VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling V — Rekenkamer

28.2.2020 - (2019/2059(DEC))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Tomáš Zdechovský


Procedure : 2019/2059(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0031/2020
Ingediende teksten :
A9-0031/2020
Debatten :
Aangenomen teksten :

1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling V — Rekenkamer

(2019/2059(DEC))

Het Europees Parlement,

 gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018[1],

 gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018 (COM(2019)0316 – C9-0054/2019)[2],

 gezien het jaarverslag van de Rekenkamer aan de kwijtingsautoriteit over de in 2018 uitgevoerde interne controles,

 gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2018, vergezeld van de antwoorden van de instellingen[3],

 gezien de verklaring[4] van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2018 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

 gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

 gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[5], en met name de artikelen 55, 99, 164, 165 en 166,

 gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012[6], en met name de artikelen 59, 118, 260, 261 en 262,

 gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0031/2020),

1. verleent de secretaris-generaal van de Rekenkamer kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2018;

2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).

 


 

2. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling V — Rekenkamer

(2019/2059(DEC))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling V — Rekenkamer,

 gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0031/2020),

A. overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure de nadruk wil leggen op het bijzondere belang van de verdere versterking van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, en door het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer toe te passen;

1. constateert dat de jaarrekening van de Rekenkamer wordt gecontroleerd door een onafhankelijke externe firma — PricewaterhouseCoopers Sàrl — om dezelfde beginselen van transparantie en verantwoordingsplicht toe te kunnen passen als de Rekenkamer hanteert voor de instanties die zij controleert; stelt met tevredenheid vast dat in het verslag van de externe accountant wordt verklaard dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de Europese Rekenkamer op 31 december 2018, en van de resultaten van haar verrichtingen, haar kasstromen en de veranderingen van de nettoactiva voor het op die datum afgesloten begrotingsjaar; 

2. benadrukt dat de definitieve kredieten van de Rekenkamer in 2018 in totaal 146 469 000 EUR bedroegen (tegenover 141 240 000 EUR in 2017), wat neerkomt op een totale stijging van 3,70 % ten opzichte van 2017 (de stijging van de prijzen wordt voor Luxemburg geraamd op 1,9 %); merkt op dat eind 2018 96,21 % van alle kredieten was vastgelegd (ten opzichte van 97,73 % in 2017 en 99 % in 2016) en dat in 2018 94,73 % van alle kredieten werd betaald (ten opzichte van 94,27 % in 2017 en 93,29 % in 2016); 

3. benadrukt dat de begroting van de Rekenkamer louter administratief is en verband houdt met uitgaven met betrekking tot het personeel dat voor de instelling werkzaam is (titel 1), gebouwen, roerende goederen, materieel en diverse huishoudelijke uitgaven (titel 2); stelt bezorgd vast dat de begroting voor titel 2 nog steeds wordt overschat, met een vastleggingspercentage van 59,13 % (tegenover 57,13 % in 2017) en een betalingspercentage van 55,11 % (tegenover 55,75 % in 2017);

4. merkt op dat de naar 2019 overgedragen vastleggingen 6 068 597 EUR bedroegen, ofwel 4,1 % van de begroting voor 2018 (ten opzichte van 7 908 250 EUR overgedragen naar 2018, ofwel 5,5 % van de begroting voor 2017); merkt op dat de factor die de grootste bijdrage leverde aan de overdracht, 4 310 280 EUR betrof uit hoofde van hoofdstuk 21 (Informatica, uitrusting en meubilair: aankoop, huur en onderhoud) voor IT-projecten die eind 2018 nog liepen;

5. betreurt, bij wijze van algemene opmerking, dat de reikwijdte en conclusies van hoofdstuk 10 betreffende administratie van het jaarverslag van de Rekenkamer over 2018 nogal beperkt zijn, ook al wordt rubriek 5 van het meerjarig financieel kader inzake administratie beschouwd als een rubriek met een laag risico; verzoekt de controlewerkzaamheden voor hoofdstuk 10 te verruimen om de tekortkomingen in de administratieve uitgaven bij elke instelling te beoordelen;

6. is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer de begrotingsdiscipline in de afgelopen jaren in het algemeen naar behoren heeft toegepast om de administratieve kosten stabiel te houden zonder dat dit negatieve gevolgen heeft gehad voor haar kernactiviteiten; merkt op dat er geen extra posten zijn aangevraagd voor 2018 en dat de personeelsformatie van de Rekenkamer bijgevolg voorziet in een totaal van 853 toegestane posten, net als in 2017;

7. is ingenomen met de inspanningen van de Rekenkamer om haar jaarlijks activiteitenverslag uiterlijk op 5 mei van het daaropvolgende jaar te publiceren en uiterlijk op 31 mei haar definitieve rekeningen vast te stellen; is het erover eens dat de Rekenkamer de nodige tijd moet krijgen om haar controlewerkzaamheden uit te voeren, zoals is vermeld in het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting van de Unie; stelt echter voor dat de Rekenkamer de kwestie verder bespreekt met de Commissie begrotingscontrole van het Parlement en andere relevante actoren om het tijdsbestek van de kwijtingsprocedure beter te evalueren;

8. is ingenomen met de tabel die is opgenomen in het jaarlijks activiteitenverslag met de verschillende overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau (SLA) die met de Commissie en andere instellingen zijn gesloten over kwesties die verband houden met personeelszaken (HR), vertaling, infrastructuur enz., waarin de gevolgen daarvan voor de begroting worden vermeld; merkt met bezorgdheid op dat de dienstverleningsovereenkomst voor PMO-uitgaven (uitbetalingsbureau) met betrekking tot het beheer van de personeelsdossiers van de Rekenkamer en MIPS (het beheer van dienstreizen) is gestegen tot 325 000 EUR in 2018 (tegenover 180 000 EUR in 2017) als gevolg van een nieuw contract; wijst nogmaals op het belang van interinstitutionele samenwerking;

9. waardeert de inspanningen van de Rekenkamer om te komen tot een zo kostenefficiënt mogelijk gebruik van haar dienstvoertuigen; merkt op dat de Rekenkamer in het kader van de samenwerking met het Hof van Justitie een interinstitutionele leaseovereenkomst voor deze voertuigen heeft ondertekend voor een periode van vier jaar, wat heeft geresulteerd in betere leaseprijzen en de invoering van milieucriteria;

10. merkt op dat de Rekenkamer heeft besloten de regels voor het gebruik van dienstvoertuigen te herzien en dat de leden en de secretaris-generaal volgens de nieuwe regels de officiële voertuigen mogen gebruiken voor andere reizen dan reizen die worden gemaakt in het kader van de uitvoering van officiële taken, in ruil voor een bijdrage van 100 EUR per maand plus bepaalde kosten en heffingen; merkt op dat de Rekenkamer aanzienlijke besparingen verwacht ten opzichte van de situatie volgens de huidige regels; stelt vast dat de nieuwe regels vanaf 1 januari 2020 van kracht zijn; is van mening dat het gebruik van dienstvoertuigen voor privédoeleinden in geen geval mag plaatsvinden; is van oordeel dat deze praktijk de reputatie van de Rekenkamer en die van de instellingen van de Unie in het algemeen kan schaden; vraagt de Rekenkamer daarom dit onderwerp opnieuw in overweging te nemen en het Parlement op de hoogte te houden;

11. merkt op dat de Rekenkamer een nieuwe reeks kernprestatie-indicatoren voor de periode 2018-2020 heeft vastgesteld, bestaande uit kernprestatie-indicatoren die een breed overzicht bieden van de verspreiding, het effect en de perceptie van haar werkzaamheden; neemt nota van de volgende kernprestatie-indicatoren: de verschijning van de Rekenkamer voor het Parlement, de Raad en de nationale parlementen en het aantal gepubliceerde speciale verslagen (in plaats van slechts het aantal vastgestelde speciale verslagen); is ingenomen met de duidelijke efficiëntieverbetering in de werkzaamheden van de Rekenkamer, aangezien het aantal speciale verslagen sinds 2008 met 25 % is toegenomen en bovendien sinds 2017 het aantal bezoeken aan het Parlement met 47 % is toegenomen, het aantal bezoeken aan de Raad met 39 % en het aantal bezoeken aan nationale parlementen met 164 %; nodigt de Rekenkamer uit om de toegevoegde waarde van de controle aan haar kernprestatie-indicatoren toe te voegen en doorlopend verslag uit te brengen van de uitvoering van haar aanbevelingen;

12. is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer een sterke toename van de mediabelangstelling constateert, met bijzonder veel aandacht voor haar speciale verslagen; is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer haar publicaties via socialemediakanalen zal blijven bevorderen; neemt met belangstelling kennis van het feit dat de meeste publicaties van de Rekenkamer op haar website beschikbaar zijn via een link “Publicaties doorzoeken”; merkt op dat de verslagen die in 2018 de meeste aandacht in de media kregen, de speciale verslagen over het Europese hogesnelheidsnet, de doelmatigheid van de crisisbeheersing voor banken door de Europese Centrale Bank en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije waren; is ingenomen met de digitale-communicatiestrategie van de Rekenkamer die erin bestaat samen te werken met niet-institutionele belanghebbenden, zoals denktanks, ngo’s, brancheorganisaties en de academische wereld (die als doorgeefluik van de berichten van de Rekenkamer kunnen fungeren); moedigt voorts het gebruik van gratis, zelf gehoste opensource socialenetwerkplatforms aan, maar vindt dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bescherming van gebruikersgegevens;

13. stelt met tevredenheid vast dat de totale berichtgeving door de media (met inbegrip van sociale media) bijna verdrievoudigd is (met een stijging van ongeveer 15 500 online-artikelen en vermeldingen op sociale media in 2017 tot meer dan 44 000 in 2018); merkt op dat de posts op de officiële socialemedia-accounts van de Rekenkamer met betrekking tot haar publicaties in 2018 ongeveer 11 miljoen keer werden weergegeven (bijna 18 keer zoveel als in 2017); merkt op dat in 2018 meer dan 11 000 online-artikelen over de speciale verslagen van de Rekenkamer beschikbaar waren (in vergelijking met 1 500 online-artikelen in 2013);

14. neemt kennis van de publicatie van 35 speciale verslagen (tegenover 28 in 2017), 9 publicaties op basis van een evaluatie (tegenover 2 in 2017) en 10 adviezen (tegenover 5 in 2017); is ingenomen met de inspanningen van de Rekenkamer om, in overeenstemming met het Financieel Reglement, haar speciale verslagen over het algemeen binnen 13 maanden te produceren, en merkt daarbij op dat de gemiddelde tijd voor het opstellen van de in 2018 gepubliceerde speciale verslagen 15,2 maanden bedroeg; wijst er echter op dat 15 van de 35 speciale verslagen (43 %) minder dan 13 maanden in beslag namen (tegenover 29 % in 2017); 

15. stelt met bezorgdheid vast dat de Rekenkamer een steekproef heeft onderzocht van 45 verrichtingen (vergeleken met 55 in 2017 en 100 in 2016) binnen rubriek 5 “Administratie” van het meerjarig financieel kader, voor alle instellingen en organen van de Unie; stelt vast dat de steekproef zodanig was opgezet dat deze representatief was voor de uiteenlopende uitgaven binnen rubriek 5, die 6,3 % van de begroting van de Unie vertegenwoordigt; stelt vast dat uit de werkzaamheden van de Rekenkamer blijkt dat administratieve uitgaven een laag risico vormen; is evenwel van mening dat het aantal transacties dat met betrekking tot de “andere instellingen” is geselecteerd ontoereikend is en verzoekt de Rekenkamer het aantal te controleren transacties met ten minste 10 % te verhogen; verzoekt de Rekenkamer te overwegen een onafhankelijk jaarverslag over de instellingen van de Unie in te dienen (zoals het reeds doet over de agentschappen van de Unie) en verzoekt de Rekenkamer het Parlement op de hoogte te houden;

16. waardeert het dat het hoofdstuk over transparantie op de website van de Rekenkamer een kalender van de vergaderingen van de Rekenkamer bevat, evenals een overzicht van de werkbezoeken van de leden van de Rekenkamer (met datum, plaats, doel en kosten), alsmede links naar gerelateerde documenten en andere transparantieportalen;

17. wijst op de invoering van een presentielijst ter registratie van de aanwezigheid van leden op vergaderingen van de Rekenkamer, haar kamers en haar comités (die sinds 1 januari 2019 van kracht is); verzoekt de Rekenkamer hierover verslag uit te brengen aan de Commissie begrotingscontrole in haar volgende jaarlijks activiteitenverslag;

18. verzoekt de Rekenkamer procedures vast te stellen voor het bijhouden van een register van het jaarlijks verlof, ziekteverlof en arbeidsverzuim om andere redenen van de leden, om ervoor te zorgen dat alle door de leden genomen verlof daadwerkelijk wordt geregistreerd; benadrukt dat de huidige praktijk het vertrouwen van de burgers en instellingen van de Unie in de Rekenkamer kan ondermijnen;

19. merkt met belangstelling op dat de Rekenkamer informatie over de werkgerelateerde dienstreizen van leden verzamelt om te beoordelen of de geplande activiteit binnen het aandachtsgebied van de Rekenkamer viel; is ingenomen met het feit dat de leden de naam en functie van de personen die ze zullen ontmoeten, een algemene beschrijving van de te bespreken onderwerpen en, indien beschikbaar, de uitnodiging met de nodige gegevens verstrekken, teneinde het risico van mogelijke inbreuken te beperken;

20. merkt op dat het besluit tot verduidelijking van de regels voor de dienstreizen van de leden op 1 februari 2018 in werking is getreden; merkt op dat in het besluit met name wordt bepaald welke informatie bij het aanvragen van een dienstreisopdracht moet worden verstrekt;

21. stelt vast dat de Rekenkamer in het kader van haar interne controlesysteem heeft besloten vanaf februari 2018 de bevoegdheden van de ordonnateur met betrekking tot de rekeningen in verband met de kosten van dienstreizen en representatiekosten van de leden aan de secretaris-generaal te delegeren; merkt op dat deze uitgaven nu onder het algemene controlesysteem van de diensten van het secretariaat-generaal vallen, dat bestaat uit risicobeheerscontroles, controles vooraf en controles achteraf, en dat deze uitgaven ook zijn opgenomen in de jaarlijkse verklaring van de gesubdelegeerde en gedelegeerde ordonnateurs; betreurt het ten zeerste dat de Rekenkamer pas actie op dit punt heeft ondernomen nadat zich een bepaalde kritieke situatie had voorgedaan;

22. merkt op dat de Interne Auditdienst de jaarlijkse controleverslagen en verklaringen van de gesubdelegeerde ordonnateurs van 2018 heeft geëvalueerd om de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie te beoordelen; merkt op dat de secretaris-generaal controleverslagen van alle directoraten heeft gevraagd; erkent dat de Interne Auditdienst de betrouwbare kwaliteit van de door de diensten uitgevoerde controles vooraf en achteraf bevestigt en dat de informatie in de controleverslagen over het geheel genomen betrouwbaar is;

23. neemt kennis van het besluit van de Rekenkamer met betrekking tot de periode 2012-2018 om een interne controle van de kosten van dienstreizen en het gebruik van dienstauto’s uit te voeren (die in juli 2019 werd afgerond); merkt op dat in het verslag werd geconcludeerd dat de overgrote meerderheid van de door de Interne Auditdienst onderzochte willekeurig geselecteerde activiteiten voldeed aan de toepasselijke regels en procedures; betreurt het dat in het verslag tevens werd geconcludeerd dat de beheers- en controlesystemen van de Rekenkamer vóór de hervorming van de periode 2017-2018 bepaalde tekortkomingen vertoonden; merkt voorts op dat in het verslag wordt geconcludeerd dat de hervormingen in de periode 2017-2018 deze tekortkomingen in de controles daadwerkelijk hebben gecorrigeerd en dat de huidige beheers- en controleprocedures over het algemeen betrouwbaar zijn;

24. constateert dat er op basis van dat internecontroleverslag geen aanwijzingen zijn gevonden dat leden of voormalige leden misbruik hebben gemaakt van hun positie; merkt op dat er naar aanleiding van dat controleverslag geen ander intern onderzoek heeft plaatsgevonden;

25. neemt kennis van het feit dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn verslag over een voormalig lid heeft toegezonden aan de gerechtelijke autoriteiten van Luxemburg; merkt op dat de immuniteit van het voormalige lid is opgeheven; merkt op dat de Rekenkamer een bedrag van 153 407,58 EUR van het voormalige lid heeft teruggevorderd;

26. stelt vast dat OLAF in 2016 een onderzoek heeft geopend naar mogelijk misbruik van reis- en verblijfskosten door een huidig lid van de Rekenkamer (met betrekking tot een periode waarin hij lid van het Parlement was); merkt op dat OLAF de zaak in september 2019 heeft afgesloten met de aanbeveling aan het Parlement om 11 243 EUR terug te vorderen; stelt vast dat er in dit verband geen disciplinaire of gerechtelijke aanbevelingen zijn gedaan en dat er geen aanbeveling is gedaan aan de Rekenkamer;

27. vindt het een goede zaak dat de leden van de Rekenkamer onderworpen zijn aan een gedragscode waarin hun onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit, engagement, collegialiteit, vertrouwelijkheid, verantwoordelijkheid en verplichtingen na afloop van hun ambtsperiode zijn vastgelegd; is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer de belangenverklaringen (opgaven van financiële belangen en externe activiteiten) en cv’s van haar leden op de website bekendmaakt, en zo de Rekenkamer dus net als de andere instellingen aan publiek toezicht onderwerpt;

28. merkt op dat de belangenverklaringen worden opgesteld door de leden zelf en dat de Rekenkamer noch haar ethisch comité, gezien het huidige rechtskader, onderzoeksbevoegdheden heeft om de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens te controleren; dringt er bij de Rekenkamer op aan ervoor te zorgen dat de leden belangenverklaringen indienen in plaats van verklaringen van afwezigheid van belangenconflicten; onderstreept dat de huidige procedures, met inbegrip van de procedures van de ethische commissie, versterkt moeten worden om ervoor te zorgen dat zich geen belangenconflicten voordoen; verzoekt de Rekenkamer verslag uit te brengen over alle geboekte vooruitgang;

29. is ingenomen met de publicatie van de ethische richtsnoeren van de Rekenkamer, die van toepassing zijn op alle leden en medewerkers van de Rekenkamer; is ingenomen met het feit dat het ethisch comité zich buigt over alle ethische kwesties die het relevant acht, met inbegrip van de beoordeling van de externe activiteiten van de leden van de Rekenkamer; neemt kennis van de benoeming van ethisch adviseurs uit het midden van het personeel van de Rekenkamer, teneinde elk personeelslid het recht en de mogelijkheid te geven om vertrouwelijk en onpartijdig advies in te winnen over gevoelige kwesties, zoals feitelijke belangenconflicten, het aanvaarden van geschenken, het verstrekken van informatie in geval van ernstige onregelmatigheden (klokkenluiden) enz.;

30. wijst erop dat de Rekenkamer alle personeelsleden een specifieke opleiding over overheidsethiek aanbiedt (verplicht voor alle nieuwe personeelsleden), met daarin een onderdeel over klokkenluiders (met inbegrip van de te volgen procedure en de rechten van het personeel); is ingenomen met het feit dat in de interne richtsnoeren inzake “veelgestelde vragen over ethische kwesties” een aantal voorbeelden wordt gegeven om mogelijke belangenconflicten gemakkelijker te herkennen; verzoekt de Rekenkamer haar inspanningen verder op te voeren door informatie en communicatie te verbeteren en activiteiten te monitoren;

31. benadrukt dat een ethisch kader moet bestaan uit regels om potentiële belangenconflicten te voorkomen, in kaart te brengen en te vermijden; merkt op dat het ethisch kader van de Rekenkamer is herzien door deskundigen van de hoge controle-instanties van Polen en Kroatië; neemt kennis van het definitieve verslag van collegiale toetsing; verzoekt de Rekenkamer het Parlement op de hoogte te houden van eventuele follow-upmaatregelen die zijn genomen op basis van de resultaten van de collegiale toetsing;

32. is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer kanalen voor klokkenluiders heeft vastgesteld die een passende bescherming van klokkenluiders waarborgen, en dat ze het desbetreffende reglement heeft gepubliceerd; merkt op dat er een onlineformulier voor het melden van ernstige onregelmatigheden bestaat; is ingenomen met de link op haar homepage over het melden van fraudegevallen aan OLAF;

33. merkt op dat de Rekenkamer nog steeds opleidingen en presentaties organiseert voor managers, aantredend personeel en medewerkers van de afdeling personeelszaken om het bewustzijn met betrekking tot intimidatie in de werkomgeving te vergroten; merkt bovendien op dat contactpersonen voor de bestrijding van intimidatie op jaarbasis relevante opleidingen ontvangen; merkt op dat de Rekenkamer in 2017 haar regels ter bestrijding van intimidatie heeft aangescherpt, en dat die regels erop gericht zijn gevallen van intimidatie te voorkomen, een bevredigende werkomgeving in stand te houden en de toegang tot een minnelijke schikking van interpersoonlijke conflicten te vergemakkelijken;

34. is ingenomen met de inspanningen van de Rekenkamer om het welzijn van het personeel te waarborgen, zoals flexibele werktijden en telewerk, presentaties over gelijke kansen en toegang tot gratis psychologen; merkt echter op dat er in 2018 drie gevallen van burn-out waren; vraagt de Rekenkamer daarom te beoordelen of de werklast evenredig verdeeld is over de verschillende teams en personeelsleden;

35. merkt op dat er in 2018 één formele klacht is ingediend over intimidatie en dat de feiten met betrekking tot seksuele intimidatie zijn vastgesteld; merkt op dat de volledige procedure (die eindigde met preventieve en disciplinaire maatregelen) vijf maanden duurde vanaf de datum van indiening van de klacht;

36. wijst erop dat de Rekenkamer de desbetreffende informatie over de beroepswerkzaamheden van hoge ambtenaren van de Rekenkamer publiceert (zoals vermeld in artikel 16, derde alinea, van het Statuut betreffende de beroepswerkzaamheden van hoge ambtenaren na de beëindiging van de dienst); neemt tevens kennis van de publicatie van de desbetreffende regels op haar website;

37. merkt op dat de Rekenkamer en OLAF nauw samenwerken om de financiële belangen van de Unie te beschermen; merkt voorts op dat de Rekenkamer in 2018 negen gevallen van vermoedelijke fraude heeft openbaargemaakt in het kader van haar controles (tegenover 13 in 2017); feliciteert de Rekenkamer met het feit dat de lopende onderhandelingen hebben geleid tot een administratieve samenwerkingsovereenkomst tussen de Rekenkamer en OLAF (die in mei 2019 is ondertekend), die tot doel heeft de praktische werkverhouding te vergemakkelijken, met name wat betreft de overdracht van gevallen van vermoedelijke fraude, en de organisatie van acties van gemeenschappelijk belang, zoals opleiding, workshops of uitwisseling van personeel; 

38. betreurt het dat de follow-up van de kwijtingsresolutie 2017 door de Rekenkamer slechts summiere antwoorden bevat op de opmerkingen van het Parlement; benadrukt dat de follow-up van essentieel belang is voor de Commissie begrotingscontrole van het Parlement om te kunnen nagaan of de Rekenkamer uitvoering heeft gegeven aan de aanbevelingen van het Parlement; verzoekt de Rekenkamer in haar volgende follow-upverslag alle nodige antwoorden en gedetailleerdere uitleg over de uitvoering van de aanbevelingen van het Parlement op te nemen;

39. merkt op dat de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie geen grote gevolgen zal hebben voor de structurele en personele organisatie van de Rekenkamer; merkt op dat de Rekenkamer zich ertoe heeft verbonden haar discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel 49 van het Statuut te gebruiken om ambtenaren niet te ontslaan louter omdat zij niet langer de nationaliteit van een lidstaat bezitten; merkt op dat de Rekenkamer met betrekking tot tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten bij wet verplicht is elk geval afzonderlijk te onderzoeken en uitzonderingen toe te staan wanneer dat in het belang van de dienst is; is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer zich er echter toe heeft verbonden deze mogelijkheid om uitzonderingen toe te staan open en transparant te maken; merkt op dat de beoordeling van de Rekenkamer uitsluitend gebaseerd zal zijn op het belang van de dienst;

40. onderstreept de toezegging van de Rekenkamer om het genderevenwicht op alle managementniveaus te verbeteren; merkt op dat 45 % van de controleurs en administrateurs vrouw is, en dat er dus bijna sprake is van een gelijk aantal vrouwen en mannen; merkt op dat 38 % van de managers, namelijk 24, vrouw is, en dat van de 10 directeuren er 3 vrouw zijn; verzoekt de Rekenkamer zich te blijven inspannen om het evenwicht tussen mannen en vrouwen te bevorderen, met name op het gebied van leidinggevende functies en hogere leidinggevende functies; is ingenomen met het feit dat het aandeel vrouwen in leidinggevende posities in de controlekamers is toegenomen van 7 % in 2015 tot bijna 24 % eind 2018 (tegenover 20 % in 2017); merkt op dat het gelijkekansenbeleid van de Rekenkamer voor de periode 2018-2020 (dat in februari 2018 is goedgekeurd) ook betrekking heeft op leeftijd en handicap;

41. herhaalt dat slechts 6 van de 28 leden van de Rekenkamer vrouw zijn (tegenover 4 in 2016); benadrukt de kwestie van het gebrek aan genderevenwicht onder de leden; herinnert eraan dat de lidstaten vrouwen actiever moeten aanmoedigen om te solliciteren op dit soort functies; herhaalt dat de Raad in benoemingsprocedures altijd ten minste twee kandidaten, één vrouw en één man, moet voorstellen; 

42. merkt op dat de toename van de werklast op het gebied van vertaling door een grotere efficiëntie is gecompenseerd door het stroomlijnen van de interne procedures van de Rekenkamer, met inbegrip van de centralisatie van de voor- en nabewerking van vertalingen; merkt op dat dit een aanzienlijke daling van de kosten per pagina mogelijk heeft gemaakt (meer dan 10 %);

43. toont zich nogmaals ingenomen met de samenwerking van de Rekenkamer met andere overheidsinstellingen en belanghebbenden; neemt met tevredenheid kennis van de samenwerking tussen de hoofden van de hoge controle-instanties en de vaststelling van een gezamenlijk werkplan vanaf 2018; steunt bovendien de partnerschappen die met verschillende universiteiten zijn aangegaan in het kader van het beleid van de Rekenkamer om haar opleidingen uit te breiden; verzoekt de Rekenkamer haar contacten uit te breiden tot meer universiteiten om toekomstige samenwerking tot stand te brengen die zowel gediversifieerd als geografisch evenwichtig is;

44. is ingenomen met het feit dat archiefruimte in gebouw K2 overbodig is geworden dankzij de toenemende digitalisering; merkt op dat deze ruimtes zullen worden omgevormd tot nieuwe collaboratieve of welzijnsruimten en dat de kosten gedekt zullen worden door het resterende budget van het K3-bouwproject dat enkele jaren geleden is voltooid; merkt op dat het comfortniveau in het K1-gebouw ver onder dat van de andere gebouwen op het terrein ligt; neemt kennis van de conclusie van een studie waarin aanbevelingen zijn opgenomen voor werkzaamheden die tot enorme investeringen zouden leiden; merkt op dat er nog steeds alternatieven worden overwogen (onder meer in samenwerking met de Luxemburgse autoriteiten) om de meest efficiënte oplossing voor de toekomst van dit gebouw te vinden; verzoekt de Rekenkamer de Commissie begrotingscontrole van het Parlement in kennis te stellen van alle mogelijke oplossingen (met inbegrip van begrotingsramingen);

45. is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer een alomvattend milieuprogramma heeft opgesteld om diverse in zijn milieuanalyse vastgestelde onderwerpen te behandelen en haar milieu-impact te verminderen; stelt met tevredenheid vast dat het energieverbruik in de periode 2014-2018 met 11,5 % is verminderd, het waterverbruik in de periode 2016-2018 met 21,1 % en het papierverbruik in de periode 2014-2018 met 50,8 %;

46. ondersteunt de inspanningen van de Rekenkamer om gegevensbescherming en cyberbeveiliging te verbeteren door de vaststelling medio 2018 van een driejarig actieplan op het gebied van cyberbeveiliging, met een aantal acties om de vastgestelde risico’s te beperken; neemt met voldoening kennis van de samenwerking van de Rekenkamer met het computercrisisteam voor de instellingen, organen en instanties van de EU (CERT-EU) om een aantal van de in het plan voorziene controles uit te voeren;

47. erkent dat gratis opensourcesoftware toegevoegde waarde kan opleveren voor de Rekenkamer; benadrukt dat dergelijke software met name kan bijdragen tot het verhogen van de transparantie en het vermijden van de afhankelijkheid van één aanbieder; is zich eveneens bewust van de mogelijkheden van deze software voor een betere beveiliging, aangezien hiermee tekortkomingen kunnen worden vastgesteld en verholpen; beveelt ten stelligste aan dat voor de Rekenkamer ontwikkelde software beschikbaar wordt gesteld als gratis opensourcesoftware; 

48. legt de nadruk op al het werk dat de afgelopen jaren is verzet op gebieden als resultaatgericht begroten, het ethisch kader (met alle bijbehorende regels en procedures), verbeterde communicatieactiviteiten en het toenemende aantal maatregelen om de transparantie te verbeteren; is ingenomen met het aanzienlijke aantal interinstitutionele dienstverlenings- en samenwerkingsovereenkomsten; wijst op het belang van samenwerking en het delen van ervaringen tussen de instellingen en organen van de Unie; stelt voor na te gaan of er op verschillende terreinen geformaliseerde netwerkactiviteiten kunnen worden uitgevoerd, om zo optimale werkmethoden uit te wisselen en gemeenschappelijke oplossingen uit te werken.

 

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

19.2.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Matteo Adinolfi, Olivier Chastel, Caterina Chinnici, Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Luke Ming Flanagan, Isabel García Muñoz, Cristian Ghinea, Monika Hohlmeier, Jean-François Jalkh, Joachim Kuhs, Tsvetelina Penkova, Sabrina Pignedoli, Michèle Rivasi, Nico Semsrott, Angelika Winzig, Lara Wolters, Tomáš Zdechovský

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Maria Grapini, David Lega, Marian-Jean Marinescu, Mikuláš Peksa, Ramona Strugariu

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 209, lid 7)

József Szájer

 

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

24

+

GUE/NGL

Luke Ming Flanagan

ID

Matteo Adinolfi, Jean-François Jalkh, Joachim Kuhs

NI

Sabrina Pignedoli

PPE

Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Monika Hohlmeier, David Lega, Marian-Jean Marinescu, József Szájer, Angelika Winzig, Tomáš Zdechovský

RENEW

Olivier Chastel, Cristian Ghinea, Ramona Strugariu

S&D

Caterina Chinnici, Isabel García Muñoz, Maria Grapini, Tsvetelina Penkova, Lara Wolters

VERTS/ALE

Mikuláš Peksa, Michèle Rivasi, Nico Semsrott

 

0

-

 

 

 

0

0

 

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthoudingen

 

 

 

Laatst bijgewerkt op: 20 maart 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid