VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken

19.12.2018 - (COM(2018)0378 – C8-0242/2018 – 2018/0203(COD)) - ***I

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Emil Radev


Procedure : 2018/0203(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0477/2018
Ingediende teksten :
A8-0477/2018
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken

(COM(2018)0378 – C8-0242/2018 – 2018/0203(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0378),

–  gezien artikel 294, lid 2, en artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0243/2018),

-  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0477/2018),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement    1

Voorstel voor een verordening

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)  In het belang van de goede werking van de interne markt is het nodig de samenwerking tussen de gerechten op het gebied van bewijsverkrijging verder te verbeteren en te versnellen.

(1)  In het belang van de goede werking van de interne markt en de ontwikkeling van een Europese civiele rechtsruimte gebaseerd op het beginsel van wederzijds vertrouwen en wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken, is het nodig de samenwerking tussen de gerechten in de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging verder te verbeteren en te versnellen.

Amendement    2

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis)  Voor de toepassing van deze verordening dient aan de term "gerecht" een ruime betekenis te worden gegeven, die niet alleen gerechten in de strikte zin van het woord omvat die gerechtelijke taken vervullen, maar ook andere organen of autoriteiten die in bepaalde lidstaten en in specifieke situaties krachtens nationaal recht bevoegd zijn om bewijs te verkrijgen overeenkomstig deze verordening, zoals handhavingsautoriteiten of notarissen.

Amendement    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 ter)  Het is van essentieel belang dat er doeltreffende middelen voor verkrijging, bewaring en overlegging van bewijs beschikbaar zijn, en dat naar behoren rekening wordt gehouden met de rechten van de verdediging en de noodzaak om vertrouwelijke informatie te beschermen. Het is in dit verband belangrijk om het gebruik van moderne technologieën te bevorderen.

Amendement    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  Om te zorgen voor de snelle verzending van verzoeken en kennisgevingen, dienen alle passende middelen van moderne communicatietechnologie te worden gebruikt. Derhalve dienen in de regel alle communicatie en uitwisselingen van documenten plaats te vinden via een gedecentraliseerd IT-systeem dat bestaat uit nationale IT-systemen.

(3)  Om op doeltreffende wijze te zorgen voor de rechtstreekse en snelle verzending van verzoeken en kennisgevingen, dienen alle passende middelen van moderne communicatietechnologie te worden gebruikt en dient in dit verband rekening te worden gehouden met de voortdurende ontwikkeling van dergelijke technologie. Derhalve dienen in de regel alle communicatie en uitwisselingen van documenten plaats te vinden via een gedecentraliseerd IT-systeem dat bestaat uit nationale IT-systemen.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis)  Het gedecentraliseerde IT-systeem moet gebaseerd zijn op het e-CODEX-systeem en moet beheerd worden door eu-LISA. Er moet voorzien worden in voldoende middelen voor eu-LISA om dit systeem in te voeren en operationeel te houden, en om technische bijstand te bieden in geval van problemen bij het beheer van het systeem. De Commissie moet zo snel mogelijk, en in elk geval ten laatste eind 2019, een voorstel indienen voor een verordening betreffende grensoverschrijdende communicatie in gerechtelijke procedures (e-CODEX). 

Amendement    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  Om de wederzijdse erkenning van digitaal bewijs te waarborgen, mag digitaal bewijs dat in een lidstaat is verkregen overeenkomstig het recht van die lidstaat, zijn hoedanigheid van bewijs niet verliezen in andere lidstaten door het enkele feit dat het digitaal van aard is.

(4)  Om de wederzijdse erkenning van digitaal bewijs te waarborgen, mag digitaal bewijs dat in een lidstaat is verkregen overeenkomstig het recht van die lidstaat, zijn hoedanigheid van bewijs niet verliezen in andere lidstaten omdat het digitaal van aard is. Dit beginsel mag geen afbreuk doen aan de vaststelling, overeenkomstig het nationale recht, van de kwaliteit en de waarde van bewijs, ongeacht of dit digitaal of niet-digitaal van aard is.

Amendement    7

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(5 bis)  De procedures voor het verkrijgen, bewaren en overleggen van bewijs moeten waarborgen dat de procedurele rechten van de partijen, alsmede de bescherming, integriteit en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer worden beschermd in overeenstemming met het recht van de Unie.

Amendement    8

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  Het potentieel van moderne communicatietechnologie, met name videoconferenties, die een belangrijk middel vormen om de bewijsverkrijging te vereenvoudigen en te bespoedigen, wordt momenteel niet optimaal benut. Indien de verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs inhoudt dat een in een andere lidstaat wonende persoon als getuige, partij of deskundige wordt verhoord, dient het gerecht de handeling tot het verkrijgen van bewijs rechtstreeks via videoconferentie te verrichten, indien die technologie voor de respectieve gerechten beschikbaar is en indien het gerecht van mening is dat het gebruik ervan gezien de specifieke omstandigheden van de zaak geschikt is.

(6)  Het potentieel van moderne communicatietechnologie, met name videoconferenties, die een belangrijk en direct middel vormen om de bewijsverkrijging te vereenvoudigen en te bespoedigen, wordt momenteel niet optimaal benut. Indien de verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs inhoudt dat een in een andere lidstaat wonende persoon als getuige, partij of deskundige wordt verhoord, dient het gerecht de handeling tot het verkrijgen van bewijs rechtstreeks via videoconferentie te verrichten, of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand die voor de respectieve gerechten beschikbaar is, tenzij het gerecht van mening is dat het gebruik van die technologie gezien de specifieke omstandigheden van de zaak ongeschikt is met het oog op een eerlijke rechtspleging. De voorschriften voor het gebruik van dergelijke communicatiemiddelen dienen technologieneutraal te zijn en ruimte te bieden voor toekomstige vormen van communicatie. Wanneer de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat zulks vereist, moet het gebruik van dergelijke technologie afhankelijk worden gesteld van de toestemming van de te verhoren persoon.

Amendement    9

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)  Om de bewijsverkrijging door diplomatieke of consulaire ambtenaren te vergemakkelijken, mogen zij, op het grondgebied van een andere lidstaat en binnen het gebied waar zij hun functies uitoefenen, handelingen tot het verkrijgen van bewijs verrichten zonder dat een voorafgaand verzoek nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, zonder dwang te verhoren in het kader van een geding dat aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen.

(7)  Om de bewijsverkrijging door diplomatiek personeel of consulaire ambtenaren te vergemakkelijken, mogen zij, op het grondgebied van een andere lidstaat waarin zij geaccrediteerd zijn, handelingen tot het verkrijgen van bewijs verrichten in de gebouwen van hun diplomatieke missie of consulaat zonder dat een voorafgaand verzoek nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, te verhoren voor een geding dat aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, op voorwaarde dat de te horen persoon vrijwillig meewerkt aan de bewijsverkrijging.

Amendement    10

Voorstel voor een verordening

Overweging 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 bis)  Deze verordening moet in overeenstemming met het recht van de Unie op het gebied van gegevensbescherming worden toegepast, en moet de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eerbiedigen. Daarnaast moet de verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen uit hoofde van deze verordening plaatsvinden overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG. In het kader van deze verordening mogen enkel persoonsgegevens verwerkt worden voor de in deze verordening vastgelegde specifieke doelstellingen.

Amendement    11

Voorstel voor een verordening

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)  Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de totstandbrenging van een rechtskader om de snelle verzending van verzoeken en kennisgevingen inzake bewijsverkrijging te waarborgen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(8)  Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de totstandbrenging van een vereenvoudigd rechtskader om de rechtstreekse, doeltreffende en snelle verzending van verzoeken en kennisgevingen inzake bewijsverkrijging te waarborgen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

Amendement    12

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis)  Deze verordening heeft ten doel juridische procedures doeltreffender te maken en sneller te laten verlopen door de mechanismen voor samenwerking op het gebied van bewijsverkrijging in grensoverschrijdende procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen, en tevens een bijdrage te leveren aan de beperking van vertragingen en kosten voor personen en ondernemingen. Meer rechtszekerheid kan er, in combinatie met eenvoudiger, gestroomlijnde en gedigitaliseerde procedures, bovendien voor zorgen dat personen en ondernemingen gemakkelijker grensoverschrijdende transacties aangaan, waardoor de handel binnen de Unie een impuls krijgt, hetgeen ten goede komt aan de werking van de interne markt.

Amendement    13

Voorstel voor een verordening

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11)  Om de in de bijlagen opgenomen modelformulieren bij te werken of technisch aan te passen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor wijzigingen van de bijlagen gedelegeerd worden aan de Commissie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven*. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(11)  Om de nadere regelingen inzake de werking van het gedecentraliseerde IT-systeem alsmede de technische minimumnormen en -vereisten voor het gebruik van videoconferenties vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen. Deze gedelegeerde handelingen moeten een doeltreffende, betrouwbare en soepele doorgifte van de relevante informatie via het gedecentraliseerde IT-systeem garanderen, en moeten ervoor zorgen dat bij videoconferenties kwalitatief hoogwaardige communicatie en interactie in realtime gewaarborgd zijn. Voorts moet, om de in de bijlagen opgenomen modelformulieren bij te werken of technisch aan te passen, de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor wijzigingen van de bijlagen gedelegeerd worden aan de Commissie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven*. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

Amendement    14

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 1

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 1 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  In deze verordening wordt onder "gerecht" elke gerechtelijke autoriteit in een lidstaat verstaan die bevoegd is om handelingen tot het verkrijgen van bewijs te verrichten overeenkomstig deze verordening.";

4.  In deze verordening wordt onder "gerecht" elke autoriteit in een lidstaat verstaan die uit hoofde van het recht van die lidstaat bevoegd is om bewijs te verkrijgen overeenkomstig deze verordening.";

Amendement    15

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 2

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 6 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Verzoeken en kennisgevingen uit hoofde van deze verordening worden verzonden via een gedecentraliseerd IT-systeem dat bestaat uit nationale IT-systemen die onderling verbonden zijn door een communicatie-infrastructuur die veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie tussen de nationale IT-systemen mogelijk maakt.

1.  Verzoeken en kennisgevingen uit hoofde van deze verordening worden verzonden via een gedecentraliseerd IT-systeem dat bestaat uit nationale IT-systemen die onderling verbonden zijn door een communicatie-infrastructuur en dat veilige, beveiligde en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie, onder meer in realtime, tussen de nationale IT-systemen mogelijk maakt, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de grondrechten en fundamentele vrijheden. Dat gedecentraliseerde IT-systeem is gebaseerd op e-CODEX.

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 2

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 6 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Het algemene rechtskader voor het gebruik van vertrouwensdiensten van Verordening (EU) nr. 910/2014 van de Raad20 is van toepassing op de verzoeken en kennisgevingen die via het in lid 1 bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem worden verzonden.

2.  Het algemene rechtskader voor het gebruik van gekwalificeerde vertrouwensdiensten van Verordening (EU) nr. 910/2014 van de Raad20 is van toepassing op de verzoeken en kennisgevingen die via het in lid 1 bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem worden verzonden.

_________________

_________________

20 Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

20 Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

Amendement    17

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 2

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 6 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  Indien in lid 1 bedoelde verzoeken en kennisgevingen een zegel of handgeschreven handtekening vereisen of inhouden, mogen in de plaats daarvan "gekwalificeerde elektronische zegels" en "gekwalificeerde elektronische handtekeningen" zoals bedoeld Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden gebruikt.

3.  Indien in lid 1 bedoelde verzoeken en kennisgevingen een zegel of handgeschreven handtekening vereisen of inhouden, mogen in de plaats daarvan "gekwalificeerde elektronische zegels" en "gekwalificeerde elektronische handtekeningen" zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden gebruikt, mits volledig gewaarborgd is dat de betrokken personen tijdig en op rechtmatige wijze kennis hebben gekregen van deze documenten.

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 2

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 6 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door nadere regelingen vast te stellen inzake de werking van het gedecentraliseerde IT-systeem. Wanneer zij deze bevoegdheid uitoefent, zorgt de Commissie ervoor dat het systeem een doeltreffende, betrouwbare en soepele uitwisseling van de relevante informatie waarborgt, alsook een hoog veiligheidsniveau bij verzending, alsmede bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG.

Amendement    19

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 2

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 6 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  Indien verzending overeenkomstig lid 1 onmogelijk is wegens een onvoorziene en uitzonderlijke verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem of indien die verzending niet mogelijk is in andere uitzonderlijke gevallen, vindt de verzending plaats langs de snelste weg die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden."

4.  Indien verzending overeenkomstig lid 1 onmogelijk is wegens een onvoorziene en uitzonderlijke verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem of indien die verzending niet mogelijk is in andere uitzonderlijke gevallen, vindt de verzending plaats langs de snelste weg die de aangezochte lidstaat als aanvaardbaar heeft aangemerkt."

Amendement    20

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Rechtstreekse bewijsverkrijging via videoconferentie

Rechtstreekse bewijsverkrijging via technologie voor communicatie op afstand

Amendement    21

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Indien de verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs inhoudt dat een in een andere lidstaat wonende persoon als getuige, partij of deskundige wordt verhoord, en het gerecht het bevoegde gerecht van een andere lidstaat niet verzoekt om een handeling tot het verkrijgen van bewijs te verrichten overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder a), verricht het gerecht de handeling tot het verkrijgen van bewijs overeenkomstig artikel 17 rechtstreeks via videoconferentie, indien die technologie voor de respectieve gerechten beschikbaar is en indien het gerecht van mening is dat het gebruik ervan is gezien de specifieke omstandigheden van de zaak geschikt is.

1.  Indien de verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs inhoudt dat een in een andere lidstaat wonende persoon als getuige, partij of deskundige wordt verhoord, en het gerecht het bevoegde gerecht van een andere lidstaat niet verzoekt om een handeling tot het verkrijgen van bewijs te verrichten overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder a), verricht het gerecht de handeling tot het verkrijgen van bewijs overeenkomstig artikel 17 rechtstreeks via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand die voor de respectieve gerechten beschikbaar is, tenzij het gebruik van die technologie, gezien de specifieke omstandigheden van de zaak, met het oog op een eerlijke rechtspleging niet geschikt wordt geacht.

 

 

Amendement    22

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis.  Wanneer het nationale recht van de verzoekende lidstaat zulks vereist, is het gebruik van videoconferenties of enige andere geschikte technologie voor communicatie op afstand alleen toegestaan als de te verhoren persoon daarmee instemt.

Amendement    23

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Indien een verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging via videoconferentie wordt ingediend, vindt het verhoor plaats in de gebouwen van een gerecht. Het verzoekende gerecht en het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, of het gerecht in de gebouwen waarvan het verhoor zal plaatsvinden, dienen overeenstemming te bereiken over de praktische regelingen voor de videoconferentie.

2.  Indien een verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand wordt ingediend, vindt het verhoor plaats in de gebouwen van een gerecht. Het verzoekende gerecht en het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, of het gerecht in de gebouwen waarvan het verhoor zal plaatsvinden, dienen overeenstemming te bereiken over de praktische regelingen voor de videoconferentie. Deze regelingen dienen in overeenstemming te zijn met de technische minimumnormen en -vereisten voor het gebruik van videoconferentie die zijn vastgesteld in overeenstemming met lid 3 bis.

Amendement    24

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis.  Elektronische systemen voor bewijsverkrijging waarborgen de bescherming van het beroepsgeheim en de eerbiediging van het wettelijk verschoningsrecht.

Amendement    25

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 3 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  Indien de bewijsverkrijging via videoconferentie plaatsvindt:

3.  Indien de bewijsverkrijging via videoconferentie of via een andere beschikbare communicatietechnologie plaatsvindt:

Amendement    26

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 3 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b)  waarborgt het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, indien nodig, en op verzoek van het verzoekende gerecht, de te verhoren persoon of de rechter in aangezochte lidstaat die aan het verhoor deelneemt, dat de te verhoren persoon of de rechter door een tolk wordt bijgestaan.;

(b)  waarborgt het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, indien nodig, en op verzoek van het verzoekende gerecht, de te verhoren persoon of de rechter in aangezochte lidstaat die aan het verhoor deelneemt, dat de te verhoren persoon of de rechter door een gekwalificeerde tolk wordt bijgestaan.;

Amendement    27

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de minimumnormen en vereisten voor het gebruik van videoconferentie vast te stellen.

 

Bij de uitoefening van die bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat bij de videoconferentiesessies communicatie van hoge kwaliteit en interactie in realtime gewaarborgd zijn. Met betrekking tot de overdracht van de informatie zorgt de Commissie ook voor een hoog niveau van veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) nr. 2016/679 en Richtlijn (EG) nr. 2002/58.

Amendement    28

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 4

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 bis – lid 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 ter.  De te verhoren persoon, de partijen en hun respectieve wettelijke vertegenwoordigers worden door het gerecht in kennis gesteld van de datum, tijd en locatie van het verhoor, alsmede van de voorwaarden voor deelname daaraan via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand. De partijen en hun wettelijke vertegenwoordigers worden door het bevoegde gerecht ingelicht over de procedure voor overlegging van documenten of ander materiaal tijdens het verhoor via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand.

Amendement    29

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 ter – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Bewijsverkrijging door diplomatieke of consulaire ambtenaren

Bewijsverkrijging door diplomatiek personeel of consulaire ambtenaren

Amendement    30

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 5

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 17 ter – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Diplomatieke of consulaire ambtenaren van een lidstaat kunnen op het grondgebied van een andere lidstaat en binnen het gebied waar zij hun functies uitoefenen, handelingen tot het verkrijgen van bewijs verrichten zonder dat een voorafgaand verzoek overeenkomstig artikel 17, lid 1, nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, zonder dwang te verhoren in het kader van een geding dat aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen.";

Diplomatiek personeel of consulaire ambtenaren van een lidstaat kunnen op het grondgebied van een andere lidstaat waarin zij geaccrediteerd zijn, handelingen tot het verkrijgen van bewijs verrichten in de gebouwen van hun diplomatieke missie of consulaat zonder dat een voorafgaand verzoek overeenkomstig artikel 17, lid 1, nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, te verhoren voor een geding dat aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen. Bewijs mag enkel op deze wijze worden verkregen indien de te verhoren persoon vrijwillig meewerkt. De bewijsverkrijging vindt plaats onder toezicht van het verzoekende gerecht, met inachtneming van diens nationale recht.";

Amendement    31

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 6

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 18 bis – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Digitaal bewijs dat in een lidstaat is verkregen overeenkomstig het recht van die lidstaat, kan zijn bewijswaarde in een andere lidstaat niet verliezen door het enkele feit dat het digitaal van aard is.";

De digitale aard van bewijs dat in een lidstaat is verkregen overeenkomstig het recht van die lidstaat, kan niet worden aangevoerd als reden voor het verlies van de bewijswaarde in een andere lidstaat. De vraag of het bewijs digitaal of niet-digitaal van aard is, wordt niet in aanmerking genomen bij de bepaling van het kwaliteitsniveau en de waarde van dergelijk bewijs.";

Amendement    32

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 6 bis (nieuw)

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Afdeling 6 bis (nieuw) – Artikel 18 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis)  de volgende afdeling 6 bis wordt ingevoegd na artikel 18:

 

Afdeling 6 bis

 

Verwerking van persoonsgegevens

 

Artikel 18 ter

 

Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening, met inbegrip van de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679. Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten op het niveau van de Unie geschiedt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. Persoonsgegevens die niet relevant zijn voor de behandeling van een specifiek geval, worden onmiddellijk gewist.

Amendement    33

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 8

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 20 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De in artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie met ingang van … [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor onbepaalde tijd verleend.

2.  De in artikel 6, lid 3 bis, artikel 17 bis, lid 3 bis, en artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie met ingang van … [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor een periode van vijf jaar verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

Amendement    34

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 8

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 20 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6, lid 3 bis, artikel 17 bis, lid 3 bis, en artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

Amendement    35

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 8

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 20 – lid 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6.  Een overeenkomstig artikel 19, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

6.  Een overeenkomstig artikel 6, lid 3 bis, artikel 17 bis, lid 3 bis, of artikel 19, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Amendement    36

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 9

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 22 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Uiterlijk [twee jaar na de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing is] stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor de monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening.

1.  Uiterlijk [één jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening] stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor de monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening.

Amendement    37

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – alinea 1 – punt 10

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Artikel 23 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Ten vroegste [vijf jaar na de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing is] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en doet zij over de belangrijkste bevindingen verslag aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

1.  Ten laatste [vier jaar na de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing is] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en doet zij over de belangrijkste bevindingen verslag aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

TOELICHTING

Achtergrond van het voorstel

Een van de taken van de EU is de ontwikkeling van een Europese rechtsruimte in burgerlijke zaken, die is gebaseerd op de beginselen van wederzijds vertrouwen en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Om deze rechtsruimte tot stand te brengen, moet grensoverschrijdend worden samengewerkt op justitieel gebied. Met het oog daarop en op de goede werking van de interne markt heeft de EU wetgeving vastgesteld inzake de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke stukken en inzake samenwerking op het gebied van bewijsverkrijging. Deze instrumenten zijn cruciaal voor de regulering van rechtshulp in burgerlijke en handelszaken tussen de lidstaten. Zij hebben als gemeenschappelijk doel een doeltreffend kader aan te bieden voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking. Zij zijn in de plaats gekomen van het – omslachtiger – internationaal stelsel van verdragen van Den Haag tussen de lidstaten.

Goede samenwerking tussen rechterlijke instanties is ook nodig voor de goede werking van de interne markt. In 2018 hebben ongeveer 3,4 miljoen gerechtelijke procedures in burgerlijke en handelszaken in de EU grensoverschrijdende implicaties. In veel van die procedures is het noodzakelijk om van een andere lidstaat bewijs te verkrijgen; de verordening betreffende bewijsverkrijging voorziet in instrumenten ter facilitering van de toegang tot dat bewijs.

Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad voorziet voor de hele EU in een systeem voor de rechtstreekse en snelle verzending en uitvoering van verzoeken voor het verkrijgen van bewijs tussen de gerechten en bevat precieze voorschriften ten aanzien van de vorm en de inhoud van dergelijke verzoeken. Zij heeft met name het relevante Haagse Verdrag verbeterd door de invoering van een modern en efficiënt systeem van rechtstreekse contacten tussen gerechten (verzending van verzoeken en doorgifte van het verkregen bewijs). Zij maakt ook rechtstreekse bewijsverkrijging door gerechten in andere lidstaten mogelijk.

Advies van de rapporteur

De rapporteur is van mening dat het voorstel van de Commissie op het juiste moment is ingediend en een goede opvolging vormt van de REFIT-evaluatie. Het is belangrijk om de gerechten van de lidstaten de mogelijkheid te geven om moderne technologie in te zetten ter verbetering en bespoediging van de toegang tot rechtspraak. Dit is, met name in grensoverschrijdende zaken, niet mogelijk zonder aanpassing van de voorschriften voor bewijsverkrijging. De in de huidige verordening opgenomen maatregelen vormen slechts een aanvulling op de maatregelen waarin de nationale wetten van de lidstaten reeds voorzien. Om de gerechten van de lidstaten in staat te stellen ten volle te profiteren van de voordelen die nieuwe technologie voor communicatie op afstand te bieden heeft, moet de wijziging van de verordening wellicht vergezeld gaan van de herziening van de nationale voorschriften die in de lidstaten gelden.

Een aantal zaken moet in het voorstel van de Commissie verder worden verduidelijkt. Wat de definitie van het begrip "gerecht" betreft, moet worden verduidelijkt dat het een voorschrift betreft voor de wederzijdse erkenning van voorschriften in de lidstaten wier autoriteiten bevoegd zijn om bewijs te verkrijgen.

Daarnaast moet de verordening technologieneutraal zijn. Hiertoe moet niet louter van videoconferentie worden gesproken, maar moet bovendien worden verduidelijkt dat het om technologie voor communicatie op afstand gaat. Ook moet worden verduidelijkt dat bij het gebruik van dergelijke technologie voor communicatie op afstand de bescherming van professionele geheimhoudingsregels en het wettelijk verschoningsrecht moet worden gewaarborgd.

Bovendien zou het verstandig zijn om het voorgestelde voorschrift voor bewijsverkrijging door diplomatieke ambtenaren in lijn te brengen met het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 1961. Het moet deze ambtenaren enkel zijn toegestaan bewijs te verkrijgen in de lidstaat waarin zij geaccrediteerd zijn en op het terrein van hun diplomatieke missie of het consulaat van hun land.

De rapporteur meent dat de te verhoren persoon, de partijen en hun advocaten in het kader van de bewijsverkrijging in kennis moeten worden gesteld van alle voorwaarden voor deelname aan het verhoor via videoconferentie of via andere technologie voor communicatie op afstand, alsook van de procedure voor overlegging van bewijsmateriaal.

Tot slot is de rapporteur van oordeel dat de verwerking en bescherming van persoonsgegevens gezien de snelle ontwikkeling op het gebied van communicatietechnologie van groot belang is.

PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken

Document- en procedurenummers

COM(2018)0378 – C8-0242/2018 – 2018/0203(COD)

Datum indiening bij EP

31.5.2018

 

 

 

Bevoegde commissie

       Datum bekendmaking

JURI

10.9.2018

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Emil Radev

24.9.2018

 

 

 

Behandeling in de commissie

11.10.2018

20.11.2018

 

 

Datum goedkeuring

10.12.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

18

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Joëlle Bergeron, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Mady Delvaux, Mary Honeyball, Sajjad Karim, Sylvia-Yvonne Kaufmann, António Marinho e Pinto, Julia Reda, Evelyn Regner, Pavel Svoboda, Axel Voss, Francis Zammit Dimech, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Sergio Gaetano Cofferati, Luis de Grandes Pascual, Tiemo Wölken, Kosma Złotowski

Datum indiening

19.12.2018

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE

18

+

ALDE

Jean-Marie Cavada, António Marinho e Pinto

ECR

Kosma Złotowski

EFDD

Joëlle Bergeron

GUE/NGL

Kostas Chrysogonos

PPE

Daniel Buda, Luis de Grandes Pascual, Pavel Svoboda, Axel Voss, Francis Zammit Dimech, Tadeusz Zwiefka

S&D

Sergio Gaetano Cofferati, Mady Delvaux, Mary Honeyball, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Evelyn Regner, Tiemo Wölken

VERTS/ALE

Julia Reda

0

-

 

 

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

Laatst bijgewerkt op: 22 januari 2019
Juridische mededeling - Privacybeleid