VERSLAG over de Europese Centrale Bank – jaarverslag 2018

28.1.2020 - (2019/2129(INI))

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Costas Mavrides


Procedure : 2019/2129(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0016/2020
Ingediende teksten :
A9-0016/2020
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de Europese Centrale Bank – jaarverslag 2018

(2019/2129(INI))

Het Europees Parlement,

 gezien het Jaarverslag 2018 van de Europese Centrale Bank (ECB),

 gezien de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en van de ECB, en met name artikel 15,

 gezien artikel 127, leden 1 en 2, artikel 130 en artikel 284, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

 gezien de hoorzitting van 4 september 2019 met Christine Lagarde, kandidate voor het ambt van president van de Europese Centrale Bank,

 gezien de monetaire dialoog die Mario Draghi op 23 september 2019 als president van de Europese Centrale Bank met het Europees Parlement heeft gevoerd,

  gezien het verslag van de Werkgroep stablecoins van de G7 van 18 oktober 2019 betreffende het onderzoeken van de effecten van mondiale stablecoins,

 gezien de feedback van de ECB op de input van het Europees Parlement in het kader van zijn resolutie over het jaarverslag 2017 van de ECB,

 gezien het eindverslag dat de EU-deskundigengroep op hoog niveau over duurzame financiering op 31 januari 2018 heeft uitgebracht over de financiering van een duurzame Europese economie,

 gezien zijn resolutie van 29 mei 2018 over duurzame financiering[1] en zijn wetgevingsresolutie van 28 maart 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen[2],

 gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s) van de VN,

 gezien de Overeenkomst van Parijs van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC),

 gezien artikel 142, lid 1, van zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0016/2020),

A. overwegende dat de recentste cijfers over 2019 volgens de economische najaarsprognose 2019 van de Commissie aangeven dat er op de groei van het bbp in 2018 een vertraging volgt, namelijk van 1,9 % in 2018 naar 1,1 % in 2019 in de eurozone en van 2,1 % in 2018 naar 1,4 % in 2019 in de EU‑27, dit als gevolg van de recente escalatie van de spanningen op handelsgebied, de bijbehorende onzekerheid en de brexit;

B. overwegende dat het werkloosheidspercentage in augustus 2019 volgens de cijfers van Eurostat 6,2 % bedroeg in de EU en 7,4 % in de eurozone, de laagste percentages sinds juli 2008; overwegende dat de werkloosheidspercentages in de Europese Unie nog steeds uiteenlopen; overwegende dat de hoge jeugdwerkloosheid – meer dan het dubbele van het algemene werkloosheidspercentage – nog steeds een ernstig probleem is dat in de EU moet worden aangepakt; overwegende dat er nog steeds buitengewone regionale verschillen op het gebied van werkloosheid zijn, zowel binnen als tussen de lidstaten;

C. overwegende dat volgens de macro-economische prognoses van de medewerkers van het Eurosysteem van september 2019 de jaarlijkse inflatie van het geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen (GICP) in de eurozone in 2019, 2020 en 2021 naar verwachting respectievelijk 1,2 %, 1,0 % en 1,5 % zal bedragen, dus minder dan 2 %; overwegende dat de inflatieprognoses grote onderlinge verschillen in de eurozone laten zien;

D. overwegende dat de balans van het Eurosysteem eind 2018 4,7 biljoen EUR bedroeg, dus meer dan 40 % van het bbp in de eurozone, wat het hoogste niveau ooit was en 4,25 % (0,2 biljoen) meer vergeleken met eind 2017;

E. overwegende dat de nettowinst van de ECB in 2018 1,575 miljard EUR bedroeg, tegen 1,275 miljard EUR in 2017; overwegende dat deze stijging voornamelijk kan worden toegeschreven aan de stijging van de nettorentebaten op de portefeuille in USD en op de portefeuille van het programma voor de aankoop van activa (APP);

F. overwegende dat een sterkere rol van de euro en een toenemend gebruik van de euro als reservevaluta de EU beter in staat zouden stellen om haar beleidsstandpunt onafhankelijk van andere wereldmachten te bepalen en dat dit cruciaal is om de Europese economische soevereiniteit veilig te stellen;

G. overwegende dat de eurozone, met het oog op een sterkere mondiale rol van de euro, eerst moet bewijzen dat zij een recessie het hoofd kan bieden zonder dat een van haar lidstaten (al dan niet vrijwillig) moet overgaan tot de afwaardering van overheidsschulden;

H. overwegende dat artikel 127, lid 5, VWEU het ESCB opdraagt bij te dragen tot het behoud van de stabiliteit van het financiële stelsel;

I. overwegende dat kmo’s, die nog steeds de ruggengraat van de EU-economie en ‑samenlevingen vormen en economische en sociale cohesie bevorderen, verdere steun nodig hebben;

J. overwegende dat de wereldwijde uitgifte van groene obligaties is gestegen van minder dan 1 miljard EUR in 2008 tot meer dan 120 miljard EUR in 2017 en dat de netto-uitgifte van in euro’s luidende groene obligaties sinds 2013 is vertienvoudigd; overwegende dat de kloof tussen de spreads van groene obligaties en die van de industriële sector in het algemeen geleidelijk aan is gedicht;

K. overwegende dat groene obligaties ondanks deze positieve trend nog steeds slechts 1 % van het totale aanbod aan in euro’s luidende obligaties vertegenwoordigen;

L. overwegende dat het aantal transacties met virtuele valuta’s drastisch is toegenomen, waardoor de overheersende rol van de traditionele systemen van wettige betaalmiddelen in het gedrang komt; overwegende dat virtuele valuta’s alternatieve manieren van betalen vormen, maar geen wettige betaalmiddelen zijn;

M. overwegende dat volgens het Eurobarometer-onderzoek van december 2018 het maatschappelijk draagvlak voor de euro in 2018 tot 75 % is toegenomen;

Algemeen overzicht

1. is verheugd over de rol die de ECB speelt bij het waarborgen van de stabiliteit van de euro; benadrukt dat de statutaire onafhankelijkheid van de ECB, zoals is vastgelegd in de Verdragen, een voorwaarde is voor het vervullen van haar mandaat van handhaving van de prijsstabiliteit;

2. wijst erop dat de euro naast een zuiver economisch project ook een politiek project is; benadrukt dat de eenheidsmunt niet kan worden teruggedraaid; herinnert aan de in de Verdragen vastgelegde verplichting voor elke lidstaat, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, om de eenheidsmunt in te voeren wanneer voldaan is aan de convergentiecriteria van Maastricht; is van mening dat deelname aan de bankenunie moet worden gezien als een voordeel voor landen die willen toetreden tot de eurozone;

3. is bezorgd over het feit dat de groei in de eurozone na een kort economisch herstel is vertraagd tot 1,1 % van het bbp in de eurozone; is ook bezorgd over de afnemende groei van de industriële productie en de wereldhandel; wijst er daarom op dat, zoals Mario Draghi heeft benadrukt, zowel adequate liquiditeitsomstandigheden als een zekere mate van monetaire accommodatie moeten worden gehandhaafd;

4. meent dat monetair beleid alleen niet volstaat om duurzame groei en prijsstabiliteit te bewerkstelligen, en dat er ook ondersteunend begrotingsbeleid en sociaal evenwichtige en productiviteitsverhogende structurele hervormingen nodig zijn;

5. wijst erop dat accommoderend monetair beleid niet mag worden gezien als vervangmiddel voor structurele hervormingen;

6. wijst op de bevindingen van de ESCB-deskundigengroep inzake zwakke loonstijgingen[3], die de loskoppeling tussen de stijging van de lonen en het herstel van de arbeidsmarkt heeft geanalyseerd; uit deze bevindingen blijkt dat de lage stijging van de lonen in de afgelopen jaren voornamelijk kan worden verklaard door schokken op het vlak van technologie en loonoverleg, en dat deze laatste vooral te wijten zijn aan veranderingen in de structuur van het loonoverleg – waardoor de onderhandelingspositie van de werknemers wordt verzwakt – en aan de arbeidsmarktregelgeving, met name in de landen die het zwaarst worden getroffen door de crisis en de combinatie van onderbenutting van de arbeidskrachten, lage inflatie en matige productiviteitsgroei;

7. onderstreept dat een versterking van de rol van de euro de juiste structurele voorwaarden vereist, waaronder:

 de verdieping van de Europese monetaire unie;

 de voltooiing van de bankenunie;

 de voltooiing van de kapitaalmarktenunie;

8. wijst op de verplichting voor elke EU-lidstaat, met uitzondering van Denemarken en het VK, om de eenheidsmunt in te voeren wanneer is voldaan aan de convergentiecriteria van Maastricht; verzoekt de ECB haar vruchtbare samenwerking ook met de niet tot de eurozone behorende lidstaten voort te zetten;

Monetair beleid

9. onderstreept dat de openmarkttransacties en de bijzondere monetaire beleidsmaatregelen die de ECB heeft ingevoerd, hebben bijgedragen tot het economisch herstel, tot een verbetering van de financieringsvoorwaarden via verschillende transmissiekanalen en tot een afvlakking van de rendementen van een hele reeks activaklassen; verzoekt de ECB potentiële risico’s voor haar balans, de inflatie van de activaprijzen, een mogelijke verkeerde toewijzing van middelen en nadelen voor spaarders te blijven monitoren;

10. merkt op dat de ECB op 12 september 2019 een breed stimuleringspakket heeft aangekondigd, met onder meer nettoaankopen in het kader van het programma voor de aankoop van activa (APP), dat 20 miljard EUR per maand ter beschikking zal stellen, een verlaging van de depositorente met 10 basispunten, een tweeledig systeem voor de rente op reserves, en versoepelde voorwaarden voor gerichte langlopende herfinancieringstransacties (TLTRO-III); stelt vast dat er geen eensgezindheid is en meent dat de leiding van de ECB en president Lagarde moeten proberen de meningsverschillen binnen de Raad van bestuur van de ECB te overbruggen;

11. merkt op dat de op het programma voor kwantitatieve versoepeling van de ECB toegepaste emittentenlimiet van 33 % het vermogen van de ECB om de obligaties van verschillende lidstaten op te kopen, kan beperken; is van mening dat deze emittentenlimiet wellicht moet worden gewijzigd, aangezien het hernieuwde programma voor kwantitatieve versoepeling niet aan een termijn gebonden is en obligatieaankopen zou kunnen vereisen die voor sommige lidstaten boven de limiet van 33 % gaan; merkt op dat het programma voor kwantitatieve versoepeling was opgezet om op basis van de omvang van een economie en bevolking de obligaties van de lidstaten evenredig op te kopen;

12. neemt kennis van het voornemen van de Raad van bestuur van de ECB om de hoofdsomaflossingen van vervallende effecten zolang te blijven herbeleggen als nodig is;

13. merkt op dat de negatieve effecten op de nettorentebaten van de banken tot dusver zijn gecompenseerd door de voordelen van meer kredietverstrekking door banken en lagere kosten voor voorzieningen en verliezen; maakt zich zorgen over de moeilijkheden waarmee met name kleine banken te kampen hebben; vraagt de ECB de mogelijkheid van een activaprijzenzeepbel in het oog te houden;

14. onderstreept dat zeer lage of negatieve rentetarieven kansen bieden aan consumenten, bedrijven, waaronder kmo’s, werknemers en kredietnemers, die kunnen profiteren van een sterkere economische dynamiek, een lagere werkloosheid en lagere financieringskosten; merkt evenwel op dat er bezorgdheid is over de mogelijke gevolgen voor de pensioen- en verzekeringsstelsels als gevolg van lage rendementen, economische ongelijkheden en uitdagingen voor individuele spaarders; merkt voorts op dat sommige lidstaten de lage rentestand niet hebben benut om hun begrotingen te consolideren en structurele hervormingen door te voeren;

15. neemt kennis van het voornemen van de Raad van bestuur van de ECB om de hoofdsomaflossingen van vervallende effecten zolang te blijven herbeleggen als nodig is om gunstige liquiditeitsvoorwaarden en een ruime mate van monetaire accommodatie te handhaven;

16. is bezorgd over de aanhoudende geringe inflatiedruk, het overdreven vertrouwen op het monetaire beleid van de ECB om groei in stand te houden, en de steeds beperktere mogelijkheden in het kader van haar huidige instrumentarium;

17. neemt nota van de vraag van president Draghi om een betere afstemming tussen het monetaire beleid van de ECB en het begrotingsbeleid van de lidstaten, waarbij een meer evenwichtige macro-economische beleidsmix ervoor zou zorgen dat lage rentetarieven dezelfde stimulans bieden als in het verleden, maar met minder neveneffecten;

18. onderstreept het belang van samenwerking tussen centrale banken, zowel in de Europese Unie als op mondiaal niveau, voor het bereiken van de inflatiedoelstellingen op de middellange termijn;

Maatregelen tegen klimaatverandering

19. herinnert eraan dat de ECB als EU-instelling gebonden is aan de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en dat dit tot uiting moet komen in haar beleid, met volledige inachtneming van haar mandaat en onafhankelijkheid; is verheugd dat er een discussie op gang is gekomen over de rol van centrale banken en toezichthouders bij het ondersteunen van de bestrijding van de klimaatverandering; vraagt de ECB de milieu-, sociale en governancebeginselen (ESG-beginselen) in haar beleid toe te passen, met volledige inachtneming van haar mandaat en onafhankelijkheid;

20. schaart zich achter de standpunten die directieleden van de ECB hebben geuit over het belang van het ontwikkelen van werkelijk Europese betaalsystemen die immuun zijn voor externe verstoringen (waaronder politieke); verzoekt de ECB te blijven werken aan het PEPSI-project (Pan-European Payment System Initiative), met als doel de soevereiniteit van de EU te behouden, economische efficiëntie voor alle gebruikers en aanbieders te bewerkstelligen en eerlijke concurrentie te waarborgen;

21. neemt nota van de verklaring van ECB-president Christine Lagarde van 4 september 2019, waarin zij een geleidelijke verwijdering van koolstofactiva uit de portefeuille van de ECB onderschrijft, de deelname van de ECB aan het Netwerk voor de vergroening van het financiële systeem (NGFS) toejuicht en zich ertoe verbindt de blootstelling van het financiële systeem aan klimaatgerelateerde risico’s te helpen identificeren en meten en een groener financieel systeem te bevorderen, met volledige inachtneming van het mandaat van de ECB inzake prijsstabiliteit en andere doelstellingen;

22. stelt voor dat de ECB het tot een van haar onderzoeksprioriteiten maakt om na te gaan hoe centraal bankieren en bankentoezicht kunnen bijdragen aan een duurzame economie en het tegengaan van de klimaatverandering; stelt hiertoe voor dat de ECB ook gaat samenwerken met andere internationale netwerken dan het NGFS, met name het Netwerk voor duurzaam bankieren en het initiatief betreffende de VN-beginselen voor verantwoord bankieren;

23. maakt zich zorgen over het feit dat 62,1 % van de aankopen van bedrijfsobligaties door de ECB plaatsvindt in de sectoren die verantwoordelijk zijn voor 58,5 % van de broeikasgasemissies in de eurozone; verzoekt de ECB een studie te verrichten naar het effect van het APP, en met name het aankoopprogramma voor de bedrijfssector (CSPP), op de klimaatverandering als eerste stap in de richting van een sociaal en ecologisch duurzame bijsturing van de CSPP; stelt in dit verband voor om een kader vast te stellen voor coördinatie tussen de ECB en de Europese Investeringsbank, met inbegrip van InvestEU;

Overige aspecten

24. erkent het belang van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de EU; verzoekt de ECB aandacht te blijven besteden aan de toegang tot krediet voor deze ondernemingen, met name in het licht van de trage verbetering van hun financiële situatie; wijst er in dit verband op dat publieke en private investeringen in de EU moeten worden aangemoedigd, en vraagt daarom om verdere inspanningen om de financiering van de reële economie te waarborgen;

25. verzoekt de ECB door te gaan met haar voorbereidende inspanningen om de stabiliteit van de financiële markten van de EU te waarborgen met het oog op alle mogelijke onvoorziene omstandigheden en negatieve gevolgen, met name die in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, rekening houdend met het feit dat sommige regio’s en landen meer rechtstreeks worden getroffen dan andere;

26. is bezorgd over de risico’s als gevolg van de vertraging bij de totstandbrenging van de bankenunie, en vraagt dat die spoedig wordt voltooid; neemt nota van de herhaalde oproepen van de ECB om een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) op te zetten als derde pijler van de bankenunie;

27. benadrukt dat de bijzondere operationele beginselen en de specifieke missie van de coöperatieve banken moeten worden geëerbiedigd en weerspiegeld in het beleid en de benaderingen van de ECB;

28. vraagt dat het kapitaalmarktenunieproject wordt bespoedigd om de financiële integratie te verdiepen, kmo’s een betere toegang tot financiering te bieden, een doeltreffende mobilisatie van kapitaal in Europa mogelijk te maken, duurzame groei in de reële economie ten gunste van alle burgers te helpen bevorderen en de financiële stabiliteit en de schokbestendigheid van de Unie te verbeteren; erkent dat de ECB de totstandbrenging van een echte kapitaalmarktenunie sterk heeft gesteund; is ingenomen met de bijdrage van de volgende werkgroep kapitaalmarktenunie in dit verband;

29. verzoekt de ECB en alle toezichthoudende autoriteiten sterker toezicht te houden op de ontwikkeling van cryptoactiva en de toegenomen risico’s op het vlak van cyberbeveiliging en witwassen, teneinde negatieve gevolgen voor de stabiliteit, integriteit en veiligheid van de financiële sector te voorkomen; is het eens met het advies 2014/08 van de EBA, waarin wordt voorgesteld om de term “virtuele valuta” niet te gebruiken omdat het gebruik van de term “valuta” om diverse redenen misleidend kan zijn;

30. neemt kennis van de opmerkingen die Christine Lagarde tijdens de vergadering van de Commissie economische zaken van 4 september 2019 maakte over de nieuwe regelgeving voor cryptovaluta’s, namelijk dat de ECB en centrale banken in het algemeen uiteraard toezicht moeten houden op deze ontwikkelingen en moeten bijdragen aan de actuele internationale werkzaamheden met betrekking tot beleidsreacties; verzoekt de ECB om, in samenwerking met de Commissie, het wet- en regelgevingskader van de EU inzake elektronisch geld, financiële instrumenten en virtuele valuta/activa te beoordelen teneinde te beschikken over een alomvattend kader voor toezicht op financiële instrumenten, entiteiten of infrastructuur, voor antiwitwas- en stabiliteitsdoeleinden en ten behoeve van grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie; verzoekt de ECB om samen met de Commissie werk te maken van een kader voor deze nieuwe valuta waarbij innovatie, de behoeften van de burgers, de handhaving van de financiële stabiliteit en de rechtsstaat met elkaar worden verzoend;

31. is ingenomen met de voortdurende inspanningen van de ECB om haar respons en herstelvermogen in het geval van een cyberaanval op haar eigen organisatie verder te versterken;

32. verzoekt de ECB te zorgen voor een passend evenwicht tussen financiële innovatie, waaronder fintech, en financiële stabiliteit;

33. moedigt de ECB aan om met de Commissie en alle betrokken belanghebbenden samen te werken om de rol van de euro als reservevaluta te bevorderen; is van mening dat dit kan worden bewerkstelligd via verschillende kanalen zoals institutionele vertegenwoordiging of goed presterende Europese financiële producten;

34. is het eens met de verklaring van ECB-president Christine Lagarde dat het tijd is om het monetaire beleidskader van de ECB te herzien teneinde ervoor te zorgen de ECB over de juiste instrumenten beschikt om het algemene beleid in de EU beter te ondersteunen zonder afbreuk te doen aan haar hoofddoelstelling van handhaving van de prijsstabiliteit; verzoekt de ECB als onderdeel van dit proces een openbare raadpleging te organiseren om ervoor te zorgen dat de herziening openstaat voor inbreng en feedback van een hele reeks belanghebbenden; verzoekt de ECB ook het Parlement bij dit herzieningsproces te betrekken; is het met de president van de ECB eens dat de ECB meer met de burgers moet communiceren over de gevolgen van haar beleid;

35. wijst erop dat contant geld belangrijk is als betaalmiddel voor de EU-burgers; verzoekt de ECB ook om, zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de lidstaten, een systeem voor beter toezicht op grote transacties op te zetten om het witwassen van geld, belastingontduiking en de financiering van terrorisme en georganiseerde criminaliteit te bestrijden;

36. is ingenomen met het feit dat de ECB sinds 2017 de volledige lijst van alle CSPP-effecten openbaar maakt, met inbegrip van de namen van de emittenten, samen met alle geaggregeerde gegevens over deze effecten per land, risico, rating en sector; betreurt dat er geen soortgelijk beleid wordt gevoerd met betrekking tot het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (ABSPP) en het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (CBPP3); herhaalt dat er meer transparantie nodig is, met name voor het CBPP3, gezien de aanzienlijke omvang van het programma;

37. is ingenomen met de invoering van de kortetermijnrente voor de euro, de nieuwe referentierente voor daggeld voor de geldmarkten in de eurozone; verzoekt de ECB in haar volgende jaarverslag een eerste beoordeling van de evolutie en werking ervan op de markt op te nemen;

38. betreurt dat de ECB nog geen Griekse obligaties in het aankoopprogramma voor de overheidssector (PSPP) heeft opgenomen, hoewel Griekenland vooruitgang heeft geboekt wat betreft de houdbaarheid van de schuldenlast en hernieuwde toegang tot de obligatiemarkten; verzoekt de ECB te rechtvaardigen waarom zij nog geen schuldhoudbaarheidsanalyse van de Griekse obligaties heeft uitgevoerd, hetgeen een voorwaarde is om obligaties in aanmerking te laten komen voor kwantitatieve versoepeling;

39. wijst op de technische aard van de besluiten van de ECB tot vaststelling van rentetarieven en het belang van publieke steun voor door deskundigen geleide besluitvorming op dit gebied; heeft daarom kritiek op de politisering van ECB-beleidsbeslissingen; vraagt alle politici en nationale centrale bankiers voorzichtig te zijn met het afleggen van openbare verklaringen die het vertrouwen in en de steun voor het ECB-beleid kunnen aantasten;

40. is verheugd dat de ECB onder het presidentschap van Mario Draghi meer verantwoording heeft afgelegd en ziet uit naar nog meer verantwoordingsplicht, dialoog en openheid met president Christine Lagarde, voortbouwend op de toezeggingen die zij heeft gedaan tijdens haar hoorzitting voor de Commissie economische en monetaire zaken op 4 september 2019;

41. is van mening dat de ECB voldoende toegang tot documenten en informatie moet bieden voor audits van de Europese Rekenkamer met betrekking tot bankentoezicht; is in deze context ingenomen met het memorandum van overeenstemming tussen de Rekenkamer en de ECB van oktober 2019 met de praktische regelingen voor het delen van informatie bij audits van de toezichthoudende activiteiten van de ECB door de Rekenkamer;

42. herinnert eraan dat de benoeming van directieleden zorgvuldig, volkomen transparant en samen met het Parlement, overeenkomstig de Verdragen, moeten worden voorbereid; verzoekt de Raad voor alle huidige en toekomstige vacatures een genderevenwichtige shortlist op te stellen en die met het Parlement te delen, zodat het Parlement een betekenisvollere adviserende rol kan spelen in de benoemingsprocedure; betreurt dat er tot dusver geen bevredigende vooruitgang is geboekt;

43. erkent dat de functies van de ECB de afgelopen tien jaar zijn uitgebreid en dat zij extra personeel – onder uiteenlopende voorwaarden – heeft moeten aanwerven om haar taken uit te voeren, maar vraagt dat de ontstane personeelsproblemen op rechtvaardige, transparante en snelle wijze worden opgelost voor alle personeelsleden;

44. benadrukt dat de ECB meer en effectiever verantwoording moet afleggen in een context waarin haar takenpakket sinds het begin van de wereldwijde financiële crisis is uitgebreid; vraagt de ECB nogmaals meer transparantie aan de dag te leggen en meer verantwoording af te leggen aan het Parlement; is hiertoe bereid om de opzet van de monetaire dialoog met de president van de ECB te verbeteren; is van mening dat betere transparantieregelingen ten minste de volgende elementen moeten omvatten:

 verplichte openbaarmaking van de belangenverklaringen van de leden van de Raad van bestuur;

 waarborgen dat het auditcomité en de ethische commissie uit onafhankelijke leden bestaan;

 vaststelling van een nieuw klokkenluidersbeleid;

 vaststelling van duidelijke richtsnoeren en transparantievereisten en passende beperkingen inzake vergaderingen met belanghebbenden;

 vaststelling van specifieke vereisten inzake de standpunten van de instelling in het kader van financiële bijstandsprogramma’s alsook in multilaterale fora zoals het Bazels Comité;

45. is ingenomen met de substantiële, gedetailleerde en per sectie uitgesplitste feedback die de ECB heeft gegeven als reactie op de resolutie van het Parlement over het jaarverslag 2017 van de ECB; verzoekt de ECB verantwoording te blijven afleggen en daar nog meer werk van te maken, en haar schriftelijke feedback op de resolutie van het Parlement over het jaarverslag van de ECB elk jaar weer te publiceren;

46. benadrukt dat de ECB haar communicatie heeft verbeterd; is echter van mening dat zij zich moet blijven inspannen om haar besluiten, alsook de maatregelen die zij neemt om de prijsstabiliteit in de eurozone te handhaven en daardoor de koopkracht van de gemeenschappelijke munt te behouden, voor alle burgers beschikbaar en bevattelijk te maken;

°

° °

47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank.

 


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

23.1.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

5

8

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marek Belka, Stefan Berger, Gilles Boyer, Engin Eroglu, Jonás Fernández, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, Luis Garicano, Sven Giegold, Neena Gill, Valentino Grant, José Gusmão, Enikő Győri, Eero Heinäluoma, Danuta Maria Hübner, Stasys Jakeliūnas, Herve Juvin, Othmar Karas, Billy Kelleher, Georgios Kyrtsos, Philippe Lamberts, Aušra Maldeikienė, Costas Mavrides, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Dimitrios Papadimoulis, Piernicola Pedicini, Lídia Pereira, Sirpa Pietikäinen, Dragoş Pîslaru, Luisa Porritt, Antonio Maria Rinaldi, Robert Rowland, Alfred Sant, Martin Schirdewan, Joachim Schuster, Molly Scott Cato, Pedro Silva Pereira, Irene Tinagli, Ernest Urtasun, Inese Vaidere, Johan Van Overtveldt, Stéphanie Yon-Courtin

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Francesca Donato, Agnès Evren, Martin Hlaváček, Eugen Jurzyca, Bogdan Rzońca, Julie Ward

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 209, lid 7)

César Luena, Cristina Maestre Martín De Almagro, Rob Rooken, Anna Zalewska

 


HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

40

+

ID

Herve Juvin

NI

Piernicola Pedicini

PPE

Stefan Berger, Agnès Evren, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, Enikő Győri, Danuta Maria Hübner, Othmar Karas, Georgios Kyrtsos, Aušra Maldeikienė, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Lídia Pereira, Sirpa Pietikäinen, Inese Vaidere

RENEW

Gilles Boyer, Engin Eroglu, Luis Garicano, Billy Kelleher, Dragoş Pîslaru, Luisa Porritt, Stéphanie Yon-Courtin

S&D

Marek Belka, Jonás Fernández, Neena Gill, Eero Heinäluoma, César Luena, Cristina Maestre Martín De Almagro, Costas Mavrides, Alfred Sant, Joachim Schuster, Pedro Silva Pereira, Irene Tinagli, Julie Ward

VERTS/ALE

Sven Giegold, Stasys Jakeliūnas, Philippe Lamberts, Molly Scott Cato, Ernest Urtasun

 

5

-

ECR

Rob Rooken

ID

Francesca Donato, Valentino Grant, Antonio Maria Rinaldi

NI

Robert Rowland

 

8

0

ECR

Eugen Jurzyca, Bogdan Rzońca, Johan Van Overtveldt, Anna Zalewska

GUE/NGL

José Gusmão, Dimitrios Papadimoulis, Martin Schirdewan

RENEW

Martin Hlaváček

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

Laatst bijgewerkt op: 4 februari 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid