VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van 'Erasmus': het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013
4.3.2019 - (COM(2018)0367 – C8‑0233/2018 – 2018/0191(COD)) - ***I
Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Milan Zver
- ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- TOELICHTING
- ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking
- ADVIES van de Begrotingscommissie
- ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
- PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
- HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van 'Erasmus': het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013
(COM(2018)0367 – C8‑0233/2018 – 2018/0191(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2018)0367),
– gezien artikel 294, lid 2, artikel 165, lid 4, en artikel 166, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8‑0233/2018),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 17 oktober 2018[1],
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 6 februari 2019[2],
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Begrotingscommissie en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0111/2019),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. hecht zijn goedkeuring aan zijn verklaring die als bijlage bij onderhavige resolutie is gevoegd;
3. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voorstel voor een |
Voorstel voor een |
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD |
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD |
tot vaststelling van "Erasmus": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 |
tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 |
(Voor de EER relevante tekst) |
(Voor de EER relevante tekst) |
|
(Dit amendement is van toepassing op de gehele tekst. Bij aanneming van dit amendement moet deze wijziging in de gehele tekst worden doorgevoerd.) |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) In een context van snelle en ingrijpende veranderingen als gevolg van de technologische revolutie en de mondialisering, zijn investeringen in leermobiliteit, samenwerking en innovatieve beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport cruciaal voor de opbouw van inclusieve, hechte en weerbare samenlevingen en voor het behoud van het concurrentievermogen van de Unie, en dragen zij tegelijkertijd bij tot de versterking van de Europese identiteit en tot een democratischer Unie. |
(1) Investeringen in leermobiliteit voor iedereen, ongeacht sociale of culturele achtergrond en middelen, evenals in samenwerking en innovatieve beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport zijn cruciaal voor de opbouw van inclusieve, democratische, hechte en weerbare samenlevingen en voor het behoud van het concurrentievermogen van de Unie, en dragen tegelijkertijd bij tot de versterking van de Europese identiteit, beginselen en waarden en tot een democratischer Unie. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) De Europese pijler van sociale rechten, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 17 november 2017 plechtig hebben afgekondigd en ondertekend, stelt als eerste beginsel dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. |
(4) De Europese pijler van sociale rechten, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 17 november 2017 plechtig hebben afgekondigd en ondertekend, stelt als eerste beginsel dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. De Europese pijler van sociale rechten maakt ook het belang duidelijk van kwalitatief hoogwaardige voor- en vroegschoolse educatie en van het waarborgen van gelijke mogelijkheden voor iedereen. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Op 16 september 2016 hebben de leiders van zevenentwintig lidstaten in Bratislava benadrukt dat zij vastbesloten zijn om jongeren betere kansen te bieden. In de op 25 maart 2017 ondertekende verklaring van Rome hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zich ertoe verbonden te werken aan een Unie waarin jongeren het beste onderwijs en de beste opleiding krijgen en kunnen studeren en een baan kunnen vinden in de hele Unie; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert. |
(5) Op 16 september 2016 hebben de leiders van zevenentwintig lidstaten in Bratislava benadrukt dat zij vastbesloten zijn om jongeren betere kansen te bieden. In de op 25 maart 2017 ondertekende verklaring van Rome hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zich ertoe verbonden te werken aan een Unie waarin jongeren het beste onderwijs en de beste opleiding krijgen en kunnen studeren en een baan kunnen vinden op het hele continent; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert; een Unie die de strijd aanbindt met werkloosheid, discriminatie, sociale uitsluiting en armoede. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Het verslag van de tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 heeft bevestigd dat de creatie van één programma op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport heeft geresulteerd in een aanzienlijke vereenvoudiging en rationalisering en in synergieën bij het beheer van het programma, maar dat verdere verbeteringen noodzakelijk zijn om de efficiëntiewinst van het programma 2014-2020 verder te consolideren. Tijdens de raadplegingen in verband met de tussentijdse evaluatie en het toekomstige programma deden de lidstaten en de belanghebbenden een krachtige oproep voor continuïteit in de reikwijdte, de structuur en de uitvoeringsmechanismen van het programma en pleitten zij voor een aantal verbeteringen, zoals het inclusiever maken van het programma. Voorts spraken zij hun volledige steun uit om het programma geïntegreerd te houden en het te schragen door het paradigma van een leven lang leren. In zijn resolutie van 2 februari 2017 over de uitvoering van Erasmus+ toonde het Europees Parlement zich verheugd over de geïntegreerde structuur van het programma en verzocht het de Commissie ten volle gebruik te maken van de dimensie van het programma gericht op een leven lang leren, door de sectoroverstijgende samenwerking in het toekomstige programma te bevorderen en aan te moedigen. De lidstaten en de belanghebbenden wezen ook op de noodzaak van een sterke internationale dimensie in het programma en van een uitbreiding tot andere onderwijs- en opleidingssectoren. |
(6) Het verslag van de tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 heeft bevestigd dat de creatie van één programma op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport heeft geresulteerd in een aanzienlijke vereenvoudiging en rationalisering en in synergieën bij het beheer van het programma, maar dat verdere verbeteringen noodzakelijk zijn om de efficiëntiewinst van het programma 2014-2020 verder te consolideren. Tijdens de raadplegingen in verband met de tussentijdse evaluatie en het toekomstige programma deden de lidstaten en de belanghebbenden een krachtige oproep voor continuïteit in de reikwijdte, de structuur en de uitvoeringsmechanismen van het programma en pleitten zij voor een aantal verbeteringen, zoals het inclusiever, eenvoudiger en hanteerbaarder maken van het programma voor kleinere begunstigden en projecten met een geringere omvang. Voorts spraken zij hun volledige steun uit om het programma geïntegreerd te houden en het te schragen door het paradigma van een leven lang leren. In zijn resolutie van 2 februari 2017 over de uitvoering van Erasmus+ toonde het Europees Parlement zich verheugd over de geïntegreerde structuur van het programma en verzocht het de Commissie ten volle gebruik te maken van de dimensie van het programma gericht op een leven lang leren, door de sectoroverstijgende samenwerking in het toekomstige programma te bevorderen en aan te moedigen. De effectbeoordeling van de Commissie, de lidstaten en de belanghebbenden wezen ook op de noodzaak van een verdere versterking van de internationale dimensie in het programma en van een uitbreiding tot andere onderwijs- en opleidingssectoren en tot jeugd en sport. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(7 bis) De Europese Rekenkamer onderstreepte in haar Speciaal verslag nr. 22/2018 van 3 juli 2018 over Erasmus+1 bis dat het programma aantoonbare Europese meerwaarde heeft geleverd, maar dat niet alle dimensies van die meerwaarde, zoals een sterker gevoel van Europese identiteit of een grotere mate van meertaligheid, voldoende in acht worden genomen of gemeten. De Rekenkamer was van mening dat in het volgende programma moet worden gewaarborgd dat de indicatoren beter zijn afgestemd op de doelstellingen van het programma om een goede prestatiebeoordeling te kunnen uitvoeren. In het verslag van de Rekenkamer werd ook geconstateerd dat er, ondanks pogingen tot vereenvoudiging in het programma voor 2014-2020, nog steeds sprake is van te veel administratieve rompslomp, en deed dan ook de aanbeveling aan de Commissie om de programmaprocedures verder te vereenvoudigen, met name toepassingsprocedures en verslagleggingseisen, en IT-instrumenten te verbeteren. |
|
__________________ |
|
1 bis Speciaal verslag nr. 22/2018 van de Europese Rekenkamer van 3 juli 2018, getiteld "Mobiliteit in het kader van Erasmus+: miljoenen deelnemers en Europese meerwaarde in veel opzichten, maar de prestatiemeting moet verder worden verbeterd". |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) In haar mededeling van 2 mei 2018 ("Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt — Het meerjarig financieel kader 2021-2027"26 vroeg de Commissie in het volgende financieel kader meer aandacht voor de jeugd, met name door de middelen voor het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020, een van de meest opvallende succesverhalen van de Unie, ruim te verdubbelen. De focus van het nieuwe programma zou moeten liggen op inclusie en deelname van kansarme jongeren. Hierdoor zouden nog meer jongeren naar een ander land kunnen voor onderwijs of om werkervaring op te doen. |
(8) In haar mededeling van 2 mei 2018 ("Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt – Het meerjarig financieel kader 2021-2027")26 vroeg de Commissie in het volgende financieel kader om meer investeringen in mensen en meer aandacht voor de jeugd, en onderkende zij dat het Erasmus+-programma een van de meest opvallende succesverhalen van de Unie is. Ondanks het algehele succes was het programma voor 2014-2020 niet in staat te voldoen aan de grote vraag naar financiering en kampten de projecten met lage slagingspercentages. Om deze tekortkomingen te verhelpen, moet de meerjarenbegroting voor het vervolgprogramma 2014-2020 worden verhoogd. Bovendien is het doel van het vervolgprogramma om meer kansarme personen te bereiken, en worden daarin een aantal nieuwe en ambitieuze initiatieven opgenomen. Het is daarom noodzakelijk, zoals ook door het Europees Parlement werd benadrukt in zijn resolutie van 14 maart 2018 over het volgende meerjarig financieel kader, om de begroting voor het vervolgprogramma in constante prijzen te verdrievoudigen, ten opzichte van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020. |
__________________ |
__________________ |
26 COM(2018)0321. |
26 COM(2018)0321. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) In deze context moet een programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport ("het programma") worden vastgesteld als opvolger van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad27. Het geïntegreerde karakter van het programma 2014-2020, dat leren in alle contexten – formeel, niet-formeel en informeel leren – en in alle levensfasen bestrijkt, moet worden gehandhaafd teneinde flexibele leertrajecten te bevorderen die mensen in staat stellen de competenties te ontwikkelen die nodig zijn om de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw aan te gaan. |
(9) In deze context moet een programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport ("het programma") worden vastgesteld als opvolger van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad27. Het geïntegreerde karakter van het programma 2014-2020, dat leren in alle contexten – formeel, niet-formeel en informeel leren – en in alle levensfasen bestrijkt, moet worden versterkt om te zorgen voor een "leven lang leren"-aanpak en om flexibele leertrajecten te bevorderen die mensen in staat stellen de kennis, vaardigheden en competenties te verwerven en te verbeteren die nodig zijn om zich als individu te ontwikkelen en de uitdagingen en kansen van de eenentwintigste eeuw aan te gaan resp. te benutten. Met een dergelijke aanpak moeten ook de waarde van niet-formele en informele onderwijsactiviteiten en de verbanden daartussen worden erkend. |
__________________ |
__________________ |
27 Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50). |
27 Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50). |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) Het programma moet aldus zijn toegerust dat het nog meer kan bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen en prioriteiten van de Unie op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport. Een coherente aanpak van een leven lang leren is cruciaal om de overgangen waaraan mensen tijdens hun leven het hoofd moeten bieden, op te vangen. In het licht van deze aanpak moet het volgende programma nauw aansluiten bij het algemene strategische kader voor Europese beleidssamenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, met inbegrip van de beleidsagenda's voor scholen, hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs, en nieuwe synergieën met andere gerelateerde programma's en beleidsterreinen van de Unie ontwikkelen en versterken. |
(10) Het programma moet aldus zijn toegerust dat het nog meer kan bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen en prioriteiten van de Unie op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport. Een coherente aanpak van een leven lang leren is cruciaal om de overgangen op te vangen waaraan mensen, met name ouderen die nieuwe levensvaardigheden of vaardigheden voor een veranderende arbeidsmarkt moeten aanleren, tijdens hun leven het hoofd moeten bieden. Een dergelijke aanpak moet worden aangemoedigd door middel van doeltreffende sectoroverschrijdende samenwerking en meer interactie tussen verschillende onderwijsvormen. In het licht van deze aanpak moet het volgende programma nauw aansluiten bij het algemene strategische kader voor Europese beleidssamenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, met inbegrip van de beleidsagenda's voor scholen, hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs, en nieuwe synergieën met andere gerelateerde programma's en beleidsterreinen van de Unie ontwikkelen en versterken. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 bis) Organisaties die actief zijn in een grensoverschrijdende context leveren een belangrijke bijdrage aan de transnationale en internationale dimensie van het programma. Daarom moet het programma in voorkomend geval steun bieden aan relevante netwerken op het niveau van de Unie en aan Europese en internationale organisaties waarvan de activiteiten verband houden met en bijdragen aan de doelstellingen van het programma. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) Het programma is een centrale component van de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte. Het moet bijdragen aan de opvolger van het strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, en de agenda voor vaardigheden voor Europa28et een gezamenlijke inzet voor het strategische belang van vaardigheden en competenties voor het behoud van banen, groei en concurrentievermogen. Het moet de lidstaten ondersteunen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Parijs over de bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie door middel van onderwijs29. |
(11) Het programma is een centrale component van de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte en van de ontwikkeling van de sleutelcompetenties voor een leven lang leren, als uiteengezet in de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren27 bis, uiterlijk in 2025. Het moet bijdragen aan de opvolger van het strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, en de agenda voor vaardigheden voor Europa28 met een gezamenlijke inzet voor het strategische belang van vaardigheden, competenties en kennis voor het behoud en scheppen van banen, groei, concurrentievermogen, innovatie en cohesie. Het moet de lidstaten ondersteunen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Parijs over de bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie door middel van onderwijs29. |
__________________ |
__________________ |
|
27 bis PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1. |
28 COM(2016)0381. |
28 COM(2016)0381. |
29 [Referentie]. |
29 [Referentie]. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) Het programma dient in overeenstemming te zijn met de nieuwe EU-strategie voor jongeren30, het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2019-2027), dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie van 22 mei 2018 ("Jongeren betrekken, verbinden en versterken: een nieuwe EU-strategie voor jongeren")31. |
(12) Het programma dient in overeenstemming te zijn met de nieuwe EU-strategie voor jongeren30, het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2019-2027), dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie van 22 mei 2018 ("Jongeren betrekken, verbinden en versterken: een nieuwe EU-strategie voor jongeren")31, waaronder het doel van de strategie om jeugdbanen van hoog niveau en niet-formeel leren te ondersteunen. |
__________________ |
__________________ |
30 [Referentie - door de Raad vast te stellen tegen eind 2018] |
30 [Referentie - door de Raad vast te stellen tegen eind 2018] |
31 COM(2018)0269. |
31 COM(2018)0269. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Het programma moet rekening houden met het werkplan van de Unie voor sport, het kader voor samenwerking op het niveau van de Unie op het gebied van de sport voor de jaren [...]32. Met name moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de breedtesport, gezien de belangrijke rol die sport speelt bij de bevordering van lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl, sociale integratie en gelijkheid. Met name moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de breedtesport, gezien de belangrijke rol die sport speelt bij de bevordering van lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl, sociale integratie en gelijkheid. Het programma moet bijdragen tot het bevorderen van de gemeenschappelijke Europese waarden via de sport, goed bestuur en integriteit in de sport, alsook onderwijs, opleiding en vaardigheden in en door de sport. |
(13) Het programma moet rekening houden met het werkplan van de Unie voor sport, het kader voor samenwerking op het niveau van de Unie op het gebied van de sport voor de jaren [...]32. Met name moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de breedtesport, gezien de belangrijke rol die sport speelt bij de bevordering van lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl, sociale integratie en gelijkheid. Met name moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de breedtesport, gezien de belangrijke rol die sport speelt bij de bevordering van lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl, interpersoonlijke relaties, sociale integratie en gelijkheid. Het programma moet alleen mobiliteitsactiviteiten ondersteunen in het kader van amateursport, zowel voor jongeren die regelmatig een georganiseerde sport beoefenen als voor sportpersoneel. Daarnaast is het van belang te onderkennen dat sportpersoneel ook professionals in zijn gelederen kan hebben, d.w.z. personen die hun brood verdienen met sport, maar zich ook bezighouden met amateursport. Mobiliteitsactiviteiten moeten daarom ook openstaan voor deze groep. Het programma moet bijdragen tot het bevorderen van de gemeenschappelijke Europese waarden via de sport, goed bestuur en integriteit in de sport, duurzaamheid en goede milieupraktijken in de sport, en duurzame ontwikkeling, alsmede onderwijs, opleiding en vaardigheden in en door de sport.Het moet mogelijk zijn voor alle belanghebbenden, waaronder onderwijs- en opleidingsinstellingen, om deel te nemen aan partnerschappen, samenwerkingsverbanden en beleidsdialogen op het vlak van sport. |
__________________ |
__________________ |
32 [Referentie]. |
32 [Referentie]. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) Het programma moet bijdragen aan de versterking van de innovatiecapaciteit van de Unie, met name door de ondersteuning van mobiliteit en samenwerkingsactiviteiten die een stimulans geven aan de ontwikkeling van competenties in toekomstgerichte studierichtingen of vakgebieden zoals wetenschap, technologie, engineering en wiskunde, klimaatverandering, milieu, schone energie, kunstmatige intelligentie, robotica, gegevensanalyse en kunst/design, om mensen te helpen de kennis, vaardigheden en competenties te ontwikkelen die nodig zijn voor de toekomst. |
(14) Het programma moet bijdragen aan de versterking van de innovatiecapaciteit van de Unie, met name door de ondersteuning van mobiliteit en samenwerkingsactiviteiten die een stimulans geven aan de ontwikkeling van vaardigheden en competenties in toekomstgerichte studierichtingen of vakgebieden zoals wetenschap, technologie, kunst, engineering en wiskunde (STEAM), klimaatverandering, milieubescherming, duurzame ontwikkeling, schone energie, kunstmatige intelligentie, robotica, gegevensanalyse, design en architectuur, en digitale en mediageletterdheid, om mensen te helpen de kennis, vaardigheden en competenties te ontwikkelen die nodig zijn voor de toekomst. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) Aansluitend bij de missie van het programma om innovatie in onderwijs en opleiding aan te wakkeren, moet het ondersteuning bieden aan de ontwikkeling van onderwijs- en leerstrategieën die gericht zijn op begaafde en getalenteerde kinderen, ongeacht hun nationaliteit, sociaal-economische status of geslacht. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 14 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 ter) Het programma moet bijdragen tot de follow-up van het Europees Jaar van het cultureel erfgoed door activiteiten te ondersteunen voor de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn om het Europees cultureel erfgoed te beschermen en in stand te houden en om de onderwijsmogelijkheden die de culturele en creatieve sectoren bieden volledig te benutten. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) Synergieën met Horizon Europa moeten ervoor zorgen dat de gecombineerde middelen van het programma en van het programma Horizon Europa33 worden gebruikt om activiteiten te ondersteunen die de Europese instellingen voor hoger onderwijs versterken en moderniseren. Horizon Europa zal in voorkomend geval de steun van het programma voor het initiatief "Europese universiteiten" aanvullen, inzonderheid de onderzoeksdimensie daarvan als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie. Synergieën met Horizon Europa zullen bijdragen aan de integratie van onderwijs en onderzoek in instellingen voor hoger onderwijs. |
(15) Synergieën met Horizon Europa moeten ervoor zorgen dat de gecombineerde middelen van het programma en van het programma Horizon Europa33 worden gebruikt om activiteiten te ondersteunen die de Europese instellingen voor hoger onderwijs versterken en moderniseren. Horizon Europa zal de steun van het programma voor acties en initiatieven met een onderzoeksdimensie, zoals het initiatief "Europese universiteiten" aanvullen, als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie. Synergieën met Horizon Europa zullen bijdragen aan de integratie van onderwijs en onderzoek, met name in instellingen voor hoger onderwijs. |
__________________ |
__________________ |
33 COM(2018) [ ]. |
33 COM(2018) [ ]. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) Het programma moet inclusiever worden door een beter contact met kansarmen, onder meer door flexibeler vormen van leermobiliteit en door het stimuleren van de deelneming van kleine organisaties, met name nieuwkomers en lokale grassrootsorganisaties die direct werken met minder kansrijke lerenden van alle leeftijden. Virtuele modellen, zoals virtuele samenwerking, gemengde en virtuele mobiliteit, moeten worden bevorderd om meer deelnemers te bereiken, in het bijzonder kansarmen en personen voor wie een fysieke verplaatsing naar een ander land dan het land van hun woonplaats een belemmering zou zijn. |
(16) Het programma moet inclusiever worden door de participatiepercentages van kansarmen te verbeteren. Het is belangrijk in te zien dat een laag participatieniveau van kansarmen verschillende oorzaken kan hebben en mogelijk afhankelijk is van de nationale context. Daarom moeten nationale agentschappen binnen een kader dat voor de hele Unie geldt, inclusiestrategieën ontwikkelingen met maatregelen om de doelgroep beter te bereiken, procedures te vereenvoudigen, trainingen aan te bieden en doeltreffendheid te ondersteunen en te meten. Voor de verbetering van de inclusie moeten andere mechanismen worden gebruikt, onder meer door flexibeler vormen van leermobiliteit aan te bieden die aansluiten bij de behoeften van kansarmen, en door de deelname van kleine en lokale organisaties te stimuleren, met name nieuwkomers en lokale grassrootsorganisaties die direct werken met minder kansrijke lerenden van alle leeftijden. |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 16 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 bis) Als kansarmen om financiële redenen niet in staat zijn deel te nemen aan het programma, hetzij vanwege hun economische situatie, hetzij vanwege de hogere kosten van deelname aan het programma als gevolg van hun specifieke situatie, zoals vaak het geval is voor mensen met een beperking, moeten de Commissie en de lidstaten erop toezien dat er passende financiële steunmaatregelen worden genomen. Dergelijke maatregelen kunnen andere instrumenten van de Unie omvatten, zoals het Europees Sociaal Fonds+, nationale regelingen en aanpassingen of aanvullingen van subsidies via het programma. Om te kunnen beoordelen of kansarmen om financiële redenen niet in staat zijn deel te nemen aan het programma en om te kunnen bepalen hoeveel steun zij nodig hebben, moeten objectieve criteria worden gebruikt. De extra kosten van maatregelen om inclusie te bevorderen, mogen nooit een reden zijn voor de weigering van een aanvraag. |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 16 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 ter) De steun van het programma moet gericht blijven op fysieke leermobiliteit en moet meer mogelijkheden bieden voor kansarmen om te profiteren van acties op het vlak van fysieke leermobiliteit. Tegelijkertijd moet onder ogen worden gezien dat virtuele modellen, zoals virtuele samenwerking, gemengd en virtueel leren, een doeltreffende aanvulling kunnen vormen op fysieke leermobiliteit en de doeltreffendheid daarvan kunnen optimaliseren. In uitzonderlijke gevallen waarin mensen niet kunnen deelnemen aan mobiliteitsacties en -activiteiten, kunnen virtuele formats hen in staat stellen op een kostenefficiënte en innovatieve manier te genieten van veel van de voordelen die het programma te bieden heeft. Daarom moet met het programma ook steun worden geboden voor dergelijke virtuele formats en hulpmiddelen. Deze formats en hulpmiddelen, met name als ze worden gebruikt voor het leren van talen, moeten in zo breed mogelijke kring beschikbaar worden gesteld. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 16 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 quater) In overeenstemming met de verplichtingen van de Unie en de lidstaten uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, en met name artikel 9 over toegankelijkheid en artikel 24 over onderwijs, moet speciale aandacht worden besteed aan de garantie dat mensen met een handicap niet-discriminerende en ongehinderde toegang hebben tot het programma. Daartoe moet indien nodig aanvullende steun, waaronder financiële steun, worden verstrekt. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 16 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 quinquies) Juridische en administratieve belemmeringen, zoals moeilijkheden bij het verkrijgen van een visum of verblijfsvergunning en bij de toegang tot ondersteunende diensten, met name gezondheidsdiensten, kunnen de toegang tot het programma in de weg staan. Daarom moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om dergelijke obstakels uit de weg te ruimen, in volledige overeenstemming met het recht van de Unie, en grensoverschrijdende uitwisselingen mogelijk te maken, bijvoorbeeld door de uitgifte van een Europese ziekteverzekeringskaart. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) In haar mededeling over de versterking van de Europese identiteit via onderwijs en cultuur heeft de Commissie gewezen op de cruciale rol die onderwijs, cultuur en sport spelen bij het bevorderen van actief burgerschap en gemeenschappelijke waarden bij de jongere generaties. De versterking van de Europese identiteit en de bevordering van de actieve participatie van de burgers in het democratisch proces is van cruciaal belang voor de toekomst van Europa en onze democratische samenlevingen. In het buitenland gaan studeren, leren, vakkennis opdoen en werken, of deelnemen aan jeugd- of sportactiviteiten draagt bij tot de versterking van die Europese identiteit in al haar diversiteit en van het gevoel deel uit te maken van een culturele gemeenschap, en tot de bevordering van actief burgerschap bij mensen van alle leeftijden. De deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten zouden zich moeten inzetten voor hun lokale gemeenschappen en de lokale gemeenschappen in hun gastland, en er hun ervaringen delen. Activiteiten die alle aspecten van creativiteit op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd versterken en de individuele kerncompetenties vergroten, moeten worden ondersteund. |
(17) In haar mededeling over de versterking van de Europese identiteit via onderwijs en cultuur heeft de Commissie gewezen op de cruciale rol die onderwijs, cultuur en sport spelen bij het bevorderen van actief burgerschap, gemeenschappelijke waarden en een gevoel van solidariteit bij de jongere generaties. De versterking van de Europese identiteit en de bevordering van de actieve participatie van de burgers en het maatschappelijk middenveld in het democratisch proces is van cruciaal belang voor de toekomst van Europa en onze democratische samenlevingen. In het buitenland gaan studeren, leren, vakkennis opdoen en werken, of deelnemen aan jeugd- of sportactiviteiten draagt bij tot de versterking van die Europese identiteit in al haar diversiteit en van het gevoel deel uit te maken van een culturele gemeenschap, en tot de bevordering van actief burgerschap, sociale cohesie en een kritische houding bij mensen van alle leeftijden. De deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten zouden zich moeten inzetten voor hun lokale gemeenschappen en de lokale gemeenschappen in hun gastland, en er hun ervaringen delen. Activiteiten die alle aspecten van creativiteit op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd versterken en de individuele kerncompetenties vergroten, moeten worden ondersteund. |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 17 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(17 bis) Het is belangrijk dat het programma Europese meerwaarde biedt. Acties en activiteiten mogen daarom alleen in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van het programma als zij een aantoonbare potentiële Europese meerwaarde hebben. De Europese meerwaarde kan op diverse manieren worden aangetoond, bijvoorbeeld door het transnationale karakter van de acties, hun complementariteit en synergieën met andere programma's en beleidsmaatregelen van de Unie, hun bijdrage aan een doeltreffend gebruik van instrumenten van de Unie voor transparantie en erkenning, hun bijdrage aan de ontwikkeling van in de hele Unie geldende normen voor kwaliteitsborging, hun bijdrage aan de ontwikkeling van in de hele Unie geldende gemeenschappelijke normen voor onderwijs- en opleidingsprogramma's, de bevordering van meertaligheid en een interculturele en interreligieuze dialoog, het stimuleren van een Europees gevoel van verbondenheid en de versterking van het Europese burgerschap. |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) De internationale dimensie van het programma moet worden versterkt, zodat meer kansen kunnen worden geboden voor mobiliteit, samenwerking en beleidsdialoog met niet met het programma geassocieerde derde landen. Voortbouwend op de geslaagde uitvoering van de internationale activiteiten inzake hoger onderwijs en jeugd in het kader van de vorige programma's op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, moeten de internationalemobiliteitsactiviteiten worden uitgebreid naar andere sectoren, zoals beroepsonderwijs en -opleiding. |
(18) De internationale dimensie van het programma moet worden versterkt door zowel personen als organisaties meer kansen te bieden voor mobiliteit, samenwerking en beleidsdialoog met niet met het programma geassocieerde derde landen, met name ontwikkelingslanden. De internationale dimensie moet de ontwikkeling van vaardigheden en uitwisselingen tussen personen ondersteunen, en met name voor mensen uit ontwikkelingslanden de kennisoverdracht naar hun land van herkomst aan het eind van hun studieperiode ondersteunen. De internationale dimensie moet ook de capaciteitsopbouw van onderwijssystemen in ontwikkelingslanden versterken. Voortbouwend op de geslaagde uitvoering van de internationale activiteiten inzake hoger onderwijs en jeugd in het kader van de vorige programma's op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, moeten de internationalemobiliteitsactiviteiten worden uitgebreid naar andere sectoren, zoals beroepsonderwijs en -opleiding, en sport. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) Teneinde de impact van activiteiten in ontwikkelingslanden te vergroten, is het van belang om de synergieën tussen Erasmus+ en instrumenten voor het externe optreden van de Unie, zoals het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en het instrument voor pretoetredingssteun aan te wakkeren. |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) Het programma moet de bestaande mogelijkheden voor leermobiliteit verbeteren, met name in de sectoren waar het programma de grootste efficiëntiewinst zou kunnen boeken, teneinde het bereik ervan te verbreden en aan de grote onvervulde vraag te voldoen. Dit moet met name gebeuren door het vergroten en bevorderen van mobiliteit voor studenten in het hoger onderwijs, scholieren en deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleiding. De mobiliteit van laaggeschoolde volwassen lerenden moet worden ingebed in partnerschappen voor samenwerking. Ook de mogelijkheden voor mobiliteit voor jongeren die deelnemen aan niet-formele leeractiviteiten zouden moeten worden uitgebreid om meer jongeren te bereiken. Wegens het hefboomeffect moet ook de mobiliteit van personeel in het onderwijs, de beroepsopleiding, het jeugdwerk en de sport worden verbeterd. Overeenkomstig de visie van een echte Europese onderwijsruimte moet het programma ook een impuls geven aan de mobiliteit en de uitwisseling van studenten en hun deelname aan educatieve en culturele activiteiten bevorderen door de digitalisering van processen, zoals de Europese studentenpas, te ondersteunen. Dit initiatief kan een belangrijke stap zijn om mobiliteit voor iedereen in de praktijk te brengen, in de eerste plaats door instellingen voor hoger onderwijs in staat te stellen meer uitwisselingsstudenten uit te sturen en te ontvangen en toch de kwaliteit van de mobiliteit van studenten te verbeteren, en door de studenten vóór hun aankomst bij de buitenlandse instelling betere toegang te geven tot verschillende diensten (bibliotheken, vervoer, accommodatie). |
(20) Het programma moet de bestaande mogelijkheden voor leermobiliteit verbeteren, met name in de sectoren waar het programma de grootste efficiëntiewinst zou kunnen boeken, teneinde het bereik ervan te verbreden en aan de grote onvervulde vraag te voldoen. Dit moet met name gebeuren door het vergroten en bevorderen van mobiliteit voor studenten en medewerkers in het hoger onderwijs, scholieren en leerkrachten, onder wie leerkrachten in het kleuteronderwijs en medewerkers in voor- en vroegschoolse educatie en opvang en studenten en medewerkers in het beroepsonderwijs, met gerichte maatregelen waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke onderwijsbehoeften van de beoogde begunstigden. Mobiliteitsmogelijkheden voor deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleiding in grensregio's moeten verder worden bevorderd om ze voor te bereiden op de specifieke context van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt. Met het programma moeten ook mobiliteitsmogelijkheden worden geboden voor studenten en personeel in het volwassenenonderwijs. De belangrijkste doelstellingen van volwassenonderwijs zijn de overdracht van kennis, competenties en vaardigheden en de bevordering van sociale inclusie, actief burgerschap, persoonlijke ontwikkeling en welzijn. Ook de mogelijkheden voor mobiliteit voor jongeren die deelnemen aan niet-formele leeractiviteiten zouden moeten worden uitgebreid om meer jongeren te bereiken, vooral nieuwkomers, kansarmen en moeilijk te bereiken bevolkingsgroepen. Wegens het hefboomeffect moet ook de mobiliteit van personeel in het onderwijs, de beroepsopleiding, het jeugdwerk en de sport worden verbeterd, met bijzondere aandacht voor bijscholing en omscholing en het bevorderen van de ontwikkeling van vaardigheden voor de arbeidsmarkt. Overeenkomstig de visie van een echte Europese onderwijsruimte moet het programma ook een impuls geven aan de mobiliteit en de uitwisseling van studenten en hun deelname aan educatieve, culturele en sportieve activiteiten bevorderen door de digitalisering van processen waarmee de aanvraagprocedures en deelname aan het programma gemakkelijker worden gemaakt, door gebruikersvriendelijke onlinesystemen te ontwikkelen op basis van beste praktijken, en door nieuwe hulpmiddelen te creëren, zoals de Europese studentenpas. Dit initiatief kan een belangrijke stap zijn om mobiliteit voor iedereen in de praktijk te brengen, in de eerste plaats door instellingen voor hoger onderwijs in staat te stellen meer uitwisselingsstudenten uit te sturen en te ontvangen en toch de kwaliteit van de mobiliteit van studenten te verbeteren, en door de studenten vóór hun aankomst bij de buitenlandse instelling betere toegang te geven tot verschillende diensten (bibliotheken, vervoer, accommodatie). |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 20 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 bis) Het programma moet zorgen voor kwalitatief hoogwaardige mobiliteitservaringen op basis van de beginselen die zijn neergelegd in de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit1 bis, waarin duidelijk wordt gemaakt dat de kwaliteit van informatie, voorbereiding, ondersteuning en erkenning van ervaring en kwalificaties, alsook duidelijke leerplannen en vooraf opgestelde leerresultaten, een aantoonbaar effect hebben op de baten van mobiliteit. Mobiliteitsactiviteiten vereisen een grondige voorbereiding. Deze voorbereiding kan vaak efficiënt worden uitgevoerd met gebruikmaking van informatie- en communicatietechnologie. In voorkomend geval moet het programma ook ondersteuning kunnen bieden bij voorbereidende bezoeken voor mobiliteitsactiviteiten. |
|
__________________ |
|
1 bis PB L 394 van 30.12.2006, blz. 5. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 20 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 ter) Met het programma moet de mobiliteit van leerkrachten en onderwijzend personeel worden ondersteund en aangemoedigd op alle niveaus om hun werkpraktijken te verbeteren en bij te dragen aan hun professionele ontwikkeling. Gezien de cruciale rol die het kleuteronderwijs en voor- en vroegschoolse educatie en opvang spelen bij het voorkomen van sociale en economische ongelijkheid, is het belangrijk dat leerkrachten en medewerkers op dit niveau binnen het programma kunnen deelnemen aan leermobiliteit. Met betrekking tot het geven van onderwijs moet het programma ook proefprojecten voor beleidsinnovaties aanmoedigen om een aantal van de gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken waarmee onderwijsstelsels in de Unie kampen, zoals het aantrekken van nieuw talent voor het onderwijs aan de meest gemarginaliseerde kinderen en het ontwikkelen van opleidingen voor leerkrachten om ze te helpen bij het onderwijzen van minder kansrijke leerlingen. Teneinde de voordelen van deelname van leerkrachten en onderwijzend personeel aan het programma optimaal te benutten, moet alles in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat zij kunnen rekenen op een omgeving die positief tegenover mobiliteit staat en waarbij mobiliteit deel uitmaakt van hun werkprogramma en reguliere werklast, dat zij gebruik kunnen maken van passende opleidingsmogelijkheden en dat zij toereikende financiële ondersteuning ontvangen op basis van het land en, in voorkomend geval, de regio waar de leermobiliteit zal plaatsvinden. |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 20 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 quater) In het programma moet worden onderkend hoe cruciaal de rol is die beroepsonderwijs en -opleiding spelen om de vooruitzichten op een baan te verbeteren en sociale inclusie te bevorderen, en daarom moet het programma bijdragen aan de versterking van het inclusieve karakter, de kwaliteit en de relevantie van beroepsonderwijs en -opleiding in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 10 juni 2016 over een Agenda voor nieuwe vaardigheden voor Europa: samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen1 bis. Met het programma moeten aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding beter worden gekoppeld aan werkgevers, zowel in het particuliere als publieke domein. Tevens moeten met het programma kwesties worden aangepakt die specifiek gelden voor de sector beroepsonderwijs en -opleiding, zoals taallessen, het bevorderen van kwalitatief hoogwaardige partnerschappen op het vlak van mobiliteit en de erkenning en certificering van competenties, en moeten aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding worden aangespoord om zich aan te melden voor het Mobiliteitshandvest voor beroepsonderwijs en -opleiding bij wijze van kwaliteitskeurmerk. |
|
__________________ |
|
1 bis COM(2016) 0381. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) Het programma moet de deelname van jongeren aan het democratische leven in Europa aanmoedigen, onder meer door de ondersteuning van participatieprojecten waarbij jongeren zich inzetten voor en deelnemen aan het maatschappelijk middenveld, en aldus het bewustzijn van de gemeenschappelijke Europese waarden vergroten, jongeren en besluitvormers op lokaal, nationaal en Europees niveau samenbrengen, en bijdragen aan het Europese integratieproces. |
(21) Het programma moet de deelname van jongeren aan het democratische leven in Europa aanmoedigen, onder meer door de ondersteuning van participatieprojecten waarbij jongeren zich inzetten voor en deelnemen aan het maatschappelijk middenveld, en aldus het bewustzijn van de gemeenschappelijke Europese waarden, waaronder mensenrechten, Europese geschiedenis en cultuur en Europees burgerschap vergroten, jongeren en besluitvormers op lokaal, nationaal en Europees niveau samenbrengen, en bijdragen aan het Europese integratieproces. Met het programma moet het bewustzijn over instrumenten voor e-democratie worden aangewakkerd, waaronder het Europees burgerinitiatief. Ook moet de intergenerationele uitwisseling tussen jonge en oudere mensen worden bevorderd. Gezien de cruciale rol die jeugdorganisaties en jeugdwerk spelen bij de verwezenlijking van die doelstellingen, moet het programma de ontwikkeling van de jeugdsector in de Unie ondersteunen. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Het programma moet jongeren meer kansen bieden om Europa te ontdekken door middel van leerervaringen in het buitenland. Achttienjarigen, en met name zij die minder kansen hebben, moeten de gelegenheid krijgen om een eerste, korte individuele of collectieve ervaring op te doen door Europa door te reizen in het kader van een informele educatieve activiteit die gericht is op het bevorderen van hun gevoel van verbondenheid met de Europese Unie en het ontdekken van haar culturele diversiteit. Het programma moet organen in kaart brengen die belast zijn met het aanspreken en de selectie van de deelnemers en moet activiteiten ondersteunen die de leerdimensie van de ervaring vergroten. |
(22) Het programma moet jongeren meer kansen bieden om Europa te ontdekken door middel van leerervaringen in het buitenland in het kader van het nieuwe initiatief DiscoverEU. Jongeren tussen de 18 en 20 jaar, en met name zij die minder kansen hebben, moeten de gelegenheid krijgen om een eerste, korte individuele of collectieve ervaring op te doen door Europa door te reizen als onderdeel van een niet-formele of informele educatieve activiteit die gericht is op het bevorderen van hun gevoel van verbondenheid met de Europese Unie en het ontdekken van haar culturele en taalkundige diversiteit. Het initiatief moet bestaan uit een stevige en verifieerbare leercomponent en moet garanderen dat ervaringen op de juiste manier verspreid worden en dat de opgedane ervaringen worden gedeeld om het initiatief voortdurend te evalueren en te verbeteren. Het programma moet organen in kaart brengen die belast zijn met het aanspreken en de selectie van de deelnemers, met de nodige aandacht voor geografisch evenwicht, en moet activiteiten ondersteunen die de leerdimensie van de ervaring vergroten. Die organen moeten in voorkomend geval ook worden betrokken bij het aanbieden van opleidingen en ondersteuning voorafgaand aan en na afloop van de mobiliteit, onder andere met betrekking tot taal- en interculturele vaardigheden. Het initiatief DiscoverEU moet worden gekoppeld aan de Culturele Hoofdsteden van Europa, de Jongerenhoofdsteden van Europa, de Vrijwilligershoofdsteden van Europa en de Groene Hoofdsteden van Europa. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(23) Het programma moet ook het leren van talen stimuleren, met name door een groter gebruik van online-instrumenten, aangezien e-leren, wat toegang en flexibiliteit betreft, extra voordelen biedt voor het leren van talen. |
(23) Het leren van talen draagt bij aan het wederzijds begrip en de mobiliteit binnen en buiten de Unie. Tegelijkertijd is taalvaardigheid belangrijk in het dagelijks leven en op het werk. Het programma moet daarom ook het leren van talen stimuleren, via ter plaatse aangeboden taalcursussen en door een groter gebruik van toegankelijke online-instrumenten, aangezien e-leren, wat toegang en flexibiliteit betreft, extra voordelen kan bieden voor het leren van talen. Bij de door het programma geboden ondersteuning van het leren van talen moet aandacht worden besteed aan de behoeften van de gebruikers, waarbij de nadruk ligt op de talen die worden gesproken in het gastland en in het geval van grensregio's op de talen van de buurlanden. De ondersteuning bij het leren van talen moet ook gelden voor nationale gebarentalen. Het instrument voor online taalkundige ondersteuning van Erasmus moet worden afgestemd op de specifieke behoeften van deelnemers aan het programma en moet beschikbaar zijn voor iedereen. |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 23 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(23 bis) Het programma moet gebruikmaken van taaltechnologie, zoals voor automatische vertaling, om uitwisselingen tussen overheidsinstanties te vergemakkelijken en de interculturele dialoog te bevorderen. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Het programma moet maatregelen ondersteunen die de samenwerking tussen instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport bevorderen, met erkenning van hun fundamentele rol bij het toerusten van mensen met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn in een veranderende wereld, en bij de adequate verwezenlijking van het potentieel voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap, met name in de digitale economie. |
(24) Het programma moet maatregelen ondersteunen die de samenwerking tussen instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport bevorderen, met erkenning van hun fundamentele rol bij het toerusten van mensen met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn in een veranderende wereld, en bij de adequate verwezenlijking van het potentieel voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap, met name in de digitale economie. Daartoe moet de doeltreffende samenwerking tussen alle belanghebbenden op alle uitvoeringsniveaus van het programma worden gewaarborgd. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Overweging 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) In zijn conclusies van 14 december 2017 heeft de Europese Raad de lidstaten, de Raad en de Commissie verzocht verder te werken aan een aantal initiatieven om de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding naar een nieuw niveau te brengen, onder meer door het bevorderen van de ontwikkeling, uiterlijk in 2024, van "Europese universiteiten", bestaande uit van onderop opgezette netwerken van universiteiten in de hele Unie. Het programma moet deze Europese universiteiten ondersteunen. |
(25) In zijn conclusies van 14 december 2017 heeft de Europese Raad de lidstaten, de Raad en de Commissie verzocht verder te werken aan een aantal initiatieven om de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding naar een nieuw niveau te brengen, onder meer door het bevorderen van de ontwikkeling, uiterlijk in 2024, van "Europese universiteiten", bestaande uit van onderop opgezette netwerken van universiteiten in de hele Unie. Het programma moet deze Europese universiteiten ondersteunen die op excellentie gericht moeten zijn en bedoeld zijn om de aantrekkelijkheid van instellingen voor hoger onderwijs in de Unie te vergroten en de samenwerking tussen onderzoek, innovatie en onderwijs te verbeteren. Het begrip "excellentie" moet worden opgevat in brede zin, bijvoorbeeld ook in verband met het vermogen om de inclusie te verbeteren. Met de steun in het kader van het programma wordt een uitgebreide geografische dekking van "Europese universiteiten" beoogd. |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Overweging 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) Het communiqué van Brugge van 2010 bevatte een oproep ter ondersteuning van excellente vakbekwaamheid voor slimme en duurzame groei. In de mededeling van 2017 over versterking van innovatie in de Europese regio's wordt beroepsonderwijs en -opleiding gekoppeld aan innovatiesystemen, als onderdeel van strategieën voor slimme specialisatie op regionaal niveau. Het programma moet voorzien in de middelen om deze oproepen te beantwoorden en steun bieden voor de ontwikkeling van transnationale netwerken van kenniscentra voor beroepsopleiding die nauw aansluiten bij de lokale en regionale strategieën voor groei, innovatie en concurrentievermogen. Die kenniscentra moeten fungeren als motor van kwalitatief hoogstaande beroepsvaardigheden in een context van sectorale uitdagingen, en tegelijkertijd de algemene structurele veranderingen en het sociaaleconomisch beleid in de Unie ondersteunen. |
(26) Het communiqué van Brugge van 2010 bevatte een oproep ter ondersteuning van excellente vakbekwaamheid voor slimme en duurzame groei. In de mededeling van 2017 over versterking van innovatie in de Europese regio's wordt beroepsonderwijs en -opleiding gekoppeld aan innovatiesystemen, als onderdeel van strategieën voor slimme specialisatie op regionaal niveau. Het programma moet voorzien in de middelen om deze oproepen te beantwoorden en steun bieden voor de ontwikkeling van transnationale netwerken van kenniscentra voor beroepsopleiding die nauw aansluiten bij de lokale en regionale strategieën voor groei, innovatie, concurrentievermogen, duurzame ontwikkeling en sociale inclusie. Die kenniscentra moeten fungeren als motor van kwalitatief hoogstaande beroepsvaardigheden in een context van sectorale uitdagingen, en tegelijkertijd de algemene structurele veranderingen en het sociaaleconomisch beleid in de Unie ondersteunen. |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Overweging 27 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(27) Om het gebruik van virtuele samenwerkingsactiviteiten te vergroten, moet het programma steun geven voor een meer systematisch gebruik van online platforms als eTwinning, de School Education Gateway, het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa, de Europese Jongerensite en het online platform voor hoger onderwijs. |
(27) Om het gebruik van virtuele samenwerkingsactiviteiten te vergroten, moet het programma steun geven voor een meer systematisch gebruik van bestaande online platforms als eTwinning, de School Education Gateway, het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa, de Europese Jongerensite en het online platform voor hoger onderwijs. Het programma moet in voorkomend geval ook de ontwikkeling van nieuwe online platforms stimuleren om de uitvoering van het beleid op het vlak van onderwijs, opleidingen, sport en jeugd te versterken en te moderniseren. Deze platforms moeten gebruiksvriendelijk en toegankelijk zijn in de zin van Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad1 bis. |
|
__________________ |
|
1 bis Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1). |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Overweging 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Het programma moet bijdragen aan het vergemakkelijken van de transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties, en aan de overdracht van studiepunten of eenheden van leerresultaten, aan kwaliteitsborging en aan de validering van niet-formeel en informeel leren, het beheer van vaardigheden en begeleiding. In dit verband moet het programma ook steun verlenen aan contactpunten en netwerken op nationaal en Unieniveau die trans-Europese uitwisselingen en de ontwikkeling van flexibele leertrajecten tussen verschillende gebieden van onderwijs, opleiding en jeugdwerk in formele en niet-formele contexten bevorderen. |
(28) Het programma moet bijdragen aan het vergemakkelijken van de transparantie en automatische wederzijdse erkenning van vaardigheden, competenties, kwalificaties en diploma's, en aan de overdracht van studiepunten of ander bewijs van leerresultaten, aan kwaliteitsborging en aan de validering van niet-formeel en informeel leren, het beheer van vaardigheden en begeleiding. In dit verband moet het programma ook steun verlenen aan contactpunten en netwerken op nationaal en Unieniveau die informatie en assistentie bieden aan beoogde deelnemers, waarmee trans-Europese uitwisselingen en de ontwikkeling van flexibele leertrajecten tussen verschillende gebieden van onderwijs, opleiding en jeugdwerk in formele en niet-formele contexten bevorderd worden. |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Overweging 29 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(29 bis) In het programma moet speciale nadruk worden gelegd op de validatie en erkenning van onderwijs- en opleidingsperiodes in het buitenland, ook in het middelbaar onderwijs. In dat verband moet de verstrekking van subsidies worden gekoppeld aan procedures voor kwaliteitsbeoordeling, aan een beschrijving van de leerresultaten en aan de volledige toepassing van de aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen1 bis, de aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren1 ter en Europese instrumenten die bijdragen aan de erkenning van in het buitenland genoten onderwijs en die de kwaliteit van dit onderwijs garanderen, zoals het Europees kwalificatiekader (EQF), het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR), het Europees studiepuntensysteem voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) en het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‑opleiding (EQAVET). |
|
__________________ |
|
1 bis PB C 153 van 2.5.2018, blz. 1. |
|
1 ter PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1. |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Als een manier om te zorgen voor samenwerking met andere instrumenten van de Unie en voor ondersteuning van andere beleidsmaatregelen van de Unie, moeten mobiliteitskansen worden geboden aan mensen in verschillende sectoren, zoals de overheid, de landbouw en het bedrijfsleven, zodat zij leerervaring in het buitenland kunnen opdoen waardoor zij in elke fase van hun leven kunnen groeien en zich niet alleen professioneel maar ook persoonlijk kunnen ontwikkelen, met name door het ontwikkelen van een besef van hun Europese identiteit en een begrip van de Europese culturele diversiteit. Het programma moet toegang bieden tot transnationale mobiliteitsregelingen van de Unie met een sterke leerdimensie, en aldus het aanbod van zulke regelingen voor begunstigden en deelnemers aan deze activiteiten vereenvoudigen. De schaalvergroting van Erasmusprojecten moet worden vergemakkelijkt; er moeten specifieke maatregelen worden genomen om de initiatiefnemers van Erasmusprojecten te helpen om subsidies aan te vragen of om synergieën tot stand te brengen door middel van ondersteuning van de Europese structuur- en investeringsfondsen en de programma's op het gebied van migratie, veiligheid, justitie en burgerschap, gezondheid en cultuur. |
(30) Als een manier om te zorgen voor samenwerking met andere instrumenten van de Unie en voor ondersteuning van andere beleidsmaatregelen van de Unie, moeten mobiliteitskansen worden geboden aan mensen in verschillende sectoren, zoals de overheid en de particuliere sector, de landbouw en het bedrijfsleven, zodat zij een opleiding of stage in het buitenland kunnen volgen of leerervaring in het buitenland kunnen opdoen waardoor zij in elke fase van hun leven kunnen groeien en zich niet alleen persoonlijk kunnen ontwikkelen, met name door het ontwikkelen van een besef van hun Europese identiteit en een begrip van de Europese culturele diversiteit, maar ook professioneel, met name door voor de arbeidsmarkt relevante vaardigheden te ontwikkelen. Het programma moet toegang bieden tot transnationale mobiliteitsregelingen van de Unie met een sterke leerdimensie, en aldus het aanbod van zulke regelingen voor begunstigden en deelnemers aan deze activiteiten vereenvoudigen. De schaalvergroting van Erasmusprojecten moet worden vergemakkelijkt; er moeten specifieke maatregelen worden genomen om de initiatiefnemers van Erasmusprojecten te helpen om subsidies aan te vragen of om synergieën tot stand te brengen door middel van ondersteuning van de Europese structuur- en investeringsfondsen en de programma's op het gebied van migratie, veiligheid, justitie en burgerschap, gezondheid, media en cultuur, en het Europees Solidariteitskorps. |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Overweging 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(31) Het is belangrijk om onderwijs, leren en onderzoek op het gebied van de Europese integratie en de discussie daarover te bevorderen door steun van de Jean Monnet-acties het gebied van het hoger onderwijs, maar ook op andere gebieden van onderwijs en opleiding. De bevordering van een gevoel van Europese identiteit en Europees engagement is van bijzonder belang wanneer de gemeenschappelijke waarden waarop de Unie is gegrondvest en die deel uitmaken van onze Europese identiteit op de proef worden gesteld, en wanneer de burgers weinig betrokkenheid vertonen. Het programma moet een bijdrage blijven leveren tot de ontwikkeling van excellentie op het gebied van Europese-integratiestudies. |
(31) Het is belangrijk om onderwijs, leren en onderzoek op het gebied van de Europese integratie en de toekomstige uitdagingen en mogelijkheden van de Unie en de discussie daarover te bevorderen door steun van de Jean Monnet-acties op alle gebieden van onderwijs en opleiding. De bevordering van een Europees gevoel van verbondenheid en engagement is van bijzonder belang gezien de uitdagingen voor de gemeenschappelijke waarden waarop de Unie is gegrondvest en die deel uitmaken van een gemeenschappelijke Europese identiteit, en gezien het feit dat burgers weinig betrokkenheid vertonen. Het programma moet een bijdrage blijven leveren tot de ontwikkeling van excellentie op het gebied van Europese-integratiestudies en tegelijkertijd de betrokkenheid van de hele leergemeenschap en het grote publiek bij de Europese integratie versterken. |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Overweging 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(32) Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
(32) Het programma moet aansluiten bij de centrale doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de wereldwijde reactie op de klimaatverandering te versterken. Overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie en duurzame ontwikkeling in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat gedurende de periode 2021-2027 van het meerjarig financieel kader 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen, en dat er zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in 2027, een jaarlijks streefcijfer van 30 % wordt ingevoerd. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Overweging 32 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(32 bis) Gezien de rol van de Unie als mondiale speler en in overeenstemming met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de verbintenissen die door de lidstaten zijn aangegaan op de Rio+20-conferentie, moeten in het programma inclusief, gelijkwaardig en kwalitatief hoogwaardig onderwijs en een leven lang leren worden opgenomen, waarbij onder wordt onderkend hoe cruciaal de rol van onderwijs bij armoedebestrijding is. Het programma moet tevens bijdragen aan de agenda voor duurzame ontwikkeling door inspanningen te ondersteunen om de nodige vaardigheden op het vlak van duurzame ontwikkeling te ontwikkelen en mensen via formeel, niet-formeel en informeel onderwijs voor te lichten over duurzaamheid, milieubescherming en klimaatverandering. |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Overweging 33 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(33) In deze verordening worden de financiële middelen voor het programma vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [referentie in voorkomend geval bijwerken punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer34]. |
(33) In deze verordening worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van het programma vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [referentie in voorkomend geval bijwerken punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer34]. Er moet vanaf 2021 worden gezorgd voor een aanzienlijke stijging van de jaarlijkse begroting van het programma in vergelijking met het laatste jaar van het meerjarig financieel kader 2014-2020, gevolgd door een lineaire en geleidelijke stijging van de jaarlijkse middelen. Een dergelijk begrotingsprofiel kan ertoe bijdragen dat er direct vanaf het begin van de looptijd van het meerjarig financieel kader 2021-2027 een ruimere toegang kan worden gewaarborgd en in de laatste jaren bovenmatige verhogingen kunnen worden voorkomen die moeilijk te absorberen zijn. |
__________________ |
__________________ |
34 PB L […] van […], blz. […]. |
34 PB L […] van […], blz. […]. |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Overweging 34 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(34) Binnen het basisbedrag voor acties die worden beheerd door de nationale agentschappen op het gebied van onderwijs en opleiding, moet per sector (hoger onderwijs, schoolonderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs) een minimumbedrag worden toegewezen om te zorgen voor een kritische massa aan middelen om in elk van die sectoren de beoogde output en resultaten te realiseren. |
(34) Binnen het basisbedrag voor acties die worden beheerd door de nationale agentschappen op het gebied van onderwijs en opleiding, moet per sector (hoger onderwijs, schoolonderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs) een minimumbedrag worden toegewezen om te zorgen voor een kritische massa aan middelen om in elk van die sectoren de beoogde output en resultaten te realiseren. De exacte toewijzingen van begrotingsmiddelen per actie en initiatief moeten worden vastgelegd in het werkprogramma. |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Overweging 36 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(36) De in deze verordening bedoelde financieringsvormen en uitvoeringsmethoden moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit moet mede omvatten dat het gebruik wordt overwogen van vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten, en van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel [125, lid 1,] van het Financieel Reglement. |
(36) De in deze verordening bedoelde financieringsvormen en uitvoeringsmethoden moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit moet mede omvatten dat het gebruik wordt overwogen van vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten, en van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel [125, lid 1,] van het Financieel Reglement. De beginselen van transparantie, gelijke behandeling en non-discriminatie, zoals vervat in het Financieel Reglement, moeten bij de uitvoering van het programma in acht worden genomen. |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Overweging 37 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(37) Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan het programma deelnemen in het kader van de samenwerking waarin wordt voorzien door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, die bepaalt dat programma's van de Unie worden uitgevoerd bij een op grond van die overeenkomst genomen besluit. Derde landen kunnen ook op grond van andere rechtsinstrumenten deelnemen. Deze verordening moet de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang verlenen om hun bevoegdheden ten volle te kunnen uitoefenen. De volledige deelneming van derde landen aan het programma moet afhankelijk worden gesteld van de voorwaarden in specifieke overeenkomsten betreffende de deelneming van het betrokken derde land aan het programma. Volledige deelname brengt bovendien de verplichting mee om een nationaal agentschap op te richten en sommige acties van het programma decentraal te beheren. Particulieren en entiteiten uit niet met het programma geassocieerde derde landen moeten kunnen deelnemen aan sommige acties van het programma, zoals omschreven in het werkprogramma en de door de Commissie gepubliceerde oproepen tot het indienen van voorstellen. Voor de uitvoering van het programma kunnen specifieke regelingen worden getroffen met betrekking tot particulieren en entiteiten uit de Europese microstaten. |
(37) Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan het programma deelnemen in het kader van de samenwerking waarin wordt voorzien door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, die bepaalt dat programma's van de Unie worden uitgevoerd bij een op grond van die overeenkomst genomen besluit. Derde landen kunnen ook op grond van andere rechtsinstrumenten deelnemen. Deze verordening moet de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang verlenen om hun bevoegdheden ten volle te kunnen uitoefenen. De volledige deelneming van derde landen aan het programma moet afhankelijk worden gesteld van de voorwaarden in specifieke overeenkomsten betreffende de deelneming van het betrokken derde land aan het programma. Volledige deelname brengt bovendien de verplichting mee om een nationaal agentschap op te richten en sommige acties van het programma decentraal te beheren. Particulieren en entiteiten uit niet met het programma geassocieerde derde landen moeten kunnen deelnemen aan acties van het programma, zoals omschreven in het werkprogramma en in de door de Commissie gepubliceerde oproepen tot het indienen van voorstellen. Voor de uitvoering van het programma kunnen specifieke regelingen worden getroffen met betrekking tot particulieren en entiteiten uit de Europese microstaten. |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(38) Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU"36 moet het programma rekening houden met de specifieke situatie van die gebieden. Er zullen maatregelen worden genomen om de deelname van de ultraperifere gebieden aan alle acties te vergroten. Mobiliteitsuitwisselingen en samenwerking tussen mensen en organisaties uit die gebieden en derde landen, met name hun buren, moeten worden bevorderd. Dergelijke maatregelen zullen worden gemonitord en zullen regelmatig worden geëvalueerd. |
(38) Overeenkomstig artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de mededeling van de Commissie "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU"36 ("mededeling over het strategische partnerschap") moet het programma rekening houden met de specifieke situatie van die gebieden. Er zullen maatregelen worden genomen om de deelname van de ultraperifere gebieden aan alle acties te vergroten. Mobiliteitsuitwisselingen en samenwerking tussen mensen en organisaties uit die gebieden en derde landen, met name hun buren, moeten worden bevorderd. Dergelijke maatregelen zullen worden gemonitord en zullen regelmatig worden geëvalueerd. |
__________________ |
__________________ |
36 COM(2017)0623. |
36 COM(2017)0623. |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Overweging 38 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(38 bis) In de mededeling over het strategische partnerschap onderkende de Commissie dat een grotere mobiliteit van leerlingen en personeel in onderwijs en opleiding, met name in het kader van het Erasmus+-programma, de ultraperifere gebieden zeer ten goede zou komen, en beijverde zij zich ervoor de financiële steun voor deelnemers die van en naar de ultraperifere gebieden reizen verder aan te passen door voor die gebieden specifieke financieringsregels te hanteren in het kader van Erasmus+, en de mogelijkheden van uitbreiding van de regionale samenwerking in het kader van Erasmus+ te onderzoeken en aldus de mobiliteit tussen de ultraperifere gebieden en naburige derde landen verder te stimuleren, en het Europees Sociaal Fonds te gebruiken als aanvulling op Erasmus+. |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Overweging 40 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(40) Overeenkomstig het Financieel Reglement moet de Commissie werkprogramma's vaststellen en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis stellen. Het werkprogramma moet de nodige maatregelen bevatten voor de uitvoering ervan in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, de selectie- en gunningscriteria voor subsidies en alle andere noodzakelijke elementen. De werkprogramma's en de wijzigingen daarvan moeten door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig de onderzoeksprocedure worden vastgesteld. |
(40) De doelstellingen en prioriteiten van het programma moeten continuïteit vertonen. Desalniettemin, aangezien het programma moet worden uitgevoerd over een periode van zeven jaar, is het noodzakelijk om over een zekere mate van flexibiliteit te beschikken om in te spelen op veranderende omstandigheden en politieke prioriteiten op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport. Daarom bepaalt deze verordening niet in detail hoe specifieke initiatieven moeten worden vormgegeven, noch loopt zij vooruit op de politieke of de overeenkomstige budgettaire prioriteiten voor de komende zeven jaar. In plaats daarvan moeten de nadere beleidskeuzes en -prioriteiten, waaronder de details van specifieke nieuwe initiatieven, worden vastgesteld door middel van werkprogramma's overeenkomstig het Financieel Reglement. Met het ontwerp van de nieuwe initiatieven moet lering worden getrokken uit eerdere en lopende proefinitiatieven op dit vlak en moet terdege rekening worden gehouden met Europese meerwaarde, zowel wat betreft de inhoud als de structuur van het initiatief. Het werkprogramma moet tevens de nodige maatregelen bevatten voor de uitvoering ervan in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, de selectie- en gunningscriteria voor subsidies en alle andere noodzakelijke elementen. De werkprogramma's en de wijzigingen daarvan moeten door middel van gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. Het is van groot belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau en in overleg met nationale agentschappen en belanghebbenden, en dat die raadpleging plaatsvindt overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Overweging 40 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(40 bis) De Commissie moet samen met de nationale agentschappen toezicht houden op en verslag uitbrengen over de uitvoering van het programma, zowel tijdens de looptijd als na de beëindiging daarvan. De eindevaluatie van het programma moet tijdig worden uitgevoerd zodat die in voorkomend geval kan worden meegenomen in de tussentijdse evaluatie van het vervolgprogramma. De Commissie moet met name een tussentijdse evaluatie van het programma uitvoeren, die in voorkomend geval vergezeld gaat van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening. |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Overweging 41 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(41) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 201638 moet het programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die zijn verzameld op grond van specifieke monitoringvoorschriften, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Die voorschriften moeten specifieke, meetbare en realistische indicatoren omvatten die gedurende langere tijd kunnen worden gemeten als een basis voor de evaluatie van het effect van het programma op het terrein. |
(41) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 201638 moet het programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die zijn verzameld op grond van specifieke monitoringvoorschriften, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de begunstigden, worden vermeden. Die voorschriften moeten specifieke, meetbare en realistische indicatoren omvatten die gedurende langere tijd kunnen worden gemeten als een basis voor de evaluatie van het effect van het programma op het terrein. |
__________________ |
__________________ |
38 Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1). |
38 Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1). |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Overweging 42 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(42) Er moet worden gezorgd voor een passende outreach, en passende bekendmaking en verspreiding van de mogelijkheden en resultaten van de door het programma ondersteunde acties op Europees, nationaal en lokaal niveau. De activiteiten inzake outreach, bekendmaking en verspreiding moeten uitgaan van de uitvoeringsorganen van het programma, in voorkomend geval met de steun van andere centrale belanghebbenden. |
(42) Er moet worden gezorgd voor een passende outreach, en passende bekendmaking en verspreiding van de mogelijkheden en resultaten van de door het programma ondersteunde acties op Europees, nationaal en lokaal niveau. De activiteiten inzake outreach, bekendmaking en verspreiding moeten uitgaan van de uitvoeringsorganen van het programma, indien van toepassing met de steun van andere relevante belanghebbenden. |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Overweging 43 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(43) Om te zorgen voor een efficiëntere communicatie met het grote publiek en sterkere synergieën tussen de op initiatief van de Commissie ondernomen communicatieactiviteiten, moeten de bij deze verordening voor communicatie toegewezen middelen ook worden gebruikt voor institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die verband houden met de algemene doelstelling van deze verordening. |
Schrappen |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Overweging 44 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(44) Om te zorgen voor een efficiënte en effectieve uitvoering van deze verordening zal het programma maximaal gebruikmaken van de al bestaande uitvoeringsmechanismen. De uitvoering van het programma dient derhalve te worden toevertrouwd aan de Commissie en aan nationale agentschappen. Waar mogelijk en om de efficiëntie te vergroten, zouden de nationale agentschappen dezelfde moeten zijn als die welke waren aangewezen voor het beheer van het vorige programma. Het toepassingsgebied van de evaluatie vooraf van de naleving moet worden beperkt tot de voorschriften die nieuw en specifiek voor het programma zijn, tenzij dit gerechtvaardigd is, zoals in geval van ernstige tekortkomingen of ondermaats presteren van het betrokken nationale agentschap. |
(44) Om te zorgen voor een efficiënte en effectieve uitvoering van deze verordening zal het programma maximaal gebruikmaken van de al bestaande uitvoeringsmechanismen. De uitvoering van het programma dient derhalve te worden toevertrouwd aan de Commissie en aan nationale agentschappen, die een consistente en rechtlijnige toepassing van de programmaregels in de hele Unie en in de hele periode moeten garanderen. Daartoe en teneinde een doeltreffende uitvoering van het programma te waarborgen, moeten de Commissie en de nationale agentschappen samenwerken, in overleg met de belanghebbenden consistente, eenvoudige en kwalitatief hoogwaardige procedures ontwikkelen en de uitwisseling van goede werkmethoden vergemakkelijken waarmee de kwaliteit van projecten in het kader van het programma kan worden verbeterd. Waar mogelijk en om de efficiëntie te vergroten, zouden de nationale agentschappen dezelfde moeten zijn als die welke waren aangewezen voor het beheer van het vorige programma. Het toepassingsgebied van de evaluatie vooraf van de naleving moet worden beperkt tot de voorschriften die nieuw en specifiek voor het programma zijn, tenzij dit gerechtvaardigd is, zoals in geval van ernstige tekortkomingen of ondermaats presteren van het betrokken nationale agentschap. |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Overweging 44 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(44 bis) Teneinde projectmanagers zonder ervaring met financieringsprogramma's van de Unie aan te sporen om een financieringsaanvraag in te dienen, moeten de Commissie en de nationale agentschappen advies en ondersteuning bieden en erop toezien dat de aanvraagprocedures zo duidelijk en eenvoudig mogelijk zijn. De programmagids moet verder worden verbeterd om hem gebruiksvriendelijk en duidelijk te maken, en aanvraagformulieren moeten eenvoudig zijn en tijdig beschikbaar worden gesteld. Teneinde de aanvraagprocedure verder te moderniseren en te harmoniseren, moet er een gemeenschappelijk, meertalig, all-in-instrument worden ontwikkeld voor de begunstigden van het programma en degenen die betrokken zijn bij het beheer van het programma. |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Overweging 44 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(44 ter) Als vuistregel geldt dat subsidie- en projectaanvragen moeten worden ingediend bij en worden beheerd door het nationale agentschap van het land waar de aanvrager gevestigd is. Bij wijze van afwijking moeten subsidieverzoeken en projectaanvragen voor activiteiten die worden georganiseerd door netwerken die de hele Unie bestrijken of door Europese en internationale organisaties worden ingediend bij de Commissie waar ze rechtstreeks in behandeling worden genomen. |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Overweging 46 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(46) De lidstaten dienen ernaar te streven alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen. Dat houdt in dat, waar mogelijk en onverminderd het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen, kwesties die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen moeten worden opgelost. Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad39 worden de lidstaten aangemoedigd verkorte toelatingsprocedures in te voeren. |
(46) De lidstaten dienen alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de toegang tot het programma of de goede werking ervan weg te nemen. Dat houdt in dat, waar mogelijk en onverminderd het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen, kwesties die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen moeten worden opgelost. Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad39 worden de lidstaten aangemoedigd verkorte toelatingsprocedures in te voeren. |
__________________ |
__________________ |
39 Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21). |
39 Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21). |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Overweging 48 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(48) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad40. |
Schrappen |
__________________ |
|
40 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). |
|
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Overweging 49 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(49) Om de vereisten waaraan de begunstigden moeten voldoen te vereenvoudigen, moet zo veel mogelijk worden gebruikgemaakt van vereenvoudigde subsidies in de vorm van vaste bedragen, eenheidskosten en financiering volgens een vast percentage. De vereenvoudigde subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma, zoals door de Commissie gedefinieerd, moeten rekening houden met de kosten van levensonderhoud in het gastland. De Commissie en de nationale agentschappen in de uitzendende landen moeten deze vereenvoudigde subsidies kunnen aanpassen op basis van objectieve criteria, met name om de toegang van kansarme personen te garanderen. De lidstaten moeten voorts worden aangespoord die subsidies vrij te stellen van belasting en sociale premies, overeenkomstig het nationale recht. Die vrijstelling moet eveneens gelden voor publieke of particuliere entiteiten die dergelijke financiële steun toekennen aan de individuele begunstigden. |
(49) Om de vereisten waaraan de begunstigden moeten voldoen te vereenvoudigen, moet zo veel mogelijk worden gebruikgemaakt van vereenvoudigde subsidies in de vorm van vaste bedragen, eenheidskosten en financiering volgens een vast percentage. In overeenstemming met het beginsel van deugdelijk financieel beheer en teneinde de administratie van het programma te vereenvoudigen, moeten forfaitaire betalingen op basis van het relevante project worden gebruikt voor mobiliteitsactiviteiten in alle sectoren. De vereenvoudigde subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma, zoals door de Commissie gedefinieerd, moeten regelmatig worden geëvalueerd en worden aangepast aan de kosten van levensonderhoud in het gastland en de gastregio. De Commissie en de nationale agentschappen in de uitzendende landen moeten deze vereenvoudigde subsidies kunnen aanpassen op basis van objectieve criteria, met name om de toegang van kansarme personen te garanderen. De lidstaten moeten voorts worden aangespoord die subsidies vrij te stellen van belasting en sociale premies, overeenkomstig het nationale recht. Die vrijstelling moet eveneens gelden voor publieke of particuliere entiteiten die dergelijke financiële steun toekennen aan de individuele begunstigden. |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Overweging 52 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(52) Hoewel het regelgevingskader het de lidstaten en regio's in de vorige programmeringsperiode al mogelijk maakte om synergieën te creëren tussen Erasmus+ en andere instrumenten van de Unie, zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen, die ook bijdragen tot de kwalitatieve ontwikkeling van de onderwijs-, opleidings- en jeugdwerkstelsels in de Unie, is dat potentieel tot dusver te weinig benut, waardoor de systemische effecten van projecten en het effect op het beleid beperkt zijn gebleven. Op nationaal niveau moet doeltreffend worden gecommuniceerd en samengewerkt tussen de nationale instanties die belast zijn met het beheer van deze instrumenten, teneinde de impact ervan te maximaliseren. Het programma moet actieve samenwerking met deze instrumenten mogelijk maken. |
(52) Hoewel het regelgevingskader het de lidstaten en regio's in de vorige programmeringsperiode al mogelijk maakte om synergieën te creëren tussen Erasmus+ en andere instrumenten van de Unie, zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen, die ook bijdragen tot de kwalitatieve ontwikkeling van de onderwijs-, opleidings- en jeugdwerkstelsels in de Unie, is dat potentieel tot dusver te weinig benut, waardoor de systemische effecten van projecten en het effect op het beleid beperkt zijn gebleven. Op nationaal niveau moet doeltreffend worden gecommuniceerd en samengewerkt tussen de nationale instanties die belast zijn met het beheer van deze instrumenten, teneinde de impact ervan te maximaliseren. Het programma moet actieve samenwerking met deze instrumenten mogelijk maken, met name door ervoor te zorgen dat aanvragen van hoge kwaliteit die wegens een gebrek aan middelen niet uit hoofde van het programma kunnen worden gefinancierd, via een vereenvoudigde procedure in aanmerking kunnen komen voor financiering uit de Europese structuur- en investeringsfondsen. Teneinde de procedure voor dergelijke acties te vereenvoudigen, moet aan deze acties een "Excellentiekeur" kunnen worden toegekend ter erkenning van de hoge kwaliteit ervan. Deze complementariteit van de programma's moet het mogelijk maken om de slagingspercentages van projecten over de hele linie te verhogen. |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Overweging 52 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(52 bis) Teneinde de doeltreffendheid van financiering en beleidsondersteuning van de Unie te optimaliseren, is het van belang om synergieën en complementariteit bij alle relevante programma's op coherente wijze te stimuleren. Dergelijke synergieën en complementariteit mogen niet leiden tot middelen die worden toegewezen aan het Erasmus+-programma maar buiten de programmastructuur worden beheerd, noch tot middelen die worden ingezet om andere dan de in deze verordening vervatte doelstellingen na te streven. Synergieën en complementariteit moeten resulteren in vereenvoudigde aanvraagprocedures op uitvoeringsniveau. |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Overweging 55 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(55) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze verordening beoogt met name de volledige eerbiediging te waarborgen van het recht op gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het recht op non-discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, en de toepassing van de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te bevorderen. |
(55) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze verordening beoogt met name de volledige eerbiediging te waarborgen van het recht op gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het recht op non-discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, en de toepassing van de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te bevorderen. Daarom moeten met het programma actief initiatieven worden ondersteund die bedoeld zijn om het bewustzijn aan te wakkeren, een positief beeld te geven van de groepen die mogelijk gediscrimineerd worden en gendergelijkheid te stimuleren. Ook moeten inspanningen worden ondersteund om de onderwijskloof van de Roma te dichten en andere specifieke problemen waarmee zij kampen aan te pakken door voor hen volledige en actieve deelname aan het programma mogelijk te maken. De eerbiediging van de rechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten worden erkend, moeten worden geïntegreerd in de planning, uitvoering, monitoring en evaluatie van het programma. |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1) "een leven lang leren": alle vormen van leren (formeel, niet-formeel en informeel leren) in alle levensfasen, inclusief onderwijs en opvang voor jonge kinderen, algemeen vormend onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, hoger onderwijs en volwassenenonderwijs, die leiden tot een verbetering van de kennis, vaardigheden en attitudes of die op persoonlijk vlak, voor het leven als burger, cultureel of sociaal gezien en/of vanuit het oogpunt van de arbeidsmarkt tot meer maatschappelijke participatie leiden, inclusief de verlening van begeleiding en advies; |
1) "een leven lang leren": alle vormen van leren (formeel, niet-formeel en informeel leren) in alle levensfasen, inclusief onderwijs en opvang voor jonge kinderen, algemeen vormend onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, hoger onderwijs en volwassenenonderwijs, die leiden tot een verbetering of het bijhouden van de kennis, vaardigheden, competenties en attitudes of die op persoonlijk vlak, voor het leven als burger, cultureel of sociaal gezien en/of vanuit het oogpunt van de arbeidsmarkt tot meer maatschappelijke participatie leiden, inclusief de verlening van begeleiding en advies; |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2) "leermobiliteit": het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen of niet-formeel of informeel te leren; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning en/of worden aangevuld met online leren en virtuele samenwerking. In sommige specifieke gevallen kan dit de vorm aannemen van leren met behulp van informatie- en communicatietechnologie; |
2) " leermobiliteit " het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen, waaronder met het oog op omscholing of bijscholing, of niet-formeel of informeel te leren; dit kan de vorm aannemen van een stage, leerlingplaats, jongerenuitwisseling, lesgeven of deelname aan een activiteit op het gebied van beroepsontwikkeling; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning, met inbegrip van nationale gebarentalen, en/of worden aangevuld met toegankelijk online leren en virtuele samenwerking; |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis) "virtueel leren": de verwerving van vaardigheden en kennis met behulp van toegankelijke informatie- en communicatiehulpmiddelen; |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter) "gemengd leren": de verwerving van vaardigheden en kennis met behulp van een combinatie van virtuele onderwijs- en opleidingsmiddelen en traditionele onderwijs- en opleidingsmethoden; |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6) "breedtesport": georganiseerde sport die op lokaal niveau door amateursporters wordt beoefend, en sport voor iedereen; |
6) "breedtesport": georganiseerde sport die regelmatig door amateursporters van alle leeftijden wordt beoefend om gezondheids-, educatieve of sociale redenen; |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7) "student": iedere persoon die is ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs, inclusief voor een korte cyclus of op bachelor-, master- of doctoraatsniveau of gelijkwaardig. Het omvat tevens pas afgestudeerden; |
7) "student": iedere persoon die is ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs, inclusief voor een korte cyclus of op bachelor-, master- of doctoraatsniveau of gelijkwaardig, alsook iedere persoon die in de afgelopen 24 maanden is afgestudeerd aan een dergelijke instelling; |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
8) personen die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken zijn bij onderwijs, opleiding of niet-formeel leren; hieronder kan worden verstaan professoren, leerkrachten, opleiders, schoolleiders, jeugdwerkers, sportcoaches, niet-onderwijzend personeel en anderen die beroepshalve leren bevorderen; |
8) personen die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken zijn bij onderwijs op alle niveaus, opleiding of niet-formeel leren; hieronder kan worden verstaan professoren, leerkrachten, opleiders, onderzoekers, schoolleiders, jeugdwerkers, niet-onderwijzend personeel en anderen die beroepshalve leren bevorderen; |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 8 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
8 bis) "sportpersoneel": personen betrokken bij het managen, opleiden of trainen van een sportteam of verschillende individuele sporters, tegen betaling of op vrijwillige basis; |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
9) "lerende in beroepsonderwijs en -opleiding": iedere persoon die is ingeschreven in een aanvankelijk of vervolgprogramma voor beroepsonderwijs of -opleiding op eender welk niveau van secundair tot postsecundair. Dit omvat mede de deelname van particulieren die recentelijk een dergelijk programma met succes hebben beëindigd; |
9) "lerende in beroepsonderwijs en -opleiding": iedere persoon die is ingeschreven in een aanvankelijk of vervolgprogramma voor beroepsonderwijs of -opleiding op eender welk niveau van secundair tot postsecundair, alsook iedere persoon die een dergelijk programma in de afgelopen 24 maanden met succes heeft beëindigd; |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
10) "scholier": iedere persoon die als lerende is ingeschreven bij een instelling die algemeen vormend onderwijs op elk niveau verstrekt, vanaf het onderwijs en de opvang voor jonge kinderen tot het hoger secundair onderwijs, en die door de nationale autoriteiten wordt geacht in aanmerking te komen voor deelname aan het programma op hun respectieve grondgebied; |
10) "scholier": iedere persoon die als lerende is ingeschreven bij een instelling die algemeen vormend onderwijs op elk niveau verstrekt, vanaf het onderwijs en de opvang voor jonge kinderen tot het hoger secundair onderwijs, alsook iedere persoon die buiten een instelling onderwijs volgt en die door de bevoegde autoriteiten wordt geacht in aanmerking te komen voor deelname aan het programma op hun respectieve grondgebied; |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
12) "niet met het programma geassocieerd derde land": derde land dat niet ten volle deelneemt aan het programma maar waarvan de juridische entiteiten, in naar behoren gerechtvaardigde gevallen die in het belang van de Unie zijn, bij wijze van uitzondering voor het programma in aanmerking kunnen komen; |
Schrappen |
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
15) "gezamenlijke mastergraad": een geïntegreerd studieprogramma aangeboden door ten minste twee instellingen voor hoger onderwijs dat wordt bekroond met één enkel diploma, dat gezamenlijk wordt afgegeven en ondertekend door alle deelnemende instellingen en officieel wordt erkend in de landen waar de deelnemende instellingen gevestigd zijn; |
15) "gezamenlijke master- of doctorsgraad": een geïntegreerd studieprogramma aangeboden door ten minste twee instellingen voor hoger onderwijs dat wordt bekroond met één enkel diploma, dat gezamenlijk wordt afgegeven en ondertekend door alle deelnemende instellingen en officieel wordt erkend in de landen waar de deelnemende instellingen gevestigd zijn; |
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
18) "instelling voor hoger onderwijs": elke soort instelling voor hoger onderwijs die, overeenkomstig het nationale recht of de nationale praktijk, opleidt voor erkende graden of andere erkende kwalificaties op tertiair niveau, ongeacht de naam die dergelijke instellingen dragen, alsmede elke andere soort instelling voor hoger onderwijs die door de nationale autoriteiten wordt geacht in aanmerking te komen voor deelname aan het programma op hun respectieve grondgebied; |
18) "instelling voor hoger onderwijs": elke entiteit die, overeenkomstig het nationale recht of de nationale praktijk, opleidt voor erkende graden of andere erkende kwalificaties op tertiair niveau, ongeacht de naam die dergelijke instellingen dragen, alsmede elke andere vergelijkbare entiteit die door de nationale autoriteiten wordt geacht in aanmerking te komen voor deelname aan het programma op hun respectieve grondgebied; |
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
20) "jongerenparticipatie": een buitenschoolse activiteit die wordt uitgeoefend door informele groepen jongeren en/of jeugdorganisaties, en gekenmerkt is door een niet-formele leerbenadering; |
20) "jongerenparticipatie": een buitenschoolse activiteit die wordt uitgeoefend door informele groepen jongeren en/of jeugdorganisaties, en gekenmerkt is door een niet-formele of informele leerbenadering en door ondersteuning voor toegankelijkheid en inclusie; |
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
21) "jeugdwerker": een persoon die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken is bij niet-formeel leren en jongeren begeleidt bij hun persoonlijke leer- en beroepsontwikkeling; |
21) "jeugdwerker": een persoon die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken is bij niet-formeel of informeel leren en jongeren begeleidt bij hun persoonlijke ontwikkeling, onder meer hun leer- en beroepsontwikkeling en de ontwikkeling van hun competenties; |
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
22) "EU-jongerendialoog": de dialoog met jongeren en jeugdorganisaties, die een forum biedt voor permanent gezamenlijk overleg over de prioriteiten, de uitvoering en de follow- up van de Europese samenwerking in jeugdzaken; |
22) "EU-jongerendialoog": de dialoog tussen beleidsmakers, besluitvormers, deskundigen, onderzoekers of belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld, al naar gelang, en jongeren en jeugdorganisaties; deze dialoog biedt een forum voor permanent gezamenlijk overleg over de prioriteiten, de uitvoering en de follow- up van de Europese samenwerking op alle gebieden die voor jongeren van belang zijn; |
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
23) "met het programma geassocieerd derde land": een derde land dat partij is bij een overeenkomst met de Unie op grond waarvan het kan deelnemen aan het programma en dat voldoet aan alle bij deze verordening aan de lidstaten opgelegde verplichtingen; |
Schrappen |
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
25) "kansarme personen": personen die kampen met belemmeringen die hen om economische, sociale, culturele, geografische of gezondheidsredenen, wegens hun migratieachtergrond of om redenen zoals een handicap en leerproblemen ervan weerhouden daadwerkelijk toegang te hebben tot de mogelijkheden in het kader van het programma; |
25) "kansarme jongeren": personen die achtergesteld zijn bij de toegang tot het programma als gevolg van uiteenlopende belemmeringen die voortkomen uit bijvoorbeeld een handicap, gezondheidsproblemen, leerproblemen, een migratieachtergrond, culturele verschillen, hun economische, sociale en geografische situatie, bijvoorbeeld personen uit gemarginaliseerde gemeenschappen of personen die het risico lopen te worden gediscrimineerd op grond van een van de redenen als bedoeld in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; |
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 27 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
27 bis) "excellentiekeur": het kwaliteitslabel dat wordt toegekend aan voor het programma ingediende projecten die zijn voorgedragen voor financiering, maar die omwille van begrotingsbeperkingen niet ontvangen; met de keur wordt de waarde van het voorstel onderkend en wordt de zoektocht naar alternatieve financiering ondersteund. |
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De algemene doelstelling van het programma is de educatieve, beroeps- en persoonlijke ontwikkeling van personen in onderwijs, opleiding, jeugd en sport, zowel in Europa als daarbuiten, te ondersteunen en zo bij te dragen tot duurzame groei, werkgelegenheid en sociale samenhang en de versterking van de Europese identiteit. Als zodanig wordt het programma een belangrijk instrument voor de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte, de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese strategische samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, met haar onderliggende sectorale agenda's, de bevordering van de samenwerking inzake jeugdbeleid in het kader van de strategie van de Unie voor jongeren 2019-2027 en de ontwikkeling van een Europese dimensie in de sport. |
1. De algemene doelstelling van het programma is de educatieve, beroeps- en persoonlijke ontwikkeling van personen in onderwijs, opleiding, jeugdactiviteiten en sport via een leven lang leren, zowel in Europa als daarbuiten, te ondersteunen en zo bij te dragen tot duurzame groei, kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid, sociale samenhang en inclusie, de bevordering van actief burgerschap en de versterking van de Europese identiteit. Als zodanig wordt het programma een belangrijk instrument voor de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte, het aanjagen van innovatie in onderwijs en opleiding, de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese strategische samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, met haar onderliggende sectorale agenda's, de bevordering van de samenwerking inzake jeugdbeleid in het kader van de strategie van de Unie voor jongeren 2019-2027 en de ontwikkeling van een Europese dimensie in de sport. |
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de bevordering van de leermobiliteit van particulieren, en van samenwerking, inclusie, excellentie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op het gebied van onderwijs en opleiding; |
a) de bevordering van de leermobiliteit van particulieren, en van samenwerking, inclusie, gelijkwaardigheid, excellentie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op het gebied van onderwijs en opleiding; |
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de bevordering van de mobiliteit voor niet-formeel leren en de actieve participatie van jongeren, en van samenwerking, inclusie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op jeugdgebied; |
b) de bevordering van de mobiliteit voor niet-formeel en informeel leren, intercultureel leren, kritisch denkvermogen en de actieve participatie van jongeren, en van samenwerking, inclusie, kwaliteit, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op jeugdgebied; |
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de bevordering van de leermobiliteit van sportcoaches en personeel, en van samenwerking, inclusie, creativiteit en innovatie op het niveau van de sportorganisaties en het sportbeleid. |
c) de bevordering van de leermobiliteit binnen de breedtesport van sportpersoneel en jongeren die regelmatig een sport beoefenen in georganiseerd verband, en van samenwerking, inclusie, creativiteit en innovatie op het niveau van de sportorganisaties en het sportbeleid. |
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) de bevordering van een leven lang leren door een sectoroverschrijdende benadering van formele, niet-formele en informele leeromgevingen en door de ondersteuning van flexibele leertrajecten. |
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Het programma omvat ook een versterkte internationale dimensie die gericht is op ondersteuning van het externe optreden en de ontwikkelingsdoelstellingen van de Unie, via samenwerking tussen de Unie en derde landen. |
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 – alinea 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De beschrijving van de in het kader van elke kernactie ondersteunde acties is te vinden in hoofdstuk II (Onderwijs en opleiding), hoofdstuk III (Jeugd) en hoofdstuk IV (Sport). |
Alle programma-acties behelzen een sterke leercomponent die bijdraagt aan de verwezenlijking van de in dit artikel neergelegde doelstellingen van het programma. De beschrijving van de in het kader van elke kernactie ondersteunde acties is te vinden in hoofdstuk II (Onderwijs en opleiding), hoofdstuk III (Jeugd) en hoofdstuk IV (Sport). De operationele doelstellingen en de overeenkomstige beleidsprioriteiten voor elke actie worden nauwkeurig gespecificeerd in het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 19. |
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Artikel 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 3 bis |
|
Europese toegevoegde waarde |
|
1. Het programma ondersteunt alleen de acties en activiteiten die een potentiële Europese meerwaarde met zich meebrengen en bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen zoals bedoeld in artikel 3. |
|
2. De Europese meerwaarde van de acties en activiteiten van het programma wordt bijvoorbeeld gegarandeerd door hun: |
|
a) transnationale karakter, met name wat betreft mobiliteit en samenwerking, gericht op het bereiken van een duurzaam systeemeffect; |
|
b) complementariteit en synergieën met andere programma's en beleid op nationaal, internationaal en Unieniveau; |
|
c) bijdrage aan een doeltreffend gebruik van instrumenten van de Unie voor transparantie en erkenning; |
|
d) bijdrage aan de ontwikkeling van Uniebrede normen voor kwaliteitsborging, waaronder handvesten; |
|
e) bijdrage aan de ontwikkeling van Uniebrede gemeenschappelijke normen voor onderwijs- en opleidingsprogramma's; |
|
f) bevordering van de interculturele en interreligieuze dialoog in de Unie; |
|
g) bijdrage aan de bevordering van meertaligheid in de Unie; of |
|
h) bevordering van een Europees gevoel van verbondenheid en de versterking van een gemeenschappelijk Europees burgerschap. |
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de mobiliteit van scholieren en schoolpersoneel; |
c) de mobiliteit van scholieren en schoolpersoneel, waaronder leerkrachten in het kleuteronderwijs en medewerkers in voor- en vroegschoolse educatie en opvang; |
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de mobiliteit van personeel in het volwassenenonderwijs; |
d) de mobiliteit van studenten en personeel in het volwassenenonderwijs; |
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Het programma ondersteunt maatregelen voor virtueel leren en gemengd leren om de in lid 1 genoemde mobiliteitsactiviteiten te vergezellen. Ook steunt het dergelijke maatregelen voor personen die niet in staat zijn deel te nemen aan deze mobiliteitsactiviteiten. |
|
De Commissie ziet er in voorkomend geval op toe dat hulpmiddelen voor virtueel en gemengd leren die zijn ontwikkeld in het kader van het programma beschikbaar worden gesteld aan het grote publiek. |
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Er kan ondersteuning worden geboden voor de voorbereiding van de in dit artikel bedoelde mobiliteitsactiviteiten, waaronder in voorkomend geval voor voorbereidende bezoeken. |
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) partnerschappen voor samenwerking en uitwisseling van goede praktijken, inclusief kleinschalige partnerschappen ter bevordering van een bredere en meer inclusieve toegang tot het programma; |
a) strategische partnerschappen voor samenwerking en uitwisseling van goede praktijken, inclusief kleinschalige partnerschappen ter bevordering van een bredere en meer inclusieve toegang tot het programma; |
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) partnerschappen voor excellentie, met name Europese universiteiten, kenniscentra voor beroepsopleiding en gezamenlijke mastergraden; |
b) partnerschappen voor excellentie, met name Europese universiteiten, kenniscentra voor beroepsopleiding en gezamenlijke master- of doctorsgraden in het kader van Erasmus Mundus; Europese universiteiten en kenniscentra voor beroepsopleiding omvatten ten minste één in een lidstaat gevestigde entiteit; |
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) partnerschappen voor innovatie ter versterking van de Europese innovatiecapaciteit; |
c) partnerschappen voor innovatie, zoals allianties voor volwassenenonderwijs, ter versterking van de Europese innovatiecapaciteit; |
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) online platforms en hulpmiddelen voor virtuele samenwerking, inclusief de ondersteunende diensten voor eTwinning en voor het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa. |
d) toegankelijke en gebruiksvriendelijke online platforms en hulpmiddelen voor virtuele samenwerking, inclusief de ondersteunende diensten voor eTwinning en voor het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa, hulpmiddelen om het gebruik van het "Universele ontwerp voor leermethoden" te bevorderen, alsook hulpmiddelen die de mobiliteit vergemakkelijken, zoals de Europese studentenpas als bedoeld in artikel 25, lid 7 quater; |
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) gerichte capaciteitsopbouw op het vlak van hoger onderwijs in derde landen die niet zijn verbonden aan het programma. |
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de ondersteuning van instrumenten en maatregelen van de Unie ter bevordering van de kwaliteit, de transparantie en de erkenning van competenties, vaardigheden en kwalificaties45; |
b) de ondersteuning van instrumenten en maatregelen van de Unie ter bevordering van de kwaliteit, de transparantie, de erkenning en het bijhouden van competenties, vaardigheden en kwalificaties45; |
__________________ |
__________________ |
45 Met name het enkele Uniekader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties; het Europees kwalificatiekader; het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding; het Europees studiepuntensysteem voor beroepsonderwijs en -opleiding; het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten; het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs; de Europese Vereniging voor kwaliteitszorg in het hoger onderwijs; het Europees netwerk van informatiecentra in de Europese regio en de nationale informatiecentra voor academische erkenning in de Europese Unie; en de Euroguidance-netwerken. |
45 Met name Europass – het enkele Uniekader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties; het Europees kwalificatiekader; het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding; het Europees studiepuntensysteem voor beroepsonderwijs en -opleiding; het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten; het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs; de Europese Vereniging voor kwaliteitszorg in het hoger onderwijs; het Europees netwerk van informatiecentra in de Europese regio en de nationale informatiecentra voor academische erkenning in de Europese Unie; en de Euroguidance-netwerken. |
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de beleidsdialoog en de samenwerking met belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding; |
c) de beleidsdialoog, de samenwerking met en de ondersteuning van relevante belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese en internationale organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding; |
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) maatregelen die bijdragen tot de kwalitatieve en inclusieve uitvoering van het programma; |
d) maatregelen die bijdragen tot de kwalitatief hoogwaardige en inclusieve uitvoering van het programma; |
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – alinea 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het programma ondersteunt onderwijs, leren, onderzoek en discussie over de Europese integratie door middel van de volgende acties: |
Het programma ondersteunt onderwijs, leren, onderzoek en discussie over de Europese integratie en over de toekomstige uitdagingen en mogelijkheden van de Unie door middel van de volgende acties: |
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) Jean Monnet-actie op het gebied van het hoger onderwijs; |
Schrappen |
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) Jean Monnet-actie op andere onderwijs- en opleidingsgebieden; |
b) Jean Monnet-actie op alle onderwijs- en opleidingsgebieden; |
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) partnerschappen voor samenwerking en uitwisseling van goede praktijken, inclusief kleinschalige partnerschappen ter bevordering van een bredere en meer inclusieve toegang tot het programma; |
a) strategische partnerschappen voor samenwerking en uitwisseling van goede praktijken, inclusief kleinschalige partnerschappen ter bevordering van een bredere en meer inclusieve toegang tot het programma; |
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) online platforms en hulpmiddelen voor virtuele samenwerking. |
c) toegankelijke en gebruikersvriendelijke online platforms en hulpmiddelen voor virtuele samenwerking. |
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de voorbereiding en de uitvoering van de beleidsagenda van de Unie op het gebied van jeugd, met ondersteuning van het Youth Wiki-netwerk; |
a) de voorbereiding en de uitvoering van de beleidsagenda van de Unie op het gebied van jeugd, in voorkomend geval met ondersteuning van het Youth Wiki-netwerk; |
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de beleidsdialoog en de samenwerking met relevante belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van jeugd, de EU-jongerendialoog, en de ondersteuning van het Europees Jeugdforum; |
c) de beleidsdialoog, de samenwerking met en de ondersteuning van relevante belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese en internationale organisaties op het gebied van jeugd, de EU-jongerendialoog, en de ondersteuning van het Europees Jeugdforum; |
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) maatregelen die bijdragen tot de kwalitatieve en inclusieve uitvoering van het programma; |
d) maatregelen die bijdragen tot de kwalitatief hoogwaardige en inclusieve uitvoering van het programma; |
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Op het gebied van sport ondersteunt het programma in het kader van kernactie 1 de mobiliteit van sportcoaches en personeel. |
Op het gebied van sport ondersteunt het programma in het kader van kernactie 1 de mobiliteit van jongeren die breedtesport beoefenen en sportpersoneel dat zich bezighoudt met breedtesport. |
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) sportevenementen zonder winstoogmerk die de verdere ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport beogen. |
b) sportevenementen zonder winstoogmerk, waaronder kleinschalige evenementen, die gericht zijn op de verdere ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport. |
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de beleidsdialoog en de samenwerking met relevante belangrijke belanghebbenden, inclusief Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van sport; |
b) de beleidsdialoog en de samenwerking met relevante belanghebbenden, inclusief Europese en internationale organisaties op het gebied van sport; |
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – alinea 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) maatregelen die bijdragen tot de kwalitatief hoogwaardige en inclusieve uitvoering van het programma; |
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – alinea 1 – letter b ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b ter) samenwerking met andere instrumenten van de Unie en ondersteuning van ander beleid van de Unie; |
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Hoofdstuk IV bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Hoofdstuk IV bis |
|
Inclusie |
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Artikel 13 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 13 bis |
|
Inclusiestrategie |
|
1. De Commissie ontwikkelt uiterlijk 31 maart 2021 een kader van inclusiemaatregelen, en richtsnoeren voor de uitvoering daarvan. Op basis van dat kader en met speciale aandacht voor de specifieke problemen met de toegankelijkheid van het programma in de nationale context, ontwikkelen de nationale agentschappen een meerjarige nationale inclusiestrategie. Die strategie wordt uiterlijk 30 juni 2021 bekendgemaakt en de uitvoering wordt regelmatig gemonitord. |
|
2. In het kader en de strategie als bedoeld in lid 1 wordt bijzondere aandacht geschonken aan de volgende aspecten: |
|
a) samenwerking met sociale partners, nationale en lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld; |
|
b) steun aan lokale, gemeenschapsgerichte organisaties die rechtstreeks met de doelgroepen samenwerken; |
|
c) contact met en communicatie aan de doelgroepen, onder andere via de verspreiding van gebruikersvriendelijke informatie; |
|
d) vereenvoudiging van aanvraagprocedures; |
|
e) verlening van specifieke adviezen, trainingen en ondersteunende diensten aan de doelgroepen, voorafgaand aan hun aanvraag maar ook als voorbereiding op hun daadwerkelijke deelname aan het programma; |
|
f) optimale werkmethoden op het vlak van toegankelijkheid en ondersteunende diensten voor mensen met een handicap; |
|
g) verzameling van de juiste kwalitatieve en kwantitatieve gegevens om de doeltreffendheid van de strategie te evalueren; |
|
h) toepassing van financiële steunmaatregelen in overeenstemming met artikel 13 ter. |
Amendement 119 Voorstel voor een verordening Artikel 13 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 13 ter |
|
Financiële steunmaatregelen voor inclusie |
|
1. De Commissie en de lidstaten werken samen om te garanderen dat er passende financiële steunmaatregelen, waaronder in voorkomend geval voorfinanciering, worden genomen om kansarmen te ondersteunen die om financiële redenen niet in staat zijn deel te nemen aan het programma, hetzij vanwege economische moeilijkheden, hetzij omdat de extra kosten van deelname aan het programma vanwege hun specifieke situatie een obstakel vormt. De beoordeling van de financiële redenen en de hoogte van de steun is gebaseerd op objectieve criteria. |
|
2. De financiële steunmaatregelen bedoeld in lid 1 kunnen betrekking hebben op: |
|
a) steun die beschikbaar is uit andere instrumenten van de Unie, zoals het Europees Sociaal Fonds+; |
|
b) steun die beschikbaar is uit nationale regelingen; |
|
c) aanpassing en aanvulling van steun voor mobiliteitsacties die beschikbaar zijn in het kader van het programma. |
|
3. Teneinde te voldoen aan lid 2, onder c), van dit artikel, wijzigt de Commissie indien nodig de subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties in het kader van het programma of staat zij de nationale agentschappen toe dat te doen. De Commissie stelt tevens, in overeenstemming met de bepalingen in artikel 14 bis, een speciale begroting op voor de financiering van aanvullende financiële steunmaatregelen in het kader van het programma. |
|
4. De kosten van maatregelen ter bevordering of ondersteuning van inclusie vormen onder geen beding een rechtvaardiging voor de weigering van een aanvraag. |
Amendement 120 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 30 000 000 000 EUR in lopende prijzen. |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 41 097 000 000 EUR, uitgedrukt in constante prijzen van 2018 (46 758 000 000 EUR in lopende prijzen). |
Amendement 121 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 – alinea 1 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader. |
Amendement 122 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) 24 940 000 000 EUR voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding, waarvan |
a) 83 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding, waarvan |
Amendement 123 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1) ten minste 8 640 000 000 EUR voor acties inzake hoger onderwijs als bedoeld in artikel 4, punt a), en artikel 5, punt a); |
1) ten minste 34,66 % wordt toegewezen aan acties inzake gedecentraliseerd hoger onderwijs als bedoeld in artikel 4, punt a), en artikel 5, punt a); |
Amendement 124 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2) ten minste 5 230 000 000 EUR voor acties inzake beroepsonderwijs en -opleiding als bedoeld in artikel 4, punt b), en artikel 5, punt a); |
2) ten minste 23 % wordt toegewezen aan acties inzake beroepsonderwijs en -opleiding als bedoeld in artikel 4, punt b), en artikel 5, punt a); |
Amendement 125 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3) ten minste 3 790 000 000 EUR voor acties inzake schoolonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt c), en artikel 5, punt a); |
3) ten minste 15,63 % wordt toegewezen aan acties inzake schoolonderwijs, met inbegrip van voor- en vroegschoolse educatie, als bedoeld in artikel 4, punt c), en artikel 5, punt a); |
Amendement 126 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4) ten minste 1 190 000 000 EUR voor acties inzake volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt d), en artikel 5, punt a); |
4) ten minste 6 % wordt toegewezen aan acties inzake volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt d), en artikel 5, punt a); |
Amendement 127 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5) 450 000 000 EUR voor Jean Monnet-acties als bedoeld in artikel 7; |
5) 1,8 % wordt toegewezen aan Jean Monnet-acties als bedoeld in artikel 7; |
Amendement 128 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis) 13,91 % van het in punt a) van dit lid bedoelde bedrag wordt toegewezen aan acties die hoofdzakelijk rechtstreeks beheerd worden, waaronder de acties als bedoeld in artikel 4, punt e), artikel 5, punten b) tot en met d), en artikel 6, punten a) tot en met f); |
Amendement 129 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 5 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 ter) de resterende 5 % kan worden gebruikt voor de financiering van acties uit hoofdstuk II; |
Amendement 130 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) 3 100 000 000 EUR voor acties op het gebied van jeugd als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10; |
b) 10,3 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties op het gebied van jeugd als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10; |
Amendement 131 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) 550 000 000 EUR voor acties op het gebied van sport als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13; en |
c) 2 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties op het gebied van sport als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13; en |
Amendement 132 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) ten minste 960 000 000 EUR als bijdrage in de operationele kosten van de nationale agentschappen. |
d) ten minste 3,2 % van het in lid 1 vermelde bedrag als bijdrage in de operationele kosten van de nationale agentschappen. |
Amendement 133 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De resterende 1,5 % die niet wordt toegewezen op grond van de indicatieve verdeling als voorzien in de eerste alinea kan worden gebruikt voor programmaondersteuning. |
Amendement 134 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. In aanvulling op de in lid 1 vermelde financiële middelen, en teneinde de internationale dimensie van het programma te bevorderen, wordt ter ondersteuning van acties die worden uitgevoerd en beheerd overeenkomstig deze verordening een aanvullende financiële bijdrage beschikbaar gesteld op grond van Verordening .../... [Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking]46 en Verordening .../... [IPA III]47. Die bijdrage wordt gefinancierd overeenkomstig de verordeningen tot vaststelling van die instrumenten. |
3. In aanvulling op de in lid 1 vermelde financiële middelen, en teneinde de internationale dimensie van het programma te bevorderen, worden ter ondersteuning van acties die worden opgezet en uitgevoerd uit hoofde van deze verordening financiële bijdragen verstrekt krachtens Verordening .../... [Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking]46 en Verordening .../... [IPA III]47. Deze verordening is van toepassing op het gebruik van die middelen, waarbij de naleving van de verordeningen over het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking resp. IPA III wordt gewaarborgd. |
__________________ |
__________________ |
46 [Referentie]. |
46 [Referentie]. |
47 [Referentie]. |
47 [Referentie]. |
Amendement 135 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen. |
4. Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen en advies en training over toegankelijkheid. |
Amendement 136 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 bis. De in lid 2 genoemde prioriteiten voor de begrotingstoewijzing per actie worden bepaald in het werkprogramma als bedoeld in artikel 19. |
Amendement 137 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – alinea 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Met betrekking tot de acties waarvan sprake is in de artikelen 4 tot en met 6, artikel 7, punten a) en b), en de artikelen 8 tot en met 10, 12 en 13, kan het programma openstaan voor deelname van de volgende derde landen: |
Met betrekking tot de acties waarvan sprake is in de artikelen 4 tot en met 6, artikel 7, punten a) en b), en de artikelen 8 tot en met 13, kan het programma in terdege gemotiveerde gevallen, in het belang van de Unie openstaan voor deelname van juridische entiteiten uit een derde land. |
a) in artikel 16 bedoelde derde landen die niet voldoen aan de voorwaarde van lid 2 van dat artikel; |
|
b) elk ander derde land. |
|
Amendement 138 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Bij de uitvoering van het programma, onder meer bij de selectie van de deelnemers en de toekenning van beurzen, zorgen de Commissie en de lidstaten ervoor dat inspanningen worden verricht om sociale inclusie te bevorderen en om kansarme personen beter te bereiken. |
Schrappen |
Amendement 139 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. De hoogte van de financiële steun, zoals subsidies, vaste vergoedingen, vaste percentages en eenheidskosten, wordt regelmatig herzien en aangepast aan de levens- en verblijfkosten in het gastland of de gastregio, op basis van cijfers van Eurostat. Bij de aanpassing van de levens- en verblijfkosten wordt terdege rekening gehouden met de reiskosten van en naar het gastland of de gastregio. |
Amendement 140 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Teneinde de toegang van kansarme personen te verbeteren en te zorgen voor een vlotte uitvoering van het programma, kan de Commissie op basis van objectieve criteria de subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma wijzigen of toestaan dat de in artikel 23 bedoelde nationale agentschappen dat doen. |
Schrappen |
Amendement 141 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel [108] van het Financieel Reglement. Bovendien bevat het werkprogramma een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van middelen tussen de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen voor de acties die worden beheerd door het nationale agentschap. Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 31 bedoelde onderzoeksprocedure. |
De nadere beleidsmaatregelen en prioriteiten, waaronder de details van de specifieke initiatieven als beschreven in de artikelen 4 tot en met 13, worden vastgesteld door middel van een werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. In het werkprogramma wordt ook vastgelegd hoe het programma moet worden uitgevoerd. Bovendien bevat het werkprogramma een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van middelen tussen de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen voor de acties die worden beheerd door het nationale agentschap. De Commissie is bevoegd ter aanvulling op deze verordening overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de goedkeuring van het werkprogramma. |
Amendement 142 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Evaluatie |
Evaluaties, tussentijdse evaluatie en herziening |
Amendement 143 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen. |
1. Alle evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen. |
Amendement 144 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Deze gaat vergezeld van een eindevaluatie van het vorige programma. |
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch in geen geval later dan 31 december 2024. Deze gaat vergezeld van een eindevaluatie van het vorige programma, die wordt meegenomen in de tussentijdse evaluatie. Naast een beoordeling van de algehele doeltreffendheid en resultaten van het programma worden in de tussentijdse evaluatie met name de invoering van de in hoofdstuk IV bis vastgelegde inclusiemaatregelen, de stappen die zijn genomen om het programma voor de begunstigden te vereenvoudigen en de uitvoering van de nieuwe initiatieven als genoemd in artikel 5, onder b), en artikel 8, onder c), geëvalueerd. Tevens wordt de uitsplitsing van de deelname aan het programma onderzocht, met name van kansarmen. |
Amendement 145 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Onverminderd de vereisten van hoofdstuk IX en de in artikel 24 bedoelde verplichtingen van de nationale agentschappen, dienen de lidstaten uiterlijk op 30 april 2024 bij de Commissie een verslag in over de uitvoering en de impact van het programma op hun respectieve grondgebied. |
3. Onverminderd de vereisten van hoofdstuk IX en de in artikel 24 bedoelde verplichtingen van de nationale agentschappen, dienen de lidstaten uiterlijk op 30 april 2024 bij de Commissie een verslag in over de uitvoering en de impact van het programma op hun respectieve grondgebied. De EDEO dient een vergelijkbaar verslag in over de uitvoering en de impact van het programma in de deelnemende ontwikkelingslanden. |
Amendement 146 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De Commissie dient waar nodig op grond van de tussentijdse evaluatie wetgevingsvoorstellen in tot wijziging van deze verordening. De Commissie verschijnt voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en het bevoegde orgaan van de Raad om verslag uit te brengen over de tussentijdse evaluatie, met inbegrip van haar standpunt over de vraag of wijziging van deze verordening noodzakelijk is. |
Amendement 147 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. |
4. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk drie jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. |
Amendement 148 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. |
5. De Commissie zendt alle evaluaties, inclusief de tussentijdse evaluatie, tezamen met haar opmerkingen toe aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. |
Amendement 149 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De in artikel 24 bedoelde nationale agentschappen ontwikkelen een consistente strategie voor een doeltreffende outreach en voor de verspreiding en benutting van de resultaten van activiteiten die worden gesteund in verband met de door hen in het kader van het programma beheerde acties, staan de Commissie bij in de uitvoering van haar algemene taak van voorlichting over het programma, met inbegrip van informatie over de op nationaal en Unieniveau beheerde acties en activiteiten, en de resultaten ervan, en informeren relevante doelgroepen over de acties die in hun land zijn ondernomen. |
1. In samenwerking met de Commissie en op basis van een kader dat voor de hele Unie geldt, ontwikkelen de in artikel 24 bedoelde nationale agentschappen ontwikkelen een consistente strategie voor een doeltreffende outreach en voor de verspreiding en benutting van de resultaten van activiteiten die worden gesteund in verband met de door hen in het kader van het programma beheerde acties, en staan de Commissie bij in de uitvoering van haar algemene taak van voorlichting over het programma, met inbegrip van informatie over de op nationaal en Unieniveau beheerde acties en activiteiten, en de resultaten ervan. Nationale agentschappen informeren relevante doelgroepen over de acties die in hun land zijn ondernomen, om de samenwerking tussen belanghebbenden te verbeteren en een sectoroverschrijdende benadering van de uitvoering van het programma te ondersteunen. Bij de uitvoering van hun communicatie- en voorlichtingsactiviteiten en bij de verspreiding van informatie besteden de Commissie en nationale agentschappen overeenkomstig hoofdstuk IV bis specifieke aandacht aan kansarmen om hun deelname aan het programma te stimuleren. |
Amendement 150 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Alle essentiële programmadocumenten voor begunstigden, waaronder aanvraagformulieren, instructies en belangrijke informatie, worden tenminste in alle officiële talen van de Unie beschikbaar gesteld. |
Amendement 151 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen. |
4. De Commissie voert op toegankelijke wijze informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan. |
Amendement 152 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Nationale agentschappen verspreiden ook informatie over het programma aan diensten voor loopbaanbegeleiding in onderwijs- en opleidingsinstellingen en aan diensten voor arbeidsvoorziening. |
Amendement 153 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten treffen alle nodige en passende maatregelen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen, waar mogelijk ook maatregelen gericht op het oplossen van problemen die het verkrijgen van een visum bemoeilijken. |
2. De lidstaten treffen alle nodige en passende maatregelen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen, waar mogelijk ook maatregelen gericht op het vermijden van belastingen op subsidies, het waarborgen van de meeneembaarheid van rechten tussen de sociale stelsels van de Unie en het oplossen van problemen die het verkrijgen van een visum of een verblijfsvergunning bemoeilijken. |
Amendement 154 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
9. Op basis van de jaarlijkse beheersverklaring van het nationale agentschap, de onafhankelijke auditverklaring erover en de analyse door de Commissie van de naleving en de prestaties van het nationale agentschap, verstrekt de nationale autoriteit de Commissie elk jaar informatie over zijn toezichts- en supervisieactiviteiten betreffende het programma. |
9. Op basis van de jaarlijkse beheersverklaring van het nationale agentschap, de onafhankelijke auditverklaring erover en de analyse door de Commissie van de naleving en de prestaties van het nationale agentschap, verstrekt de nationale autoriteit de Commissie elk jaar informatie over zijn toezichts- en supervisieactiviteiten betreffende het programma. Indien mogelijk wordt deze informatie openbaar gemaakt. |
Amendement 155 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) beschikt over de vereiste deskundigheid met betrekking tot alle sectoren van het programma; |
Amendement 156 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. In samenwerking met de Commissie zien de nationale agentschappen erop toe dat de procedures die voor de uitvoering van de verordening worden gehanteerd consistent en eenvoudig zijn en dat de informatie van hoge kwaliteit is, onder andere door gemeenschappelijke normen voor projectaanvragen en evaluatie te ontwikkelen. De nationale agentschappen raadplegen regelmatig begunstigden van het programma om naleving van deze vereiste te waarborgen. |
Amendement 157 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 3 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) in voorkomend geval, aanvullende middelen voor maatregelen in het kader van artikel 6, punt d), en artikel 10, punt d). |
c) in voorkomend geval, aanvullende middelen voor maatregelen in het kader van artikel 6, punt d), artikel 10, punt d), en artikel 13, punt b bis). |
Amendement 158 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van acties die zij rechtstreeks beheert. Zij beheert dan ook alle stadia van de subsidie- en projectaanvragen voor programma-acties die zijn opgesomd in de hoofdstukken II, III en IV als ze zijn ingediend door netwerken die in de hele Unie actief zijn, of door Europese of internationale organisaties. |
Amendement 159 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. De Commissie organiseert regelmatige bijeenkomsten met het netwerk van nationale agentschappen om zorg te dragen voor een coherente tenuitvoerlegging van het programma in alle lidstaten en alle in artikel 17 bedoelde derde landen. |
7. De Commissie organiseert regelmatige bijeenkomsten met het netwerk van nationale agentschappen om zorg te dragen voor een consistente tenuitvoerlegging van het programma in alle lidstaten en alle in artikel 17 bedoelde derde landen en om te zorgen voor de uitwisseling van optimale werkmethoden. Externe deskundigen, waaronder vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, sociale partners en met het programma geassocieerde derde landen, worden uitgenodigd om aan die bijeenkomsten deel te nemen. Het Europees Parlement wordt uitgenodigd om als waarnemer aan die bijeenkomsten deel te nemen. |
Amendement 160 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. Om de aanvraagprocedure te vereenvoudigen en te harmoniseren, stelt de Commissie vóór 30 juni 2024 een gemeenschappelijk, meertalig, all-in-hulpmiddel voor het programma beschikbaar. Dit hulpmiddel wordt zowel online als op mobiele apparaten beschikbaar gemaakt voor alle entiteiten die door het programma begunstigd worden of bij het beheer van het programma betrokken zijn. Het hulpmiddel verschaft tevens informatie over mogelijke partners voor beoogde begunstigden. |
Amendement 161 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 7 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 ter. De Commissie ziet erop toe dat de projectresultaten openbaar worden gemaakt en in brede kring worden verspreid om de uitwisseling van optimale werkmethoden tussen nationale agentschappen, belanghebbenden en begunstigden van het programma te bevorderen. |
Amendement 162 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 7 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 quater. De Commissie ontwikkelt vóór 31 december 2021 een Europese studentenpas voor alle studenten die aan het programma deelnemen. De Commissie stelt de Europese studentenpas vóór 31 december 2025 beschikbaar aan alle studenten in de Unie. |
Amendement 163 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitoefening van toezichthoudende controles met betrekking tot de programma-acties en -activiteiten die door de nationale agentschappen worden beheerd. Zij stelt minimumeisen vast voor de controles door het nationaal agentschap en het onafhankelijk auditorgaan. |
2. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitoefening van toezichthoudende controles met betrekking tot de programma-acties en -activiteiten die door de nationale agentschappen worden beheerd. Zij stelt minimumeisen vast voor de controles door het nationaal agentschap en het onafhankelijk auditorgaan, en houdt hierbij rekening met de systemen voor interne controle van de nationale overheidsfinanciën. |
Amendement 164 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Aan een actie waaraan door het programma een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit enig ander programma van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. |
2. Aan een actie waaraan door het programma een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit enig ander programma van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De cumulatieve financiering mag niet meer bedragen dan de totale subsidiabele kosten van de actie. |
Amendement 165 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Acties die in aanmerking komen voor steun in het kader van het programma, die zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van dit programma en die voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep, maar die niet worden gefinancierd vanwege budgettaire beperkingen, kunnen worden geselecteerd voor financiering door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen). In dat geval zijn de medefinancieringspercentages en de subsidiabiliteitsregels op basis van deze verordening van toepassing. Die acties worden door de in artikel [65] van Verordening (EU)XX [GB-verordening] bedoelde beheersautoriteit uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van die verordening en de fondsspecifieke verordeningen, met inbegrip van de voorschriften inzake financiële correcties. |
4. Acties die in aanmerking komen voor steun in het kader van het programma moeten voldoen aan de volgende, cumulatieve, vergelijkbare voorwaarden: |
|
- zij zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van dit programma; |
|
- zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep; |
|
- zij kunnen in het kader van die oproep niet worden gefinancierd vanwege budgettaire beperkingen; |
|
- zij kunnen een Excellentiekeur krijgen als erkenning voor hun hoge kwaliteit, waarmee het gemakkelijker wordt een aanvraag in te dienen voor financiering uit andere bronnen of een selectie te maken voor financiering door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) zonder een nieuwe aanvraagprocedure te hoeven starten. In dat geval zijn de medefinancieringspercentages en de subsidiabiliteitsregels op basis van deze verordening van toepassing. Die acties worden door de in artikel [65] van Verordening (EU)XX [GB-verordening] bedoelde beheersautoriteit uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van die verordening en de fondsspecifieke verordeningen, met inbegrip van de voorschriften inzake financiële correcties. |
Amendement 166 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De in artikel 20 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028. |
2. De in de artikelen 19 en 20 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028. |
Amendement 167 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 20 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. |
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 19 en 20 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. |
Amendement 168 Voorstel voor een verordening Artikel 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 31 |
Schrappen |
Comitéprocedure |
|
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. |
|
2. Het comité kan in specifieke samenstelling bijeenkomen teneinde sectorale vraagstukken te behandelen. In voorkomend geval kunnen, overeenkomstig zijn reglement van orde en per geval, externe deskundigen, zoals vertegenwoordigers van de sociale partners, als waarnemer voor een vergadering worden uitgenodigd. |
|
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
|
Amendement 169 Voorstel voor een verordening Bijlage I | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bijlage I |
Schrappen |
Indicatoren |
|
1) Leermobiliteit van hoge kwaliteit voor mensen met uiteenlopende achtergronden |
|
2) Europeanisering en internationalisering van organisaties en instellingen |
|
Wat te meten? |
|
3) Aantal deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten in het kader van het programma |
|
4) Aantal kansarme deelnemers aan leermobiliteitsactiviteiten in het kader van het programma |
|
5) Percentage deelnemers die menen dat zij voordeel hebben gehaald uit hun deelname aan leermobiliteitsactiviteiten in het kader van het programma |
|
6) Aantal instellingen en organisaties die door het programma worden ondersteund in het kader van kernactie 1 (leermobiliteit) en kernactie 2 (samenwerking) |
|
7) Aantal nieuwkomer-organisaties die door het programma worden ondersteund in het kader van kernactie 1 (leermobiliteit) en kernactie 2 (samenwerking) |
|
8) Percentage instellingen en organisaties die door het programma worden ondersteund en die als gevolg van hun deelname aan het programma kwalitatief hoogstaande praktijken hebben ontwikkeld |
|
Amendement 170 Voorstel voor een verordening Bijlage I bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Bijlage I bis |
|
Alle kwalitatieve indicatoren worden ten minste uitgesplitst naar lidstaat en geslacht. |
|
Te meten doelstelling: Kernactie 1 – Leermobiliteit |
|
Indicatoren: |
|
Aantal deelnemers aan mobiliteitsacties en -activiteiten in het kader van het programma; |
|
Aantal personen dat gebruikmaakt van hulpmiddelen voor virtueel of gemengd leren ter ondersteuning van de mobiliteit in het kader van het programma; |
|
Aantal personen dat gebruikmaakt van hulpmiddelen voor virtueel of gemengd leren omdat zij niet in staat zijn deel te nemen aan mobiliteitsactiviteiten; |
|
Aantal organisaties/instellingen dat deelneemt aan mobiliteitsacties en -activiteiten in het kader van het programma; |
|
Aantal organisaties/instellingen dat gebruikmaakt van hulpmiddelen voor virtueel of gemengd leren ter ondersteuning van de mobiliteit in het kader van het programma; |
|
Aantal organisaties/instellingen dat gebruikmaakt van hulpmiddelen voor virtueel of gemengd leren omdat zij niet in staat zijn deel te nemen aan mobiliteitsactiviteiten; |
|
Percentage deelnemers dat van mening is dat zij baat hebben gehad bij hun deelname aan de activiteiten van kernactie 1; |
|
Percentage deelnemers dat van mening is dat zij een sterker Europees gevoel van verbondenheid hebben na deelname aan het programma; |
|
Percentage deelnemers dat van mening is dat zij een betere beheersing van een vreemde taal hebben na deelname aan het programma; |
|
Te meten doelstelling: Kernactie 2 - Samenwerking tussen organisaties en instellingen |
|
Indicatoren: |
|
Aantal door het programma gesteunde organisaties/instellingen in het kader van kernactie 2; |
|
Percentage organisaties/instellingen dat van mening is dat zij baat hebben gehad bij hun deelname aan de activiteiten van kernactie 2; |
|
Aantal organisaties/instellingen dat gebruikmaakt van de hulpmiddelen en platforms van de Unie voor samenwerking; |
|
Te meten doelstelling: Kernactie 3 - Ondersteuning van beleidsontwikkeling en samenwerking |
|
Indicatoren: |
|
Aantal personen en organisaties/instellingen dat baat heeft gehad bij acties in het kader van kernactie 3; |
|
Te meten doelstelling: Inclusie |
|
Indicatoren: |
|
Aantal kansarme deelnemers aan mobiliteitsacties en -activiteiten; |
|
Aantal kansarmen dat gebruikmaakt van hulpmiddelen voor virtueel of gemengd leren ter ondersteuning van de mobiliteit in het kader van het programma; |
|
Aantal kansarmen dat gebruikmaakt van hulpmiddelen voor virtueel of gemengd leren omdat zij niet in staat zijn deel te nemen aan mobiliteitsactiviteiten; |
|
Aantal nieuwkomer-organisaties dat door het programma wordt ondersteund in het kader van kernactie 1 en kernactie 2; |
|
Percentage kansarmen dat van mening is dat zij baat hebben gehad bij deelname aan het programma; |
|
Te meten doelstelling: Vereenvoudiging |
|
Indicatoren: |
|
Aantal kleinschalige partnerschappen dat gesteund wordt in het kader van kernactie 2; |
|
Percentage deelnemers dat van mening is dat de aanvraag-, deelname- en evaluatieprocedures evenredig en eenvoudig zijn; |
|
Gemiddelde tijd die gemoeid is met de afhandeling van een aanvraag, per actie, vergeleken met het vorige programma; |
VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Het standpunt van het Europees Parlement dat werd aangenomen in eerste lezing, moet worden gezien als een pakket. Mochten de financiële middelen voor het programma voor de periode 2021‑2027 lager uitvallen dan het bedrag dat is genoemd in artikel 14, lid 1, van het standpunt van het Parlement, dan behoudt het Europees Parlement zich het recht voor om zijn steun voor een actie in het programma te heroverwegen zodat de kernactiviteiten van het programma en de aanvullende steun voor inclusiemaatregelen doeltreffend kunnen worden uitgevoerd.
Verder maakt het Europees Parlement duidelijk dat zijn steun voor de nieuwe initiatieven die in zijn standpunt naar voren komen – met name Europese universiteiten, kenniscentra voor beroepsopleiding en DiscoverEU – afhangt van a) de evaluatie van de proeffases die momenteel lopen, en b) de verdere definiëring van elk initiatief. Als een van beide voorwaarden ontbreekt, zal het Europees Parlement gebruikmaken van zijn prerogatieven in de jaarlijkse begrotingsprocedure om de desbetreffende middelen in de reserve te plaatsen totdat er aan deze voorwaarden is voldaan.
TOELICHTING
Op 30 mei 2018 diende de Europese Commissie haar voorstel in voor het nieuwe Erasmus(+)-programma, in het verlengde van haar voorstel van 2 mei 2018 voor een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021-2027. In het nieuwe MFK-voorstel reserveerde de Commissie aanzienlijke aanvullende middelen voor het nieuwe Erasmus(+)-programma (een reële toename van 93 % vergeleken met het huidige MFK), in het kader van haar streven om meer te investeren in mensen en succesvolle programma's te ondersteunen.
Beoordeling van de rapporteur van het voorstel van de Commissie en de benadering van het ontwerpverslag
De rapporteur is uitermate ingenomen met het voorstel van de Commissie, met name wat betreft de handhaving van een programma-opzet die inmiddels met succes zijn beslag heeft gekregen en tijdens het huidige programma goed heeft gewerkt. Wanneer programma's succesvol zijn, moeten veranderingen alleen daar worden doorgevoerd waar zij echt nodig zijn (evolutie, geen revolutie). Hier is het voorstel van de Commissie in geslaagd. Afgezien van de handhaving van een doeltreffende programma-opzet, heeft de Commissie in het voorstel een aantal van de belangrijkste lessen uit de tussentijdse evaluatie verwerkt, evenals de resolutie van het Parlement van 2 februari 2017, waarvoor de rapporteur de eer had om het verslag op te stellen. In dit verband moet de grotere nadruk op inclusie en vereenvoudiging – althans in de begeleidende verklaringen van de Commissie – worden verwelkomd. Hetzelfde geldt voor het besluit om af te zien van de garantiefaciliteit voor studentenleningen. Hoewel het achterliggende idee niet slecht was, is het belangrijk om te erkennen dat een goed idee in de praktijk niet heeft gewerkt en daarnaar te handelen.
Ook andere wijzigingen zijn positief: de toepassing van de opzet van de kernacties op sport, het stimuleren van mobiliteitsmogelijkheden voor scholieren in het kader van kernactie 1 en de uitbreiding van de Jean Monnet-acties om alle vormen van onderwijs en opleiding te bestrijken. De rapporteur verwelkomt ook de nieuwe kerninitiatieven die in het commissievoorstel zijn opgenomen. De middelen van Erasmus moeten worden ingezet om een op excellentie gericht netwerk van Europese universiteiten te bevorderen om te kunnen concurreren met de beste universiteiten ter wereld. Ook moet er meer worden gedaan om op excellentie gerichte samenwerking tussen aanbieders van beroepsopleidingen te bevorderen. DiscoverEU biedt jongeren, mits het op leren gericht is, de gelegenheid om de Europese Unie in al haar culturele en taalkundige diversiteit te ontdekken, en door middel van niet-formele en informele onderwijsactiviteiten belangrijke zachte vaardigheden te ontwikkelen, zoals communicatie, teamwork, creativiteit en het oplossen van problemen.
De belangrijkste door de rapporteur ingediende amendementen moeten dan ook begrepen worden vanuit deze algemene goedkeuring van de benadering van de Commissie. De rapporteur acht de volgende veranderingen echter van kritiek belang om te waarborgen dat de nieuwe versie van het Erasmus(+)-programma hoogwaardige kansen biedt aan zoveel mogelijk mensen.
Begroting
Hoewel het in algemene termen uitermate succesvol is geweest, heeft het huidige Erasmus(+)-programma met aanhoudend lage slagingspercentages van projecten te kampen gehad, wat het gevaar met zich meebrengt dat deelnemers uiteindelijk gefrustreerd raken en de waarde van het programma wordt ondermijnd. Het is absoluut noodzakelijk om de slagingspercentages in het volgende programma te verhogen. Daaraan gekoppeld is het gezien de ambitie om het aantal deelnemers te verdrievoudigen, de inclusie van lastig bereikbare groepen te verbeteren en drie belangrijke nieuwe initiatieven toe te voegen, onhoudbaar om vol te houden dat een reële stijging van de middelen met 93% genoeg is als we het programma willen uitbreiden en verbeteren. Het Europees Parlement heeft continu verzocht om een reële verdrievoudiging van de middelen voor Erasmus(+), en dit is zelfs nog minder dan de begroting waarom sommigen, waaronder de voorzitter van de Commissie en een aantal lidstaten, eerder hebben verzocht. Om die reden dient de rapporteur een amendement in om de begroting in prijzen van 2018 te verdrievoudigen. Voorlopig worden alle overige begrotingstoewijzingen uitgedrukt in percentages om de onderhandelingen te vergemakkelijken, maar de rapporteur handhaaft daarbij de verdeling van de Commissie.
Inclusie
De communicatie in verband met het nieuwe Erasmus(+)-voorstel maakt duidelijk dat het nieuwe programma bijzondere nadruk zal leggen op het verbreden van de toegang en het stimuleren van de sociale inclusie. De wettekst is in dit opzicht echter terughoudend. Om te beginnen verlangt zij van de lidstaten en de Commissie enkel dat zij hun inspanningen opvoeren en creëert zij de mogelijkheid om subsidies aan te passen. Om deze reden kent de rapporteur veel meer gewicht toe aan de inclusiemaatregelen door in de wettekst een afzonderlijk hoofdstuk over inclusie op te nemen en de lidstaten te verplichten een inclusiestrategie te ontwikkelen op basis van een reeks mogelijke parameters. Hij voorziet ook uitdrukkelijk in de verplichting dat individuele subsidies in het kader van Erasmus altijd ten minste 50 % van de aanvullende kosten dekken die deelname aan het programma met zich meebrengt.
De manier waarop het voorstel "kansarme personen" definieert, is weinig specifiek. Hoewel er verschillende belemmeringen voor effectieve deelname bestaan (geografische factoren, culturele achtergrond, enz.), moet het duidelijk zijn dat het programma met name de inclusie moet bevorderen van mensen uit sociaal en economisch kansarme milieus, ongeacht of die achtergrond wordt veroorzaakt of verergerd door andere factoren. De rapporteur neemt daarom afstand van de term "kansarme personen" en gebruikt de term "personen uit kansarme milieus". Tezelfdertijd maakt hij duidelijk dat inclusiemaatregelen ook gericht moeten zijn op "personen met een handicap of andere speciale behoeften". Tot slot stelt de ontwerpverordening mensen in staat deel te nemen aan "virtuele leermobiliteit". De rapporteur maakt duidelijk dat mobiliteit intrinsiek fysiek van aard is en dat virtueel leren de fysieke mobiliteit kan aanvullen, doch niet kan vervangen.
In wezen streeft de rapporteur ernaar inclusie veel meer gewicht te geven, de maatregelen te versterken die deze moeten bevorderen en het makkelijker te maken om te meten of het programma hierin is geslaagd. Naar het oordeel van de rapporteur is het absoluut noodzakelijk dat we aan het einde van de programmacyclus nauwkeurig kunnen meten of we Erasmus(+) werkelijk inclusiever hebben gemaakt door mensen uit kansarme milieus meer kansen te bieden om deel te nemen aan daadwerkelijke mobiliteitsuitwisselingen. Als de Unie tegen eind 2027 niet kan claimen dat er 12 miljoen deelnemers zijn, maar wel oprecht kan stellen dat het programma inclusiever is en hoogwaardige kansen heeft geboden aan meer mensen, dan kan zij met recht trots zijn. Het programma moet dan ook meer op kwaliteit dan op kwantiteit gericht zijn.
Parlementaire controle
De rapporteur is het geheel eens met het argument van de Commissie dat het programma gedurende de looptijd van zeven jaar flexibiliteit nodig heeft. Omstandigheden en prioriteiten veranderen, en het zou verkeerd zijn om het programma vast te pinnen met onze ideeën uit 2018 over hoe dingen zullen of moeten lopen. Flexibiliteit bij de uitvoering van het programma betekent echter niet carte blanche voor de Commissie. Een slanke verordening heeft ongetwijfeld voordelen, maar vergt onvermijdelijk belangrijke beleidskeuzes bij de werkprogramma's. Nieuwe initiatieven als DiscoverEU of de Europese universiteiten zijn goede ideeën, maar nog weinig omlijnd, en moeten in de loop van het programma verdere invulling krijgen op basis van de ervaringen in de proeffase. Het vaststellen van de beleidsprioriteiten en de bijbehorende begrotingstoewijzingen wordt overgelaten aan de werkprogramma's. Om al deze redenen is het essentieel dat de werkprogramma's worden vastgesteld door middel van gedelegeerde handelingen in plaats van uitvoeringshandelingen. Een dergelijke benadering is bedoeld om maximale flexibiliteit te houden bij de uitvoering van het programma en ervoor te zorgen dat het Parlement zijn recht op controle kan uitoefenen en de uitvoerende macht ter verantwoording te roepen. Het enige haalbare alternatief voor deze gestroomlijnde aanpak is om veel meer details in de verordening zelf vast te leggen, wat indruist tegen de doelstelling om meer flexibiliteit te waarborgen.
Vereenvoudiging
Behalve inclusie nam in de communicatie over het nieuwe programma het idee van vereenvoudiging een prominente plaats in. De specifieke maatregelen op dit punt zijn in de verordening echter schaars. De rapporteur verwelkomt het bevorderen van kleinschalige partnerschappen, maar introduceert een aantal amendementen om de aanvraag- en beheerprocessen te verbeteren en mobiliteit te bevorderen. Hij versterkt verder bepalingen die bedoeld zijn om de samenwerking en de uitwisseling van beste praktijken tussen nationale agentschappen te verbeteren en om gemeenschappelijke normen voor aanvragen en evaluaties te bevorderen. Tot slot introduceert hij indicatoren om vereenvoudiging te meten.
Aspecten van continuïteit
Zoals hierboven uiteengezet, steunt de rapporteur de nadruk van de Commissie op continuïteit. Hij neemt daarom twee elementen uit het huidige programma over:
a) de naam. Volgens de rapporteur is de naam Erasmus+ nu welbekend en maakt duidelijk dat het programma niet alleen bestemd is voor het hoger onderwijs, maar ook een reeks eerdere programma's omvat. Om die reden heeft het de voorkeur om de huidige naam te behouden.
b) Europese toegevoegde waarde. Het is belangrijk om te benadrukken dat het toekomstige programma projecten moeten blijven steunen die een potentiële Europese toegevoegde waarde hebben. Afgezien van de maatregelen betreffende Europese toegevoegde waarde in het huidige programma heeft de rapporteur ook een aantal ideeën ontleent aan het recente verslag van de Europese Rekenkamer over dat programma.
ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (17.12.2018)
aan de Commissie cultuur en onderwijs
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van 'Erasmus': het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013
(COM(2018)0367 – C8-0233/2018 – 2018/0191(COD))
Rapporteur voor advies: Ignazio Corrao
BEKNOPTE MOTIVERING
Het Commissievoorstel tot vaststelling van 'Erasmus': het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van het vroegere Erasmus+-programma 2014-2020, heeft een internationale dimensie als een 'fundamenteel en overkoepelend element dat relevant is voor mobiliteit en samenwerking en voor de beleidsdialoog'.
De financiering voor deze internationale dimensie zal komen uit de externe financieringsinstrumenten, overeenkomstig hun verordeningen. Het financieringsniveau zal in de programmeringscyclus worden vastgesteld, zodra deze instrumenten van kracht zijn. Alle financiering moet consistent zijn met de doelstellingen van de instrumenten. Doel van het voorstel is, voor de internationale dimensie van het programma, 'te zorgen voor synergie met de externe instrumenten van de Unie met het oog op het nastreven van de doelstellingen van haar externe beleid, bij te dragen aan de menselijke en institutionele ontwikkeling in derde landen, met name in ontwikkelingslanden, en om contact te houden met hun jongeren, een essentieel element voor de opbouw van meer weerbare samenlevingen en het vergroten van het vertrouwen tussen culturen'.
Hoewel de algemene doelstelling van het voorstel wordt onderschreven, is de rapporteur bezorgd door de beperkte verwijzingen naar de internationale dimensie en daarmee naar de externe doelstellingen, met name op het gebied van ontwikkeling, van de Unie en de behoeften en strategieën van onze partnerlanden.
Uw rapporteur wil met de voorgestelde amendementen het volgende bereiken:
– Benadrukken dat het voorgestelde programma samenhang moet vertonen met de beginselen en waarden van de Europese Unie, alsmede met de externe beleidsdoelstellingen,
– Ervoor zorgen dat het programma bijdraagt tot de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's) en, in zijn internationale dimensie, aan de menselijke en institutionele ontwikkeling in derde landen en aan de uitbanning van armoede in ontwikkelingslanden,
– Circulaire migratie bevorderen en een brain drain vermijden door mobiliteitsacties te koppelen aan maatregelen om studenten en onderzoekers aan te moedigen naar hun land van herkomst terug te keren,
– Ervoor zorgen dat de eigen verantwoordelijkheid van de partnerlanden in de programmeringsprocessen wordt geëerbiedigd.
De rapporteur is verheugd dat de financieringsniveaus worden vastgelegd in de programmeringsfase, op basis van en in overeenstemming met nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën, maar benadrukt dat er rekening gehouden moet worden met het belang van educatie voor duurzame ontwikkeling bij de vaststelling van de prioritaire sectoren voor samenwerking.
AMENDEMENTEN
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) In een context van snelle en ingrijpende veranderingen als gevolg van de technologische revolutie en de mondialisering, zijn investeringen in leermobiliteit, samenwerking en innovatieve beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport cruciaal voor de opbouw van inclusieve, hechte en weerbare samenlevingen en voor het behoud van het concurrentievermogen van de Unie, en dragen zij tegelijkertijd bij tot de versterking van de Europese identiteit en tot een democratischer Unie. |
(1) In een context van snelle en ingrijpende veranderingen als gevolg van de technologische revolutie en de mondialisering, zijn investeringen in leermobiliteit, samenwerking en innovatieve beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport cruciaal voor de opbouw van inclusieve, hechte en weerbare samenlevingen en voor het behoud van het concurrentievermogen van de Unie, en dragen zij tegelijkertijd bij tot de versterking van de Europese identiteit, beginselen en waarden en tot een democratischer Unie. |
Motivering | |
Iedere actie in het kader van dit programma moet samenhang vertonen met de beginselen en waarden van de Europese Unie, met name die welke zijn vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. | |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Op 16 september 2016 hebben de leiders van zevenentwintig lidstaten in Bratislava benadrukt dat zij vastbesloten zijn om jongeren betere kansen te bieden. In de op 25 maart 2017 ondertekende verklaring van Rome hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zich ertoe verbonden te werken aan een Unie waarin jongeren het beste onderwijs en de beste opleiding krijgen en kunnen studeren en een baan kunnen vinden in de hele Unie; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert. |
(5) Op 16 september 2016 hebben de leiders van zevenentwintig lidstaten in Bratislava benadrukt dat zij vastbesloten zijn om jongeren betere kansen te bieden. In de op 25 maart 2017 ondertekende verklaring van Rome hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zich ertoe verbonden te werken aan een Unie waarin jongeren het beste onderwijs en de beste opleiding krijgen en kunnen studeren en een baan kunnen vinden in de hele Unie; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert. Tegelijkertijd zegden ze toe bestaande partnerschappen verder te ontwikkelen, nieuwe partnerschappen op te zetten en de stabiliteit en welvaart in het directe nabuurschap ten oosten en zuiden van Europa, maar ook in het Midden-Oosten en in heel Afrika en wereldwijd te bevorderen1 bis. |
|
_________________ |
|
1 bis Verklaring van de leiders van 27 lidstaten en de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie, aangenomen op 25 maart 2017. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
14 bis) Het programma moet bijdragen tot de bevordering en bescherming van het historisch, artistiek en cultureel erfgoed van de Unie en haar lidstaten, door mobiliteits- en samenwerkingsactiviteiten te ondersteunen ter bevordering van de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van de bescherming en bevordering van het Europees artistiek en cultureel erfgoed. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) De internationale dimensie van het programma moet worden versterkt, zodat meer kansen kunnen worden geboden voor mobiliteit, samenwerking en beleidsdialoog met niet met het programma geassocieerde derde landen. Voortbouwend op de geslaagde uitvoering van de internationale activiteiten inzake hoger onderwijs en jeugd in het kader van de vorige programma's op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, moeten de internationalemobiliteitsactiviteiten worden uitgebreid naar andere sectoren, zoals beroepsonderwijs en -opleiding. |
(18) De internationale dimensie van het programma moet worden versterkt, zodat meer kansen kunnen worden geboden voor mobiliteit, samenwerking en beleidsdialoog met niet met het programma geassocieerde derde landen, met name ontwikkelingslanden. Voortbouwend op de geslaagde uitvoering van de internationale activiteiten inzake hoger onderwijs en jeugd in het kader van de vorige programma's op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, moeten de internationalemobiliteitsactiviteiten worden uitgebreid naar andere sectoren, zoals beroepsonderwijs en -opleiding, sport en cultuur. De internationale dimensie moet begrip tussen de volkeren en interculturele dialoog bevorderen en moet bijdragen tot de uitbanning van armoede en tot duurzame ontwikkeling. Onderdanen van ontwikkelingslanden moeten worden aangemoedigd na afloop van hun studie- of onderzoeksperiode terug te keren naar hun land van herkomst zodat zij kunnen bijdragen tot de economische ontwikkeling en het welzijn van die ontwikkelingslanden. Bij de uitvoering van het programma moet ook worden getracht het gemakkelijker te maken voor benadeelde en kwetsbare groepen om te gaan studeren en moet er actief worden ingespeeld op de speciale educatieve behoeften van mensen met een handicap. |
Motivering | |
Dit programma moet bijdragen tot de SDG’s en consistent en complementair zijn met ander EU‑beleid. De doelstellingen van het EU-ontwikkelingsbeleid moeten daarom uitdrukkelijk worden genoemd als doelstellingen van de internationale dimensie van de verordening. Om circulaire migratie te bevorderen moet de stimulering van mobiliteit worden gekoppeld aan het aanmoedigen van studenten en onderzoekers om terug te keren naar hun land van herkomst. Een bredere toegang is in overeenstemming met de Europese waarden van menselijke waardigheid en gelijkheid. | |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
18 bis) Tegelijkertijd moet de internationale dimensie de interculturele en interreligieuze dialoog aanwakkeren, de samenwerking op het vlak van onderwijs op de as tussen Noord en Zuid intensiveren en bijdragen tot duurzame ontwikkeling. De internationale dimensie moet de capaciteitsopbouw van onderwijsstelsels in partnerlanden versterken, de overdracht van kennis ondersteunen en jongeren uit ontwikkelingslanden aansporen om in Europa te gaan studeren en vervolgens deze kennis in te zetten voor hun land van herkomst. De internationale dimensie moet bijdragen tot het ontwikkelen van de kennis en vaardigheden die nodig zijn om ontwikkelingsbehoeften op de lange termijn aan te pakken en wederzijdse en duurzame groei te stimuleren. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
18 bis) Het programma moet coherent zijn met de mededeling van de Commissie getiteld "Mededeling over een nieuwe Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen: ons partnerschap voor investeringen en banen naar een hoger niveau tillen", waarin wordt opgemerkt dat tegen 2027 het aantal studenten en docenten dat aan het programma deelneemt, 105 000 zal bedragen. |
Motivering | |
De deelname van studenten en docenten uit Afrikaanse landen draagt bij tot de realisatie van de doelstellingen van het programma. | |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
18 bis) Teneinde de impact van activiteiten in partnerlanden te vergroten, zullen de synergieën tussen Erasmus en instrumenten voor het externe optreden van de EU, zoals het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en het instrument voor pretoetredingssteun worden aangewakkerd. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) Het programma moet de deelname van jongeren aan het democratische leven in Europa aanmoedigen, onder meer door de ondersteuning van participatieprojecten waarbij jongeren zich inzetten voor en deelnemen aan het maatschappelijk middenveld, en aldus het bewustzijn van de gemeenschappelijke Europese waarden vergroten, jongeren en besluitvormers op lokaal, nationaal en Europees niveau samenbrengen, en bijdragen aan het Europese integratieproces. |
(21) Het programma moet de deelname van jongeren aan het democratische leven in Europa aanmoedigen, met bijzondere aandacht voor jongeren uit afgelegen gebieden en voor migratiecontexten, onder meer door de ondersteuning van participatieprojecten waarbij jongeren zich inzetten voor en deelnemen aan het maatschappelijk middenveld, en aldus het bewustzijn van de gemeenschappelijke Europese waarden vergroten, jongeren en besluitvormers op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau samenbrengen, en bijdragen aan het Europese integratieproces. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(23) Het programma moet ook het leren van talen stimuleren, met name door een groter gebruik van online-instrumenten, aangezien e-leren, wat toegang en flexibiliteit betreft, extra voordelen biedt voor het leren van talen. |
(23) Het programma moet ook het leren van alle talen van de Unie stimuleren, met inbegrip van gebarentalen, met name door een groter gebruik van gratis toegankelijke online-instrumenten, aangezien e-leren, wat toegang en flexibiliteit betreft, extra voordelen biedt voor het leren van talen. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Het programma moet maatregelen ondersteunen die de samenwerking tussen instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport bevorderen, met erkenning van hun fundamentele rol bij het toerusten van mensen met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn in een veranderende wereld, en bij de adequate verwezenlijking van het potentieel voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap, met name in de digitale economie. |
(24) Het programma moet maatregelen ondersteunen die de samenwerking tussen instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport in Europa bevorderen, zowel tussen Europese instellingen en organisaties onderling als tussen deze laatste en instellingen en organisaties in ontwikkelingslanden en landen en gebieden overzee, met name door middel van samenwerking langs digitale weg, met erkenning van hun fundamentele rol bij het toerusten van mensen met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn in een veranderende wereld, en bij de adequate verwezenlijking van het potentieel voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap, met name in de digitale economie. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(32) Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
(32) Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van duurzame ontwikkeling en klimaatactie in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(38) Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU"36moet het programma rekening houden met de specifieke situatie van die gebieden. Er zullen maatregelen worden genomen om de deelname van de ultraperifere gebieden aan alle acties te vergroten. Mobiliteitsuitwisselingen en samenwerking tussen mensen en organisaties uit die gebieden en derde landen, met name hun buren, moeten worden bevorderd. Dergelijke maatregelen zullen worden gemonitord en zullen regelmatig worden geëvalueerd. |
(38) Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU"36moet het programma rekening houden met de specifieke situatie van die gebieden. Er zullen maatregelen worden genomen om de deelname van de ultraperifere gebieden aan alle acties te vergroten, met name door middel van samenwerking langs digitale weg. Mobiliteitsuitwisselingen en samenwerking tussen mensen en organisaties uit die gebieden en derde landen, met name hun buren, moeten worden bevorderd, evenals online-leerprogramma's. Dergelijke maatregelen zullen worden gemonitord en zullen regelmatig worden geëvalueerd. |
_________________ |
_________________ |
36 COM(2017)0623. |
36 COM(2017)0623. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 39 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(39) Krachtens [referentie in voorkomend geval bijwerken overeenkomstig een nieuw LGO-besluit artikel 94 van Besluit 2013/755/EG van de Raad37 ] komen particulieren en entiteiten die zijn gevestigd in landen en gebieden overzee in aanmerking voor financiering overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft. Bij de uitvoering van het programma moet rekening worden gehouden met de problemen die rijzen ten gevolge van de grote afstand tot deze landen of gebieden, en hun deelname aan het programma moet worden gemonitord en regelmatig worden geëvalueerd. |
(39) Krachtens [referentie in voorkomend geval bijwerken overeenkomstig een nieuw LGO-besluit artikel 94 van Besluit 2013/755/EG van de Raad37 ] komen particulieren en entiteiten die zijn gevestigd in landen en gebieden overzee in aanmerking voor financiering overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft. Bij de uitvoering van het programma moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken en problemen ten gevolge van de grote afstand tot deze landen of gebieden, om hun doeltreffende deelname aan het programma mogelijk te maken. Deze deelname moet worden gemonitord en regelmatig worden geëvalueerd. |
_________________ |
_________________ |
37 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie ("LGO-besluit") (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1). |
37 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie ("LGO-besluit") (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1). |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 42 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(42) Er moet worden gezorgd voor een passende outreach, en passende bekendmaking en verspreiding van de mogelijkheden en resultaten van de door het programma ondersteunde acties op Europees, nationaal en lokaal niveau. De activiteiten inzake outreach, bekendmaking en verspreiding moeten uitgaan van de uitvoeringsorganen van het programma, in voorkomend geval met de steun van andere centrale belanghebbenden. |
(42) Er moet worden gezorgd voor een passende outreach, en passende bekendmaking en verspreiding van de mogelijkheden en resultaten van de door het programma ondersteunde acties op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau De activiteiten inzake outreach, bekendmaking en verspreiding moeten uitgaan van de uitvoeringsorganen van het programma, in voorkomend geval met de steun van andere centrale belanghebbenden. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 46 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(46) De lidstaten dienen ernaar te streven alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen. Dat houdt in dat, waar mogelijk en onverminderd het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen, kwesties die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen moeten worden opgelost. Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad39 worden de lidstaten aangemoedigd verkorte toelatingsprocedures in te voeren. |
(46) De lidstaten dienen ernaar te streven alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen. Dat houdt in dat, waar mogelijk en onverminderd het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen, kwesties die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen en andere wettelijke of administratieve problemen die toegang tot het programma zouden kunnen verhinderen, moeten worden opgelost. Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad39 worden de lidstaten aangemoedigd verkorte toelatingsprocedures in te voeren. |
_________________ |
_________________ |
39 Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21). |
39 Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21). |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 49 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(49) Om de vereisten waaraan de begunstigden moeten voldoen te vereenvoudigen, moet zo veel mogelijk worden gebruikgemaakt van vereenvoudigde subsidies in de vorm van vaste bedragen, eenheidskosten en financiering volgens een vast percentage. De vereenvoudigde subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma, zoals door de Commissie gedefinieerd, moeten rekening houden met de kosten van levensonderhoud in het gastland. De Commissie en de nationale agentschappen in de uitzendende landen moeten deze vereenvoudigde subsidies kunnen aanpassen op basis van objectieve criteria, met name om de toegang van kansarme personen te garanderen. De lidstaten moeten voorts worden aangespoord die subsidies vrij te stellen van belasting en sociale premies, overeenkomstig het nationale recht. Die vrijstelling moet eveneens gelden voor publieke of particuliere entiteiten die dergelijke financiële steun toekennen aan de individuele begunstigden. |
(49) Om de vereisten waaraan de begunstigden moeten voldoen te vereenvoudigen, moet zo veel mogelijk worden gebruikgemaakt van vereenvoudigde subsidies in de vorm van vaste bedragen, eenheidskosten en financiering volgens een vast percentage. De vereenvoudigde subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma, zoals door de Commissie gedefinieerd, moeten rekening houden met de kosten van levensonderhoud in het gastland. De Commissie en de nationale agentschappen in de uitzendende landen moeten deze vereenvoudigde subsidies kunnen aanpassen op basis van objectieve criteria, met name om de toegang van kansarme personen en personen met de status van politiek vluchteling te garanderen. De lidstaten moeten voorts worden aangespoord die subsidies vrij te stellen van belasting en sociale premies, overeenkomstig het nationale recht. Die vrijstelling moet eveneens gelden voor publieke of particuliere entiteiten die dergelijke financiële steun toekennen aan de individuele begunstigden. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 51 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(51) Er moet worden gezorgd voor de complementariteit van alle acties die in het kader van het programma worden uitgevoerd met de activiteiten van de lidstaten en andere activiteiten van de Unie, met name op het gebied van onderwijs, cultuur en media, jongeren en solidariteit, werkgelegenheid en sociale inclusie, onderzoek en innovatie, industrie en bedrijfsleven, landbouw en plattelandsontwikkeling met de nadruk op jonge landbouwers, cohesie, regionaal beleid, en internationale samenwerking en ontwikkeling. |
(51) Er moet worden gezorgd voor de complementariteit van alle acties die in het kader van het programma worden uitgevoerd met de activiteiten van de lidstaten en andere activiteiten van de Unie, met name op het gebied van onderwijs, cultuur en media, jongeren en solidariteit, werkgelegenheid en sociale inclusie, onderzoek en innovatie, industrie en bedrijfsleven, landbouw en plattelandsontwikkeling met de nadruk op jonge landbouwers, cohesie, regionaal beleid, en internationale samenwerking en ontwikkeling. Het programma moet synergieën aangaan met het externe optreden en het beleid van de Unie, waaronder programma's voor ontwikkelingssamenwerking, met volledige inachtneming van het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling als verankerd in artikel 208 VWEU. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2) "leermobiliteit": het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen of niet-formeel of informeel te leren; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning en/of worden aangevuld met online leren en virtuele samenwerking. In sommige specifieke gevallen kan dit de vorm aannemen van leren met behulp van informatie- en communicatietechnologie; "niet-formeel leren": |
2) " leermobiliteit " het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen of niet-formeel of informeel te leren; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning, met inbegrip van vertolking in gebarentaal, en/of worden aangevuld met online leren en virtuele samenwerking. In sommige specifieke gevallen kan dit de vorm aannemen van leren met behulp van informatie- en communicatietechnologie; "niet-formeel leren": |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 12 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
12 bis) "land of gebied overzee": een land of gebied dat is verbonden met een lidstaat van de Unie waarop de bepalingen van deel IV van het VWEU van toepassing zijn; |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
17) elke vorm van samenwerking met behulp van informatie- en communicatietechnologie; "instelling voor hoger onderwijs": |
17) elke vorm van samenwerking met behulp van informatie- en communicatietechnologie die ook toegankelijk is voor mensen met een beperking; |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De algemene doelstelling van het programma is de educatieve, beroeps- en persoonlijke ontwikkeling van personen in onderwijs, opleiding, jeugd en sport, zowel in Europa als daarbuiten, te ondersteunen en zo bij te dragen tot duurzame groei, werkgelegenheid en sociale samenhang en de versterking van de Europese identiteit. Als zodanig wordt het programma een belangrijk instrument voor de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte, de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese strategische samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, met haar onderliggende sectorale agenda's, de bevordering van de samenwerking inzake jeugdbeleid in het kader van de strategie van de Unie voor jongeren 2019-2027 en de ontwikkeling van een Europese dimensie in de sport. |
1. De algemene doelstelling van het programma is de educatieve, beroeps- en persoonlijke ontwikkeling van personen in onderwijs, opleiding, jeugd en sport, zowel in Europa als daarbuiten, te ondersteunen en zo bij te dragen tot duurzame ontwikkeling en groei, werkgelegenheid en sociale samenhang, tot de versterking van het integratiebeleid in een pluralistische samenleving en de versterking van de Europese identiteit, evenals dialoog en beter wederzijds begrip tussen de verschillende culturen. Als zodanig wordt het programma een belangrijk instrument voor de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte, de bevordering van gemeenschappelijke normen en de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese strategische samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, met haar onderliggende sectorale agenda's, de bevordering van de samenwerking inzake jeugdbeleid in het kader van de strategie van de Unie voor jongeren 2019‑2027 en de ontwikkeling van een Europese dimensie in de sport. |
|
Het programma omvat een internationale dimensie die geïntegreerd moet worden in het kader van het externe optreden van de Unie, inclusief haar ontwikkelingsdoelstellingen, via samenwerking tussen de Unie en derde landen. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) bijdragen tot de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, en in het bijzonder doelstelling 4 "kwaliteitsonderwijs", die betrekking heeft op het garanderen van inclusief en gelijkwaardig kwaliteitsonderwijs en het bevorderen van leermogelijkheden voor iedereen. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) Acties die worden ondernomen in het kader van de internationale dimensie moeten bijdragen tot menselijke en institutionele ontwikkeling in derde landen, en tot uitbanning van armoede in ontwikkelingslanden. Die acties moeten gebaseerd worden op en in overeenstemming gebracht worden met nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën. |
Motivering | |
Hoewel in de toelichting van de verordening duurzame ontwikkeling en samenhang met de EU‑ontwikkelingsdoelstellingen benadrukt worden, worden zij in de ontwerpverordening zelf niet vermeld. De ontwerpverordening bevat geen enkele beschrijving van de doelstellingen van de internationale dimensie van het programma. | |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter e | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
e) mogelijkheden voor het leren van talen, inclusief die welke mobiliteitsactiviteiten ondersteunen. |
e) mogelijkheden voor het leren van talen, inclusief mogelijkheden om gebarentaal te leren en mogelijkheden die mobiliteitsactiviteiten ondersteunen. |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1 – letter f | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
f) verspreidings- en bewustmakingsactiviteiten over Europese beleidsresultaten en -prioriteiten en over het programma. |
f) activiteiten die verband houden met de onbelemmerde verspreiding en bewustmaking van informatie over Europese beleidsresultaten en -prioriteiten en over het programma. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de beleidsdialoog en de samenwerking met relevante belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van jeugd, de EU-jongerendialoog, en de ondersteuning van het Europees Jeugdforum; |
c) de beleidsdialoog en de samenwerking met relevante belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van jeugd, met name organisaties die werken met jongeren die behoren tot een diaspora, de EU-jongerendialoog, en de ondersteuning van het Europees Jeugdforum; |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Op het gebied van sport ondersteunt het programma in het kader van kernactie 1 de mobiliteit van sportcoaches en personeel. |
Op het gebied van sport - ook voor mensen met een beperking - ondersteunt het programma in het kader van kernactie 1 de mobiliteit van sportcoaches en personeel. |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de voorbereiding en de uitvoering van de beleidsagenda van de Unie op het gebied van sport en lichaamsbeweging; |
a) de voorbereiding en de uitvoering van de beleidsagenda van de Unie op het gebied van sport, ook voor mensen met een beperking, en lichaamsbeweging; |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) landen en gebieden overzee (LGO's) volgens het besluit van de Raad over de associatie van de LGO’s met de Europese Unie en de regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee deze LGO's verbonden zijn; |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1 – letter d – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) andere derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst: |
d) andere derde landen, met name ontwikkelingslanden, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst: |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1 – letter d – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma's van de Unie deelneemt; |
– een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma's van de Unie deelneemt; met betrekking tot ontwikkelingslanden wordt bij dat billijke evenwicht rekening gehouden met de doelstelling om armoede uit te bannen en met de beginselen van ontwikkelingssamenwerking; |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1 – letter d – streepje 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- garandeert de samenhang met het externe beleid en de doelstellingen van de Unie, met inbegrip van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, de Europese consensus inzake ontwikkeling en de algemene strategie van de EU voor het buitenlands en veiligheidsbeleid; |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) in artikel 16 bedoelde derde landen die niet voldoen aan de voorwaarde van lid 2 van dat artikel; |
a) in artikel 16 bedoelde derde landen die niet voldoen aan de voorwaarde van lid 2 van dat artikel, met name ontwikkelingslanden; |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – alinea 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) Deelname aan het programma door ontwikkelingslanden wordt sterk aangemoedigd en gesteund om te voldoen aan en bij te dragen tot de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Acties die worden ondernomen in het kader van de internationale dimensie moeten bijdragen tot menselijke en institutionele ontwikkeling in derde landen, en tot uitbanning van armoede in ontwikkelingslanden. Zij moeten worden gebaseerd op en in overeenstemming worden gebracht met nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. De Commissie kan met niet met het programma geassocieerde derde landen of organisaties en instellingen uit die landen gezamenlijke oproepen doen voor financiering van projecten op basis van overeenstemmende financiële steun. De projecten kunnen worden geëvalueerd en geselecteerd overeenkomstig gezamenlijke evaluatie- en selectieprocedures die door de betrokken financierende instellingen worden overeengekomen, overeenkomstig de beginselen die vastgelegd zijn in het Financieel Reglement. |
6. De Commissie kan met niet met het programma geassocieerde derde landen, met name ontwikkelingslanden, of organisaties en instellingen uit die landen gezamenlijke oproepen doen voor financiering van projecten op basis van overeenstemmende financiële steun. De projecten kunnen worden geëvalueerd en geselecteerd overeenkomstig gezamenlijke evaluatie- en selectieprocedures die door de betrokken financierende instellingen worden overeengekomen, overeenkomstig de beginselen die vastgelegd zijn in het Financieel Reglement. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel [108] van het Financieel Reglement. Bovendien bevat het werkprogramma een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van middelen tussen de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen voor de acties die worden beheerd door het nationale agentschap. Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 31 bedoelde onderzoeksprocedure. |
Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel [108] van het Financieel Reglement. Bovendien bevat het werkprogramma een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van middelen tussen de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen voor de acties die worden beheerd door het nationale agentschap. Het bevat een specifieke indicatie van de verdeling van de middelen die zijn toegewezen aan ontwikkelingslanden. Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 31 bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Onverminderd de vereisten van hoofdstuk IX en de in artikel 24 bedoelde verplichtingen van de nationale agentschappen, dienen de lidstaten uiterlijk op 30 april 2024 bij de Commissie een verslag in over de uitvoering en de impact van het programma op hun respectieve grondgebied. |
3. Onverminderd de vereisten van hoofdstuk IX en de in artikel 24 bedoelde verplichtingen van de nationale agentschappen, dienen de lidstaten uiterlijk op 30 april 2024 bij de Commissie een verslag in over de uitvoering en de impact van het programma op hun respectieve grondgebied. De EDEO dient een vergelijkbaar verslag in over de uitvoering en de impact van het programma in de deelnemende ontwikkelingslanden. |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. |
4. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. In de evaluatie wordt specifiek gefocust op de resultaten die behaald zijn op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. In de evaluatie wordt gespecificeerd welke bijdrage het programma heeft geleverd op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, met bijzondere nadruk op de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot doelstelling voor duurzame ontwikkeling 4 "kwaliteitsonderwijs". |
Motivering | |
Het is belangrijk dat in het werkprogramma wordt gewezen op de bijdrage van het programma op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en aan de doelstelling voor duurzame ontwikkeling (SDG) inzake onderwijs. | |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4 – punt 1 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1) De informatie en communicatie moeten ook toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. |
PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Titel |
”Erasmus”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2018)0367 – C8-0233/2018 – 2018/0191(COD) |
||||
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
CULT 14.6.2018 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
DEVE 14.6.2018 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Ignazio Corrao 22.10.2018 |
||||
Behandeling in de commissie |
19.11.2018 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
13.12.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
15 1 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Ignazio Corrao, Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Maria Heubuch, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Linda McAvan, Norbert Neuser, Maurice Ponga, Jean-Luc Schaffhauser, Elly Schlein, Bogusław Sonik, Eleni Theocharous, Mirja Vehkaperä, Joachim Zeller |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Frank Engel |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Miguel Urbán Crespo |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
15 |
+ |
|
ALDE |
Mirja Vehkaperä |
|
ECR |
Eleni Theocharous |
|
EFDD |
Ignazio Corrao |
|
GUE/NGL |
Miguel Urbán Crespo |
|
PPE |
Frank Engel, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Maurice Ponga, Bogusław Sonik, Joachim Zeller |
|
S&D |
Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Linda McAvan, Norbert Neuser, Elly Schlein |
|
VERTS/ALE |
Maria Heubuch |
|
1 |
- |
|
ENF |
Jean-Luc Schaffhauser |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
ADVIES van de Begrotingscommissie (26.11.2018)
aan de Commissie cultuur en onderwijs
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van "Erasmus": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013
(COM(2018)0367 – C8-0233/2018 – 2018/0191(COD))
Rapporteur voor advies: Jean Arthuis
AMENDEMENTEN
De Begrotingscommissie verzoekt de bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) In haar mededeling van 2 mei 2018 ("Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt — Het meerjarig financieel kader 2021-2027")26 vroeg de Commissie in het volgende financieel kader meer aandacht voor de jeugd, met name door de middelen voor het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020, een van de meest opvallende succesverhalen van de Unie, ruim te verdubbelen. De focus van het nieuwe programma zou moeten liggen op inclusie en deelname van kansarme jongeren. Hierdoor zouden nog meer jongeren naar een ander land kunnen voor onderwijs of om werkervaring op te doen. |
(8) In haar mededeling van 2 mei 2018 ("Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt – Het meerjarig financieel kader 2021-2027")26 vroeg de Commissie in het volgende financieel kader meer aandacht voor de jeugd, met name door de middelen voor het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020, een van de meest opvallende succesverhalen van de Unie, ruim te verdubbelen. In zijn resolutie van 14 maart 2018 over het volgende meerjarig financieel kader, riep het Europees Parlement op zijn beurt op tot een verdriedubbeling van de begroting van het programma. De focus van het nieuwe programma zou moeten liggen op inclusie en deelname van kansarme jongeren. Hierdoor zouden nog meer jongeren naar een ander land kunnen voor onderwijs of om werkervaring op te doen. |
__________________ |
__________________ |
26 COM(2018) 321 final. |
26 COM(2018) 321 final. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) In haar mededeling over de versterking van de Europese identiteit via onderwijs en cultuur heeft de Commissie gewezen op de cruciale rol die onderwijs, cultuur en sport spelen bij het bevorderen van actief burgerschap en gemeenschappelijke waarden bij de jongere generaties. De versterking van de Europese identiteit en de bevordering van de actieve participatie van de burgers in het democratisch proces is van cruciaal belang voor de toekomst van Europa en onze democratische samenlevingen. In het buitenland gaan studeren, leren, vakkennis opdoen en werken, of deelnemen aan jeugd- of sportactiviteiten draagt bij tot de versterking van die Europese identiteit in al haar diversiteit en van het gevoel deel uit te maken van een culturele gemeenschap, en tot de bevordering van actief burgerschap bij mensen van alle leeftijden. De deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten zouden zich moeten inzetten voor hun lokale gemeenschappen en de lokale gemeenschappen in hun gastland, en er hun ervaringen delen. Activiteiten die alle aspecten van creativiteit op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd versterken en de individuele kerncompetenties vergroten, moeten worden ondersteund. |
(17) In haar mededeling over de versterking van de Europese identiteit via onderwijs en cultuur heeft de Commissie gewezen op de cruciale rol die onderwijs, cultuur en sport spelen bij het bevorderen van actief burgerschap en gemeenschappelijke waarden bij de jongere generaties. De versterking van de Europese identiteit en de bevordering van de actieve participatie van de burgers in het democratisch proces is van cruciaal belang voor de toekomst van Europa en onze democratische samenlevingen. In het buitenland gaan studeren, leren, vakkennis opdoen en werken, of deelnemen aan jeugd- of sportactiviteiten draagt bij tot de versterking van die Europese identiteit in al haar diversiteit en van het gevoel deel uit te maken van een culturele gemeenschap, en tot de bevordering van actief burgerschap bij mensen van alle leeftijden. Hiertoe wordt ernaar gestreefd dat het programma een correcte afspiegeling is van de diversiteit binnen de Europese samenleving met betrekking tot etniciteit, gender, handicap, sociale achtergrond en geografische spreiding. De deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten zouden zich moeten inzetten voor hun lokale gemeenschappen en de lokale gemeenschappen in hun gastland, en er hun ervaringen delen. Activiteiten die alle aspecten van creativiteit op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd versterken en de individuele kerncompetenties vergroten, moeten worden ondersteund. |
Motivering | |
EU-programma's die alle geledingen van de Europese samenleving bereiken, bieden meer waar voor hun geld, met name bij de bevordering van de waarden van de EU en het bieden van gelijke kansen, en in aansluiting daarop moet verslag worden uitgebracht over het gebruik van de programma's. | |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Het programma moet bijdragen aan het vergemakkelijken van de transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties, en aan de overdracht van studiepunten of eenheden van leerresultaten, aan kwaliteitsborging en aan de validering van niet-formeel en informeel leren, het beheer van vaardigheden en begeleiding. In dit verband moet het programma ook steun verlenen aan contactpunten en netwerken op nationaal en Unieniveau die trans-Europese uitwisselingen en de ontwikkeling van flexibele leertrajecten tussen verschillende gebieden van onderwijs, opleiding en jeugdwerk in formele en niet-formele contexten bevorderen. |
(28) Het programma moet bijdragen aan het vergemakkelijken van de transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties, en aan de overdracht van studiepunten of eenheden van leerresultaten, aan kwaliteitsborging en aan de validering van niet-formeel en informeel leren, het beheer van vaardigheden en begeleiding. Met name op het gebied van de beroepsopleiding moet het ondervangen van de diversiteit van de nationale stelsels, met het oog op de toekenning van diploma's, waarborgen dat vaardigheden en eerdere leerervaringen in het kader van de mobiliteit binnen de EU en naar derde landen die met het Erasmus-programma zijn geassocieerd worden gevalideerd en erkend. In dit verband moet het programma ook steun verlenen aan contactpunten en netwerken op nationaal en Unieniveau die trans-Europese uitwisselingen en de ontwikkeling van flexibele leertrajecten tussen verschillende gebieden van onderwijs, opleiding en jeugdwerk in formele en niet-formele contexten bevorderen. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(31) Het is belangrijk om onderwijs, leren en onderzoek op het gebied van de Europese integratie en de discussie daarover te bevorderen door steun van de Jean Monnet-acties op het gebied van het hoger onderwijs, maar ook op andere gebieden van onderwijs en opleiding. De bevordering van een gevoel van Europese identiteit en Europees engagement is van bijzonder belang wanneer de gemeenschappelijke waarden waarop de Unie is gegrondvest en die deel uitmaken van onze Europese identiteit op de proef worden gesteld, en wanneer de burgers weinig betrokkenheid vertonen. Het programma moet een bijdrage blijven leveren tot de ontwikkeling van excellentie op het gebied van Europese-integratiestudies. |
(31) Het is belangrijk om onderwijs, leren en onderzoek op het gebied van de Europese integratie, de Europese geschiedenis, het Europees burgerschap en de discussie daarover te bevorderen door steun van de Jean Monnet-acties op het gebied van het hoger onderwijs, maar ook op andere gebieden van onderwijs en opleiding. De bevordering van een gevoel van Europese identiteit, Europees burgerschap en Europees engagement is van bijzonder belang wanneer de gemeenschappelijke waarden waarop de Unie is gegrondvest en die deel uitmaken van onze Europese identiteit op de proef worden gesteld, en wanneer de burgers weinig betrokkenheid vertonen. Het programma moet een bijdrage blijven leveren tot de ontwikkeling van excellentie op het gebied van studies betreffende Europese integratie en Europees burgerschap. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(32) Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
(32) Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat ten minste 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen in de MFK-periode 2021-2027, en aan de jaardoelstelling van 30 % op zo kort mogelijke termijn en ten laatste in 2027. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
Motivering | |
Dit amendement dient om het door het Parlement vastgestelde streefdoel voor klimaatgerelateerde uitgaven over te nemen. | |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 33 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(33) In deze verordening worden de financiële middelen voor het programma vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [referentie in voorkomend geval bijwerken punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer34]. |
(33) In deze verordening worden de financiële middelen voor het programma vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [referentie in voorkomend geval bijwerken punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer34]. Er moet vanaf 2021 worden gezorgd voor een aanzienlijke stijging van de jaarlijkse begroting van het programma in vergelijking met het meerjarig financieel kader 2014-2020, gevolgd door een lineaire en geleidelijke stijging van de jaarlijkse middelen. Zo kan ervoor worden gezorgd dat vanaf het begin van de looptijd van het meerjarig financieel kader 2021-2027 zoveel mogelijk deelnemers toegang tot het programma krijgen. |
__________________ |
__________________ |
34 PB L […] van […], blz. […]. |
34 PB L […] van […], blz. […]. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2) "leermobiliteit": "leermobiliteit": het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen of niet-formeel of informeel te leren; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning en/of worden aangevuld met online leren en virtuele samenwerking. In sommige specifieke gevallen kan dit de vorm aannemen van leren met behulp van informatie- en communicatietechnologie; "niet-formeel leren"; |
2) "leermobiliteit": het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen of niet-formeel of informeel te leren, met inbegrip van duaal onderwijs; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning en/of worden aangevuld met online leren en virtuele samenwerking. In sommige specifieke gevallen kan dit de vorm aannemen van leren met behulp van informatie- en communicatietechnologie; "niet-formeel leren"; |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
9) "lerende in beroepsonderwijs en ‑opleiding": iedere persoon die is ingeschreven in een aanvankelijk of vervolgprogramma voor beroepsonderwijs of -opleiding op eender welk niveau van secundair tot postsecundair. Dit omvat mede de deelname van particulieren die recentelijk een dergelijk programma met succes hebben beëindigd; |
9) "lerende in beroepsonderwijs en ‑opleiding": iedere persoon die is ingeschreven in een aanvankelijk, vervolg- of duaal programma voor beroepsonderwijs of ‑opleiding op eender welk niveau van secundair tot postsecundair. Dit omvat mede de deelname van particulieren die recentelijk een dergelijk programma met succes hebben beëindigd; |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de bevordering van de leermobiliteit van particulieren, en van samenwerking, inclusie, excellentie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op het gebied van onderwijs en opleiding; |
a) de bevordering van de leermobiliteit van particulieren, en van samenwerking, inclusie, excellentie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op het gebied van onderwijs, opleiding en vorming op het gebied van Europees burgerschap en Europese geschiedenis; |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 30 000 000 000 EUR in lopende prijzen. |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021‑2027 bedragen 41 097 000 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (46 758 000 000 EUR in lopende prijzen). |
Motivering | |
Voorgesteld wordt de financiële middelen te wijzigen conform de resoluties van het Europees Parlement van 14 maart en 30 mei over het volgende meerjarig financieel kader, op basis van een technische uitsplitsing per programma die naderhand kan worden aangepast, met inachtneming van het algemene standpunt van het Europees Parlement zoals dat in die resoluties is verwoord en het algemene niveau van 1,3 % van het bni van de EU‑27. | |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) 24 940 000 000 EUR voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding, waarvan |
a) 83,14 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding, waarvan |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1) ten minste 8 640 000 000 EUR voor acties inzake hoger onderwijs als bedoeld in artikel 4, punt a), en artikel 5, punt a); |
1) ten minste 28,8 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties inzake hoger onderwijs als bedoeld in artikel 4, punt a), en artikel 5, punt a); |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2) ten minste 5 230 000 000 EUR voor acties inzake beroepsonderwijs en -opleiding als bedoeld in artikel 4, punt b), en artikel 5, punt a); |
2) ten minste 17,43 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties inzake beroepsonderwijs en -opleiding als bedoeld in artikel 4, punt b), en artikel 5, punt a); |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3) ten minste 3 790 000 000 EUR voor acties inzake schoolonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt c), en artikel 5, punt a); |
3) ten minste 12,63 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties inzake schoolonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt c), en artikel 5, punt a); |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4) ten minste 1 190 000 000 EUR voor acties inzake volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt d), en artikel 5, punt a); |
4) ten minste 3,97 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties inzake volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt d), en artikel 5, punt a);; |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5) 450 000 000 EUR voor Jean Monnet-acties als bedoeld in artikel 7; |
5) 1,5 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor Jean Monnet-acties als bedoeld in artikel 7; |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) 3 100 000 000 EUR voor acties op het gebied van jeugd als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10; |
b) 10,33 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties op het gebied van jeugd als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10; |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) 550 000 000 EUR voor acties op het gebied van sport als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13; en |
c) 1,83 % van het in lid 1 vermelde bedrag voor acties op het gebied van sport als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13; en |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) ten minste 960 000 000 EUR als bijdrage in de operationele kosten van de nationale agentschappen. |
d) ten minste 3,2 % van het in lid 1 vermelde bedrag als bijdrage in de operationele kosten van de nationale agentschappen. |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Financiële bijdragen aan het programma die worden ontvangen van derde landen en/of andere instrumenten van de Unie worden jaarlijks gerapporteerd aan de Raad en het Parlement als begrotingsautoriteit van de Unie. |
Motivering | |
Bijdragen van derde landen en andere instrumenten buiten de EU-begroting. De begrotingsautoriteit en de bevoegde comités moeten op de hoogte worden gebracht van de omvang van dergelijke bijdragen om de omvang en het effect van de programma's beter te kunnen beoordelen. | |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 ter (new) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. De evaluatie van het programma omvat een analyse van de deelname aan het programma op basis van geslacht, etnische afkomst, vermogen, sociale achtergrond en geografische spreiding, teneinde de kosteneffectiviteit, het bereik en de benutting van het programma en de uiteenlopende samenstelling van de Europese samenleving beter te bepalen. |
Motivering | |
EU-programma's die alle geledingen van de Europese samenleving bereiken, bieden meer waar voor hun geld, met name bij de bevordering van de waarden van de EU en het bieden van gelijke kansen, en in aansluiting daarop moet verslag worden uitgebracht over het gebruik van de programma's. | |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitoefening van toezichthoudende controles met betrekking tot de programma-acties en -activiteiten die door de nationale agentschappen worden beheerd. Zij stelt minimumeisen vast voor de controles door het nationaal agentschap en het onafhankelijk auditorgaan. |
2. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitoefening van toezichthoudende controles met betrekking tot de programma-acties en ‑activiteiten die door de nationale agentschappen worden beheerd. Zij stelt minimumeisen vast voor de controles door het nationaal agentschap en het onafhankelijk auditorgaan, en houdt hierbij rekening met de systemen voor interne controle van de nationale overheidsfinanciën. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Het programma wordt zodanig uitgevoerd dat de algehele samenhang ervan en de complementariteit met andere relevante beleidsmaatregelen, programma's en fondsen van de Unie wordt gewaarborgd, met name die welke verband houden met onderwijs en opleiding, cultuur en media, jeugd en solidariteit, werkgelegenheid en sociale inclusie, onderzoek en innovatie, industrie en bedrijfsleven, digitaal beleid, landbouw en plattelandsontwikkeling, milieu en klimaat, cohesie, regionaal beleid, migratie, veiligheid en internationale samenwerking en ontwikkeling. |
1. Het programma wordt zodanig uitgevoerd dat de algehele samenhang ervan en de complementariteit met andere relevante beleidsmaatregelen, programma's en fondsen van de Unie wordt gewaarborgd, met name die welke verband houden met onderwijs en opleiding, cultuur en media, jeugd en solidariteit, werkgelegenheid en sociale inclusie, onderzoek en innovatie, industrie en bedrijfsleven, digitaal beleid, landbouw en plattelandsontwikkeling, milieu en klimaat, cohesie, regionaal beleid, migratie, veiligheid en internationale samenwerking en ontwikkeling. In dit verband worden de procedures voor de behandeling van de dossiers met elkaar in overeenstemming gebracht om te zorgen voor de noodzakelijke vereenvoudiging. De administratieve procedures moeten aanzienlijk worden vereenvoudigd. |
PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Titel |
"Erasmus": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2018)0367 – C8-0233/2018 – 2018/0191(COD) |
||||
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
CULT 14.6.2018 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
BUDG 14.6.2018 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Jean Arthuis 28.6.2018 |
||||
Behandeling in de commissie |
26.9.2018 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
21.11.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
29 2 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jean Arthuis, Lefteris Christoforou, Gérard Deprez, Manuel dos Santos, André Elissen, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Ingeborg Gräßle, Monika Hohlmeier, John Howarth, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Jan Olbrycht, Răzvan Popa, Petri Sarvamaa, Jordi Solé, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Indrek Tarand, Isabelle Thomas, Inese Vaidere, Monika Vana, Daniele Viotti, Tiemo Wölken, Stanisław Żółtek |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Karine Gloanec Maurin, Giovanni La Via, Ivana Maletić, Andrey Novakov, Tomáš Zdechovský |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
29 |
+ |
|
ALDE |
Jean Arthuis, Gérard Deprez |
|
ECR |
Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk |
|
NI |
Eleftherios Synadinos |
|
PPE |
Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Ingeborg Gräßle, Monika Hohlmeier, Giovanni La Via, Ivana Maletić, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Petri Sarvamaa, Patricija Šulin, Inese Vaidere, Tomáš Zdechovský |
|
S&D |
Eider Gardiazabal Rubial, Karine Gloanec Maurin, John Howarth, Vladimír Maňka, Răzvan Popa, Manuel dos Santos, Isabelle Thomas, Daniele Viotti, Tiemo Wölken |
|
Verts/ALE |
Jordi Solé, Indrek Tarand, Monika Vana |
|
2 |
- |
|
ENF |
André Elissen, Stanisław Żółtek |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding(en)
ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (4.12.2018)
aan de Commissie cultuur en onderwijs
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van "Erasmus": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013
(COM(2018)0367 – C8-0233/2018 – 2018/0191(COD))
Rapporteur voor advies: Emilian Pavel
BEKNOPTE MOTIVERING
Erasmus+ is een van de meest succesvolle EU-programma's en een sterk Europees merk. Het heeft een cruciale economische en sociale rol gespeeld bij de bevordering van de Europese identiteit, waarden en burgerschap, integratie, inclusieve en duurzame groei, hoogwaardige werkgelegenheid en sociale cohesie door een positieve bijdrage te leveren aan de verbetering van de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels en een leven lang leren. Het programma heeft Europeanen de mogelijkheid geboden om transversale en overdraagbare persoonlijke en professionele vaardigheden en competenties te verwerven die nodig zijn om sociale, economische en maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden en die hen in staat stellen voldoening te vinden in hun leven.
De naam van het programma is van het grootste belang. Om ervoor te zorgen dat die de ware aard van Erasmus+ symboliseert, stelt de rapporteur voor om het label "+" te behouden. Erasmus+ gaat verder dan alleen maar hoger onderwijs en richt zich op alle onderwijssectoren en -fasen, zoals een leven lang leren en volwassenenonderwijs. Al deze verschillende initiatieven en acties moeten onder de grote paraplu van Eramus+ worden gebracht.
Gezien het belang en de impact van het Erasmus+-programma steunt de rapporteur volledig de oproep van het Europees Parlement in zijn resolutie van 14 maart 2018 over het volgende meerjarig financieel kader om de begroting van het programma te verdrievoudigen. Het nieuwe Erasmus+-programma moet extra beleidsdoelstellingen omvatten – die in Göteborg zijn benadrukt – met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten en de prioriteiten van de toekomstige EU-strategie voor jongeren, en moet een leven lang leren in de praktijk brengen. Uit een dergelijke verhoging van de begroting zal blijken dat Europa zich concreet inzet voor deze prioriteiten.
Erasmus+ is een belangrijk instrument om de kwaliteit van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding overal in de EU te verbeteren door mobiliteitservaringen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding te bieden die een essentiële economische en sociale rol spelen in Europa. Door de opname van beroepsonderwijs en -opleiding in Erasmus+ bereikt het programma een grotere verscheidenheid aan burgers, wat leidt tot gelijke kansen en sociale integratie voor alle burgers, ook kansarmen. Het programma heeft een passend budget nodig om inclusief en kwalitatief hoogwaardig beroepsonderwijs en -opleiding te bevorderen. Er moet ook worden voorzien in specifieke structurele steun, flexibiliteit en aangepaste financieringsregelingen voor deelnemers aan het programma. Beroepsonderwijs en -opleiding in Europa hebben nog steeds behoefte aan een imago en een kwaliteitsimpuls, en de uitwisseling van studenten of personeel kan ertoe bijdragen dat instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding – en beroepsonderwijs en -opleiding zelf – aantrekkelijker worden en meer aanzien krijgen.
Het programma is ook essentieel om ervoor te zorgen dat een leven lang leren en de voortdurende ontwikkeling van EU-sleutelcompetenties integraal deel uitmaken van het leven van alle Europeanen. De Commissie en de lidstaten moeten de relevantie van projecten die gericht zijn op verschillende onderwijs- en opleidingssectoren, die een leven lang leren-benadering hebben en flexibele trajecten bevorderen, krachtig onderschrijven. Daarom is de rapporteur van mening dat een leven lang leren een transversale doelstelling van Eramus+ moet zijn. Het programma moet een passend budget krijgen om sectoroverschrijdende samenwerking aan te moedigen en verschillende sectoren van onderwijs en opleiding, jeugd en sport in staat te stellen gemeenschappelijke projecten op te zetten voor transversale kwesties.
Volwassenenonderwijs pakt veel van Europa's meest urgente uitdagingen aan, zoals de integratie van migranten en vluchtelingen, het herdefiniëren van vaardigheden ten gevolge van automatisering en digitalisering, en de integratie van sociaal geïsoleerde personen. De rapporteur is van mening dat het Erasmus+-programma voldoende middelen voor deze doelstelling moet uittrekken om te tonen dat Europa zich inzet voor volwassenenonderwijs en laaggeschoolde volwassenen wil steunen.
Om de Europese pijler van de sociale rechten ten uitvoer te leggen, moet het nieuwe Erasmus+-programma duidelijk gericht zijn op inclusiviteit en moet het meer aansluiting proberen te vinden bij kansarmen, onder meer mensen uit sociaal achtergestelde groepen, zoals Roma, werkloze jongeren, mensen met een lichamelijke of geestelijke handicap, inwoners van afgelegen gebieden, migranten en vluchtelingen. De rapporteur is van mening dat er specifieke financieringsregelingen nodig zijn, zoals voorfinanciering en sterkere ondersteunende structuren op lokaal en nationaal niveau. Het gaat daarbij onder andere om culturele, sociale, taalkundige en gebarentaalondersteuning voor, tijdens en na de mobiliteitservaring, zodat kansarmen onbelemmerde en niet-discriminerende toegang krijgen tot alle activiteiten in het kader van het Erasmus+-programma. Daarnaast is de rapporteur van mening dat het Europees Sociaal Fonds+ een belangrijk steunfonds is voor kansarmen op het niveau van de lidstaten. Door middel van gemeenschappelijke doelstellingen, passend beheer en coördinatie moet het een aanvulling vormen op de Erasmus+-mobiliteitsprogramma's.
De rapporteur is van mening dat de hoogte van de financiële steun – zoals subsidies, vaste vergoedingen voor reis- of administratiekosten, vaste percentages en eenheidskosten – regelmatig moet worden herzien en worden aangepast aan de levens- en verblijfkosten in het gastland of de gastregio, alsook aan de reisomstandigheden.
Daarnaast is de rapporteur van mening dat het beginsel "gelijk loon voor gelijk werk" in acht moet worden genomen en dringt hij erop aan dat de personeelskosten van de organisaties die deelnemen aan dezelfde projecten met een intellectuele output worden gebaseerd op één loon.
De rapporteur is ingenomen met het voorstel van de Commissie om sterkere partnerschappen voor excellentie op te bouwen, zoals "kenniscentra voor beroepsopleiding" of "Europese universiteiten", maar vraagt dat deze partnerschappen een brede geografische dekking in heel Europa krijgen om te voorkomen dat bepaalde lidstaten onevenredige steun krijgen. Hij is van mening dat er duidelijk omlijnde financiële steun uit de gecentraliseerde Erasmus+-begroting moet worden gereserveerd.
Om volledig aan te sluiten bij de doelstelling van het Erasmus+-programma om kwalitatief hoogwaardige leerervaringen aan te bieden, moet het Discover EU-initiatief volgens de rapporteur een sterke leercomponent omvatten, wil het deel uitmaken van het programma.
De rapporteur is van mening dat het aanzienlijke budget van Erasmus+ op dusdanige wijze moet worden besteed dat het een maximaal positief effect op de Europese burgers heeft. Daarom dringt de rapporteur erop aan dat het programma moet zorgen voor kwalitatief hoogwaardige mobiliteitservaringen op basis van de beginselen van het Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit[1]. Praktische voorzieningen van hoge kwaliteit, zoals informatie, voorbereiding, ondersteuning en erkenning van ervaring en kwalificaties, alsmede duidelijke leerplannen en leerresultaten, moeten worden gegarandeerd.
Daarnaast wenst de rapporteur te benadrukken dat het programma er, met de steun van de Europese Commissie en de lidstaten, voor moet zorgen dat de competenties die door middel van mobiliteitservaringen in om het even welke omgeving zijn ontwikkeld, naar behoren worden gedocumenteerd, gevalideerd en erkend en dat de toewijzing van begrotingsmiddelen en concrete subsidies wordt gekoppeld aan procedures voor kwaliteitsbeoordeling. De rapporteur vraagt de lidstaten met aandrang erop toe te zien dat de aanbeveling van de Raad inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen, de aanbeveling van de Raad inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren en de Europese instrumenten die bijdragen aan de erkenning van in het buitenland genoten onderwijs en die de kwaliteit van dit onderwijs garanderen, volledig ten uitvoer worden gelegd.
Tot slot is de rapporteur van mening dat het nieuwe Erasmus+-programma talrijke waardevolle veranderingen teweegbrengt en dat het op basis van een kwalitatief hoogwaardige uitvoering een sterk positief effect zal hebben op de toekomst van Europa.
AMENDEMENTEN
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voorstel voor een |
Voorstel voor een |
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD |
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD |
tot vaststelling van "Erasmus": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 |
tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 |
(Voor de EER relevante tekst) |
(Voor de EER relevante tekst) |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) In een context van snelle en ingrijpende veranderingen als gevolg van de technologische revolutie en de mondialisering, zijn investeringen in leermobiliteit, samenwerking en innovatieve beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport cruciaal voor de opbouw van inclusieve, hechte en weerbare samenlevingen en voor het behoud van het concurrentievermogen van de Unie, en dragen zij tegelijkertijd bij tot de versterking van de Europese identiteit en tot een democratischer Unie. |
(1) In een context van snelle en ingrijpende veranderingen zijn investeringen in leermobiliteit, onderwijs ter bevordering van democratie en solidariteit, samenwerking en innovatieve beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport cruciaal voor de opbouw van inclusieve, democratische, hechte en weerbare samenlevingen en voor het behoud van het concurrentievermogen van en de solidariteit in de Unie, en dragen zij tegelijkertijd bij tot de versterking van de Europese identiteit en tot een democratischer Unie. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(1 bis) Mobiliteit mag geen noodwendigheid zijn door een gebrek aan vooruitzichten in eigen land, maar moet een keuze zijn die openstaat voor zoveel mogelijk mensen, ongeacht hun sociale afkomst, culturele achtergrond of beschikbare middelen. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) De Europese pijler van sociale rechten, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 17 november 2017 plechtig hebben afgekondigd en ondertekend, stelt als eerste beginsel dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. |
(4) De Europese pijler van sociale rechten, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 17 november 2017 plechtig hebben afgekondigd en ondertekend, stelt als eerste beginsel dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en de integratie op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. Het derde beginsel luidt dat iedereen, ongeacht gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, recht heeft op gelijke behandeling en gelijke kansen op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, onderwijs en de toegang tot goederen en diensten die publiekelijk beschikbaar zijn. Het zeventiende beginsel van die pijler luidt dat personen met een handicap recht hebben op inkomenssteun waarmee een waardig leven wordt gewaarborgd, op diensten die hen in staat stellen om op de arbeidsmarkt en in de samenleving actief te zijn en op een werkomgeving die aan hun behoeften is aangepast. Gelijke kansen moeten worden bevorderd en er moet worden gezorgd voor voldoende EU-financiering. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Op 16 september 2016 hebben de leiders van zevenentwintig lidstaten in Bratislava benadrukt dat zij vastbesloten zijn om jongeren betere kansen te bieden. In de op 25 maart 2017 ondertekende verklaring van Rome hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zich ertoe verbonden te werken aan een Unie waarin jongeren het beste onderwijs en de beste opleiding krijgen en kunnen studeren en een baan kunnen vinden in de hele Unie; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert. |
(5) Op 16 september 2016 hebben de leiders van zevenentwintig lidstaten in Bratislava benadrukt dat zij vastbesloten zijn om jongeren betere kansen te bieden. In de op 25 maart 2017 ondertekende verklaring van Rome hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zich ertoe verbonden te werken aan een Unie waarin jongeren het beste onderwijs en de beste opleiding krijgen en kunnen studeren en een fatsoenlijke baan kunnen vinden in de hele Unie; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit, solidariteit en democratie bevordert. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Het verslag van de tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 heeft bevestigd dat de creatie van één programma op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport heeft geresulteerd in een aanzienlijke vereenvoudiging en rationalisering en in synergieën bij het beheer van het programma, maar dat verdere verbeteringen noodzakelijk zijn om de efficiëntiewinst van het programma 2014-2020 verder te consolideren. Tijdens de raadplegingen in verband met de tussentijdse evaluatie en het toekomstige programma deden de lidstaten en de belanghebbenden een krachtige oproep voor continuïteit in de reikwijdte, de structuur en de uitvoeringsmechanismen van het programma en pleitten zij voor een aantal verbeteringen, zoals het inclusiever maken van het programma. Voorts spraken zij hun volledige steun uit om het programma geïntegreerd te houden en het te schragen door het paradigma van een leven lang leren. In zijn resolutie van 2 februari 2017 over de uitvoering van Erasmus+ toonde het Europees Parlement zich verheugd over de geïntegreerde structuur van het programma en verzocht het de Commissie ten volle gebruik te maken van de dimensie van het programma gericht op een leven lang leren, door de sectoroverstijgende samenwerking in het toekomstige programma te bevorderen en aan te moedigen. De lidstaten en de belanghebbenden wezen ook op de noodzaak van een sterke internationale dimensie in het programma en van een uitbreiding tot andere onderwijs- en opleidingssectoren. |
(6) Het verslag van de tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 heeft bevestigd dat de creatie van één programma op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport heeft geresulteerd in een aanzienlijke vereenvoudiging en rationalisering en in synergieën bij het beheer van het programma, maar dat verdere verbeteringen noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, de kwaliteit van de mobiliteitsplaatsingen te verbeteren en iedereen kwalitatief hoogwaardige mobiliteitsmogelijkheden te bieden, en zo de efficiëntiewinst van het programma 2014-2020 verder te consolideren. Tijdens de raadplegingen in verband met de tussentijdse evaluatie en het toekomstige programma deden de lidstaten en de belanghebbenden een oproep voor continuïteit in de reikwijdte, de structuur en de uitvoeringsmechanismen van het programma en pleitten zij voor een aantal verbeteringen, zoals het inclusiever en beter hanteerbaar maken van het programma, ook voor kleinere begunstigden en projecten met een geringere omvang. Voorts spraken zij hun steun uit om het programma geïntegreerd te houden en het te schragen door het paradigma van een leven lang leren. In zijn resolutie van 2 februari 2017 over de uitvoering van Erasmus+ toonde het Europees Parlement zich verheugd over de geïntegreerde structuur van het programma en verzocht het de Commissie ten volle gebruik te maken van de dimensie van het programma gericht op een leven lang leren, door de sectoroverstijgende samenwerking in het toekomstige programma te bevorderen en aan te moedigen. De lidstaten en de belanghebbenden wezen ook op de noodzaak van een sterke internationale dimensie in het programma en van een uitbreiding tot andere onderwijs- en opleidingssectoren. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) In de openbare raadpleging over de financiering van de Unie op het gebied van waarden en mobiliteit zijn deze bevindingen bevestigd en is benadrukt dat het toekomstige programma meer inclusief moet zijn en dat blijvend prioriteit moet worden gegeven aan de modernisering van de onderwijs- en opleidingsstelsels en de versterking van de Europese identiteit, het bevorderen van actief burgerschap en de participatie aan het democratische leven. |
(7) In de openbare raadpleging over de financiering van de Unie op het gebied van waarden en mobiliteit zijn deze bevindingen bevestigd en is benadrukt dat het toekomstige programma meer inclusief moet zijn en dat blijvend prioriteit moet worden gegeven aan de modernisering van de onderwijs- en opleidingsstelsels en de versterking van de Europese identiteit, het bevorderen van actief burgerschap, het vergroten van het gevoel van verbondenheid van de burger met de Europese Unie en de participatie aan het democratische leven. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) In haar mededeling van 2 mei 2018 ("Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt — Het meerjarig financieel kader 2021-2027"26 vroeg de Commissie in het volgende financieel kader meer aandacht voor de jeugd, met name door de middelen voor het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020, een van de meest opvallende succesverhalen van de Unie, ruim te verdubbelen. De focus van het nieuwe programma zou moeten liggen op inclusie en deelname van kansarme jongeren. Hierdoor zouden nog meer jongeren naar een ander land kunnen voor onderwijs of om werkervaring op te doen. |
(8) In haar mededeling van 2 mei 2018 ("Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt — Het meerjarig financieel kader 2021-2027"26 vroeg de Commissie in het volgende financieel kader meer aandacht voor de jeugd, met name door de middelen voor het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020, een van de meest opvallende succesverhalen van de Unie, ruim te verdubbelen. In zijn resolutie van 14 maart 2018 over "Het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020" vroeg het Europees Parlement om een verdriedubbeling van de begroting van het programma. In de tussentijdse evaluatie is bevestigd dat de begroting van Erasmus+ op consistente wijze en volledig is benut, en dat de beschikbare middelen ontoereikend zijn om aan de grote vraag tegemoet te komen. De focus van het nieuwe programma zou moeten liggen op inclusie en deelname van kansarme jongeren. Hierdoor zouden nog meer jongeren naar een ander land kunnen voor onderwijs of om werkervaring op te doen. |
__________________ |
__________________ |
26 COM(2018) 321 final. |
26 COM(2018) 321 final. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 bis) In haar speciaal verslag "Mobiliteit in het kader van Erasmus+: miljoenen deelnemers en Europese meerwaarde in veel opzichten, maar de prestatiemeting moet verder worden verbeterd", dat op 6 september 2018 is gepubliceerd, heeft de Europese Rekenkamer de verzekering gegeven dat het programma op het gebied van onderwijs en opleiding inderdaad Europese meerwaarde oplevert. De elementen van de meerwaarde die verder gaan dan de wettelijke vereisten, onder meer de strategische benadering van mobiliteit, een toegenomen besef van een Europese identiteit en meertaligheid, worden echter niet gemeten als onderdeel van de prestatiebeoordeling. Daarom vragen de controleurs om de indicatoren die worden gebruikt om de prestaties van het programma te meten, beter af te stemmen op de doelstellingen en aanvullende indicatoren te ontwikkelen die moeten worden geprioriteerd in het stadium van de projectevaluatie en die moeten worden gemonitord en gerapporteerd. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 8 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 ter) In hetzelfde verslag erkent de Europese Rekenkamer dat er verscheidene vernieuwingen zijn geïntroduceerd die hebben geleid tot administratieve vereenvoudiging in het kader van de mobiliteit, maar geeft zij de Commissie niettemin ook de aanbeveling om de regeling verder te vereenvoudigen en zo de administratieve lasten te verminderen. De controleurs vragen de Commissie om het aanvraag- en verslagleggingsproces eenvoudiger te maken voor begunstigden en individuele deelnemers en om de IT-instrumenten te verbeteren en de automatisering van de procedures voort te zetten. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 8 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 quater) In haar mededeling van 24 oktober 2017 over "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" erkent de Commissie dat een grotere mobiliteit van lerenden en personeel in onderwijs en opleiding, met name in het kader van het Erasmus+-programma, de ultraperifere gebieden zeer ten goede zou komen en beijvert zij zich ervoor de financiële steun voor deelnemers die van en naar de ultraperifere gebieden reizen verder aan te passen door voor deze gebieden specifieke financieringsregels te hanteren in het kader van Erasmus+ en de mogelijkheden te onderzoeken om de regionale samenwerking in het kader van Erasmus+ uit te breiden en aldus de mobiliteit tussen de ultraperifere gebieden en de naburige derde landen verder te stimuleren. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) In deze context moet een programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport ("het programma") worden vastgesteld als opvolger van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad27. Het geïntegreerde karakter van het programma 2014-2020, dat leren in alle contexten – formeel, niet-formeel en informeel leren – en in alle levensfasen bestrijkt, moet worden gehandhaafd teneinde flexibele leertrajecten te bevorderen die mensen in staat stellen de competenties te ontwikkelen die nodig zijn om de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw aan te gaan. |
(9) In deze context moet een programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport ("het programma") worden vastgesteld als opvolger van het Erasmus+-programma voor de periode 2014-2020 dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad27. Het geïntegreerde karakter van het programma 2014-2020, dat leren in alle contexten – formeel, niet-formeel en informeel leren – en in alle levensfasen bestrijkt, moet worden versterkt teneinde flexibele leertrajecten en een "leven lang leren"-aanpak te bevorderen die mensen in staat stellen de competenties te ontwikkelen die nodig zijn voor hun persoonlijke ontwikkeling en om de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw aan te gaan. De Commissie en de lidstaten moeten sectoroverschrijdende samenwerking sterk aanmoedigen met voldoende begrotingsmiddelen om ook grootschalige beleidsprojecten uit te voeren, en door de nationale autoriteiten en de projectindieners budgettaire flexibiliteit te bieden om gemeenschappelijke projecten rond transversale kwesties op te zetten die een "leven lang leren"-aanpak volgen en flexibele trajecten bevorderen. |
__________________ |
__________________ |
27 Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50). |
27 Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50). |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) Het programma moet aldus zijn toegerust dat het nog meer kan bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen en prioriteiten van de Unie op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport. Een coherente aanpak van een leven lang leren is cruciaal om de overgangen waaraan mensen tijdens hun leven het hoofd moeten bieden, op te vangen. In het licht van deze aanpak moet het volgende programma nauw aansluiten bij het algemene strategische kader voor Europese beleidssamenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, met inbegrip van de beleidsagenda's voor scholen, hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs, en nieuwe synergieën met andere gerelateerde programma's en beleidsterreinen van de Unie ontwikkelen en versterken. |
(10) Het programma moet aldus zijn toegerust dat het nog meer kan bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen en prioriteiten van de Unie op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport. Een coherente aanpak van een leven lang leren is cruciaal om de overgangen op te vangen waaraan mensen, met name 50-plussers die niet beschikken over de nodige vaardigheden voor een snelle overgang in de arbeidsmarkt, tijdens hun leven het hoofd moeten bieden. In het licht van deze aanpak moet het volgende programma nauw aansluiten bij het algemene strategische kader voor Europese beleidssamenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, met inbegrip van de beleidsagenda's voor scholen, hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs, en nieuwe synergieën met andere gerelateerde programma's en beleidsterreinen van de Unie ontwikkelen en versterken. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 bis) Met Erasmus+ moet er onder meer naar worden gestreefd dat activiteiten die niet op school, tijdens de beroepsopleiding of studie worden uitgeoefend, een plaats behouden binnen het programma. Daarom moet de bevordering van jeugdwerk, artistieke en culturele activiteiten, inzicht in democratie, volwassenenonderwijs en breedtesport worden verbeterd. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) Het programma is een centrale component van de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte. Het moet bijdragen aan de opvolger van het strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, en de agenda voor vaardigheden voor Europa28 met een gezamenlijke inzet voor het strategische belang van vaardigheden en competenties voor het behoud van banen, groei en concurrentievermogen. Het moet de lidstaten ondersteunen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Parijs over de bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie door middel van onderwijs29. |
(11) Het programma is een centrale component van de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte en de ontwikkeling van de EU-sleutelcompetenties voor een leven lang leren. Het moet bijdragen aan de opvolger van het strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, en de agenda voor vaardigheden voor Europa28 met een gezamenlijke inzet voor het strategische belang van vaardigheden en competenties voor het behoud van kwalitatief hoogwaardige banen, groei en concurrentievermogen. Het moet de lidstaten ondersteunen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Parijs over de bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie door middel van onderwijs29. |
__________________ |
__________________ |
28 COM(2016) 381 final. |
28 COM(2016) 381 final. |
29 [Referentie]. |
29 [Referentie]. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) Het programma moet studenten, leerkrachten en lerende volwassenen de kans bieden om hun horizon te verruimen en vooroordelen ten aanzien van LGBTI'ers weg te werken. Leerkrachten moeten tijdens hun opleiding leren hoe ze LGBTI-onderwerpen op een positieve manier in het lessenpakket kunnen opnemen, hoe zij LGBTI-studenten en -collega's kunnen ondersteunen en hoe zij LGBTI-studenten kunnen beschermen in het schoolreglement. Daarnaast moeten volwassenenonderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding kansen bieden voor LGBTI-studenten die hun schoolopleiding of universitaire studies niet hebben afgemaakt omdat ze zich in een onveilige school-/studieomgeving bevonden. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 11 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 ter) Met Erasmus+ moet worden bereikt dat veel meer organisatoren van projecten die nog geen EU-ervaring hebben subsidieaanvragen indienen. Daarom dienen de nationale agentschappen speciale ondersteunende structuren voor dergelijke organisatoren op te zetten of deze structuren uit te breiden. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 11 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 quater) De programmagids van de Commissie moet verder worden verbeterd om hem gebruiksvriendelijker, eenvoudiger en duidelijker te maken. |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 12 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(12 bis) Erasmus+ wordt door jongeren voornamelijk beschouwd als een programma voor studenten in het hoger onderwijs. Op Europees, nationaal en regionaal niveau moet daarom meer belang worden gehecht aan het zichtbaarder maken van de verschillende gebieden en subprogramma's met betrekking tot elk van deze gebieden, zoals schoolopleiding (Comenius), hoger onderwijs (Erasmus), internationaal hoger onderwijs (Erasmus Mundus), beroepsonderwijs en -opleiding (Leonardo da Vinci) en volwassenenonderwijs (Grundtvig), evenals jeugd (Jeugd in actie) en sport. |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Het programma moet rekening houden met het werkplan van de Unie voor sport, het kader voor samenwerking op het niveau van de Unie op het gebied van de sport voor de jaren [...]32. Er moet worden gezorgd voor samenhang en complementariteit tussen het werkplan van de Unie en de door het programma ondersteunde acties op het gebied van sport. Met name moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de breedtesport, gezien de belangrijke rol die sport speelt bij de bevordering van lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl, sociale integratie en gelijkheid. Het programma moet bijdragen tot het bevorderen van de gemeenschappelijke Europese waarden via de sport, goed bestuur en integriteit in de sport, alsook onderwijs, opleiding en vaardigheden in en door de sport. |
(13) Het programma moet rekening houden met het werkplan van de Unie voor sport, het kader voor samenwerking op het niveau van de Unie op het gebied van de sport voor de jaren [...]32. Er moet worden gezorgd voor samenhang en complementariteit tussen het werkplan van de Unie en de door het programma ondersteunde acties op het gebied van sport. Met name moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de breedtesport, gezien de belangrijke rol die sport speelt bij de bevordering van lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl, sociale integratie en gelijkheid. Het programma moet bijdragen tot het bevorderen van de gemeenschappelijke Europese waarden via de sport, goed bestuur en integriteit in de sport, alsook onderwijs, opleiding en vaardigheden in en door de sport.In dit verband moet de mobiliteit van sportcoaches worden bevorderd, vooral die van vrouwenteams, en moeten zij steun krijgen bij de bestrijding van seksisme en vrouwenhaat. |
_________________ |
_________________ |
32 [Referentie]. |
32 [Referentie]. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 13 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(13 bis) De verantwoordelijke autoriteiten moeten ervoor zorgen dat de aanvraagformulieren tijdig en op passende wijze beschikbaar zijn. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) Het programma moet inclusiever worden door een beter contact met kansarmen, onder meer door flexibeler vormen van leermobiliteit en door het stimuleren van de deelneming van kleine organisaties, met name nieuwkomers en lokale grassrootsorganisaties die direct werken met minder kansrijke lerenden van alle leeftijden. Virtuele modellen, zoals virtuele samenwerking, gemengde en virtuele mobiliteit, moeten worden bevorderd om meer deelnemers te bereiken, in het bijzonder kansarmen en personen voor wie een fysieke verplaatsing naar een ander land dan het land van hun woonplaats een belemmering zou zijn. |
(16) Het programma moet inclusiever worden door een beter contact met kansarmen, onder meer door flexibeler vormen van leermobiliteit en door het stimuleren van de deelneming van kleine organisaties, met name nieuwkomers en lokale grassrootsorganisaties die direct werken met minder kansrijke lerenden van alle leeftijden die de nationaliteit van een lidstaat hebben, door middel van vereenvoudigde administratieve procedures en duidelijke communicatie. Niet ter vervanging van fysieke mobiliteit, maar veeleer als aanvulling daarop, moeten virtuele modellen, zoals virtuele samenwerking, gemengde en virtuele mobiliteit, worden bevorderd om meer deelnemers te bereiken, in het bijzonder kansarmen en personen voor wie een fysieke verplaatsing naar een ander land dan het land van hun woonplaats een belemmering zou zijn. Sterkere ondersteunende structuren op lokaal en nationaal niveau, zoals gerichte culturele, sociale en ook taalkundige voorbereiding en permanente ondersteuning tijdens de mobiliteitservaring of vertolking in gebarentaal, zouden kansarme personen onbelemmerde en niet-discriminerende toegang bieden tot alle activiteiten in het kader van het Erasmus+-programma, overeenkomstig het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de Europese strategie inzake handicaps. Ook gerichte financiering voor deze groepen en maatregelen zoals het aanstellen van zogenaamde coaches binnen de nationale agentschappen met als doel advies te geven over de best mogelijke toewijzing van de middelen, zullen bijdragen tot de inclusiviteit van het programma. Het Europees Sociaal Fonds+ is een belangrijk steunfonds voor kansarme personen op het niveau van de lidstaten. Door middel van gemeenschappelijke doelstellingen moet het een aanvulling vormen op de Erasmus+-mobiliteitsprogramma's. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) Het programma moet zorgen voor kwalitatief hoogwaardige mobiliteitservaringen op basis van de beginselen van het Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit (2006/961/EG), waarbij de kwaliteit van de praktische voorzieningen, zoals informatie, voorbereiding, ondersteuning en erkenning van ervaring en kwalificaties, alsook duidelijke leerplannen en vooraf opgestelde leerresultaten, een doorslaggevend effect hebben op de baten van de mobiliteitservaringen. Seminars met voor- en nabesprekingen, waarin taalcursussen worden gegeven en interculturele vaardigheden worden aangeleerd, moeten integraal deel uitmaken van de mobiliteitservaring en moeten worden georganiseerd door de uitzendende of ontvangende organisaties of de mobiliteitsaanbieders. Om het bereik, de inclusiviteit en de kwaliteit van de leermobiliteit te verbeteren, moeten ervaren mobiliteitsaanbieders door kwaliteitshandvesten in acht te nemen, kunnen profiteren van een vereenvoudigde aanvraagprocedure zoals accreditatie. |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) Het programma moet de bestaande mogelijkheden voor leermobiliteit verbeteren, met name in de sectoren waar het programma de grootste efficiëntiewinst zou kunnen boeken, teneinde het bereik ervan te verbreden en aan de grote onvervulde vraag te voldoen. Dit moet met name gebeuren door het vergroten en bevorderen van mobiliteit voor studenten in het hoger onderwijs, scholieren en deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleiding. De mobiliteit van laaggeschoolde volwassen lerenden moet worden ingebed in partnerschappen voor samenwerking. Ook de mogelijkheden voor mobiliteit voor jongeren die deelnemen aan niet-formele leeractiviteiten zouden moeten worden uitgebreid om meer jongeren te bereiken. Wegens het hefboomeffect moet ook de mobiliteit van personeel in het onderwijs, de beroepsopleiding, het jeugdwerk en de sport worden verbeterd. Overeenkomstig de visie van een echte Europese onderwijsruimte moet het programma ook een impuls geven aan de mobiliteit en de uitwisseling van studenten en hun deelname aan educatieve en culturele activiteiten bevorderen door de digitalisering van processen, zoals de Europese studentenpas, te ondersteunen. Dit initiatief kan een belangrijke stap zijn om mobiliteit voor iedereen in de praktijk te brengen, in de eerste plaats door instellingen voor hoger onderwijs in staat te stellen meer uitwisselingsstudenten uit te sturen en te ontvangen en toch de kwaliteit van de mobiliteit van studenten te verbeteren, en door de studenten vóór hun aankomst bij de buitenlandse instelling betere toegang te geven tot verschillende diensten (bibliotheken, vervoer, accommodatie). |
(20) Het programma moet de bestaande mogelijkheden voor leermobiliteit verbeteren, met name in de sectoren waar het programma de grootste efficiëntiewinst zou kunnen boeken, teneinde het bereik ervan te verbreden en aan de grote onvervulde vraag te voldoen. Dit moet met name gebeuren door het vergroten en bevorderen van mobiliteit voor groepen die momenteel minder goed worden bereikt, zoals deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleiding, in het bijzonder initieel beroepsonderwijs, scholieren en studenten in het hoger onderwijs. De mobiliteit van laaggeschoolde volwassen lerenden of kansarme personen moet worden ingebed in partnerschappen voor samenwerking. Ook de mogelijkheden voor mobiliteit voor jongeren die deelnemen aan niet-formele leeractiviteiten zouden moeten worden uitgebreid om meer jongeren te bereiken. Wegens het hefboomeffect moet ook de mobiliteit van personeel in het onderwijs, de beroepsopleiding, het jeugdwerk en de sport worden verbeterd. Overeenkomstig de visie van een echte Europese onderwijsruimte moet het programma ook een impuls geven aan de mobiliteit en de uitwisseling van studenten en hun deelname aan educatieve en culturele activiteiten bevorderen door de digitalisering van processen, zoals de Europese studentenpas, te ondersteunen. Dit initiatief kan een belangrijke stap zijn om mobiliteit voor iedereen in de praktijk te brengen, in de eerste plaats door instellingen voor hoger onderwijs in staat te stellen meer uitwisselingsstudenten uit te sturen en te ontvangen en toch de kwaliteit van de mobiliteit van studenten te verbeteren, en door de studenten vóór hun aankomst bij de buitenlandse instelling betere toegang te geven tot verschillende diensten (bibliotheken, vervoer, accommodatie). |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 20 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 bis) De mogelijkheden voor leermobiliteit in de grensregio´s moet extra worden gestimuleerd. Juist voor studenten van beroepsonderwijs en ‑opleiding moet een mogelijkheid voor een stage of een gedeelte van de studie in het buitenland laagdrempeliger worden om op deze manier kennis te maken met de grensoverschrijdende arbeidsmarkt. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 20 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 ter) Het programma moet zorgen voor een versterking van inclusief en kwalitatief hoogwaardig beroepsonderwijs en -opleiding, aangezien dit een vitale economische en sociale rol speelt in Europa en leidt tot gelijke kansen en sociale inclusie voor alle burgers, met inbegrip van mensen uit sociaal achtergestelde groepen en kasarmen. Het programma zal specifieke kwesties in verband met beroepsonderwijs en -opleiding aanpakken, zoals specifieke structurele ondersteuning, bijvoorbeeld taalcursussen en sectorspecifieke taalopleiding, of passende evaluatiemaatregelen voor de deelnemers, alsook financiering ter compensatie van de beperkte nationale middelen die beschikbaar zijn voor de uitwisseling van studenten, docenten en personeel in beroepsonderwijs en -opleiding, of hulp bij het vinden van partners voor kwalitatief hoogwaardige mobiliteit. |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 20 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 quater) Het programma moet mobiliteitservaring steunen op het gebied van volwassenenonderwijs, dat vooral tot doel heeft sociale inclusie, actief burgerschap, persoonlijke ontwikkeling en welzijn, alsook de overdracht van kennis, competenties en vaardigheden te bevorderen. |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 20 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 quinquies) Het programma moet de mobiliteit van leerkrachten of ander onderwijzend personeel, met inbegrip van personeel in de voor- en vroegschoolse educatie, bevorderen door bij te dragen aan hun initiële en permanente professionele ontwikkeling, en het moet ervoor zorgen dat leerkrachten steun krijgen van hun school terwijl zij aan mobiliteitsperioden deelnemen, onder meer aan de hand van een goede opleiding voorafgaand aan de mobiliteit en bijscholing in de nodige kennis en competenties om les te geven aan uitwisselingsstudenten. Om leerkrachten gemakkelijker toegang tot het programma te geven, moeten hun representatieve organisaties op nationaal en regionaal niveau worden betrokken bij lokale outreachcampagnes die gecoördineerd moeten worden door hun respectieve nationale agentschappen. De mobiliteitsperiode van leerkrachten mag niet als verlof worden beschouwd, maar moet deel uitmaken van hun officiële werktijd. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) Het programma moet de deelname van jongeren aan het democratische leven in Europa aanmoedigen, onder meer door de ondersteuning van participatieprojecten waarbij jongeren zich inzetten voor en deelnemen aan het maatschappelijk middenveld, en aldus het bewustzijn van de gemeenschappelijke Europese waarden vergroten, jongeren en besluitvormers op lokaal, nationaal en Europees niveau samenbrengen, en bijdragen aan het Europese integratieproces. |
(21) Het programma moet de deelname van jongeren aan het democratische leven in Europa aanmoedigen, onder meer door de ondersteuning van participatieprojecten waarbij jongeren zich inzetten voor en deelnemen aan het maatschappelijk middenveld, en aldus het bewustzijn van de gemeenschappelijke Europese waarden vergroten, jongeren en besluitvormers op lokaal, nationaal en Europees niveau samenbrengen, en bijdragen aan het Europese integratieproces. In het programma wordt erkend dat jeugdorganisaties en jeugdwerk een belangrijke rol vervullen voor het behalen van deze doelstelling en wordt ingezet op de opbouw van een sterkere jeugdsector in Europa aan de hand van de ondersteuning en bevordering van de werking en projecten van jeugdorganisaties in heel Europa, de buurlanden en samenwerking met de rest van de wereld. |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Het programma moet jongeren meer kansen bieden om Europa te ontdekken door middel van leerervaringen in het buitenland. Achttienjarigen, en met name zij die minder kansen hebben, moeten de gelegenheid krijgen om een eerste, korte individuele of collectieve ervaring op te doen door Europa door te reizen in het kader van een informele educatieve activiteit die gericht is op het bevorderen van hun gevoel van verbondenheid met de Europese Unie en het ontdekken van haar culturele diversiteit. Het programma moet organen in kaart brengen die belast zijn met het aanspreken en de selectie van de deelnemers en moet activiteiten ondersteunen die de leerdimensie van de ervaring vergroten. |
(22) Het programma moet jongeren meer kansen bieden om Europa te ontdekken door middel van hoogwaardige leerervaringen in het buitenland. Jongeren van eender welke leeftijd, en met name zij die minder kansen hebben, moeten de gelegenheid krijgen om een eerste, korte individuele of collectieve hoogwaardige leerervaring op te doen door Europa door te reizen in het kader van een informele educatieve activiteit die gericht is op het bevorderen van hun gevoel van verbondenheid met de Europese Unie en het ontdekken van haar culturele diversiteit. Het programma moet organen in kaart brengen, onder meer maatschappelijke organisaties en jeugdorganisaties, die belast zijn met het aanspreken en de selectie van de deelnemers en moet activiteiten ondersteunen die de leerdimensie van de ervaring vergroten. In het kader van DiscoverEU moet het programma duidelijke leerdoelstellingen en ‑activiteiten omvatten. De Commissie moet zorgen voor een evenwichtige geografische toewijzing. Het programma kan ook overwegen om met de Culturele Hoofdsteden van Europa, de Jongerenhoofdsteden van Europa, de Vrijwilligershoofdsteden van Europa en de Groene Hoofdsteden van Europa samen te werken met het oog op een betere totaalervaring. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 22 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(22 bis) Het programma moet ook de leermobiliteit van oudere lerenden, met inbegrip van studenten aan Universiteiten voor de Derde Leeftijd en werknemers ouder dan vijftig jaar die een overgang in de arbeidsmarkt doormaken, in het kader van een leven lang leren bevorderen en intergenerationele uitwisselingsactiviteiten tussen jongeren en ouderen in de hand werken. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(23) Het programma moet ook het leren van talen stimuleren, met name door een groter gebruik van online-instrumenten, aangezien e-leren, wat toegang en flexibiliteit betreft, extra voordelen biedt voor het leren van talen. |
(23) Het programma moet ook het leren van talen – met inbegrip van gebarentalen, minderheidstalen en buurtalen – stimuleren, met name door een groter gebruik van toegankelijke online-instrumenten, alsook door traditionele taallessen in de klas, om een van de belemmeringen voor de mobiliteit van studenten te overwinnen. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Het programma moet maatregelen ondersteunen die de samenwerking tussen instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport bevorderen, met erkenning van hun fundamentele rol bij het toerusten van mensen met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn in een veranderende wereld, en bij de adequate verwezenlijking van het potentieel voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap, met name in de digitale economie. |
(24) Het programma moet maatregelen ondersteunen die de samenwerking tussen instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport bevorderen, met erkenning van hun fundamentele rol bij het toerusten van mensen met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn in een veranderende wereld, en bij de adequate verwezenlijking van het potentieel voor duurzame ontwikkeling, sociale vooruitgang, innovatie, creativiteit en ondernemerschap, met name in de digitale economie. |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 24 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(24 bis) Overeenkomstig artikel 8 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap moet het programma ondersteuning geven aan bewustmaking over mensen met een handicap in de samenleving, en moet het, om een positief beeld te bevorderen en het sociaal bewustzijn te vergroten, aansporen tot de erkenning van de vaardigheden, verdiensten en capaciteiten van mensen met een handicap; het moet ook op alle niveaus van het onderwijssysteem een houding van respect voor de rechten van mensen met een handicap bevorderen en bewustmakingsprogramma's omvatten betreffende mensen met een handicap en hun rechten. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) In zijn conclusies van 14 december 2017 heeft de Europese Raad de lidstaten, de Raad en de Commissie verzocht verder te werken aan een aantal initiatieven om de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding naar een nieuw niveau te brengen, onder meer door het bevorderen van de ontwikkeling, uiterlijk in 2024, van "Europese universiteiten", bestaande uit van onderop opgezette netwerken van universiteiten in de hele Unie. Het programma moet deze Europese universiteiten ondersteunen. |
(25) In zijn conclusies van 14 december 2017 heeft de Europese Raad de lidstaten, de Raad en de Commissie verzocht verder te werken aan een aantal initiatieven om de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding naar een nieuw niveau te brengen, onder meer door het bevorderen van de ontwikkeling, uiterlijk in 2024, van "Europese universiteiten", bestaande uit van onderop opgezette netwerken van universiteiten in de hele Unie. Het programma moet deze Europese universiteiten ondersteunen en voorzien in financiële steun ten belope van maximaal 20 % van de gecentraliseerde begroting voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding. Het programma moet ervoor zorgen dat het netwerk van Europese universiteiten een brede geografische dekking van Europese universiteiten garandeert. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Overweging 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) Het communiqué van Brugge van 2010 bevatte een oproep ter ondersteuning van excellente vakbekwaamheid voor slimme en duurzame groei. In de mededeling van 2017 over versterking van innovatie in de Europese regio's wordt beroepsonderwijs en -opleiding gekoppeld aan innovatiesystemen, als onderdeel van strategieën voor slimme specialisatie op regionaal niveau. Het programma moet voorzien in de middelen om deze oproepen te beantwoorden en steun bieden voor de ontwikkeling van transnationale netwerken van kenniscentra voor beroepsopleiding die nauw aansluiten bij de lokale en regionale strategieën voor groei, innovatie en concurrentievermogen. Die kenniscentra moeten fungeren als motor van kwalitatief hoogstaande beroepsvaardigheden in een context van sectorale uitdagingen, en tegelijkertijd de algemene structurele veranderingen en het sociaaleconomisch beleid in de Unie ondersteunen. |
(26) Het communiqué van Brugge van 2010 bevatte een oproep ter ondersteuning van excellente vakbekwaamheid voor slimme en duurzame groei. In de mededeling van 2017 over versterking van innovatie in de Europese regio's wordt beroepsonderwijs en -opleiding gekoppeld aan innovatiesystemen, als onderdeel van strategieën voor slimme specialisatie op regionaal niveau. Het programma moet voorzien in de middelen om deze oproepen te beantwoorden en steun bieden voor de ontwikkeling van transnationale netwerken van kenniscentra voor beroepsopleiding die nauw aansluiten bij de lokale en regionale strategieën voor groei, innovatie, concurrentievermogen, sociale inclusie en duurzame ontwikkeling. Die kenniscentra moeten fungeren als motor van kwalitatief hoogstaande beroepsvaardigheden in een context van sectorale uitdagingen, en tegelijkertijd de algemene structurele veranderingen en het sociaaleconomisch beleid in de Unie ondersteunen. Het programma moet deze kenniscentra financiering verstrekken ten belope van minimaal 10 % van de gecentraliseerde begroting voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding, en moet zorgen voor een brede geografische dekking in heel Europa. |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Overweging 27 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(27) Om het gebruik van virtuele samenwerkingsactiviteiten te vergroten, moet het programma steun geven voor een meer systematisch gebruik van online platforms als eTwinning, de School Education Gateway, het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa, de Europese Jongerensite en het online platform voor hoger onderwijs. |
(27) Om het gebruik van virtuele samenwerkingsactiviteiten te vergroten, moet het programma steun geven voor een systematischer en toegankelijker gebruik van online platforms als eTwinning, de School Education Gateway, het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa, de Europese Jongerensite en het online platform voor hoger onderwijs. |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Overweging 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Het programma moet bijdragen aan het vergemakkelijken van de transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties, en aan de overdracht van studiepunten of eenheden van leerresultaten, aan kwaliteitsborging en aan de validering van niet-formeel en informeel leren, het beheer van vaardigheden en begeleiding. In dit verband moet het programma ook steun verlenen aan contactpunten en netwerken op nationaal en Unieniveau die trans-Europese uitwisselingen en de ontwikkeling van flexibele leertrajecten tussen verschillende gebieden van onderwijs, opleiding en jeugdwerk in formele en niet-formele contexten bevorderen. |
(28) Het programma moet bijdragen aan het vergemakkelijken van de transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties, en aan de overdracht van studiepunten of eenheden van leerresultaten, aan kwaliteitsborging en aan de validering van niet-formeel en informeel leren, het beheer van vaardigheden en begeleiding. In dit verband moet het programma ook steun verlenen aan contactpunten en netwerken op nationaal en Unieniveau die trans-Europese uitwisselingen en de ontwikkeling van flexibele en inclusieve leertrajecten tussen verschillende gebieden van onderwijs, opleiding en jeugdwerk in formele en niet-formele contexten bevorderen. |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Overweging 29 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(29 bis) Het programma moet ervoor zorgen dat competenties die via mobiliteitservaringen in om het even welke omgeving zijn ontwikkeld, naar behoren worden gedocumenteerd, gevalideerd en erkend. Het programma moet bijzondere nadruk leggen op de validatie en erkenning van onderwijs- en opleidingstijdvakken in het buitenland, met inbegrip van middelbaar onderwijs. In dit verband moeten de toewijzing van begrotingsmiddelen en concrete subsidies worden gekoppeld aan procedures voor kwaliteitsbeoordeling, aan een beschrijving van de leerresultaten en aan de volledige toepassing van de aanbeveling van de Raad van 2012 inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen, de aanbeveling van de Raad inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren en Europese instrumenten die bijdragen aan de erkenning van in het buitenland genoten onderwijs en die de kwaliteit van dit onderwijs garanderen, zoals het Europees kwalificatiekader (EQF), het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR), het Europees studiepuntensysteem voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) en het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‑opleiding (EQAVET). |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Als een manier om te zorgen voor samenwerking met andere instrumenten van de Unie en voor ondersteuning van andere beleidsmaatregelen van de Unie, moeten mobiliteitskansen worden geboden aan mensen in verschillende sectoren, zoals de overheid, de landbouw en het bedrijfsleven, zodat zij leerervaring in het buitenland kunnen opdoen waardoor zij in elke fase van hun leven kunnen groeien en zich niet alleen professioneel maar ook persoonlijk kunnen ontwikkelen, met name door het ontwikkelen van een besef van hun Europese identiteit en een begrip van de Europese culturele diversiteit. Het programma moet toegang bieden tot transnationale mobiliteitsregelingen van de Unie met een sterke leerdimensie, en aldus het aanbod van zulke regelingen voor begunstigden en deelnemers aan deze activiteiten vereenvoudigen. De schaalvergroting van Erasmusprojecten moet worden vergemakkelijkt; er moeten specifieke maatregelen worden genomen om de initiatiefnemers van Erasmusprojecten te helpen om subsidies aan te vragen of om synergieën tot stand te brengen door middel van ondersteuning van de Europese structuur- en investeringsfondsen en de programma's op het gebied van migratie, veiligheid, justitie en burgerschap, gezondheid en cultuur. |
(30) Als een manier om te zorgen voor samenwerking met andere instrumenten van de Unie en voor ondersteuning van andere beleidsmaatregelen van de Unie, moeten mobiliteitskansen worden geboden aan mensen – met inbegrip van mensen met een handicap – in verschillende sectoren, zoals de overheid, de landbouw en het bedrijfsleven, zodat zij leerervaring in het buitenland kunnen opdoen waardoor zij in elke fase van hun leven kunnen groeien en zich niet alleen professioneel maar ook persoonlijk kunnen ontwikkelen, met name door het ontwikkelen van een besef van hun Europese identiteit en een begrip van de Europese culturele diversiteit. Het programma moet toegang bieden tot transnationale mobiliteitsregelingen van de Unie met een sterke leerdimensie, en aldus het aanbod van zulke regelingen voor begunstigden en deelnemers aan deze activiteiten vereenvoudigen. De schaalvergroting van Erasmusprojecten moet worden vergemakkelijkt; er moeten specifieke maatregelen worden genomen om de initiatiefnemers van Erasmusprojecten te helpen om subsidies aan te vragen of om synergieën tot stand te brengen door middel van ondersteuning van de Europese structuur- en investeringsfondsen en de programma's op het gebied van migratie, veiligheid, justitie en burgerschap, gezondheid en cultuur, alsmede het Europees Solidariteitskorps. |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Overweging 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(32) Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
(32) Het programma moet aansluiten bij de centrale doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de wereldwijde reactie op de dreigende klimaatverandering te versterken. Wegens het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en tot verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, zal dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de begroting van de Unie klimaatdoelstellingen ondersteunen. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Overweging 32 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(32 bis) In deze unieke internationale omgeving moeten het programma en de programma-instrumenten een cruciale, educatieve rol spelen en de mensen voorlichten over wereldwijde duurzaamheid, wereldwijde studies, milieubescherming en klimaatverandering en deze studies moeten, naast doelgerichte programma's, als horizontaal element in alle belangrijke activiteiten te vinden zijn in de vorm van formeel of niet-formeel onderwijs of informeel leren. |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Overweging 32 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(32 ter) Gezien de wettelijke verplichting van de Europese Unie om bij elk optreden de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, zoals vastgesteld bij artikel 8 VWEU, moet dit programma bijdragen tot de gendermainstreaming in het beleid van de Unie. De desbetreffende acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma en zullen opnieuw worden bekeken in het kader van de desbetreffende processen van evaluatie en beoordeling. Er zijn vooral verbeteringen nodig betreffende gendergelijkheid tussen de deelnemers uit derde landen. |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Overweging 34 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(34) Binnen het basisbedrag voor acties die worden beheerd door de nationale agentschappen op het gebied van onderwijs en opleiding, moet per sector (hoger onderwijs, schoolonderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs) een minimumbedrag worden toegewezen om te zorgen voor een kritische massa aan middelen om in elk van die sectoren de beoogde output en resultaten te realiseren. |
(34) Binnen het basisbedrag voor acties die worden beheerd door de nationale agentschappen op het gebied van onderwijs en opleiding, moet per sector (hoger onderwijs, schoolonderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs) een minimumbedrag worden toegewezen om te zorgen voor een kritische massa aan middelen om in elk van die sectoren de beoogde output en resultaten te realiseren. Daarnaast kan ook een minimumbedrag per doelgroep worden vastgesteld. |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Overweging 36 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(36) De in deze verordening bedoelde financieringsvormen en uitvoeringsmethoden moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit moet mede omvatten dat het gebruik wordt overwogen van vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten, en van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel [125, lid 1,] van het Financieel Reglement. |
(36) De in deze verordening bedoelde financieringsvormen en uitvoeringsmethoden moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit moet mede omvatten dat het gebruik wordt overwogen van vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten, en van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel [125, lid 1,] van het Financieel Reglement. Gerichte financiële steun, zoals voorfinancieringsmogelijkheden, voor kansarme personen of financiering van aanvullende kosten die mensen met een handicap wegens die handicap moeten betalen, is van het grootste belang voor de inclusiviteit van het programma. |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Overweging 36 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(36 bis) De hoogte van de financiële steun, zoals subsidies, vaste vergoedingen voor reis- of administratiekosten, vaste percentages en eenheidskosten, moet jaarlijks, volgens bijgewerkte cijfers van Eurostat, worden herzien en aangepast aan de levens- en verblijfkosten in het gastland en de gaststad, om ervoor te zorgen dat deze steun beantwoordt aan de werkelijkheid en niet-discriminerend is. Het is essentieel dat de kosten van huisvesting, internationaal en lokaal vervoer, voeding, taalcursussen en een minimumbedrag om waardig te kunnen leven, in aanmerking worden genomen bij de berekening van de toegekende subsidies. |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Overweging 40 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(40) Overeenkomstig het Financieel Reglement moet de Commissie werkprogramma's vaststellen en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis stellen. Het werkprogramma moet de nodige maatregelen bevatten voor de uitvoering ervan in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, de selectie- en gunningscriteria voor subsidies en alle andere noodzakelijke elementen. De werkprogramma's en de wijzigingen daarvan moeten door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig de onderzoeksprocedure worden vastgesteld. |
(40) Overeenkomstig het Financieel Reglement moet de Commissie werkprogramma's vaststellen en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis stellen. Het werkprogramma moet de nodige maatregelen bevatten voor de uitvoering ervan in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, de selectie- en gunningscriteria voor subsidies en alle andere noodzakelijke elementen. De werkprogramma's en de wijzigingen daarvan moeten door middel van gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Overweging 41 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(41) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 201638 moet het programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die zijn verzameld op grond van specifieke monitoringvoorschriften, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Die voorschriften moeten specifieke, meetbare en realistische indicatoren omvatten die gedurende langere tijd kunnen worden gemeten als een basis voor de evaluatie van het effect van het programma op het terrein. |
(41) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 201638 moet het programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die zijn verzameld op grond van specifieke monitoringvoorschriften, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de begunstigde organisaties maar ook voor de lidstaten, worden vermeden. Die voorschriften moeten specifieke, meetbare en realistische indicatoren omvatten die gedurende langere tijd kunnen worden gemeten als een basis voor de evaluatie van het effect van het programma op het terrein. |
_________________ |
_________________ |
38 Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1). |
38 Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1). |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Overweging 44 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(44 bis) De Commissie moet de definities stroomlijnen en de richtsnoeren inzake gedecentraliseerde acties verbeteren om ervoor te zorgen dat de nationale agentschappen de programmaregels op geharmoniseerde wijze toepassen, met naleving van gemeenschappelijke kwaliteitsnormen en procedurepraktijken. De Commissie moet betere coördinatie tussen de agentschappen aanmoedigen om de uitvoering van het programma te verbeteren. |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Overweging 44 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(44 ter) Het programma moet peer-to-peerleren na studies, opleiding en werkervaring in het buitenland aanmoedigen om het effect van Erasmus+ op lokale gemeenschappen te vergroten en de uitwisseling van good practices te faciliteren, wat van vitaal belang is om de kwaliteit van de projecten in het kader van het Erasmus+-programma te verbeteren. |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Overweging 46 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(46) De lidstaten dienen ernaar te streven alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen. Dat houdt in dat, waar mogelijk en onverminderd het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen, kwesties die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen moeten worden opgelost. Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad39 worden de lidstaten aangemoedigd verkorte toelatingsprocedures in te voeren. |
(46) De lidstaten dienen ernaar te streven alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen. Dat houdt in dat de subsidies worden vrijgesteld van belastingen en sociale premies, dat de meeneembaarheid van rechten tussen de sociale stelsels van de Unie wordt vergemakkelijkt en dat, waar mogelijk en onverminderd het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen, kwesties die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen en andere wettelijke of administratieve problemen die toegang tot het programma zouden kunnen verhinderen, moeten worden opgelost. Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad39 worden de lidstaten aangemoedigd verkorte toelatingsprocedures in te voeren. |
__________________ |
__________________ |
39 Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21). |
39 Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21). |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Overweging 48 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(48) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad40. |
Schrappen |
__________________ |
|
40 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). |
|
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Overweging 49 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(49) Om de vereisten waaraan de begunstigden moeten voldoen te vereenvoudigen, moet zo veel mogelijk worden gebruikgemaakt van vereenvoudigde subsidies in de vorm van vaste bedragen, eenheidskosten en financiering volgens een vast percentage. De vereenvoudigde subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma, zoals door de Commissie gedefinieerd, moeten rekening houden met de kosten van levensonderhoud in het gastland. De Commissie en de nationale agentschappen in de uitzendende landen moeten deze vereenvoudigde subsidies kunnen aanpassen op basis van objectieve criteria, met name om de toegang van kansarme personen te garanderen. De lidstaten moeten voorts worden aangespoord die subsidies vrij te stellen van belasting en sociale premies, overeenkomstig het nationale recht. Die vrijstelling moet eveneens gelden voor publieke of particuliere entiteiten die dergelijke financiële steun toekennen aan de individuele begunstigden. |
(49) Om de vereisten waaraan de begunstigden moeten voldoen te vereenvoudigen, moet zo veel mogelijk worden gebruikgemaakt van vereenvoudigde subsidies in de vorm van vaste bedragen, eenheidskosten en financiering volgens een vast percentage. De vereenvoudigde subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma, zoals door de Commissie gedefinieerd, moeten rekening houden met de kosten van levensonderhoud in het gastland. De Commissie en de nationale agentschappen in de uitzendende landen moeten deze vereenvoudigde subsidies kunnen aanpassen op basis van objectieve criteria, met name om de toegang van kansarme personen te garanderen. De lidstaten moeten die subsidies vrijstellen van belasting en sociale premies, overeenkomstig het nationale recht. Die vrijstelling moet eveneens gelden voor publieke of particuliere entiteiten die dergelijke financiële steun toekennen aan de individuele begunstigden. |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Overweging 49 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(49 bis) Het is zaak ervoor te zorgen dat elk programma financieel goed wordt beheerd en zo doeltreffend en gebruikersvriendelijk mogelijk wordt uitgevoerd. De lidstaten of nationale agentschappen mogen geen bijkomende regels vaststellen die het gebruik van de middelen voor de begunstigde gecompliceerd maken. |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Overweging 53 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(53) Teneinde de prestatie-indicatoren van het programma te wijzigen of aan te vullen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van de bijlage. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadpleging plaatsvindt overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. |
(53) Teneinde de prestatie-indicatoren van het programma te wijzigen of aan te vullen en een indicatie te geven van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van middelen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling en wijziging van programma's en de wijziging van de bijlage. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadpleging plaatsvindt overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bij deze verordening wordt Erasmus, het programma voor actie van de Unie op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport, vastgesteld ("programma"). |
Bij deze verordening wordt Erasmus+, het programma voor actie van de Unie op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport, vastgesteld ("programma"). |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2) "leermobiliteit": het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen of niet-formeel of informeel te leren; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning en/of worden aangevuld met online leren en virtuele samenwerking. In sommige specifieke gevallen kan dit de vorm aannemen van leren met behulp van informatie- en communicatietechnologie; |
2) "leermobiliteit": het zich fysiek naar een ander land dan het land van verblijf begeven om er te studeren, een opleiding te volgen of niet-formeel of informeel te leren; dit kan de vorm aannemen van een stage, leerlingplaats, jongerenuitwisseling, lesgeven of deelname aan een activiteit op het gebied van beroepsontwikkeling; dit kan vergezeld gaan van maatregelen zoals taalcursussen en taalkundige ondersteuning, met inbegrip van gebarentalen, en/of worden aangevuld met toegankelijk online leren en virtuele samenwerking. In sommige specifieke gevallen kan dit, in aanvulling op fysieke mobiliteit, de vorm aannemen van leren met behulp van toegankelijke en/of speciaal aangepaste informatie- en communicatietechnologie; |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4) "informeel leren": leren dat voortvloeit uit dagelijkse bezigheden en ervaringen en dat niet georganiseerd of gestructureerd is in termen van doelen, tijd of leerondersteuning. Het kan vanuit het gezichtspunt van de leerling onbedoeld zijn; |
4) "informeel leren": leren dat voortvloeit uit dagelijkse bezigheden en ervaringen en dat niet georganiseerd of gestructureerd is in termen van doelen, tijd of leerondersteuning. Het kan vanuit het gezichtspunt van de leerling onbedoeld zijn en leidt tot een leerresultaat waarmee de leerling gebaat is; |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
17) "virtuele samenwerking": elke vorm van samenwerking met behulp van informatie- en communicatietechnologie; |
17) "virtuele samenwerking": elke vorm van samenwerking met behulp van toegankelijke en/of speciaal aangepaste informatie- en communicatietools en ‑systemen; |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
20) "jongerenparticipatie": een buitenschoolse activiteit die wordt uitgeoefend door informele groepen jongeren en/of jeugdorganisaties, en gekenmerkt is door een niet-formele leerbenadering; |
20) "jongerenparticipatie": een toegankelijke buitenschoolse activiteit die wordt uitgeoefend door informele groepen jongeren en/of jeugdorganisaties, en gekenmerkt is door een niet-formele leerbenadering; |
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
21) "jeugdwerker": een persoon die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken is bij niet-formeel leren en jongeren begeleidt bij hun persoonlijke leer- en beroepsontwikkeling; |
21) "jeugdwerker": een persoon die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken is bij niet-formeel en informeel leren en jongeren begeleidt bij hun persoonlijke ontwikkeling, onder meer hun leer- en beroepsontwikkeling en de ontwikkeling van hun competenties. Jeugdwerkers zijn samen met jongeren betrokken bij de planning, aansturing, coördinatie, uitvoering en evaluatie van jeugdwerkactiviteiten en de bijbehorende jeugdwerkontwikkeling; |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
22) "EU-jongerendialoog": de dialoog met jongeren en jeugdorganisaties, die een forum biedt voor permanent gezamenlijk overleg over de prioriteiten, de uitvoering en de follow-up van de Europese samenwerking in jeugdzaken; |
22) "gestructureerde dialoog": de dialoog met jongeren en jeugdorganisaties met beleidsmakers en besluitvormers, die een forum biedt voor permanent gezamenlijk overleg over de prioriteiten, de uitvoering en de follow-up van de Europese samenwerking op alle gebieden die voor de jeugd van belang zijn; |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
25) "kansarme personen": personen die kampen met belemmeringen die hen om economische, sociale, culturele, geografische of gezondheidsredenen, wegens hun migratieachtergrond of om redenen zoals een handicap en leerproblemen ervan weerhouden daadwerkelijk toegang te hebben tot de mogelijkheden in het kader van het programma; |
25) "kansarme personen": personen die niet volledig en daadwerkelijk toegang te hebben tot de mogelijkheden in het kader van het programma doordat zij benadeeld zijn ten opzichte van leeftijdsgenoten als gevolg van een of meerdere belemmeringen zoals een handicap, gezondheidsproblemen, leerproblemen, culturele verschillen, economische, sociale en geografische belemmeringen, inclusief personen uit gemarginaliseerde gemeenschappen, personen met een migratieachtergrond of personen die het risico lopen te worden gediscrimineerd op grond van een van de redenen als genoemd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; door die belemmeringen hebben zij aanvullende ondersteunende diensten nodig om volledig deel te kunnen nemen aan het programma; |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 27 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
27 bis) "sectoroverschrijdende samenwerking": samenwerking tussen verschillende sectoren van het programma (hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, schoolonderwijs, volwassenenonderwijs, jeugd en sport) en tussen formele, niet-formele en informele leeromgevingen en verschillende juridische entiteiten binnen die sectoren; |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 27 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
27 ter) "sleutelcompetenties": kennis, vaardigheden en attitudes die iedereen nodig heeft voor zijn zelfontplooiing en ontwikkeling, inzetbaarheid, sociale inclusie en actief burgerschap. Sleutelcompetenties omvatten: geletterdheid, meertaligheid, wiskunde, wetenschap, technologie en engineering, digitale vaardigheden, persoonlijke, sociale en leervaardigheden, burgerschapsvaardigheden, ondernemerschap, en cultureel bewustzijn en culturele expressie; |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De algemene doelstelling van het programma is de educatieve, beroeps- en persoonlijke ontwikkeling van personen in onderwijs, opleiding, jeugd en sport, zowel in Europa als daarbuiten, te ondersteunen en zo bij te dragen tot duurzame groei, werkgelegenheid en sociale samenhang en de versterking van de Europese identiteit. Als zodanig wordt het programma een belangrijk instrument voor de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte, de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese strategische samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, met haar onderliggende sectorale agenda's, de bevordering van de samenwerking inzake jeugdbeleid in het kader van de strategie van de Unie voor jongeren 2019-2027 en de ontwikkeling van een Europese dimensie in de sport. |
1. De algemene doelstelling van het programma is de educatieve, beroeps- en persoonlijke ontwikkeling van personen in onderwijs, opleiding, jeugd, volwassenenonderwijs en sport, zowel in Europa als daarbuiten, te ondersteunen en zo bij te dragen tot duurzame groei, fatsoenlijke banen en sociale samenhang inclusie, milieubescherming, actief burgerschap, bevordering van rechten en waarden en participatie in het democratisch bestel, alsook de versterking van de Europese identiteit. Als zodanig wordt het programma een belangrijk instrument voor de totstandbrenging van een toegankelijke en inclusieve Europese onderwijsruimte, de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese strategische samenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd, met haar onderliggende sectorale agenda's, de bevordering van de samenwerking inzake jeugdbeleid in het kader van de strategie van de Unie voor jongeren 2019-2027 en de ontwikkeling van een Europese dimensie in de sport. |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de bevordering van de mobiliteit voor niet-formeel leren en de actieve participatie van jongeren, en van samenwerking, inclusie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op jeugdgebied; |
b) de bevordering van de mobiliteit voor niet-formeel en informeel leren en de actieve participatie van jongeren, en van samenwerking, inclusie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op jeugdgebied; |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) de bevordering van een leven lang leren voor alle burgers, ongeacht hun leeftijd, en door de samenwerking tussen formele, niet-formele en informele leeromgevingen te versterken en flexibele leertrajecten te ondersteunen; |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de mobiliteit van personeel in het volwassenenonderwijs; |
d) de mobiliteit van lerenden en personeel in het volwassenenonderwijs; |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) partnerschappen voor innovatie in het onderwijs en andere vormen van leren door middel van grootschalige acties zoals allianties voor volwassenenonderwijs en partnerschappen voor sectoroverschrijdende samenwerking; |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) partnerschappen voor excellentie, met name Europese universiteiten, kenniscentra voor beroepsopleiding en gezamenlijke mastergraden; |
b) partnerschappen voor excellentie, zoals kenniscentra voor beroepsopleiding en gezamenlijke mastergraden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat deze partnerschappen een brede geografische dekking in heel Europa hebben; |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) partnerschappen voor innovatie ter versterking van de Europese innovatiecapaciteit; |
c) partnerschappen voor innovatie ter versterking van de Europese duurzame innovatiecapaciteit; |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de voorbereiding en uitvoering van de algemene en sectorale beleidsagenda's op het gebied van onderwijs en opleiding, mede met de steun van het Eurydice-netwerk of activiteiten van andere relevante organisaties; |
a) de voorbereiding en uitvoering van de algemene en sectorale beleidsagenda's op het gebied van inclusief onderwijs en inclusieve opleiding, mede met de steun van het Eurydice-netwerk of activiteiten van andere relevante organisaties; |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de beleidsdialoog en de samenwerking met belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding; |
c) de beleidsdialoog met, de ondersteuning van en de samenwerking met belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese, nationale, regionale en lokale niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding, hetgeen onder meer structurele steun omvat; |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) gestructureerde dialoog met jongeren; |
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de mobiliteit van jongeren; |
a) de mobiliteit van jongeren, ook jongeren met een handicap; |
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – alinea 1 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) partnerschappen voor innovatie in jongerenparticipatie door middel van grootschalige acties zoals allianties voor jeugdwerk; |
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – alinea 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) partnerschappen voor een grotere outreach van het programma, voornamelijk met behulp van massamedia en nieuwe digitale instrumenten; |
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de beleidsdialoog en de samenwerking met relevante belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van jeugd, de EU-jongerendialoog, en de ondersteuning van het Europees Jeugdforum; |
c) de beleidsdialoog en de samenwerking met en de ondersteuning van relevante belangrijke belanghebbenden, inclusief Uniewijde netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van jeugd, de gestructureerde dialoog, en de structurele ondersteuning van het Europees Jeugdforum en andere Europese jeugdorganisaties; |
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – alinea 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) gestructureerde dialoog met jongeren; |
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) verspreidings- en bewustmakingsactiviteiten over Europese beleidsresultaten en prioriteiten en over het programma, inclusief sportprijzen en -onderscheidingen. |
c) verspreidings- en bewustmakingsactiviteiten over Europese beleidsresultaten en prioriteiten en over het programma, inclusief sportprijzen en ‑onderscheidingen, die ook toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. |
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 30 000 000 000 EUR in lopende prijzen. |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 41 097 000 000 EUR in constante prijzen. |
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) 24 940 000 000 EUR voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding, waarvan |
a) 83,5 % voor gecentraliseerde en gedecentraliseerde acties op het gebied van onderwijs en opleiding, waarvan |
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1) ten minste 8 640 000 000 EUR voor acties inzake hoger onderwijs als bedoeld in artikel 4, punt a), en artikel 5, punt a); |
1) ten minste 34 % voor gedecentraliseerde acties inzake hoger onderwijs als bedoeld in artikel 4, punt a), en artikel 5, punt a); |
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2) ten minste 5 230 000 000 EUR voor acties inzake beroepsonderwijs en -opleiding als bedoeld in artikel 4, punt b), en artikel 5, punt a); |
2) ten minste 25 % voor gedecentraliseerde acties inzake beroepsonderwijs en ‑opleiding als bedoeld in artikel 4, punt b), en artikel 5, punt a); |
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3) ten minste 3 790 000 000 EUR voor acties inzake schoolonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt c), en artikel 5, punt a); |
3) ten minste 15 % voor gedecentraliseerde acties inzake schoolonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt c), en artikel 5, punt a); |
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4) ten minste 1 190 000 000 EUR voor acties inzake volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt d), en artikel 5, punt a); |
4) ten minste 6 % voor gedecentraliseerde acties inzake volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 4, punt d), en artikel 5, punt a); |
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5) 450 000 000 EUR voor Jean Monnet-acties als bedoeld in artikel 7; |
5) 1,8 % voor Jean Monnet-acties als bedoeld in artikel 7; |
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter a – punt 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis) maximaal 20 % voor "Europese universiteiten" en minimaal 10 % voor "kenniscentra voor beroepsopleiding" uit de gecentraliseerde begroting voor acties op het gebied van onderwijs en opleiding; |
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) 3 100 000 000 EUR voor acties op het gebied van jeugd als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10; |
b) 10 % voor acties op het gebied van jeugd als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10; |
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) 550 000 000 EUR voor acties op het gebied van sport als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13; en |
c) 1,8 % voor acties op het gebied van sport als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13; en |
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) ten minste 960 000 000 EUR als bijdrage in de operationele kosten van de nationale agentschappen. |
d) 3,2 % als bijdrage in de operationele kosten van de nationale agentschappen. |
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Bij de toekenning van mobiliteit aan de aanvragers wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen. |
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen. |
4. Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen alsook toegankelijkheidsbijstand. |
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De hoogte van de financiële steun, zoals subsidies, vaste vergoedingen voor reis- of administratiekosten, vaste percentages en eenheidskosten, wordt jaarlijks herzien en worden aangepast aan de levens- en verblijfkosten in het gastland, de gastregio of de gaststad, volgens geactualiseerde cijfers van Eurostat, alsook aan de reisomstandigheden. |
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 3 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. De personeelskosten van de organisaties die deelnemen aan projecten met een intellectuele output worden gebaseerd billijke en gelijke beloning. Het niveau van de personeelskosten wordt jaarlijks herzien en geactualiseerd volgens de cijfers van Eurostat. |
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 3 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 quater. Om de inclusie te ondersteunen van degenen die met bijkomende belemmeringen worden geconfronteerd en bijstand nodig hebben voor bijzondere behoeften wordt, afzonderlijk van het hoofdbudget voor het project, voorzien in een specifiek budget dat dient om de kosten van die bijstand te betalen. |
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Bij de uitvoering van het programma, onder meer bij de selectie van de deelnemers en de toekenning van beurzen, zorgen de Commissie en de lidstaten ervoor dat inspanningen worden verricht om sociale inclusie te bevorderen en om kansarme personen beter te bereiken. |
2. Bij de uitvoering van het programma, onder meer bij de selectie van de deelnemers en de toekenning van beurzen, zorgen de Commissie en de lidstaten ervoor dat inspanningen worden verricht om sociale inclusie te bevorderen en om kansarme personen beter te bereiken. Er worden aanvullende ondersteunende diensten opgezet opdat kansarme personen onbelemmerde toegang kunnen krijgen tot alle activiteiten en vanuit cultureel, sociaal en ook taalkundig oogpunt voorbereid zijn op hun mobiliteitsleerervaringen. De nationale agentschappen zijn verantwoordelijk voor de monitoring van deze ondersteunende diensten. |
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Teneinde de toegang van kansarme personen te verbeteren en te zorgen voor een vlotte uitvoering van het programma, kan de Commissie op basis van objectieve criteria de subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma wijzigen of toestaan dat de in artikel 23 bedoelde nationale agentschappen dat doen. |
5. Teneinde de toegang van kansarme personen te verbeteren en te zorgen voor een vlotte uitvoering van het programma, kan de Commissie op basis van objectieve criteria de subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties van het programma wijzigen of toestaan dat de in artikel 23 bedoelde nationale agentschappen dat doen, bijvoorbeeld door voor deze personen voorfinanciering te verstrekken. De nationale agentschappen krijgen een specifiek budget ter dekking van de kosten van dergelijke aanvullende ondersteunende diensten en zorgen ervoor dat de extra kosten voor toegankelijkheid en inclusiviteit op zich geen rechtvaardiging kunnen vormen om een project af te wijzen. |
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel [108] van het Financieel Reglement. Bovendien bevat het werkprogramma een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van middelen tussen de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen voor de acties die worden beheerd door het nationale agentschap. Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 31 bedoelde onderzoeksprocedure. |
Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel [108] van het Financieel Reglement. Bovendien bevat het werkprogramma een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van middelen tussen de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen voor de acties die worden beheerd door het nationale agentschap. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast om het werkprogramma vast te stellen en het eventueel te wijzigen. |
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De Commissie en de lidstaten leveren meer inspanningen om voor studenten, instellingen en gastbedrijven die bij Erasmus+-projecten zijn betrokken, en dan met name degenen die deze mogelijkheid momenteel onvoldoende benutten, de procedures te vereenvoudigen en de hoge administratieve belasting te verminderen, met als doel de gelijke toegang te bevorderen en de registratie-, validerings- en erkenningsprocedures te vereenvoudigen. De Commissie en de nationale agentschappen homogeniseren de toelatingscriteria zodat het programma toegankelijk wordt voor een zo groot mogelijk aantal kandidaten. |
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de evaluatie van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig en voldoende gedetailleerd worden verzameld door begunstigden van middelen van de Unie in de zin van artikel [2, punt 5,] van het Financieel Reglement. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en de lidstaten. |
3. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de evaluatie van het programma naar geslacht worden uitgesplitst en op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig en voldoende gedetailleerd worden verzameld door begunstigden van middelen van de Unie in de zin van artikel [2, punt 5,] van het Financieel Reglement. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en de lidstaten. |
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Deze gaat vergezeld van een eindevaluatie van het vorige programma. |
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk op 31 december 2017, om de doeltreffendheid bij het bereiken van de doelstellingen en de efficiëntie van het programma te beoordelen, en gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening. De tussentijdse evaluatie gaat vergezeld van een eindevaluatie van het vorige programma. |
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. |
4. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk op 30 juni 2019, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. |
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. |
5. De Commissie dient evaluatieverslagen in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. |
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De in artikel 24 bedoelde nationale agentschappen ontwikkelen een consistente strategie voor een doeltreffende outreach en voor de verspreiding en benutting van de resultaten van activiteiten die worden gesteund in verband met de door hen in het kader van het programma beheerde acties, staan de Commissie bij in de uitvoering van haar algemene taak van voorlichting over het programma, met inbegrip van informatie over de op nationaal en Unieniveau beheerde acties en activiteiten, en de resultaten ervan, en informeren relevante doelgroepen over de acties die in hun land zijn ondernomen. |
1. De in artikel 24 bedoelde nationale agentschappen ontwikkelen samen met de Commissie een consistente EU-brede gecoördineerde strategie voor een doeltreffende outreach en voor de verspreiding en benutting van de resultaten van activiteiten die worden gesteund in verband met de door hen in het kader van het programma beheerde acties, staan de Commissie bij in de uitvoering van haar algemene taak van toegankelijke voorlichting over het programma, met inbegrip van informatie over de op nationaal en Unieniveau beheerde acties en activiteiten, en de resultaten ervan, en informeren relevante doelgroepen over de acties die in hun land zijn ondernomen. De informatie over het programma wordt in alle officiële talen van de EU verstrekt. |
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen. |
4. De Commissie voert in overeenstemming met de institutionele communicatiestrategie informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan, op een manier die ook toegankelijk is voor mensen met een handicap. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen. |
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Erasmus+ wordt door jongeren voornamelijk beschouwd als een programma voor studenten in het hoger onderwijs. In de communicatie en informatie op Europees, nationaal en regionaal niveau wordt daarom meer belang gehecht aan het zichtbaarder maken van de verschillende gebieden en subprogramma's met betrekking tot elk van deze gebieden. De Commissie en de lidstaten positioneren beroepsonderwijs en ‑opleiding en mobiliteit in beroepsonderwijs en -opleiding als een belangrijke keuze die leidt tot integratie op de arbeidsmarkt en een veelbelovende carrière, en vergroten zo de zichtbaarheid van de programma's voor beroepsonderwijs en -opleiding. |
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 ter. Het programma wordt ook verspreid en gepromoot door diensten voor loopbaanbegeleiding in onderwijs- en opleidingsinstellingen en door diensten voor arbeidsvoorziening. |
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten treffen alle nodige en passende maatregelen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen, waar mogelijk ook maatregelen gericht op het oplossen van problemen die het verkrijgen van een visum bemoeilijken. |
2. De lidstaten treffen alle nodige en passende maatregelen om administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen, waar mogelijk ook maatregelen gericht op het voorkomen van belastingen op subsidies, het vergemakkelijken van de meeneembaarheid van rechten tussen de sociale stelsels van de Unie en het oplossen van problemen die het verkrijgen van een visum en verblijfsvergunning bemoeilijken en andere juridische of administratieve problemen die de toegang tot het programma zouden kunnen belemmeren. |
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het nationaal agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van alle fasen van de projectcyclus van de acties die worden beschreven in het werkprogramma bedoeld in artikel [19], in overeenstemming met [artikel 58, lid 1, onder c), v) en vi),] van het Financieel Reglement. |
2. Het nationaal agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van alle fasen van de projectcyclus van de acties die worden beschreven in het werkprogramma bedoeld in artikel [19], in overeenstemming met [artikel 58, lid 1, onder c), v) en vi),] van het Financieel Reglement. Het nationaal agentschap zorgt ervoor dat de projecten gemakkelijk toegankelijk en inclusief zijn. Het zorgt voor kwalitatief hoogwaardige mobiliteitservaringen op basis van de beginselen van het Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit (2006/961/EG). |
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. De nationale agentschappen maken de beschikbare begrotingen voor elke kernactie en voor elke sector na elke aanvraagronde eenvoudig toegankelijk, zodat de aanvragers hun toekomstige acties strategisch kunnen plannen, en publiceren de resultaten van de selectie en de begrotingslijnen van projecten, zodat op passende wijze extern toezicht kan worden uitgeoefend op het programma. Bij de selectie van de kandidaten voor het programma zorgen de Commissie en de lidstaten ervoor dat grote instellingen niet worden bevoordeeld ten opzichte van kleinere, jongere instellingen. |
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 7 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 ter. Het nationaal agentschap verricht regelmatig raadplegingen van de begunstigden van het programma (particulieren en organisaties) om hun feedback op het programma te verzamelen, hierover verslag uit te brengen aan de Commissie en de uitvoering van het programma op nationaal niveau te verbeteren op grond van hun feedback en expertise. |
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. De Commissie organiseert regelmatige bijeenkomsten met het netwerk van nationale agentschappen om zorg te dragen voor een coherente tenuitvoerlegging van het programma in alle lidstaten en alle in artikel 17 bedoelde derde landen. |
7. De Commissie organiseert regelmatige bijeenkomsten en peer-to-peerleerervaringen met het netwerk van nationale agentschappen om zorg te dragen voor een coherente tenuitvoerlegging van het programma in alle lidstaten en alle in artikel 17 bedoelde derde landen. De Commissie bevordert de uitwisseling van good practices en informatie, met name in verband met de maatregelen inzake toegankelijkheid en redelijke huisvesting. |
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. De Commissie verbetert het Erasmus+-platform voor de verspreiding van projectresultaten en garandeert een daadkrachtigere aanpak voor de uitwisseling van good practices en internationale gedachtewisselingen tussen nationale agentschappen, partners en begunstigden van het programma. |
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 7 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 ter. De Commissie ondersteunt de kandidaten voor het programma bij het zoeken naar internationale partners, door gebruikersvriendelijke platforms te ontwikkelen waarop openbare informatie over de diverse begunstigden en hun projecten wordt samengevoegd. |
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Artikel 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 31 |
Schrappen |
Comitéprocedure |
|
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. |
|
2. Het comité kan in specifieke samenstelling bijeenkomen teneinde sectorale vraagstukken te behandelen. In voorkomend geval kunnen, overeenkomstig zijn reglement van orde en per geval, externe deskundigen, zoals vertegenwoordigers van de sociale partners, als waarnemer voor een vergadering worden uitgenodigd. |
|
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
|
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Bijlage I – alinea 1 – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1) Leermobiliteit van hoge kwaliteit voor mensen met uiteenlopende achtergronden |
1) Inclusieve leermobiliteit van hoge kwaliteit voor mensen met uiteenlopende achtergronden, onder meer kansarme personen |
PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Titel |
”Erasmus”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2018)0367 – C8-0233/2018 – 2018/0191(COD) |
||||
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
CULT 14.6.2018 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
EMPL 14.6.2018 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Emilian Pavel 18.6.2018 |
||||
Behandeling in de commissie |
18.10.2018 |
19.11.2018 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
3.12.2018 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
40 1 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Laura Agea, Guillaume Balas, Brando Benifei, Mara Bizzotto, Enrique Calvet Chambon, David Casa, Michael Detjen, Geoffroy Didier, Lampros Fountoulis, Marian Harkin, Agnes Jongerius, Rina Ronja Kari, Jan Keller, Ádám Kósa, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jean Lambert, Jérôme Lavrilleux, Patrick Le Hyaric, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Emilian Pavel, Georgi Pirinski, Marek Plura, Dennis Radtke, Terry Reintke, Robert Rochefort, Claude Rolin, Siôn Simon, Ulrike Trebesius |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Georges Bach, Heinz K. Becker, Deirdre Clune, Tania González Peñas, Alex Mayer, Jasenko Selimovic, Helga Stevens, Monika Vana |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Caterina Chinnici, Paolo De Castro |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE
40 |
+ |
|
ALDE |
Enrique Calvet Chambon, Marian Harkin, Robert Rochefort, Jasenko Selimovic |
|
ECR |
Helga Stevens, Ulrike Trebesius |
|
EFDD |
Laura Agea |
|
ENF |
Mara Bizzotto |
|
GUE/NGL |
Tania González Peñas, Rina Ronja Kari, Patrick Le Hyaric |
|
PPE |
Georges Bach, Heinz K. Becker, David Casa, Deirdre Clune, Geoffroy Didier, Ádám Kósa, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jérôme Lavrilleux, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Marek Plura, Dennis Radtke, Claude Rolin |
|
S&D |
Guillaume Balas, Brando Benifei, Caterina Chinnici, Paolo De Castro, Michael Detjen, Agnes Jongerius, Jan Keller, Alex Mayer, Emilian Pavel, Georgi Pirinski, Siôn Simon |
|
VERTS/ALE |
Jean Lambert, Terry Reintke, Monika Vana |
|
1 |
|
- |
|
NI |
|
Lampros Fountoulis |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] Aanbeveling 2006/961/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit (PB L 394 van 30.12.2006).
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
”Erasmus”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2018)0367 – C8-0233/2018 – 2018/0191(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
30.5.2018 |
|
|
|
|
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
CULT 14.6.2018 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissies Datum bekendmaking |
DEVE 14.6.2018 |
BUDG 14.6.2018 |
EMPL 14.6.2018 |
ITRE 14.6.2018 |
|
Geen advies Datum besluit |
ITRE 19.6.2018 |
|
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Milan Zver 1.6.2018 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
22.10.2018 |
3.12.2018 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
20.2.2019 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
28 1 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Isabella Adinolfi, Dominique Bilde, Andrea Bocskor, Silvia Costa, Mircea Diaconu, María Teresa Giménez Barbat, Giorgos Grammatikakis, Petra Kammerevert, Svetoslav Hristov Malinov, Rupert Matthews, Stefano Maullu, Morten Messerschmidt, Luigi Morgano, John Procter, Michaela Šojdrová, Bogusław Sonik, Yana Toom, Sabine Verheyen, Julie Ward, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Liadh Ní Riada, Michel Reimon, Remo Sernagiotto, Monika Smolková, Francis Zammit Dimech |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Maria Heubuch, Răzvan Popa, Flavio Zanonato |
||||
Datum indiening |
4.3.2019 |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
28 |
+ |
|
ALDE |
Mircea Diaconu, María Teresa Giménez Barbat, Yana Toom |
|
ECR |
Rupert Matthews, Stefano Maullu, Morten Messerschmidt, John Procter, Remo Sernagiotto |
|
EFDD |
Isabella Adinolfi |
|
GUE/NGL |
Liadh Ní Riada |
|
PPE |
Andrea Bocskor, Svetoslav Hristov Malinov, Michaela Šojdrová, Bogusław Sonik, Sabine Verheyen, Francis Zammit Dimech, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver |
|
S&D |
Silvia Costa, Giorgos Grammatikakis, Petra Kammerevert, Luigi Morgano, Răzvan Popa, Monika Smolková, Julie Ward, Flavio Zanonato |
|
VERTS/ALE |
Maria Heubuch, Michel Reimon |
|
1 |
- |
|
ENF |
Dominique Bilde |
|
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding