VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1293/2013
26.11.2018 - (COM(2018)0385 – C8-0249/2018 – 2018/0209(COD)) - ***I
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Gerben-Jan Gerbrandy
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1293/2013
(COM(2018)0385 – C8-0249/2018 – 2018/0209(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0385),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0249/2018),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 18 oktober 2018[1],
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 9 oktober 2018[2],
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0397/2018),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE), vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad6 voor de periode 2014 tot en met 2020, is het recentste van een reeks programma's van de Unie waarmee over een periode van 25 jaar de tenuitvoerlegging van wetgeving en beleidsprioriteiten inzake milieu en klimaat is ondersteund. Bij een recente evaluatie halverwege7 is het positief beoordeeld, waarbij is opgemerkt dat het goed op koers ligt om doeltreffend, doelmatig en relevant te zijn. Het LIFE-programma voor 2014-2020 moet derhalve worden voortgezet, met inachtneming van bepaalde aanpassingen zoals vastgesteld bij de evaluatie halverwege en daaropvolgende beoordelingen. Voor de periode vanaf 2021 moet daarom een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) ("programma") worden vastgesteld. |
(2) Het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE), vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad6 voor de periode 2014 tot en met 2020, is het recentste van een reeks programma's van de Unie waarmee over een periode van 25 jaar de tenuitvoerlegging van wetgeving en beleidsprioriteiten inzake milieu en klimaat is ondersteund. Bij een recente evaluatie halverwege7 is het positief beoordeeld, waarbij is opgemerkt dat het reeds zeer kosteneffectief is en goed op koers ligt om in algemene zin doeltreffend, doelmatig en relevant te zijn. Het LIFE-programma voor 2014-2020 moet derhalve worden voortgezet, met inachtneming van bepaalde aanpassingen zoals vastgesteld bij de evaluatie halverwege en daaropvolgende beoordelingen. Voor de periode vanaf 2021 moet daarom een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) ("programma") worden vastgesteld. |
_________________ |
_________________ |
6 Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185). |
6 Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185). |
7 Report on the Mid-term Evaluation of the Programme for Environment and Climate Action (LIFE)(SWD(2017) 355 final). |
7 Report on the Mid-term Evaluation of the Programme for Environment and Climate Action (LIFE)(SWD(2017) 355 final). |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) In het streven naar verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van de Unie zoals vastgelegd in wetgeving, beleid, plannen en internationale verplichtingen inzake milieu, klimaat en, waar relevant, schone energie, moet het programma bijdragen aan de overgang naar een schone, circulaire, energie-efficiënte, koolstofarme en klimaatbestendige economie, aan de bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, hetzij door rechtstreekse interventies, hetzij door ondersteuning van de integratie van die doelstellingen in ander beleid. |
(3) In het streven naar verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van de Unie zoals vastgelegd in wetgeving, beleid, plannen en internationale verplichtingen inzake milieu, klimaat en, waar relevant, schone energie, moet het programma bijdragen aan de overgang naar een schone, circulaire, energie-efficiënte, CO2-neutrale en klimaatbestendige economie, aan de bescherming en verbetering van het milieu en de gezondheid en aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, onder meer door ondersteuning van het Natura 2000-netwerk en het doeltreffend managen en aanpakken van de aantasting van ecosystemen, hetzij door rechtstreekse interventies, hetzij door ondersteuning van de integratie van die doelstellingen in ander beleid. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) De Unie is vastberaden te komen tot een alomvattend antwoord op de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, die het intrinsieke verband tussen het beheer van natuurlijke hulpbronnen om de beschikbaarheid daarvan op de lange termijn te waarborgen, ecosysteemdiensten, de koppeling daarvan met de menselijke gezondheid, en duurzame en sociaal inclusieve economische groei benadrukken. In deze geest moet het programma een substantiële bijdrage leveren aan zowel de economische ontwikkeling als de sociale cohesie. |
(4) De Unie is vastberaden te komen tot een alomvattend antwoord op de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, die het intrinsieke verband tussen het beheer van natuurlijke hulpbronnen om de beschikbaarheid daarvan op de lange termijn te waarborgen, ecosysteemdiensten, de koppeling daarvan met de menselijke gezondheid, en duurzame en sociaal inclusieve economische groei benadrukken. In deze geest moet het programma de beginselen van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid weerspiegelen, en een substantiële bijdrage leveren aan zowel de economische ontwikkeling als de sociale cohesie. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(4 bis) Met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling moeten eisen inzake milieu- en klimaatbescherming worden geïntegreerd in de vaststelling en tenuitvoerlegging van alle beleidsmaatregelen en activiteiten van de Unie. Daarom moeten synergieën met en aanvullingen op andere financieringsprogramma's van de Unie worden bevorderd, onder meer door de financiering te vergemakkelijken van activiteiten die een aanvulling vormen op strategische geïntegreerde projecten en strategische natuurprojecten en die de introductie en duplicatie van in het kader van het programma ontwikkelde oplossingen ondersteunen. Er is coördinatie nodig om dubbele financiering te voorkomen. De Commissie en de lidstaten dienen stappen te nemen om administratieve overlapping en lasten voor begunstigden van projecten die voortvloeien uit verslagleggingsverplichtingen van verschillende financiële instrumenten, te voorkomen. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Het programma moet bijdragen aan duurzame ontwikkeling en aan de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van wetgeving, strategieën, plannen en internationale verplichtingen van de Unie inzake milieu, klimaat en, waar relevant, schone energie, met name van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties8, het Verdrag inzake biologische diversiteit9 en de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering10 ("Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering"). |
(5) Het programma moet bijdragen aan duurzame ontwikkeling en aan de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van wetgeving, strategieën, plannen en internationale verplichtingen van de Unie inzake milieu, klimaat en, waar relevant, schone energie, met name van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties8, het Verdrag inzake biologische diversiteit9, de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering10 ("Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering"), het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de VN/ECE ("Verdrag van Aarhus"), het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van de VN/ECE, het VN-Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen, en de verwijdering ervan, het VN-Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en het VN-Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen. |
_________________ |
_________________ |
8 Agenda 2030, resolutie goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de VN, 25 september 2015. |
8 Agenda 2030, resolutie goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de VN, 25 september 2015. |
9 93/626/EEG: Besluit van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1). |
9 93/626/EEG: Besluit van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1). |
10 PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4. |
10 PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Om de overkoepelende doelstellingen te verwezenlijken, is de tenuitvoerlegging van het pakket circulaire economie11, van het beleidskader voor klimaat en energie 203012 ,13 ,14 van de natuurwetgeving van de Unie15, en van aanverwant beleid16, 17, 18, 19, 20 van bijzonder belang. |
(6) Om de overkoepelende doelstellingen te verwezenlijken, is de tenuitvoerlegging van het pakket circulaire economie11, van het beleidskader voor klimaat en energie 203012, 13, 14 van de natuurwetgeving van de Unie15, en van aanverwant beleid16, 17, 18, 19, 20 van bijzonder belang, evenals de uitvoering20 bis van de algemene programma's voor milieu- en klimaatactie, vastgesteld overeenkomstig artikel 192, lid 3, VWEU, zoals het zevende milieuactieprogramma20 ter. |
_________________ |
_________________ |
11 COM(2015) 614 final van 02.12.2015. |
11 COM(2015) 614 final van 02.12.2015. |
12 Een beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020-2030, COM(2014)15 van 22.1.2014. |
12 Een beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020-2030, COM(2014)15 van 22.1.2014. |
13 Een EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, COM(2013)216 van 16.4.2013. |
13 Een EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, COM(2013)216 van 16.4.2013. |
14 Pakket "Schone energie voor alle Europeanen", COM(2016)860 van 30.11.2016. |
14 Pakket "Schone energie voor alle Europeanen", COM(2016)860 van 30.11.2016. |
15 Een actieplan voor de natuur, de mensen en de economie, COM(2017)198 van 27.4.2017. |
15 Een actieplan voor de natuur, de mensen en de economie, COM(2017)198 van 27.4.2017. |
16 Programma "Schone lucht voor Europa", COM(2013)918. |
16 Programma "Schone lucht voor Europa", COM(2013)918. |
17 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1). |
17 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1). |
18 Thematische strategie voor bodembescherming, COM(2006)231. |
18 Thematische strategie voor bodembescherming, COM(2006)231. |
19 Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit, COM(2016)501. |
19 Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit, COM(2016)501. |
20 Een actieplan inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen volgens artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2014/94/EU, 8.11.2017. |
20 Een actieplan inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen volgens artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2014/94/EU, 8.11.2017. |
|
20 bis Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumeisen voor hergebruik van water. |
|
20 ter Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171). |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(6 bis) De Europese Unie hecht veel belang aan de duurzaamheid op de lange termijn van de resultaten van LIFE-projecten, met name de capaciteit om deze resultaten veilig te stellen en te behouden nadat het project is uitgevoerd, onder meer door voortzetting, duplicatie en/of overdracht van de projecten. Dit betekent dat bijzondere eisen moeten worden gesteld aan de aanvragers en dat op het niveau van de Unie garanties nodig zijn die waarborgen dat andere door de Unie gefinancierde projecten de resultaten van uitgevoerde LIFE-projecten niet ondermijnen. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) Om de verplichtingen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering na te komen, is het nodig de Unie om te vormen tot een energie-efficiënte, koolstofarme en klimaatbestendige samenleving. Dit vereist op zijn beurt acties, in het bijzondere gericht op de sectoren die het meest bijdragen tot het huidige niveau van CO2-uitstoot en verontreiniging, die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van het beleidskader voor klimaat en energie 2030 en de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten, alsmede tot de voorbereidingen voor de klimaat- en energiestrategie van de Unie voor het midden van deze eeuw en voor de lange termijn. Het programma moet ook maatregelen omvatten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van het beleid van de Unie voor aanpassing aan de klimaatverandering om de kwetsbaarheid voor de negatieve gevolgen van klimaatverandering te verminderen. |
(7) Om de verplichtingen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering na te komen, is het nodig de Unie om te vormen tot een duurzame, circulaire, hernieuwbare, energie-efficiënte, CO2-neutrale en klimaatbestendige samenleving. Dit vereist op zijn beurt acties, in het bijzondere gericht op de sectoren die het meest bijdragen tot het huidige niveau van uitstoot van broeikasgassen en verontreiniging, die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van het beleidskader voor klimaat en energie 2030 en de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten, alsmede tot de tenuitvoerlegging van de klimaat- en energiestrategie van de Unie voor het midden van deze eeuw en voor de lange termijn, overeenkomstig de doelstelling van het koolstofvrij maken van de economie van het Akkoord van Parijs. Het programma moet ook maatregelen omvatten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van het beleid van de Unie voor aanpassing aan de klimaatverandering om de kwetsbaarheid voor de negatieve gevolgen van klimaatverandering te verminderen. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) De overgang naar schone energie levert een essentiële bijdrage aan de klimaatmitigatie, met positieve neveneffecten voor het milieu. Acties voor capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de overgang naar schone energie, die tot en met 2020 uit Horizon 2020 worden gefinancierd, moeten in het programma worden opgenomen, aangezien zij niet tot doel hebben excellentie te financieren en innovatie te genereren, maar om ervoor te zorgen dat reeds beschikbare technologie die zal bijdragen aan klimaatmitigatie, gemakkelijker wordt overgenomen. De opname in het programma van deze activiteiten voor capaciteitsopbouw biedt mogelijkheden voor synergieën tussen de subprogramma's en vergroot de algehele samenhang van de financiering door de Unie. Daarom moeten gegevens worden verzameld en verspreid met betrekking tot het overnemen van bestaande onderzoeks- en innovatieresultaten in de LIFE-projecten, met inbegrip van die uit het programma Horizon Europa en de programma's die daaraan voorafgingen. |
(8) De overgang naar hernieuwbare, energie-efficiënte en CO2-neutrale, emissiearme energie levert een essentiële bijdrage aan de klimaatmitigatie, met positieve neveneffecten voor het milieu. Acties voor capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de overgang naar schone energie, die tot en met 2020 uit Horizon 2020 worden gefinancierd, moeten in het programma worden opgenomen, aangezien zij niet tot doel hebben excellentie te financieren en innovatie te genereren, maar om ervoor te zorgen dat reeds beschikbare technologie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, die zal bijdragen aan klimaatmitigatie, gemakkelijker wordt overgenomen. Bij het programma moeten alle belanghebbenden en sectoren worden betrokken die een rol spelen in de overgang naar schone energie, zoals de bouwsector, de industrie, vervoer en landbouw. De opname in het programma van deze activiteiten voor capaciteitsopbouw biedt mogelijkheden voor synergieën tussen de subprogramma's en vergroot de algehele samenhang van de financiering door de Unie. Daarom moeten gegevens worden verzameld en verspreid met betrekking tot het overnemen van bestaande onderzoeks- en innovatieresultaten in de LIFE-projecten, met inbegrip van die uit het programma Horizon Europa en de programma's die daaraan voorafgingen. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) Volgens ramingen in de effectbeoordelingen van de wetgeving inzake schone energie zullen voor de verwezenlijking van de energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 in de periode 2021-2030 aanvullende investeringen van 177 miljard EUR per jaar nodig zijn. De grootste tekortkomingen betreffen de investeringen in het koolstofvrij maken van gebouwen (energie-efficiëntie en kleinschalige hernieuwbare energiebronnen), waar kapitaal naar projecten met een sterk gedistribueerd karakter moet worden geleid. Een van de doelstellingen van het subprogramma Overgang naar schone energie is om capaciteit op te bouwen voor het ontwikkelen en bundelen van projecten, hetgeen ook bijdraagt tot het opnemen van middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen en het katalyseren van investeringen in schone energie, ook met behulp van de financiële instrumenten van InvestEU. |
(9) Volgens ramingen in de effectbeoordelingen van de wetgeving inzake schone energie zullen voor de verwezenlijking van de energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 in de periode 2021-2030 aanvullende investeringen van 177 miljard EUR per jaar nodig zijn. De grootste tekortkomingen betreffen de investeringen in het koolstofvrij maken van gebouwen (energie-efficiëntie en kleinschalige hernieuwbare energiebronnen), waar kapitaal naar projecten met een sterk gedistribueerd karakter moet worden geleid. Een van de doelstellingen van het subprogramma Overgang naar schone energie is om capaciteit op te bouwen voor het ontwikkelen en bundelen van projecten, hetgeen ook bijdraagt tot het opnemen van middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen en het katalyseren van investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, ook met behulp van de financiële instrumenten van InvestEU. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 9 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(9 bis) Het LIFE-programma is het enige programma dat specifiek gericht is op milieu- en klimaatactie, en speelt bijgevolg een cruciale rol bij de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving op deze gebieden. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) Aan een actie waaraan een bijdrage is toegekend uit het programma, kan ook een bijdrage worden toegekend uit enig ander programma van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Acties die cumulatieve financiering uit verschillende programma's van de Unie ontvangen, worden slechts één keer gecontroleerd, waarbij alle betrokken programma's en hun respectieve toepasselijke regels worden bestreken. |
(11) Aan een actie waaraan een bijdrage is toegekend uit het programma, kan ook een bijdrage worden toegekend uit enig ander programma van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Acties die cumulatieve financiering uit verschillende programma's van de Unie ontvangen, moeten slechts één keer gecontroleerd worden, waarbij alle betrokken programma's en hun respectieve toepasselijke regels worden bestreken. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) Uit het recentste evaluatiepakket inzake de tenuitvoerlegging van het milieubeleid21 blijkt dat er aanzienlijke vooruitgang moet worden geboekt om vaart te zetten achter de tenuitvoerlegging van het milieuacquis van de Unie en ervoor te zorgen dat milieu- en klimaatdoelstellingen beter in ander beleid worden opgenomen. Het programma moet dan ook als katalysator fungeren om de vereiste vooruitgang te kunnen ontwikkelen door nieuwe benaderingen te ontwikkelen, testen en dupliceren; beleidsontwikkeling, toezicht en beoordeling te ondersteunen; de betrokkenheid van belanghebbenden te versterken; investeringen te mobiliseren binnen het geheel aan investeringsprogramma's van de Unie of andere financieringsbronnen en acties te ondersteunen om de verschillende belemmeringen voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van de belangrijkste in de milieuwetgeving voorgeschreven plannen weg te nemen. |
(12) Uit het recentste evaluatiepakket inzake de tenuitvoerlegging van het milieubeleid (EIR)21 blijkt dat er aanzienlijke vooruitgang moet worden geboekt om vaart te zetten achter de tenuitvoerlegging van het milieuacquis van de Unie en ervoor te zorgen dat milieu- en klimaatdoelstellingen beter in ander beleid worden opgenomen en gemainstreamd. Het programma moet dan ook als katalysator fungeren om horizontale, systemische uitdagingen aan te pakken, evenals de diepere oorzaken voor tekortkomingen in de uitvoering zoals vastgesteld in de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid, en om de vereiste vooruitgang te kunnen ontwikkelen door nieuwe benaderingen te ontwikkelen, testen en dupliceren; beleidsontwikkeling, toezicht en beoordeling te ondersteunen; de governance inzake milieu, klimaatverandering en de daarmee verband houdende overgang naar schone energie te verbeteren, onder meer door te streven naar een grotere betrokkenheid van het publiek en belanghebbenden op verschillende niveaus, naar capaciteitsopbouw, communicatie en bewustmaking; investeringen te mobiliseren binnen het geheel aan investeringsprogramma's van de Unie of andere financieringsbronnen en acties te ondersteunen om de verschillende belemmeringen voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van de belangrijkste in de milieuwetgeving voorgeschreven plannen weg te nemen. |
_________________ |
_________________ |
21 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - EU-evaluatie van de tenuitvoerlegging van het milieubeleid: Gemeenschappelijke uitdagingen en hoe inspanningen te bundelen om betere resultaten te realiseren (COM(2017) 63 final). |
21 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - EU-evaluatie van de tenuitvoerlegging van het milieubeleid: Gemeenschappelijke uitdagingen en hoe inspanningen te bundelen om betere resultaten te realiseren (COM(2017) 63 final). |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Om het biodiversiteitsverlies, ook in mariene ecosystemen, tot staan te brengen en om te buigen, moet de ontwikkeling, tenuitvoerlegging, handhaving en beoordeling van wetgeving en beleid van de Unie ter zake, waaronder de EU-biodiversiteitsstrategie voor 202022, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad23 en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad24, en Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad25, worden ondersteund, met name door de kennisbasis voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid uit te bouwen en door beste praktijken en oplossingen, op kleine schaal of toegesneden op de specifieke lokale, regionale of nationale situatie, te ontwikkelen, te testen, te demonstreren en toe te passen, met inbegrip van geïntegreerde benaderingen voor de tenuitvoerlegging van de op basis van Richtlijn 92/43/EEG opgestelde prioritaire actiekaders. De Unie moet haar biodiversiteitsgerelateerde uitgaven traceren om te voldoen aan haar verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van het Verdrag inzake biologische diversiteit. Aan traceringvoorschriften in andere toepasselijke wetgeving van de Unie moet eveneens worden voldaan. |
(13) Om het biodiversiteitsverlies en de aantasting van ecosystemen, ook mariene en andere aquatische ecosystemen, tot staan te brengen en om te buigen, moet de ontwikkeling, tenuitvoerlegging, handhaving en beoordeling van wetgeving en beleid van de Unie ter zake, waaronder de EU-biodiversiteitsstrategie voor 202022, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad23 en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad24, en Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad25, worden ondersteund, met name door de kennisbasis voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid uit te bouwen en door beste praktijken en oplossingen, zoals een doeltreffend beheer, op kleine schaal of toegesneden op de specifieke lokale, regionale of nationale situatie, te ontwikkelen, te testen, te demonstreren en toe te passen, met inbegrip van geïntegreerde benaderingen voor de tenuitvoerlegging van de op basis van Richtlijn 92/43/EEG opgestelde prioritaire actiekaders. De Unie en de lidstaten moeten hun biodiversiteitsgerelateerde uitgaven traceren om te voldoen aan hun verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van het Verdrag inzake biologische diversiteit. Aan traceringvoorschriften in andere toepasselijke wetgeving van de Unie moet eveneens worden voldaan. |
_________________ |
_________________ |
22 COM(2011) 244 final. |
22 COM(2011) 244 final. |
23 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7). |
23 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7). |
24 Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7). |
24 Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7). |
25 Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35). |
25 Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35). |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) Uit recente evaluaties en beoordelingen, met inbegrip van de evaluatie halverwege van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 en de geschiktheidscontrole van de natuurwetgeving, blijkt gebrek aan adequate financiering een van de belangrijkste oorzaken van de ontoereikende tenuitvoerlegging van de natuurwetgeving van de Unie en de biodiversiteitsstrategie te zijn. De voornaamste financieringsinstrumenten van de Unie, waaronder het [Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij], kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren bij het vervullen van deze behoeften. Het programma kan de doelmatigheid van deze mainstreaming nog verder verbeteren door middel van strategische natuurprojecten die tot doel hebben als katalysator te fungeren voor de tenuitvoerlegging van wetgeving en beleid van de Unie inzake natuur en biodiversiteit, met inbegrip van de acties van de overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG ontwikkelde prioritaire actiekaders. De strategische natuurprojecten moeten actieprogramma's in de lidstaten voor de mainstreaming van relevante doelstellingen op het gebied van natuur en biodiversiteit in ander beleid en andere financieringsprogramma's ondersteunen en er zo voor zorgen dat passende middelen voor de tenuitvoerlegging van dat beleid worden gemobiliseerd. De lidstaten kunnen er binnen het kader van hun strategisch plan voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor kiezen een bepaald deel van de toewijzing uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling te gebruiken om financiële steun aan te trekken voor acties die een aanvulling vormen op de strategische natuurprojecten zoals in deze verordening gedefinieerd. |
(14) Uit recente evaluaties en beoordelingen, met inbegrip van de evaluatie halverwege van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 en de geschiktheidscontrole van de natuurwetgeving, blijkt gebrek aan adequate financiering een van de belangrijkste oorzaken van de ontoereikende tenuitvoerlegging van de natuurwetgeving van de Unie en de biodiversiteitsstrategie te zijn. De voornaamste financieringsinstrumenten van de Unie, waaronder het [Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij], kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren bij het vervullen van deze behoeften, onder de voorwaarde dat de financiering aanvullend is. Het programma kan de doelmatigheid van deze mainstreaming nog verder verbeteren door middel van strategische natuurprojecten die tot doel hebben als katalysator te fungeren voor de tenuitvoerlegging van wetgeving en beleid van de Unie inzake natuur en biodiversiteit, met inbegrip van de acties van de overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG ontwikkelde prioritaire actiekaders. De strategische natuurprojecten moeten actieprogramma's ter bevordering van de mainstreaming van relevante doelstellingen op het gebied van natuur en biodiversiteit in ander beleid en andere financieringsprogramma's ondersteunen en er zo voor zorgen dat passende middelen voor de tenuitvoerlegging van dat beleid worden gemobiliseerd. De lidstaten kunnen er binnen het kader van hun strategisch plan voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor kiezen een bepaald deel van de toewijzing uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling te gebruiken om financiële steun aan te trekken voor acties die een aanvulling vormen op de strategische natuurprojecten zoals in deze verordening gedefinieerd. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) De vrijwillige regeling ten behoeve van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in de Europese landen en gebieden overzee (BEST) bevordert de instandhouding van biodiversiteit, met inbegrip van mariene biodiversiteit, en het duurzame gebruik van ecosysteemdiensten, met inbegrip van op ecosystemen gebaseerde benaderingen van de mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering, in de ultraperifere gebieden van de Unie en de landen en gebieden overzee. BEST heeft bijgedragen aan bewustmaking met betrekking tot het ecologische belang van de ultraperifere gebieden en de landen en gebieden overzee voor het behoud van de wereldwijde biodiversiteit. In hun ministeriële verklaringen van 2017 en 2018 hebben de landen en gebieden overzee hun waardering geuit voor dit programma voor kleine subsidies ten behoeve van de biodiversiteit. Het is passend ervoor te zorgen dat het programma de financiering van kleine subsidies voor de biodiversiteit in zowel de ultraperifere gebieden als de landen en gebieden overzee voort kan zetten. |
(15) De vrijwillige regeling ten behoeve van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in de Europese landen en gebieden overzee (BEST) bevordert de instandhouding van biodiversiteit, met inbegrip van mariene biodiversiteit, en het duurzame gebruik van ecosysteemdiensten, met inbegrip van op ecosystemen gebaseerde benaderingen van de mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering, in de ultraperifere gebieden van de Unie en de landen en gebieden overzee. BEST heeft, dankzij de voorbereidende actie BEST die in 2011 werd vastgesteld en het programma BEST 2.0 en het project BEST RUP die daarop volgden, bijgedragen aan bewustmaking met betrekking tot het ecologische belang van de ultraperifere gebieden en de landen en gebieden overzee en de sleutelrol die zij vervullen voor het behoud van de wereldwijde biodiversiteit. Volgens de Europese Commissie bedraagt de behoefte aan financiële steun voor acties in die gebieden jaarlijks naar schatting 8 miljoen EUR. In hun ministeriële verklaringen van 2017 en 2018 hebben de landen en gebieden overzee hun waardering geuit voor dit programma voor kleine subsidies ten behoeve van de biodiversiteit. Het is daarom passend dat het programma de financiering van kleine subsidies voor biodiversiteit, met inbegrip van de capaciteitsopbouw en de kapitalisatie van acties die worden gefinancierd in zowel de ultraperifere gebieden als de landen en gebieden overzee voort kan zetten. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) De bevordering van de circulaire economie vergt een mentaliteitswijziging wat betreft de wijze waarop materialen en producten, met inbegrip van kunststoffen, worden ontworpen, geproduceerd, geconsumeerd en verwijderd. Het programma moet bijdragen aan de overgang naar een circulaire economie door middel van financiële steun die gericht is op een veelheid van actoren (ondernemingen, overheden en consumenten), met name door de beste, op de specifieke lokale, regionale of nationale situatie toegesneden, technologieën, praktijken en oplossingen, met inbegrip van geïntegreerde benaderingen voor de tenuitvoerlegging van plannen voor afvalbeheer en -preventie, toe te passen, te ontwikkelen en te dupliceren. Door de tenuitvoerlegging van de strategie voor kunststoffen kunnen maatregelen worden genomen om met name het probleem van zwerfvuil op zee aan te pakken. |
(16) De bevordering van de circulaire economie en de hulpbronnenefficiëntie vergt een mentaliteitswijziging wat betreft de wijze waarop materialen en producten, met inbegrip van kunststoffen, worden ontworpen, geproduceerd, geconsumeerd en verwijderd. Het programma moet bijdragen aan de overgang naar een circulaire economie door middel van financiële steun die gericht is op een veelheid van actoren (ondernemingen, overheden, maatschappelijke organisaties en consumenten), met name door de beste, op de specifieke lokale, regionale of nationale situatie toegesneden, technologieën, praktijken en oplossingen, met inbegrip van geïntegreerde benaderingen voor de toepassing van de afvalhiërarchie en de tenuitvoerlegging van plannen voor afvalbeheer en ‑preventie, toe te passen, te ontwikkelen en te dupliceren. Door de tenuitvoerlegging van de strategie voor kunststoffen kunnen maatregelen worden genomen om met name het probleem van zwerfvuil op zee aan te pakken. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 16 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 bis) Een hoog milieubeschermingsniveau is van fundamenteel belang voor de gezondheid en het welzijn van de burgers van de Unie. Het programma moet steun verlenen aan de doelstelling van de Unie om chemische stoffen zodanig te produceren en te gebruiken dat deze een minimaal aantal aanzienlijke schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van mens en milieu en om een strategie van de Unie voor een niet-toxisch milieu te ontwikkelen. Het programma moet ook activiteiten ondersteunen om de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad1 bis te vergemakkelijken, teneinde geluidsniveaus te bewerkstelligen die geen aanzienlijke schadelijke gevolgen en risico's voor de menselijke gezondheid met zich meebrengen. |
|
___________________ |
|
1 bis Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai – Verklaring van de Commissie in het Bemiddelingscomité over de richtlijn inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van 18.7.2002, blz. 12). |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) De langetermijndoelstelling van de Unie voor het beleid inzake luchtkwaliteit is om luchtkwaliteitsniveaus te behalen die geen significante negatieve effecten en risico's voor de menselijke gezondheid met zich meebrengen. Het publieke bewustzijn over luchtvervuiling is sterk ontwikkeld en burgers verwachten dat de overheid optreedt. In Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad26 wordt de rol benadrukt die financiering door de Unie kan spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van schone lucht kan spelen. Het programma moet daarom projecten, waaronder strategische geïntegreerde projecten, ondersteunen die het potentieel hebben om publieke en particuliere middelen aan te trekken, om voorbeelden van goede praktijken onder de aandacht te brengen en om als katalysator te fungeren voor de tenuitvoerlegging van plannen en wetgeving inzake luchtkwaliteit op lokaal, regionaal, multiregionaal, nationaal en transnationaal niveau. |
(17) De langetermijndoelstelling van de Unie voor het beleid inzake luchtkwaliteit is om luchtkwaliteitsniveaus te behalen die geen significante negatieve effecten en risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu met zich meebrengen, terwijl tegelijkertijd de synergieën tussen verbeteringen van de luchtkwaliteit en de vermindering van de broeikasgasemissies worden versterkt. Het publieke bewustzijn over luchtvervuiling is sterk ontwikkeld en burgers verwachten dat de overheid optreedt, met name in gebieden waar de bevolking en de ecosystemen worden blootgesteld aan grote hoeveelheden luchtverontreinigende stoffen. In Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad26 wordt de rol benadrukt die financiering door de Unie kan spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van schone lucht kan spelen. Het programma moet daarom projecten, waaronder strategische geïntegreerde projecten, ondersteunen die het potentieel hebben om publieke en particuliere middelen aan te trekken, om voorbeelden van goede praktijken onder de aandacht te brengen en om als katalysator te fungeren voor de tenuitvoerlegging van plannen en wetgeving inzake luchtkwaliteit op lokaal, regionaal, multiregionaal, nationaal en transnationaal niveau. |
_________________ |
_________________ |
26 Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1). |
26 Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1). |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 19 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(19) De bescherming en het herstel van het mariene milieu is een van de algemene doelstellingen van het milieubeleid van de Unie. Het programma moet ten dienste staan van het volgende: het beheer, de instandhouding, het herstel en de monitoring van de biodiversiteit en mariene ecosystemen, met name de mariene gebieden van Natura 2000, en de bescherming van soorten overeenkomstig de krachtens Richtlijn 92/43/EEG ontwikkelde prioritaire actiekaders; het bereiken van een goede milieutoestand in de zin van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad28; de bevordering van schone en gezonde zeeën; de tenuitvoerlegging van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, met name om het probleem van verloren vistuig en zwerfvuil op zee aan te pakken; en de bevordering van de rol van de Unie in de internationale oceaangovernance, die van essentieel belang is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en voor het veiligstellen van gezonde oceanen voor toekomstige generaties. De strategische geïntegreerde projecten en strategische natuurprojecten van het programma moeten relevante acties omvatten die gericht zijn op de bescherming van het mariene milieu. |
(19) De bescherming en het herstel van het aquatische milieu is een van de algemene doelstellingen van het milieubeleid van de Unie. Het programma moet ten dienste staan van het volgende: het beheer, de instandhouding, het herstel en de monitoring van de biodiversiteit en aquatische ecosystemen, met name de mariene gebieden van Natura 2000, en de bescherming van soorten overeenkomstig de krachtens Richtlijn 92/43/EEG ontwikkelde prioritaire actiekaders; het bereiken van een goede milieutoestand in de zin van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad28; de bevordering van schone en gezonde zeeën; de tenuitvoerlegging van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, met name om het probleem van verloren vistuig en zwerfvuil op zee aan te pakken; en de bevordering van de rol van de Unie in de internationale oceaangovernance, die van essentieel belang is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en voor het veiligstellen van gezonde oceanen voor toekomstige generaties. De strategische geïntegreerde projecten en strategische natuurprojecten van het programma moeten relevante acties omvatten die gericht zijn op de bescherming van het aquatische milieu. |
_________________ |
_________________ |
28 Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19). |
28 Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19). |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) De huidige staat van instandhouding van Natura 2000-gebieden op landbouwgrond is zeer slecht, wat erop duidt dat deze gebieden nog altijd bescherming nodig hebben. De huidige GLB-betalingen voor Natura 2000-gebieden zijn het doeltreffendste middel om de biodiversiteit in landbouwgebieden te handhaven1 bis. Die betalingen zijn echter ontoereikend en leveren geen hoge waarde op voor het natuurlijk kapitaal. Om de milieubescherming van deze gebieden te stimuleren, moeten de GLB-betalingen voor Natura 2000-gebieden dus worden verhoogd. |
|
_________________ |
|
1a G. Pe’er, S. Lakner, R. Müller, G. Passoni, V. Bontzorlos, D. Clough, F. Moreira,C. Azam, J. Berger, P. Bezak, A. Bonn, B. Hansjürgens, L. Hartmann, J.Kleemann, A. Lomba, A. Sahrbacher, S. Schindler, C. Schleyer, J. Schmidt, S.Schüler, C. Sirami, M. von Meyer-Höfer, en Y. Zinngrebe (2017). Is the CAP Fit for purpose? An evidence based fitness-check assessment. Leipzig, German Centre for Integrative Biodiversity Research (iDiv) Halle-Jena-Leipzig. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) Verbetering van de governance op het gebied van milieu en klimaatverandering en van daarmee verband houdende kwesties met betrekking tot de overgang naar schone energie, vereist betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld dankzij bewustmaking van het publiek, consumentenparticipatie, en een bredere betrokkenheid van belanghebbenden, met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties, bij het overleg over en de tenuitvoerlegging van aanverwant beleid. |
(20) Verbetering van de governance op het gebied van milieu en klimaatverandering en van daarmee verband houdende kwesties met betrekking tot de overgang naar schone energie, vereist betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld dankzij bewustmaking van het publiek, onder andere door middel van een communicatiestrategie waarin rekening wordt gehouden met de nieuwe media en sociale netwerken, consumentenparticipatie en een bredere betrokkenheid van het publiek en belanghebbenden op verschillende niveaus, met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties, bij het overleg over en de tenuitvoerlegging van aanverwant beleid. Daarom is het passend dat het programma steun verleent aan een breed scala van ngo's en netwerken van entiteiten zonder winstoogmerk die een doelstelling van algemeen belang van de Unie nastreven en die voornamelijk actief zijn op het gebied van milieu of klimaatactie, door op concurrerende en transparante wijze exploitatiesubsidies toe te kennen, teneinde deze ngo's, netwerken en entiteiten te helpen een effectieve bijdrage te leveren aan het beleid van de Unie en hun capaciteit op te bouwen en te versterken om efficiëntere partners te worden. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) Hoewel verbetering van de governance op alle niveaus een horizontale doelstelling voor alle subprogramma's van het programma moet zijn, moet het programma specifiek ook de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de horizontale wetgeving inzake milieugovernance ondersteunen, met inbegrip van de wetgeving tot tenuitvoerlegging van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE)29. |
(21) Hoewel verbetering van de governance op alle niveaus een horizontale doelstelling voor alle subprogramma's van het programma moet zijn, moet het programma specifiek ook de ontwikkeling, tenuitvoerlegging, handhaving en effectieve naleving van het acquis inzake milieu en klimaat, in het bijzonder van de horizontale wetgeving inzake milieugovernance ondersteunen, met inbegrip van de wetgeving tot tenuitvoerlegging van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE)29,29 bis, en het comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus. |
_________________ |
_________________ |
29 PB L 124 van 17.5.2005, blz. 4. |
29 PB L 124 van 17.5.2005, blz. 4. |
|
29 bis Error! Hyperlink reference not valid. van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13). |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Het programma moet marktdeelnemers voorbereiden op en ondersteunen bij de overgang naar een schone, circulaire, energie-efficiënte, koolstofarme en klimaatbestendige economie door nieuwe zakelijke kansen te toetsen, beroepsvaardigheden te verbeteren, de toegang van consumenten tot duurzame producten en diensten te vergemakkelijken, opinie- en smaakmakers over te halen zich voor dit doel in te zetten en hen daartoe de gelegenheid te bieden, en nieuwe methoden te testen voor aanpassing van de bestaande processen en het ondernemingslandschap. Ter ondersteuning van een bredere marktintroductie van duurzame oplossingen moeten maatschappelijk draagvlak en consumentenparticipatie worden gecultiveerd. |
(22) Het programma moet marktdeelnemers voorbereiden op en ondersteunen bij de overgang naar een schone, circulaire, energie-efficiënte, CO2-neutrale en klimaatbestendige economie door nieuwe zakelijke kansen te toetsen, beroepsvaardigheden te verbeteren, de toegang van consumenten tot duurzame producten en diensten te vergemakkelijken, opinie- en smaakmakers over te halen zich voor dit doel in te zetten en hen daartoe de gelegenheid te bieden, en nieuwe methoden te testen voor aanpassing van de bestaande processen en het ondernemingslandschap. Ter ondersteuning van een bredere marktintroductie van duurzame oplossingen moeten maatschappelijk draagvlak en consumentenparticipatie worden gecultiveerd. |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 22 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(22 bis) Het programma is ontworpen met het oog op het ondersteunen van de demonstratie van technieken, benaderingen en beste praktijken die kunnen worden gedupliceerd en opgeschaald. Innovatieve oplossingen kunnen bijdragen tot de verbetering van de milieuprestaties en duurzaamheid, met name voor de ontwikkeling van duurzame landbouwpraktijken in de gebieden die actief zijn op het gebied van klimaat, water, bodem, biodiversiteit en afval. In dit verband moet de nadruk worden gelegd op synergieën met andere programma's en beleidslijnen, zoals het Europees innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw en het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de EU. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(23) Op het niveau van de Unie worden grote investeringen in milieu- en klimaatacties hoofdzakelijk gefinancierd door de belangrijkste financieringsprogramma's van de Unie (mainstreaming). In het kader van hun rol als katalysator moeten de krachtens het programma te ontwikkelen strategische geïntegreerde projecten en strategische natuurprojecten als hefboom dienen voor financieringsmogelijkheden die worden geboden door die financieringsprogramma's en andere financieringsbronnen, zoals nationale fondsen, en synergieën creëren. |
(23) Op het niveau van de Unie worden grote investeringen in milieu- en klimaatacties hoofdzakelijk gefinancierd door de belangrijkste financieringsprogramma's van de Unie. Daarom is het van cruciaal belang dat de inspanningen voor mainstreaming worden geïntensiveerd om de duurzaamheid, biodiversiteit en de klimaatbestendigheid van andere financieringsprogramma's van de Unie en de integratie van duurzaamheidswaarborgen in alle instrumenten van de Unie te garanderen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen een gemeenschappelijke methodologie vast te stellen en effectieve maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat LIFE-projecten geen negatieve invloed ondervinden van andere programma's en ander beleid van de Unie. In het kader van hun rol als katalysator moeten de krachtens het programma te ontwikkelen strategische geïntegreerde projecten en strategische natuurprojecten als hefboom dienen voor financieringsmogelijkheden die worden geboden door die financieringsprogramma's en andere financieringsbronnen, zoals nationale fondsen, en synergieën creëren. |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 23 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(23 bis) Het succes van strategische natuurprojecten en strategische geïntegreerde projecten hangt af van de nauwe samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten en de niet-overheidsactoren die gevolgen ondervinden van de doelstellingen van het programma. De beginselen van transparantie en openbaarmaking met betrekking tot besluiten betreffende de ontwikkeling, uitvoering, evaluatie en monitoring van projecten moeten daarom worden toegepast, met name in het geval van mainstreaming of wanneer er sprake is van meerdere financieringsbronnen. |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de mainstreaming van klimaatacties en aan het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de begroting van de EU klimaatdoelstellingen ondersteunen. Met de acties in het kader van dit programma zal naar verwachting een bedrag ter waarde van 61 % van de totale financiële middelen van het programma worden bijgedragen aan de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende beoordelingen en evaluatieprocessen. |
(24) Gezien het belang van het op gecoördineerde en ambitieuze wijze bestrijden van klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de mainstreaming van klimaatacties en aan het algemene streven dat gedurende de MFK-periode 2021-2027 ten minste 25 % van de EU-begrotingsuitgaven klimaatdoelstellingen ondersteunt, en dat zo spoedig mogelijk, en uiterlijk in 2027, een streefcijfer van 30 % jaarlijks wordt gehaald. Met de acties in het kader van dit programma zal naar verwachting een bedrag ter waarde van [61 %] van de totale financiële middelen van het programma worden bijgedragen aan de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende beoordelingen en evaluatieprocessen. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) Bij de tenuitvoerlegging van het programma moet terdege rekening worden gehouden met de strategie voor ultraperifere gebieden in het licht van artikel 349 VWEU en de specifieke behoeften en kwetsbaarheden van deze gebieden. Ander beleid van de Unie dan dat op het gebied van het milieu, het klimaat en, waar relevant, de overgang naar schone energie moet ook in aanmerking worden genomen. |
(25) Bij de tenuitvoerlegging van het programma moet terdege rekening worden gehouden met de strategie voor ultraperifere gebieden in het licht van artikel 349 VWEU en de specifieke behoeften en kwetsbaarheden van deze gebieden. In dit verband moet de financiering door de Unie en de lidstaten op passende wijze worden versterkt. Ander beleid van de Unie dan dat op het gebied van het milieu, het klimaat en, waar relevant, de overgang naar schone energie moet ook in aanmerking worden genomen. |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) Ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het programma moet de Commissie samenwerken met de nationale contactpunten van het programma, seminars en workshops organiseren, lijsten van in het kader van het programma gefinancierde projecten publiceren of andere activiteiten ondernemen om de projectresultaten te verspreiden en de uitwisseling van ervaring, kennis en beste praktijken en de duplicatie van projectresultaten in de hele Unie te vergemakkelijken. Dergelijke activiteiten moeten met name gericht zijn op lidstaten die de middelen slechts in beperkte mate benutten en moeten de communicatie en samenwerking tussen projectbegunstigden, aanvragers of belanghebbenden van voltooide en lopende projecten op hetzelfde gebied vergemakkelijken. |
(26) Ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het programma moet de Commissie samenwerken met de nationale, regionale en lokale contactpunten van het programma, onder meer bij de oprichting van een lokaal adviesnetwerk dat de ontwikkeling van projecten met een hoge toegevoegde waarde en sterke beleidseffecten faciliteert en dat zorgt voor informatieverstrekking over aanvullende financiering, de overdraagbaarheid van projecten en de duurzaamheid op de lange termijn, seminars en workshops organiseren, lijsten van in het kader van het programma gefinancierde projecten publiceren of andere activiteiten, zoals mediacampagnes, ondernemen om de projectresultaten beter te verspreiden en de uitwisseling van ervaring, kennis en beste praktijken en de duplicatie van projectresultaten in de hele Unie te vergemakkelijken, en daarmee de samenwerking en de communicatie te verbeteren. Dergelijke activiteiten moeten met name gericht zijn op lidstaten die de middelen slechts in beperkte mate benutten en moeten de communicatie en samenwerking tussen projectbegunstigden, aanvragers of belanghebbenden van voltooide en lopende projecten op hetzelfde gebied vergemakkelijken. Het is van wezenlijk belang dat bij deze communicatie en samenwerking ook regionale en lokale autoriteiten en belanghebbenden betrokken worden. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 28 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(28 bis) De minimale en maximale medefinancieringspercentages moeten worden vastgesteld op de niveaus die nodig zijn om het effectieve niveau van de door het programma verleende steun te handhaven, rekening houdend met de nodige flexibiliteit en aanpasbaarheid die nodig zijn om in te spelen op het bestaande scala van acties en entiteiten. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(31) De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het vervullen van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het te verwachten risico op niet-naleving. Wat subsidies betreft, moet dit mede inhouden dat het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten wordt overwogen. |
(31) De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het vervullen van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het te verwachten risico op niet-naleving. Wat subsidies betreft, moet dit mede inhouden dat het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten wordt overwogen. De Commissie moet erop toezien dat de uitvoering inzichtelijk blijft en ze moet zorgen voor een reële vereenvoudiging ten behoeve van de initiatiefnemers van de projecten. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 36 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(36 bis) Om te waarborgen dat de steun en de tenuitvoerlegging van het programma in overeenstemming zijn met het beleid en de prioriteiten van de Unie en een aanvulling vormen op de andere financieringsinstrumenten van de Unie, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van meerjarige werkprogramma's. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(38) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk bijdragen aan duurzame ontwikkeling en aan de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van wetgeving, strategieën, plannen en internationale verplichtingen van de Unie inzake milieu, klimaat en, waar relevant, schone energie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(38) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk bijdragen aan een hoog milieubeschermingsniveau en ambitieuze klimaatactie met goed bestuur en een multistakeholderbenadering en aan de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van wetgeving, strategieën, plannen en internationale verplichtingen van de Unie inzake milieu, biodiversiteit, klimaat, circulaire economie en, waar relevant, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bij deze verordening wordt het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) ("programma") vastgesteld. |
Bij deze verordening wordt een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) ("programma") voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 vastgesteld. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd. |
In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor die periode, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd. |
Amendement 37 Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) "strategische natuurprojecten": projecten ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van natuur en biodiversiteit door samenhangende actieprogramma's in de lidstaten ten uitvoer te leggen om deze doelstellingen en prioriteiten in ander beleid en in andere financieringsinstrumenten te mainstreamen, onder meer door middel van een gecoördineerde tenuitvoerlegging van de krachtens Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders; |
(1) "strategische natuurprojecten": projecten ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van natuur en biodiversiteit door samenhangende actieprogramma's ten uitvoer te leggen, in het bijzonder door deze doelstellingen en prioriteiten in ander beleid en in andere financieringsinstrumenten te mainstreamen, onder meer door middel van een gecoördineerde tenuitvoerlegging van de krachtens Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders; |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen aan de overgang naar een schone, circulaire, energie-efficiënte, koolstofarme en klimaatbestendige economie, onder meer door de overgang naar schone energie, alsmede aan de bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en aan tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, en aldus bij te dragen tot duurzame ontwikkeling. |
1. De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen aan de overgang naar een schone, circulaire, energie-efficiënte, CO2-neutrale en klimaatbestendige economie, de kwaliteit van het milieu te beschermen en te verbeteren en het biodiversiteitsverlies en de aantasting van ecosystemen tot staan te brengen en terug te draaien, en aldus bij te dragen tot duurzame ontwikkeling. |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) ontwikkelen, demonstreren en bevorderen van innovatieve technieken en benaderingen ter verwezenlijking van de doelstellingen van de wetgeving en het beleid van de Unie inzake milieu en klimaat, met inbegrip van de overgang naar schone energie, en bijdragen tot de toepassing van de beste praktijken op het vlak van natuur en biodiversiteit; |
a) ontwikkelen, demonstreren en bevorderen van innovatieve technieken en benaderingen ter verwezenlijking van de doelstellingen van de wetgeving en het beleid van de Unie inzake milieu en klimaat, met inbegrip van de overgang naar schone, hernieuwbare energie en de verbetering van de energie-efficiëntie, en bijdragen tot de kennisbasis, een doeltreffend beheer en de toepassing van de beste praktijken op het vlak van natuur en biodiversiteit, onder meer door ondersteuning van het Natura 2000-netwerk; |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) ondersteunen van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van, het toezicht op en de handhaving van de wetgeving en het beleid van de Unie ter zake, onder meer door de governance te verbeteren door middel van capaciteitsopbouw onder publieke en private actoren en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld; |
b) ondersteunen van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van, het toezicht op, de feitelijke naleving en de handhaving van de wetgeving en het beleid van de Unie ter zake, in het bijzonder door de tenuitvoerlegging van de algemene milieuactieprogramma's van de Unie, vastgesteld krachtens artikel 192, lid 3, VWEU, en door de governance van het milieu en het klimaat op alle niveaus te verbeteren, onder meer door middel van capaciteitsopbouw onder publieke en private actoren en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld; |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021 – 2027 bedragen 5 450 000 000 EUR in lopende prijzen. |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021 – 2027 bedragen 6 442 000 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (7 272 000 000 EUR in lopende prijzen). |
Motivering | |
Overeenkomstig het besluit van de Conferentie van voorzitters van 13 september 2018 weerspiegelt dit amendement de cijfers in het tussentijds verslag over het meerjarig financieel kader 2021-2027 dat op 14 november 2018 door de plenaire vergadering is aangenomen. | |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De indicatieve verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag is als volgt: |
2. De indicatieve verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag is als volgt: |
a) 3 500 000 000 EUR voor het gebied Milieu, waarvan |
a) 4 715 000 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (5 322 000 000 EUR in lopende prijzen, oftewel 73,2 % van het totale bedrag van het programma) voor het gebied Milieu, waarvan |
(1) 2 150 000 000 EUR voor het subprogramma Natuur en biodiversiteit en |
(1) 2 829 000 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (3 261 420 000 EUR in lopende prijzen, oftewel 44,9 % van het totale bedrag van het programma), voor het subprogramma Natuur en biodiversiteit en |
(2) 1 350 000 000 EUR voor het subprogramma Circulaire economie en levenskwaliteit; |
(2) 1 886 000 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (2 060 580 000 EUR in lopende prijzen, oftewel 28,3 % van het totale bedrag van het programma), voor het subprogramma Circulaire economie en levenskwaliteit; |
b) 1 950 000 000 EUR voor het gebied Klimaatactie, waarvan |
b) 1 950 000 000 EUR voor het gebied Klimaatactie, waarvan |
(1) 950 000 000 EUR voor het subprogramma Mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering en |
(1) 950 000 000 EUR voor het subprogramma Mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering en |
(2) 1 000 000 000 EUR voor het subprogramma Overgang naar schone energie. |
(2) 1 000 000 000 EUR voor het subprogramma Overgang naar schone energie. |
Motivering | |
Overeenkomstig het besluit van de Conferentie van voorzitters van 13 september 2018 weerspiegelt dit amendement de cijfers in het tussentijds verslag over het meerjarig financieel kader 2021-2027 dat op 14 november 2018 door de plenaire vergadering is aangenomen. | |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Het programma staat open voor deelname van de volgende derde landen: |
1. Het programma staat – mits zij aan alle voorschriften en regels ter zake voldoen – open voor deelname van de volgende derde landen: |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 6 bis |
|
Internationale samenwerking |
|
Indien dit nodig is voor de verwezenlijking van de in artikel 3 bepaalde algemene doelstellingen is in de loop van de tenuitvoerlegging van het programma samenwerking met internationale organisaties, en met hun instellingen en organen mogelijk. |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het programma wordt op dusdanige wijze uitgevoerd dat gezorgd wordt voor samenhang met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, Horizon Europa, de Connecting Europe Facility en InvestEU, teneinde synergieën tot stand te brengen, in het bijzonder wat betreft strategische natuurprojecten en strategische geïntegreerde projecten, en het overnemen en dupliceren van in het kader van het programma ontwikkelde oplossingen te ondersteunen. |
De Commissie ziet toe op de consistente tenuitvoerlegging van het programma en de Commissie en de lidstaten waarborgen de samenhang en coördinatie met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, Horizon Europa, de Connecting Europe Facility, het ETS-innovatiefonds en InvestEU, teneinde synergieën tot stand te brengen, in het bijzonder wat betreft strategische natuurprojecten en strategische geïntegreerde projecten, en het overnemen en dupliceren van in het kader van het programma ontwikkelde oplossingen te ondersteunen. De Commissie en de lidstaten garanderen op alle niveaus complementariteit. De Commissie brengt de specifieke acties in kaart en mobiliseert relevante financiering in het kader van andere programma's van de Unie en vergemakkelijkt de gecoördineerde en samenhangende tenuitvoerlegging van de aanvullende acties die uit andere bronnen worden gefinancierd. |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Projecten in het kader van het subprogramma Natuur en biodiversiteit die verband houden met het beheer en herstel van en het toezicht op Natura 2000-gebieden overeenkomstig de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG worden ondersteund overeenkomstig de krachtens Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders. |
3. Projecten in het kader van het subprogramma Natuur en biodiversiteit die verband houden met het beheer en herstel van en het toezicht op Natura 2000-gebieden overeenkomstig de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG houden rekening met de in nationale en regionale plannen, strategieën en beleidsdocumenten vastgestelde prioriteiten, waaronder de krachtens Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders. |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Activiteiten buiten de Unie kunnen met subsidies worden gefinancierd, voor zover met het project verwezenlijking van milieu- en klimaatdoelstellingen van de Unie wordt nagestreefd en de activiteiten buiten de Unie noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van op het grondgebied van de lidstaten verrichte interventies te waarborgen. |
4. Activiteiten buiten een lidstaat of buiten een tot deze lidstaat behorend land of gebied overzee kunnen met subsidies worden gefinancierd, voor zover met het project verwezenlijking van milieu- en klimaatdoelstellingen van de Unie wordt nagestreefd en de activiteiten buiten de Unie noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van op het grondgebied van de lidstaten of van een land of gebied overzee verrichte interventies te waarborgen of om internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is te ondersteunen. |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 2 – letter a – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) andere in het werkprogramma opgenomen derde landen, onder de in de leden 4 tot en met 6 vermelde voorwaarden; |
(3) andere in de meerjarige werkprogramma's opgenomen derde landen, onder de in de leden 4 tot en met 6 vermelde voorwaarden; |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 bis. Om een doeltreffend gebruik van de middelen van het programma en een efficiënte deelname van de juridische entiteiten als bedoeld in lid 4 te waarborgen, is de Commissie gemachtigd overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast te stellen om dit artikel aan te vullen en te bepalen aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om te kunnen oordelen dat deze entiteiten in voldoende mate deelnemen aan het milieu- en klimaatbeleid van de Unie en derhalve in aanmerking komen voor het programma. |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 12 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 12 bis |
|
Procedures voor het indienen en selecteren van projecten |
|
1. Met het programma worden de volgende procedures voor het indienen en selecteren van projecten vastgesteld: |
|
a) een uit twee etappes bestaande vereenvoudigde benadering die is gebaseerd op de indiening en beoordeling van een samenvatting gevolgd door een volledig voorstel voor de gegadigden van wie de voorstellen zijn voorgeselecteerd; |
|
b) een uit één etappe bestaande standaardbenadering die uitsluitend is gebaseerd op de indiening en de daaropvolgende beoordeling van een volledig voorstel. Indien de voorkeur wordt gegeven aan de standaardbenadering boven de vereenvoudigde benadering, wordt deze keuze in het werkprogramma gemotiveerd, rekening houdend met de organisatorische en operationele beperkingen in verband met elk subprogramma en, indien van toepassing, met elke uitnodiging tot het indienen van voorstellen. |
|
2. Voor de toepassing van het lid 1 wordt onder "samenvatting" een nota van maximaal tien bladzijden verstaan waarin een beschrijving wordt gegeven van de inhoud van het project, de mogelijke partner(s), de moeilijkheden die kunnen optreden en het noodplan voor respons, alsmede van de strategie die is gekozen om te verzekeren dat het project duurzame resultaten oplevert die ook na het verstrijken van de looptijd ervan voortduren, de administratieve formulieren met betrekking tot de aan het project deelnemende begunstigden en een gedetailleerde begroting van het project. |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 13 |
Artikel 13 |
Toekenningscriteria |
Toekenningscriteria |
De toekenningscriteria worden vermeld in de oproepen tot het indienen van voorstellen, rekening houdend met het volgende: |
De toekenningscriteria worden gedefinieerd in de meerjarige werkprogramma's, als uiteengezet in artikel 17, en in de oproepen tot het indienen van voorstellen, rekening houdend met het volgende: |
a) door het programma gefinancierde projecten ondermijnen geen doelstellingen van het programma op het gebied van milieu, klimaat of, waar relevant, schone energie en bevorderen, waar mogelijk, het gebruik van groene overheidsopdrachten; |
a) door het programma gefinancierde projecten ondermijnen geen doelstellingen van het programma op het gebied van milieu, klimaat of, waar relevant, schone energie en bevorderen, wanneer dat mogelijk is, het gebruik van groene overheidsopdrachten; |
|
a bis) de projecten garanderen een kosteneffectieve benadering en zijn technisch en financieel samenhangend; |
|
a ter) er wordt prioriteit toegekend aan projecten met de grootste potentiële bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 3; |
b) er wordt prioriteit toegekend aan projecten die positieve neveneffecten opleveren en synergieën tussen de in artikel 4 bedoelde subprogramma's bevorderen; |
b) er wordt prioriteit toegekend aan projecten die positieve neveneffecten opleveren en synergieën tussen de in artikel 4 bedoelde subprogramma's bevorderen; |
c) er wordt prioriteit toegekend aan projecten met het grootste potentieel om te worden gedupliceerd en door de publieke of particuliere sector te worden overgenomen, of om de omvangrijkste investeringen of financiële middelen te mobiliseren (katalyserend vermogen); |
c) projecten met het grootste potentieel om te worden gedupliceerd en door de publieke of particuliere sector te worden overgenomen, of om de omvangrijkste investeringen of financiële middelen te mobiliseren (katalyserend vermogen) krijgen in hun evaluatie bonuspunten toegekend; |
d) de dupliceerbaarheid van de resultaten wordt gewaarborgd; |
d) de dupliceerbaarheid van de resultaten wordt gewaarborgd; |
e) aan projecten die voortbouwen op de resultaten van andere door het programma, door de programma's die eraan voorafgingen, of met andere fondsen van de Unie gefinancierde projecten, of die die resultaten opschalen, wordt bij de evaluatie ervan een bonus toegekend; |
e) aan projecten die voortbouwen op de resultaten van andere door het programma, door de programma's die eraan voorafgingen, of met andere fondsen van de Unie gefinancierde projecten, of die die resultaten opschalen, wordt bij de evaluatie ervan een bonus toegekend; |
f) in voorkomend geval wordt bijzondere aandacht gegeven aan projecten in geografische gebieden met specifieke behoeften of kwetsbaarheden, zoals gebieden met specifieke milieuproblemen of natuurlijke beperkingen, grensoverschrijdende gebieden of ultraperifere gebieden. |
f) in voorkomend geval wordt bijzondere aandacht gegeven aan het biogeografisch evenwicht van projecten en aan projecten in geografische gebieden met specifieke behoeften of kwetsbaarheden, zoals gebieden met specifieke milieuproblemen of natuurlijke beperkingen, grensoverschrijdende gebieden, gebieden met een hoge natuurwaarde of ultraperifere gebieden. |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Aan een actie waaraan uit een ander programma van de Unie een bijdrage is toegekend, kan ook in het kader van het programma een bijdrage worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van elk programma van de Unie dat een bijdrage levert, zijn van toepassing op de respectievelijke bijdrage ervan aan de actie. De cumulatieve financiering bedraagt niet meer dan de totale subsidiabele kosten van de actie, en de ondersteuning vanuit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de voorwaarden voor ondersteuning zijn vastgelegd. |
1. Aan een actie waaraan uit een ander programma van de Unie een bijdrage is toegekend, kan ook in het kader van het programma een bijdrage worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Om in aanmerking te komen voor bijdragen in het kader van het programma, hebben acties die zijn gefinancierd door andere programma's van de Unie de milieu- of klimaatdoelstellingen van artikel 3 niet ondermijnd. De regels van elk programma van de Unie dat een bijdrage levert, zijn van toepassing op de respectievelijke bijdrage ervan aan de actie. De cumulatieve financiering bedraagt niet meer dan de totale subsidiabele kosten van de actie, en de ondersteuning vanuit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de voorwaarden voor ondersteuning zijn vastgelegd. |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Acties die het certificaat "Excellentiekeur" hebben ontvangen, of die aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden voldoen: |
2. Acties die het certificaat "Excellentiekeur" hebben ontvangen, of die aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden voldoen: |
a) zij zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma; |
a) zij zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma; |
b) zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen; |
b) zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen; |
c) zij kunnen als gevolg van budgettaire beperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen worden gefinancierd; |
c) zij kunnen als gevolg van budgettaire beperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen worden gefinancierd; |
kunnen ondersteuning ontvangen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel [67], lid 5, van Verordening (EU) XX [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel [8] van Verordening (EU) XX [de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], mits dergelijke acties overeenstemmen met de doelstellingen van desbetreffende programma. De regels van het fonds waaruit ondersteuning wordt verleend, zijn van toepassing. |
kunnen ondersteuning ontvangen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel [67], lid 5, van Verordening (EU) XX [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel [8] van Verordening (EU) XX [de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], mits dergelijke acties overeenstemmen met de doelstellingen en de subsidiabiliteitscriteria van het desbetreffende programma. De regels van het fonds waaruit ondersteuning wordt verleend, zijn van toepassing. |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Blendingverrichtingen in het kader van dit programma vinden plaats in overeenstemming met de [InvestEU-verordening] en titel X van het Financieel Reglement. |
Blendingverrichtingen in het kader van dit programma vinden plaats in overeenstemming met de [InvestEU-verordening] en titel X van het Financieel Reglement, met inachtneming van de duurzaamheids- en transparantievereisten. |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Werkprogramma |
Meerjarig werkprogramma |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Het programma wordt uitgevoerd door middel van ten minste twee meerjarige werkprogramma's als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen. |
1. Het programma wordt uitgevoerd door middel van ten minste twee meerjarige werkprogramma's als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de vaststelling van deze meerjarige werkprogramma's. |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. De Commissie ziet erop toe dat de medewetgevers en relevante belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, naar behoren worden geraadpleegd wanneer de meerjarige werkprogramma's worden opgesteld. |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) de minimum- en maximumpercentages voor de medefinanciering, gedifferentieerd naar gelang van de in artikel 4 vastgestelde subprogramma's en de in artikel 10 vastgestelde subsidiabele acties, waarvoor de totale maximumpercentages voor de medefinanciering in het eerste meerjarenwerkprogramma voor de acties bedoeld in artikel 10, leden 2 en 5, bedragen maximaal [60 %] van de subsidiabele kosten en maximaal [75 %] voor projecten die worden gefinancierd het kader van het subprogramma Natuur en biodiversiteit die betrekking hebben op de voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/43/EEG prioritaire habitats of soorten, of op de vogelsoorten die als prioritair worden beschouwd voor financiering door het Comité voor de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang dat is ingesteld krachtens artikel 16 van Richtlijn 2009/147/EG indien dit noodzakelijk is voor de instandhoudingsdoelstelling; |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – letter a ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a ter) de maximumbedragen gereserveerd voor blendingverrichtingen; |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) indicatieve tijdschema's voor de oproepen tot het indienen van voorstellen voor de door het meerjarig werkprogramma bestreken periode; |
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 – letter d ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d ter) de in artikel 13 uiteengezette technische methodologie voor de indiening en de selectieprocedure van projecten en de selectie- en toekenningscriteria voor subsidies; |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Het eerste meerjarig werkprogramma heeft een duur van vier jaar en het tweede meerjarig werkprogramma heeft een duur van drie jaar. |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter. De Commissie waarborgt dat ongebruikte financiële middelen uit een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen worden herverdeeld tussen de verschillende soorten acties als bedoeld in artikel 10, lid 2. |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 quater. De Commissie ziet erop toe dat belanghebbenden worden geraadpleegd bij de ontwikkeling van de meerjarige werkprogramma's. |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen. |
1. Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen, met de nodige aandacht voor samenhang, synergieën, toegevoegde waarde voor de Unie en duurzaamheid op lange termijn, waarbij gebruik wordt gemaakt van de prioriteiten van het desbetreffende milieuactieprogramma. |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De evaluatie halverwege van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. |
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk drie jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen, met gebruikmaking van de overeenkomstig bijlage II vastgestelde output- en resultaatindicatoren. De evaluatie gaat zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. |
|
In de evaluatie komen minstens de volgende punten aan de orde: |
|
a) kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de tenuitvoerlegging van het programma; |
|
b) het doelmatige gebruik van hulpbronnen, |
|
c) de mate waarin de doelstellingen van alle maatregelen zijn bereikt, met vermelding, waar mogelijk, van de resultaten en effecten, |
|
d) de behaalde of verwachte successen van geïntegreerde projecten in termen van hefboomeffect op andere middelen van de Unie, daarbij in het bijzonder rekening houdend met de voordelen van grotere samenhang met andere financieringsinstrumenten van de Unie, |
|
e) de mate waarin er synergieën tussen de doelstellingen tot stand zijn gebracht en de complementariteit ervan met andere relevante programma's van de Unie, |
|
f) de toegevoegde waarde van de Unie en de effecten op lange termijn van het programma, met het oog op het nemen van een besluit over de verlenging, wijziging of opschorting van de maatregelen, |
|
g) de mate waarin belanghebbenden bij het geheel zijn betrokken, |
|
h) een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de bijdrage van het programma aan de staat van instandhouding van habitats en soorten, opgenomen in de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG; |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1, tweede alinea, genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. |
3. Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1, tweede alinea, genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit, en vult deze eindevaluatie aan met een extern en onafhankelijk ex‑post-evaluatieverslag van de tenuitvoerlegging en resultaten van het programma. |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. |
4. De Commissie dient de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, en zij maakt de resultaten van de evaluaties openbaar. |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de projecten en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren. |
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de projecten en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren. Met het oog hierop maken ontvangers bij alle communicatieactiviteiten gebruik van het in bijlage II bis weergegeven programmalogo, en dit logo wordt op strategische plaatsen op voor het publiek zichtbare mededelingenborden aangebracht. Alle in het kader van het programma verworven duurzame goederen dragen het programmalogo, behalve in door de Commissie gespecificeerde gevallen. |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Terugvloeiende middelen uit financieringsinstrumenten die zijn ingesteld op grond van Verordening (EU) nr. 1293/2013, kunnen worden geïnvesteerd in de in het kader van [InvestEU-fonds] ingestelde financieringsinstrumenten. |
4. Terugvloeiende middelen uit financieringsinstrumenten die zijn ingesteld op grond van Verordening (EU) nr. 1293/2013, worden verdeeld tussen de acties in het kader van dit programma. |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 2 – punt 2.1 –streepje 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- Chemicaliën |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 2 – punt 2.1 –streepje 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- Geluidshinder |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 2 – punt 2.1 – streepje 5 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- Hulpbronnengebruik en -efficiëntie |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 2 – punt 2.2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2.2 bis. Voorlichting aan het publiek |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Bijlage II bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
BIJLAGE II bis |
|
Programmalogo |
|
|
TOELICHTING
Bescherming van het milieu vormt hoeft de economische groei en de werkgelegenheid niet te belemmeren. Integendeel, het tot staan brengen en terugdraaien van het verlies aan biodiversiteit, het koolstofvrij maken van de economie en de overgang naar een kringloopeconomie zijn van vitaal belang voor de sociaal-economische welvaart en het mondiale concurrentievermogen op lange termijn. De instellingen zijn van mening dat de EU wereldwijd het voortouw moet nemen op het gebied van duurzame economische groei en werkgelegenheid. Desondanks moet er nog veel meer worden gedaan.
Een goede tenuitvoerlegging van de milieu- en klimaatwetgeving en van het klimaatbeleid van de EU, in combinatie met de nodige financiering, is noodzakelijk om de overkoepelende milieu- en klimaatdoelstellingen en de internationale verplichtingen van de EU en de lidstaten na te komen. Een belangrijke eis van het Europees Parlement is dat er voldoende middelen voor het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 worden uitgetrokken en dat de begrotingsmiddelen meer worden geconcentreerd op gebieden die een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben en duurzame economische groei stimuleren. De middelen op de begroting van de EU zijn echter beperkt en de lidstaten moeten ook zorgen voor voldoende nationale middelen om de door de EU gestelde doelen te bereiken.
Aangezien LIFE het enige programma is dat specifiek op milieu en klimaatactie is gericht, blijft het een cruciaal, effectief en efficiënt financieel instrument om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU. Een verdubbeling van de financiële middelen voor het LIFE-programma is daarom noodzakelijk en gerechtvaardigd, zoals het Europees Parlement herhaaldelijk heeft benadrukt. Gezien het feit dat er meerdere andere financieringsmiddelen voor mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering bestaan, is het passend dat de extra middelen de milieuportefeuille binnen de enveloppe proportioneel aanvullen.
Gezien de omvang van de voorgestelde financiële middelen van het LIFE-programma kan niet worden verwacht dat deze toereikend zullen zijn om de overkoepelende milieu- en klimaatambities van de EU te verwezenlijken. Ter compensatie van het bescheiden budget wordt verwacht dat LIFE de mainstreaming zal vergemakkelijken, met name in de grotere financieringsprogramma's van de EU. Hoewel een verbeterde mainstreamingaanpak ongetwijfeld voordelen zal opleveren, is het absoluut noodzakelijk dat er in voldoende mate sprake is van transparantie, monitoring en beoordeling voor de programma's waarvoor LIFE als katalysator voor mainstreaming is bedoeld. Strikte naleving en meer samenhang tussen de synergetische begrotingsprogramma's en EU-beleidsterreinen is nodig om ervoor te zorgen dat de uitgaven de gestelde doelen van LIFE daadwerkelijk bereiken.
Verdienste en kwaliteit
Prestatiegerichte budgettering en de nadruk op kwaliteit en verdienste moeten de hoekstenen van elke overheidsfinanciering zijn. Nationale toewijzingen worden als ondoeltreffend beschouwd en de geleidelijke afschaffing van dergelijke toewijzingen in het huidige LIFE-programma is een welkome ontwikkeling, die beantwoordt aan de eisen van het Parlement. Het is belangrijk op te merken dat een focus op verdienste ervoor zal zorgen dat de EU-middelen worden gericht op overkoepelende EU-doelstellingen in plaats van op uiteenlopende nationale prioriteiten. Een hernationalisering van de LIFE-prioriteiten en -financiering zou de lasten voor belastingbetalers en consumenten niet verminderen, noch betere resultaten opleveren, maar zou in plaats daarvan de efficiëntie en effectiviteit van het programma belemmeren.
Centralisatie van het beheer en gerichte begeleiding zullen bijdragen tot het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden en de standaard en de algemene toegevoegde waarde van voorstellen en projecten verhogen. De Commissie heeft positieve stappen gezet met de ontwikkeling van de nationale contactpunten en het netwerk. Het is belangrijk op te merken dat dit niet mag leiden tot een verlaging van de normen voor de gunningscriteria. Een horizontale toepassing van duidelijk omschreven criteria is nodig om de doelstellingen van LIFE te bereiken.
Flexibiliteit en verantwoordingsplicht in evenwicht brengen
De Commissie heeft belangrijke stappen gezet om de wetstekst in te dikken en het besluitvormingsproces te stroomlijnen. Hoewel dit prijzenswaardig is, mag dit niet leiden tot rechtsonzekerheid of onzekerheid voor lopende en gefinancierde acties. Met strategische flexibiliteit en aanpassingsvermogen zal LIFE aan de meest dringende prioriteiten kunnen voldoen. De extra nadruk die in de meerjarige werkprogramma's op deze elementen wordt gelegd, is een positieve stap; niettemin staan duidelijkheid en stabiliteit centraal voor een efficiënte en effectieve werking van elk begrotingsprogramma. Een carte blanche voor de efficiëntie mag niet ten koste gaan van de verwezenlijking van de doelstellingen van LIFE en de overkoepelende doelstellingen van de EU. Het is daarom passend dat de meerjarige werkprogramma's ten uitvoer worden gelegd door middel van gedelegeerde handelingen, waarbij de betrokkenheid van de instellingen en belanghebbenden en de democratische verantwoordingsplicht worden gewaarborgd.
In de effectbeoordeling wordt gesteld dat de rechtsgrondslag geen invloed heeft op de specifieke financieringspercentages, rekening houdend met veranderende behoeften en vereisten. Door de vaststelling van de minimale en maximale medefinancieringspercentages, die variëren voor de subprogramma's en acties, wordt potentiële aanvragers en projecten stabiliteit geboden, terwijl flexibiliteit en aanpasbaarheid om rekening te houden met individuele behoeften en situaties mogelijk zijn.
Milieu
LIFE is een belangrijke aanjager en katalysator voor natuurbehoud in de EU, met name voor de tenuitvoerlegging van de vogel- en habitatrichtlijnen en via het beheer van Natura 2000. Biodiversiteit en gezonde ecosystemen zijn ook essentieel voor groei, werkgelegenheid en de economie. Naar schatting 4,4 miljoen banen zijn rechtstreeks afhankelijk van gezonde ecosystemen in Europa en het Natura 2000-netwerk draagt tussen 1,7 en 2,5 % bij tot het BBP van de EU via de levering van ecosysteemdiensten, zoals koolstofopslag, waterzuivering, bestuiving en toerisme. Desondanks zullen de biodiversiteitsdoelstellingen van de EU voor 2020 en de biodiversiteitsdoelstellingen van Aichi niet worden gehaald met de huidige trend van biodiversiteitsverlies. Om haar inspanningen op te voeren, moet de EU zich verbinden tot onmiddellijke, substantiële en aanvullende inspanningen op het gebied van natuurbehoud.
In de effectbeoordeling wordt gesteld dat de bescherming van de biodiversiteit en ecosystemen het best gediend is met een gerichte aanpak, gebaseerd op de financiering van kleine projecten, vergelijken met een groter, meer algemeen fonds voor biodiversiteit. Een verhoging van het budget zou het bereik en de impact van dergelijke gerichte projecten vergroten en tegelijkertijd bijdragen tot mainstream- en katalysatoreffecten. Op die schaal is het belangrijk te zorgen voor transparantie, verantwoordingsplicht en doeltreffendheid. Het Europees Parlement heeft benadrukt dat de EU, en met name de lidstaten, moeten zorgen voor duidelijke, kwantitatieve, meetbare doelstellingen met prestatie-indicatoren, meetinstrumenten, vastleggingsprocessen en beoordelings- en rapportagemechanismen.
Klimaat en overgang naar schone energie
De klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030, haar decarbonisatiestrategie voor halverwege de eeuw en voor de lange termijn en haar verplichtingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs moeten worden gekoppeld aan de juiste beleidsmaatregelen en financiële middelen. In het huidige MFK is de EU er niet in geslaagd om elk jaar haar klimaatgerelateerde uitgavendoelstelling te halen. Naast de voordelen voor het klimaat zal een overgang naar schone energie banen scheppen, de groei stimuleren en de energiezekerheid verbeteren. Het Europees Parlement heeft benadrukt dat een verhoging van de klimaatgerelateerde uitgaven in het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 tot minimaal 30 % van het MFK daarom essentieel is.
De doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de economie koolstofvrij te maken vereist een snelle overgang naar een schone, emissiearme energiestrategie. Een aanzienlijk deel van de voorgestelde verhoging van LIFE is gericht op het nieuwe subprogramma voor de overgang naar schone energie. Dit kan worden gezien als een natuurlijke ontwikkeling, vanwege de specifieke werking van LIFE; het is echter belangrijk te onderstrepen dat de LIFE-uitgaven alleen mogen worden gebruikt als katalysator voor de ontwikkeling en het gebruik van projecten op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
Vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2018)0385 – C8-0249/2018 – 2018/0209(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
1.6.2018 |
|
|
|
|
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
ENVI 14.6.2018 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissies Datum bekendmaking |
BUDG 14.6.2018 |
ITRE 14.6.2018 |
REGI 14.6.2018 |
AGRI 14.6.2018 |
|
|
PECH 14.6.2018 |
|
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
ITRE 19.6.2018 |
PECH 20.6.2018 |
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Gerben-Jan Gerbrandy 16.5.2018 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
11.10.2018 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
20.11.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
44 1 4 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marco Affronte, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Biljana Borzan, Paul Brannen, Nessa Childers, Birgit Collin-Langen, Seb Dance, Mark Demesmaeker, Bas Eickhout, Francesc Gambús, Gerben-Jan Gerbrandy, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Françoise Grossetête, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Urszula Krupa, Giovanni La Via, Jo Leinen, Peter Liese, Valentinas Mazuronis, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Massimo Paolucci, Bolesław G. Piecha, John Procter, Julia Reid, Frédérique Ries, Annie Schreijer-Pierik, Adina-Ioana Vălean, Jadwiga Wiśniewska |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Cristian-Silviu Buşoi, Nicola Caputo, Michel Dantin, Esther Herranz García, Peter Jahr, Gesine Meissner, Tilly Metz, Ulrike Müller, Carlos Zorrinho |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Mercedes Bresso, Innocenzo Leontini, Olle Ludvigsson, Ana Miranda, Miroslav Poche |
||||
Datum indiening |
26.11.2018 |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
44 |
+ |
|
ALDE |
Catherine Bearder, Gerben Jan Gerbrandy, Valentinas Mazuronis, Gesine Meissner, Ulrike Müller, Frédérique Ries |
|
ECR |
Mark Demesmaeker |
|
EFDD |
Sylvie Goddyn |
|
NI |
Zoltán Balczó |
|
PPE |
Pilar Ayuso, Ivo Belet, Cristian Silviu Buşoi, Birgit Collin Langen, Michel Dantin, Francesc Gambús, Jens Gieseke, Julie Girling, Françoise Grossetête, Esther Herranz García, Peter Jahr, Giovanni La Via, Innocenzo Leontini, Peter Liese, Miroslav Mikolášik, Annie Schreijer Pierik, Adina Ioana Vălean |
|
S&D |
Biljana Borzan, Paul Brannen, Mercedes Bresso, Nicola Caputo, Nessa Childers, Seb Dance, Karin Kadenbach, Jo Leinen, Olle Ludvigsson, Susanne Melior, Massimo Paolucci, Miroslav Poche, Carlos Zorrinho |
|
VERTS/ALE |
Marco Affronte, Bas Eickhout, Benedek Jávor, Tilly Metz, Ana Miranda |
|
1 |
- |
|
EFDD |
Julia Reid |
|
4 |
0 |
|
ECR |
Urszula Krupa, Bolesław G. Piecha, John Procter, Jadwiga Wiśniewska |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding