VERSLAG over de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de verdediging van de academische vrijheid bij het externe optreden van de EU
27.11.2018 - (2018/2117(INI))
Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Wajid Khan
ONTWERPAANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT
aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de verdediging van de academische vrijheid bij het externe optreden van de EU
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 13,
– gezien het strategisch kader en het actieplan van de Europese Unie voor mensenrechten en democratie (11855/2012), die op 25 juni 2012 door de Raad Buitenlandse Zaken zijn goedgekeurd,
– gezien de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake vrijheid van meningsuiting online en offline, die op 12 mei 2014 door de Raad Buitenlandse Zaken zijn vastgesteld,
– gezien het EU-Jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2016 en het beleid van de Europese Unie ter zake,
– gezien de aanbeveling betreffende het statuut van het onderwijzend personeel in het hoger onderwijs, die door de Algemene Vergadering van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) tijdens haar 29e vergadering van 21 oktober tot 12 november 1997 is vastgesteld,
– gezien de Verklaring van Lima over de academische vrijheid en de academische onafhankelijkheid van instellingen voor hoger onderwijs, die in september 1988 is aangenomen door de World University Service,
– gezien Resolutie 29/7 over het recht op onderwijs, die door de VN-Mensenrechtenraad tijdens zijn 42e vergadering op 2 juli 2015 is aangenomen,
– gezien Algemene Opmerking nr. 13 van het Comité inzake economische, sociale en culturele rechten gedurende zijn 21e bijeenkomst op 8 december 1999,
– gezien Advies 891/2017 van de Commissie van Venetië,
– gezien de verslagen van nationale, Europese en internationale niet-gouvernementele organisaties, en met name de beginselen inzake de verantwoordelijkheid van de overheid om het hoger onderwijs tegen aanvallen te beschermen,
– gezien zijn eerdere resoluties over grondrechten,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,
– gezien artikel 113 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8‑0403/2018),
A. overwegende dat de Unesco academische vrijheid omschrijft als het recht van het onderwijzend personeel om, onbeperkt door enige voorgeschreven doctrine, te onderwijzen en te debatteren, de vrijheid om onderzoek te verrichten en de resultaten daarvan vrij te verspreiden en te publiceren, het recht op vrije meningsuiting over de instelling of het systeem waarin zij werkzaam zijn, de vrijheid om niet te worden onderworpen aan institutionele censuur en de vrijheid om deel uit te maken van beroepsorganisaties of representatieve academische organen;
B. overwegende dat het recht op onderwijs van fundamenteel belang is voor de uitoefening van alle overige mensenrechten en voor de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling; overwegende dat dit recht alleen kan worden uitgeoefend in een klimaat van academische vrijheid en onafhankelijkheid van de instellingen voor hoger onderwijs;
C. overwegende dat de Verklaring van Lima over de academische vrijheid en de academische onafhankelijkheid van instellingen voor hoger onderwijs academische vrijheid definieert als de vrijheid van leden van de academische gemeenschappen – onder wie alle personen die lesgeven, studeren, onderzoek doen en werkzaam zijn aan een instelling voor hoger onderwijs – om individueel dan wel collectief kennis na te streven, te ontwikkelen en over te dragen door middel van onderzoek, studie, debat, documentatie, productie, creatie, onderwijs, colleges en geschriften;
D. overwegende dat deze definitie moet berusten op fundamentele democratische waarden, waaronder beginselen inzake gelijke toegang en non-discriminatie, aansprakelijkheid, kritisch en onafhankelijk denken, onafhankelijkheid van de instellingen en maatschappelijke verantwoordelijkheid; overwegende dat democratie niet mogelijk is zonder de academische vrijheid die een inhoudelijk debat mogelijk maakt;
E. overwegende dat de academische vrijheid een belangrijke rol speelt bij de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling, en met name bij de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen die zijn vastgelegd in de Agenda 2030, waarbij kwaliteitsonderwijs, wetenschappelijk onderzoek en innovatie centraal staan;
F. overwegende dat onafhankelijkheid een noodzakelijke voorwaarde vormt voor de goede werking van onderwijsinstellingen; overwegende dat voortdurende waakzaamheid is geboden bij de bescherming van de academische vrijheid tegen ongeoorloofde druk die uitgaat van de staat of het bedrijfsleven;
G. overwegende dat de academische vrijheid, inclusief de onderliggende vrijheden van denken, mening, meningsuiting, vereniging, reizen en onderwijs, bijdraagt tot het klimaat waarin een open en stabiele pluralistische samenleving de mogelijkheid heeft om vrij te denken, vragen te stellen en kennis te produceren, tot zich te nemen en te verspreiden;
H. overwegende dat aanvallen op de academische vrijheid het onderzoek, het volgen van een studie, het onderwijs, het publieke debat en het recht op onderwijs bedreigen, en de kwaliteit van het onderwijs en de sociale, politieke, economische en culturele ontwikkeling ondergraven; overwegende dat antwoorden op maatschappelijke vragen moeten worden gevonden op basis van redelijke argumenten, feitelijke bewijzen en overtuiging;
I. overwegende dat het recht op onderwijs, lesgeven en onderzoek alleen ten volle kan worden uitgeoefend in een klimaat van academische vrijheid;
J. overwegende dat de academische gemeenschap en onderwijsinstellingen steeds kwetsbaarder worden voor inmenging, druk of onderdrukking vanwege de staat, het bedrijfsleven en andere niet-overheidsactoren; overwegende dat jaarlijks melding wordt gemaakt van honderden aanvallen op hogeronderwijsinstellingen en hun leden over de hele wereld, met inbegrip van moord, geweld en verdwijningen, onrechtmatige gevangenneming of gevangenhouding, onrechtmatige vervolging, verlies van functie, ongerechtvaardigd ontslag of ongerechtvaardigde schorsing, reisbeperkingen en beperkingen van de bewegingsvrijheid, en andere extreme of stelselmatige bedreigingen; overwegende dat schendingen van de academische vrijheden ook plaatsvinden in de lidstaten van de Europese Unie en haar nauwste partners;
K. overwegende dat bezuinigingen op de overheidsfinanciering voor onderwijs, waaronder hoger onderwijs, en de daaruit voortvloeiende behoefte aan alternatieve inkomstenbronnen de academische vrijheid in gevaar brengen, in het bijzonder wanneer deze externe financiering afkomstig is van autocratische regimes in het buitenland of van multinationals;
L. overwegende dat buitenlandse onderwijsinstellingen in de Europese Unie kampen met aanvallen van nationale overheden en schendingen van de academische vrijheid;
M. overwegende dat de pogingen om instellingen voor hoger onderwijs en hun wetenschappers, studenten en personeel te controleren of het zwijgen op te leggen veel verder gaan dan de individuele personen of instellingen waartegen deze aanvallen gericht zijn, en de samenleving aantasten door de ruimte voor een inclusieve democratische participatie, vrije meningsuiting en empowerment van alle burgers te beperken en toekomstige generaties te beroven van academici en onderzoekers van hoge kwaliteit;
N. overwegende dat de doeltreffende verwezenlijking van het recht op onderwijs en de waarborg van academische vrijheid landen ertoe dwingen te zorgen voor een passend en betrouwbaar financieringsniveau voor het onderwijs; overwegende dat het beleid van financiële en economische bezuinigingen de academische vrijheid ernstig heeft uitgehold en dat de gevolgen hiervan overal ter wereld nog steeds merkbaar zijn, ook in de EU;
O. overwegende dat schendingen van de academische vrijheid zelden worden aangepakt binnen het mensenrechtenkader, deels omdat mensenrechtenverdedigers onvoldoende vertrouwd zijn met kwesties in verband met academische vrijheid, en deels omdat deze meldingen vaak ook betrekking hebben op schendingen van andere rechten zoals de vrijheid van mening of meningsuiting; overwegende dat daarom de normen inzake academische vrijheid onvoldoende zijn ontwikkeld en schendingen van de academische vrijheid vaak niet worden aangegeven;
P. overwegende dat het nodig is om mensen bewust te maken van het belang van academische vrijheid als instrument voor de bevordering van de democratie, de eerbiediging van de rechtsstaat en aansprakelijkheid, maar ook om kansen te creëren zodat deze vrijheid beter kan worden verdedigd en beschermd;
Q. overwegende dat het belangrijk is om aanvallen op de academische vrijheid te zien als deel van een wereldwijd verschijnsel, en aan te moedigen dat getroffen academici en studenten niet alleen worden erkend als individuele personen van wie de rechten zijn geschonden, maar ook als mensenrechtenverdedigers die worden aangevallen; overwegende dat er op internationaal en nationaal niveau krachtig moet worden gereageerd, zowel in het hoger onderwijs zelf als door het maatschappelijk middenveld en het grote publiek;
R. overwegende dat veel academici en studenten in risicosituaties geen toegang hebben tot de mogelijkheden die EU-programma's bieden inzake academische mobiliteit en ten behoeve van mensenrechtenverdedigers, omdat zij niet voldoen aan de toelatingscriteria of omdat zij ernstige moeilijkheden ondervinden om de aanvraagprocedures, -vereisten en -termijnen na te leven;
S. overwegende dat financieringsbeperkingen in EU-programma's een belemmering vormen voor de acties van organisaties en universiteiten in de EU die steun verlenen aan studenten en wetenschappers die gevaar lopen of hun land ontvluchten omdat zij dreigen te worden vervolgd voor hun academisch werk; overwegende dat deze organisaties en universiteiten meer bijstand voor hun acties en initiatieven behoeven;
T. overwegende dat de EU vastbesloten is om de mensenrechten, de democratische instellingen en de rechtsstaat wereldwijd te bevorderen en te beschermen; overwegende dat het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie pleit voor een doeltreffender EU-beleid ter ondersteuning van mensenrechten en democratie, onder meer door een grotere doeltreffendheid van de mensenrechtendialogen, een grotere zichtbaarheid en impact van de landenstrategieën inzake mensenrechten, meer aandacht voor de effectieve uitvoering van de EU-richtsnoeren inzake mensenrechten en een betere publieksdiplomatie en communicatie inzake mensenrechten;
1. beveelt de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid het volgende aan:
a) het belang van de academische vrijheid uitdrukkelijk te erkennen in publieke verklaringen, beleidsmaatregelen en acties met betrekking tot het externe optreden van de EU, inclusief het principe dat het uiten van ideeën geen misdrijf is en dat het uiten van kritiek niet gelijkstaat met een gebrek aan loyaliteit, maar dat deze een wezenlijk onderdeel van een democratische samenleving en de ontwikkeling daarvan vormen, dat de onafhankelijkheid van de onderwijsinstellingen te allen tijde moet worden beschermd, en dat academische vrijheid een wezenlijke rol vervult bij de bevordering van het onderwijs en de ontwikkeling van de mens en de moderne samenleving;
b) te erkennen dat aanspraken op de academische vrijheid onder de bestaande mensenrechtenwetgeving vallen en voortvloeien uit het recht op onderwijs en het recht op een vrije mening en vrijheid van meningsuiting; eraan te herinneren dat de academische vrijheid zich ook uitstrekt tot de vrijheid van academici om informatie te verspreiden en onderzoek te verrichten, alsook zonder beperking kennis en waarheid te verbreiden, de vrijheid om hun meningen en standpunten kenbaar te maken, zelfs als deze controversieel of impopulair zijn, op hun onderzoeksgebied en in hun vakgebied, en dat dit tevens een onderzoek van de werking van de overheidsinstellingen in een bepaald politiek systeem, en kritiek daarop, kan omvatten;
c) publiek de aandacht te vestigen op het probleem van aanvallen op de academische vrijheid en de negatieve gevolgen daarvan; hun bezorgdheid te uiten over de kwetsbaarheid van de academische gemeenschap voor ongepaste inmenging door de staat, het bedrijfsleven of andere niet-overheidsactoren; en te wijzen op de verantwoordelijkheid van de overheid om de academische vrijheid te waarborgen, dienovereenkomstig te handelen en instellingen voor hoger onderwijs, academici en studenten proactief te beschermen tegen aanvallen, ongeacht hun herkomst of aard;
d) erop toe te zien dat de vertegenwoordigers van de EU-instellingen en de lidstaten tijdens bezoeken aan derde landen op de hoogte worden gesteld van de situatie omtrent de academische vrijheid;
e) hun steun te betuigen aan de instellingen, personeelsleden en studenten die in een risicosituatie verkeren of het slachtoffer zijn geworden van dwang of gewelddadige aanvallen, en deze aanvallen publiek te veroordelen, door dit probleem op alle niveaus aan de orde te stellen, onder meer door verklaringen, bezoeken, uitnodigingen voor publieke evenementen en toezicht op gerechtelijke procedures en gevangenissen, alsook specifieke verwijzingen naar individuele gevallen waarin leden van hogeronderwijsgemeenschappen gevaar lopen;
f) gelijke toegang tot de academische gemeenschap, ongeacht etnische achtergrond, sociale klasse, handicap, nationaliteit, geloofsovertuiging, genderidentiteit, seksuele geaardheid of andere status, te steunen; in hun betrekkingen met derde landen bijzondere aandacht te schenken aan het bevorderen van de bestrijding van discriminatie op basis van gender en alle vormen van geweld, alsook het helpen verwezenlijken van gendergelijkheid en het recht op onderwijs voor iedereen;
g) te benadrukken dat aanvallen op de academische vrijheid ook de vorm kunnen aannemen van cyberaanvallen, aangezien academici tegenwoordig steeds meer gebruikmaken van het internet en de sociale media om hun denkbeelden en meningen kenbaar te maken;
h) de academische vrijheid tijdens politieke gesprekken op verschillende niveaus, waaronder mensenrechtendialogen en overleg met de partnerlanden, aan de orde te stellen; de diplomatieke inspanningen met partnerlanden op te voeren via bilaterale en multilaterale samenwerking met betrekking tot ernstige incidenten waarbij de academische vrijheid wordt bedreigd of aangevallen, met name gewelddadige aanvallen op instellingen en leden van de hogeronderwijsgemeenschap, alsook discriminerende maatregelen of praktijken, ongerechtvaardigde beperkingen van de vrijheid van onderzoek of meningsuiting, onrechtmatige vervolging of gevangenneming, en beperkingen van het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten; de partnerlanden aan te moedigen een kader voor academische vrijheid en institutionele onafhankelijkheid op te zetten en toezicht te houden op de toepassing van deze grondrechten; ervoor te zorgen dat internationale samenwerkingsovereenkomsten met de partnerlanden deze beginselen in ere houden;
i) alle landen aan te moedigen om, net als de meeste EU-lidstaten, de Verklaring inzake veilige scholen en de bijbehorende richtsnoeren voor de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens gewapende conflicten te onderschrijven en uit te voeren, die dient als richtsnoer inzake de verantwoordelijkheid om de kernwaarden, en in het bijzonder de academische vrijheid en de onafhankelijkheid van de instellingen, te beschermen tegen de achtergrond van gewelddadige aanvallen op en dwangmaatregelen tegen het hoger onderwijs;
j) met de VN, de Raad van Europa, internationale organisaties, het maatschappelijk middenveld en hogeronderwijsgemeenschappen samen te werken om mechanismen voor toezicht en rapportage in het leven te roepen voor aanvallen op, bedreigingen tegen en onredelijke beperkingen van hogeronderwijsinstellingen en individuele academici; en monitoring te versterken en te bevorderen om de bewustwording te vergroten, daders ter verantwoording te roepen en de inspanningen op te voeren om aanvallen op de academische vrijheid te voorkomen en af te weren;
k) een regelmatige dialoog aan te gaan en aan te moedigen met universiteitsgemeenschappen en organisaties die tot doel hebben hogeronderwijsgemeenschappen te beschermen en de academische vrijheid te bevorderen, om de beste beleidskaders, initiatieven en belangenbehartigingsstrategieën ten behoeve van de academische vrijheid uit te werken;
l) bij te dragen tot de ontwikkeling van de capaciteit om snel, grondig en transparant onderzoek in te stellen naar schendingen van de academische vrijheid, met name wanneer het gaat om gewelddadige aanvallen; de preventie van en de reactie op aanvallen op de academische vrijheid te verbeteren, en alle mogelijke inspanningen te doen om daders ter verantwoording te roepen;
m) zich in te zetten voor onderzoek en belangenbehartiging met het oog op de hervorming van wet- en regelgeving waardoor de academische vrijheid of academische onafhankelijkheid van instellingen voor hoger onderwijs ten onrechte wordt beknot, en de onafhankelijkheid van onderwijsinstellingen te bevorderen als een manier om het hoger onderwijsstelsel tegen bemoeienis of aanvallen van de staat, het bedrijfsleven en andere niet-overheidsactoren te beschermen en het hoger onderwijs van politisering en ideologische manipulatie te vrijwaren;
n) de diplomatieke inspanningen met partnerlanden op te voeren via bilaterale en multilaterale samenwerking met betrekking tot ernstige incidenten waarbij de academische vrijheid wordt bedreigd of aangevallen, met name gewelddadige aanvallen op instellingen en leden van de hogeronderwijsgemeenschap, alsook discriminerende maatregelen of praktijken, ongerechtvaardigde beperkingen van de vrijheid van onderzoek of meningsuiting, en onrechtmatige vervolging of gevangenneming;
o) bestaande steun- en beschermingsmechanismen voor verdedigers van de mensenrechten te herzien om gevallen waarbij de academische vrijheid wordt aangevallen beter te kunnen identificeren en daarbij beter hulp te kunnen bieden, onder meer bijstand en steun in geval van nood, fysieke bescherming, steun bij juridische en visumkwesties, medische hulp, toezicht op gerechtelijke procedures en gevangenissen, belangenbehartiging en lobbying, en steun op lange termijn in geval van ballingschap; in het Europees instrument voor democratie en mensenrechten mede voorrang te geven aan de bevordering van de academische vrijheid en de ondersteuning van leden van de academische gemeenschappen in risicosituaties;
p) bestaande programma's en middelen voor academische mobiliteit alsmede andere vormen van samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek, met inbegrip van toelatingscriteria en aanvraagprocedures, -vereisten, -termijnen en ‑schema's, te herzien, om obstakels uit de weg te ruimen die gekwalificeerde academici of studenten in risicosituaties zouden kunnen beletten om toegang te krijgen tot de mogelijkheden, plaatsen of middelen van deze programma's; bestaande door de EU gefinancierde projecten, zoals "Academic Refuge", te promoten die beogen het bewustzijn over het belang van de academische vrijheid in het hoger onderwijs en de gevolgen voor de samenleving wanneer deze vrijheid wordt onderdrukt, te vergroten;
q) te voorkomen dat EU-programma's voor macrofinanciële bijstand aan derde landen en het beleid van Europese financiële instellingen de academische vrijheid uithollen door beleid te steunen waardoor een kleiner deel van het nationaal inkomen aan onderwijs wordt besteed;
r) nieuwe initiatieven in het leven te roepen binnen bestaande en toekomstige programma's, – mogelijk in de vorm van synergieën, door de Unie ontwikkeld en gefinancierd uit niet voor het onderwijs bedoelde begrotingen en onderzoeksbegrotingen – zoals het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III), Horizon 2020, Erasmus+ en de Marie Skłodowska-Curie-acties, voor nieuwe door de EU gefinancierde acties om academici, onderzoekers en doctoraalstudenten die internationale bescherming genieten en zich in risicosituaties bevinden, te helpen plaatsen bij Europese instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek;
s) de lopende regelgevende inspanningen op regionaal en internationaal niveau te steunen, onder meer door de goedkeuring van een internationale verklaring over de academische vrijheid en de onafhankelijkheid van instellingen voor hoger onderwijs; de EU en haar lidstaten aan te moedigen om in de Raad voor de mensenrechten van de VN het voortouw te nemen waar het gaat om de academische vrijheid;
t) de steun op hoog niveau aan het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering en de bijbehorende Global Campus als vlaggenschip van de steun van de EU voor mensenrechteneducatie overal ter wereld te waarborgen;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
21.11.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
56 5 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Michèle Alliot-Marie, Nikos Androulakis, Petras Auštrevičius, Bas Belder, Victor Boştinaru, Elmar Brok, Klaus Buchner, James Carver, Lorenzo Cesa, Georgios Epitideios, Eugen Freund, Michael Gahler, Iveta Grigule-Pēterse, Sandra Kalniete, Tunne Kelam, Wajid Khan, Stelios Kouloglou, Andrey Kovatchev, Eduard Kukan, Arne Lietz, Barbara Lochbihler, Sabine Lösing, Andrejs Mamikins, David McAllister, Francisco José Millán Mon, Javier Nart, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, Tonino Picula, Kati Piri, Julia Pitera, Cristian Dan Preda, Jozo Radoš, Michel Reimon, Sofia Sakorafa, Jean-Luc Schaffhauser, Anders Sellström, Alyn Smith, Jordi Solé, Dobromir Sośnierz, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica, Charles Tannock, László Tőkés, Miguel Urbán Crespo, Ivo Vajgl |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Doru-Claudian Frunzulică, Ana Gomes, Takis Hadjigeorgiou, Marek Jurek, Patricia Lalonde, Antonio López-Istúriz White, David Martin, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Marietje Schaake, Eleni Theocharous, Bodil Valero, Mirja Vehkaperä, Željana Zovko |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE
56 |
+ |
|
ALDE |
Petras Auštrevičius, Iveta Grigule-Pēterse, Patricia Lalonde, Javier Nart, Jozo Radoš, Marietje Schaake, Ivo Vajgl, Mirja Vehkaperä |
|
ECR |
Bas Belder, Charles Tannock, Eleni Theocharous, Anders Primdahl Vistisen |
|
GUE/NGL |
Takis Hadjigeorgiou, Sabine Lösing, Sofia Sakorafa, Miguel Urbán Crespo |
|
PPE |
Michèle Alliot-Marie, Elmar Brok, Lorenzo Cesa, Michael Gahler, Sandra Kalniete, Tunne Kelam, Andrey Kovatchev, Eduard Kukan, Antonio López-Istúriz White, David McAllister, Francisco José Millán Mon, Alojz Peterle, Julia Pitera, Cristian Dan Preda, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Anders Sellström, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica, Željana Zovko |
|
S&D |
Nikos Androulakis, Victor Boştinaru, Eugen Freund, Doru-Claudian Frunzulică, Ana Gomes, Wajid Khan, Arne Lietz, Andrejs Mamikins, David Martin, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Gilles Pargneaux, Ioan Mircea Paşcu, Tonino Picula, Kati Piri |
|
VERTS/ALE |
Klaus Buchner, Barbara Lochbihler, Michel Reimon, Alyn Smith, Jordi Solé, Bodil Valero |
|
5 |
- |
|
ECR |
Marek Jurek |
|
ENF |
Jean-Luc Schaffhauser |
|
NI |
James Carver, Georgios Epitideios, Dobromir Sośnierz |
|
1 |
0 |
|
PPE |
László Tőkés |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding