INTERIMVERSLAG over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds

26.2.2019 - (COM(2017)0827 – C8-0000/2018 – 2017/0333R(APP))

Begrotingscommissie
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Vladimír Maňka, Pedro Silva Pereira
(Gezamenlijke commissievergaderingen – Artikel 55 van het Reglement)


Procedure : 2017/0333R(APP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0087/2019
Ingediende teksten :
A8-0087/2019
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds

(COM(2017)0827 – C8-0000/2018 – 2017/0333R(APP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds (COM(2017)0827),

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2017 over mogelijke ontwikkelingen en aanpassingen van het huidige institutionele bestel van de Europese Unie[1],

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2017 over de verbetering van de werking van de Europese Unie, voortbouwend op het potentieel van het Verdrag van Lissabon[2],

–  gezien het advies van het Europees Comité van de Regio's van 5 juli 2018 over de voorstellen tot hervorming van de Economische en Monetaire Unie (EMU),

–  gezien de brief van de voorzitter van de Eurogroep aan de voorzitter van de Europese Raad van 25 juni 2018 over de verdere verdieping van de EMU, en de verklaring van de Eurotop van 29 juni 2018 over de hervorming van het Europees Stabiliteitsmechanisme,

–  gezien het verslag van de Eurogroep aan de leiders over de verdieping van de EMU van 4 december 2018,

–  gezien de verklaring van de Eurotop van 14 december 2018,

–  gezien het gemeenschappelijk standpunt inzake de toekomstige samenwerking tussen de Commissie en het ESM van 14 november 2018,

–  gezien het advies van de Europese Centrale Bank (ECB) van 11 april 2018 inzake het voorstel voor een verordening tot instelling van het Europees Monetair Fonds[3],

–  gezien Advies nr. 2/2018 van de Europese Rekenkamer van 18 september 2018, getiteld "De overwegingen op het gebied van controle en verantwoording met betrekking tot het voorstel van 6 december 2017 inzake de oprichting van een Europees Monetair Fonds binnen het wettelijk kader van de Unie",

–  gezien het verslag van de vijf voorzitters van 22 juni 2015 over de voltooiing van Europa's Economische en Monetaire Unie, het witboek van de Commissie van 1 maart 2017 over de toekomst van Europa, en de discussienota van de Commissie van 31 mei 2017 over de verdieping van de Economische en Monetaire Unie,

–  gezien zijn resolutie van 12 juni 2013 over democratische besluitvorming in de toekomstige EMU[4],

–  gezien zijn resolutie van 13 maart 2014 over de rol en werkzaamheden van de trojka (ECB, Commissie en IMF) met betrekking tot de landen die vallen onder een programma voor de eurozone[5],

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2017 over de begrotingscapaciteit voor de eurozone[6],

–  gezien zijn resolutie van 30 mei 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen[7],

–  gezien artikel 99, lid 5, van zijn Reglement,

–  gezien het gezamenlijk overleg van de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,

–  gezien het interimverslag van de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie begrotingscontrole en de Commissie constitutionele zaken (A8-0087/2019),

A.  overwegende dat de invoering van de euro een van de belangrijkste politieke verwezenlijkingen van het Europese project en een hoeksteen van de EMU is;

B.  overwegende dat de financiële en economische crisis de zwakheden van de euro-architectuur heeft blootgelegd en heeft aangetoond dat een snelle verdieping en een grotere transparantie en democratische verantwoording van de EMU dringend nodig zijn;

C.  overwegende dat de euro de EU-burgers bescherming en kansen biedt; overwegende dat een sterke en stabiele eurozone van essentieel belang is voor haar leden en voor de EU als geheel;

D.  overwegende dat lidmaatschap van een zone met een gemeenschappelijke munt naleving van gemeenschappelijke regels en verplichtingen vergt, zoals die van het stabiliteits- en groeipact, alsmede gemeenschappelijke instrumenten om ernstige economische en financiële schokken te kunnen opvangen en verantwoordelijkheid, solidariteit en sociaal-economische opwaartse convergentie te bevorderen; overwegende dat het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM-verdrag) voorziet in een duidelijke band met de Europese mechanismen voor macro-economisch toezicht, en met name naleving van de regels van het stabiliteits- en groeipact, waaronder de flexibiliteitsclausules ervan, en de uitvoering van duurzame en inclusieve structurele hervormingen; overwegende dat risicobeperking en risicodeling hand in hand moeten gaan bij het verdiepen van de EMU;

E.  overwegende dat de oprichting van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en de latere omvorming ervan tot het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) een belangrijke stap vormden in de richting van de totstandbrenging van een Europees mechanisme voor crisisbeheer dat helpt om de EMU te versterken en verschillende door de crisis getroffen Europese landen financiële bijstand te verlenen;

F.  overwegende dat de intergouvernementele aard van het ESM gevolgen heeft voor zijn besluitvormingsproces en met name voor zijn vermogen om snel op economische en financiële schokken te reageren;

G.  overwegende dat de toekomstige opname van het ESM in het EU-rechtskader als onderdeel van het project ter voltooiing van de EMU moet blijven worden beschouwd;

H.  overwegende dat het lopende debat over de toekomst van Europa en de EMU aan het licht heeft gebracht dat de lidstaten verschillende politieke opvattingen hebben over de toekomst van het ESM op de lange termijn, maar dat dit debat ook een goed uitgangspunt vormt voor een belangrijke eerste stap om in het kader van de hervorming van het ESM de rol ervan te versterken, de financiële instrumenten ervan te ontwikkelen en de efficiëntie en democratische verantwoordingsplicht ervan te vergroten; overwegende dat de discussie over het verdiepen van de EMU een politieke oplossing voor de hervorming van het ESM moet opleveren;

I.  overwegende dat de hervorming van het ESM op de korte termijn tot de bankenunie moet bijdragen en een gepast gemeenschappelijk budgettair vangnet voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) moet bieden;

1.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie van 6 december 2017 voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds en vindt dit een nuttige bijdrage aan het lopende debat over de toekomst van Europa, de verdieping van de EMU en de hervorming van het ESM; is met name verheugd over het voorstel van de Commissie om het ESM in de rechtsorde van de EU op te nemen;

2.  stelt vast dat de taken van het hervormde ESM op het gebied van het economisch beleid zullen liggen en dat de naam "Europees Monetair Fonds" misleidend zou kunnen zijn; wijst erop dat de ECB in haar advies van 11 april 2018 had voorgesteld dat de opvolger van het ESM de naam "ESM" zou behouden; dringt er in het licht van het bovenstaande op aan goed na te denken over de implicaties van de keuze van een naam voor het hervormde ESM, om ervoor te zorgen dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor de goede werking van het hervormde ESM; stelt voor dat het ESM zijn huidige, op de kapitaalmarkt bekende naam behoudt, zodat duidelijk is dat het monetaire beleid van de eurozone de bevoegdheid van de ECB blijft;

3.  wijst erop dat de goede werking van de EMU wordt ondersteund door het bestaan van een instelling die als "geldschieter in laatste instantie" fungeert; wijst in dit verband op de positieve bijdrage van het ESM aan het aanpakken van de zwakheden van de institutionele opzet van de EMU, namelijk door financiële bijstand te verlenen aan verschillende lidstaten die getroffen zijn door de wereldwijde financiële crisis en de staatsschuldencrisis;

4.  wijst op zijn eerdere pleidooien om het ESM in het EU-rechtskader op te nemen, zodat het een volwaardig EU-orgaan wordt; beklemtoont dat hierbij ook rekening moet worden gehouden met de rol van de nationale parlementen en dat deze opname als onderdeel van het project ter voltooiing van de EMU moet blijven worden beschouwd; is van mening dat een dergelijke integratie beheer volgens de communautaire methode mogelijk zou maken, ervoor zou zorgen dat de begrotingsregels en -verplichtingen volledig consistent zijn, de coördinatie van het economisch en het begrotingsbeleid zou bevorderen en de democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht via het Europees Parlement zou vergroten;

5.  onderstreept dat als er in de toekomst middelen uit de EU-begroting mee gemoeid zijn, het Parlement de politieke bevoegdheid moet hebben om ten aanzien van het ESM alle toepasselijke rechten op het gebied van begrotingscontrole uit te oefenen in het kader van de kwijtingsprocedure; wijst erop dat de Europese Rekenkamer in dat geval als onafhankelijke externe auditor moet worden beschouwd en een duidelijke formele rol binnen de kwijtingsprocedure toebedeeld moet krijgen;

6.  wijst op de prerogatieven van de nationale parlementen inzake democratisch en begrotingstoezicht; is van mening dat het toezicht op het hervormde ESM door de nationale parlementen en het Europees Parlement verder verbeterd moet worden; is van mening dat de nationale parlementen het recht moeten hebben om informatie over de activiteiten van het hervormde ESM te krijgen en een dialoog met de directeur van het hervormde ESM aan te gaan;

7.  merkt op dat het voorstel van de Commissie een levendige discussie over de politieke, financiële en juridische gevolgen op gang heeft gebracht; benadrukt echter dat dit debat over de langetermijnvisie betreffende de institutionele opzet van het ESM geen vertraging mag opleveren voor de dringend noodzakelijke maatregelen ter versterking en afdwinging van de democratische verantwoordingsplicht van de EMU en haar vermogen om de financiële stabiliteit en convergentie te bevorderen en te reageren op economische schokken; dringt daarom aan op een grondige hervorming van het ESM op korte termijn door middel van een herziening van het ESM-verdrag, onverminderd ambitieuzere ontwikkelingen in de toekomst;

8.  onderstreept dat het hervormde ESM als hoofdtaak moet blijven hebben financiële overgangssteun te verlenen aan lidstaten die daaraan behoefte hebben, op basis van specifieke voorwaarden die in aanpassingsprogramma's zijn overeengekomen en rekening houdend met de lessen die zijn getrokken uit vorige door de Commissie, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de ECB beheerde programma's voor financiële bijstand; benadrukt dat het hervormde ESM daartoe over voldoende slagkracht moet beschikken; is daarom gekant tegen pogingen om van het hervormde ESM uitsluitend een instrument voor banken te maken of om zijn financiële capaciteit ter ondersteuning van de lidstaten te beknotten;

9.   wijst erop dat de reeks financiële instrumenten waarover het ESM kan beschikken, moet worden verbeterd en ook ter beschikking moet staan van het hervormde ESM, met inbegrip van de mogelijkheid om voldoende preventieve financiële bijstand te verlenen teneinde de lidstaten toegang tot bijstand te geven voordat zij grote moeilijkheden ondervinden bij hun financiering op de kapitaalmarkten; is van mening dat de aan voorwaarden onderworpen preventieve kredietlijn toegankelijk moet zijn op basis van een intentieverklaring en op grond van de toepasselijke criteria; merkt op dat deze financiële instrumenten moeten worden gebruikt om de lidstaten te helpen bij ernstige economische en financiële schokken; wijst erop dat aan de lidstaten verleende financiële bijstand kan worden aangevuld met een toekomstig begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen, ter bevordering van economische en financiële stabilisering, investeringen en opwaartse sociaal-economische convergentie in de eurozone;

10.  benadrukt dat de EMU alle EU-lidstaten omvat, die stuk voor stuk, met uitzondering van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, verplicht zijn de euro in te voeren en zich bij de eurozone aan te sluiten, en dat ieder ESM bijgevolg moet openstaan voor de deelname van alle EU-lidstaten;

11.  is van mening dat het hervormde ESM een grotere rol moet spelen bij het beheer van financiëlebijstandsprogramma's, naast de Commissie en in nauwe samenwerking met de ECB, om ervoor te zorgen dat het institutionele kader van de EU zo nodig meer autonomie heeft, onverminderd passende partnerschappen met andere instellingen, met name het IMF;

12.  onderstreept dat het hervormde ESM zelf over de nodige kennis moet beschikken om de uit hoofde van zijn statuten vereiste elementen aan te leveren en te beoordelen; benadrukt echter dat de evaluatie van de verzoeken om financiële bijstand van het ESM, en de besluitvorming van het mechanisme over het ontwerp van de aanpassingsprogramma's, in samenwerking met andere instellingen, geenszins in de plaats mogen komen van, een doublure mogen vormen voor of mogen overlappen met het normale macro-economische en begrotingstoezicht waarin de begrotingsregelgeving van de EU voorziet en waarvoor uitsluitend de Commissie bevoegd moet blijven;

13.  is van mening dat in mogelijke toekomstige aanpassingsprogramma's rekening moet worden gehouden met de sociale gevolgen van de voorgestelde maatregelen, ook in vergelijking met de langetermijngevolgen van een ongewijzigd beleid, in het licht van een eerdere zinvolle sociale effectbeoordeling;

14.  stipt aan dat er in het hervormde ESM een efficiënte besluitvormingsprocedure nodig is, met name in dringende gevallen; vraagt in dit opzicht een beoordeling van het huidige governancekader;

15.  dringt aan op een snelle hervorming van het ESM waarbij ook de rol, functies en financiële instrumenten ervan opnieuw worden omschreven, zodat het hervormde ESM bij een afwikkeling liquiditeitssteun kan bieden en als een budgettair vangnet voor het GAF kan dienen; dringt erop aan dat het gemeenschappelijk vangnet zo snel mogelijk operationeel wordt, afhankelijk van de overeengekomen voorwaarden tegen 2020, en in ieder geval vóór 2024;

16.  benadrukt het risico dat voortvloeit uit de opgelopen vertraging bij de verdieping van de bankenunie; is ingenomen met de conclusies in het verslag van de Eurogroep aan de leiders over de verdieping van de EMU van 4 december 2018, dat op 14 december 2018 in al zijn onderdelen door de Eurotop is aangenomen; is met name verheugd over de vervroegde invoering van het gemeenschappelijk vangnet voor het GAF mits er genoeg vooruitgang is geboekt op het vlak van de risicobeperking, die in 2020 zal worden geëvalueerd, en de goedkeuring van de lijst van voorwaarden inzake de hervorming van het ESM; wijst op zijn eerdere standpunt in verband met de noodzaak om het Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) te voltooien, waarbij het erkende dat risicobeperking en risicodeling hand in hand moeten gaan; merkt op dat er geen onmiddellijk resultaat in verband met een toekomstige begroting voor de eurozone en de stabilisatiefunctie is bereikt, maar neemt nota van het mandaat om te werken aan het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen; onderstreept dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt op het gebied van risicobeperking; brengt in herinnering dat het Parlement hiertoe belangrijke bijdragen heeft geleverd, met name met betrekking tot het bankenpakket en het prudentieel vangnet inzake niet-renderende leningen;

17.  stelt voor om met onmiddellijke ingang een protocol voor een tussentijds memorandum van samenwerking tussen het ESM en het Parlement op te stellen om de interinstitutionele dialoog te verbeteren, de transparantie en verantwoordingsplicht van het ESM te vergroten en de rechten van het Parlement en zijn leden te preciseren in verband met het stellen van vragen aan het hervormde ESM, periodieke hoorzittingen, benoemingsrechten en passende begrotingscontrolerechten; herinnert aan zijn verzoek om een interinstitutionele regeling voor economisch bestuur; benadrukt dat de directeur van het hervormde ESM moet worden gekozen door en verslag moet uitbrengen aan het Europees Parlement, op voorstel van de Raad; dringt erop aan dat er bij de samenstelling van de bestuursorganen van het hervormde ESM genderevenwicht gewaarborgd wordt;

18.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de Commissie, de Raad, de Eurogroep, de Europese Centrale Bank en de directeur van het Europees Stabiliteitsmechanisme, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

  • [1]  PB C 252 van 18.7.2018, blz. 201.
  • [2]  PB C 252 van 18.7.2018, blz. 215.
  • [3]  PB C 220 van 25.6.2018, blz. 2.
  • [4]  PB C 65 van 19.2.2016, blz. 96.
  • [5]  PB C 378 van 9.11.2017, blz. 182.
  • [6]  PB C 252 van 18.7.2018, blz. 235.
  • [7]  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0226.

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (17.1.2019)

aan de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds
(COM(2017)08272017/0333R(APP))

Rapporteur voor advies: Cătălin Sorin Ivan

PA_Consent_Interim

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken, als bevoegde commissies, onderstaande suggesties in haar verslag op te nemen:

A.  overwegende dat de voorwaarden en verantwoordingskanalen bij de oprichting van het nieuwe Europees Monetair Fonds (EMF) duidelijk moeten worden gedefinieerd;

B.  overwegende dat transparantie een essentieel onderdeel is van goed bestuur, zowel op het niveau van de besluitvorming als bij de uitvoering van institutionele besluiten;

C.  overwegende dat de parlementaire dimensie van het toekomstige EMF duidelijk moet worden gewaarborgd door de huidige praktijken bij het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldhandelsorganisatie en de Wereldbank te gebruiken als voorbeeld voor parlementaire netwerken of dialogen;

D.  overwegende dat naar de INTOSAI-richtsnoeren voor goed bestuur moet worden verwezen wanneer het gaat om externe auditregelingen;

E.  overwegende dat de lidstaten en de nationale autoriteiten de systeemrisico's van een lidstaat voor de financiële stabiliteit van de Unie niet alleen kunnen aanpakken;

1.  is ingenomen met de nieuwe reeks maatregelen die de Commissie heeft voorgesteld om de Economische en Monetaire Unie (EMU) te voltooien, overeenkomstig het reeds lang bestaande standpunt van het Parlement over de integratie van het ESM in het rechtskader van de EU; is van mening dat elk van de drie pijlers van de bankenunie de mondiale financiële architectuur moet verdiepen;

2.  is verheugd over de omvorming van het ESM-reddingsfonds van de eurozone tot een Europees Monetair Fonds (EMF) binnen het rechtskader van de Unie, en is van mening dat deze institutionele verankering een belangrijke stap betekent in de ontwikkeling van de algehele hervorming en verdieping van de EMU;

3.  merkt op dat het gebruik van de communautaire methode in dit voorstel een sterke aanjager is van de versterking van de democratische legitimiteit van het EU-besluitvormingsproces en de integratie van de EU;

4.  is van mening dat deze ontwikkeling de gelegenheid biedt om een degelijk verantwoordingskader te ontwerpen met versterkt parlementair toezicht op basis van externe controle en adviezen;

5.  herinnert eraan dat bij elke verdere ontwikkeling binnen de architectuur van de Unie met betrekking tot de oprichting van een nieuwe instelling altijd rekening moet worden gehouden met de kwesties van democratische verantwoordingsplicht en politiek toezicht van de EU met meer transparantie, duidelijke bepalingen inzake openbare audits (met inbegrip van alle openbare controleaspecten, d.w.z. financiële, nalevings- en prestatiecomponenten) en de efficiëntie van de activiteiten; is van mening dat de combinatie van deze elementen zal bijdragen tot de versterking van de parlementaire legitimiteit van de economische governance van de EU;

6.  benadrukt dat de Europese Rekenkamer met betrekking tot het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) op dit moment geen welomschreven controlerechten heeft en dat er geen formele verantwoordingsplicht tegenover het Parlement bestaat;

7.  benadrukt dat rekening gehouden moet worden met de standpunten van het Parlement, aangezien het nieuwe EMF zich zal bezighouden met kwesties die gevolgen hebben voor het bestuur van de EU of de wereld en voor de Europese burgers; is voorts van mening dat de Europese nationale parlementen deel moeten uitmaken van de verantwoordingsketen wanneer het beleid van de EU-lidstaten op het spel staat;

8.  is van mening dat, met betrekking tot de openbare dimensie en de impact van het toekomstige EMF, zekerheid moet worden verschaft door openbare auditors, waarbij de Europese Rekenkamer een duidelijke rol moet krijgen in de kwijtingsprocedure van het EMF overeenkomstig artikel 287 VWEU;

9.  stelt voor het EMF op te dragen de tenuitvoerlegging van het begrotingskader van de Unie en de geschiktheid van de huidige begrotingskoers in de eurozone alsook op nationaal niveau te evalueren en daaromtrent aanbevelingen te doen om over onafhankelijke beoordelingen van de begrotingen en economische prognoses van de lidstaten te beschikken;

10.  verzoekt de Commissie in haar voorstel een duidelijke bepaling op te nemen dat de Europese Rekenkamer de externe auditor van het EMF is, met een expliciete definitie van haar rechten;

11.  dringt erop aan dat het Parlement een actieve rol krijgt in het benoemingsproces van de directeur van het EMF en het waarborgen van zijn of haar verantwoordingsplicht, met name door de verplichting om jaarlijks verslag uit te brengen aan het Parlement;

12.  is van mening dat het EMF, net als alle andere EU-instellingen en -organen, regelmatig verslag moet uitbrengen aan het Parlement en onderworpen moet zijn aan regelmatig toezicht op en evaluatie van zijn activiteiten met betrekking tot goed financieel beheer;

13.  dringt erop aan dat de uitwisseling en de informatiestromen tussen het Parlement en het toekomstige EMF duidelijk worden gedefinieerd door middel van een memorandum van overeenstemming.

PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Instelling van het Europees Monetair Fonds

Document- en procedurenummers

2017/0333R(APP)

Bevoegde commissies

 

BUDG

 

ECON

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

CONT

5.7.2018

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Cătălin Sorin Ivan

9.10.2018

Datum goedkeuring

13.12.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

18

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nedzhmi Ali, Inés Ayala Sender, Jonathan Bullock, Dennis de Jong, Tamás Deutsch, Martina Dlabajová, Luke Ming Flanagan, Ingeborg Gräßle, Arndt Kohn, Georgi Pirinski, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Bart Staes, Marco Valli, Derek Vaughan, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Caterina Chinnici, Benedek Jávor, Marian-Jean Marinescu, Péter Niedermüller

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Henna Virkkunen

ADVIES van de Commissie constitutionele zaken (23.1.2019)

aan de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds
(COM(2017)0827 – C8 – 2017/0333R(APP))

Rapporteur voor advies: Danuta Maria Hübner

PA_Consent_Interim

SUGGESTIES

De Commissie constitutionele zaken verzoekt de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken, als bevoegde commissies, onderstaande suggesties in haar verslag op te nemen:

1.  verwelkomt het voorstel tot integratie van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) in het rechtskader van de EU; wijst er eens te meer op dat deze integratie vergezeld moet gaan van passende democratische verantwoordingsplicht; is van mening dat alleen een dergelijke integratie beheer volgens de communautaire methode zal waarborgen, volledige consistentie van de begrotingsregels en -verplichtingen zal garanderen, de coördinatie van het economisch en het begrotingsbeleid zal bevorderen, en de democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht via het Europees Parlement zal vergroten; is van mening dat de bevoegdheden van de opvolger van het ESM geenszins in de plaats mogen komen van, een doublure mogen vormen voor of mogen overlappen met het normale macro-economische en begrotingstoezicht waarin de financiële regelgeving van de EU voorziet, dat uitsluitend een bevoegdheid van de Commissie moet blijven, mét waarborgen voor de autonomie van de opvolger van het ESM;

2.  stelt vast dat de taken van de opvolger van het ESM op het gebied van het economisch beleid zullen liggen en dat het gebruik van de naam "Europees Monetair Fonds" (EMF) in dit verband misleidend zou kunnen zijn; geeft daarnaast aan dat de taken die de opvolger van het ESM zal verrichten het takenpakket van een "paybox" ruimschoots overschrijden; wijst erop dat de Europese Centrale Bank (ECB) in haar advies had voorgesteld dat de opvolger van het ESM de naam "ESM" zou behouden; stelt vast dat het acroniem ESF tot verwarring zou kunnen leiden tussen een toekomstig Europees Stabiliteitsfonds en het Europees Sociaal Fonds; dringt er in het licht van het voorgaande op aan goed na te denken over de gevolgen van de keuze van een naam voor de opvolger van het Europees Stabiliteitsmechanisme alvorens knopen door te hakken;

3.  herinnert eraan dat het monetaire beleid in de Unie een exclusieve bevoegdheid van de ECB is;

4.  is gezien de institutionele structuur van de EU en van de eurozone van oordeel dat het systeem van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) niet één op één in het rechtskader van de EU moet worden omgezet;

5.  herinnert eraan dat het voorstel van de Commissie voorziet in de oprichting van de opvolger van het ESM als een orgaan van de EU, hetgeen inhoudt dat het ESM verantwoording moet afleggen aan het Europees Parlement en de Raad en onder de rechterlijke controle van het Europees Hof van Justitie valt; neemt nota van de voorgestelde bepalingen betreffende de verantwoordingsplicht van de toekomstige opvolger van het ESM;

6.  is van mening dat het desbetreffende kader voor de verantwoordingsplicht van de toekomstige opvolger van het ESM naar economische governance in zijn totaliteit moet verwijzen; herinnert aan het verzoek van het Parlement om op dit gebied een interinstitutionele regeling vast te stellen;

7.  is van mening dat elke voorlopige regeling tussen het Europees Parlement en de opvolger van het ESM het signaal zou afgeven dat het ESM grotere autonomie gaat genieten, terwijl het Parlement zich met klem op het standpunt stelt dat het, overeenkomstig het voorstel van de Commissie, in het Verdrag en in het rechtskader van de EU moet worden geïntegreerd;

8.  verzoekt dat het Europees Parlement onverwijld en op passende wijze op de hoogte wordt gesteld van de besluiten van de opvolger van het ESM als goedgekeurd door de Raad; dringt er bij de toekomstige directeur van de opvolger van het ESM op aan een transparante en regelmatige dialoog te voeren met de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement;

9.  beklemtoont dat volledige, nauwkeurige en tijdige informatie een voorwaarde is voor passende verantwoordingsplicht; vindt het in dit verband uitermate belangrijk dat wat de besluiten van de opvolger van het ESM, de achtergronden van dergelijke besluiten, de toegang tot documenten van de opvolger van het ESM, alsook tot notulen van zijn besprekingen betreft in de toekomstige interinstitutionele overeenkomst tussen de opvolger van het ESM en het Europees Parlement de hoogste mate van transparantie en verantwoordingsplicht wordt vastgelegd;

10.  benadrukt dat voor de toekomstige directie van de opvolger van het ESM democratische verantwoordingsplicht moet gelden; betreurt het gebrek aan institutionele betrokkenheid bij de voorgestelde selectieprocedure van de directie en verlangt dat het Europees Parlement en de Europese Raad betrokken worden bij het besluit tot benoeming van de leden van de directie;

11.  verlangt dat de Europese Rekenkamer een duidelijke en formele rol krijgt bij de kwijtingsprocedure van de opvolger van het ESM en dat de desbetreffende verslagen ter beoordeling aan het Europees Parlement worden voorgelegd;

12.  verlangt dat bij de samenstelling van de bestuursorganen van de opvolger van het ESM en van de shortlist van kandidaten voor de functie van directeur toegezien wordt op genderevenwicht;

13.  begrijpt dat de lidstaten betrokken moeten worden bij besluitvormingsprocedures die van invloed zijn op begrotingsmiddelen; benadrukt evenwel dat de opvolger van het ESM een instrument voor crisismanagement is en derhalve snel moet kunnen opereren; vindt dat voor een juist evenwicht moet worden gezorgd tussen het waarborgen van democratisch toezicht op de opvolger van het ESMF en de verantwoordingsplicht ervan aan de deelnemende lidstaten enerzijds en de noodzaak van het snel kunnen optreden anderzijds; is zich bewust van de begrotingsbevoegdheden van de nationale parlementen en neemt kennis van de bepalingen die de transparantie van de opvolger van het ESM en de verantwoordingsplicht ervan ten opzichte van de nationale parlementen van de ESM-leden en van de andere deelnemende lidstaten garanderen;

14.  dringt aan op een grondige hervorming van het ESM op korte termijn door middel van een herziening van het ESM-verdrag, onverminderd ambitieuzere ontwikkelingen in de toekomst; merkt op dat de bedoelde hervorming gericht moet zijn op versterking van de EMU en verbetering van de besluitvormingsprocedure, met name in dringende situaties;

15.  stelt vast dat zowel de integratie van het ESM, als de oprichting van de opvolger van het ESM de institutionele structuur van de EU veranderen; vindt dan ook dat deze kwestie deel moet uitmaken van de bredere discussies over de eventuele toekomstige herziening van de Verdragen.

PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Titel

Instelling van het Europees Monetair Fonds

Document- en procedurenummers

2017/0333R(APP)

Bevoegde commissies

 

BUDG

 

ECON

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

AFCO

13.9.2018

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Danuta Maria Hübner

24.9.2018

Behandeling in de commissie

6.12.2018

 

 

 

Datum goedkeuring

22.1.2019

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

15

4

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gerolf Annemans, Mercedes Bresso, Pascal Durand, Esteban González Pons, Danuta Maria Hübner, Ramón Jáuregui Atondo, Alain Lamassoure, Jo Leinen, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Markus Pieper, Paulo Rangel, Helmut Scholz, György Schöpflin, Pedro Silva Pereira, Barbara Spinelli, Josep-Maria Terricabras, Kazimierz Michał Ujazdowski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pervenche Berès, Ashley Fox, Sylvia-Yvonne Kaufmann

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Michael Gahler, Jarosław Wałęsa

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

15

+

ALDE

Maite Pagazaurtundúa Ruiz

NI

Kazimierz Michał Ujazdowski

PPE

Michael Gahler, Esteban González Pons, Danuta Maria Hübner, Alain Lamassoure, Paulo Rangel, György Schöpflin, Jarosław Wałęsa

S&D

Pervenche Berès, Mercedes Bresso, Ramón Jáuregui Atondo, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Jo Leinen, Pedro Silva Pereira

4

-

ECR

Ashley Fox

ENF

Gerolf Annemans

VERTS/ALE

Pascal Durand, Josep-Maria Terricabras

3

0

GUE/NGL

Helmut Scholz, Barbara Spinelli

PPE

Markus Pieper

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

18

+

ALDE

Nedzhmi Ali, Martina Dlabajová

PPE

Tamás Deutsch, Ingeborg Gräßle, Marian-Jean Marinescu, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Henna Virkkunen, Joachim Zeller

S&D

Inés Ayala Sender, Caterina Chinnici, Arndt Kohn, Péter Niedermüller, Georgi Pirinski, Derek Vaughan

VERTS/ALE

Benedek Jávor, Bart Staes

4

-

EFDD

Jonathan Bullock, Marco Valli

GUE/NGL

Luke Ming Flanagan, Dennis de Jong

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Instelling van het Europees Monetair Fonds

Document- en procedurenummers

2017/0333R(APP)

Datum raadpleging / verzoek om goedkeuring

27.6.2018

 

 

 

Bevoegde commissies

       Datum bekendmaking

BUDG

5.7.2018

ECON

5.7.2018

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

CONT

5.7.2018

AFCO

13.9.2018

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Vladimír Maňka

5.7.2018

Pedro Silva Pereira

5.7.2018

 

 

Behandeling in de commissie

26.11.2018

29.1.2019

 

 

Datum goedkeuring

20.2.2019

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

59

25

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jonathan Arnott, Hugues Bayet, Pervenche Berès, Reimer Böge, Thierry Cornillet, Esther de Lange, Gérard Deprez, André Elissen, Markus Ferber, José Manuel Fernandes, Jonás Fernández, Eider Gardiazabal Rubial, Stefan Gehrold, Sven Giegold, Neena Gill, Esteban González Pons, Brian Hayes, Iris Hoffmann, Monika Hohlmeier, Gunnar Hökmark, John Howarth, Danuta Maria Hübner, Petr Ježek, Wolf Klinz, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Georgios Kyrtsos, Philippe Lamberts, Olle Ludvigsson, Vladimír Maňka, Marisa Matias, Costas Mavrides, Alex Mayer, Bernard Monot, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Liadh Ní Riada, Jan Olbrycht, Ralph Packet, Dimitrios Papadimoulis, Sirpa Pietikäinen, Răzvan Popa, Dariusz Rosati, Alfred Sant, Pedro Silva Pereira, Jordi Solé, Theodor Dumitru Stolojan, Patricija Šulin, Kay Swinburne, Eleftherios Synadinos, Isabelle Thomas, Ramon Tremosa i Balcells, Inese Vaidere, Marco Valli, Monika Vana, Daniele Viotti, Marco Zanni

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Xabier Benito Ziluaga, Matt Carthy, Pilar del Castillo Vera, Ashley Fox, Karine Gloanec Maurin, Ramón Jáuregui Atondo, Danuta Jazłowiecka, Janusz Lewandowski, Aleksejs Loskutovs, Thomas Mann, Jörg Meuthen, Michel Reimon, Andreas Schwab, Joachim Starbatty, Lieve Wierinck, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Ole Christensen, Santiago Fisas Ayxelà, Sylvie Guillaume, Esther Herranz García, Agnes Jongerius, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Danilo Oscar Lancini, Jo Leinen, Marian-Jean Marinescu, Josep-Maria Terricabras, Henna Virkkunen

Datum indiening

26.2.2019

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

59

+

ALDE

Thierry Cornillet, Gérard Deprez, Petr Ježek, Wolf Klinz, Ramon Tremosa i Balcells, Lieve Wierinck

ECR

Zbigniew Kuźmiuk

PPE

Reimer Böge, Pilar del Castillo Vera, Markus Ferber, José Manuel Fernandes, Santiago Fisas Ayxelà, Stefan Gehrold, Esteban González Pons, Brian Hayes, Esther Herranz García, Monika Hohlmeier, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Danuta Jazłowiecka, Georgios Kyrtsos, Esther de Lange, Janusz Lewandowski, Aleksejs Loskutovs, Thomas Mann, Marian-Jean Marinescu, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Jan Olbrycht, Sirpa Pietikäinen, Dariusz Rosati, Andreas Schwab, Theodor Dumitru Stolojan, Patricija Šulin, Inese Vaidere, Henna Virkkunen

S&D

Hugues Bayet, Pervenche Berès, Ole Christensen, Jonás Fernández, Eider Gardiazabal Rubial, Neena Gill, Karine Gloanec Maurin, Sylvie Guillaume, Iris Hoffmann, John Howarth, Ramón Jáuregui Atondo, Agnes Jongerius, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Jo Leinen, Olle Ludvigsson, Vladimír Maňka, Costas Mavrides, Alex Mayer, Răzvan Popa, Alfred Sant, Pedro Silva Pereira, Isabelle Thomas, Daniele Viotti

25

-

ECR

Ashley Fox, Bernd Kölmel, Ralph Packet, Joachim Starbatty, Kay Swinburne

EFDD

Jonathan Arnott, Jörg Meuthen, Bernard Monot, Marco Valli

ENF

André Elissen, Danilo Oscar Lancini, Marco Zanni, Auke Zijlstra

GUE/NGL

Xabier Benito Ziluaga, Matt Carthy, Marisa Matias, Liadh Ní Riada, Dimitrios Papadimoulis

NI

Eleftherios Synadinos

VERTS/ALE

Sven Giegold, Philippe Lamberts, Michel Reimon, Jordi Solé, Josep-Maria Terricabras, Monika Vana

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

Laatst bijgewerkt op: 8 maart 2019
Juridische mededeling - Privacybeleid