VERSLAG over het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
10.12.2018 - (15205/2018 – C8-0499/2018 – 2018/2275(BUD))
Ontwerpresolutie
Begrotingscommissie
Rapporteurs: Daniele Viotti (Afdeling III – Commissie)
Paul Rübig (overige afdelingen)
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 (15205/2018 – C8-0499/2018 – 2018/2275(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
– gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[1],
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[2],
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012[3],
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014‑2020[4] (de "MFK-verordening"),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[5],
– gezien zijn resolutie van 15 maart 2018 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting[6],
– gezien zijn resolutie van 19 april 2018 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2019[7],
– gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 21 juni 2018 (COM(2018)0600),
– gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 4 september 2018 en toegezonden aan het Europees Parlement op 13 september 2018 (11737/2018 – C8‑0410/2018),
– gezien zijn resolutie van 5 juli 2018 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2019[8],
– gezien zijn resolutie van 24 oktober 2018 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019[9],
– gezien het feit dat het bemiddelingscomité geen gemeenschappelijke tekst is overeengekomen binnen de termijn van 21 dagen als bedoeld in artikel 314, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 30 november 2018 (COM(2018)0900) overeenkomstig artikel 314, lid 8, VWEU,
– gezien de conclusies van de begrotingstrialoog van 4 december 2018,
– gezien het standpunt inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 11 december 2018 (15205/2018 – C8-0499/2018),
– gezien artikel 88 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8‑0454/2018),
1. brengt in herinnering dat het "ontwerppakket" waarover na moeizame en intensieve onderhandelingen overeenstemming is bereikt tussen het Parlement en de Raad tijdens de trialoog van 4 december 2018, uit twee onderdelen bestaat: de vaststelling van de begroting van de Unie voor 2019 op 165 796,6 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 148 198,9 miljoen EUR aan betalingskredieten, alsmede vier gezamenlijke verklaringen en een unilaterale verklaring;
2. benadrukt dat, ook al komt de ontwerpbegroting (OB) als gewijzigd door de Raad niet volledig tegemoet aan de echte behoefte aan een duurzame, samenhangende en doeltreffende begroting van de Unie, het Parlement ernaar streeft de Unie te voorzien van een begroting die tastbare voordelen voor burgers en ondernemingen oplevert;
3. is verheugd over het overeengekomen totaalbedrag van de vastleggingskredieten, dat 1,728 miljoen EUR hoger is dan in de aanvankelijke lezing van de Raad; is verheugd dat een bedrag van 943 miljoen EUR dat bij de onderhandelingen is overeengekomen bestemd is voor de belangrijkste prioriteiten van het Parlement, namelijk steun voor onderzoekers, jongeren, kmo's, de aanpak van de achterliggende oorzaken van migratie, klimaatverandering, de verhoging van de veiligheid van EU‑burgers en defensie;
4. is verheugd dat het overeengekomen totale niveau van de betalingskredieten voor 2019 met 2,4 % is verhoogd ten opzichte van de begroting 2018; wijst er echter op dat het niveau van de betalingen overeenkomt met slechts 0,9 % van het bni van de Unie; benadrukt het belang van de gemeenschappelijke verklaring over de betalingskredieten waarin het Parlement en de Raad toezeggen de nodige besluiten te zullen nemen om behoeften te dekken waarvoor onvoldoende financiering beschikbaar is;
5. betreurt dat de Raad, met als voorwendsel niet over voldoende tijd te beschikken om het te analyseren, principieel weigerde om in het kader van de begrotingsprocedure 2019 een discussie aan te gaan over het gebruik van het nieuwe artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement, dat het mogelijk maakt om vrijgemaakte bedragen voor onderzoek opnieuw beschikbaar te stellen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure; verzoekt de Commissie daarom ten minste twee keer per jaar specifiek verslag uit te brengen van de vrijgemaakte bedragen voor onderzoeksprogramma's en alle relevante informatie en elementen te leveren inzake artikel 15, lid 3, en om het gebruik hiervan voor te stellen in het kader van de begrotingsprocedure 2020;
6. betreurt opnieuw dat het Parlement, als een van de twee takken van de begrotingsautoriteit, niet door de Raad en de Commissie was betrokken bij de discussies over de verlenging van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT); betreurt het onwrikbare standpunt van de Raad over de financiering van de tweede tranche van de FRT, waar van de begroting van de Unie een bedrag van 2 miljard EUR aan zal worden bijgedragen, terwijl de lidstaten 1 miljard EUR zullen bijdragen; herhaalt zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven niet mogen worden gefinancierd ten koste van bestaande externe projecten van de Unie; betreurt dat door de onwillige houding van de Raad de maxima van het huidige MFK niet zijn verhoogd bij de tussentijdse herziening, en dat het MFK onvoldoende flexibel is gebleken om in te spelen op onvoorziene omstandigheden; benadrukt dat hieruit lering moet worden getrokken voor het MFK na 2021 om onder meer te voorkomen dat satellietbegrotingen ontstaan, zoals de FRT;
7. dringt erop aan om overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van het Parlement, de Raad en de Commissie de overeengekomen verhoging van de programma's Horizon 2020 en Erasmus+ met 100 miljoen EUR via een gewijzigde begroting in 2019 niet te financieren met herschikkingen van middelen afkomstig van andere programma's, maar met verse kredieten;
8. is ingenomen met de invoering van tien extra posten en de daarmee samenhangende verhoging van de kredieten voor Europol, gezien de grotere steun die Europol aan de lidstaten verleent in het kader van de samenwerking op het gebied van wetshandhaving en de betrokkenheid van Europol bij de bestrijding van terrorisme en cybercriminaliteit;
9. verwelkomt de invoering van 5 posten en de daarmee samenhangende verhoging van de kredieten door de Commissie in de OB 2019, om te voorkomen dat er knelpunten ontstaan die nadelig zouden kunnen zijn voor de productiviteit van de rechtbanken in het kader van nieuwe activiteiten van het Hof en van een voortdurende toename van de werklast, met name ten gevolge van de brexit; wijst er echter op dat het HvJ in feite behoefte had aan 16 nieuwe vaste posten voor ondersteunende diensten;
10. verwelkomt de verhoging van de begrotingslijn voor de strategische communicatiecapaciteit van de EDEO, om een sterkere gecoördineerde reactie van de Unie op het probleem van desinformatie te waarborgen;
11. stemt in met het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, alsmede met de bij deze resolutie gevoegde gemeenschappelijke verklaringen;
12. verzoekt zijn Voorzitter te constateren dat de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 definitief is vastgesteld en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.
- [1] PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
- [2] PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
- [3] PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
- [4] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
- [5] PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
- [6] Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0089.
- [7] Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0182.
- [8] Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0311.
- [9] Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0404.
BIJLAGE
ONTWERPPAKKETBegroting 2019 –
Gezamenlijke conclusies
Deze gezamenlijke conclusies hebben betrekking op de volgende punten:
1. Begroting 2019
2. Verklaringen
Samenvatting
Het ontwerppakket behelst het volgende:
- de vastleggingskredieten (VK) in de begroting 2019 zijn vastgesteld op in totaal 165 795,6 miljoen EUR. Algemeen blijft er daardoor een marge onder de MFK-plafonds voor 2019 over van 1 291,1 miljoen EUR aan VK;
- de betalingskredieten (BK) in de begroting 2019 zijn vastgesteld op in totaal 148 198,9 miljoen EUR;
- voor 2019 wordt het flexibiliteitsinstrument aangesproken voor een bedrag van 1 164,3 miljoen EUR voor subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid) en rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap);
- de overkoepelende marge voor vastleggingen wordt voor een bedrag van 1 476,0 miljoen EUR gebruikt voor subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid), subrubriek 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang) en rubriek 4 (Europa als wereldspeler);
- de marge voor onvoorziene uitgaven waarvan in 2017 is gebruikgemaakt, is gecompenseerd voor 253,9 miljoen EUR, te verrekenen met de niet-toegewezen marges van rubriek 5 (Administratie);
- de BK voor 2019 in verband met de beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument in 2016, 2017, 2018 en 2019 worden door de Commissie geraamd op 961,9 miljoen EUR.
1. Begroting 2019
Het Europees Parlement en de Raad hebben overeenstemming bereikt over de gezamenlijke conclusies in de punten 1.1 tot en met 1.6 hierna.
1.1. Horizontale kwesties
Gedecentraliseerde agentschappen
De bijdrage van de EU (in VK en BK) en het aantal ambten voor gedecentraliseerde agentschappen worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede ontwerpbegroting (OB).
Uitvoerende agentschappen
De bijdrage van de EU (in VK en BK) en het aantal ambten voor uitvoerende agentschappen worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Proefprojecten/Voorbereidende acties
Er is overeenstemming over een uitgebreid pakket van 75 proef-projecten/voorbereidende acties (PP/VA), zoals voorgesteld door de Commissie in de tweede OB. Wanneer voor een proefproject of een voorbereidende actie een bestaande rechtsgrond lijkt te bestaan, kan de Commissie voorstellen de kredieten over te schrijven naar de overeenkomstige rechtsgrond om de uitvoering van de actie te vergemakkelijken.
Dit pakket, dat het Europees Parlement in zijn lezing van de oorspronkelijke ontwerpbegroting had voorgesteld, is volledig in overeenstemming met de maxima voor PP/VA die in het Financieel Reglement zijn vastgelegd.
1.2. Uitgavenrubrieken van het financieel kader - vastleggingskredieten
Rubriek 1a
De VK zijn vastgesteld op het niveau dat de Commissie in de tweede OB heeft voorgesteld, maar met de aanpassingen die in de onderstaande tabel zijn opgenomen.
|
|
|
|
in EUR |
|
Begrotingsonderdeel / programma |
Naam |
Verschil in vastleggingskredieten |
|||
Tweede OB 2019 |
Begroting 2019 |
Verschil |
|||
1.1.31 |
Horizon 2020 |
|
|
150 000 000 |
|
08 02 03 04 |
Realiseren van een hulpbronefficiënt, milieuvriendelijk, veilig en naadloos geïntegreerd Europees vervoersysteem |
252 946 905 |
260 946 905 |
8 000 000 |
|
08 02 08 |
Kmo-instrument |
541 589 527 |
641 589 527 |
100 000 000 |
|
09 04 01 01 |
Stimuleren van onderzoek in toekomstige en opkomende technologieën |
429 937 089 |
442 937 089 |
13 000 000 |
|
15 03 01 01 |
Marie Skłodowska-Curie-acties – Nieuwe vaardigheden, kennis en innovatie genereren, ontwikkelen en overdragen |
916 586 364 |
945 586 364 |
29 000 000 |
|
1.1.5 |
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+) |
|
|
40 000 000 |
|
15 02 01 01 |
Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking in de Europese onderwijs- en opleidingssector en het belang daarvan voor de arbeidsmarkt |
2 411 836 200 |
2 441 036 200 |
29 200 000 |
|
15 02 01 02 |
Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking op het gebied van de Europese jeugd en de participatie van jongeren aan het Europees democratisch leven |
175 070 000 |
185 870 000 |
10 800 000 |
|
|
Totaal |
|
|
190 000 000 |
|
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 23 335,4 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van subrubriek 1a overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 74,7 miljoen EUR en van het flexibiliteitsinstrument voor een bedrag van 178,7 miljoen EUR.
Subrubriek 1b
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 57 192,0 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van subrubriek 1b overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 350,0 miljoen EUR.
Rubriek 2
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK bepaald op 59 642,1 miljoen EUR, waardoor een marge van 701,9 miljoen EUR overblijft.
Rubriek 3
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK bepaald op 3 786,6 miljoen EUR, waardoor geen marge overblijft onder het uitgavenplafond van rubriek 3, en wordt gebruikgemaakt van het flexilibiteitsinstrument voor een bedrag van 985,6 miljoen EUR.
Rubriek 4
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 11 319,3 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van rubriek 4 overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 1 051,3 miljoen EUR.
Rubriek 5
Het aantal ambten in de personeelsformaties van de instellingen en de kredieten worden vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Bijgevolg, en nadat rekening werd gehouden met de PP/VA (4,1 miljoen EUR) die hierboven zijn voorgesteld onder punt 1.1, wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 9 943,0 miljoen EUR, waardoor er een marge van 589,1 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 5 overblijft, na gebruik van een bedrag van 253,9 miljoen EUR ter verrekening van de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017.
Speciale instrumenten: Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), reserve voor noodhulp (EAR) en Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)
De VK voor het EFG, de EAR en het SFEU worden vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
1.3. Betalingskredieten
De totale hoogte van de betalingskredieten in de begroting 2019 is vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
1.4. Begrotingstoelichtingen
De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde begrotingstoelichtingen worden goedgekeurd, met uitzondering van de volgende begrotingsonderdelen:
• Artikel 08 02 08 (Kmo-instrument) van de afdeling "Commissie" van de begroting, waarvoor de in de oorspronkelijke OB voorgestelde tekst wordt goedgekeurd;
• Post 2 2 1 4 (Strategische communicatiecapaciteit) van de afdeling "Europese Dienst voor extern optreden" van de begroting, waarvoor de tekst in de lezing van het Europees Parlement van de oorspronkelijke OB wordt goedgekeurd.
1.5. Nomenclatuur
De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde nomenclatuur wordt goedgekeurd.
1.6. Reserves
De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde reserves worden goedgekeurd. Daarnaast wordt een bedrag van 19 321 000 EUR aan VK en BK in de reserve opgenomen in afwachting van de aanneming van het Commissievoorstel (COM(2018) 632) van 12 september 2018 voor artikel 18 02 03 (Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)).
2. Verklaringen
2.1. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake betalingskredieten
Het Europees Parlement en de Raad herinneren eraan dat in het licht van de uitvoering moet worden gezorgd voor een ordelijke ontwikkeling van de betalingen ten opzichte van de vastleggingskredieten om een abnormaal niveau van onbetaalde rekeningen aan het eind van het jaar te voorkomen.
Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie nauwlettend te blijven toezien op de uitvoering van de programma's voor 2014-2020. Daartoe verzoeken zij de Commissie om tijdig geactualiseerde cijfers over de stand van uitvoering en de ramingen met betrekking tot de in 2019 benodigde betalingskredieten voor te leggen.
Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie, indien uit de cijfers blijkt dat de kredieten in de begroting 2019 ontoereikend zijn om in de behoeften te voorzien, zo spoedig mogelijk een passende oplossing te presenteren, onder andere een gewijzigde begroting, opdat de begrotingsautoriteit te zijner tijd de nodige besluiten voor naar behoren gerechtvaardigde behoeften kan nemen. Waar nodig houden het Europees Parlement en de Raad rekening met het spoedeisende karakter van de zaak.
2.2. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie brengen in herinnering dat het terugdringen van de jeugdwerkloosheid hoog op de politieke agenda blijft staan, en geven nogmaals uiting aan hun vastbeslotenheid om de begrotingsmiddelen, en in het bijzonder het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI), optimaal te benutten om deze doelstelling te bereiken.
Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van de voorbije ervaring inzake de verhoging van middelen van de specifieke toewijzing voor het jongeren-werkgelegenheidsinitiatief, die omvangrijke amendementen aan programma's heeft veroorzaakt om vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) ten minste hetzelfde bedrag bij te dragen als de bijstand van de speciale toewijzing voor het YEI.
Daarom verzoeken het Europees Parlement en de Raad de Commissie een wetgevings¬voorstel voor te leggen voor vlotte uitvoering van de extra begrotingsmiddelen voor het YEI. Het Europees Parlement en de Raad komen overeen dit voorstel snel te bespreken, rekening houdend met de nakende verkiezingen voor het Europees Parlement, teneinde de herprogrammering in 2019 zo vlot mogelijk te doen verlopen.
2.3. Eenzijdige verklaring van de Commissie over het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
Onverminderd de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit, bevestigt de Commissie dat de overeengekomen verhoging van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief voor 2019 niet zal worden beschouwd als een vervroeging van het momenteel voor 2020 geplande bedrag wanneer zij de geactualiseerde financiële programmering en het wetgevingsvoorstel voor de herziening van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voorstelt.
2.4. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de klimaatmainstreaming
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie herinneren aan het belang van een koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en klimaatbestendige economie. Om dit te bereiken, zijn het Europees Parlement en de Raad overeengekomen om voor de periode 2014-2020 ten minste 20 % van de EU-begroting aan klimaatgerelateerde uitgaven te spenderen. Gemiddeld - ook al haalt de begroting 2019 als enige het streefcijfer van 20 % - geeft de huidige voorspelling voor de hele periode 2014-2020 aan dat 19,3 % van de EU-begroting aan klimaatactie zal worden besteed, wat voornamelijk te wijten is aan de vertraging in de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen aan het begin van de periode.
Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van deze evolutie en verzoeken de Commissie alles in het werk te stellen om voor de hele periode 2014-2020 het streefcijfer van 20 % te halen.
2.5. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het verhogen van subrubriek 1a door middel van een gewijzigde begroting
Wegens de beperkte beschikbare middelen in het flexibiliteitsinstrument en de overkoepelende marge voor vastleggingen, zijn het Europees Parlement en de Raad overeengekomen om in een gewijzigde begroting in 2019 100 miljoen EUR te budgetteren ter verhoging van H2020 en Erasmus+. De Commissie zal deze gewijzigde begroting, die verder geen andere elementen zal bevatten, presenteren zodra de technische bijstelling van het meerjarig financieel kader voor 2020, met inbegrip van de berekening van de overkoepelende marge voor vastleggingen, in het voorjaar van 2019 zal zijn afgerond. Dit geldt onverminderd eventuele normale technische correcties waarom de Commissie verzocht zal worden met het oog op een ordelijke uitvoering van de begroting 2019.
Het Europees Parlement en de Raad zeggen toe het ontwerp van gewijzigde begroting voor 2019, zoals voorgelegd door de Commissie, snel te zullen behandelen.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
10.12.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
17 2 5 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jean Arthuis, Richard Ashworth, Lefteris Christoforou, Manuel dos Santos, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, John Howarth, Siegfried Mureşan, Liadh Ní Riada, Jan Olbrycht, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Jordi Solé, Patricija Šulin, Indrek Tarand, Monika Vana, Daniele Viotti, Marco Zanni |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Xabier Benito Ziluaga, Karine Gloanec Maurin, Marco Valli |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Claudia Schmidt |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
17 |
+ |
|
ALDE |
Jean Arthuis |
|
PPE |
Richard Ashworth, Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Ingeborg Gräßle, Siegfried Mureşan, Jan Olbrycht, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Patricija Šulin |
|
S&D |
Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Karine Gloanec Maurin, John Howarth, Daniele Viotti, Manuel dos Santos |
|
2 |
- |
|
GUE/NGL |
Xabier Benito Ziluaga, Liadh Ní Riada |
|
5 |
0 |
|
EFDD |
Marco Valli |
|
ENF |
Marco Zanni |
|
Verts/ALE |
Jordi Solé, Indrek Tarand, Monika Vana |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding