de EU hoeven te betalen, zodat hun onmisbare toegang tot de EU-markt wordt gegeven en wordt bijgedragen tot hun groei; overwegende dat sommige van deze landen, bijvoorbeeld sommige Aziatische landen, tegelijk aquacultuurproducten produceren die niet voldoen aan de normen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en gezondheid, alsmede de sociale en arbeidsnormen waaraan exploitanten uit de EU moeten voldoen en die in sommige gevallen in strijd zijn met de mensenrechten;
AA. overwegende dat de EU ook sterk afhankelijk is van de invoer van visserijproducten uit derde landen voor voeders voor de aquacultuur en dat duurzamere, alternatieve voeders tot nu toe onvoldoende zijn onderzocht en bevorderd;
AB. overwegende dat de buitenlandse handel van de EU op het gebied van aquacultuur een tekort vertoont en dat er oneerlijke concurrentie is tussen ingevoerde aquacultuurproducten uit derde landen en producten uit de EU, ten koste van de voedselkwaliteit en de gezondheid van de consument;
AC. overwegende dat aquacultuur in derde landen mogelijkheden biedt voor EU‑investeringen;
AD. overwegende dat de verschillen tussen de producten van de Europese aquacultuur in vergelijking met die van derde landen in termen van kwaliteit, ecologische voetafdruk, sociaal gedrag en respect voor het welzijn van dieren niet door Europese consumenten kunnen worden waargenomen als de informatie die zij over deze producten ontvangen onvoldoende of onjuist is (met name in verband met het land van herkomst, ontdooiing of de identificatie van soorten);
AE. overwegende dat de EU-wetgeving inzake informatie over aquatische producten voor de consument duidelijk is en dat de controle hierop onder de verantwoordelijkheid valt van de autoriteiten van de lidstaten; overwegende dat evenwel algemeen bekend is dat deze cruciale informatie voor de consument niet daadwerkelijk wordt verstrekt, noch door vishandelaren, noch door restaurants; overwegende dat deze situatie van een ontoereikende tenuitvoerlegging het concurrentievermogen van de aquacultuur in de EU ondermijnt;
AF. overwegende dat duurzame viskwekerij gebaseerd is op het houden van gezonde dieren en dat het hiervoor van essentieel belang is specifieke, innoverende diergeneeskundige instrumenten te ontwikkelen, in het bijzonder vaccins en antibiotica, die moeten worden gebruikt op een verantwoorde en beperkte wijze met waarborging van de gezondheid en het welzijn van dier en consument, alsmede van veilige en voedzame aquacultuurproducten, zonder nadelige gevolgen voor het milieu en in het wild levende soorten; overwegende dat in de EU-regelgeving inzake diergezondheid ook rekening moet worden gehouden met de bijzonderheden van aquacultuur en de specifieke kenmerken van vissoorten, wanneer het gaat om de behandeling van infecties en ziekten en de gevolgen voor de productkwaliteit;
AG. overwegende dat in het Europees "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR) wordt opgemerkt dat immunisatie door vaccinatie een kosteneffectieve gezondheidsinterventie is in de strijd tegen antimicrobiële resistentie[17], hetgeen ook geldt voor aquacultuur;
AH. overwegende dat het beeld dat de Europese samenleving en consument heeft van aquacultuur, per lidstaat verschilt, maar dat er in het algemeen duidelijk ruimte is voor verbetering;
AI. overwegende dat, hoewel er altijd ruimte is voor verbetering aan de hand van betere praktijken, het slechte imago van deze activiteit niet altijd te wijten is aan echte problemen (milieu-, kwaliteits- en veiligheidsaspecten), maar aan de vooroordelen die consumenten van aquacultuur hebben; overwegende dat een aanzienlijk deel van deze situatie het gevolg is van de overtuiging dat de reële gevolgen van aquacultuur in sommige derde landen (ontwikkelingslanden) ook worden vastgesteld in de EU, hetgeen niet waar is;
AJ. overwegende dat de sterk uiteenlopende praktijken met betrekking tot aquacultuur tot aanzienlijke verschillen leiden onder meer in productkwaliteit, milieugevolgen en hygiënische omstandigheden, hetgeen de consument vaak in onzekerheid laat over het resulterende product;
AK. overwegende dat de slechte reputatie van aquacultuur invloed heeft op de governance ervan door overheidsdiensten (vergunningen, planning enz.), maar ook op de afzetvoorwaarden;
AL. overwegende dat moet worden gewezen op de mogelijkheden van aquacultuur in zoet water, aquacultuur op het vasteland met omsloten wateren, geïntegreerde multitrofe aquacultuur en recirculatiesystemen of aquaponics in stedelijke gebieden voor de verbetering van de voedselzekerheid en de ontwikkeling van plattelandsgebieden;
AM. overwegende schaal- en schelpdieren en waterplanten zoals algen ook een belangrijke bron voor aquacultuur vormen;
AN. overwegende dat voor onderzoek en innovatie een essentiële rol is weggelegd bij het ontsluiten van het potentieel van duurzame aquacultuur; overwegende dat de productie duurzaam kan worden verhoogd aan de hand van door innovatie gedreven groei, de regeneratie en zuivering van water, het gebruik van hernieuwbare energie en energie- en hulpbronnenefficiëntie, terwijl de milieueffecten worden verminderd en milieudiensten worden geleverd;
AO. overwegende dat gestandaardiseerde protocollen op EU-niveau van wetenschappelijke gegevens die het toezicht op en de verbetering van de beheer- en productiepraktijken en de gevolgen hiervan op milieu en gezondheid mogelijk maken, erg belangrijk zijn;
AP. overwegende dat voorrang moet worden gegeven aan inheemse of endemische soorten om de effecten op het milieu te beperken en de aquacultuur duurzamer te maken;
AQ. overwegende dat moeilijkheden om toegang te krijgen tot krediet en een aanzienlijke tijdsspanne tussen investeringen en de eerste verkoop (doorgaans drie jaar of meer) beleggers kunnen ontmoedigen;
AR. overwegende dat de door banken en financiële instellingen geboden voorfinancieringsvoorwaarden steeds strenger worden;
AS. overwegende dat de procedures, die in de meeste gevallen niet duidelijk genoeg zijn voor de gebruikers, en de overvloed aan documenten die moeten worden ingediend om financiering uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) te verkrijgen, ontmoedigend zijn voor de aanvrager; overwegende dat het bedrag van ongeveer 1 280 miljoen EUR dat in de huidige programmaperiode (2014-2020) ter beschikking is, niet toereikend is om de Europese aquacultuursector te ontwikkelen; overwegende dat het absorptiepercentage in de lidstaten tegelijk bijzonder laag is;
AT. overwegende dat bij duurzame aquacultuur rekening moet worden gehouden met de potentiële effecten op wildevisbestanden en de waterkwaliteit, maar dat duurzame aquacultuur andersom ook gezonde visbestanden en een uitstekende waterkwaliteit nodig heeft;
AU. overwegende dat de beschikbare gegevens wijzen op een toenemende kloof – naar schatting 8 miljoen ton – tussen de consumptie van vis, schaal- en schelpdieren in de EU en het door de visserij gerealiseerde vangstvolume; overwegende dat duurzame aquacultuur samen met duurzame visserij kan bijdragen tot het garanderen van voedsel- en voedingszekerheid op lange termijn, inclusief voedselvoorziening, alsmede tot groei en werkgelegenheid voor de burgers van de Unie en tot het voldoen van de toenemende wereldwijde vraag naar aquatische levensmiddelen, mits voor aquacultuuractiviteiten gebruik wordt gemaakt van duurzame voedselbronnen en milieuschade wordt voorkomen; overwegende dat zij op deze manier kan bijdragen tot de overkoepelende doelstelling de kloof te dichten tussen het verbruik en de productie van vis, schaaldieren en schelpdieren in de EU;
AV. overwegende dat in de aquacultuur één kilogram laagwaardige vis kan worden omgezet in één kilogram hoogwaardige vis (bijvoorbeeld lodde in tarbot, waar de waarde toeneemt van 0,10 tot 7 EUR per kilogram);
AW. overwegende dat jongeren minder geïnteresseerd zijn om te werken in de aquacultuursector of om erin te investeren of de sector te ontwikkelen, door slechte communicatie en een gebrek aan financiële vooruitzichten en stabiliteit, die aquacultuur onaantrekkelijk maken voor jongere generaties;
AX. overwegende dat duurzame aquacultuur die in handen is van en beheerd wordt door de gemeenschap, sociaal-economische voordelen kan opleveren voor perifere kustgebieden en een positieve rol kan spelen in de blauwe economie;
AY. overwegende dat zoetwateraquacultuur goed is voor 20 % van de prestaties van de sector in Europa als geheel en dat de steun van de EU deze verhouding moet weerspiegelen; overwegende dat het afwijkende karakter van zoetwateraquacultuur betekent dat zij speciale regelgeving en een apart hoofdstuk in de wetgeving betreffende het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU vereist;
AZ. overwegende dat onderzoek en innovatie cruciaal zijn voor het realiseren van meer duurzaamheid en een groter concurrentievermogen van de aquacultuursector op de Europese markt;
AAB. overwegende dat projecten op het gebied van zoetwateraquacultuur ook kunnen worden uitgevoerd met ex-postfinanciering en overwegende dat dit vaak onevenredige inspanningen vereist van investeerders, zodat viskwekers het vaak niet aandurven om projecten te starten; overwegende dat de omvang van de steun in de meeste gevallen ontoereikend is;
Ontsluiten van het potentieel van de aquacultuur in de EU
1. erkent de positieve effecten die duurzame aquacultuur, zowel de mariene als de zoetwatersector, kan hebben op de werkgelegenheid en de economie van de Unie in het algemeen, door de productiviteit en de levenskwaliteit in de kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gebieden te verbeteren; benadrukt het feit dat een impuls moet worden gegeven aan de ontwikkeling en diversificatie ervan en aan de innovatie in de sector, door het bevorderen van hogere productieniveaus van vis, schaaldieren, schelpdieren, algen en stekelhuidigen uit de aquacultuur en het concurrentievermogen van deze producten te verbeteren (om de communautaire aquacultuurproductie te verbeteren, zodat deze binnen vijf jaar ten minste het huidige mondiale groeicijfer van de aquacultuur bereikt, en om investeringen aan te moedigen in meer energie-efficiënte en zuinige apparaten) en door het vergroten van de consumptie ervan en de bijdrage ervan aan de voedsel- en voedingszekerheid voor EU-burgers; benadrukt het feit dat hierbij de goede werking van de mariene ecosystemen intact moet worden gelaten, om ervoor te zorgen dat kan worden voortgegaan met winstgevende aquacultuur, commerciële visserij en andere duurzame gebruiksdoelen van het mariene milieu;
2. is van mening dat de EU haar productie in de aquacultuursector moet opvoeren, met name om de druk op de natuurlijke visbestanden te verlichten; is van mening dat op vis gebaseerd voeder op duurzame wijze moet worden geproduceerd en niet ten koste mag gaan van de doelstellingen inzake maximale duurzame opbrengst in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en dat de nutriëntenbelasting moet worden gecontroleerd; benadrukt het belang van samenwerking tussen onderzoekers, de aquacultuursector, voederproducenten, milieuorganisaties en overheidsdiensten; wijst erop dat in de EU-aquacultuur rekening moet worden gehouden met kwaliteit, duurzaamheid, voedselveiligheid, milieuaspecten en de gezondheid van mens en dier, en dat zij op dit gebied een model moet zijn; neemt met voldoening kennis van nieuwe initiatieven met aquacultuur op het land, met name in kwetsbare zeegebieden en EU‑gebieden met gesloten wateren, en is van mening dat krachtigere maatregelen nodig zijn om van de aquacultuur een efficiëntere, economisch levensvatbaardere, meer maatschappelijk verantwoorde en milieuvriendelijkere sector te maken, waarbij wordt voldaan aan een groter deel van de Europese vraag naar vis en de afhankelijkheid van Europa van invoer wordt verminderd;
3. is verheugd over de mededeling van de Commissie getiteld "Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU" en de aanwijzing daarin van de gebieden waarop inspanningen moeten worden gericht teneinde het potentieel van de aquacultuur in de EU te ontsluiten, zodat zij samen met duurzame visserij kan bijdragen tot de doelstelling de kloof te dichten tussen het verbruik en de productie van vis, schaaldieren en schelpdieren in de EU op een ecologisch, sociaal en economisch duurzame manier;
4. benadrukt dat zoetwateraquacultuur nog steeds een onvoldoende onderzochte mogelijkheid is om de voedselzekerheid te verbeteren en plattelandsgebieden te ontwikkelen;
5. benadrukt dat duurzame groei moet berusten op: voorspelbaarheid van bedrijfsinvesteringen en rechtszekerheid, die tot stand kan worden gebracht door efficiëntere administratieve kaders, transparantere governance, duidelijke, homogene en vereenvoudigde criteria voor het verlenen van vergunningen in de hele EU, gemeenschappelijke procedures voor de aanpak van ziekten en toegang tot passende diergeneeskundige behandelingen die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van mens en dier, effectieve ruimtelijke ordening, de beschikbaarheid van richtsnoeren, de uitwisseling van beste praktijken, steun van de adviesraad voor aquacultuur en toereikende financiële ondersteuning; wijst erop dat al deze factoren kunnen bijdragen tot duurzame groei;
6. verwelkomt de conclusies en aanbevelingen in het wetenschappelijk advies over "Food from the Oceans" van november 2017 betreffende de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van maritiem, visserij- en aquacultuurbeleid in de komende jaren om de hoeveelheid duurzaam voedsel afkomstig uit de oceanen te helpen verhogen;
7. roept de Commissie op om de sector te ondersteunen bij zijn inspanningen om zijn afhankelijkheid van wilde visbestanden voor de productie van visvoeder terug te dringen, onder meer door zeewier en andere algen meer te gebruiken;
8. roept de Commissie op de verdere ontwikkeling van de opkomende aquacultuur van zeewier aan te moedigen;
9. erkent het potentieel van aquacultuur om bij te dragen aan voedsel- en voedingszekerheid voor EU-burgers en de noodzaak van duurzame en gezonde voeding, klimaatvriendelijke, uit het oogpunt van het dierenwelzijn gunstige en ecologisch duurzame voedselsystemen, het circulaire karakter en hulpbronnenefficiënte gebruik van voedselsystemen, het stimuleren van innovatie en de empowerment van gemeenschappen;
10. herhaalt dat de ontwikkeling van de Europese aquacultuur moet worden gekoppeld aan de fundamentele en essentiële behoefte aan een zelfvoorzienende, veilige en duurzame productie van voedzaam voedsel en hoger op de wereldwijde agenda van de EU moet worden geplaatst;
11. verzoekt de Commissie en lidstaten te investeren in onderzoek, studies en proefprojecten voor innoverende, toekomstgerichte, ecologisch verantwoorde aquacultuurpraktijken, waaronder geïntegreerde multitrofe aquacultuursystemen, aquaponics en recirculatie-aquacultuursystemen, die de impact van aquacultuurbedrijven op habitats, wildedierenpopulaties en de waterkwaliteit verminderen, en zo bijdragen tot een ecosysteemgerichte benadering;
12. verzoekt de Commissie eengrondige analyse uit te voeren en te zorgen voor een goede follow-up met betrekking tot elk van de aanbevelingen van de groep op hoog niveau van wetenschappelijk adviseurs;
13. benadrukt dat in het kader van een duurzame Europese aquacultuur rekening moet worden gehouden met de kenmerken en uiteenlopende behoeften en uitdagingen van de verschillende typen aquacultuurproductie en maatregelen op maat moeten worden ontwikkeld waarbij ook rekening wordt gehouden met geografische verschillen en de mogelijke effecten van de klimaatverandering; verzoekt de Commissie daarom in het gemeenschappelijk visserijbeleid na 2020 afzonderlijke regels vast te stellen die aangepast zijn aan de kenmerken van elke subsector;
14. wijst op het potentieel van zoetwateraquacultuur en aquacultuur op het vasteland met omsloten wateren, geïntegreerde multitrofe aquacultuur en recirculatiesystemen of aquaponics in stedelijke gebieden; benadrukt dat zoetwateraquacultuur nog steeds een onvoldoende onderzochte mogelijkheid is om de voedselzekerheid te verbeteren en plattelandsgebieden te ontwikkelen, maar dat zij een belangrijke sociale rol speelt, door werkgelegenheid op het platteland te verschaffen in de armste gebieden, evenals door een ecologische rol te spelen bij het onderhouden van waardevolle wetlands en door een breed scala aan ecosysteemdiensten aan te bieden, die veel verder gaan dan de economische waarde ervan;
15. benadrukt het feit dat het belangrijk is coördinatie-instrumenten, onderzoeksgroepen en EU-acties te starten om de situaties te identificeren waar de schelpdierproductie bijzonder bedreigd wordt door het agressieve optreden van goudbrasem (Sparus aurata) en om te zoeken naar duurzame, milieuvriendelijk oplossingen;
16. erkent het potentieel van aquacultuur en de bijbehorende verwerking en export van visproducten als een binnenlandse sector die werkgelegenheid en economische voordelen brengt, met name voor afgelegen kust- en eilandgemeenschappen;
17. wijst erop dat het belangrijk is dat de kaderrichtlijn water en de kaderrichtlijn mariene strategie bescherming bieden voor de productiezones van schelpdieren, als vastgesteld in de intussen ingetrokken richtlijn schelpdieren;
18. wijst erop dat in een omgeving waar macroalgen of tweekleppige schelpdieren moeten worden geproduceerd, bij de vermindering van de toevoeging van voedingsstoffen om een goede milieutoestand te realiseren, rekening moet worden gehouden met de natuurlijke afbraakcapaciteit van de geproduceerde of gekweekte dieren;
Vereenvoudiging van administratieve procedures
19. onderstreept de cruciale rol van de lokale en regionale overheden in de EU bij de ontwikkeling van de aquacultuur, ook bij de uitvoering van de strategische meerjarenplannen die de lidstaten hebben opgesteld;
20. benadrukt dat de duurzame groei van de aquacultuur moet berusten op voorspelbaarheid van bedrijfsinvesteringen en rechtszekerheid, die met name het volgende vereist:
a) vereenvoudiging en versnelling van administratieve procedures – minder administratieve rompslomp – op EU-, nationaal en regionaal niveau, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van informatie- en communicatietechnologie en er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat het mariene milieu niet verder wordt aangetast;
b) meer transparantie en een goede planning;
c) een betere coördinatie met betrekking tot de gedeelde bevoegdheden van de EU, de lidstaten en, in voorkomend geval, regionale en lokale overheden;
d) snelle, duidelijke en transparante vergunningsprocedures met beperkte termijnen voor overeenstemming, om investeerders niet te ontmoedigen;
e) nauwlettend toezicht door de Commissie op de nationale strategische meerjarenplannen van de lidstaten;
f) richtsnoeren van de Commissie voor nationale strategische plannen voor een uniforme toepassing van de EU-wetgeving (hoofdzakelijk milieuwetgeving en voor het waarborgen van de gezondheid, en om ervoor te zorgen dat noch de ecosystemen, noch de visserijactiviteiten schade wordt berokkend);
g) een gecoördineerd wettelijk kader voor verschillende regio's en lidstaten die dezelfde wateren delen om eerlijke concurrentie en een efficiënt milieubeleid te garanderen;
h) nauwe samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten (nationale, maar ook lokale en regionale) bij de uitvoering van de EU-wetgeving (vooral inzake sanitaire vereisten en milieu) en ondersteuning van de coördinatie van nationale of regionale wetgeving waar nodig;
i) mechanismen om informatie en beste praktijken tussen lidstaten uit te wisselen via een open methode voor de coördinatie van nationale maatregelen betreffende zekerheid van het bedrijfsklimaat, toegang tot de wateren en de ruimte van de Unie en vereenvoudiging van de vergunningsprocedures;
j) toereikende openbare financiële steun op EU- en nationaal niveau voor duurzame en verantwoorde aquacultuurproductie, ‑innovatie en ‑ontwikkeling;
k) betere integratie van de aquacultuur- en visserijperspectieven in de handelsovereenkomsten van de Unie;
21. pleit er met betrekking tot het administratieve systeem voor om zo spoedig mogelijk één loket op te richten dat alle bevoegdheden voor zijn rekening neemt en uitoefent, zodat documenten kunnen worden ingediend bij één administratieve instantie; is van mening dat dit de relatie tussen de eindgebruiker en de verschillende bestuursniveaus zou verbeteren;
22. stelt de invoering voor van een vereenvoudigde of spoedregeling voor de verlening van vergunningen, waarbij de bevoegde overheid een voorlopig certificaat verstrekt waardoor ondernemers die aan vooraf bepaalde criteria voldoen, hun activiteiten kunnen starten; wijst erop dat deze criteria gebaseerd kunnen zijn op de antecedenten van de aanvrager, het feit dat deze een aquacultuurproject heeft ingediend dat baanbrekend is uit het oogpunt van innovatie en/of duurzaamheid of de instelling van erfdienstbaarheidszones voor aquacultuur, waarbij van tevoren wordt aangegeven welke gebruiksvormen met aquacultuur onverenigbaar zijn;
Gelijkheid in de interacties met andere sectoren
23. onderstreept dat bij een passende ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden met alle sectoren (holistische benadering), duurzaamheidsvraagstukken en voedselzekerheid, zonder begunstiging van machtige economische sectoren ten nadele van aquacultuur; benadrukt dat ruimtelijke ordening niet noodzakelijk een opdeling van activiteiten in bepaalde gebieden moet inhouden, maar veeleer een evenwichtige verenigbaarheid van de activiteiten, en dat dit voordelen kan opleveren voor iedereen;
24. stelt voor een actievere en prominentere rol en betrokkenheid te ondersteunen van aquacultuurorganisaties en plaatselijke actiegroepen voor de visserij (FLAG's) in het besluitvormingsproces, door middel van regionalisering, om de beste aanpak te garanderen voor elke specifieke regio;
25. wijst erop dat terdege rekening moet worden gehouden met de belangen van de aquacultuursector en dat de sector eerlijk moet worden behandeld bij interacties met andere sectoren, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening;
26. spoort de Commissie en de lidstaten aan om kaarten voor ruimtelijke ordening op te stellen, teneinde gebieden te identificeren waar aquacultuur en andere activiteiten eventueel naast elkaar kunnen bestaan;
27. wijst erop dat ruimtelijke ordening en de vergunningsvoorwaarden de meest waarschijnlijke reden zijn voor de onwil van andere, belangrijke of machtige sectoren om ruimte te delen;
28. wijst erop dat om een gelijk speelveld te garanderen voor de toegang tot mariene hulpbronnen, de voor aquacultuur vereiste beoordelingen van het sociaal-economische en het milieueffect ook voorgeschreven moeten zijn voor alle sectoren die met aquacultuur concurreren, zoals toerisme of de winning van grondstoffen;
29. dringt bij de lidstaten en de nationale autoriteiten aan op de naleving van de Uniewetgeving betreffende wateren en de regeneratie en zuivering van verontreinigde gebieden;
30. benadrukt het feit dat de wetgeving moet worden vastgesteld na raadpleging, op voet van gelijkheid, van alle betrokkenen;
Aanpassing van de wetgeving aan de behoeften van de aquacultuur
31. benadrukt dat ecologische duurzaamheid hand in hand moet gaan met sociale en economische duurzaamheid (duurzaamheid heeft drie dimensies), en dat de nodige aandacht moet worden besteed aan de huidige en potentiële bijdrage van de aquacultuur aan de voedselzekerheid in de Unie;
32. verwelkomt de beste praktijken en voorbeelden van goede samenwerking in de sector op basis van convenanten en overige overeenkomsten tussen natuurbeschermers en de sector in onder meer Natura 2000-gebieden; is verheugd over de vele voorbeelden van bijdragen door de aquacultuur aan het behoud van een goede waterkwaliteit; erkent de door de sector geleverde aquatische ecosysteemdiensten en roept op tot stimulansen ter versterking ervan; benadrukt dat de invoering van verdere juridische complicaties met betrekking tot aquacultuur onwenselijk is uit het oogpunt van duurzaamheid en sociaal-economische ontwikkeling;
33. benadrukt dat de EU-wetgeving beter aangepast moet zijn aan de realiteit, de specifieke kenmerken en de behoeften van de aquacultuur in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en in samenhang met onder meer de EU-milieuwetgeving, in overeenstemming met het doel om een goede milieutoestand van alle mariene wateren te bereiken tegen 2020, en rekening houdend met het belang van werkgelegenheid voor vrouwen en jongeren in de sector;
34. benadrukt dat waar de uitvoering van Uniewetgeving problematisch of inconsistent is, er richtsnoeren over de interpretatie ervan en beste praktijken moeten worden verstrekt;
35. herhaalt dat de sector meer bij de besluitvorming moet worden betrokken;
36. spoort de Commissie ertoe aan de beperkte bijdrage van de aquacultuurproductie aan de binnenlandse vraag naar vis (naar schatting rond 10 %) te verbeteren en de situatie om te keren dat aan meer dan de helft van de vraag naar vis in de Unie wordt voldaan met ingevoerde producten;
Het concurrentievermogen van de aquacultuur van de EU zowel binnen als buiten onze grenzen versterken
37. roept ertoe op dat ingevoerde aquacultuurproducten moeten voldoen aan dezelfde milieu-, voedselveiligheids-, sociale en arbeidsnormen en dezelfde verplichtingen inzake eerbiediging van de mensenrechten die gelden voor exploitanten uit de EU en betreurt het feit dat er nog steeds geen gelijk speelveld is op dit gebied en dat gevaarlijke verstoringen van de mededinging een groot probleem vormen voor bedrijven in de EU;
38. wijst op de huidige situatie van Europese vijverkwekers, die worstelen met aanzienlijke verliezen in hun hele bestand, als gevolg van roofdieren als de otter, de reiger en de aalscholver; onderstreept dat deze roofdieren ook de kuit doden van de snoekbaars en de karper en als gevolg hiervan de kweek en voortplanting van zoetwatervissen aanzienlijk beperken; roept de lidstaten daarom op de bestaande uitzonderingen toe te passen in het geval van reigers en aalscholvers en verzoekt de Commissie een evaluatie uit te voeren van de instandhoudingsstatus van de otter en indien nodig de verwijdering en controle van deze roofdieren toe te staan;
39. dringt aan op meer en betere controles van de oorsprong en aan de grenzen bij ingevoerde producten en, binnen de Unie, op maatregelen ter bestrijding van illegale en clandestiene aquacultuurpraktijken die de binnenlandse ontwikkeling van de sector treffen;
40. wijst erop dat de EU haar duurzaamheidsnormen en deskundigheid moet exporteren; acht dit vooral relevant in het geval van naburige regio's die soorten produceren die vergelijkbaar zijn met de soorten die worden geproduceerd in de EU, met name derde landen waarmee de EU dezelfde wateren deelt;
41. roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat in het kader van handelsovereenkomsten met derde partnerlanden preferentiële markttoegang afhankelijk wordt gesteld van de naleving van duurzaamheids- en dierenwelzijnsnormen die gelijkwaardig zijn aan degene die gelden in de EU;
42. dringt er bij de Commissie op aan in het kader van het EU-beleid inzake samenwerking met ontwikkelingslanden steun- en opleidingsmaatregelen te bevorderen om duurzame aquacultuur te helpen stimuleren en de aquacultuurproducenten in deze landen meer bewust te maken van een beleid inzake kwaliteit en strengere productienormen, met name met betrekking tot milieu, hygiëne en sociale normen;
43. dringt erop aan dat stappen worden ondernomen om EU-investeringen in aquacultuurprojecten in derde landen aan te moedigen;
44. verzoekt de Commissie om te blijven verzekeren dat de EU-regels voor invoer worden nageleefd, ook wat landbouwprocedures betreft die voldoen aan de milieu-, hygiëne- en sociale normen in uitvoerende derde landen, zodat internationaal een gelijk speelveld kan worden ingevoerd; is tegelijk van mening dat de resultaten van de controle van de aquacultuurprocessen in derde landen een doorslaggevende rol moeten spelen voor de hernieuwing van uitvoervergunningen voor producten naar de EU;
45. verzoekt de Commissie de gevolgen van de brexit op het gebied van aquacultuur te beoordelen;
Betere consumentenvoorlichting
46. dringt aan op een volledige en onverkorte tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving inzake etikettering en consumentenvoorlichting, zowel in vismijnen als in de horeca; acht dit van belang voor alle visserijproducten (en niet alleen aquacultuurproducten), zowel ingevoerde als door de EU geproduceerde; is van mening dat de controleverordening hiertoe moet worden aangepast en versterkt;
Het dierenwelzijn garanderen
47. vraagt de invoering van een specifiek etiket voor de erkenning van producten uit de duurzame EU-aquacultuur en wijst erop dat transparantie voor consumenten ook nodig is voor aquacultuurproducten die worden ingevoerd uit derde landen, door een verbetering van de traceerbaarheid;
48. is van mening dat de strategie voor de slacht voorstellen moet omvatten om te zorgen voor processen voor de ontwikkeling van doeltreffende parameters voor humane methoden om vis te doden, in overeenstemming met de OIE- en EFSA-richtsnoeren, en ervoor te zorgen dat de uitrusting die wordt gebruikt voor de slacht van vis, werkt conform deze parameters en dat een doeltreffende humane slacht van kweekvis wordt uitgevoerd, beoordeeld, geëvalueerd en gecertificeerd in de hele EU;
Beschikbaarheid van diergeneesmiddelen
49. wijst erop dat de Europese wetgeving op het gebied van diergeneeskunde beter aangepast moet zijn aan de realiteit en behoeften van de aquacultuur, rekening houdend met de verschillende soorten en de exploitatieverschillen;
50. benadrukt dat een echte gemeenschappelijke EU-markt vereist is voor vaccins en andere diergeneeskundige producten die de gezondheid van mens en dier beschermen, met name voor minder gangbare soorten;
51. wijst erop dat de relatief hogere kosten van diagnose, antimicrobiële alternatieven en vaccinatie in vergelijking met algemeen gebruikte antibiotica helaas een belemmering vormen voor het realiseren van een groter vaccingebruik en een hogere vaccinatiegraad, overeenkomstig de ambitie van het actieplan[18]; verwelkomt dat de Commissie in het actieplan stimulansen aankondigt om het gebruik van diagnostiek, antimicrobiële alternatieven en vaccins te bevorderen[19];
52. dringt er bij de Commissie op aan de verplichting in te voeren om informatie over het gebruik van vaccins en antibiotica in de aquacultuur te verstrekken, gezien de mogelijke risico's voor de menselijke gezondheid en het ecosysteem;
53. is van mening dat de Commissie en de lidstaten concrete prikkels en maatregelen, inclusief een verbeterde uitvoering of, indien nodig, wijziging van Richtlijn 2006/88/EG, moeten ontwikkelen om een geïntegreerde aanpak voor de hele keten van AMR te bevorderen en het gebruik van antimicrobiële alternatieven, diagnostiek en vaccins in de aquacultuur te verhogen en zodoende zowel de preventie, bestrijding en uitroeiing van ziekten en antibioticaresistentie bij waterdieren kosteneffectief te bevorderen als de overleving, groei en productie-efficiëntie van waterdieren te maximaliseren;
54. onderstreept dat wetenschappelijk onderzoek moet worden gestimuleerd in de Europese en nationale programma's voor schelpdieren en de gezondheid van vissen en dat de ontwikkeling moet worden bevorderd van nieuwe diergeneeskundige producten voor aquatische soorten;
55. merkt in verband hiermee op dat resistentie tegen antibiotica een zeer ernstig probleem wordt zowel in de menselijke als in de dierlijke geneeskunde en verzoekt de Commissie het gebruik van antibiotica te beperken tot situaties met een risico op een epidemie in de aquacultuurvoorziening en niet louter als preventieve maatregel, en verzoekt haar de impact ervan te beoordelen met betrekking tot het risico dat de resistentie wordt overgedragen op consumenten;
Betere promotiecampagnes en communicatie
56. wijst erop dat betere promotiecampagnes en communicatie op EU-niveau over de voordelen van de aquacultuur en van visconsumptie nodig zijn;
57. verzoekt de Commissie krachtige en langlopende algemene EU-campagnes te bevorderen waarin de duurzaamheidsverdienste van EU-aquacultuurproducten wordt uiteengezet, met focus op de strenge normen op het gebeid van kwaliteit, dierenwelzijn en milieu in vergelijking met de producten die worden ingevoerd uit derde landen, zoals met het label "Gekweekt in de EU";
58. onderstreept het feit dat promotiecampagnes moeten worden aangemoedigd en gefinancierd voor regionale kwaliteitsregelingen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012, zoals beschermde oorsprongsbenamingen; verzoekt de Commissie in samenwerking met de lidstaten een informatiecampagne in de hele EU te starten voor consumenten en bedrijven over aquacultuur in het algemeen en de verschillen tussen de strenge, allesomvattende normen op de Europese markt en de soepelere normen die gelden voor ingevoerde producten uit derde landen in het bijzonder, met bijzondere nadruk op de problemen voor de voedselveiligheid en de volksgezondheid die worden veroorzaakt door de insleep in de Unie van bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) en antimicrobiële resistentie (AMR); benadrukt de waarde van de EU‑wetgeving inzake het welzijn van kweekvis tijdens de kweek, het vervoer en de slacht om te voldoen aan de verwachtingen van consumenten en voor het onderstrepen van de productkwaliteit die wordt gegarandeerd door de EU-normen, in vergelijking met producten die worden ingevoerd uit derde landen;
59. roept de Commissie ertoe op een passend bedrag binnen de reclamebegroting van de EU te reserveren voor reclame voor vis en andere visserij- en aquacultuurproducten; is van oordeel dat een grootscheepse marketingcampagne moet worden gestart in alle lidstaten, op basis van gemeenschappelijke beginselen, in de vorm van een collectieve maatregel, met een ondersteuning van 80-100 %, om het bewustzijn en de aanvaarding van aquacultuurproducten in de EU te vergroten;
60. steunt de aquacultuur-FLAG's van het Farnet-netwerk bij de promotie van hun activiteiten op lokaal, nationaal en Europees niveau;
Bevordering van onderzoek en innovatie
61. wijst erop dat het EFMZV, dat 1,2 miljard EUR toekent voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU, en andere financieringsbronnen, zoals Horizon 2020, een gelegenheid tot innovatie bieden;
62. wijst op het belang van FLAG's, die in bepaalde gebieden bijdragen aan de ontwikkeling van de visserij en de aquacultuur door de plaatselijke visbestanden te versterken en innovatie en diversificatie in de visserij en de aquacultuur aan te moedigen;
63. verzoekt de Commissie om steun te verlenen aan onderzoek naar en de bestrijding van het oester-herpesvirus;
64. is bezorgd over de gevolgen van sommige invasieve uitheemse soorten voor de Europese aquacultuur; benadrukt het belang van een wetenschappelijk gefundeerde, doeltreffende en proportionele uitvoering van Verordening (EU) nr. 1143/2014 inzake de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (IUS) om zowel de Europese aquacultuur als de inheemse soorten en ecosystemen te beschermen; verzoekt de Commissie en de lidstaten onderzoek en innovatie op het gebied van de bestrijding van de meest problematische IUS te steunen;
65. verzoekt de Commissie en lidstaten met klem steun te verlenen aan de bestrijding van de Japanse oesterboorder;
66. benadrukt dat Horizon 2020 en het negende kaderprogramma (KP9) ondersteuning moeten blijven bieden aan onderzoeksactiviteiten op het gebied van aquacultuur die het concurrentievermogen van de sector ten goede komen en betrekking hebben op de kwesties die aan bod zijn gekomen tijdens de conferentie van de Commissie van 2016, "FOOD 2030", en in het advies van de groep op hoog niveau van wetenschappelijk adviseurs, "Food from the Oceans";
67. is van mening dat de Commissie het Europees technologie- en innovatieplatform voor de aquacultuur (EATIP) en de adviesraad voor aquacultuur moet raadplegen over de onderwerpen die bij wijze van prioriteit moeten worden opgenomen in de nationale strategische plannen;
68. dringt aan op investeringen in onderzoek, studies en proefprojecten met betrekking tot ecosysteemgebaseerde aquacultuurpraktijken, in het bijzonder in afgelegen regio's en regio's met demografische handicaps;
69. wijst erop dat de samenwerking moet worden versterkt tussen enerzijds de wetenschappelijke gemeenschap en anderzijds aquacultuurproducenten en andere betrokkenen, hoger en lager in de keten ten opzichte van de producenten;
70. vraagt dat op basis van de beste wetenschappelijke aanbevelingen gestandaardiseerde protocollen op EU-niveau worden opgesteld voor de verzameling van gegevens ter controle en verbetering van de praktijken in de aquacultuur op het gebied van beheer en productie, en van de sociale, gezondheids-, economische en milieugevolgen van deze praktijken, zowel voor mariene als voor zoetwaterviskwekerijen;
71. verzoekt de Commissie en de lidstaten innoverende, milieuvriendelijke technologieën in de aquacultuur te bevorderen, zoals aquaponics, om voedsel te produceren op duurzame, hulpbronnenefficiënte wijze en nadelige effecten op het milieu te voorkomen;
72. verzoekt de Commissie het onderzoek aan te moedigen naar mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van zeewieraquacultuur, een sector met ecologische en economische waarde waar sociale en ecologische duurzaamheid naar behoren in acht wordt genomen;
Scholing en werkgelegenheid stimuleren
73. verzoekt de lidstaten, waar nuttig met ondersteuning van de Commissie, passende beroepsopleiding op het gebied van aquacultuur te garanderen en neemt kennis van de mogelijkheid beroepsvissers om te scholen in alternatieve methoden voor het beheer van het aquatisch milieu, hetgeen ook helpt banen te creëren voor vrouwen en jongeren in plattelandsgebieden, in kuststreken, in ultraperifere gebieden, op eilanden en, in het algemeen, in regio's die in hoge mate van visserij en aquacultuur afhankelijk zijn;
De duurzaamheid van de aquacultuursector in de EU verbeteren
74. benadrukt het feit dat vrouwen een belangrijke rol in de aquacultuursector spelen en dat de wetgeving aan deze werkelijkheid moet worden aangepast en onderstreept het feit dat naar behoren rekening moet worden gehouden met de andere activiteiten, die met aquacultuur verbonden zijn, bijvoorbeeld die van visnetwevers en verpakkers;
75. stelt vast dat innoverende systemen om vissen zo veel mogelijk te kweken in overeenstemming met het ecosysteem, met natuurlijke voeders, tot nu toe niet voldoende aanwezig zijn op de Europese markt; vraagt de randvoorwaarden voor deze systemen te verbeteren;
76. is van mening dat investeringen nodig zijn om het potentieel van de aquacultuursector te benutten en de duurzaamheid ervan te waarborgen, voor de bescherming van het milieu en voor de levering van publieke goederen, en dringt daarom aan op een verhoging van de financiering voor projecten op het gebied van onderzoek, innovatie en kwaliteitsgerichte, duurzame productie; verzoekt de Commissie en de lidstaten de bureaucratische lasten voor de aquacultuursector, met inbegrip van vijverkwekers, verder te vereenvoudigen en te verminderen;
77. benadrukt dat het aanmoedigen van samenwerking tussen onderzoek en innovatie in de aquacultuursector en specifieke universiteitsprogramma's tot nieuwe ideeën zal leiden en de interesse in deze economische sector zal stimuleren;
Zorgen voor toereikende financiering uit het EFMZV en andere structuurfondsen
78. is verheugd over de bevordering van een duurzame en concurrerende aquacultuur als een van de prioriteiten van het EFMZV; spreekt echter zijn bezorgdheid uit over het feit dat op grond van de conclusies van de in 2014 gepubliceerde studie door de Europese Rekenkamer, de voorganger van het EFMZV, het Europees Visserijfonds (EVF), de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur niet doeltreffend heeft ondersteund; merkt op dat de steunmaatregelen op Europees niveau volgens de beoordeling niet goed waren ontworpen, dat er geen behoorlijk toezicht op is uitgeoefend en dat zij geen voldoende duidelijk kader voor de ontwikkeling van de aquacultuur boden; merkt voorts op dat de steunmaatregelen op nationaal niveau niet naar behoren waren ontworpen en niet naar behoren zijn toegepast, dat de nationale strategische plannen en de bijbehorende operationele programma's geen voldoende duidelijke basis boden voor de bevordering van de aquacultuur en dat de situatie niet echt is verbeterd door de steun uit het EMFZV;
79. wijst erop dat onderwijs en goede communicatie jongeren in de richting van deze sector zullen bewegen, de toekomst en het concurrentievermogen van de sector zullen veiligstellen en nieuwe technologie en innovatie zullen inbrengen voor de ontwikkeling ervan;
80. roept de Commissie, het Parlement en de Raad op om de steun voor investeringen in zoetwateraquacultuur tot 75 % te verhogen in het visserijbeleid na 2020 om de wil om te investeren aan te wakkeren en viskwekers de hoognodige hulp te bieden; spoort daarnaast de Commissie aan om samen met de Europese Investeringsbank op EU‑niveau een ondersteuningsmechanisme met rentetarief vast te stellen om in de aquacultuur te investeren en liquide activa te financieren;
81. stelt ook voor om de EU-steun in de toekomst te verhogen voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie op het gebied van aquacultuur, met bijzondere nadruk op gebieden die van invloed zijn op de economische duurzaamheid en het internationale concurrentievermogen, zoals energie- en hulpbronnenefficiëntie, financiering van de ontwikkeling van biologische materialen, terugdringing van de druk op het milieu, verlening van hoogwaardige milieudiensten enz.
82. merkt op dat door de vertraging bij de goedkeuring van de EFMZV-verordening en de operationele programma's van de lidstaten, de exploitanten pas ten vroegste eind 2016 pas hebben kunnen gebruikmaken van de middelen uit het EFMZV, een vertraging met bijna drie jaar;
83. pleit voor een vereenvoudiging van de procedure en de documenten die moeten worden ingediend om financiering uit het EFMZV te verkrijgen;
84. vraagt om alle regelingen die de bevordering van de aquacultuur, ook via andere financieringsinstrumenten van de EU (zoals het EFRO), in de weg staan, op subsidie-georiënteerde wijze te toetsen;
85. roept de Commissie op om verder inspanningen te leveren en de benodigde aanvullende hulp te bieden om gebruikers van het EFMZV toegang te geven tot financiering;
86. benadrukt dat meer steun nodig is voor de producenten- en sectoroverschrijdende organisaties zodat zij pijlers van de GMO kunnen worden;
Harmonieuze symbiose met de visserij
87. wijst erop dat er geen sprake van antagonisme hoeft te zijn tussen de visserij en de aquacultuur en dat beide sectoren perfect verenigbaar kunnen zijn en elkaar perfect kunnen aanvullen, met name in kustgebieden of eilanden die sterk afhankelijk zijn van deze activiteiten en waar ambachtelijke visserij wordt beoefend; vraagt daarom dat offshore-aquacultuurfaciliteiten verder worden ontwikkeld;
88. benadrukt dat de mariene aquacultuur compatibel is met en complementair is aan de kustvisserij in de ultraperifere gebieden, en verzoekt de Commissie de ontwikkeling te ondersteunen van kweektechnieken en technieken voor soortenselectie in de warme wateren van de tropische en subtropische zones; verzoekt de Commissie de aandacht te vestigen op de rol van vrouwen in de niet-industriële kustvisserij en alle daarmee samenhangende activiteiten;
89. verzoekt de Commissie om meer financiering toe te kennen aan milieubewuste aquacultuurproductiemethoden, zoals gesloten inperkingssystemen voor aquacultuur op zee en recirculatie-aquacultuursystemen op het land, om de negatieve effecten van aquacultuur op habitats, wilde visbestanden en de waterkwaliteit te verminderen;
90. herhaalt de standpunten die het al heeft ingenomen in zijn resolutie over het opstellen van een Europees beheersplan voor aalscholvers, en herinnert eraan dat het terugdringen van de door aalscholvers en andere roofvogels veroorzaakte schade aan de aquacultuurbedrijven een belangrijke factor is in de productiekosten en daarmee voor de levensvatbaarheid en de concurrentiepositie van de sector; roept de lidstaten op om de bestaande uitzonderingen toe te passen in het geval van reigers en aalscholvers en verzoekt de Commissie een evaluatie uit te voeren van de instandhoudingsstatus van de otter;
91. verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten maatregelen te nemen om de aalscholverbestanden met alle mogelijke middelen drastisch te verminderen om enerzijds de instandhouding van het aalscholverbestand te garanderen en anderzijds elke bedreiging voor andere soorten en schade aan de betrokken aquacultuurtakken te voorkomen;
92. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 88 van 4.4.2011, blz. 1.
- [2] PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23.
- [3] PB L 204 van 6.8.2009, blz. 15.
- [4] PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1.
- [5] PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.
- [6] PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
- [7] PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1.
- [8] PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.
- [9] PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1.
- [10] PB C 21 E van 28.1.2010, blz. 11.
- [11] PB C 236 E van 12.8.2011, blz. 132.
- [12] PB C 351 E van 2.12.2011, blz. 119.
- [13] PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 177.
- [14] PB C 316 van 22.9.2017, blz. 64.
- [15] PB C 76 van 28.2.2018, blz. 40.
- [16] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0316.
- [17] Europese Commissie (29 juni 2017), A European One Health action plan against antimicrobial resistance (AMR), blz. 10.
- [18] Een Europees "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), blz. 15.
- [19] Ibid., blz. 12.
TOELICHTING
ALGEMENE ACHTERGROND
In Europa is de aquacultuur goed voor ongeveer 20 % van de visproductie waarbinnen rechtstreeks ongeveer 85 000 mensen rechtstreeks actief zijn. De sector bestaat hoofdzakelijk uit kmo's of micro-ondernemingen in kuststreken en plattelandsgebieden. De Europese aquacultuur levert kwalitatief hoogwaardige producten met strenge normen op het gebied van duurzaamheid en bescherming van de consument. De totale uitvoer van de EU is sinds 2000 min of meer constant in volume gebleven, terwijl de wereldwijde productie tegelijkertijd met bijna 7 % per jaar is toegenomen. Tussen 2009 en 2013 liep de productie terug met ongeveer 100 000 ton. Tegen een achtergrond van economische crisis en toenemende concurrentie uit derde landen heeft het volume van de aquacultuurproductie in de Europese Unie in de afgelopen 10 jaar een recessie doorgemaakt. Dit heeft ook gezorgd voor structurele veranderingen binnen de sector, voornamelijk consolidatie en fusies van kleine bedrijven, die op hun beurt hebben geleid tot de overheersing van grote bedrijven in de maricultuursector voor vissen en tot weinig nieuwe investeerders. De aquacultuur in de EU bestaat desondanks, in aantallen, voornamelijk uit micro-ondernemingen.
Toch plaatst "Blue Growth", een langetermijnstrategie voor de ondersteuning van duurzame groei in de mariene en maritieme sectoren, de aquacultuur tussen de sectoren die niet alleen een groot potentieel voor duurzame banen en groei hebben, maar ook voor kusttoerisme, mariene biotechnologie, energie uit de zee en grondstoffenwinning op zee. En het belangrijkste is dat voor de aquacultuur een cruciale rol in onze samenleving is weggelegd: de aquacultuur "moet bijdragen tot de instandhouding van het potentieel van de op duurzaamheid gebaseerde voedselproductie in de hele Unie, met als doel de voedselzekerheid, met inbegrip van voedselbevoorrading, alsook groei en werkgelegenheid voor de burgers van de Unie langdurig te garanderen en mede tegemoet te komen aan de toenemende mondiale vraag naar aquatisch voedsel" (overweging 53 van de basisverordening betreffende het gemeenschappelijk visserijbeleid).
Ondanks de goede bedoelingen op EU-niveau, die met name tot uiting komen in de basisverordening betreffende het GVB, evenals in de relevante mededelingen van de Europese Commissie – in 2009 met het oog op het geven van "een nieuw elan" en "bouwen aan een duurzame toekomst voor de aquacultuur" en in 2013 met het voorstellen van "strategische richtsnoeren", acties op nationaal/regionaal/lokaal niveau –, kwamen deze echter niet overeen met de verwachtingen van de sector en het aanvankelijk enthousiasme maakte al snel plaats voor teleurstelling en moedeloosheid.
Administratieve complexiteit en het gebrek aan transparantie bij het verlenen van vergunningen, de weigering om lokale overheden vergunningen te laten verlenen, vaak onder het voorwendsel van niet-naleving van milieuvoorschriften, problemen met de toegang tot ruimte en water, waarschijnlijk bemoeilijkt door maatschappelijke behoeften (gebrek aan passende informatie voor de consument over aquacultuurproducten en -activiteiten, het slechte imago van de aquacultuur, de onevenredige vraag naar verdere verbeteringen op het gebied van de ecologische voetafdruk of het welzijn van dieren), verergerd door druk van buitenaf (klimaatverandering, ziekten), hebben de positieve inspanningen van de EU‑instellingen teniet gedaan.
Bijgevolg heeft de aquacultuur in de EU niet kunnen profiteren van de vele mogelijkheden, die worden weerspiegeld door de wereldwijde ontwikkeling van de sector, de toenemende vraag naar visproducten, de hoge mate van ecologische duurzaamheid en de kwaliteit van EU‑producten en de deskundigheid en continue zoektocht naar innovatie van de aquacultuurbedrijven in de EU.
Internationale samenwerking en ontwikkelingsacties, die de aquacultuur buiten de EU moeten ontwikkelen, staan hoog op de agenda van een groot aantal derde landen, waarbij de Europese deskundigheid met name wordt gezocht binnen universiteiten en onderzoeksinstellingen, fabrikanten van diervoeder en apparatuur en consultancybedrijven in de EU. De meeste Europese aquacultuurproducenten hebben gezocht naar manieren om te overleven in plaats van elders te investeren om de productie te verhogen en wantrouwen dergelijke maatregelen vaak.
Bovendien werd de aan de aquacultuur toegewezen financiële steun van de EU voor de periode 2007-2013 bekritiseerd door de Europese Rekenkamer: de maatregelen ter ondersteuning van de aquacultuur in de periode tot 2013 waren niet goed opgezet en uitgevoerd op zowel EU- als lidstaatniveau, en het EVF, als financieringsinstrument van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), was er niet in geslaagd een goede kosten-batenverhouding te leveren en effectieve steun te bieden voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur.
Het nieuwe GVB streeft onder meer naar eennieuw elan voor de aquacultuur in de EU. De prognose van de Commissie voor de productie van in de EU gekweekte vis en schaaldieren in 2020 zou tegen die tijd, op basis van haar samenvatting van de nationale strategische plannen voor de aquacultuur, een volumetoename van ongeveer 25 % betekenen – tot 1,5 miljoen ton per jaar. De bevordering van duurzame visserijactiviteiten zou ook profiteren van circa 1,2 miljard EUR aan steun uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) aan het einde van de financieringsperiode. Het programmeringsproces en de start van een doeltreffend gebruik van beschikbare EFMZV-middelen hebben echter vertragingen gekend. Bovendien heeft de oprichting van de adviesraad voor aquacultuur meer dan twee jaar in beslag genomen alvorens operationeel te worden, en is deze pas onlangs gestart met het uitwerken van aanbevelingen. De uitgifte van nieuwe richtsnoeren van de Commissie over milieurichtlijnen met betrekking tot de aquacultuur werd ook pas twee jaar later afgerond dan in de mededeling van 2013 werd aangekondigd.
Begin 2018 is aangevangen met een tussentijdse evaluatie van de opencoördinatiemethode voor de aquacultuur in de EU, met name voor de verbetering van vergunningsprocedures en de toewijzing van ruimte voor aquacultuur. Lidstaten werden verzocht verslag uit te brengen (op vrijwillige basis) over de voortgang met betrekking tot hun nationale strategische plannen voor de aquacultuur. Deze verslagen zullen samen met analyses en casestudy's in aanmerking worden genomen om de effectiviteit te beoordelen van de huidige benadering ten aanzien van het beperken van de obstakels en het stimuleren van groei in de sector. De evaluatie zal medio 2019 worden voltooid.
STANDPUNT VAN DE RAPPORTEUR
De rapporteur is van mening dat om een groeiende, levendige, duurzame en innovatieve aquacultuur in de EU te verkrijgen, het overwinnen van de beschreven hindernissen van het grootste belang blijft, waarbij de totstandbrenging van een gelijk speelveld binnen de EU en met niet-EU-concurrenten de allereerste zorg is.
De EU moet gebruikmaken van haar knowhow, deskundigheid en waarden, en deze in stand houden en tegelijkertijd uitvoeren naar derde landen die de EU-markt voor visserijproducten wensen te betreden.
De in 2009 door de Europese Commissie aangenomen strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur, alsook de in 2013 voorgestelde strategische richtsnoeren zijn vandaag de dag nog altijd relevant en vormen nog steeds een uitdaging: administratieve procedures vereenvoudigen; een duurzame ontwikkeling en groei van de aquacultuur verzekeren aan de hand van gecoördineerde ruimtelijke ordening; het concurrentievermogen van de aquacultuursector in de EU versterken; een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers van de EU bevorderen door de concurrentievoordelen van deze marktdeelnemers ten volle te benutten.
In dit verband is de rapporteur van mening dat bij het uitblijven van minder bureaucratie, meer transparantie en een doeltreffende planning, een betere coördinatie op Europees en nationaal niveau, nationale strategische plannen die tevens de doelstellingen bevatten die op EU-niveau zijn vastgesteld en voldoen aan de eisen van de basisverordening betreffende het GVB, een holistische benadering van ruimtelijke ordening en voldoende aandacht voor de aquacultuur naast gevestigde en "sterke" sectoren, gepaste betrokkenheid van belanghebbenden met name door de versterking van de adviesraad voor aquacultuur, strengere EU-wetgeving inzake de invoer van aquacultuurproducten en betere controles in het grensgebied, betere communicatie naar de consument en de juiste etikettering in alle stadia van de keten van de productie tot op het bord, en een "gemeenschappelijke markt" voor vaccins, geen sprake kan zijn van bedrijfseconomische zekerheid en duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector in de EU.
In het recente verslag van de groep op hoog niveau van wetenschappelijk adviseurs van het wetenschappelijk adviesmechanisme (Scientific Advice Mechanism – SAM), "Food from the Oceans – Hoe kan er meer voedsel en biomassa uit de oceaan worden verkregen zonder dat toekomstige generaties de voordelen ervan worden ontnomen?", wordt bevestigd dat in de maricultuur het grootste en meest haalbare potentieel voor uitbreiding wereldwijd schuilt.
In het verslag zijn onder meer de volgende aanbevelingen opgenomen: een model van verantwoorde teelt met betrekking tot "Food from the ocean" op brede EU-beleidsagenda's en op beleidsagenda's voor systemen op wereldniveau opnemen; de ontwikkeling van de aquacultuur in Europa middels een alomvattend, gezamenlijk beleidskader naar een hoger en meer strategisch niveau tillen – dit omvat de uitgifte van een leidraad voor de opname van aquacultuurvereisten bij de uitvoering van de EU-richtlijn inzake mariene ruimtelijke ordening en uitbreiding van technologische samenwerking naar aquacultuur overeenkomstig de bepalingen van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij tussen de EU en zuidelijke partnerlanden.
De rapporteur sluit zich daar volledig bij aan. De problemen zijn vastgesteld, de diagnose is goed en de tot dusver voorgestelde oplossingen zijn uitermate relevant. Er is behoefte aan een nieuw politiek impuls. In het kader van wederzijds respect voor ieders rol – van de EU‑instellingen en de lokale en regionale overheden van de lidstaten – moet de benodigde hoeveelheid subsidiariteit bij het beheer van de aquacultuur in de EU worden gemengd met aangescherpte maatregelen op EU-niveau, door EU-brede doelstellingen vast te stellen en tegelijkertijd te kiezen voor regionale doelen die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van elke tak binnen de aquacultuur op lokaal/regionaal niveau. Het subsidiariteitsbeginsel is bedoeld om ervoor te zorgen dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen, zonder maatregelen op EU-niveau uit te sluiten, wanneer dit in het licht van de mogelijkheden op nationaal, regionaal of lokaal niveau gerechtvaardigd is.
Het SAM-verslag volgt dezelfde gedachtegang: Vanuit beleidsoogpunt moet het subsidiariteitsbeginsel in acht worden genomen. Desondanks is er ruimte en heeft het zin om op EU-niveau sterkere en evenredige inspanningen te leveren ter bevordering van eengelijk speelveld en meer aandacht voor maricultuur, samen met andere aspecten van "Food from the Ocean" – vergelijkbaar met het landbouwbeleid of een breder voedselbeleid. Het beleidskader zou moeten profiteren van de aanzienlijke inspanningen die reeds zijn gedaan (zoals de lopende tenuitvoerlegging van de strategische richtsnoeren van de aquacultuur in de EU van 2013) en deze naar een hoger strategische prioriteitsniveau moeten tillen.
Er zijn toekomstige mogelijkheden en afspraken die we niet mogen missen om de aquacultuur in de EU de plek te geven die het verdient: de Europese Commissie zal tegen het einde van 2018 met een beoordeling komen van de situatie met betrekking tot vergunningsvereisten en de toewijzing van ruimte aan de aquacultuur, op basis van de verslagen van de lidstaten over de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot hun nationale strategische plannen voor de aquacultuur. Tegen 2021 moeten de lidstaten nationale maritieme ruimtelijke plannen vaststellen, zoals voorzien in de EU-richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening. Bovendien moet het toekomstige GVB maatregelen en de nodige financiële middelen omvatten teneinde de duurzame ontwikkeling van een bloeiende aquacultuursector in de EU te begeleiden.
MINDERHEIDSSTANDPUNT
Naar een duurzame en concurrerende Europese aquacultuursector: huidige stand van zaken en toekomstige uitdagingen (2017/2118(INI))
Commissie visserij, rapporteur: Carlos Iturgaiz
Minderheidsstandpunt, ingediend door Gabriel Mato
De visconsumptie op de planeet heeft net de grens overschreden van gemiddeld 20 kg per jaar per hoofd van de bevolking, twee keer zoveel als het gemiddelde consumptieniveau in de jaren '60. Aquacultuur moet mondiaal een toekomst hebben van groei, om 2,5 miljard meer mensen te kunnen voeden tegen het eind van deze eeuw, vooral als mensen nu twee keer zoveel vis eten als in het verleden. De natuurlijke productiviteit van de oceanen en zoet water is immers beperkt. En de sector beschikt hiervoor over het nodige potentieel. Daarom speelt aquacultuur een essentiële rol in onze samenleving: de sector voedt de bevolking met qua voedingswaarde rijk voedsel en biedt een noodzakelijke aanvulling op de vis die wordt geleverd door de sector van de extractieve visserij.
Aquacultuur is voor water wat landbouw is voor het land: een bebouwingsactiviteit. Toch bestaat er een tendens om voedselveiligheids- en voedingskwesties grotendeels door de bril te zien van landbouw, terwijl aquacultuur vaak een marginale behandeling krijgt.
De EU-sector levert de consument duurzame producten van hoge kwaliteit en we kunnen op onze Europese producenten alleen maar trots zijn. De sociale, milieu- en dierenwelzijnsnormen van de EU behoren tot de strengste ter wereld. Niet duurzame goedkope producten uit derde landen overstromen evenwel de markt van de EU en creëren oneerlijke concurrentie met onze EU-producenten die op dezelfde markt verkopen.
Tegelijk leveren de kweek van mosselen en schaal- en schelpdieren in het algemeen waardevolle milieudiensten, doordat zij de zee filteren en reinigen.
Om al deze redenen moeten wij de ontwikkeling van deze duurzame activiteit stimuleren.
MINDERHEIDSSTANDPUNT
Naar een duurzame en concurrerende Europese aquacultuursector: huidige stand van zaken en toekomstige uitdagingen (2017/2118(INI))
Commissie visserij, rapporteur: Carlos Iturgaiz
Minderheidsstandpunt, ingediend door Lidia Senra Rodríguez
Aquacultuur is geen oplossing voor overbevissing en evenmin is het nodig industriële prooivis in zee te brengen voor de voorziening van de eiwitten die nodig zijn voor een goede voeding.
De fundamentele doelstelling van onze acties in de visserij moet het behoud zijn van de mariene ecosystemen en de plaatselijke bevolking, om de verplaatsing en vernietiging te voorkomen van ambachtelijke en kleinschalige visserij, alsmede van de getroffen landbouwgrond in de mariene omgevingen waar deze sector zich bevindt.
Intensieve visteeltbedrijven produceren grote hoeveelheden fecaal materiaal, residuen van diervoeders en geneesmiddelen (onder andere antibiotica), die de wateren verontreinigen, met grote negatieve gevolgen voor de mariene, fluviatiele en gezondheidsecosystemen. Bovendien worden de plaatselijke soorten in de omgeving van deze bedrijven getroffen door de ziekten die ervan afkomstig zijn.
Op basis van het voorzorgsbeginsel en de negatieve gevolgen industriële prooivis zal veroorzaken (vernietiging van werkgelegenheid in kustgebieden en onverenigbaarheid met gezonde, veilige en duurzame voeding), benadrukken wij dat de installatie hiervan niet mag worden aangemoedigd of toegestaan voor viskwekerijen in de Unie, omdat de gevolgen en effecten op de ecosystemen volkomen oncontroleerbaar zullen zijn.
ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (21.3.2018)
aan de Commissie visserij
inzake "Naar een duurzame en concurrerende Europese aquacultuursector: huidige stand van zaken en toekomstige uitdagingen"
(2017/2118(INI))
Rapporteur voor advies: Francesc Gambús
BEKNOPTE MOTIVERING
In april 2013 publiceerde de Commissie de "Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU"[1], met daarin een ontwerpversie van de nationale meerjarenplannen. In mei 2016 publiceerde zij haar samenvatting van de 27 nationale meerjarenplannen voor aquacultuur, waarin een analyse wordt gemaakt van de belangrijkste doelstellingen en uitdagingen van de aquacultuursector die de 27 lidstaten in hun plannen hebben geïdentificeerd, binnen het algemene kader van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).
De EU is goed voor minder dan 2 % van het visvolume dat wereldwijd wordt gekweekt, maar zij is wereldleider op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. De rapporteur is van mening dat de EU wereldleider op deze gebieden kan en moet blijven, maar de productie moet worden verhoogd om de vraag naar vis in de EU in grotere mate te dekken. Momenteel wordt de vraag naar vis in de EU alleen voldaan door de aquacultuur in de EU (10 %), de rest komt van de visserij in de EU (30 %) en 60 % wordt ingevoerd uit derde landen. De rapporteur is van mening dat het mogelijk is de aquacultuur in de EU te laten toenemen zonder afbreuk te doen aan de normen en met behoud van de kwaliteit en de duurzaamheid. Om het enorme potentieel van de aquacultuursector te benutten moet de complexiteit van de administratie, bijvoorbeeld voor licenties, vergunningen en milieuanalyse (d.w.z. effect- of monitoringonderzoek), worden verminderd en gerelateerd worden aan de wens om zekerheid te hebben voor investeringen in deze sector en om de EU-markt concurrerender te laten zijn. Investeringen, of het nu is in onderzoek, mankracht, nieuwe bedrijven of andere terreinen in de aquacultuursector, zouden de EU in staat stellen invloed te blijven uitoefenen op de productienormen in plaats van de markt te verliezen aan derde landen met normen die minder streng zijn. Bovendien zou dit ervoor zorgen, aangezien de sector vrijwel volledig bestaat uit micro-ondernemingen, dat de werkgelegenheid beschermd en gegarandeerd wordt en dat het aantal banen toeneemt.
De rapporteur is daarom van mening dat de EU nu de gelegenheid moet benutten om haar potentieel te ontwikkelen om in deze sector te fungeren als voorbeeld, niet alleen op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid, maar ook met betrekking tot het milieu en de voedselveiligheid.
SUGGESTIES
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de bevoegde Commissie visserij onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. benadrukt de juridische verplichtingen van de EU om natuurbescherming te waarborgen, onder meer via de vogelrichtlijn, de habitatrichtlijn en de kaderrichtlijn mariene strategie;
2. is van mening dat de EU haar productie in de EU-aquacultuursector moet opvoeren en banen en structuren moet behouden en verbeteren en dat zij hierbij rekening moet houden met kwaliteit, duurzaamheid, voedselveiligheid, gezondheid van mens en dier, milieuaspecten en de druk op de natuurlijke visbestanden; is voorts van mening dat de EU in dit opzicht een mondiaal rolmodel moet zijn; wijst erop dat aquacultuur (de teelt van vinvis, schaaldieren en waterplanten) in Europa goed is voor bijna 20 % van de visproducten en momenteel rechtstreeks werk biedt aan ongeveer 85 000 mensen;
3. is van mening dat strengere maatregelen nodig zijn om van aquacultuur een meer efficiënte, economisch levensvatbare, maatschappelijk verantwoorde en milieuvriendelijke sector te maken die voldoet aan een groter deel van de Europese vraag naar vis en de afhankelijkheid van Europa van invoer vermindert;
4. benadrukt dat de Europese aquacultuur niet mag leiden tot verdere overbevissing en dat passende waarborgen moeten worden ingebouwd om ervoor te zorgen dat groei in de aquacultuur de doelstellingen van de maximale duurzame opbrengst van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet in gevaar brengt;
5. erkent het sociaal-economische belang van aquacultuur voor kustgemeenschappen en eilanden;
6. merkt op dat de wereldwijde visconsumptie de afgelopen twintig jaar met een derde is toegenomen en dat de bevolkingsgroei de druk om te vissen steeds meer zal doen toenemen;
7. merkt op dat aquacultuur alleen kan voldoen aan de toenemende vraag naar vis als er niet meer vis mee uit de oceanen wordt gehaald dan ermee wordt geproduceerd;
8. verzoekt de Commissie waarborgen in te voeren om ervoor te zorgen dat zowel op vis gebaseerd als niet op vis gebaseerd voeder duurzaam wordt vervaardigd;
9. benadrukt het belang van richtsnoeren voor de locatie van nieuwe sites voor aquacultuur; wijst op het belang van maritieme ruimtelijke ordening, waarbij rekening moet worden gehouden met de behoeften die gelden voor verschillende vormen van gebruik, zoals energie, zeevervoer, visserij en aquacultuur, toerisme, recreatie en het behoud, de bescherming en de verbetering van natuur en milieu, en is van mening dat inspanningen moeten worden geleverd om deze met elkaar te verzoenen;
10. herhaalt dat een verlaging van de nutriëntenbelasting een voorwaarde is voor aquacultuur; benadrukt het belang van samenwerking tussen onderzoekers, de aquacultuursector, voederproducenten, milieubeheerders en milieuorganisaties;
11. is ervan overtuigd dat benutting van de verschillende internationale ervaringen met doordachte viskwekerijen die geïntegreerd zijn in de lokale economie en bevordering van Europese beste praktijken op milieugebied, met name inzake duurzame afvalverwerking, eerbiediging en bevordering van de lokale biodiversiteit en de keuze voor duurzame voedingswijzen, de aquacultuur zouden versterken en alle lidstaten zouden helpen duurzame aquacultuurproductie op te voeren; wijst erop dat voorbeelden van beste praktijken in andere regio's zijn ontwikkeld onder verschillende politieke en geografische omstandigheden die niet noodzakelijkerwijs vergelijkbaar zijn met de diverse omstandigheden in de lidstaten;
12. benadrukt dat zoetwateraquacultuur nog steeds een onvoldoende onderzochte mogelijkheid is om voedselzekerheid te verbeteren en plattelandsgebieden te ontwikkelen;
13. benadrukt dat zoetwateraquacultuur niet alleen een belangrijke sociale rol speelt door werkgelegenheid op het platteland te bieden in de armste gebieden, maar ook door een ecologische rol te spelen door het onderhouden van waardevolle wetlands en door een breed scala aan ecosysteemdiensten aan te bieden die veel verder gaan dan de economische waarde ervan;
14. is van mening dat de weg naar een duurzame en concurrerende Europese aquacultuursector loopt via een onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling om de draagkracht te bepalen van het milieu, met name voor de kweek in open zee, omdat draagkracht de belangrijkste voorwaarde is voor de toewijzing van ruimte en de verlening van licenties of vergunningen en voor het garanderen van coherentie met de milieuwetgeving;
15. verwelkomt de voorbeelden van goede samenwerking op basis van convenanten en andere overeenkomsten tussen natuurbeschermers en de sector; is verheugd over de positieve voorbeelden van bijdragen door aquacultuur aan het behoud van een goede waterkwaliteit en goede aquatische ecosysteemdiensten, maar erkent de negatieve gevolgen die aquacultuur kan hebben voor het plaatselijke milieu en de waterkwaliteit en wil deze verminderen; moedigt verdere innovatie en initiatieven om een duurzame en winstgevende sector op lange termijn te verzekeren daarom aan;
16. is van mening dat het verschijnsel van contaminatie tussen wilde vis en gekweekte vis moet worden bestreden, omdat dit een gevaarlijke verarming inhoudt van het genetische erfgoed van de zee en een potentiële bedreiging is voor het ecosysteem;
17. verzoekt de lidstaten kaarten van beschermde soorten en habitats voor aquacultuur te ontwikkelen en toe te passen alvorens aquacultuurzones te bepalen, teneinde een ecosysteemgerichte benadering van ruimtelijke ordening ten uitvoer te leggen;
18. verzoekt de lidstaten gestandaardiseerde protocollen op te stellen om gegevens te verzamelen over de meetbare milieueffecten, sanitaire en veterinaire omstandigheden en voedselveiligheid van aquacultuur, om te waarborgen dat deugdelijk en onafhankelijk wetenschappelijk bewijs wordt gebruikt om de productiepraktijken te controleren en te beheren; verzoekt de Commissie wetenschappelijke langetermijncontrole in te stellen die ook voortgaat na afloop van een specifiek project; onderstreept het belang van follow-ups van projecten en studies en van nauwe samenwerking tussen wetenschappers en de aquacultuursector, met inbegrip van vijverkwekers;
19. is van mening dat onbehoorlijk gebruik van chemicaliën en antibiotica in de aquacultuur risico's inhoudt voor ecosystemen in de omgeving van de aquacultuurinstallaties en voor de menselijke gezondheid; vestigt de aandacht op de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 29 juni 2017 over een Europees "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR)[2];
20. benadrukt dat in het Europees "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR) wordt geconstateerd dat immunisatie door vaccinatie een kosteneffectieve gezondheidsinterventie is in de strijd tegen antimicrobiële resistentie[3], hetgeen ook geldt voor aquacultuur;
21. wijst erop dat de relatief hogere kosten van diagnose, antimicrobiële alternatieven en vaccinatie in vergelijking met gangbare antibiotica helaas een belemmering vormen voor de verhoging van het vaccingebruik en de vaccinatiegraad zoals door het actieplan gewenst[4]; verwelkomt dat de Commissie in het actieplan stimulansen aankondigt om het gebruik van diagnostiek, antimicrobiële alternatieven en vaccins te bevorderen[5];
22. benadrukt het belang van de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1143/2014 inzake de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (IUS) om zowel de aquacultuursector als inheemse soorten en ecosystemen te beschermen;
23. verzoekt de Commissie in samenwerking met de lidstaten een informatiecampagne in de hele EU te starten voor consumenten en bedrijven over aquacultuur in het algemeen en in het bijzonder de verschillen tussen de strenge, allesomvattende normen op de Europese markt en de normen die gelden voor ingevoerde producten in derde landen, met bijzondere nadruk op de problemen voor de voedselveiligheid en de volksgezondheid die worden veroorzaakt door de insleep van bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) en antimicrobiële resistentie (AMR) in de Unie;
24. dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat bij de beoordelingen van de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften op het gebied van debiet en nutriënten van de aquacultuurinstallaties die gelegen zijn aan rivieren en in het bijzonder, gezien de kwetsbaarheid ervan, van installaties die gelegen zijn in overgangswateren;
25. onderstreept het belang van de steun die het Europees Visserijfonds ter beschikking stelt om te zorgen voor een duurzaam gebruik van de visbestanden en om bescherming van het milieu en instandhouding van aquatische hulpbronnen te bevorderen;
26. is van mening dat investeringen nodig zijn om het potentieel van de aquacultuursector te benutten en de duurzaamheid ervan te waarborgen, voor de bescherming van het milieu en de levering van publieke goederen, en dringt daarom aan op een verhoging van de financiering voor projecten op het gebied van onderzoek, innovatie en kwaliteitsgerichte, duurzame productie; verzoekt de Commissie en de lidstaten de bureaucratische lasten voor de aquacultuursector, met inbegrip van vijverkwekers, verder te vereenvoudigen en te verminderen;
27. is van mening dat de Commissie en lidstaten concrete prikkels en acties, met inbegrip van een verbeterde uitvoering of, indien nodig, wijziging van Richtlijn 2006/88/EG, moeten ontwikkelen om het vaccingebruik in de aquacultuur te verhogen en zodoende ziekten en antibioticaresistentie bij waterdieren kosteneffectief te voorkomen, bestrijden en uit te roeien, en de overleving, groei en productie-efficiëntie van waterdieren te maximaliseren;
28. verzoekt de Commissie en lidstaten te investeren in onderzoek, studies en proefprojecten voor innoverende, toekomstgerichte, ecologisch verantwoorde aquacultuurpraktijken, waaronder geïntegreerde multitrofe aquacultuursystemen, aquaponica, en recirculatie-aquacultuursystemen, die de impact van aquacultuurbedrijven op habitats, wildedierenpopulaties en de waterkwaliteit verminderen, en zo bijdragen tot een ecosysteemgerichte benadering;
29. verzoekt de Commissie een onderscheid te maken tussen industriële aquacultuur en kleinschalige familiebedrijven bij de aanbesteding van subsidies en projecten, gezien de verschillende uitgangsposities, ontwikkelingskansen en doelstellingen;
30. betreurt dat meer dan de helft van alle in de EU geconsumeerde aquacultuurproducten ingevoerd is; erkent de positieve effecten die aquacultuur kan hebben op lokale economieën in de EU door meer lokale voedselproductie en -consumptie te ondersteunen;
31. neemt met voldoening kennis van nieuwe initiatieven met aquacultuur op het land, met name in EU-gebieden met omsloten wateren;
32. erkent dat aquacultuurinstallaties aanzienlijke verstoringen kunnen veroorzaken van habitats, met inbegrip van die van zeevogels; pleit voor verplichte kartering van ruimtelijke gevoeligheid en strategische milieueffectbeoordelingen voor alle regionale en nationale aquacultuurplannen om mogelijke zones voor aquacultuur te identificeren die niet in strijd zijn met de EU-milieuwetgeving;
33. erkent het potentieel van aquacultuur in stedelijke gebieden, met name met betrekking tot aquaponica;
34. merkt op dat door de herschikking van de verordening gegevensverzameling alle mariene viskwekerijen verplicht zijn gegevens te verzamelen, terwijl zoetwaterbedrijven dit kunnen doen op vrijwillige basis; pleit voor de standaardisatie van de desbetreffende protocollen.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
20.3.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
61 1 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marco Affronte, Margrete Auken, Pilar Ayuso, Ivo Belet, Biljana Borzan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Birgit Collin-Langen, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Mark Demesmaeker, Stefan Eck, Bas Eickhout, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Jytte Guteland, Anneli Jäätteenmäki, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Urszula Krupa, Giovanni La Via, Jo Leinen, Peter Liese, Lukas Mandl, Valentinas Mazuronis, Susanne Melior, Rory Palmer, Massimo Paolucci, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, Julia Reid, Frédérique Ries, Michèle Rivasi, Daciana Octavia Sârbu, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Renate Sommer, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Ivica Tolić, Adina-Ioana Vălean, Jadwiga Wiśniewska, Damiano Zoffoli |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Christofer Fjellner, Elena Gentile, Merja Kyllönen, Norbert Lins, Gesine Meissner, Ulrike Müller, Mihai Ţurcanu |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Fernando Ruas, Ruža Tomašić |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
61 |
+ |
|
ALDE |
Gerben-Jan Gerbrandy, Anneli Jäätteenmäki, Valentinas Mazuronis, Gesine Meissner, Ulrike Müller, Frédérique Ries |
|
ECR |
Mark Demesmaeker, Arne Gericke, Urszula Krupa, Bolesław G. Piecha, Ruža Tomašić, Jadwiga Wiśniewska |
|
EFDD |
Piernicola Pedicini |
|
ENF |
Sylvie Goddyn |
|
GUE/NGL |
Stefan Eck, Kateřina Konečná, Merja Kyllönen |
|
PPE |
Pilar Ayuso, Ivo Belet, Birgit Collin-Langen, Angélique Delahaye, Christofer Fjellner, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Jens Gieseke, Julie Girling, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Giovanni La Via, Peter Liese, Norbert Lins, Lukas Mandl, Fernando Ruas, Annie Schreijer-Pierik, Renate Sommer, Ivica Tolić, Mihai Ţurcanu, Adina-Ioana Vălean |
|
S&D |
Biljana Borzan, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Miriam Dalli, Seb Dance, Elena Gentile, Jytte Guteland, Karin Kadenbach, Jo Leinen, Susanne Melior, Rory Palmer, Massimo Paolucci, Pavel Poc, Daciana Octavia Sârbu, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Damiano Zoffoli |
|
VERTS/ALE |
Marco Affronte, Margrete Auken, Bas Eickhout, Michèle Rivasi, Davor Škrlec |
|
1 |
- |
|
EFDD |
Julia Reid |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] COM(2013)0229.
- [2] Europese Commissie, Een Europees "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), 29 juni 2017, COM(2017)0339.
- [3] Ibidem, blz. 10.
- [4] Ibidem, blz. 15.
- [5] Ibidem, blz. 12.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
15.5.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
21 2 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Alain Cadec, David Coburn, Linnéa Engström, João Ferreira, Sylvie Goddyn, Carlos Iturgaiz, António Marinho e Pinto, Gabriel Mato, Norica Nicolai, Liadh Ní Riada, Annie Schreijer-Pierik, Ricardo Serrão Santos, Ruža Tomašić, Peter van Dalen, Jarosław Wałęsa |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Norbert Erdős, Yannick Jadot, Verónica Lope Fontagné, Maria Lidia Senra Rodríguez |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Tim Aker, Nessa Childers |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
21 |
+ |
|
ALDE |
António Marinho e Pinto, Norica Nicolai |
|
ECR |
Peter van Dalen, Ruža Tomašić |
|
ENF |
Sylvie Goddyn |
|
GUE/NGL |
João Ferreira, Liadh Ní Riada |
|
PPE |
Alain Cadec, Norbert Erdős, Carlos Iturgaiz, Verónica Lope Fontagné, Gabriel Mato, Annie Schreijer-Pierik, Jarosław Wałęsa |
|
S&D |
Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Nessa Childers, Ulrike Rodust, Ricardo Serrão Santos |
|
VERTS/ALE |
Marco Affronte, Linnéa Engström |
|
2 |
- |
|
EFDD |
Tim Aker, David Coburn |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding