VERSLAG over de wet inzake digitale diensten: vragen over de grondrechten

1.10.2020 - (2020/2022(INI))

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Kris Peeters

Procedure : 2020/2022(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0172/2020
Ingediende teksten :
A9-0172/2020
Stemmingen :
Aangenomen teksten :


PR_INI

INHOUD

Blz.

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

TOELICHTING

ADVIES VAN DE COMMISSIE INTERNE MARKT EN CONSUMENTENBESCHERMING

ADVIES VAN DE COMMISSIE CULTUUR EN ONDERWIJS

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE


 

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de wet inzake digitale diensten: vragen over de grondrechten

(2020/2022(INI))

Het Europees Parlement,

 gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name artikel 2 daarvan,

 gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 16 en 114 daarvan,

 gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 6, 7, 8, 11, 13, 21, 22, 23, 24, 26, 38 en 47 daarvan,

 gezien Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“richtlijn elektronische handel”)[1],

 gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (“algemene verordening gegevensbescherming”)[2],

 gezien Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (“richtlijn privacy en elektronische communicatie”)[3],

 gezien Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (“richtlijn audiovisuele mediadiensten”) in het licht van een veranderende marktsituatie[4],

 gezien Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (“richtlijn inzake auteursrechten”)[5],

 gezien de aanbeveling van de Commissie van 1 maart 2018 over maatregelen om illegale online-inhoud effectief te bestrijden[6],

  gezien de dreigingsevaluatie van Europol van 18 september 2018 inzake door internet gefaciliteerde georganiseerde criminaliteit (Internet Organised Crime Threat Assessment, iOCTA),

  gezien de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie,

 gezien artikel 54 van zijn Reglement,

 gezien de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie cultuur en onderwijs,

 gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A9-0172/2020),

A. overwegende dat grondrechten, zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens, het beginsel van non-discriminatie evenals de vrijheid van meningsuiting en informatie, de kern moeten vormen van een succesvol en duurzaam EU-beleid inzake digitale diensten; overwegende dat deze rechten zowel naar de letter van de wet als in de geest van hun toepassing moeten worden beschouwd;

B. overwegende dat digitale diensten en de rol van aanbieders van digitale diensten sinds de vaststelling van de richtlijn elektronische handel - 20 jaar geleden - enorm zijn veranderd;

C. overwegende dat het vertrouwen van gebruikers alleen kan worden gewonnen met digitale diensten die hun grondrechten eerbiedigen, waarmee zowel de acceptatie van diensten als een concurrentievoordeel en stabiele zakelijke modellen voor bedrijven kunnen worden gegarandeerd;

D. overwegende dat de op alle aanbieders van digitale diensten op het grondgebied van de EU toepasselijke regels inzake gegevensbescherming onlangs voor de hele EU geactualiseerd en geharmoniseerd zijn middels de algemene verordening gegevensbescherming; overwegende dat privacyregels voor elektronische communicaties, die een subset van digitale diensten vormen, onderdeel uitmaken van de richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie, en op dit moment worden herzien;

E. overwegende dat de hoeveelheid van allerlei soorten door gebruikers gegenereerde inhoud die via onlineplatforms wordt gedeeld, en van de diensten die deze platforms aanbieden, exponentieel en ongekend snel is toegenomen, en dat dit mogelijk is gemaakt door geavanceerde technologieën; overwegende dat dit ook geldt voor illegale inhoud, zoals beelden van seksueel misbruik van kinderen online en inhoud weliswaar die legaal is maar toch schadelijk kan zijn voor de samenleving en de democratie, zoals desinformatie over COVID-19-remedies;

F. overwegende dat haatzaaiende uitlatingen en desinformatie online de afgelopen jaren steeds meer wijdverbreid zijn geworden gezien het feit dat personen en disruptieve actoren onlineplatforms gebruiken om polarisatie aan te wakkeren, die vervolgens voor politieke doeleinden wordt gebruikt; overwegende dat vrouwen, mensen van kleur, mensen die tot een etnische of taalkundige minderheid behoren (of waarvan gedacht wordt dat ze tot een dergelijke minderheid behoren), en LGBTIQ-personen vaak het slachtoffer worden van discriminerende haatzaaiende uitlatingen, pesterijen en bedreigingen online, en online tot zondebok worden gemaakt;

G. overwegende dat deze ontwikkeling geholpen is door onlineplatforms waarvan het bedrijfsmodel stoelt op het verzamelen en analyseren van gebruikersgegevens met het oog op het genereren van meer bewegingen en “clicks”, en, dus, meer profileringdata en meer winst; overwegende dat dit resulteert in een enorme toename van sensatie-inhoud; overwegende dat haatzaaiende uitlatingen en desinformatie schadelijk zijn voor het algemeen belang, aangezien ze een respectvol en eerlijk publiek debat verhinderen en een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid, omdat ze kunnen aanzetten tot geweld in de fysieke wereld; overwegende dat het bestrijden van dergelijke inhoud essentieel is met het oog op het waarborgen van de eerbiediging van de grondrechten en het verdedigen van de rechtsstaat en de democratie in de EU;

H. overwegende dat sociale media en andere platforms voor de distributie van inhoud gebruikmaken van profileringstechnieken om hun inhoud en advertenties te richten en te verspreiden; overwegende dat de aan de digitale activiteiten van individuen gekoppelde gegevens zó kunnen worden verzameld dat met een hoge mate van nauwkeurigheid toegang wordt verkregen tot zeer intieme persoonlijke informatie, met name wanneer die gegevens met andere datasets worden samengevoegd; overwegende dat de schandalen rondom Cambridge Analytica en Facebook de risico’s van schimmige dataverwerkingsprocessen van onlineplatforms hebben blootgelegd door te laten zien dat bepaalde kiezers heel specifiek met politieke reclameboodschappen - en soms zelfs met gerichte desinformatie - zijn bestookt;

I. overwegende dat de geautomatiseerde algoritmen die bepalen hoe inhoud van derde partijen, waaronder tijdens politieke en verkiezingscampagnes, op onlineplatforms moet worden behandeld, geprioriteerd, gedistribueerd en verwijderd vaak discriminerende praktijken in de samenleving reproduceren en daarmee leiden tot een groot risico op discriminatie van personen die hier reeds mee te maken hebben; overwegende dat het wijdverbreide gebruik van algoritmen voor het verwijderen en filteren van inhoud ook aanleiding geeft tot bezorgdheid over de rechtsstaat en vragen doet rijzen met betrekking tot legaliteit, legitimiteit en evenredigheid;

J. overwegende dat een klein aantal, in meerderheid niet-Europese, aanbieders van diensten een aanzienlijke marktpositie heeft en invloed uitoefent op de rechten en vrijheden van individuen, alsook op onze samenlevingen en democratieën, en daarmee grote invloed heeft op de wijze waarop informatie, diensten en goederen worden gepresenteerd, hetgeen significante gevolgen heeft voor de werking van de lidstaten en voor hun burgers; overwegende dat de beslissingen van deze platforms verreikende gevolgen kunnen hebben voor de vrijheid van meningsuiting en informatie, en voor de mediavrijheid en -pluraliteit;

K. overwegende dat het beleid voor het aanpakken van illegale inhoud online in de EU tot nu toe voornamelijk gericht was op vrijwillige samenwerking en door rechtbanken bevolen verwijderingen, maar dat steeds meer lidstaten hiervoor inmiddels niet onderling afgestemde aanvullende nationale wetgeving vaststellen; overwegende dat bepalingen inzake het aanpakken van bepaalde vormen van illegale inhoud in recente sectorale wetgeving op het niveau van de EU zijn opgenomen;

L. overwegende dat een uitsluitend op zelfregulering stoelende benadering van platforms voor onvoldoende transparantie, verantwoordingsplicht en toezicht zorgt; overwegende dat een dergelijke benadering noch goede informatie oplevert voor overheden, het maatschappelijk middenveld en gebruikers over hoe platforms illegale inhoud en activiteiten, en inhoud die niet strookt met hun voorwaarden, aanpakken, noch duidelijk maakt hoe zij inhoud in het algemeen beheren;

M. overwegende dat een dergelijke benadering mogelijkerwijs niet zorgt voor eerbiediging van de grondrechten en tot een situatie leidt waarin justitiële bevoegdheden gedeeltelijk naar particuliere partijen worden overgeheveld, hetgeen het risico inhoudt van aantasting van het recht van vrije meningsuiting;

N. overwegende dat het gereglementeerde toezicht in de EU sectorspecifiek is; overwegende dat verdere en uitgebreidere coördinatie tussen de verschillende toezichthoudende autoriteiten in de EU gunstig zou zijn;

O. overwegende dat het ontbreken van robuuste, vergelijkbare publieke gegevens over de prevalentie van illegale en schadelijke inhoud online, alsook over waarschuwingen en door rechtbanken bevolen en in het kader van zelfregulering doorgevoerde verwijderingen daarvan, en over de follow-up door de bevoegde autoriteiten, zowel in de particuliere als de publieke sector tot een tekort aan transparantie en verantwoordingsplicht leidt; overwegende dat er onvoldoende informatie is over de door platforms en websites gebruikte algoritmen, alsook over de manier waarop platforms omgaan met de abusievelijke verwijdering van inhoud;

P. overwegende dat seksueel misbruik van kinderen online één van de vormen van illegale inhoud is die mogelijk worden gemaakt door technologische ontwikkelingen; overwegende dat de enorme hoeveelheid materiaal met seksueel misbruik van kinderen op het internet een grote uitdaging vormt voor het opsporen, onderzoeken en - vooral - het identificeren van de slachtoffers; overwegende dat volgens Europol het aantal meldingen van seksueel misbruik van kinderen online aan NCMEC (in de VS) het afgelopen jaar met 106 % is gestegen;

Q. overwegende dat in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie staat dat inhoud moet worden verwijderd op basis van een uitspraak van een rechtbank in een lidstaat; overwegende dat hostdienstaanbieders geautomatiseerde zoekinstrumenten en -technologieën mogen gebruiken voor het opsporen en verwijderen van inhoud die gelijkwaardig is aan inhoud die in een eerder stadium illegaal is verklaard, maar niet moeten worden verplicht in het algemeen toezicht uit te oefenen op de informatie die zij opslaan, of actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden, als bepaald in artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/31;

R. overwegende dat een betrouwbare elektronische identificatie elementair is om veilige toegang tot digitale diensten te waarborgen en elektronische transacties veiliger uit te voeren; overwegende dat op dit moment slechts 15 lidstaten de Commissie in kennis hebben gesteld van hun regeling voor elektronische identificatie voor grensoverschrijdende herkenning in het kader van Verordening (EU) 910/2014[7];

S. overwegende dat het internet en internetplatforms nog steeds een belangrijke locatie zijn voor activiteiten van terroristische groeperingen en worden gebruikt als instrument voor het verspreiden van propaganda, aanwerving en de bevordering van hun activiteiten;

1. gelooft dat een goed functionerende digitale interne markt grote maatschappelijke en economische voordelen heeft voor de EU en haar lidstaten; is ingenomen met deze voordelen, in het bijzonder met de betere toegang tot informatie en de versterking van de vrijheid van meningsuiting; benadrukt de belangrijke plicht van het zorgen voor een billijk digitaal ecosysteem waarin de grondrechten als bedoeld in de Verdragen en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting en informatie, non-discriminatie, mediavrijheid en -pluralisme, privacy en gegevensbescherming, worden gerespecteerd en de veiligheid van de gebruiker van het internet wordt gewaarborgd; benadrukt dat de wet- en regelgeving voor de digitale interne markt die gericht is op het garanderen van de inachtneming van deze plicht uitsluitend beperkt moet zijn tot hetgeen noodzakelijk is; herinnert eraan dat mechanismen voor inhoudsverwijdering die niet ingebed zijn in de waarborgen van een eerlijk proces in strijd zijn met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;

2. verzoekt de Commissie met klem een op maat gesneden regelgevingsbenadering te ontwikkelen voor het aanpakken van de verschillen die nog bestaan tussen de online- en de offlinewereld, en van de uitdagingen die te maken hebben met de enorme verscheidenheid aan actoren en diensten online; acht het in dit verband essentieel dat illegale inhoud in de regelgeving anders wordt aangepakt dan legale inhoud. benadrukt dat illegale inhoud online en strafbare feiten in de cyberomgeving net zo krachtdadig, en op basis van dezelfde juridische beginselen, moeten worden aangepakt als illegale inhoud en crimineel gedrag offline, en met dezelfde garanties voor burgers; herinnert eraan dat de richtlijn inzake elektronische handel het juridische kader is voor online diensten in de interne markt, waarin het beheer van inhoud wordt gereguleerd;

3. geeft aan dat illegale inhoud snel en stelselmatig moet worden verwijderd, teneinde misdaad en schendingen van grondrechten aan te pakken; is van oordeel dat vrijwillige gedragscodes het probleem slechts ten dele oplossen;

4. verzoekt digitaledienstverleners online-inhoud op een zorgvuldige, evenredige en niet-discriminerende manier, en te allen tijde met inachtneming van de grondrechten van de gebruikers, te verwijderen, en rekening te houden met het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting en informatie in een open en democratische samenleving, teneinde de verwijdering van niet-illegale inhoud te voorkomen; vraagt de aanbieders van digitale diensten die op eigen initiatief bepaalde legale inhoud van hun gebruikers willen beperken, de mogelijkheid te onderzoeken om die inhoud een bepaald label te geven in plaats van te verwijderen, en de gebruikers op die manier de kans te geven om zich op eigen verantwoordelijkheid al dan niet toegang tot die inhoud te verschaffen;

5. is van oordeel dat alle maatregelen voor het op basis van een gerechtelijke uitspraak verwijderen van inhoud in de wet inzake digitale diensten uitsluitend betrekking moeten hebben op illegale inhoud, zoals gedefinieerd in het recht van de EU en de lidstaten, en dat de wetgeving geen ongedefinieerde concepten en termen moet bevatten aangezien dit tot rechtsonzekerheid voor onlineplatforms zou leiden en een gevaar zou inhouden voor de grondrechten en de vrijheid van meningsuiting;

6. erkent overigens dat het huidige digitale ecosysteem ook aanzet tot problematisch gedrag, zoals micro-targeting op basis van kenmerken die lichamelijke of geestelijke kwetsbaarheden blootleggen, het verspreiden van haatzaaiende uitlatingen, racistische inhoud en desinformatie, nieuwe verschijnselen zoals het georganiseerde misbruik van meerdere platforms, en het aanmaken van accounts of de manipulatie van online-inhoud door algoritmen; merkt bezorgd op dat sommige bedrijfsmodellen stoelen op het tonen van sensationele of polariserende inhoud aan gebruikers om hun schermtijd, en - daarmee - de winst van de onlineplatforms, te vergroten; onderstreept de negatieve effecten van dergelijke bedrijfsmodellen voor de grondrechten van individuen en de samenleving als zodanig; dringt aan op duidelijkheid over de monetisatiestrategieën van onlineplatforms;

7. benadrukt dan ook dat de verspreiding van dergelijke schadelijke inhoud een halt moet worden toegeroepen; is de vaste overtuiging toegedaan dat vaardigheden op het gebied van mediageletterdheid, controle door de gebruiker over de inhoud die hem wordt aangeboden en publieke toegang tot kwalitatief hoogwaardige inhoud en onderwijs in dit verband van essentieel belang zijn; is derhalve ingenomen met het initiatief van de Commissie om een waarnemingscentrum voor de Europese digitale markt op te richten om onafhankelijke “factchecking”-diensten te ondersteunen, de kennis onder het algemene publiek over desinformatie online te vergroten, en de overheidsinstanties te ondersteunen die toezicht houden op digitale media;

8. verzoekt de Commissie en de lidstaten ondersteuning te geven aan onafhankelijke en publieke media, alsook aan onderwijsinitiatieven inzake mediageletterdheid en gerichte bewustmakingscampagnes in het maatschappelijk middenveld; wijst erop dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan schadelijke inhoud in het kader van het gebruik van het internet door minderjarigen, met name met betrekking tot hun blootstelling aan cyberpesten, seksuele intimidatie, pornografie, geweld en zelfbeschadiging;

9. merkt op dat, aangezien de onlineactiviteiten van een persoon diepe inzichten kunnen verschaffen in diens persoonlijkheid en het mogelijk maken hem of haar te manipuleren, de algemene en niet-selectieve verzameling van persoonsgegevens betreffende elk gebruik van een digitale dienst onevenredig inbreuk maakt op het recht op privacy en de bescherming van persoonsgegevens; wijst in het bijzonder op de potentiële negatieve gevolgen van micro-targeting van reclameboodschappen, van op het gedrag gerichte reclame en van het beoordelen van individuen, met name minderjarigen en kwetsbare groepen, door zich te mengen in het privéleven van individuen, hetgeen vragen doet rijzen over het verzamelen en het gebruik van de gegevens die gebruikt worden voor het personaliseren van reclame, het aanbieden van producten of diensten, of het vaststellen van prijzen; bevestigt dat het recht van gebruikers om bij het gebruik van digitale diensten niet aan pervasieve tracking te worden blootgesteld in de algemene verordening gegevensbescherming opgenomen is en in de hele EU naar behoren moet worden gehandhaafd; merkt op dat de Commissie in haar voorstel voor een nieuwe verordening betreffende de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens in elektronische communicatie (2017/003 (COD)) voorgesteld heeft om gericht beheer van inhoud te koppelen aan een opt-in;

10. is van mening dat misleidende of obscure politieke reclameboodschappen een bijzondere categorie van onlinegevaar vormen omdat ze van invloed zijn op de kernmechanismen die de werking van onze democratische samenleving mogelijk maken, met name wanneer dergelijke inhoud wordt gesponsord door derde partijen, met inbegrip van buitenlandse actoren; onderstreept dat wanneer profilering op grote schaal wordt toegepast voor politieke micro-targeting om het stemgedrag te manipuleren, dit de fundamenten van de democratie ernstig kan ondermijnen; verzoekt de aanbieders van digitale diensten dan ook de noodzakelijke maatregelen te nemen om door sociale bots geüploade inhoud te identificeren en te labellen, en verwacht van de Commissie dat zij richtsnoeren formuleert voor het gebruik van dergelijke persuasieve digitale technologieën in verkiezingscampagnes en politieke reclameboodschappen; roept in dit opzicht op tot de vaststelling van strikte transparantievereisten voor de vertoning van betaalde politieke reclameboodschappen;

11. geeft aan dat illegale inhoud snel en stelselmatig moet worden verwijderd om iets te doen aan inbreuken, in het bijzonder inbreuken in verband met kinderen en met terroristische inhoud, en aan schendingen van de grondrechten, mét de nodige waarborgen, onder meer met betrekking tot de transparantie van het proces, het recht op beroep, en de toegang tot doeltreffende rechtsmiddelen; is van oordeel dat vrijwillige gedragscodes en standaard contractvoorwaarden niet voldoende worden gehandhaafd, en dat aangetoond is dat ze slechts ten dele iets aan het probleem doen; benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de wet, het beslissen over de wettigheid van onlineactiviteiten, en het aan de aanbieders van hostingdiensten opleggen van de verplichting om illegale inhoud zo snel mogelijk te verwijderen of ontoegankelijk te maken, uiteindelijk bij onafhankelijke bevoegde autoriteiten ligt;

12. onderkent dat het illegale karakter van bepaalde soorten inhoud soms eenvoudig vast te stellen is, maar dat dit voor andere soorten inhoud niet altijd zo zwart-wit is, aangezien hiervoor contextualisering nodig is; waarschuwt dat de huidige geautomatiseerde instrumenten niet in staat zijn tot kritische analyses en tot het adequaat doorgronden van het belang van context voor specifieke inhoudselementen, hetgeen tot onnodige verwijderingen zou kunnen leiden en de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot pluriforme informatie, waaronder over politieke opvattingen, zou kunnen aantasten, resulterend in censuur; benadrukt dat menselijke toetsing van geautomatiseerde meldingen door de aanbieders van diensten of hun aannemers dit probleem niet helemaal oplost, met name niet in het geval van outsourcing naar particulier personeel dat onvoldoende onafhankelijk en gekwalificeerd is, en waarop onvoldoende controle wordt uitgeoefend;

13. vindt het zorgwekkend dat illegale online-inhoud op zeer korte termijn gemakkelijk kan worden verveelvoudigd en dat de negatieve effecten ervan zich vervolgens als een lopend vuurtje kunnen verspreiden; is desalniettemin van mening dat de wet inzake digitale diensten de aanbieders van hostingdiensten of andere technische tussenpersonen niet moet verplichten geautomatiseerde instrumenten voor de moderatie van inhoud te gebruiken;

14. geeft aan dat illegale inhoud online niet alleen (door onlineplatforms) moet worden verwijderd, maar ook door politie en justitie moet worden vervolgd als er sprake is van strafbare feiten; verzoekt de Commissie te overwegen onlineplatforms ertoe te verplichten ernstige strafbare feiten te melden aan de bevoegde autoriteiten zodra zij daarvan op de hoogte raken; is in dit verband van mening dat een groot probleem in een aantal lidstaten niet het feit is dat er alleen onopgeloste zaken zijn, maar dat er ook zaken helemaal niet op de radar verschijnen; dringt erop aan de belemmeringen voor het bij de bevoegde autoriteiten indienen van klachten te elimineren; vindt, gezien de internationale aard van het internet en de snelle verspreiding van illegale inhoud online, dat de samenwerking tussen de aanbieders van diensten en de nationale bevoegde autoriteiten, alsook de grensoverschrijdende samenwerking tussen nationale bevoegde autoriteiten, moeten worden verbeterd en moet stoelen op de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit; benadrukt in dit opzicht dat de rechtsorde van de EU en de vastgestelde beginselen van grensoverschrijdende samenwerking en wederzijds vertrouwen moeten worden geëerbiedigd; verzoekt de lidstaten hun wetshandhavings- en gerechtelijke autoriteiten van de noodzakelijke expertise, middelen en instrumenten te voorzien om hen in staat te stellen daadwerkelijk en doeltreffend iets te doen aan het toenemende aantal gevallen van illegale inhoud online en van geschilbeslechting in verband met het van het net verwijderen van inhoud, en voor betere toegang tot rechtbanken te zorgen in verband met digitale diensten;

15. onderstreept dat het voorkomt dat een specifiek inhoudselement in de ene lidstaat illegaal wordt beschouwd, maar in een andere lidstaat onder het recht van vrije meningsuiting valt; wijst erop dat, teneinde de vrijheid van meningsuiting te beschermen, tegenstrijdige wetgeving te voorkomen, ongerechtvaardigde en ondoeltreffende geoblocking te verhinderen, en tot een geharmoniseerde digitale eengemaakte markt te komen, de aanbieders van hostingdiensten er niet toe moeten worden verplicht om de toegang tot informatie die in de lidstaat waar zij gevestigd zijn, of waar hun wettelijke vertegenwoordiger woont of gevestigd is, legaal is, te verwijderen of ontoegankelijk te maken; wijst erop dat de nationale autoriteiten alleen handhavend kunnen optreden in het geval van opdrachten tot het verwijderen van inhoud door onafhankelijke bevoegde autoriteiten aan het adres van de aanbieders van diensten die op hun grondgebied gevestigd zijn; is van oordeel dat de mechanismen voor samenwerking tussen de lidstaten, met ondersteuning van de Commissie en de relevante agentschappen van de Unie, moeten worden verbeterd; roept op tot een gestructureerde dialoog tussen de lidstaten om het risico van specifieke soorten inhoud te beoordelen en de potentiële verschillen bij de beoordeling van die risico’s tussen lidstaten in kaart te brengen;

16. onderstreept dat illegale inhoud moet worden verwijderd waar het wordt gehost en dat van tussenpersonen die uitsluitend als doorgeefluik fungeren, niet mag worden geëist dat zij de toegang tot de inhoud blokkeren;

17. vindt het de hoogste tijd dat het bestaande wettelijk kader van de EU betreffende digitale diensten wordt opgewaardeerd, teneinde tegemoet te komen aan de uitdagingen van de fragmentatie tussen de lidstaten en van nieuwe technologieën, zoals de prevalentie van profiling en besluitvorming met gebruikmaking van algoritmen op alle gebieden van het leven, en om, gezien de snelle technologische ontwikkelingen, op een toekomstbestendige manier voor rechtszekerheid en eerbiediging van de grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy, te zorgen;

18. is ingenomen met de toezegging van de Commissie om een geharmoniseerde aanpak in te voeren voor de verplichtingen voor de aanbieders van digitale diensten, inclusief onlinetussenpersonen, teneinde versnippering van de interne markt en een incoherente toepassing van de regelgeving te voorkomen; verzoekt de Commissie de efficiëntste oplossingen voor te stellen voor de interne markt als geheel, en tegelijkertijd te proberen nieuwe, onnodige administratieve lasten te vermijden en ervoor te zorgen dat de digitale eengemaakte markt open, eerlijk, veilig en concurrerend blijft voor alle deelnemers; beklemtoont dat de aansprakelijkheidsregeling voor de aanbieders van digitale diensten evenredig moet zijn, kleine en middelgrote ondernemingen niet mag benadelen, en de innovatie en de toegang tot informatie niet onredelijk mag beperken;

19. vindt dat de herziening moet stoelen op het stevige fundament van en gepaard moet gaan met volledige eerbiediging van de bestaande EU-wetgeving, in het bijzonder de algemene verordening gegevensbescherming en de richtlijn privacy en elektronische communicatie, die momenteel wordt herzien, en dat hierbij voorrang moet worden gegeven aan andere sectorspecifieke instrumenten zoals de richtlijn audiovisuele mediadiensten; onderstreept dat de modernisering van de regels voor elektronische handel van invloed kan zijn op de grondrechten; dringt er derhalve bij de Commissie op aan buitengewoon voorzichtig te werk te gaan en ook internationale mensenrechtennormen in haar herziening op te nemen;

20. benadrukt dat het praktisch vermogen van afzonderlijke gebruikers om de complexiteit te begrijpen van de gegevensecosystemen en om deze te gebruiken, buitengewoon beperkt is, en dat hetzelfde geldt voor hun vermogen om te bepalen of zij op dezelfde voorwaarden als andere gebruikers toegang krijgen tot de informatie die zij ontvangen en de diensten die zij gebruiken; verzoekt de Commissie derhalve transparantie en non-discriminatie centraal te stellen in de wet inzake digitale diensten;

21. dringt erop aan dat met de wet inzake digitale diensten een hoog niveau van transparantie moet worden gegarandeerd met betrekking tot de werking van onlinediensten en een digitale omgeving zonder discriminatie; benadrukt dat, naast het bestaande robuuste regelgevingskader ter bescherming van privacy en persoonsgegevens, voor onlineplatforms de verplichting moet gelden om algoritmen op legitieme wijze te gebruiken; verzoekt de Commissie dan ook een regime te ontwikkelen op basis van de richtlijn elektronische handel dat een duidelijk kader behelst voor de verantwoordelijkheid van dienstenaanbieders om iets te doen aan de risico’s waar hun gebruikers mee worden geconfronteerd en om hun rechten te beschermen, en te voorzien in verplichtingen inzake transparantie en uitlegbaarheid van algoritmen, in sancties om de bedoelde verplichtingen af te dwingen, alsook in de mogelijkheid van menselijk ingrijpen en andere maatregelen, zoals jaarlijkse onafhankelijke controles en specifieke stresstests voor het ondersteunen en afdwingen van naleving;

22. beklemtoont dat sommige aanbieders van digitale diensten gebruikers ondubbelzinnig moeten kunnen identificeren, op equivalente wijze met offline-aanbieders van diensten; stelt vast dat onlineplatforms op het moment van aanmelding voor een dienst onnodige persoonsgegevens verzamelen, zoals gsm-nummers, en dat dit vaak toe te schrijven is aan het gebruik van zogenaamde eenmalige aanmeldingsmogelijkheden; onderstreept dat de algemene verordening gegevensbescherming het beginsel van gegevensminimalisering duidelijk beschrijft en de verzamelde gegevens beperkt tot de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor het beoogde doel; beveelt aan van de onlineplatforms die een dienst voor eenmalige aanmelding ondersteunen en een dominant marktaandeel hebben, te eisen dat zij ook ten minste één open identiteitssysteem ondersteunen dat stoelt op een niet-gepatenteerd, gedecentraliseerd en interoperabel kader;

23. onderstreept dat wanneer een bepaald soort officiële identificatie offline nodig is, een gelijkwaardig beveiligd elektronisch onlinesysteem voor elektronische identificatie moet worden opgezet; is van oordeel dat de vaststelling van iemands identiteit online kan worden verbeterd door handhaving, overal in de Europese Unie, van de grensoverschrijdende interoperabiliteit van elektronische identificaties uit hoofde van de eIDAS-verordening[8]; verzoekt de Commissie na te denken over het ontwikkelen van één enkel Europees aanmeldingssysteem bij wijze van alternatief voor particuliere aanmeldingssystemen, en de aanbieders van digitale diensten te verplichten altijd ook, als standaardinstelling, de mogelijkheid van handmatige aanmelding te bieden; onderstreept dat deze dienst moet worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat het verzamelen van identificeerbare login-gegevens door de aanbieder van de aanmeldingsdienst technisch onmogelijk is en dat de verzamelde gegevens tot een absoluut minimum worden beperkt; beveelt de Commissie derhalve aan ook na te denken over het opzetten van een controlesysteem voor gebruikers van digitale diensten om de bescherming van persoonsgegevens en de leeftijdscontrole, met name voor minderjarigen, te waarborgen, en te bepalen dat dit niet mag worden gebruikt voor commerciële doeleinden en/of om gebruikers door websites heen te volgen; beklemtoont dat deze aanmeldings- en controlesystemen alleen moeten worden gebruikt ten aanzien van digitale diensten die persoonlijke identificatie, authenticatie en leeftijdsverificatie behoeven; herinnert eraan dat de lidstaten en de instellingen van de Unie moeten waarborgen dat elektronische communicaties veilig en transparant zijn, dat alleen die gegevens worden verwerkt die nodig zijn voor het identificeren van de gebruiker, dat die gegevens alleen voor legitieme doeleinden worden gebruikt en niet met een commercieel oogmerk, en dat ze niet worden gebruikt om de algemene toegang tot het internet te beperken of gebruikers door websites heen te volgen;

24. beschouwt een volledige harmonisatie en verduidelijking van de regels inzake aansprakelijkheid op EU-niveau een “must” voor het waarborgen van de eerbiediging van de grondrechten en de vrijheden van gebruikers in de hele EU; is van mening dat in dergelijke regels de uitzonderingen op de aansprakelijkheid moeten worden gehandhaafd voor tussenpersonen die niet op de hoogte zijn van de illegale activiteit of informatie op hun platforms; vindt het zorgwekkend dat de recente nationale wetten voor het aanpakken van haatzaaiende uitlatingen en desinformatie in een grotere versnippering van de regels en een verlaging van het beschermingsniveau van de grondrechten in de EU hebben geresulteerd;

25. dringt in dit verband aan op wetgevingsvoorstellen die de digitale interne markt open en concurrerend houden, in concreto door voor de aanbieders van digitale diensten geharmoniseerde vereisten vast te stellen die verlangen dat zij doeltreffende, samenhangende, transparante en billijke procedures hanteren en procedurele waarborgen inbouwen voor het aanpakken van illegale inhoud, overeenkomstig de Europese wetgeving en de nationale wetgevingen, waaronder via een geharmoniseerde procedure voor “melding en actie”;

26. acht het in dit verband cruciaal dat de onlineplatforms zekerheid wordt geboden in de vorm van duidelijke regels, vereisten en waarborgen wat de aansprakelijkheid voor de inhoud van derden betreft; stelt voor een gemeenschappelijk regelgevingskader te ontwikkelen om illegale inhoud doeltreffend op te sporen en te verwijderen;

27. geeft aan dat de regels inzake mechanismen voor “melding en actie” aangevuld moeten worden met vereisten voor platforms om specifieke maatregelen te treffen die evenredig zijn met hun reikwijdte, alsook met hun technische en operationele capaciteiten, teneinde daadwerkelijk iets te doen aan illegale inhoud in de diensten die zij aanbieden; erkent daarom dat digitaledienstverleners, voor zover technologisch haalbaar, op basis van voldoende gemotiveerde bevelen van onafhankelijke bevoegde overheidsinstanties en met volledige inachtneming van de specifieke context van de inhoud, verplicht zouden kunnen worden periodiek onderzoek te verrichten naar bepaalde inhoud die een rechter reeds onrechtmatig heeft verklaard, op voorwaarde dat het toezicht op en het onderzoek van de informatie waarop een dergelijk bevel betrekking heeft, beperkt is tot informatie waarmee een boodschap wordt overgebracht waarvan de inhoud in wezen ongewijzigd blijft ten opzichte van de onwettig verklaarde inhoud, en die de specifiek in dat bevel genoemde gegevens bevat, die, in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2019 in zaak C-18/18[9], identiek zijn of niet van dien aard dat de betrokken hostingprovider verplicht is die inhoud autonoom te beoordelen;

28. is van oordeel dat de keuze van de concreet te nemen maatregelen aan de platforms moet worden overgelaten; steunt een evenwichtige benadering op basis van een dialoog met de betrokken partijen en een beoordeling van de risico’s waar de platforms tegenaan lopen, alsook een duidelijke verantwoordelijkheidsketen, teneinde onnodige regelgevingsdruk voor de platforms en onnodige en disproportionele inperkingen van grondrechten, in het bijzonder van de vrijheid van meningsuiting, het recht op toegang tot informatie (waaronder politieke ideeën), en het recht op privacy, te voorkomen; benadrukt dat bepaalde verplichtingen nader kunnen worden gespecificeerd in sectorale wetgeving; beklemtoont dat de maatregelen die met het oog hierop zullen worden ingevoerd noch de jure, noch de facto een algemene vereiste inzake monitoring mogen inhouden;

29. beklemtoont het belang van passende waarborgen en verplichtingen inzake een eerlijke procesgang, met inbegrip van een vereiste met betrekking tot menselijk toezicht en verificatie, bovenop procedures die in een kennisgeving van verweer voorzien om eigenaars van inhoud en personen die inhoud uploaden in staat te stellen hun rechten adequaat en ten gepaste tijde te verdedigen, en te garanderen dat verwijderings- en/of blokkeringsbesluiten wettig, accuraat en gegrond zijn, gebruikers beschermen en de grondrechten niet schenden; benadrukt dat sancties moeten worden opgelegd aan personen die stelselmatig en herhaaldelijk onterechte of oneigenlijke meldingen indienen; merkt op dat, naast procedures die in een kennisgeving van verweer voorzien en regelingen voor buitengerechtelijke geschilbeslechting door platforms in overeenstemming met het interne klachtenmechanisme, ook de mogelijkheid van toegang tot de rechtbank moet blijven bestaan als invulling van het recht op verhaal;

30. steunt de instandhouding van het huidige kader inzake het regime van beperkte aansprakelijkheid voor inhoud en het oorsprongslandbeginsel, maar beschouwt betere coördinatie tussen de nationale bevoegde autoriteiten bij verwijderingsverzoeken een conditio sine qua non; benadrukt dat illegale inhoud moet worden verwijderd waar deze wordt gehost; beklemtoont dat de desbetreffende verzoeken gekoppeld moeten zijn aan juridische waarborgen, teneinde misbruik te vermijden en volledige eerbiediging van de grondrechten te garanderen; benadrukt dat verwijderingsverzoeken van bevoegde autoriteiten specifiek moeten zijn en dat de rechtsgrond voor verwijdering er duidelijk in moet worden vermeld; beklemtoont dat doeltreffende toezichts- en handhavingsmechanismen, inclusief evenredige sancties, waarbij rekening wordt gehouden met hun technische en operationele vermogens, van toepassing moeten zijn op die dienstverleners die bevelen van rechtbanken naast zich neerleggen;

31. wijst erop dat aan de aanbieders van digitale diensten niet de wettelijke verplichting moet worden opgelegd om persoonsgegevens van hun gebruikers of abonnees te bewaren voor wetshandhavingsdoeleinden, tenzij een onafhankelijke bevoegde autoriteit hier specifiek opdracht voor heeft gegeven, met inachtneming van de wetgeving van de Unie en de jurisprudentie van het HvJ-EU; geeft verder aan dat het bewaren van gegevens beperkt moet zijn tot hetgeen strikt noodzakelijk is met betrekking tot de categorieën te bewaren gegevens in kwestie, de betroffen communicatiemiddelen, de personen die het aangaat, en de vastgestelde bewaarperiode;

32. is van mening dat om de grondrechten te beschermen in de wet inzake digitale diensten regels moeten worden ingevoerd om te garanderen dat de voorwaarden van de aanbieders van digitale diensten helder, transparant en billijk zijn, en op een voor gebruikers eenvoudige en toegankelijke manier worden aangeboden; betreurt het dat de voorwaarden van sommige inhoudplatforms wetshandhavers dwingen persoonlijke accounts te gebruiken om bepaalde klachten te onderzoeken, hetgeen een bedreiging vormt voor zowel de onderzoeken in kwestie als voor hun persoonlijke veiligheid, en dringt aan op doeltreffender coördinatie tussen de lidstaten wat betreft de follow-up van wetshandhaving ten aanzien van meldingen van illegale inhoud; herinnert eraan dat verwijderingsbevelen van onafhankelijke bevoegde autoriteiten altijd gebaseerd moeten zijn op wetgeving en niet op de voorwaarden van de aanbieders van diensten;

33. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat gebruikers toegang hebben tot gevarieerde en kwalitatief hoogwaardige inhoud online, als middel om te garanderen dat burgers adequaat worden geïnformeerd; is van oordeel dat de wet inzake digitale diensten ervoor moet zorgen dat kwalitatief hoogwaardige media-inhoud gemakkelijk toegankelijk is en gemakkelijk kan worden gevonden op platforms van derde partijen, en ook dat inhoud wordt verwijderd in overeenstemming met de mensenrechtennormen en dat deze verwijderingen worden beperkt tot inhoud waarbij geen twijfel bestaat over het illegale karakter ervan of die door een onafhankelijke bevoegde autoriteit als illegaal is aangemerkt; beklemtoont dat legale inhoud nooit moet worden verwijderd of aan blockingverplichtingen moet worden onderworpen;

34. is voorstander van meer dialoog tussen de lidstaten, de bevoegde autoriteiten en de relevante belanghebbenden om zachtewetgevingsbenaderingen te ontwikkelen, te beoordelen en te verbeteren, zoals de EU-praktijkcode betreffende desinformatie, met als doel illegale inhoud, inclusief desinformatie, aan te pakken; verwacht van de Commissie dat zij, in een apart instrument bij de wet inzake digitale diensten, richtsnoeren formuleert met betrekking tot regels inzake grotere transparantie omtrent inhoudmoderatie en reclamebeleid, teneinde te bewerkstelligen dat het verwijderen en blokkeren van legale inhoud op basis van de voorwaarden tot het absolute minimum wordt beperkt; verzoekt de Commissie verder een kader vast te stellen dat de platforms verbiedt een tweede laag van controle uit te oefenen over inhoud die wordt verstrekt onder verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten en waarvoor specifieke normen en toezicht gelden;

35. benadrukt verder dat de gebruikers grotere keuze en controle moet worden geboden wat betreft de inhoud die zij te zien krijgen, waaronder meer opties aangaande de hun aangeboden ranking van inhoud en de mogelijkheid van een “opt-out” van inhoudsmoderatie; is de vaste mening toegedaan dat het ontwerp en de prestaties van aanbevelingssystemen klantvriendelijk en volledig transparant moeten zijn;

36. is van mening dat verantwoordingsplicht, zowel in de particuliere als de publieke sector, en op bewijzen stoelende beleidsvorming robuuste gegevens over de hoeveelheid illegale activiteiten en de aanpak ervan, alsook over de verwijdering van illegale inhoud online, behoeven, evenals robuuste gegevens over de algoritmen die onlineplatforms gebruiken voor contentcuratie;

37. vindt in dit verband dat voor de platforms een verplichting zou moeten gelden om jaarlijks alomvattend en consistent openbaar verslag uit te brengen, proportioneel met hun reikwijdte en operationele capaciteiten, meer in het bijzonder over hun procedures voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van informatie over de genomen maatregelen tegen illegale activiteiten online en gestandaardiseerde gegevens over de hoeveelheid verwijderde inhoud en de onderliggende juridische redenen en grondslagen, het soort ontvangen verwijderingsverzoeken en de onderbouwing ervan, het aantal geweigerde verzoeken en de redenen voor die weigeringen; benadrukt dat dergelijke verslagen, die maatregelen beslaan die in een specifiek jaar genomen zijn, vóór het einde van het eerste kwartaal van het volgende jaar moeten worden ingediend;

38. vindt daarnaast dat een verplichting om jaarlijks openbaar verslag uit te brengen ook voor de nationale autoriteiten zou moeten gelden, en dat in deze verslagen gestandaardiseerde gegevens moeten worden opgenomen over het aantal verwijderingsverzoeken en hun rechtsgrond, het aantal verwijderingsverzoeken naar aanleiding waarvan beroep is gedaan op administratieve of rechtsmiddelen, de uitkomsten van deze procedures (met vermelding van de uitkomsten die inhoud of activiteiten specificeren die ten onrechte als illegaal waren aangemerkt), en over het totale aantal besluiten op grond waarvan sancties zijn opgelegd, met inbegrip van een beschrijving van het soort sanctie dat werd opgelegd;

39. maakt zich zorgen over de versnippering van en het bewezen gebrek aan financiële en personele middelen bij de toezichthoudende instanties; dringt aan op meer samenwerking tussen de lidstaten op het vlak van gereglementeerd toezicht op digitale diensten;

40. is van oordeel dat, om voor een passende handhaving van de wet inzake digitale diensten te zorgen, het toezicht op de naleving van procedures, procedurele waarborgen en de transparantieverplichtingen als bedoeld in de voornoemde wet, binnen de digitale eengemaakte markt geharmoniseerd moeten worden; steunt in dit verband robuuste en stelselmatige handhaving door een onafhankelijke EU-structuur voor toezicht die bevoegd is om boetes op te leggen op basis van een beoordeling van een duidelijk afgebakende set factoren, zoals proportionaliteit, technische en organisatorische maatregelen, en nalatigheid; is van oordeel dat dit de mogelijkheid moet omvatten om boetes te baseren op een percentage van de jaarlijkse wereldwijde omzet van het bedrijf;

41. beklemtoont dat het interne beleid en de algoritmen van de aanbieders van digitale diensten getoetst moeten worden aan de wetgeving van de Unie, en in het bijzonder aan de inachtneming van de grondrechten van de gebruikers van de diensten, rekening houdend met het belang van non-discriminatie en de vrijheid van meningsuiting en van informatie in een open en democratische samenleving, waarbij geen commercieel gevoelige informatie openbaar mag worden gemaakt; acht het van groot belang dat, in het geval van klachten of op initiatief van de toezichthoudende instanties, beoordeeld wordt of en op welke wijze de aanbieders van digitale diensten bijdragen aan de verspreiding van inhoud, bijvoorbeeld via aanbevelingsmachines en optimaliseringsfuncties zoals automatische aanvulling en trends;

42. vindt dat de door de platforms en de nationale bevoegde autoriteiten opgestelde transparantieverslagen openbaar moeten worden gemaakt en geanalyseerd moeten worden op structurele trends op de gebieden verwijdering, detectie en blocking op het niveau van de EU;

43. onderstreept dat het belangrijk is de gebruikers in staat te stellen hun grondrechten online af te dwingen, waaronder middels laagdrempelige, onpartijdige, transparante, efficiënte en kosteloze klachtenprocedures, mechanismen voor het melden van illegale inhoud en crimineel gedrag van individuen en bedrijven, rechtsmiddelen, voorlichting over en bewustmaking van gegevensbeschermingskwesties en de veiligheid van kinderen in de online-omgeving;

44. is van mening dat het in het verleden aantoonbaar heeft gewerkt om innovatieve bedrijfsmodellen een kans op succes te bieden en de digitale eengemaakte markt te versterken door de belemmeringen voor het vrije verkeer van digitale diensten uit de weg te nemen en door de invoering van nieuwe, ongerechtvaardigde nationale belemmeringen te verhinderen, en meent dat een voortzetting van deze aanpak de versnippering van de interne markt zal verminderen; is verder van mening dat de wet inzake digitale diensten mogelijkheden kan bieden om de kennis en vaardigheden van de burgers op het gebied van digitalisering te vergroten en tegelijkertijd een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, onder meer door de onlineveiligheid te garanderen;

45. benadrukt dat overeengekomen normen inzake essentiële veiligheid in de cyberspace onontbeerlijk zijn als we willen dat digitale diensten optimaal door burgers kunnen worden benut; merkt daarom op dat de lidstaten per ommegaande onderling afgestemde actie moeten ondernemen om elementaire cyberhygiëne te garanderen en vermijdbare gevaren in cyberspace te voorkomen, onder meer door middel van wetgevingsmaatregelen;

46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Sinds de vaststelling van de richtlijn elektronische handel 20 jaar geleden zijn de impact van digitale diensten op ons dagelijks leven en de hoeveelheid door gebruikers gegenereerde inhoud enorm toegenomen. Hoewel de richtlijn het fundament heeft gevormd voor de groei van de digitale diensten in de Unie maken de massa’s illegale inhoud online en het gebrek aan daadwerkelijke transparantie over de wijze waarop de aanbieders van digitale diensten daarmee omgaan duidelijk dat de tekst aan herziening toe is.

De benadering van vrijwillige samenwerking en zelfregulering is met enig succes uitgeprobeerd, maar we weten inmiddels dat deze aanpak alléén niet volstaat, hetgeen blijkt uit het toenemende aantal lidstaten dat nationale wetgeving ontwikkelt voor het bestrijden van illegale inhoud omdat ze van oordeel zijn dat het bestaande kader in onvoldoende mate iets doet aan bezorgdheid in de samenleving.

Rapporteur verwelkomt dan ook het voornemen van de Commissie om een voorstel te presenteren voor een nieuwe wet digitale diensten. Met dit verslag wordt beoogd input te leveren aangaande de elementen die vanuit het standpunt van de grondrechten en van gegevensbescherming in de nieuwe wet digitale diensten moeten worden opgenomen.

Rapporteur is in dit verband van oordeel dat de beginselen van eerbiediging van de grondrechten en van gegevensbescherming ons dwingen illegale inhoud online net zo streng aan te pakken als offline-inhoud, onder vermijding van een onevenredige inperking van de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid van meningsuiting dekt niet in elke lidstaat hetzelfde, en behoeft in veel gevallen een genuanceerde contextualisering. Het is onvermijdelijk dat bij deze verantwoordelijkheid ook het interpreteren van de wet hoort, iets dat evenwel niet aan particuliere bedrijven moet worden overgelaten. In de wetenschap dat overheden niet elk afzonderlijk inhoudselement tegen het licht kunnen houden, moet teruggegrepen worden op een benadering van betekenisvolle gedeelde reglementering.

Rapporteur is van oordeel dat de nieuwe wet digitale diensten de bestaande Uniewetgeving, waaronder de algemene verordening gegevensbescherming en de richtlijn privacy en elektronische communicatie, als uitgangspunt moet nemen en volledig moet respecteren. Wat de bestaande regels van de richtlijn elektronische handel betreft, beveelt rapporteur aan het verbod op een algemene monitoringverplichting te handhaven, in combinatie met een regime van beperkte aansprakelijkheid voor inhoud, en de internemarktclausule, teneinde overijverigheid en onnodige regelgevingsdruk te vermijden. Om de aanpak van illegale inhoud doeltreffender te maken, moeten voor de aanbieders van digitale diensten wettelijke verplichtingen worden ingevoerd aangaande betekenisvolle transparantie, geharmoniseerde procedures en procedurele waarborgen, verantwoordingsplicht voor inhoudsmoderatie, alsook aangaande proactieve maatregelen om te bewerkstelligen dat illegale inhoud van hun diensten worden geweerd. Er moet een onafhankelijk EU-orgaan in het leven worden geroepen voor het uitoefenen van toezicht op de procedurele inspanningen van de aanbieders van digitale diensten, het analyseren van de vraag of de algoritmes die zij gebruiken illegale inhoud er in voldoende mate uitfilteren, het in voorkomend geval opleggen van evenredige sancties, en het bieden van een gestructureerde analyse van de gevallen waarin illegale inhoud wordt verwijderd op het niveau van de Unie.

Illegale inhoud moet niet alleen worden verwijderd, maar ook door politie en justitie worden vervolgd. Rapporteur roept in dit verband op tot betere samenwerking tussen de aanbieders van digitale diensten en de bevoegde autoriteiten overal in de Unie.


 

 

 

ADVIES VAN DE COMMISSIE INTERNE MARKT EN CONSUMENTENBESCHERMING (9.7.2020)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake de wet inzake digitale diensten: vragen over de grondrechten

(2020/2022(INI))

Rapporteur voor advies: Adam Bielan

 



SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1. is ingenomen met de toezegging van de Commissie om een geharmoniseerde aanpak in te voeren voor de verplichtingen voor aanbieders van digitale diensten, inclusief onlinetussenpersonen, teneinde versnippering van de interne markt en een incoherente toepassing van de regelgeving te voorkomen; benadrukt dat bij alle nieuwe maatregelen die uit hoofde van de wet inzake digitale diensten worden ingevoerd, rekening moet worden gehouden met de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de werking van de interne markt en de fundamentele rechten en vrijheden van gebruikers in de hele Unie moeten worden geëerbiedigd; verzoekt de Commissie voorts om de “uitvoer” van nationale regelgeving te verhinderen en in plaats daarvan de efficiëntste oplossingen voor te stellen voor de interne markt als geheel, en tegelijkertijd te proberen nieuwe administratieve lasten te vermijden en ervoor te zorgen dat de digitale eengemaakte markt open, eerlijk, veilig en concurrerend blijft voor alle deelnemers;

2. is van mening dat de wet inzake digitale diensten het brede kader van de grondrechten van gebruikers en consumenten binnen de interne markt moet eerbiedigen, inclusief bescherming van de privacy, non-discriminatie en waardigheid, en in geen geval een verzwakking mag inhouden van de vrijheid van meningsuiting; herinnert er voorts aan dat het gebruik van mechanismen voor de verwijdering van inhoud zonder waarborgen van een eerlijke rechtsgang een inbreuk vormt op artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;

3. erkent dat de wetgeving waar nodig moet worden gemoderniseerd om de uitdagingen van zich ontwikkelende technologieën beter te kunnen aanpakken; stelt evenwel dat de in de richtlijn inzake elektronische handel[10] vastgestelde aansprakelijkheidsbepalingen moeten worden gehandhaafd in de wet inzake digitale diensten, met inbegrip van het reeds lang gehanteerde beginsel dat geen algemene monitoringverplichtingen zijn toegestaan, met name ter bescherming van grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en ter handhaving van de vrijheid van dienstverlening; onderstreept dat de bescherming van deze vrijheden belangrijk is om het vertrouwen van consumenten online nog te versterken en hen beter te beschermen, en om de groei van Europese bedrijven en met name kmo’s en micro-ondernemingen te stimuleren;

4. erkent dat onlinetussenpersonen, waaronder kmo’s, micro-ondernemingen en grote spelers, uiteenlopende capaciteiten hebben voor wat inhoudsmoderatie betreft; waarschuwt ervoor dat het overladen van ondernemingen met onevenredige nieuwe verplichtingen de groei van kmo’s verder kan belemmeren en hun de toegang tot de markt kan verhinderen; verzoekt de Commissie bijgevolg om de openheid en competitiviteit van de digitale eengemaakte markt veilig te stellen;

5. herinnert eraan dat de richtlijn inzake elektronische handel het juridische kader is voor online diensten in de interne markt, waarin het beheer van inhoud wordt gereguleerd; benadrukt dat ongerechtvaardigde versnippering van dat kader als gevolg van een herziening van de richtlijn inzake elektronische handel door het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet worden vermeden; merkt op dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten ook een preventief instrument moet omvatten waarmee verplichtingen worden opgelegd aan platforms die een bedreiging vormen voor het gelijke speelveld, met als doel marktfalen en misbruik aan te pakken, de grondrechten van consumenten te beschermen en de vrijheid van dienstverlening te versterken, in het bijzonder voor kmo’s;

6. wijst op de aanzienlijke verschillen tussen digitale diensten, pleit er daarom voor geen uniforme benadering te hanteren, en is van mening dat de Commissie zich, onder meer door middel van de openbare raadpleging die in aanloop naar haar wetgevingsvoorstel over de wet inzake digitale diensten is gelanceerd, moet buigen over het feit dat er verschillende bepalingen nodig kunnen zijn voor verschillende digitale diensten, omstandigheden en situaties;

7. wijst erop dat desinformatie en misleidende of mogelijk schadelijke inhoud niet altijd illegaal is; herhaalt dat de lidstaten niet noodzakelijk dezelfde soorten inhoud als illegaal beschouwen; dringt daarom aan op de totstandbrenging van een duidelijk omschreven, geharmoniseerde en transparante meldings- en actieprocedure binnen het kader van de huidige aansprakelijkheidsbepalingen, waarbij rekening wordt gehouden met wezenlijke verschillen tussen de aanbieders van digitale diensten voor wat de omvang van hun bereik en operationele capaciteiten betreft, teneinde onnodige regeldruk te vermijden; is voorstander van een intensievere dialoog tussen de lidstaten, bevoegde autoriteiten en relevante belanghebbenden om zachte-wetgevingsbenaderingen te ontwikkelen, beoordelen en verbeteren, zoals de EU-brede praktijkcode over desinformatie, met als doel desinformatie en andere soorten schadelijke inhoud aan te pakken;

8. vestigt de aandacht op de toename van misleidende informatie en desinformatie met inhoud die onwaar of misleidend is, en de toename van consumentenoplichting waarbij sprake is van onveilige of vervalste producten; benadrukt dat in de wet inzake digitale diensten een onderscheid moet worden gemaakt tussen illegale, schadelijke en andere inhoud; is van oordeel dat de wet inzake digitale diensten geen definitie of voorschriften mag omvatten voor schadelijke inhoud;

9. roept op tot de invoering van passende waarborgen, verplichtingen voor een eerlijke procesgang en verweerprocedures om degenen die inhoud bezitten of uploaden in staat te stellen hun rechten adequaat en tijdig te verdedigen, onder meer met menselijke tussenkomst, wanneer zij van een eventuele verwijdering van die inhoud in kennis worden gesteld; onderstreept zijn standpunt dat het onaanvaardbaar is om de verantwoordelijkheid voor het stellen van grenzen aan de vrijheid van meningsuiting over te laten aan privébedrijven, en dat dit risico’s met zich meebrengt voor zowel individuen als bedrijven; is van mening dat de verwijdering van illegale inhoud indien nodig moet worden gevolgd door rechtshandhaving of rechterlijk toezicht, en dat indien uit een beroeps-of tegenmeldingsprocedure blijkt dat de activiteit of informatie in kwestie niet illegaal is, de onlinetussenpersoon de verwijderde inhoud onverwijld moet herstellen;

10. is van mening dat het in het verleden aantoonbaar heeft gewerkt om innovatieve bedrijfsmodellen een kans op succes te bieden en de digitale eengemaakte markt te versterken door de belemmeringen voor het vrije verkeer van digitale diensten uit de weg te nemen en door de invoering van nieuwe, ongerechtvaardigde nationale belemmeringen te verhinderen, en meent dat een voortzetting van deze aanpak de versnippering van de interne markt zal verminderen; is voorts van mening dat de wet inzake digitale diensten mogelijkheden kan bieden om de kennis en vaardigheden van de bevolking op het gebied van digitalisering te vergroten en tegelijkertijd een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, onder meer door de onlineveiligheid te garanderen;

11. moedigt de Commissie ertoe aan om op basis van de bestaande wetgeving en nieuwe ondersteunende gegevens uit haar openbare raadplegingen en andere bronnen te beoordelen in hoeverre de wet inzake digitale diensten de uitdagingen moet aanpakken die verband houden met algoritmen en andere geautomatiseerde instrumenten, in het bijzonder met betrekking tot de transparantie van dergelijke systemen, of anders om aan te geven welke wetgeving deze kwesties moet aanpakken; benadrukt het belang van ongedifferentieerde toegang tot diverse inhoud en standpunten, en onderstreept dat er geen belemmeringen mogen worden opgericht voor netwerken en de toegang tot netwerken zonder gegronde redenen van juridische aard.


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

7.7.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

41

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alex Agius Saliba, Andrus Ansip, Alessandra Basso, Brando Benifei, Adam Bielan, Hynek Blaško, Biljana Borzan, Vlad-Marius Botoş, Markus Buchheit, Dita Charanzová, Deirdre Clune, David Cormand, Petra De Sutter, Carlo Fidanza, Evelyne Gebhardt, Alexandra Geese, Sandro Gozi, Maria Grapini, Svenja Hahn, Virginie Joron, Eugen Jurzyca, Arba Kokalari, Marcel Kolaja, Kateřina Konečná, Andrey Kovatchev, Jean-Lin Lacapelle, Maria-Manuel Leitão-Marques, Adriana Maldonado López, Antonius Manders, Beata Mazurek, Leszek Miller, Kris Peeters, Anne-Sophie Pelletier, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Tomislav Sokol, Ivan Štefanec, Kim Van Sparrentak, Marion Walsmann, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pascal Arimont, Maria da Graça Carvalho, Edina Tóth, Stéphanie Yon-Courtin

 


 

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

41

+

ECR

Adam Bielan, Carlo Fidanza, Eugen Jurzyca, Beata Mazurek

EPP

Pascal Arimont, Maria da Graça Carvalho, Deirdre Clune, Arba Kokalari, Andrey Kovatchev, Antonius Manders, Kris Peeters, Andreas Schwab, Tomislav Sokol, Ivan Štefanec, Edina Tóth; Marion Walsmann

GREENS/EFA

David Cormand, Petra De Sutter, Alexandra Geese, Marcel Kolaja, Kim Van Sparrentak

ID

Alessandra Basso, Markus Buchheit, Virginie Joron, Jean-Lin Lacapelle

NI

Marco Zullo

RENEW

Andrus Ansip, Vlad-Marius Botoş, Dita Charanzová, Sandro Gozi, Svenja Hahn, Stéphanie Yon-Courtin

S&D

Alex Agius Saliba, Brando Benifei, Biljana Borzan, Evelyne Gebhardt, Maria Grapini, Maria-Manuel Leitão-Marques, Adriana Maldonado López; Leszek Miller, Christel Schaldemose

 

0

-

 

 

 

3

0

EUL/NGL

Kateřina Konečná, Anne-Sophie Pelletier

ID

Hynek Blaško

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

 

 


 

 

ADVIES VAN DE COMMISSIE CULTUUR EN ONDERWIJS (20.7.2020)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake de wet inzake digitale diensten: vragen over de grondrechten

(2020/2022(INI))

Rapporteur voor advies: Petra Kammerevert


PA_NonLeg


 

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1. wijst erop dat de grondrechten een objectief waardensysteem vormen dat ervoor zorgt dat ook niet door middel van privaatrechtelijke overeenkomsten of zakelijke voorwaarden van de fundamentele vrijheden op het gebied van communicatie zoals het recht op privacy van communicatie, vrijheid en pluriformiteit van meningsuiting, vrijheid van informatie, kunsten, wetenschappen en media, evenals het recht op eigendom en de bescherming daarvan kan worden afgeweken, en dat zij met elkaar in evenwicht moeten worden gebracht;

2. onderstreept dat de Wet inzake digitale diensten volledig in overeenstemming moet zijn met de doelstelling van het waarborgen van de bescherming van de grondrechten en consumentenbescherming, de veiligheid van de gebruiker, de mogelijkheid van anonimiteit online en de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van eigendom; onderstreept dat grondrechten niet slechts defensieve rechten tegenover de staat zijn, maar ook van toepassing zijn op degenen die macht uitoefenen door hun technische infrastructuur en zo hun macht beperken; benadrukt dat de grondrechten derhalve ook verplichtingen moeten opleggen aan degenen die macht uitoefenen door hun technische infrastructuur; benadrukt dat naar behoren rekening moet worden gehouden met de mate waarin sprake is van marktdominantie, een dominante of quasi-monopoliepositie, de mate waarin gebruikers afhankelijk zijn van het aanbod en de getroffen belangen door gebruikers, de machtige actoren zelf en andere derde partijen;

3. benadrukt dat het belangrijk is consumenten en gebruikers te helpen om wat betreft hun eigen gegevens en identiteit meer regie en verantwoordelijkheid te nemen; pleit voor een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens en het vergroten van de transparantie en verantwoordingsplicht van digitale diensten;

4. benadrukt dat inhoud die volgens Unierecht of nationaal recht legaal is en op legale wijze wordt gedeeld, online moet blijven en dat de verwijdering van die inhoud niet mag leiden tot de identificatie van individuele gebruikers, noch tot de verwerking van persoonsgegevens;

5. wijst erop dat het media-ecosysteem lijdt onder de verstorende effecten van onlineplatforms; benadrukt dat overheidsinstanties de verplichting hebben om een rechtskader vast te stellen waardoor de ontwikkeling van onafhankelijke en pluriforme media wordt bevorderd;

6. herinnert aan de verplichting voor onlineplatforms en andere onlinediensten snel in te grijpen om illegale inhoud van hun platforms en diensten te verwijderen en herinnert eraan dat deze verplichte beschermingsmaatregelen worden toegepast binnen een wettelijk kader en aan rechterlijk toezicht worden onderworpen; is van oordeel dat sectorspecifieke regels de ongehinderde toegang tot mediadiensten en inhoud kunnen waarborgen en de vrijheid en het pluralisme van de media kunnen bevorderen;

7. dringt erop aan dat alle maatregelen die invloed kunnen hebben op de grondrechten gebaseerd worden op rechterlijk en regelgevend toezicht, en dat geen overdracht van overheidstaken aan particuliere ondernemingen of individuen plaatsvindt;

8. pleit voor evenwichtige oplossingen wat betreft de verwijdering van inhoud, met samenwerking tussen platforms, regelgevende instanties, rechtenhouders en gebruikers; benadrukt dat het voor platforms in aanvulling op hun eigen doeltreffende en passende waarborgen een prioriteit moet zijn AVG-conforme gegevens over illegale activiteiten te delen met wetshandhavingsautoriteiten;

9. pleit voor transparantie in de procedures die sociale platforms toepassen voor het verwijderen van inhoud, en voor het voorkomen van de verwijdering van inhoud die niet illegaal is; pleit voor duidelijke regels voor grote sociale platforms die hen ertoe verplichten aangemerkte inhoud te controleren en de uploaders te antwoorden met een met redenen omkleed besluit als hun inhoud geblokkeerd is; pleit derhalve voor efficiënte klachten- en verhaalmechanismen voor door mensen aangestuurde gebruikers, terwijl tegelijkertijd misbruik van dergelijke mechanismen wordt voorkomen;

10. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat aanbieders van platforms transparantieverslagen ter beschikking stellen die informatie bevatten over het aantal gevallen waarin inhoud verkeerdelijk als illegaal of als illegaal gedeeld is aangemerkt, en dat de bevoegde autoriteiten informatie ter beschikking stellen over het aantal gevallen waarin een verwijdering heeft geleid tot een onderzoek en de vervolging van misdrijven;

11. wijst erop dat sommige schadelijke inhoud of gedeeltelijk juiste informatie niet noodzakelijkerwijs illegaal is; merkt op dat automatische filterinstrumenten kunnen leiden tot het uitfilteren van legale inhoud; acht het noodzakelijk te waarborgen dat de eigenaars van inhoud hun rechten adequaat kunnen verdedigen wanneer hun inhoud is verwijderd;

12. benadrukt dat de monitoring die onlineplatforms en andere diensten toepassen op hun inhoud moet voldoen aan strenge en transparante normen die bekend zijn bij de gebruikers en een effectief recht op beroep tegen beslissingen moet omvatten, ten eerste bij het onlineplatform of de dienst, maar ook bij een overheidsinstantie;

13. stelt voor bijzondere aandacht te schenken aan de bescherming van kinderen en jongeren en deze bescherming ook op het gebied van gegevensbescherming te garanderen en verzoekt dat onlinediensten met het oog op de bescherming van kinderen en jongeren uit hoofde van het recht inzake gegevensbescherming aan de grootste beperkingen worden onderworpen;

14. wijst erop dat zachte coördinatie-, ondersteunende of aanvullende maatregelen zoals gedragscodes of zelf- en coregulering effectieve reguleringsinstrumenten kunnen zijn, voor zover overheidsdiensten toezien op de werking ervan en wettelijk is bepaald dat regelgeving door de overheid plaatsvindt indien is aangetoond dat de maatregelen niet werken, aangezien met deze maatregelen vaak snel kan worden gereageerd op veranderende omstandigheden, ook met betrokkenheid van niet-EU-deelnemers;

15. wijst erop dat rechtshandhaving, ook in grensoverschrijdende gevallen, in beginsel de verantwoordelijkheid is van de nationale regelgevende instanties en niet zonder duidelijke reden naar het Europese niveau mag worden overgedragen; is voorts van oordeel dat het beginsel van het land van oorsprong wordt versterkt wanneer de nationale regelgevende instanties beschikken over doeltreffende instrument voor rechtshandhaving en efficiënte procedures voor grensoverschrijdende samenwerking; benadrukt dat dit op Europees niveau gepaard moet gaan met vlotte en efficiënte geschillenbeslechtingsprocedures die voor duurzame rechtsvrede zorgen;

16. eist dat de in de EU ontwikkelde en gebruikte diensten een doeltreffende en omvattende bescherming van de persoonlijke levenssfeer en gegevens waarborgen en benadrukt dat het hoogst mogelijke niveau van vrijheid van meningsuiting en informatie, bescherming van intellectuele eigendom en privacy van de communicatie, de bevordering van meningen, culturele verscheidenheid en netneutraliteit in een veilige digitale omgeving een niet te onderschatten voordeel vormen in de mondiale concurrentie; verzoekt de Commissie de ontwikkeling van deze diensten systematisch gerichter te bevorderen door middel van duidelijke en efficiënte oplossingen die passend zijn voor het digitale tijdperk;

17. pleit ervoor de Europese waarden hoog te houden en de verscheidenheid van meningen, netneutraliteit, de vrijheid van meningsuiting, de bescherming van eigendom en de toegang tot informatie, de pluriformiteit van de media en de culturele en taalkundige verscheidenheid te bevorderen; pleit voor duidelijke en, voor zover mogelijk, uniform toepasselijke regels inzake platformaansprakelijkheid, illegale of schadelijke inhoud, verantwoordingsplicht bij het gebruik van algoritmen, transparante reclame en de strijd tegen schadelijke inhoud, haatzaaiende uitlatingen en desinformatie en de verspreiding daarvan via nepaccounts of door een bot beheerde accounts, teneinde de fundamentele rechten en vrijheden te behouden;

18. benadrukt dat alle nieuwe verplichtingen voor platforms evenredig moeten zijn aan hun marktaandeel en financiële capaciteit, zodat eerlijke mededinging wordt bevorderd en innovatie wordt ondersteund; is van oordeel dat een dergelijke benadering zou bijdragen tot het versterken van de pluriformiteit van de media en informatie en de culturele en taalkundige verscheidenheid;

19. dringt erop aan dat sectorale regelgeving, die ertoe dient overkoepelende maatschappelijke doelstellingen te verwezenlijken en deze voor bepaalde sectoren concreet te maken, zoals Richtlijn (EU) 2018/1808, de richtlijn audiovisuele mediadiensten, of Richtlijn (EU) 2019/790, de richtlijn inzake auteursrechten, voorrang krijgt boven algemene voorschriften, teneinde de rechten van de rechtenhouders in de digitale omgeving te waarborgen;

20. benadrukt dat iedere bepaling over het modereren van inhoud voor dienstenaanbieders de vrijheid van meningsuiting moet eerbiedigen, die volgens artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie het “de vrijheid [omvat] een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen”, en benadrukt dat de toegang tot zeer uiteenlopende meningen bijdraagt tot de ontwikkeling van open en democratische samenlevingen, zelfs als die standpunten controversieel of onverkwikkelijk zijn;

21. benadrukt dat burgers meer zeggenschap moeten krijgen over hoe hun persoonsgegevens online worden beheerd en beschermd en er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat er een grotere verantwoordelijkheid komt te rusten op ondernemingen wat betreft hun praktijken voor gegevensbescherming;

22. verzoekt de Commissie en de lidstaten samenwerking tussen de publieke en de private sector en de academische wereld te stimuleren, ter bevordering van kennisdeling, het bevorderen van onderwijs en opleiding met betrekking tot veiligheid, gegevensprivacy, ethische implicaties en de eerbiediging van de mensenrechten in verband met het gebruik van digitale technologie, robotica en kunstmatige intelligentie (KI);

23. is van mening dat de platformaansprakelijkheid moet worden afgestemd op de omvang van de aanbieder en dat er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt wat betreft de mate waarin platforms optreden ten aanzien van de inhoud, op basis van duidelijke en verifieerbare criteria en aspecten, zoals redactionele functies, feitelijke kennis en een bepaalde mate van controle; is voorts van mening dat elk systeem dat wordt voorgesteld, vergezeld moet gaan van solide waarborgen voor de grondrechten en adequaat, onafhankelijk en onpartijdig overheidstoezicht;

24. benadrukt dat het aanpakken en analyseren van de mogelijke risico’s voor democratische waarden, de rechtsstaat en de grondrechten de hoogste prioriteit moet hebben, ongeacht de maatschappelijke voordelen die nieuwe technologieën, digitale diensten en gegevensgestuurde technologieën, waaronder KI, bieden.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

13.7.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

28

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Asim Ademov, Christine Anderson, Andrea Bocskor, Vlad-Marius Botoş, Ilana Cicurel, Gilbert Collard, Gianantonio Da Re, Laurence Farreng, Tomasz Frankowski, Romeo Franz, Alexis Georgoulis, Hannes Heide, Irena Joveva, Petra Kammerevert, Niyazi Kizilyürek, Predrag Fred Matić, Dace Melbārde, Victor Negrescu, Niklas Nienaß, Peter Pollák, Marcos Ros Sempere, Domènec Ruiz Devesa, Andrey Slabakov, Massimiliano Smeriglio, Michaela Šojdrová, Sabine Verheyen, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Isabel Benjumea Benjumea, Marcel Kolaja

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 209, lid 7)

Angel Dzhambazki

 


 

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

28

+

PPE

Asim Ademov, Isabel Benjumea Benjumea, Andrea Bocskor, Tomasz Frankowski, Peter Pollák, Michaela Šojdrová, Sabine Verheyen, Milan Zver

S&D

Hannes Heide, Petra Kammerevert, Predrag Fred Matić, Victor Negrescu, Marcos Ros Sempere, Domènec Ruiz Devesa, Massimiliano Smeriglio

RENEW

Vlad-Marius Botoş, Ilana Cicurel, Laurence Farreng, Irena Joveva

ID

Gilbert Collard

VERTS/ALE

Romeo Franz, Marcel Kolaja, Niklas Nienaß

ECR

Angel Dzhambazki, Dace Melbārde, Andrey Slabakov

GUE/NGL

Alexis Georgoulis, Niyazi Kizilyürek

 

0

-

 

 

 

2

0

ID

Christine Anderson, Gianantonio Da Re

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthoudingen

 


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.9.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

50

6

11

Bij de eindstemming aanwezige leden

Magdalena Adamowicz, Malik Azmani, Katarina Barley, Pernando Barrena Arza, Pietro Bartolo, Nicolas Bay, Vladimír Bilčík, Vasile Blaga, Ioan-Rareş Bogdan, Patrick Breyer, Saskia Bricmont, Joachim Stanisław Brudziński, Jorge Buxadé Villalba, Damien Carême, Anna Júlia Donáth, Lena Düpont, Cornelia Ernst, Nicolaus Fest, Jean-Paul Garraud, Maria Grapini, Sylvie Guillaume, Andrzej Halicki, Balázs Hidvéghi, Evin Incir, Sophia in ‘t Veld, Lívia Járóka, Marina Kaljurand, Assita Kanko, Fabienne Keller, Peter Kofod, Moritz Körner, Alice Kuhnke, Jeroen Lenaers, Juan Fernando López Aguilar, Nuno Melo, Roberta Metsola, Nadine Morano, Javier Moreno Sánchez, Maite Pagazaurtundúa, Nicola Procaccini, Paulo Rangel, Diana Riba i Giner, Ralf Seekatz, Michal Šimečka, Birgit Sippel, Sylwia Spurek, Tineke Strik, Ramona Strugariu, Annalisa Tardino, Tomas Tobé, Dragoş Tudorache, Milan Uhrík, Tom Vandendriessche, Bettina Vollath, Jadwiga Wiśniewska, Elena Yoncheva

Bij de eindstemming aanwezig vaste plaatsvervangers

Delara Burkhardt, Gwendoline Delbos-Corfield, Kostas Papadakis, Kris Peeters, Anne-Sophie Pelletier, Sira Rego, Rob Rooken, Paul Tang, Tomáš Zdechovský

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 209, lid 7)

Isabel Benjumea Benjumea

 


 

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

50

+

PPE

Magdalena Adamowicz, Isabel Benjumea Benjumea, Vladimír Bilčík, Vasile Blaga, Ioan-Rareş Bogdan, Lena Düpont, Andrzej Halicki, Balázs Hidvéghi, Lívia Járóka, Jeroen Lenaers, Nuno Melo, Roberta Metsola, Nadine Morano, Kris Peeters, Paulo Rangel, Ralf Seekatz, Tomas Tobé, Tomáš Zdechovský

S&D

Katarina Barley, Pietro Bartolo, Delara Burkhardt, Maria Grapini, Sylvie Guillaume, Evin Incir, Marina Kaljurand, Juan Fernando López Aguilar, Javier Moreno Sánchez, Birgit Sippel, Sylwia Spurek, Paul Tang, Bettina Vollath, Elena Yoncheva

RENEW

Malik Azmani, Anna Júlia Donáth, Sophia in 't Veld, Fabienne Keller, Moritz Körner, Maite Pagazaurtundúa, Michal Šimečka, Ramona Strugariu, Dragoş Tudorache

ID

Peter Kofod

ECR

Joachim Stanisław Brudziński, Assita Kanko, Jadwiga Wiśniewska

EUL/NGL

Pernando Barrena Arza, Cornelia Ernst, Anne-Sophie Pelletier, Sira Rego

NI

Laura Ferrara

 

6

-

ID

Nicolas Bay, Jean-Paul Garraud, Tom Vandendriessche

ECR

Rob Rooken

NI

Kostas Papadakis, Milan Uhrík

 

11

0

ID

Nicolaus Fest, Annalisa Tardino

VERTS/ALE

Patrick Breyer, Saskia Bricmont, Damien Carême, Gwendoline Delbos-Corfield, Alice Kuhnke, Diana Riba i Giner, Tineke Strik

ECR

Jorge Buxadé Villalba, Nicola Procaccini

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

 

 

Laatst bijgewerkt op: 19 oktober 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid