VERSLAG over de samenwerking tussen de EU en Afrika op het gebied van veiligheid in de Sahelregio, West-Afrika en de Hoorn van Afrika

1.7.2020 - (2020/2002(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Javier Nart


Procedure : 2020/2002(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0129/2020
Ingediende teksten :
A9-0129/2020
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de samenwerking tussen de EU en Afrika op het gebied van veiligheid in de Sahelregio, West-Afrika en de Hoorn van Afrika

(2020/2002(INI))

Het Europees Parlement,

 gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name de artikelen 41, 42, 43, 44, 45 en 46,

 gezien het verslag van de OESO en de Sahel and West Africa Club van 14 februari 2020 getiteld “The Geography of Conflict in North and West Africa”,

 gezien het verslag van het Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek van Stockholm getiteld “Trends in World Military Expenditure, 2019”, dat in april 2020 werd gepubliceerd,

 gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 9 maart 2020 getiteld “Naar een brede strategie met Afrika” (JOIN(2020)0004),

 gezien de gezamenlijke verklaring van de leden van de Europese Raad en de lidstaten van de groep van vijf voor de Sahel (de “G5-Sahel”) van 28 april 2020,

 gezien Besluit (GBVB) 2020/253 van de Raad van 25 februari 2020 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/906 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Sahelregio[1],

 gezien de gezamenlijke verklaring van de hoofden van de lidstaten van de G5-Sahel en de president van de Franse Republiek op de top van 13 januari 2020 in Pau, Frankrijk (de “verklaring van Pau”),

 gezien de conclusies van de Raad van 20 april 2015 over het regionale actieplan voor de Sahel 2015-2020, van 16 maart 2015 over het EU-actieplan voor de Golf van Guinee 2015-2020 en van 25 juni 2018 over de Hoorn van Afrika/Rode Zee,

 gezien de resoluties 1325 en 1820 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de daarop volgende resoluties,

 gezien zijn resolutie van 15 januari 2013 over de EU-strategie voor de Hoorn van Afrika[2],

 gezien zijn resolutie van 7 juni 2016 over vredesondersteunende operaties – betrokkenheid van de EU bij de VN en de Afrikaanse Unie[3],

 gezien zijn resolutie van 5 juli 2018 over Somalië[4],

 gezien de strategie voor de ontwikkeling en veiligheid van de landen van de G5-Sahel van september 2016, het kader voor geïntegreerde prioritaire maatregelen van februari 2020, de Sahel Alliance en het partnerschap voor stabiliteit en veiligheid in de Sahel,

 gezien het EU-concept voor EVDB-steun voor de hervorming van de veiligheidssector van de Raad van 13 oktober 2005, de mededeling van de Commissie van 24 mei 2006 getiteld “Een conceptueel kader voor steun van de Europese Gemeenschap aan de hervorming van de veiligheidssector” (COM(2006)0253), de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 5 juli 2016 getiteld “Elementen voor een EU-breed strategisch kader voor steun aan de hervorming van de veiligheidssector” (JOIN(2016)0031) en de conclusies van de Raad van 14 november 2016 over een EU-breed strategisch kader voor steun aan de hervorming van de veiligheidssector,

 gezien de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (Sustainable Development Goals – SDG’s) van de Verenigde Naties, en met name SDG 16, die gericht is op de bevordering van vreedzame en inclusieve samenlevingen met het oog op duurzame ontwikkeling,

 gezien Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (de verordening inzake conflictmineralen)[5],

 gezien het strategisch kader voor de Hoorn van Afrika van 14 november 2011 en het regionaal actieplan van de EU voor de Hoorn van Afrika 2015-2020 van 26 oktober 2015,

 gezien de oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties tot een wereldwijd staakt-het-vuren vanwege de uitbraak van het coronavirus (COVID-19),

 gezien de strategie van de EU betreffende de Golf van Guinee van 17 maart 2014,

 gezien de EU-strategie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel van 21 maart 2011, die op verzoek van de Raad door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid werd voorgelegd,

 gezien het jaarlijkse gezamenlijke overleg tussen de Raad voor Vrede en Veiligheid van de Afrikaanse Unie en het Politiek en Veiligheidscomité van de Europese Unie,

 gezien het actieplan van 14 juni 2012 ter versterking van de GVDB-steun van de EU voor de VN-vredeshandhaving en het document van 27 maart 2015 over de versterking van het strategisch partnerschap tussen de EU en de VN op het gebied van vredeshandhaving en crisisbeheersing: prioriteiten 2015-2018,

 gezien de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU, die tijdens de tweede EU-Afrikatop van 8 en 9 december 2007 in Lissabon werd vastgesteld, en de gemeenschappelijke routekaart voor 2014-2017, die tijdens de vierde EU-Afrikatop van 2 en 3 april 2014 in Brussel werd vastgesteld,

 gezien Speciaal verslag nr. 3/2011 van de Europese Rekenkamer van 25 mei 2011 getiteld “De efficiëntie en doeltreffendheid van EU-bijdragen, verstrekt in door conflicten getroffen landen via organisaties van de Verenigde Naties”,

 gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over het tienjarig bestaan van resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid[6],

 gezien de strategische aanpak van de EU inzake vrouwen, vrede en veiligheid van 10 december 2018 en het bijbehorende actieplan 2019-2024 van 5 juli 2019,

 gezien zijn resolutie van 22 november 2012 over de rol van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid bij klimaatgedreven crises en natuurrampen[7],

 gezien de verslagen van 2011 en 2012 van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties getiteld “Livelihood Security: Climate Change, Migration and Conflict in the Sahel”,

 gezien het concept inzake versterking van de bemiddelings- en dialoogcapaciteit van de EU van de Raad van 10 november 2009,

 gezien zijn resolutie van 12 maart 2019 over de opbouw van EU-capaciteit voor conflictpreventie en -bemiddeling[8],

 gezien zijn resoluties van 15 januari 2020 over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid[9] en over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid[10],

 gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (COM(2016)0447),

 gezien de mededeling van de Commissie van 28 april 2015 over de Europese veiligheidsagenda (COM(2015)0185),

 gezien artikel 54 van zijn Reglement,

 gezien de brief van de Commissie ontwikkelingssamenwerking,

 gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0129/2020),

A. overwegende dat ontwikkeling en duurzame vrede slechts kunnen worden verwezenlijkt door de onderliggende oorzaken van armoede en honger aan te pakken; overwegende dat veiligheid een voorwaarde is voor ontwikkeling; overwegende dat menselijke veiligheid een voorwaarde is voor duurzame vrede en stabiliteit; overwegende dat een sterk verband tussen veiligheid, ontwikkeling en humanitaire interventie essentieel is voor de duurzame ontwikkeling van de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika; overwegende dat zonder ontwikkeling en de uitbanning van armoede geen duurzame vrede kan worden verwezenlijkt; overwegende dat de veiligheidssituatie in het gebied van de Sahel en de Sahara en in de Hoorn van Afrika geleidelijk is verslechterd en dat de Europese Unie, met name vanwege beperkte mandaten en operabiliteit, niet passend op deze crisis heeft kunnen reageren;

B. overwegende dat de strategische omgeving van de EU instabiel is; overwegende dat deze voor tal van problemen staat, met name voor gewapende conflicten aan de zuidgrenzen van het Europese continent en jihadistisch terrorisme; overwegende dat de instabiliteit in deze regio rechtstreeks van invloed is op de veiligheid van Europa en zijn burgers, evenals op de stabiliteit van zijn buitengrenzen;

C. overwegende dat de veiligheid en stabiliteit van de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika een strategische doelstelling moeten zijn van de samenwerking van de EU met de regeringen van het Zuidelijk Nabuurschap;

D. overwegende dat de mandaten van de missie in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (de GVDB-missie) uitgebreid zijn en onder meer gericht zijn op het bevorderen van hervormingen van de veiligheidssector en justitiële hervormingen, het versterken van de militaire en politieopleiding en het verbeteren van het toezicht;

E. overwegende dat de Europese Unie zich als leidende partner inzet voor de veiligheid en ontwikkeling van de Sahel door middel van een geïntegreerde benadering die gericht is op politieke en diplomatieke dialoog en op ontwikkelings- en humanitaire hulp;

F. overwegende het initiatief “Capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling”, dat zich in 2017 heeft vertaald in een herziening van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP+) waarbij opleidingsacties en de levering van niet-dodelijke uitrusting aan de strijdkrachten van derde landen kunnen worden gefinancierd;

G. overwegende dat de lidstaten in het nodige personeel voor de missies moeten voorzien, maar dat het aantal Europese personeelsleden van deze missies wordt verlaagd om gezondheidsredenen in verband met de pandemie die is veroorzaakt door de uitbraak van COVID-19;

H. overwegende dat veel Afrikaanse landen van de Atlantische Oceaan in het westen tot de Rode Zee en de Indische Oceaan in het oosten worden geteisterd door problemen, waaronder door de destabilisering van de traditionele landbouw- en veeteelteconomie als gevolg van klimaatverandering, de ontginning van natuurlijke hulpbronnen door externe actoren, voedsel- en voedingsonzekerheid, gebrekkige toegang tot sociale basisdiensten, ongeschikte landbouwmodellen, bevolkingsgroei en druk op de natuurlijke en milieuhulpbronnen, bijvoorbeeld door ontbossing; overwegende dat daarnaast ook de opkomst van nieuwe vormen van maffioze economieën, waaronder mensen-, migranten- en drugshandel, smokkel van cultuurgoederen en wilde dieren, en ongecontroleerde uitvoer van goud en minerale delfstoffen, een groot probleem vormt, aangezien deze in combinatie met zwakke instellingen, gebrekkige transparantie, zwak bestuur, toenemende ongelijkheid, een gebrek aan vertrouwen in regeringen en corruptie van veel overheden resulteert in een hybride van conflicten tussen gewapende groeperingen en smokkelaars en traditionele gemeenschaps- en regionale conflicten, waarbij het onaanvaardbare verschijnsel van jihadistisch extremisme niet de juiste respons is voor de betrokken samenlevingen, en in de toename van radicalisering;

I. overwegende dat de aard van de veiligheidsproblemen, de gewelddadige conflicten en het politieke geweld uiteenloopt tussen de verschillende Afrikaanse regio’s, landen en provincies; overwegende dat in de Sahel en de Hoorn van Afrika gewapende islamistische groeperingen en terrorisme, maar ook in mindere mate veiligheidstroepen, diverse criminele groeperingen en milities veel slachtoffers maken, met name onder burgers; overwegende dat de situatie in het grootste deel van de negentien landen van West-Afrika heel anders is en dat de stabiliteit en veiligheid daar in sommige landen aanhoudt, terwijl in andere sprake is van politiek geweld of etnische conflicten;

J. overwegende dat er afgelopen jaar 3 471 gewelddadige gebeurtenissen werden gemeld die verband hielden met deze groeperingen; overwegende dat ook het aantal gemelde dodelijke slachtoffers als gevolg van activiteiten van Afrikaanse militante islamistische groeperingen in het afgelopen jaar met 7 % toenam tot een geschatte 10 460 slachtoffers;

K. overwegende dat terroristische activiteiten grotendeels op vijf plekken geconcentreerd zijn, waaronder Somalië, het Tsjaadmeerbekken en de Sahel, met minder maar aanhoudende dreigingen in Noord-Afrika en de westkust van de Indische Oceaan; overwegende dat er in 2019 in de Sahel sprake was van de sterkste toename van gewelddadige extremistische activiteiten van alle regio’s; overwegende dat elke plek een unieke dynamiek heeft en een unieke regionale aanpak vereist;

L. overwegende dat de leiders van de EU en de G5-Sahel hun ernstige zorgen hebben geuit over de toename van terrorisme en de verslechtering van de veiligheids- en humanitaire situatie in de Sahel; overwegende dat terrorisme leidt tot steeds meer druk op de landen van de G5-Sahel en hun nabuurschap; overwegende dat terrorisme de plaatselijke politieke, etnische en religieuze spanningen verergert en wordt bevorderd door criminele en fundamentalistische groeperingen, sociaal-economische problemen, een zwak bestuur en, in sommige gevallen, veiligheidstroepen en defensiemachten;

M. overwegende dat terroristische aanslagen tegen de burgerbevolking, staatsinstellingen, overheidsvertegenwoordigers, veiligheidstroepen, defensiemachten en infrastructuur de sociale cohesie ondermijnen en dat terroristische groeperingen hiertoe ook profiteren van bestaande conflicten op lokaal niveau;

N. overwegende dat al deze problemen verstrekkende gevolgen hebben gehad voor de stabiliteit en vrede in de lokale gemeenschappen evenals voor de traditionele orde, die gebaseerd is op compromissen en het moreel gezag van (stam)oudsten en traditionele leiders, maar wordt verdrongen door de dominantie van gewapende groeperingen van smokkelaars en terroristen;

O. overwegende dat het van essentieel belang is om de veiligheidsvoorwaarden te scheppen die nodig zijn voor het herstel van fundamentele staatsstructuren, met name in de meest afgelegen regio’s, waar de burgers zich het meest in de steek gelaten kunnen voelen;

P. overwegende dat terroristische en criminele aanvallen vaak gericht zijn tegen burgers, staatsvertegenwoordigers, veiligheidstroepen en defensiemachten, en sociaal-economische infrastructuur en zo de sociale en gemeenschappelijke cohesie en integratie ondermijnen;

Q. overwegende dat de Sahel een van de regio’s is die het sterkst zijn getroffen door de verspreiding van illegale handvuurwapens en dat deze ongedocumenteerde en doorgaans illegaal in bezit gehouden wapens niet alleen de veiligheid van gemeenschappen bedreigen, maar ook worden gebruikt door gevaarlijke transnationale criminele netwerken die zich bezighouden met verschillende vormen van smokkel, waaronder van wapens, mensen en illegale drugs;

R. overwegende dat uit nieuwe gegevens van het Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek van Stockholm (SIPRI) blijkt dat:

a) de gecombineerde militaire uitgaven van staten in Afrika in 2019 met 1,5 % toenamen tot naar schatting 41,2 miljard USD, waarmee de uitgaven in de regio voor het eerst in vijf jaar werden verhoogd;

b) Afrika 49 % van zijn militaire uitrusting uit Rusland, 14 % uit de Verenigde Staten en 13 % uit China heeft ingevoerd en dat 20 % van de mondiale wapenverkoop van China naar Afrika is gegaan;

S. overwegende dat de militaire invloed van Rusland in Afrika bestaat in wapenverkoop, de inzet van huurlingen en politiek adviseurs, veiligheidsovereenkomsten en opleidingsprogramma’s voor instabiele landen;

T. overwegende dat elk jaar voor miljarden dollars aan goud uit West-Afrikaanse landen wordt gesmokkeld via de Verenigde Arabische Emiraten in het Midden-Oosten; overwegende dat de Somalische extremistische groepering Al-Shabaab volgens de Verenigde Naties miljoenen dollars aan inkomsten genereert door houtskool uit te voeren naar Iran en vervolgens naar de Verenigde Arabische Emiraten, wat in strijd is met de VN-sancties;

U. overwegende dat armoede, een gebrek aan onderwijs, werkloosheid, conflicten, crises en onzekerheid in combinatie met andere factoren zoals mislukte staten, slecht bestuur en corruptie in het bijzonder van invloed zijn op jongeren en hun kansen, en velen van hen er derhalve toe aanzetten te vluchten, hun thuis en gezinnen achter te laten en hun leven op het spel te zetten om veiligere regio’s of continenten te vinden;

V. overwegende dat de bovengenoemde problemen zullen verergeren als gevolg van de COVID-19-pandemie en de steeds ernstiger wordende gevolgen van de klimaatverandering; overwegende dat de Commissie heeft aangekondigd nog eens 194 miljoen EUR uit te zullen trekken om de veiligheid, stabiliteit en weerbaarheid in de Sahel te ondersteunen;

W. overwegende dat de dreiging van militante islamistische groeperingen in Afrika niet van uniforme aard is, maar bestaat uit activiteiten van een steeds verschuivende mix van ongeveer 24 groepen die actief zijn in veertien landen;

X. overwegende dat de Europese Unie drie militaire GVDB-missies en -operaties heeft uitgevoerd tot opleiding en advisering van de strijdkrachten van Somalië (EU-opleidingsmissie (EU Training Mission, EUTM) Somalië – 2010), Mali (EUTM Mali – 2013) en de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUTM CAR – 2016), alsook een militaire operatie op zee (EU-marineoperatie (EU Naval Force Operation, EUNAVFOR) Atalanta – 2009) en drie civiele missies ter opleiding en advisering van de binnenlandse veiligheidstroepen van Mali (EU-missie voor capaciteitsopbouw (EUCAP) Sahel Mali – 2012), Niger (EUCAP Sahel Niger – 2014) en Somalië (EUCAP Somalia – 2014), evenals het project GAR-SI Sahel, en ook een adviesmissie (EU Advisory Mission, EUAM) in de Centraal-Afrikaanse Republiek heeft vastgesteld die binnenkort van start zal gaan;

Y. overwegende dat er een aantal militaire voorposten zijn van individuele landen, zoals Frankrijk en de VS, die veiligheidssteun bieden aan plaatselijke partners, terrorisme bestrijden en andere operaties uitvoeren; overwegende dat deze, in combinatie met politieke oplossingen, inspanningen op het gebied van staatsopbouw en ontwikkelingsinitiatieven, cruciaal zijn voor het verslaan van terroristische groeperingen en het bijdragen aan regionale stabiliteit;

Z. overwegende dat voortdurende druk op terroristen nodig is om de verspreiding van deze dreiging naar andere regio’s en continenten, waaronder Europa, tegen te gaan;

AA. overwegende dat de Afrikaanse veiligheidsinstellingen in het afgelopen decennium tienduizenden mensen hebben ingezet in het kader van vredesoperaties op Afrikaanse bodem en een echte bereidheid hebben getoond om bij te dragen aan het beheer van de veiligheid op hun eigen continent;

AB. overwegende dat de EU daarnaast de operationalisering van de gemeenschappelijke strijdkrachten van de G5-Sahel ondersteunt, een belangrijk instrument voor terrorismebestrijding dat van wezenlijk belang is voor het bestrijden van terrorisme, jihadistische activiteiten en veiligheidsdreigingen, evenals voor het verbeteren van de regionale veiligheid;

AC. overwegende dat de verdere operationalisering van belangrijke regionale veiligheidsactoren zoals de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas), de Oost-Afrikaanse Stand-bytroepenmacht (EASF) en de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht van de Afrikaanse Unie de belangen van de EU overlapt wat betreft het helpen van landen die het moeilijk hebben om te zorgen voor vrede en welvaart voor hun burgers;

AD. overwegende dat regionale samenwerking en goede betrekkingen met buurlanden tussen de landen van de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika onontbeerlijk zijn om de stabiliteit in deze regio’s te handhaven en te versterken;

AE. overwegende dat de Afrikaanse Unie een belangrijke partner blijft in het kader van de vredes- en stabiliteitsinspanningen van de EU;

AF. overwegende dat de Afrikaanse Unie tijdens haar jaarlijkse top in februari heeft aangekondigd van plan te zijn drieduizend soldaten naar de Sahel te sturen om de G5-Sahel te helpen bij bestrijding van gewapende groeperingen;

AG. overwegende dat de EU sinds 2017 een proces van regionalisering van haar GVDB-missies heeft toegepast dat naast de bevordering van de samenwerking met de G5-Sahel gericht is op de betere opsporing en opvulling van leemten in de grensoverschrijdende samenwerking in de regio’s;

AH. overwegende dat de duurzaamheid en doeltreffendheid van de bovengenoemde EU-missies, alsook van VN-missies, na jaren van gespecialiseerde opleiding worden belemmerd door beperkingen met betrekking tot hun mandaten, opleidingsprogramma’s, duurzaamheidsplannen en lokale inbreng, alsmede door hun onvermogen om de teams die ze opleiden en de lokale defensiemachten te voorzien van de nodige basisuitrusting, met inbegrip van wapens, munitie en voertuigen; overwegende dat de mandaten en het doel van de EU-missies moeten worden herzien om een analyse van geleerde lessen op te stellen aan de hand waarvan lopende en toekomstige missies kunnen worden aangepast;

AI. overwegende dat de opleiding, financiering of uitrusting van veiligheidstroepen in derde landen te allen tijde moet bijdragen aan de opbouw van een betrouwbare veiligheidssector die in de eerste plaats gericht is op de verwezenlijking van veiligheidsvoordelen voor de gehele lokale bevolking, waarbij de rechtsstaat en met name het internationaal recht inzake de mensenrechten worden geëerbiedigd;

AJ. overwegende dat deze beperkingen en het gebrek aan een samenhangende, strategische aanwezigheid van de Europese Unie afdoen aan de geloofwaardigheid van het externe optreden van de EU terwijl andere mondiale actoren juist sterker optreden, huurlingen sturen, eigen militaire voorzieningen neerzetten en de levering van wapens en munitie aan landen in de regio zonder bestuurlijke voorwaarden opvoeren, in de eerste plaats ter behartiging van strikt bilaterale belangen;

AK. overwegende dat de Communistische Partij van China in 2017 tijdens het nationale partijcongres formeel het “Belt and Road Initiative” (BRI) heeft aangenomen, met een aangekondigde investering van maar liefst acht biljoen USD voor een uitgebreid netwerk van vervoers-, energie- en telecommunicatie-infrastructuur om Europa, Afrika en Azië te verbinden; overwegende dat China een belangrijke belanghebbende is in de economie van Afrika en een aanzienlijke invloed heeft op veel aspecten van de aangelegenheden van het continent;

AL. overwegende dat de Verenigde Arabische Emiraten hun aanwezigheid in de Hoorn van Afrika in de afgelopen tien jaar geleidelijk hebben uitgebreid door ontwikkelings- en humanitaire projecten te gebruiken om hun geostrategische positie te bevorderen, met name in de Golf van Aden; overwegende dat Somalië de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties met klem heeft verzocht maatregelen te nemen tegen de bouw van een militaire basis van de Verenigde Arabische Emiraten in Somaliland;

AM. overwegende dat Turkije al jaren vertrouwen opbouwt in de Hoorn van Afrika om zijn invloed, met name in het Rode Zeegebied, uit te breiden; overwegende dat Turkse bedrijven nog steeds de belangrijkste zeehaven en de luchthaven van Mogadishu beheren en zelfs voorzien in militaire opleidingen voor Somalische regeringssoldaten;

AN. overwegende dat de Chinese Marine van het Volksbevrijdingsleger (PLAN) zijn eerste overzeese militaire basis heeft opgezet in Djibouti en dat China meer dan 70 % van het bruto binnenlands product van Djibouti in schulden bezit; overwegende dat kwetsbare ontwikkelingslanden door leningen in het kader van het BRI in schuldenvallen terechtkomen, waardoor de reserves van regeringen worden uitgeput en generaties van belastingbetalers worden opgescheept met gigantische schulden;

AO. overwegende dat noch het Somalische, noch het Burkinese, noch het Malinese, noch het Centraal-Afrikaanse leger op doeltreffende wijze heeft kunnen optreden en dat deze strijdkrachten moeite hebben om jihadisten en gewapende groeperingen te bestrijden en de met behulp van vriendschappelijke internationale krachten vrijgemaakte gebieden te behouden en te beveiligen, wat ervoor zorgt dat de lokale bevolking zich in de steek gelaten voelt en bang is door de jihadistische of de gewapende groeperingen te worden beschuldigd van samenwerking met de regering wanneer deze terugkeren en de gebieden waaruit ze eerder zijn verjaagd, opnieuw bezetten;

AP. overwegende dat piraterij voor de kust van Oost- en West-Afrika sterk is afgenomen als gevolg van internationale maritieme veiligheidsinspanningen van zowel de EU als de NAVO die een precedent vormen voor de Europese, Afrikaanse en trans-Atlantische veiligheidssamenwerking;

AQ. overwegende dat de algemene situatie na jaren van betrokkenheid bij de bovengenoemde civiele en militaire missies niet aanzienlijk is verbeterd en ondanks de gedane inspanningen zelfs lijkt te verslechteren; overwegende dat een aantal bestaande problemen hierdoor in stand wordt gehouden en nieuwe problemen de kop opsteken en dat er daarom een nieuwe, alomvattende strategie moet worden vastgesteld, met bijzondere aandacht voor regio’s waar sprake is van de meeste kwetsbaarheden en spanningen, om het uiteindelijke doel van regionale stabiliteit te verwezenlijken en de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in Afrikaanse handen te geven; overwegende dat deze strategie zal voldoen aan een dringende behoefte en aan de hoge verwachtingen van beide actoren in het veld evenals die van de lokale bevolking, en de onderliggende oorzaken van de crisis moet aanpakken;

AR. overwegende dat de kwestie van de financiering van het GVDB van cruciaal belang is voor de voortzetting van dit beleid en dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) via de Vredesfaciliteit voor Afrika en, in de toekomst, via de Europese Vredesfaciliteit voorziet in steun voor de Afrikaanse Unie en onder meer de operationele kosten van militaire vredeshandhavingsoperaties in Afrika, en in het bijzonder die van Amisom in Somalië, financiert; overwegende dat de Europese Vredesfaciliteit het Athenamechanisme zal vervangen wat de financiering van de gemeenschappelijke kosten in het kader van militaire GVDB-operaties betreft, en dat de Vredesfaciliteit voor Afrika de EU een nieuw instrument zal bieden om op flexibelere wijze militaire operaties te kunnen starten en haar mogelijkheden voor veiligheidshulp aan partners aanzienlijk te kunnen uitbreiden; overwegende dat de uiteindelijke impact van de Europese Vredesfaciliteit als instrument om gewelddadige conflicten en onveiligheid op duurzame wijze aan te pakken zal afhangen van de mate waarin zij wordt aangevuld met de noodzakelijke waarborgen en monitoringssystemen om potentieel misbruik van de verleende steun te voorkomen en ervoor te zorgen dat vragen omtrent de verantwoording, mensenrechten en de eerbiediging van het humanitair recht naar behoren in aanmerking worden genomen; overwegende dat het toepassingsgebied van de toekomstige Europese Vredesfaciliteit, die de Vredesfaciliteit voor Afrika naar verwachting in 2021 zal vervangen, moet worden uitgebreid tot partnerlanden en de levering van militaire uitrusting mogelijk moet maken;

AS. overwegende dat het absoluut noodzakelijk is dat de Europese Unie haar partners in het gebied van de Sahel en de Sahara en in de Hoorn van Afrika steunt, die het momenteel zwaarder te verduren hebben in de strijd tegen gewapende terroristische groeperingen, waaronder jihadisten; overwegende dat de EU passend kan reageren door de Europese Vredesfaciliteit in te schakelen om de landen in de betrokken regio de nodige bijstand te bieden, met inbegrip van wapens en munitie; overwegende dat de Europese Vredesfaciliteit onverwijld moet worden goedgekeurd zodat in de nodige militaire bijstand kan worden voorzien;

AT. overwegende dat de temperatuur in de Sahel anderhalf keer sneller toeneemt dan in de rest van de wereld en dat ongeveer 80 % van de landbouwgrond in de Sahel volgens de Verenigde Naties van slechte kwaliteit is, terwijl ongeveer vijftig miljoen mensen die afhankelijk zijn van veeteelt wedijveren om het gebruik van deze grond; overwegende dat de bevolking hierdoor volgens het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) kampt met voedselonzekerheid en andere moeilijkheden en zich voor moeilijke keuzes gesteld ziet;

AU. overwegende dat de gevolgen van de klimaatverandering een risicofactor vormen wat betreft destabilisatie, geweld en conflicten;

AV. overwegende dat de sterke toename van gewelddadige aanvallen op openbare scholen, moorden, ontvoeringen, mishandelingen en doodsbedreigingen jegens leraren en leerlingen er volgens UNICEF toe heeft geleid dat meer dan negenduizend scholen in Midden- en West-Afrika zijn gesloten, waardoor bijna twee miljoen kinderen geen goed onderwijs kunnen genieten;

AW. overwegende dat de EU nog altijd ernstig bezorgd is over het toenemende aantal kinderen dat door extremistische groeperingen als kindsoldaat wordt gerekruteerd;

AX. overwegende dat het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) in deze regio nieuwe verontrustende trends met betrekking tot drugshandel heeft gesignaleerd, met desastreuze gevolgen voor het bestuur, de veiligheid, de economische groei en de volksgezondheid; overwegende dat 87 % van alle wereldwijd in beslag genomen farmaceutische opiaten volgens het UNODC uit West-, Midden- en Noord-Afrika afkomstig is en dat er volgens het bureau een nauw verband bestaat tussen drugshandel en de financiering van gewapende groeperingen;

AY. overwegende dat in de strategische aanpak van de EU inzake vrouwen, vrede en veiligheid de noodzaak wordt benadrukt van de opname van een genderperspectief in alle gebieden en activiteiten in het kader van vrede en veiligheid om de doeltreffendheid van het EU-beleid te waarborgen;

AZ. overwegende dat de aanvallen van extremistische groeperingen en escalerend geweld tussen gemeenschappen vanwege hulpbronnen gevolgen hebben voor de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, waarbij een groot aantal meisjes het sterkst wordt blootgesteld aan verschillende soorten lichamelijk en seksueel misbruik;

BA. overwegende dat de Europese Unie haar economische aanwezigheid nog sterker strategisch moet vergroten in het licht van de groeiende aanwezigheid van andere buitenlandse mogendheden;

BB. overwegende dat de commissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding heeft voorgesteld 3,25 miljard EUR van bestaande programma’s te herschikken, versnellen en prioriteren om een antwoord te beiden op de behoeften in verband met de coronacrisis in Afrika, waaronder 2,06 miljard EUR voor Sub-Saharaans Afrika;

BC. overwegende dat de EU haar samenwerking met nationale parlementen, waaronder in op het gebied van veiligheid en defensie bevoegde commissies, moet intensiveren om het toezicht op nationale en externe veiligheidsinterventies te verbeteren;

Het optreden van de Europese Unie en haar lidstaten

1. is van oordeel dat de Commissie, de Raad en de vicevoorzitter van de Europese Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) de ontwikkelings-, humanitaire en veiligheidsstrategieën waarbij zij betrokken zijn, moeten coördineren als onderdeel van een geïntegreerde strategie die uiteindelijk moet leiden tot onafhankelijke Afrikaanse inbreng in veiligheids- en defensiezaken; is van mening dat de Afrikaanse Unie en de Afrikaanse staten van de regio belangrijke partners zijn waarmee de EU op betekenisvolle wijze samenwerkt om samen te zorgen voor duurzame ontwikkeling en menselijke veiligheid; staat achter de plannen van de Afrikaanse Unie om drieduizend soldaten te sturen ter ondersteuning van de G5-Sahel; is ervan overtuigd dat de EU en haar lidstaten de capaciteit van hun partners moeten versterken en de verbintenissen op het gebied van veiligheid en defensie in de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika moeten herzien door onder meer te voorzien in militaire uitrusting, met inachtneming van het “berokken geen schade”-beginsel;

2. herinnert eraan dat terrorismebestrijding in het bijzonder afhankelijk is van de vraag of de betrokken staten sterke, betrouwbare instellingen in stand kunnen houden, evenals gevestigde basisdiensten, met inbegrip van interne veiligheidscapaciteiten, en een rechtsstelsel waarin burgers vertrouwen hebben, met name wat strafzaken betreft; is van oordeel dat een veiligheidsstrategie voor de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika in de eerste plaats gericht moet zijn op het aanpakken van de onderliggende oorzaken van de conflicten in de regio, aangezien de uitbanning van armoede ten grondslag ligt aan duurzame vrede;

3. pleit voor de bevordering van vernieuwde betrekkingen tussen de EU en het Afrikaanse continent op basis van solidariteit en wederzijds respect en voordeel, waarbij de beginselen van eerbiediging van het internationaal recht, nationale soevereiniteit en gelijkheid tussen de partijen te allen tijde in acht worden genomen;

4. meent dat alle missies, operaties en andere acties in het kader van het GBVB van de Europese Unie overeenkomstig artikel 43, lid 2, VEU onder leiding van de Raad door de VV/HV moeten worden gecoördineerd en dat de Gezamenlijke Cel ondersteuningscoördinatie (JSCC) de Commissie en de VV/HV meer moet adviseren en daarnaast een grotere coördinatierol moet krijgen en de vaststelling van een gecentraliseerd civiel-militair doctrinecentrum moet voorstellen ter versterking van de capaciteiten van missies en projecten in het kader van het militair plannings- en uitvoeringsvermogen en van het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen;

5. is ervan overtuigd dat de EU maximaal moet investeren in processen op het gebied van conflictpreventie door naast andere veiligheidsmaatregelen een veelvoud van processen en projecten voor uiterst concrete bemiddeling, dialogen en verzoening te starten; onderstreept dat ook niet op de staat gerichte benaderingen ter bevordering van stabiliteit en veiligheid moeten worden nagestreefd, met name met betrekking tot spanningen tussen gemeenschappen; is ervan overtuigd dat alleen veiligheidshulp waarbij de menselijke veiligheid centraal staat op de middellange en lange termijn doeltreffend zal zijn;

6. onderstreept de noodzaak om de GVDB-missies en -operaties en het algemene strategische plannings- en communicatiebeleid van de EU te versterken om de zichtbaarheid van EU-acties te vergroten;

7. prijst de algehele betrokkenheid van de EU in de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika en waardeert de bijdrage die deze GVDB-missies en -operaties hebben geleverd aan de internationale vrede, veiligheid en stabiliteit; onderstreept niettemin dat het noodzakelijk is de financiële en administratieve regels alsmede het politieke besluitvormingsproces bij te stellen om sneller en parater op crises te kunnen reageren;

8. pleit nogmaals voor een witboek inzake Europese defensie, waarin de precieze scenario’s voor mogelijke militaire interventies van de EU en de onderliggende doctrines in overeenstemming met de militaire taken uit hoofde van artikel 43, lid 1, VEU worden uitgedacht en uiteengezet;

9. prijst het personeel van de EU-missies, dat ondanks de benarde omstandigheden buitengewoon goed heeft gepresteerd en toewijding en professionaliteit aan de dag heeft gelegd;

10. beklemtoont dat de capaciteitsopbouw van partners in de veiligheidssector in het licht van de ernstige achteruitgang van de veiligheidssituatie in de regio en ter opvulling van eventuele leemten in EU-missies en -projecten moet worden versterkt, zodat beter kan worden gereageerd op de ernstige problemen en de benarde veiligheidsomstandigheden in de regio, onder meer door derde landen steun te bieden bij de bestrijding van terrorisme op hun grondgebied;

11. staat achter de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 28 april 2015 getiteld “Capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling – De partners in staat stellen crises te voorkomen en te beheersen”[11];

12. is ingenomen met het voorstel van de Commissie en de lopende interinstitutionele onderhandelingen die gericht zijn op de vaststelling van een verordening inzake het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) waarin alle taken van het huidige instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) worden opgenomen;

13. is verheugd over het door de Commissie gesteunde voorstel van de VV/HV voor de oprichting, in het kader van het GBVB van de Europese Unie, van een Europese Vredesfaciliteit voor de financiering van militaire en defensiegerelateerde samenwerking met derde landen en internationale organisaties, met inbegrip van uitrusting in het kader van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, die een belangrijke leemte in de EU-steun zal opvullen en er samen met het NDICI voor zal zorgen dat de EU sneller en doeltreffender op veiligheidsproblemen kan reageren; pleit er daarom voor dat dit voorstel spoedig wordt goedgekeurd; herinnert eraan dat het de bedoeling is dat de Europese Vredesfaciliteit tevens de Vredesfaciliteit voor Afrika zal omvatten, evenals een component voor capaciteitsopbouw die voorziet in de levering van militaire uitrusting, met inbegrip van wapens en munitie, aan partnerlanden, met volledige eerbiediging van het gemeenschappelijk standpunt, de mensenrechten en het humanitair recht en met doeltreffende transparantiebepalingen, zoals genoemd in zijn aanbeveling van 28 maart 2019 betreffende de oprichting van de Europese Vredesfaciliteit, om ervoor te zorgen dat militaire uitrusting niet in handen valt van partnerlanden die zich schuldig maken aan misbruik en wreedheden ten aanzien van de civiele bevolking of deze anderszins schade berokkenen; merkt op dat de lidstaten sinds juni 2018 werken aan een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese Vredesfaciliteit, die uiterlijk in januari 2021 moet worden opgericht; verzoekt de Raad in dit verband en met het oog op de huidige situatie in Afrika dit voorstel goed te keuren en onverwijld het nodige besluit tot oprichting van dit nieuwe instrument aan te nemen om het militaire vermogen van de Afrikaanse strijdkrachten te ondersteunen en:

a) ervoor te zorgen dat de begroting van de Europese Vredesfaciliteit toereikend is, opdat de huidige problemen in verband met opleiding, operaties, missies, projecten en militaire uitrusting, met inbegrip van wapens, munitie en vervoer, op doeltreffende wijze kunnen worden aangepakt;

b) ervoor te zorgen dat de Europese Vredesfaciliteit de huidige beperkingen in het kader van de Vredesfaciliteit voor Afrika en de EU-begroting met betrekking tot de verwerving van wapens en munitie kan verhelpen;

c) pleit voor de terbeschikkingstelling van financiering uit de EU-begroting voor de administratieve uitgaven die uit het besluit voortvloeien, onder meer voor personeel;

d) verzoekt de Raad de lidstaten te belasten met de operationele uitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van het besluit, met inbegrip van uitrusting en opleidingen;

e) merkt op dat de lidstaten die niet aan de financiering van een specifieke actie of een deel daarvan bijdragen, zich van stemming in de Raad kunnen onthouden;

f) pleit voor de oprichting van een nieuwe speciale afdeling binnen de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) die verantwoordelijk is voor het beheer van dit nieuwe instrument, om toezicht te houden op de levering en het gebruik van uitrusting en opleidingen en daarnaast onder meer te voorzien in passende waarborgen en risicobeperkende maatregelen;

g) is van mening dat de levering en het gebruik van de bovengenoemde uitrusting en opleidingen onder toezicht van het Parlement en met controle door de Rekenkamer door de door de lidstaten bij deze afdeling gedetacheerde deskundigen moet worden gemonitord;

14. is van oordeel dat de duurzaamheid, doeltreffendheid en zichtbaarheid van de civiele en militaire missies van de EU in Afrika ondanks de grote toewijding en de professionele houding van het personeel bijzonder zijn aangetast door het gebrek aan lokale inbreng, duurzaamheidsplannen en basisuitrusting in de getroffen landen, alsook door hun gebrekkige vermogen om de capaciteiten van partners te versterken;

15. verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat het gebruik van alle financieringsinstrumenten in het licht van de buitengewoon ernstige veiligheidscrises in het gebied van de Sahel en de Sahara en in Oost-Afrika onder de loep wordt genomen om de onderliggende oorzaken van de conflicten aan te pakken en de ontwikkeling van de beveiligingsvoorzieningen van de getroffen Afrikaanse landen overeenkomstig de artikelen 209 en 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te ondersteunen;

16. is ingenomen met het voorstel om het partnerschapsbeginsel in de betrekkingen tussen Afrika en de EU te versterken, zoals is vastgelegd in de gezamenlijke mededeling “Naar een brede strategie met Afrika” (JOIN(2020)0004); verzoekt de Commissie, en met name de VV/HV, om op maat gemaakte bilaterale partnerschappen voor transformatie aan te gaan die een brede reeks gebieden beslaan, waarbij prioriteit wordt toegekend aan veiligheid en defensie; vraagt de VV/HV landen te roemen die vergevorderd zijn op het gebied van de consolidatie van de democratie en menselijke veiligheid en deze landen te verzoeken bilaterale partnerschappen aan te gaan in het kader van het “meer voor meer”-beginsel; verzoekt de VV/HV verder te gaan dan deze bilaterale partnerschappen en te helpen bij de consolidatie van de veiligheidsfuncties van subregionale organisaties, zoals Ecowas, de Oost-Afrikaanse Gemeenschap en de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika;

17. beveelt de EU aan in het kader van de vredeshandhavingsoperaties in het gebied van de Sahel en de Sahara bij te dragen aan de operationele en logistieke kosten van de operaties ter bestrijding van terrorisme die door de nationale strijdkrachten van Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger en Tsjaad worden uitgevoerd, en een soortgelijke aanpak te volgen als voor de financiering van de gezamenlijke strijdkrachten van de G5-Sahel en de Somalië-missie van de Afrikaanse Unie (Amisom); merkt op dat de EU dit met behulp van de Europese Vredesfaciliteit moet kunnen doen;

18. spoort een discussie aan over de vraag of het raadzaam is om dezelfde faciliteiten toe te passen voor de aanschaf van militaire uitrusting in het kader van bestaande opleidingsprogramma’s, met inbegrip van wapens, als die waarin momenteel wordt voorzien voor de inzet en opleiding van de strijdkrachten van de G5-Sahel, en in voorkomend geval ook financiële steun te verlenen;

19. beveelt aan de financiering van operaties voor capaciteitsopbouw in Afrikaanse landen te allen tijde afhankelijk te stellen van de voorlegging door de begunstigde landen van een gezamenlijk overeengekomen ondersteuningsplan, dat opleidingen omvat over de hervorming van de veiligheidssector, mensenrechten, het internationaal humanitair recht en de rechtsstaat, en dat binnen redelijke termijnen onder EU-toezicht moet worden verwezenlijkt en de mogelijkheid biedt om verdere aanpassingen door te voeren naarmate de situatie verandert;

20. is ernstig bezorgd over het grote aantal zeer ernstige schendingen van de mensenrechten door de Malinese veiligheidstroepen dat door de Multidimensionale Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in Mali (MINUSMA) is onderzocht en gemeld;

21. neemt kennis van de evaluatieverslagen van de VN over handhavings- en bijstandsinspanningen ter bestrijding en voorkoming van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik door VN- en aanverwant personeel bij vredeshandhavingsoperaties; is diep geschokt dat dergelijke misdaden op zo’n grote schaal voorkomen en dat de daders niet ter verantwoording worden geroepen; is evenzeer geschokt door het seksueel misbruik van kinderen waarvan Europese en VN-troepen worden beschuldigd, met name in de Centraal-Afrikaanse Republiek in 2016, en roept op tot gerechtigheid; verzoekt de VN, de EU-lidstaten en de GVDB-instanties van de EU met klem onverwijld en met de grootste vastberadenheid een onderzoek in te stellen naar alle personeelsleden van de VN, de EU en nationale instanties die zich schuldig hebben gemaakt aan seksueel geweld en hen te vervolgen en te veroordelen; wijst op de dringende noodzaak om de relevante structuren dusdanig te hervormen dat personeelsleden van de VN en de EU niet langer hun straf kunnen ontlopen en er functionerende en transparante mechanismen voor toezicht en verantwoording worden ingesteld; vindt het onacceptabel dat het momenteel louter een vrijwillige keuze is om gerechtelijke stappen te ondernemen naar aanleiding van vermeende gevallen van misbruik, en dat het een keuze is die afhangt van het troepenleverende land; is ervan overtuigd dat dergelijke zware misdrijven ook door middel van opleiding en voorlichting kunnen worden beperkt en voorkomen; wijst met klem op de noodzaak om dergelijke misdrijven in de toekomst te voorkomen, onder meer om het vertrouwen van de lokale bevolking in internationale vredeshandhaving terug te winnen;

22. pleit voor de hervorming van EUTM Mali, EUTM CAR en EUTM Somalia opdat de opleidingsmissies beter aansluiten bij de werkelijke behoeften van de strijdkrachten en bevolking van de begunstigde landen, door:

a) de opleidingsmethoden en het reglement van orde en betrokkenheid te harmoniseren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat deze uniek zijn en zijn afgestemd op de vastgestelde behoeften in het land, en door opleidingen over gendergelijkheid en vrouwenrechten te verzorgen, waaronder over de agenda inzake vrouwen, vrede en veiligheid;

b) een overkoepelend hervormingsbeleid voor de veiligheidssector te ontwikkelen en toe te passen waarbij de menselijke veiligheid centraal staat en de veiligheidsbehoeften van de volledige bevolking de kern van alle componenten vormen;

c) ervoor te zorgen dat EU-instructeurs bevoegd zijn om in coördinatie met de plaatselijke militaire autoriteiten soldaten te selecteren uit de door de lokale regeringen voorgedragen kandidaten en deze op te leiden en te helpen hun vaardigheden verder te ontwikkelen door er onder meer voor te zorgen dat zij kennis hebben van het internationaal humanitair recht en het internationale recht inzake de mensenrechten, en om na de afronding van hun opleiding op te treden als toezichthouders en begeleiders in de conflictgebieden om de soldaten te beoordelen en te voorkomen dat eenheden uiteenvallen en uiteengaan;

d) opleidingscentra te voorzien van zowel gedeelde als persoonlijke militaire uitrusting (indien het desbetreffende land daar niet in voorziet) om ervoor te zorgen dat de opleidingen naar behoren kunnen worden verzorgd nadat de EU waarborgen heeft ingesteld om er zeker van te zijn dat bij de overdracht van wapens aan derde landen de acht criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 944 worden nageleefd, ter waarborging van controle na de levering en controle op het eindgebruik en ter voorkoming van het doorsturen van deze wapens naar gewapende groeperingen, met inbegrip van terroristen;

e) de bezettingsgraad van posten voor missies te verhogen om de terugkerende problemen beter te ondervangen;

f) ervoor te zorgen dat de opleidingen aansluiten op de operationele realiteit, wat inhoudt dat de opleidingen mobiliteit en commando- en controlecapaciteiten moeten omvatten;

g) te profiteren van de terbeschikkingstelling van de vereiste militaire kennis, met name op het gebied van strategisch advies;

h) te voorzien in een monitorings- en beschermingsmechanisme voor de mensenrechten om mensenrechtenschendingen te voorkomen;

23. is van oordeel dat aanzienlijke invloed kan worden uitgeoefend op de uitvoering van de operaties evenals binnen het multilaterale apparaat van militaire bijstand indien de adviescomponent van bepaalde missies (EUTM Somalia) voor de commandostructuren van de plaatselijke troepen wordt versterkt;

24. is van oordeel dat de EU zorg moet dragen voor goed toezicht en daarnaast doeltreffende periodieke evaluaties en strategische beoordelingen moet blijven uitvoeren van de civiele missies EUCAP Sahel Mali, EUCAP Sahel Niger, EUCAP Somalia en EUAM CAR ter beoordeling van het mandaat, de begroting en de personele middelen daarvan; meent dat de EU tevens gebruik moet blijven maken van de in het kader van het uitvoeringsplan van de missies ingestelde monitoringssystemen, alsook van benchmarking als uitgebreid instrument voor sturing; is ervan overtuigd dat de missies nog operationeler en doeltreffender zouden zijn en beter op de op de alsmaar veranderende veiligheids- en politieke situatie zouden kunnen inspelen indien ze op de plaatselijke behoeften zouden worden afgestemd en indien de samenwerking met plaatselijke partners zou worden geïntensiveerd; meent dat dit bovendien zou zorgen voor de integratie van de missies in de bredere inspanningen voor de hervorming van de veiligheidssector ten dienste van de veiligheid van de lokale bevolking; verzoekt de VV/HV en de EDEO bij het Parlement terug te komen op het jaarverslag 2019 over het GVDB[12] en de evaluatie van het Parlement van de missies in Afrika; uit opnieuw kritiek op het gebrek aan passende indicatoren voor het monitoren van de resultaten van de missies EUCAP Niger en EUCAP Mali, alsook op het feit dat het toezicht op en de evaluatie van de activiteiten in het kader van de missies ontoereikend waren en niet gericht waren op de gevolgen ervan; verzoekt de VV/HV en de EDEO terug te komen op de evaluatie van het Parlement van de opbouw van een troepenmacht in het kader van EUTM Somalia;

25. wijst erop dat de veiligheidssituatie in Somalië uiterst zorgwekkend is en dat deze in de Hoorn van Afrika en zelfs daarbuiten een destabiliserende factor vormt; meent dat de federale regering van Somalië niet in staat is om al haar taken op te pakken en dat het nationale leger van Somalië ondanks de recente vooruitgang nog altijd niet in staat is om de terroristische activiteiten van Al-Shabaab zonder hulp te bestrijden; herinnert eraan dat het de bedoeling was dat het Somalische leger in december 2021 het stokje zou overnemen van Amisom; onderstreept dat een nieuw, alomvattend bijstandsprogramma nodig is om deze doelstelling te kunnen bereiken en verzoekt de EU overeenstemming te bereiken met de Afrikaanse Unie en de Somalische regering over een standpunt inzake het mechanisme waarin na afloop van Amisom moet worden voorzien;

26. is van mening dat de Golfcrisis ernstige gevolgen heeft in Somalië en dat de Verenigde Arabische Emiraten openlijke acties blijven steunen die de veiligheid en tot nu toe behaalde politieke resultaten in Somalië rechtstreeks ondermijnen, waardoor nationale onenigheid ontstaat tussen de federale regering van Somalië en de federale lidstaten ten aanzien van veiligheid, nationale verkiezingen en ontwikkelingskwesties; pleit er daarom voor dat deze acties onverwijld een halt wordt toegeroepen;

27. eist dat de Malinese ondertekenaars van het akkoord voor vrede en verzoening in Mali, dat het resultaat was van het proces van Algiers, zich aan de bepalingen van dit akkoord houden en deze onverwijld ten uitvoer leggen;

28. is van oordeel dat de EU de financiële steun aan Amisom tijdens de overgangsperiode moet voortzetten via de Vredesfaciliteit voor Afrika, de aanwezigheid van de drie herziene militaire en civiele EU-missies en -operaties (EUNAVFOR Atalanta, EUTM Somalia en EUCAP Somalia) in stand moet houden, democratische instellingen moet ondersteunen, door moet gaan met het opleiden van het nationale leger en de totstandbrenging van transparante, verantwoordelijke en democratisch gecontroleerde veiligheidssectoren moet ondersteunen;

29. verzoekt de EU en de lidstaten te helpen bij de operationalisering van de gezamenlijke strijdkrachten van de G5-Sahel door financiële bijstand te verlenen en te voorzien in militaire uitrusting en opleiding en daarnaast te zorgen voor toereikende waarborgen en beperkende maatregelen, en advies te bieden op het gebied van doctrine, geplande capaciteiten en beheer; beklemtoont dat er in dit opzicht behoefte is aan een sterke, geloofwaardige politiecomponent; vraagt de partners die tijdens de donorconferentie van 22 februari 2018 in Brussel toezeggingen hebben gedaan, spoedig de daad bij het woord te voegen;

30. is van mening dat de Afrikaanse staten de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen voor de uitvoering van hun soevereine taken om alle gebieden waaruit de jihadistische terroristen, criminelen en gewapende groeperingen, en de smokkelaars en bandieten zijn verjaagd te stabiliseren, hun burgers te beschermen en basisdiensten (op het vlak van administratie, water- en energievoorziening, gezondheid, justitie en onderwijs) te verlenen; overwegende dat de omgeving moet worden veiliggesteld en dat basisdiensten moeten worden verleend door het leger of de veiligheidstroepen totdat de civiele administratie haar taken kan oppakken; vraagt de Europese Unie haar inspanningen te intensiveren en Afrikaanse staten beter te helpen bij de verlening van basisdiensten;

31. staat achter het verzoek van de Afrikaanse Unie aan de Verenigde Naties om toegang tot door de VN beoordeelde bijdragen voor missies die onder mandaat van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties door Afrika worden geleid;

32. beklemtoont dat coördinatie met de landen van Noord-Afrika niet alleen noodzakelijk is, maar bovendien op doeltreffende wijze bijdraagt aan de vrede en verzoening in Libië en voorkomt dat het land een brandhaard wordt voor de verspreiding van jihadisme, terroristische, criminele en gewapende groeperingen en wapen- en mensenhandel; is daarom voorstander van de “5+5”-vredesonderhandelingen en verzoekt alle landen zich te houden aan de in het kader van de Conferentie van Berlijn gedane afspraken;

33. verzoekt de EU de aanhoudende en toenemende bedreigingen voor de bescherming en het behoud van cultureel erfgoed aan te pakken en, met name in conflictgebieden, de smokkel van cultuurgoederen tegen te gaan;

34. is van mening dat samenwerking met de landen van Noord-Afrika met name moet worden gezien in termen van de uitwisseling van informatie en kennis, militaire opleiding en de strijd tegen radicalisering, waarbij rekening moet worden gehouden met de bewezen ervaring van een aantal van deze landen;

35. is van mening dat een uitgebreid veiligheidsbeleid voor de middellange tot lange termijn voor deze regio’s ook gericht moet zijn op de bevordering van de weerbaarheid;

36. is verheugd over en staat achter de alomvattende benadering van Mauritanië, die naast een militaire en veiligheidsrespons een strategie omvat die gestoeld is op maatschappelijke en ontwikkelingsaspecten; uit zijn solidariteit met Niger, Mali en Burkina Faso, die zwaar te lijden hebben onder terrorisme; prijst de inspanningen en offers van de internationale gemeenschap, de Multidimensionale Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in Mali, de multinationale gezamenlijke taskforce, de strijdkrachten van de G5-Sahel, de Franse strijdkrachten (operatie Barkhane), de regionale advies- en coördinatiecel van de EU (RACC), EUCAP Sahel Mali, EUCAP Sahel Niger, EUTM Mali, GAR-SI Sahel en het leger van Tsjaad, dat de drijvende kracht is in de centrale en oostelijke sectoren van de G5-Sahel en speciale steun nodig heeft voor zijn bataljons; verzoekt de landen van de G5-Sahel binnenlandse hervormingen na te streven en de mensenrechten, goed bestuur en democratische verantwoording volledig toe te passen en daarbij de mensenrechten te eerbiedigen en de democratische normen te handhaven;

37. is verheugd over de gezamenlijke verklaring van de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, en de president van de Islamitische Republiek Mauritanië en fungerend voorzitter van de G5-Sahel, Mohamed Cheikh el Ghazouani, van 28 april 2020, waarin de bestaande toezeggingen worden bevestigd en nieuwe, sterkere toezeggingen worden gedaan in het kader van de veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling van de Sahel, in nauwe samenwerking met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie en de huidige voorzitter van de Ecowas;

38. spoort de lidstaten aan steun te verlenen voor en mee te werken aan operatie Barkhane en operatie Takuba, alsook aan missie Gazelle en missie New Nero; wijst op de grote menselijke en militaire investeringen van de lidstaten die reeds aan deze operaties en missies deelnemen; benadrukt dat er behoefte is aan een sterkere Europese betrokkenheid, maar dat dit niet in de plaats kan komen van de verplichting van landen om de noodzakelijke binnenlandse hervormingen door te voeren ter waarborging van een duurzame ontwikkelings- en veiligheidssector;

39. verzoekt de EU bijzondere aandacht te besteden aan de verspreiding van gewapende terroristische groeperingen, en met name aan de verspreiding van islamistisch terrorisme en gewelddadig wahabitisch extremisme, in de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika, en haar mondiale inspanningen ter bestrijding van jihadisme voort te zetten; pleit in het licht van de strategische impact van deze regio’s op de stabiliteit en veiligheid van de landen van het Zuidelijk Nabuurschap en de veiligheid op zee en in het licht van de daaruit voortvloeiende druk op de buitengrenzen van Europa voor de intensivering van de samenwerking met de betrokken landen op het gebied van veiligheid en voor de versterking van de bijbehorende bijstandsprogramma’s;

40. verzoekt de EU met klem een alomvattende evaluatie van de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU (JAES) en de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 9 maart 2020 getiteld “Naar een brede strategie met Afrika” uit te voeren en de tenuitvoerlegging te bevorderen van de conclusies van de Raad over het regionale actieplan voor de Sahel 2015-2020 (20 april 2015), het EU-actieplan voor de Golf van Guinee 2015-2020 (16 maart 2015), de Hoorn van Afrika/Rode Zee en Sahel/Mali (25 juni 2018), alsook van de verklaring van Pau;

41. eist de nadere bescherming en ondersteuning van onderwijsinstellingen, gemeenschappen en hulporganisaties ter plaatse die naar alternatieve leermogelijkheden zoeken in gemeenschapscentra en ervoor zorgen dat duizenden kinderen in West-Afrika en de Sahel onderwijs kunnen genieten en hun vaardigheden kunnen ontwikkelen;

Goed bestuur en duurzame ontwikkeling

42. stelt dat er geen veiligheidsstrategie kan bestaan zonder een gezamenlijk optreden op het gebied van duurzame ontwikkeling en humanitaire hulp; wijst op de uiteenlopende onderliggende oorzaken van terrorisme en gewapende conflicten; pleit voor de bevordering van menselijk kapitaal en menselijke ontwikkeling om tegemoet te komen aan de behoeften van de kwetsbaarste gemeenschappen en voor capaciteitsopbouw om de weerbaarheid van mensen te versterken;

43. is van oordeel dat de EU ervoor moet zorgen dat de plannen voor duurzame ontwikkeling multisectorieel en contextgebonden zijn en een mondiale oplossing bieden voor de problemen van de betrokken regio; benadrukt dat een integrale aanpak op het gebied van vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling de betekenisvolle betrokkenheid van het plaatselijke maatschappelijk middenveld, en met name van vrouwen en jongeren, vereist; wijst in dit verband op de rol van (stam)oudsten en traditionele leiders in samenlevingen in het gebied van de Sahel en de Sahara; is van mening dat deze plannen in overeenstemming moeten zijn met het beginsel van de doeltreffendheid van steun, dat in de Europese consensus inzake ontwikkeling wordt bevestigd, door de administratie moeten worden vastgesteld in samenspraak met de plaatselijke begunstigde gemeenschappen, en met behulp van het plaatselijke maatschappelijk middenveld en humanitaire organisaties moeten worden uitgevoerd ter waarborging van doeltreffende coördinatie, transparantie en inbreng;

44. onderstreept het belang van partnerschap met de Verenigde Naties, samenwerking met andere internationale instellingen, en met name met de Afrikaanse Unie, en dialoog met andere regionale en subregionale organisaties;

45. meent dat een betekenisvolle samenwerking tussen de EU en Afrika op veiligheidsgebied gestoeld moet zijn op duurzame ontwikkeling en in het bijzonder gericht moet zijn op:

a) de bestendiging van de democratie door te zorgen voor verantwoordelijke democratische bestuursstelsels die onderworpen zijn aan doeltreffend parlementair toezicht, alsook voor democratische instellingen en de eerbiediging van de rechtsstaat, ter waarborging van alle vrijheden van de burgerlijke samenleving;

b) de beëindiging van bestaande conflicten en de voorkoming van nieuwe conflicten, door de onderliggende oorzaken weg te nemen om zo duurzame vrede en veiligheid tot stand te brengen;

c) de ontwikkeling van beleidsmaatregelen voor jongeren die economische ontwikkeling bevorderen en werkgelegenheid scheppen, aangezien het belangrijk is om jongeren te betrekken bij de politieke, economische en vredesprocessen;

d) de ondersteuning van preventieve stabilisatie-actieplannen;

e) de versterking van de positie van vrouwen door vrouwen te erkennen als katalysatoren van verandering, hun onderwijs- en economische kansen te verbeteren, hun deelname aan de besluitvorming binnen lokale en nationale instellingen te stimuleren en hun rol bij vredesopbouw, conflictpreventie en bemiddeling te bevorderen, alsook door seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes tegen te gaan;

f) de verlening van basisdiensten, onder meer op het vlak van gezondheid, voedselzekerheid, water, sanitaire en hygiënevoorzieningen, sociale bescherming, huisvesting en vangnetten, geestelijke-gezondheidszorg en bescherming, en onderwijs en steun voor ontheemde personen om het vertrouwen van de bevolking in de staat te winnen;

g) de waarborging van administratieve en juridische stabiliteit;

h) de uitbanning van armoede, straffeloosheid en corruptie;

i) het aanpakken van de gevolgen van klimaatverandering met behulp van beperkende en aanpassingsmaatregelen om de bestaanszekerheid op duurzame wijze tegen milieudreigingen te bestendigen;

j) de eerbiediging van de rechtsstaat en de bevordering van duurzame ontwikkeling, alsmede van mensenrechten zonder enige vorm van discriminatie, de vrijheid van meningsuiting, mediavrijheid en de vrijheid van vereniging, en door de versterking van structurele steun voor het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media;

k) de bevordering van duurzame landbouwmethoden, zoals agro-ecologie, de ondersteuning van kleine producenten en landbouwbedrijven, de totstandbrenging van een voedselnexus om alle vormen van ondervoeding onder alle omstandigheden tegen te gaan, en de voortzetting van financiering voor activiteiten die een brug slaan tussen humanitaire en ontwikkelingsinterventies en zo de onderliggende oorzaken van ondervoeding aan te pakken;

46. is diep bezorgd dat de huidige veiligheidsproblemen in Afrika, bovenop de hardnekkige ongelijkheden, het gebrek aan kansen voor jongeren en het zwakke bestuur, aanspoort tot migratie en tot de aanzienlijke ontheemding van mensen leidt, wat de Noord-Afrikaanse staten zou ondermijnen en Europa zou treffen, en daarmee zou uitmonden in een grootschalige humanitaire crisis; beaamt het effect van conflicten, armoede, ongelijkheden en klimaatverandering op gedwongen ontheemding en verzoekt de Europese Unie met klem legale, veilige en waardige migratie mogelijk te maken; benadrukt dat het daarom belangrijk is de samenwerking tussen met name de EU en de Sahelregio te intensiveren om dit cruciale probleem aan te pakken, onder verwijzing naar de aanvaarde praktijk om af te zien van de toepassing van de voorwaarden voor humanitaire hulp in verband met acties op het gebied van migratie in de regio;

47. is ingenomen met de EU-strategie voor de Hoorn van Afrika, die niet alleen veiligheids- en humanitair beleid, maar ook ontwikkelingsbeleid voor de lange termijn en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (Millennium Development Goals – MDG’s) omvat; onderstreept het belang van deze langetermijnvisie op ontwikkelingsbeleid en verzoekt de Commissie en de lidstaten hun beleid op dit gebied te coördineren en zo snel mogelijk over te gaan tot gezamenlijke programmering voor de verschillende landen en voor de regio;

48. pleit voor de tenuitvoerlegging van de resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over jongeren, vrede en veiligheid in het kader van de samenwerking tussen de EU en Afrika op veiligheidsgebied;

49. verzoekt de EU de doeltreffende tenuitvoerlegging van de VN-agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid te bevorderen op alle gebieden van het externe optreden van de EU, onder meer door te zorgen voor de opname van een genderperspectief in de belangrijkste beleidsgebieden van het strategische partnerschap tussen de EU en de Afrikaanse Unie op het gebied van veiligheid;

50. is van oordeel dat de EU haar samenwerking met nationale parlementen, waaronder in op het gebied van veiligheid en defensie bevoegde commissies, moet intensiveren om het toezicht op nationale en externe veiligheidsinterventies te verbeteren;

51. dringt er bij alle militaire actoren in de Sahel op aan om het internationaal humanitair recht te eerbiedigen en uitvoering te geven aan een alomvattende respons die gericht is op de verlichting van het lijden van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen, met name door de bescherming van burgers te zien als een kernindicator voor het welslagen van integrale veiligheidsstrategieën; benadrukt dat er te allen tijde voor moet worden gezorgd dat de humanitaire situatie niet verslechtert door de uitvoering van veiligheidsoperaties; verzoekt alle spelers op het gebied van veiligheid de gevolgen van hun militaire operaties en veiligheidsmaatregelen voor de toegang tot diensten, waaronder tot voedsel en levensmiddelen, en voor gedwongen ontheemding te monitoren om de negatieve effecten ervan op humanitaire behoeften tot een minimum te beperken;

52. acht de verlening van bijzondere en holistische bijstand aan de betrokken regio’s van wezenlijk belang met het oog op de buitengewone problemen die de COVID-19-pandemie met zich meebrengt; meent tevens dat de voortzetting van GVDB-missies en -operaties moet worden gewaarborgd door de plaatselijke strijdkrachten advies te verstrekken over de manier waarop zij met deze pandemie moeten omgaan; is voorts van oordeel dat de ontwikkelingsacties van de EU in de desbetreffende regio’s moeten worden versterkt, aangezien ze een belangrijke rol kunnen spelen bij het verzachten van de gevolgen van de gezondheidscrisis, en dat bovendien essentiële humanitaire hulp moet worden verleend die blijk geeft van flexibiliteit en aanpassingsvermogen in het licht van de huidige situatie; is verheugd over het besluit om de betaling van schulden voor de armste landen op te schorten, dat met eenparigheid van stemmen door de G20 is genomen;

53. beveelt aan dat de EU, samen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, op financieel niveau optreedt om te helpen de schuld en de betaling van rente onder controle te houden; pleit ervoor dat alle mogelijkheden voor schuldverlichting, opschorting van schulden en schuldhoudbaarheid voor Afrikaanse landen worden bestudeerd in het licht van de COVID-19-pandemie en de gevolgen daarvan;

54. beveelt aan dat de betrokken landen zich volledig aan hun internationale juridische verplichting houden en alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alle partijen in overeenstemming met het internationaal humanitair recht verantwoording afleggen voor alle door hen gepleegde mensenrechtenschendingen, vrije toegang tot humanitaire hulp en basisdiensten voor behoeftigen waarborgen, onder meer voor mensen die in gebieden wonen die niet onder het gezag van de overheid vallen, om ervoor te zorgen dat de hulp niet wordt omgeleid, en beveelt bovendien aan dat de betrokken landen onderhandelingen mogelijk maken tussen alle bij het conflict betrokken partijen over toegang tot humanitaire hulp, ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp wordt ervaren als neutraal en onpartijdig, en de veiligheid van humanitaire-hulpverleners waarborgen;

55. is verheugd over het voorstel dat in de gezamenlijke mededeling “Naar een brede strategie met Afrika” wordt gedaan om het beginsel van multilateralisme in de betrekkingen tussen Afrika en de EU te versterken; stelt vast dat communistisch China en autoritair Rusland een andere aanpak hebben gevolgd ten aanzien van Afrikaanse landen en wat betreft verzet tegen de inspanningen van de EU; verzoekt de Commissie de diplomatieke inspanningen en de dialoog met de Afrikaanse Unie, regeringen, parlementen en maatschappelijke organisaties te verbeteren om beter uit te kunnen leggen hoe de veiligheidssteun van de EU aan Afrika bijdraagt aan de ontwikkelingsstrategie 2063 voor Afrika;

°

° °

56. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


 

 

BRIEF VAN DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Nathalie Loiseau

Voorzitter

Subcommissie veiligheid en defensie

BRUSSEL

Betreft: Advies inzake de samenwerking tussen de EU en Afrika op het gebied van veiligheid in de Sahelregio, West-Afrika en de Hoorn van Afrika (2020/2002(INI))

Gedachte mevrouw Loiseau,

In het kader van bovengenoemde procedure heeft de Commissie ontwikkelingssamenwerking besloten een advies uit te brengen aan uw commissie. Zij heeft per schriftelijke procedure besloten dat advies in briefvorm uit te brengen.

De Commissie ontwikkelingssamenwerking heeft de kwestie tijdens haar vergadering van 29 mei 2020 onderzocht. Tijdens die vergadering heeft zij besloten de bevoegde Subcommissie veiligheid en defensie te verzoeken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen.

Hoogachtend,

Tomas Tobé

 

SUGGESTIES

1. erkent dat veiligheid een noodzakelijke voorwaarde is voor ontwikkeling; erkent dat er geen sprake kan zijn van duurzame ontwikkeling zonder veiligheid, vrede en stabiliteit; benadrukt dat armoede en honger een oorzaak zijn van instabiliteit en conflicten; is zich er terdege van bewust dat de genoemde situaties, in combinatie met:

(a) voedselonzekerheid;

(b) ongelijkheid;

(c) werkloosheid;

(d) klimaatschokken;

(e) politieke instabiliteit;

(f) een onvermogen van de overheid om basisdiensten aan te bieden, zoals gezondheidszorg, water, sanitaire voorzieningen, onderwijs en sociale bescherming;

(g) een hoog niveau van corruptie in de regering, en de afwezigheid van de rechtsstaat in de meest kwetsbare regio’s van Afrika;

(h) een gebrek aan steun voor een duurzaam en op samenwerking gebaseerd beheer van begrazingsgebied, in gebieden waar er conflicten over het landgebruik zijn,

langdurige conflicten, religieus extremisme en humanitaire crises in de hand werken; benadrukt daarom de noodzaak om veiligheidshervormingen op lange termijn, met het oog op ontwikkeling en duurzame vrede in de Sahel, West-Afrika en de Hoorn van Afrika, te koppelen aan inspanningen voor armoedebestrijding, in overeenstemming met de belangrijkste doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid, met inachtneming van het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling, als vervat in artikel 208 van het VWEU, alsook de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen;

 

2. benadrukt dat de bovengenoemde uitdagingen, in combinatie met de snelle bevolkingsgroei en de werkloosheid, potentiële broeihaarden zijn voor migratie, gedwongen ontheemding of de toetreding van gewapende groepen, met name onder jongeren; benadrukt dat het noodzakelijk is prioriteit te geven aan onderwijs en gezondheidszorg, het ondernemerschap te stimuleren en de ontwikkeling van de lokale arbeidsmarkt te bevorderen, en samen te werken in het kader van de integrale strategie EU-Afrika, teneinde de sociale en economische ontwikkeling in de betrokken partnerlanden te bevorderen;

 

3. merkt op dat, volgens het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP), rechtstreekse steun aan het leger voor opleidingen en uitrusting in het kader van een hervorming van de veiligheidssector, gepaard moet gaan met langdurige ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp; benadrukt dat de discussie over een Europese Vredesfaciliteit moet worden beoordeeld met duurzame ontwikkeling, het beginsel “geen schade berokkenen”, humanitaire bijstand, en mensenrechten en goed bestuur, als criteria; benadrukt dat elke EU-veiligheidsmaatregel in een ontwikkelingsland, ongeacht of het om een civiele of militaire maatregel gaat, rechtstreekse veiligheidsvoordelen voor de lokale bevolking moet opleveren en moet worden geïntegreerd in een breder hervormingsbeleid voor de veiligheidssector, dat sterke democratische controle, transparantie en verantwoordingsmechanismen omvat, en tegelijkertijd de rechtsstaat versterkt;

 

4. herinnert aan het standpunt van het Parlement inzake het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI), namelijk dat uit dit instrument geen financiering of investeringen ondersteund mogen worden die verband houden met de militaire of staatsveiligheidssector of die zouden kunnen leiden tot schendingen van de mensenrechten in de partnerlanden; is gekant tegen het gebruik van de ontwikkelingsfondsen van de EU voor veiligheidsdoeleinden in ontwikkelingslanden; benadrukt dat de integratie van het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting het noodzakelijk maakt waarborgen op te nemen voor adequate financiering van de samenwerking tussen de EU en Afrika op het gebied van veiligheid in het kader van het NDICI;

 

5. benadrukt dat, in landen die door een crisis worden getroffen, meisjes een groter risico lopen om van school te worden gehaald en daardoor verder worden blootgesteld aan kindhuwelijken, geweld en uitbuiting; herinnert eraan dat het naar school gaan van meisjes een voorwaarde is om gendergelijkheid en menselijke ontwikkeling te bereiken en het beginsel te eerbiedigen dat niemand mag worden uitgesloten; wijst met klem op de noodzaak om deze dimensie op te nemen in de inspanningen van de EU om voortgezet onderwijs te verzekeren, in het bijzonder in langdurige conflictsituaties; dringt aan op een zinvolle en doeltreffende deelname van jongeren, vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen en minderheden aan conflictpreventie en -oplossing, vredesopbouw, postconflictuele processen en humanitaire actie; herinnert eraan dat vrouwen tot de eerste slachtoffers van gewapende conflicten behoren; benadrukt het belang van gerichte EU-acties voor gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen, onder meer door de participatie van Afrikaanse vrouwen in lokale, regionale en nationale instellingen te waarborgen;

 

6. erkent dat de conflicten in kwetsbare staten een oorzaak van migratie zijn; benadrukt het belang van de financiering van activiteiten die gericht zijn op het aanpakken van de onderliggende oorzaken van migratie, met bijzondere aandacht voor vredesopbouw en armoedebestrijding; onderstreept het belang van de financiering van maatregelen ter verbetering van de levensomstandigheden van intern ontheemden in vluchtelingenkampen in de Sahel, in West-Afrika en in de Hoorn van Afrika, en ter ondersteuning van het proces van stabilisatie en wederopbouw in gebieden waar een conflict heeft gewoed;

 

7. roept op tot een grondige beoordeling en verslaglegging aan het Parlement, onder meer over de gebruikte apparatuur en de geplande EU-financiering voor capaciteitsopbouw voor ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling (CBSDB), met inbegrip van het EU-trustfonds voor Afrika, in de betrokken partnerlanden, met het oog op het verbeteren van de transparantie, de verantwoordingsplicht, de complementariteit en de efficiëntie, in overeenstemming met de overeengekomen beginselen inzake de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling en de op rechten gebaseerde benadering van ontwikkeling.


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.6.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

49

6

14

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alviina Alametsä, Maria Arena, Petras Auštrevičius, Traian Băsescu, Lars Patrick Berg, Anna Bonfrisco, Reinhard Bütikofer, Fabio Massimo Castaldo, Susanna Ceccardi, Włodzimierz Cimoszewicz, Katalin Cseh, Tanja Fajon, Anna Fotyga, Michael Gahler, Kinga Gál, Sunčana Glavak, Raphaël Glucksmann, Klemen Grošelj, Bernard Guetta, Márton Gyöngyösi, Sandra Kalniete, Karol Karski, Dietmar Köster, Stelios Kouloglou, Andrius Kubilius, Ilhan Kyuchyuk, David Lega, Miriam Lexmann, Nathalie Loiseau, Antonio López-Istúriz White, Claudiu Manda, Lukas Mandl, Thierry Mariani, David McAllister, Vangelis Meimarakis, Sven Mikser, Francisco José Millán Mon, Javier Nart, Gheorghe-Vlad Nistor, Urmas Paet, Kostas Papadakis, Tonino Picula, Manu Pineda, Kati Piri, Giuliano Pisapia, Diana Riba i Giner, María Soraya Rodríguez Ramos, Nacho Sánchez Amor, Isabel Santos, Jacek Saryusz-Wolski, Andreas Schieder, Radosław Sikorski, Sergei Stanishev, Tineke Strik, Hermann Tertsch, Hilde Vautmans, Harald Vilimsky, Idoia Villanueva Ruiz, Thomas Waitz, Witold Jan Waszczykowski, Charlie Weimers, Isabel Wiseler-Lima, Željana Zovko

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Katarina Barley, Nicolas Bay, Arnaud Danjean, Katrin Langensiepen, Hannah Neumann, Mick Wallace

 


HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

49

+

PPE

Traian Băsescu, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Sunčana Glavak, Sandra Kalniete, Andrius Kubilius, David Lega, Miriam Lexmann, Antonio López-Istúriz White, Lukas Mandl, David McAllister, Vangelis Meimarakis, Francisco José Millán Mon, Gheorghe-Vlad Nistor, Radosław Sikorski, Isabel Wiseler-Lima, Željana Zovko

S&D

Maria Arena, Katarina Barley, Włodzimierz Cimoszewicz, Tanja Fajon, Raphaël Glucksmann, Claudiu Manda, Sven Mikser, Tonino Picula, Kati Piri, Giuliano Pisapia, Nacho Sánchez Amor, Isabel Santos, Andreas Schieder, Sergei Stanishev

RENEW

Petras Auštrevičius, Klemen Grošelj, Bernard Guetta, Ilhan Kyuchyuk, Nathalie Loiseau, Javier Nart, Urmas Paet, María Soraya Rodríguez Ramos, Hilde Vautmans

ID

Lars Patrick Berg

ECR

Anna Fotyga, Karol Karski, Jacek Saryusz-Wolski, Hermann Tertsch, Witold Jan Waszczykowski, Charlie Weimers

NI

Fabio Massimo Castaldo, Márton Gyöngyösi

 

6

-

GUE

Stelios Kouloglou, Manu Pineda, Idoia Villanueva Ruiz, Mick Wallace

ID

Harald Vilimsky

NI

Kostas Papadakis

 

14

0

PPE

Kinga Gál

S&D

Dietmar Köster

RENEW

Katalin Cseh

ID

Nicolas Bay, Anna Bonfrisco, Susanna Ceccardi, Thierry Mariani

VERTS

Alviina Alametsä, Reinhard Bütikofer, Katrin Langensiepen, Hannah Neumann, Diana Riba i Giner, Tineke Strik, Thomas Waitz

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

 

Laatst bijgewerkt op: 2 september 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid