AANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad inzake de sluiting van de statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië uitvoert
29.1.2020 - (15581/2018 – C9-0180/2019 – 2018/0409(NLE)) - ***
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Bettina Vollath
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het ontwerp van besluit van de Raad inzake de sluiting van de statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië uitvoert
(15581/2018 – C9-0180/2019 – 2018/0409(NLE))
(Goedkeuring)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (15581/2018),
– gezien de ontwerpstatusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië (15579/2018),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 77, lid 2, onder b) en d), artikel 79, lid 2, onder c), en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9‑0180/2019),
– gezien artikel 105, leden 1 en 4, en artikel 114, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A9-0019/2020),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek Servië.
TOELICHTING
a. Achtergrond
Het voorgestelde besluit van de Raad heeft tot doel goedkeuring te hechten aan de statusovereenkomst tussen de Europese Unie en Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap (“het Agentschap”) in Servië uitvoert overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1624 betreffende de Europese grens- en kustwacht. De onderhandeling over deze statusovereenkomst vond plaats voordat het mandaat van het Agentschap werd herzien en de nieuwe verordening inzake de Europese grens- en kustwacht werd vastgesteld: Verordening (EU) 2019/1896.
Verordening (EU) 2016/1624 voorziet in verschillende mogelijkheden voor samenwerking tussen het Agentschap en derde landen. De gedachte achter een statusovereenkomst is dat hiermee een juridisch bindend kader wordt geboden voor activiteiten van het Agentschap waarbij teamleden met uitvoeringsbevoegdheden worden ingezet op het grondgebied van het derde land. In artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1624 wordt uitdrukkelijk bepaald dat in gevallen waarin de inzet wordt beoogd van Europese grens- en kustwachtteams in een derde land bij acties waarbij de teamleden uitvoeringsbevoegdheden zullen hebben, of waarin andere acties zulks vereisen, de Unie een statusovereenkomst sluit met het desbetreffende derde land.
Doel van de statusovereenkomst is een juridisch bindend kader te bieden waarin de reikwijdte van de operatie, de regels inzake civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid en de taken en bevoegdheden van de teamleden worden omschreven. In statusovereenkomsten moet voorts de volledige eerbiediging van grondrechten worden gegarandeerd en moeten specifieke klachtenmechanismen worden ingevoerd die moeten worden gebruikt in het geval van schendingen van de grondrechten tijdens dergelijke acties.
De statusovereenkomst met Servië is er één van diverse soortgelijke overeenkomsten die met de landen van de Westelijke Balkan zijn gesloten.
b. Standpunt van de rapporteur
De rapporteur is van mening dat de sluiting van officiële, juridisch bindende overeenkomsten in het kader van samenwerking tussen het Agentschap en derde landen, in plaats van informele werkafspraken, van essentieel belang is om transparantie, publieke toetsing en democratisch toezicht met betrekking tot dergelijke samenwerking te waarborgen. Dergelijke overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen betreffende samenwerking tussen het Agentschap en dat derde land moeten zorgvuldig tegen het licht worden gehouden, toegevoegde waarde voor de Unie bezitten en wat doel en inhoud betreft strikt noodzakelijk en evenredig zijn.
Dat betekent dat de sluiting van statusovereenkomsten van cruciaal belang is, niet alleen om transparantie en verantwoordingsplicht met betrekking tot de operationele samenwerking van het Agentschap met derde landen te waarborgen, maar ook om een duidelijk kader te waarborgen voor de samenwerking met derde landen bij het beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie.
De statusovereenkomst waarvoor de goedkeuring van het Parlement wordt gevraagd, zou gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies en/of terugkeeroperaties op het grondgebied van Servië met de betrokkenheid van het Agentschap mogelijk maken. De terugkeeroperaties zouden uitsluitend betrekking hebben op onderdanen van derde landen die vanuit de Europese Unie naar Servië terugkeren.
Krachtens artikel 4 van de statusovereenkomst moet voor elke gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie een operationeel plan worden opgesteld. Dat plan moet de operationele doelstellingen van de actie bevatten alsmede bepalingen inzake grondrechten, waaronder de bescherming van persoonsgegevens.
Krachtens artikel 6 van de statusovereenkomst heeft de uitvoerend directeur van het agentschap de bevoegdheid om een actie in Servië op te schorten of te beëindigen, met name “in geval van een inbreuk op de grondrechten of schending van het beginsel van non-refoulement of de gegevensbeschermingsregels”. Artikel 7 van de statusovereenkomst bevat gedetailleerde regels inzake de strafrechtelijke en civielrechtelijke aansprakelijkheid van het Agentschap en zijn personeel in verband met in Servië uitgevoerde acties.
Artikel 9 van de statusovereenkomst is een bepaling inzake de grondrechten op grond waarvan de teamleden (die in Servië worden ingezet) “ten volle de grondrechten en de fundamentele vrijheden [moeten eerbiedigen], ook wat betreft de toegang tot asielprocedures, de menselijke waardigheid, het verbod van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling, het recht op vrijheid, het beginsel van non-refoulement, het verbod van collectieve uitzetting, de rechten van het kind en het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven”. Dit artikel waarborgt ook dat het beginsel van non-discriminatie in acht wordt genomen.
Wat betreft toekomstige onderhandelingen over statusovereenkomsten overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1896, dringt de rapporteur er bij de Commissie op aan om een grondrechtenevaluatie van het derde land in kwestie uit te voeren alvorens onderhandelingen te beginnen en om het resultaat van een dergelijke evaluatie onverwijld aan het Parlement mee te delen.
Bovendien spoort de rapporteur de Commissie aan, in het belang van transparantie, en om het Parlement in staat te stellen de statusovereenkomsten naar behoren te beoordelen, onverwijld en vóór de sluiting van de statusovereenkomsten alle documenten ter beschikking te stellen die het Parlement nodig heeft voor de uitvoering van zijn institutionele werkzaamheden en de inleiding van desbetreffende goedkeuringsprocedures overeenkomstig artikel 99, leden 1 en 4, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement, met inbegrip van de ontwerpversies van de statusovereenkomsten.
Aangezien de rapporteur ook de rapporteur is voor andere statusovereenkomsten van soortgelijke aard, merkt zij op dat er enkele wezenlijke verschillen zijn in de bepalingen van de verschillende statusovereenkomsten:
slechts één van de statusovereenkomsten bevat een bepaling over de noodzaak om af te zien van maatregelen die mogelijke strafrechtelijke procedures kunnen ondermijnen;
de statusovereenkomsten hebben een andere formulering met betrekking tot het uitzonderlijke recht van de teamleden van het Agentschap om namens het derde land op te treden, hetgeen tot rechtsonzekerheid zou kunnen leiden;
evenzo is de discriminatiebepaling niet helemaal op dezelfde wijze geformuleerd in de drie statusovereenkomsten;
wat de strafrechtelijke aansprakelijkheid betreft, wordt het bindende karakter van de verklaring van de uitvoerend directeur – met betrekking tot de vraag of het teamlid het vermeende strafbare feit al dan niet in het kader van de uitoefening van zijn officiële functies heeft verricht – niet in alle statusovereenkomsten verduidelijkt;
er zijn verschillen in de statusovereenkomsten met betrekking tot de verplichting voor andere teamleden om als getuige bewijs te leveren in het kader van strafrechtelijke procedures.
De rapporteur roept de Commissie en het Agentschap op om onverwijld – op een zinvolle manier – verslag uit te brengen aan het Parlement over eventuele operationele moeilijkheden of verschillen in de praktijk die het gevolg zijn van deze verschillen in het rechtskader.
Hoewel onder het vorige mandaat van het Agentschap (Verordening (EU) 2016/1624) over de statusovereenkomst is onderhandeld en overeenstemming is bereikt, verwacht de rapporteur dat bij de uitvoering van deze statusovereenkomst aan alle bepalingen van Verordening 2019/1896 wordt voldaan, in het bijzonder wat betreft artikel 110, lid 2.
Concluderend stelt de rapporteur vast dat de voorgestelde statusovereenkomst consistent is met de model-statusovereenkomst zoals opgenomen in de mededeling van de Commissie over de inhoud en bepalingen van de definitieve overeenkomst.
Aangezien onderhavige overeenkomst zich in de uitvoeringsfase bevindt, dringt het Parlement erop aan dat het Agentschap het Parlement onverwijld op de hoogte stelt van de acties die als onderdeel van de toepassing van de statusovereenkomst worden uitgevoerd, en herinnert het Parlement het Agentschap aan zijn verplichting om een evaluatie van de samenwerking met derde landen op te nemen in zijn jaarverslagen overeenkomstig artikel 73, lid 7, van Verordening (EU) 2019/1896.
Gezien het bovenstaande beveelt de rapporteur het Parlement aan het ontwerp van besluit van de Raad goed te keuren.
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
Sluiting van de statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië uitvoert |
|||
Document- en procedurenummers |
15581/2018 – C9-0180/2019 – 2018/0409(NLE) |
|||
Datum raadpleging / verzoek om goedkeuring |
20.11.2019 |
|
|
|
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
LIBE 28.11.2019 |
|
|
|
Medeadviserende commissies Datum bekendmaking |
AFET 28.11.2019 |
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
AFET 6.11.2019 |
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Bettina Vollath 4.9.2019 |
|
|
|
Behandeling in de commissie |
9.1.2020 |
28.1.2020 |
|
|
Datum goedkeuring |
28.1.2020 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
44 10 0 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Konstantinos Arvanitis, Katarina Barley, Pernando Barrena Arza, Pietro Bartolo, Vladimír Bilčík, Ioan-Rareş Bogdan, Saskia Bricmont, Clare Daly, Lena Düpont, Cornelia Ernst, Nicolaus Fest, Sylvie Guillaume, Andrzej Halicki, Balázs Hidvéghi, Antony Hook, Evin Incir, Sophia in ‘t Veld, Patryk Jaki, Fabienne Keller, Peter Kofod, Moritz Körner, Alice Kuhnke, Jeroen Lenaers, Juan Fernando López Aguilar, Magid Magid, Roberta Metsola, Claude Moraes, Nadine Morano, Maite Pagazaurtundúa, Emil Radev, Paulo Rangel, Terry Reintke, Ralf Seekatz, Michal Šimečka, Birgit Sippel, Sylwia Spurek, Tineke Strik, Ramona Strugariu, Annalisa Tardino, Tomas Tobé, Dragoş Tudorache, Tom Vandendriessche, Bettina Vollath, Jadwiga Wiśniewska, Elena Yoncheva, Javier Zarzalejos |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Patrick Breyer, Delara Burkhardt, Lívia Járóka, Beata Kempa, Ondřej Kovařík, Kris Peeters, Karlo Ressler, Petar Vitanov |
|||
Datum indiening |
29.1.2020 |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
44 |
+ |
ECR |
Patryk Jaki, Beata Kempa, Jadwiga Wiśniewska |
ID |
Nicolaus Fest, Peter Kofod, Annalisa Tardino, Tom Vandendriessche |
PPE |
Vladimír Bilčík, Ioan-Rareş Bogdan, Lena Düpont, Andrzej Halicki, Balázs Hidvéghi, Lívia Járóka, Jeroen Lenaers, Roberta Metsola, Nadine Morano, Kris Peeters, Emil Radev, Paulo Rangel, Karlo Ressler, Ralf Seekatz, Tomas Tobé, Javier Zarzalejos |
RENEW |
Antony Hook, Sophia in 't Veld, Fabienne Keller, Moritz Körner, Ondřej Kovařík, Maite Pagazaurtundúa, Michal Šimečka, Ramona Strugariu, Dragoş Tudorache |
S&D |
Katarina Barley, Pietro Bartolo, Delara Burkhardt, Sylvie Guillaume, Evin Incir, Juan Fernando López Aguilar, Claude Moraes, Birgit Sippel, Sylwia Spurek, Petar Vitanov, Bettina Vollath, Elena Yoncheva |
10 |
- |
GUE/NGL |
Konstantinos Arvanitis, Pernando Barrena Arza, Clare Daly, Cornelia Ernst |
VERTS/ALE |
Patrick Breyer, Saskia Bricmont, Alice Kuhnke, Magid Magid, Terry Reintke, Tineke Strik |
0 |
0 |
|
|
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding