VERSLAG over het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de eurozone 2020

8.10.2020 - (2020/2079(INI))

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Rapporteur: Klára Dobrev


Procedure : 2020/2079(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0183/2020
Ingediende teksten :
A9-0183/2020
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de eurozone 2020

(2020/2079(INI))

Het Europees Parlement,

 gezien de artikelen 2, 3 en 5 en artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

 gezien de artikelen 4, 6, 9, 145, 148, 149, 151, 152, 153, 154, 155, 156, 158, 165, 166, 168, 174 en 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

 gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven[1],

 gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name titel IV (solidariteit), en Richtlijn 2000/43/EG (de richtlijn rassengelijkheid),

 gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD),

 gezien de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s), met name de doelstellingen 1, 3, 4, 5, 8, 10 en 13,

 gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak[2],

 gezien Verordening (EU) 2020/559 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014 wat de invoering van specifieke maatregelen voor de aanpak van de COVID‐19-uitbraak betreft[3],

 gezien de mededeling van de Commissie van 2 april 2020, getiteld “Coronavirus: EU-respons - Alles in het werk stellen om elke beschikbare euro te gebruiken om levens te redden en het levensonderhoud van burgers te beschermen” (COM(2020)0143),

 gezien Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons)[4],

 gezien de mededeling van de Commissie van 13 maart 2020, getiteld “Gecoördineerde economische respons op de uitbraak van COVID-19” (COM(2020)0112),

 gezien het in 2020 gepubliceerde technische verslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek met als titel “The COVID confinement measures and EU labour markets” (de lockdownmaatregelen in verband met COVID en de arbeidsmarkten van de EU) en, meer bepaald, de analyse die daarin wordt gemaakt van de recentste beschikbare bewijzen van telewerkpatronen in de Europese Unie,

 gezien de mededeling van de Commissie van 12 juni 2019, getiteld “Verdieping van Europa’s economische en monetaire unie: een balans vier jaar na het verslag van de vijf voorzitters - Bijdrage van de Europese Commissie aan de Eurotop op 21 juni 2019” (COM(2019)0279),

 gezien het verslag van de vijf voorzitters van 22 juni 2015, getiteld “De voltooiing van Europa’s Economische en Monetaire Unie”,

 gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020, getiteld “Europees Semester 2020: landspecifieke aanbevelingen” (COM(2020)0500),

 gezien de mededeling van de Commissie over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact (COM(2020)0123) en het desbetreffende besluit van de Raad van 23 maart 2020,

 gezien het voorstel van de Commissie van 26 februari 2020 voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2020)0070),

 gezien het voorstel van de Commissie van 22 november 2017 voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2017)0677), en het standpunt van het Europees Parlement van 19 april 2018 hierover[5],

 gezien Besluit (EU) 2019/1181 van de Raad van 8 juli 2019 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten[6],

 gezien de mededeling van de Commissie van 17 december 2019 over de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020 (COM(2019)0650),

 gezien het voorstel voor een gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de Commissie en de Raad van 17 december 2019 bij de mededeling van de Commissie over de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020 (COM(2019)0653),

 gezien de aanbeveling van de Commissie van 17 december 2019 voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (COM(2019)0652),

 gezien het verslag van de Commissie van 17 december 2019, getiteld “Waarschuwingsmechanismeverslag 2020” (COM(2019)0651),

 gezien de mededeling van de Commissie van 20 november 2019 betreffende de ontwerpbegrotingsplannen 2020: algemene beoordeling (COM(2019)0900),

 gezien de politieke beleidslijnen voor de Europese Commissie 2019-2024, getiteld “Een Unie die de lat hoger legt - Mijn agenda voor Europa”, die Commissievoorzitter Ursula von der Leyen heeft gepresenteerd,

 gezien de aankondiging van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in “Een Unie die de lat hoger legt - Mijn agenda voor Europa – Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie 2019-2024”: “Om alle kinderen in nood te helpen, zal ik de Europese kindergarantie instellen, overeenkomstig het idee dat werd geopperd door het Europees Parlement”,

 gezien de mededeling van de Commissie van 26 april 2017 inzake de oprichting van een Europese pijler van sociale rechten (COM(2017)0250), en met name beginsel 11, sterkere bevordering van kinderrechten,

 gezien de conclusies van de Europese Raad van 8 juni 2020 over demografische uitdagingen – te volgen koers[7],

 gezien de conclusies van de Raad van 20 juni 2011 over de combinatie van werk en gezin in de context van demografische veranderingen (11841/11),

 gezien de mededeling van de Commissie van 26 april 2017, getiteld “Een initiatief om het evenwicht tussen werk en privéleven voor werkende ouders en mantelzorgers te ondersteunen” (COM(2017)0252),

 gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad[8],

 gezien het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad van 13 maart 2018 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen (COM(2018)0132),

 gezien het sociale investeringspact van de Commissie van 2013, dat nader is uitgewerkt in haar mededeling, getiteld “Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020” (COM(2013)0083),

 gezien de mededeling van de Commissie van 5 april 2011, getiteld “Een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020” (COM(2011)0173) en de uitvoerings- en evaluatieverslagen ervan,

 gezien de aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten[9],

 gezien Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad[10],

 gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 26 april 2017 getiteld “Taking stock of the 2013 Recommendation on Investing in children: breaking the cycle of disadvantage”(SWD(2017)0258),

 gezien het Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019 van de Commissie en het Europees pact voor gendergelijkheid 2011-2020 en de conclusies van de Raad van 7 maart 2011[11], en de mededeling van de Commissie van 5 maart 2020, getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025”(COM(2020)0152),

 gezien het verslag van de Commissie van 29 mei 2013, getiteld “Doelstellingen van Barcelona – Ontwikkeling van opvangdiensten voor jonge kinderen in Europa met het oog op een duurzame en inclusieve groei” (COM(2013)0322),

 gezien de Barcelona-kinderopvangdoelstellingen van 2002 om in 2010 voor minimaal 90 % van de kinderen tussen de drie jaar en de leerplichtige leeftijd en voor minstens 33 % van de kinderen onder de drie jaar voor kinderopvang te zorgen,

 gezien de mededeling van de Commissie van 4 oktober 2016, getiteld “Drie jaar jongerengarantie en jongerenwerkgelegenheidsinitiatief” (COM(2016)0646),

 gezien de mededeling van de Commissie van 14 september 2016, getiteld “Stimuleren van Europese investeringen voor banen en groei: naar een tweede fase van het Europees Fonds voor strategische investeringen en een nieuw Europees extern investeringsplan” (COM(2016)0581),

 gezien de mededeling van de Commissie van 10 juni 2016, getiteld “Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa - Samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen” (COM(2016)0381),

 gezien de mededeling van de Commissie van 1 juli 2020, getiteld “Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht” (COM(2020)0274),

 gezien de mededeling van de Commissie van 2 juni 2016, getiteld “Een Europese agenda voor de deeleconomie” (COM(2016)0356),

 gezien het pakket circulaire economie (Richtlijnen (EU) 2018/849[12], (EU) 2018/850[13], (EU) 2018/851[14] en (EU) 2018/852[15]),

 gezien de mededeling van de Commissie van 1 juni 2016, getiteld “Europa investeert weer – Balans van het investeringsplan voor Europa en volgende stappen” (COM(2016)0359),

 gezien het witboek van de Commissie van 16 februari 2012, getiteld “Een agenda voor adequate, veilige en duurzame pensioenen” (COM(2012)0055),

 gezien de mededeling van de Commissie van 20 oktober 2010, getiteld “Solidariteit in de gezondheidszorg: verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU” (COM(2009)0567),

 gezien de conclusies van de Raad van 7 december 2015 over de bevordering van de sociale economie als belangrijkste motor van economische en sociale ontwikkeling in Europa (15071/15),

 gezien zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de eurozone[16],

 gezien zijn resolutie van 13 maart 2019 over het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid: sociale en werkgelegenheidsaspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2019[17],

 gezien zijn resolutie van 11 december 2018 over onderwijs in het digitale tijdperk: uitdagingen, kansen en lessen voor de ontwikkeling van EU-beleid[18],

 gezien zijn resolutie van 11 september 2018 over trajecten voor de re-integratie van werknemers die herstellen van letsel of ziekte in een hoogwaardige baan[19],

 gezien zijn resolutie van 16 november 2017 over de bestrijding van ongelijkheid als hefboom om het scheppen van banen en groei te stimuleren[20],

 gezien zijn resolutie van 24 oktober 2017 over beleid ter garantie van een minimuminkomen als instrument om de armoede te bestrijden[21],

 gezien zijn resolutie van 14 september 2017 over een nieuwe vaardighedenagenda voor Europa[22],

 gezien zijn resolutie van 19 januari 2017 over een Europese pijler van sociale rechten[23],

 gezien zijn resolutie van 26 mei 2016 over armoede: een genderperspectief[24],

 gezien zijn standpunt van 2 februari 2016 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk[25],

 gezien zijn resolutie van 25 november 2015 over het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020[26],

 gezien het initiatief van de OESO en de Europese Commissie over “State of Health in the EU” en het daarmee verband houdende rapport “Health at a glance: Europe 2018”,

 gezien het verslag van de Commissie van 26 april 2018, getiteld “Pension Adequacy Report: Current and future income adequacy in old age in the EU” (verslag over de toereikendheid van de pensioenen: huidige en toekomstige toereikendheid van het inkomen van ouderen in de EU),

 gezien het verslag van de Commissie van 28 mei 2018, getiteld “The 2018 Ageing Report: Economic and Budgetary Projections for the EU Member States (2016-2070)” (het vergrijzingsverslag 2018 met economische en budgettaire projecties voor de EU-lidstaten (2016-2070)),

 gezien het (herziene) Europees Sociaal Handvest en het Proces van Turijn, dat in 2014 werd gelanceerd met als doel het verdragsysteem van het Europees Sociaal Handvest binnen de Raad van Europa te versterken en het nauwer te laten aansluiten bij het recht van de Europese Unie,

 gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over vermindering van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU[27],

 gezien zijn resolutie van 10 juli 2020 over de EU-strategie voor volksgezondheid na COVID-19[28],

 gezien de slotopmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap van september 2015 over het initiële verslag van de Europese Unie aan het Comité van juni 2014,

 gezien Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (de richtlijn gelijke behandeling)[29], en artikel 141 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (1992) betreffende het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid,

 gezien het verslag van de Commissie over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen 2014,

 gezien de EU-strategie voor jongeren 2019-2027, die is gebaseerd op de resolutie van de Raad van 26 november 2018, en de doelstelling van Europa 2020 inzake het terugdringen van het aantal vroegtijdige school- en opleidingsverlaters tot minder dan 10 %,

 gezien het eindrapport van de Commissie van maart 2020 over een haalbaarheidsstudie voor een kindergarantie,

 gezien speciaal verslag nr. 5/2017 van de Europese Rekenkamer van april 2017, getiteld “Jeugdwerkloosheid – heeft het EU-beleid een verschil gemaakt? Een evaluatie van de jongerengarantie en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief”,

 gezien de mededeling van de Commissie van 1 juli 2020, getiteld “Ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren: een brug naar banen voor de volgende generatie” COM(2020)0276),

 gezien Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (de Europese toegankelijkheidswet)[30],

 gezien de tussentijdse economische prognoses van de Commissie van voorjaar 2020,

 gezien het verslag van het Europees Netwerk inzake sociaal beleid van mei 2019, getiteld “In-work poverty in Europe: a study of national policies”,

 gezien de aanbeveling van de Raad van 2018 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen (14582/18),

 gezien Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie[31],

 gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over Europese bescherming van grensoverschrijdende en seizoenarbeiders in het kader van de COVID-19-crisis[32],

 gezien de economische zomerprognose 2020 van de Commissie,

 gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie, getiteld “Identifying Europe’s Recovery Needs” (de herstelnoden van Europa aanwijzen) (SWD(2020) 0098),

 gezien de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied van 18 februari 2020 (6129/20),

 gezien artikel 54 van zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9‑0183/2020),

A. overwegende dat de EU in de diepste economische crisis van haar geschiedenis is terechtgekomen, waarbij de economische activiteit in Europa ongewoon snel is gedaald; overwegende dat volgens de economische zomerprognose 2020 het bbp van de EU in 2020 met ongeveer 8,3 % en dat van de eurozone met 8,7 % zal krimpen;

B. overwegende dat de COVID-19-crisis een symmetrische schok heeft veroorzaakt die alle lidstaten raakt, maar dat de impact van de crisis ongelijk is en dat de meer dan 109 miljoen mensen die reeds vóór de pandemie met armoede werden bedreigd sterker worden getroffen; overwegende dat de crisis de stelsels voor sociale bescherming zwaar op de proef heeft gesteld om de sociale gevolgen van de crisis te verzachten en iedereen fatsoenlijke levensomstandigheden en toegang tot essentiële diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting te verschaffen; overwegende dat de COVID-19-crisis de bestaande ongelijkheden wellicht nog zal doen toenemen en een Europese en gecoördineerde reactie vereist om de sociale en territoriale cohesie te garanderen;

C. overwegende dat de huidige crisis ook het risico met zich brengt dat de regionale en territoriale verschillen tussen en binnen de lidstaten groter worden;

D. overwegende dat effectieve coördinatie van het Europese economische, sociale en gezondheidsbeleid in het kader van het Europees Semester en van de Europese pijler van sociale rechten van cruciaal belang is om de gevolgen van de crisis te verzachten en een economisch innoverend, sociaal rechtvaardig en ecologisch verantwoord herstel te verwezenlijken; overwegende dat een grotere betrokkenheid van het Parlement het democratische toezicht op het Semester versterkt;

E. overwegende dat de Raad op 23 maart 2020 heeft besloten de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact te activeren om de nodige flexibiliteit te bieden voor het treffen van alle noodzakelijke maatregelen ter ondersteuning van de economieën en de gezondheidszorgstelsels; overwegende dat sociale investeringen van essentieel belang zijn om te zorgen voor duurzame ontwikkeling, uitbanning van armoede en een inclusieve samenleving;

F. overwegende dat bepaalde beleidskeuzes en restrictieve investeringen ten gevolge van de financiële en economische crisis betreurenswaardige gevolgen hebben gehad voor het beschermingsniveau van soms ondergefinancierde sociale en gezondheidszorgstelsels, die daardoor de armoede en ongelijkheden niet adequaat konden terugdringen, waardoor de gevolgen van de pandemie in sommige lidstaten nog zijn verergerd;

G. overwegende dat voor een snel herstel beslissende maatregelen en investeringen noodzakelijk zijn die gericht moeten zijn op de verzachting van de economische en sociale gevolgen van de pandemie, die de economische activiteit moeten heropstarten, duurzame ontwikkeling, de groene transitie en de digitalisering moeten bevorderen, die de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties en de doelstellingen van de Green Deal en van de Overeenkomst van Parijs moeten verwezenlijken, en die de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) moeten toepassen om tot effectievere en sterkere welvaartsstaten te komen;

H. overwegende dat lidstaten die van de voorgestelde faciliteit voor herstel en veerkracht willen profiteren, herstel- en veerkrachtplannen moeten opstellen en deze bij hun nationale hervormingsplannen moeten voegen, met inachtneming van de bevindingen van het Europees Semester, evenals nationale energie- en klimaatplannen en plannen voor een rechtvaardige transitie, en dat zij in het kader van het Europees Semester verslag moeten uitbrengen over hun voortgang bij de uitvoering van die plannen; overwegende dat de lidstaten specifieke plannen voor sociale vooruitgang moeten opstellen met duidelijke doelstellingen waarin wordt aangegeven waar sociale investeringen zullen worden gedaan en hoe de beginselen van de EPSR zullen worden toegepast na de goedkeuring van het door de Commissievoorzitter aangekondigde actieplan voor de tenuitvoerlegging van de EPSR;

I. overwegende dat sociaal duurzame hervormingen gebaseerd zijn op solidariteit, integratie, sociale rechtvaardigheid, een eerlijke verdeling van de rijkdom, gendergelijkheid, een openbaar onderwijsstelsel van hoge kwaliteit voor iedereen, hoogwaardige banen en duurzame groei – een model dat zorgt voor gelijkheid en sociale bescherming, dat kwetsbare groepen zeggenschap geeft, inspraak en burgerschap bevordert en de levensstandaard van iedereen verbetert; overwegende dat versterkte stelsels voor sociale bescherming van cruciaal belang zijn om armoede en ongelijkheid te bestrijden en om inclusieve en duurzame groei te ondersteunen;

J. overwegende dat volgens het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, getiteld “Identifying Europe’s recovery needs”, de sociale behoefte die het dringendst moet worden gelenigd de werkloosheid is; overwegende dat de Commissie in dit document de nodige investeringen voor sociale infrastructuur op 192 miljard EUR raamt;

K. overwegende dat het werkloosheidscijfer in de eurozone naar verwachting zal stijgen van 7,5 % in 2019 naar 9,5 % in 2020, met aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten; overwegende dat de werkloosheid ongelijk zal stijgen al naar gelang de sector, het geslacht, de leeftijd en de sociaaleconomische groep; overwegende dat dankzij de nationale stelsels voor gedeeltelijke werkloosheid, loonsubsidies en ondersteuning voor bedrijven, ondersteund met Europese maatregelen, banen kunnen worden behouden en lonen vrijwel kunnen worden gehandhaafd; overwegende dat veel banen op de middellange termijn sterk bedreigd blijven en dat er aanzienlijke inspanningen nodig zullen zijn om de werkloosheid aan te pakken; overwegende dat het Europees werkloosheidsherverzekeringsstelsel dergelijke verschillen in de toekomst zou kunnen beperken door de lidstaten bij te staan de kosten te dekken die rechtstreeks verband houden met het vaststellen of uitbreiden van nationale regelingen voor gedeeltelijke werkloosheid;

L. overwegende dat de arbeidsmarkt in de eurozone in de eerste helft van 2020 een enorme achteruitgang heeft gekend ten gevolge van de COVID-19-pandemie en de maatregelen om deze pandemie in te perken; overwegende dat de daling van de werkgelegenheid van ongeveer 4 % in 2020 een substantiëlere verlaging van het aantal gewerkte uren verbergt aangezien werknemers met regelingen voor werktijdverkorting in feite werkloos zijn maar voor de statistieken nog altijd aan het werk zijn; overwegende dat iemand pas werkloos wordt geacht als die persoon zich beschikbaar moet stellen op de arbeidsmarkt, wat niet overal mogelijk was tijdens een strikte lockdown, en dat veel mensen met slechts een beperkte band met de arbeidsmarkt ook werden ontmoedigd om actief op zoek te gaan naar een baan en daarom niet als werklozen werden beschouwd;

M. overwegende dat de lasten van deze verslechtering van de arbeidsmarkt ongelijk worden gedragen door de verschillende arbeidsmarktcategorieën; overwegende dat werknemers met onzekere arbeidsvoorwaarden en contracten, onder meer contractarbeiders en via uitzendbureaus aangestelde werknemers, als eersten hun baan kwijtraakten; overwegende dat zij vaak niet in staat zijn om hun rechten af te dwingen, dat zij weinig of geen werkzekerheid en sociale bescherming hebben en grotere gezondheids- en veiligheidsrisico’s lopen; overwegende dat het jeugdwerkloosheidspercentage is gestegen en dat ook zelfstandigen enorm hebben geleden onder de algemene lockdown;

N. overwegende dat het in de eerste plaats de lidstaten zijn die verantwoordelijk zijn voor het aanpakken van de jeugdwerkloosheid door een regelgevingskader voor de arbeidsmarkt, onderwijs- en opleidingsstelsels en een actief arbeidsmarktbeleid te ontwikkelen en toe te passen;

O. overwegende dat volgens de zomerprognose 2020 verschillende factoren naar verwachting de terugkeer van de arbeidsmarkt naar haar toestand van voor de pandemie zullen vertragen, bijvoorbeeld subsidieregelingen voor gedeeltelijke werkloosheid die slechts voor een beperkte duur geldig zijn; overwegende dat in het geval van een langere periode van zwakke economische activiteit waarin een toenemend aantal bedrijven naar verwachting de activiteiten zal inkrimpen of failliet zal gaan, de regelingen een uiteindelijke stijging van de werkloosheid niet volledig kunnen voorkomen; overwegende dat de verwachte stijging van de werkloosheidscijfers in de gehele EU bijzonder moeilijk kan worden bestreden in lidstaten waar de werkloosheid reeds relatief hoog was voordat de pandemie uitbrak, waar de economie naar verwachting langzaam zal opleven of waar de arbeidsmarkten en sociale vangnetten niet doeltreffend en doelmatig genoeg zijn;

P. overwegende dat er volgens Eurostat in 2018 in de EU-28 8,3 miljoen deeltijdwerkers waren die graag meer uren zouden werken, 7,6 miljoen mensen beschikbaar waren voor werk, maar niet naar een baan zochten, en nog eens 2,2 miljoen mensen op zoek waren naar werk, maar niet binnen afzienbare tijd aan de slag konden gaan; overwegende dat in 2018 in de EU-28 in totaal 18,1 miljoen mensen te maken kregen met situaties die enigszins vergelijkbaar waren met werkloosheid;

Q. overwegende dat het EU-aandeel van banen met een gemiddeld loon tussen 2002 en 2018 met 13 procentpunten is gedaald;

R. overwegende dat de lidstaten worden geconfronteerd met structurele uitdagingen op de arbeidsmarkt zoals een lage participatie en een discrepantie in vaardigheden en kwalificaties; overwegende dat er een stijgende behoefte is aan concrete maatregelen voor de integratie of re-integratie van inactieven om tegemoet te komen aan de behoeften van de arbeidsmarkt;

S. overwegende dat de verslechtering van de situatie op de arbeidsmarkt naar verwachting de loon- en salarisstijgingen zal beperken en de onderhandelingspositie van werknemers heeft verzwakt; overwegende dat sociaal overleg en collectieve onderhandelingen belangrijke instrumenten zijn waarmee werkgevers en vakbonden billijke lonen en arbeidsvoorwaarden vaststellen, en dat sterke collectieve arbeidsovereenkomsten tijdens een economische crisis de veerkracht van de lidstaten vergroten;

T. overwegende dat het recht om collectieve onderhandelingen te voeren een kwestie is die alle Europese werknemers aangaat en die cruciale gevolgen heeft voor de democratie en de rechtsstaat, met inbegrip van de eerbiediging van fundamentele sociale rechten en collectieve onderhandelingen; overwegende dat collectieve onderhandeling een Europees grondrecht is en dat de Europese instellingen er bij artikel 28 van het Handvest van de grondrechten toe verplicht zijn dit grondrecht te eerbiedigen; overwegende, in dit verband, dat beleidsmaatregelen die collectieve onderhandelingen en de positie van werknemers in stelsels voor loonvorming eerbiedigen, bevorderen en versterken, een cruciale rol vervullen bij de totstandkoming van hoogwaardige arbeidsvoorwaarden;

U. overwegende dat collectieve overeenkomsten vanaf 2000 in 22 van de 27 lidstaten een terugslag kenden; overwegende dat het gemiddelde percentage van lidmaatschap van een vakbond in de hele Europese Unie ongeveer 23 % bedraagt, waarbij er grote verschillen zijn tussen de lidstaten, gaande van 74 % tot 8 %;

V. overwegende dat lonen die zorgen voor een fatsoenlijke levensstandaard, sterke systemen voor collectieve onderhandelingen, democratie op het werk, loontransparantie, voorspelbare werktijden, flexibele werkregelingen, adequate sociale bescherming en investeringen in overheidsdiensten armoede onder werkenden kunnen verminderen, gezondheids- en sociale ongelijkheden kunnen terugdringen, de vraag kunnen genereren en de gezondheid en het welzijn kunnen verbeteren;

W. overwegende dat in de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties van 1948 wordt erkend dat werknemers een leefbaar loon moeten verdienen, en dat dezelfde bepaling ook is opgenomen in de oprichtingsakte van de Internationale Arbeidsorganisatie van 1919; overwegende dat een leefbaar loon, volgens de definitie van Eurofound, een bedrag aan inkomsten is dat een werknemer een eenvoudige maar sociaal aanvaardbare levensstandaard verschaft; overwegende dat het minimumloon in de meeste landen onder de armoedegrens blijft;

X. overwegende dat de crisis aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de sociale voorwaarden, met name voor vrouwen, huishoudens met een laag inkomen en gezinnen, ouderen, minderheden en andere kwetsbare groepen, waardoor de ongelijkheid, kwetsbaarheid, armoede, werkloosheid en sociale verschillen zullen toenemen en de sociale en arbeidsnormen in Europa zullen worden ondermijnd; overwegende dat onder meer jongeren, werknemers met onzekere arbeidsvoorwaarden of met atypische en tijdelijke contracten, laaggeschoolden, onvrijwillige deeltijdwerkers en zelfstandigen, platformwerkers en migrerende werknemers het grootste risico lopen hun baan te verliezen en in armoede te vervallen; overwegende dat veel werknemers in essentiële beroepen in de frontlinie in de strijd tegen de COVID-19-pandemie tot deze kwetsbare categorieën behoren;

Y. overwegende dat de crisis heeft aangetoond dat elke werknemer essentieel is en dat, als onze samenlevingen in lockdown toch functioneren, dit niet alleen te danken is aan de gezondheidswerkers, onderzoekers en veiligheidsdiensten, maar in grote mate ook aan het schoonmaakpersoneel, vervoerswerknemers, kassamedewerkers in de supermarkt, zorgverleners, medewerkers van besteldiensten, huishoudelijk personeel, platformwerkers, werknemers van callcenters, werknemers in de voedings- en landbouwsector, vissers en tal van anderen die een onmisbare bijdrage leveren; overwegende dat deze werknemers vaak werken onder slechte arbeidsvoorwaarden en weinig verdienen en dat in veel sectoren de meeste van deze werknemers vrouwen zijn;

Z. overwegende dat er nog steeds sprake is van een loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen die door de COVID-19-crisis mogelijk nog breder zal worden; overwegende dat vrouwen in de hele Unie nog altijd gemiddeld 16 % minder verdienen dan mannen en dat het pensioenverschil tussen mannen en vrouwen in de Unie ongeveer 37,2 % bedraagt;

AA. overwegende dat in de EU discriminatie op het werk op grond van leeftijd, geslacht, genderidentiteit, handicap, etnische afstamming, overtuiging of geloof, of seksuele geaardheid, verboden is en dat iedereen recht heeft op gelijke behandeling bij het solliciteren, op het gebied van arbeidsvoorwaarden, promotie, loon, toegang tot opleiding en bedrijfspensioenen;

AB. overwegende dat de arbeidsmarktpolarisatie in de komende tien jaar naar verwachting verder zal toenemen en dat er naar verwachting meer hoger en lager gekwalificeerde banen zullen komen; overwegende dat deze trend wellicht nog zal worden versterkt door de pandemie; overwegende dat progressieve belasting een noodzakelijke voorwaarde is om de algemene ongelijkheid terug te dringen en een goed functionerende welvaartsstaat te financieren;

AC. overwegende dat de arbeidswereld een transformerende verandering doormaakt als gevolg van technologische innovatie, digitalisering, demografische verschuivingen, klimaatverandering en globalisering; overwegende dat de huidige crisis bovendien grote gevolgen heeft gehad voor onze werkgewoonten; overwegende dat het gebruik van digitale technologieën en de bevordering ervan op inclusieve wijze op de lange termijn economische en sociale baten bieden, het concurrentievermogen kunnen vergroten en werkgelegenheid kunnen scheppen, maar ook uitdagingen met zich brengen, zoals sociaal isolement, digitale uitsluiting, grotere ongelijkheid, gegevensbescherming, verslechtering van de gezondheid en de arbeidsomstandigheden van werknemers en van de bescherming van hun rechten; overwegende dat investeringen in digitale vaardigheden, kwalificaties en formele opleiding voor volwassenen de inzetbaarheid van werknemers, de ontwikkeling van lonen en het concurrentievermogen van ondernemingen versterken; overwegende dat de bovengenoemde mondiale uitdagingen een rechtvaardige transitie vereisen om niemand aan zijn lot over te laten;

AD. overwegende dat het vrije verkeer van werknemers een fundamenteel beginsel van de Europese Unie is, en van wezenlijk belang is voor de goede werking van de interne markt;

AE. overwegende dat de uitvoering van de aanbeveling van de EU uit 2013 over investeren in kinderen niet de beloofde resultaten heeft opgeleverd; overwegende dat het Europees Semester de aanpak van kinderarmoede en sociale uitsluiting onvoldoende heeft geprioriteerd en dat de EU-middelen niet zo uitgebreid of strategisch mogelijk zijn gebruikt; overwegende dat de invoering van een EU-kindergarantie met concrete doelstellingen een doeltreffende manier zou zijn om ervoor te zorgen dat de lidstaten politieke toezeggingen op hoog niveau doen om de sociale rechten van kinderen, met name kinderen in kwetsbare situaties, te waarborgen en kinderarmoede en sociale uitsluiting te bestrijden;

AF. overwegende dat ongelijkheden op gezondheidsgebied hun oorsprong vinden in sociale ongelijkheden en met name verband houden met gender, onderwijsnormen, werkgelegenheid, inkomen, huisvestingsomstandigheden en ongelijke toegang tot medische bijstand, ziektepreventie en gezondheidsbevordering;

AG. overwegende dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie een hoge mate van bescherming van de menselijke gezondheid moet worden gewaarborgd;

AH. overwegende dat er in de meeste lidstaten een reeks minimuminkomensregelingen bestaan die zorgen voor een vangnet voor mensen die met armoede worden bedreigd;

AI. overwegende dat dakloosheid in de meeste lidstaten gedurende het afgelopen decennium gestaag is toegenomen; overwegende dat elke nacht ten minste 700 000 mensen dakloos zijn in de EU, wat 70 % meer is dan tien jaar geleden; overwegende dat COVID-19 heeft aangetoond dat dakloosheid zowel een sociale crisis als een volksgezondheidscrisis is;

1. verzoekt de Commissie ter vervanging van Europa 2020 een politieke strategie te ontwikkelen die ernaar streeft armoede uit te bannen, en daarin belangrijke instrumenten, zoals de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten en het Europees Semester, samen te brengen met een visie op de langere termijn voor een economie van welzijn en de duurzaamheid van onze milieu- en sociale modellen, in overeenstemming met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s);

2. neemt kennis van de landenspecifieke aanbevelingen 2020 van de Commissie; geeft uiting aan zijn bezorgdheid dat de lidstaten beperkte of geen vooruitgang hebben geboekt in zes van de tien in 2019 opgestelde landenspecifieke aanbevelingen, en dat in de verschillende lidstaten en op verschillende beleidsterreinen nog altijd ongelijke vooruitgang is geboekt, waarbij met name bijzonder weinig vooruitgang is geboekt met de verbreding van de belastinggrondslag en op het gebied van gezondheidszorg en langdurige zorg; benadrukt dat de landenspecifieke aanbevelingen in overeenstemming moeten zijn met de economische, sociale en milieudoelstellingen van de EU; benadrukt dat de uitvoering van landenspecifieke aanbevelingen van cruciaal belang is voor de bevordering van sociale inclusie, de verbetering van de sociale rechten en de totstandbrenging van volledige en hoogwaardige werkgelegenheid en een sociaal rechtvaardige transitie; dringt er daarom bij de lidstaten op aan om, ongeacht hun lidmaatschap van de eurozone, beter uitvoering te geven aan de aanbevelingen, met name die welke betrekking hebben op werkgelegenheid en sociale kwesties; benadrukt dat de landenspecifieke aanbevelingen, door lering te trekken uit de vorige crisis en de economische en sociale crisis in verband met COVID-19 aan te pakken, de regulering van de arbeidsmarkt moeten bevorderen, de veerkracht van ons economisch beleid moeten versterken en onze overheidsdiensten moeten ondersteunen;

3. is bezorgd over de verwoestende sociale gevolgen van de COVID-19-crisis, met name voor vrouwen, huishoudens met een laag inkomen, gezinnen en kwetsbare groepen, zoals ouderen, personen met een handicap, personen die tot een minderheid behoren, vluchtelingen en migranten, en werknemers die zich tijdens de crisis in de frontlinie bevinden, waardoor reeds bestaande ongelijkheden verder toenemen en nieuwe ongelijkheden ontstaan en de sociale en arbeidsnormen in Europa in gevaar kunnen komen; benadrukt dat alleen een doortastende en gecoördineerde Europese respons de sociale gevolgen van de huidige crisis zal helpen opvangen en zal aantonen dat de EU een noodzakelijk project is dat gebaseerd is op sociale rechtvaardigheid, solidariteit en integratie; verzoekt de lidstaten de sociale rechten van de bevolking volledig te beschermen, en benadrukt de sleutelrol die het pakket herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU) moet spelen bij het helpen van de meest kansarmen door te zorgen voor adequate financiering uit het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), bij het ondersteunen van werkgelegenheid, met name voor jongeren via het Europees Sociaal Fonds (ESF), en bij het bevorderen van de cohesie van de EU, ook in de ultraperifere regio’s;

4. is ingenomen met het besluit van de lidstaten om de algemene ontsnappingsclausule te activeren om meer flexibiliteit te bieden bij het nemen van de nodige maatregelen ter ondersteuning van de gezondheid van de Europese burgers en de stelsels voor civiele bescherming, het behoud van banen, het ondersteunen van een robuust herstel en het stabiliseren van de Europese sociale markteconomie; verzoekt de lidstaten volop gebruik te maken van deze begrotingsflexibiliteit om de sociale gevolgen van de crisis te voorkomen en te verzachten, de stelsels voor maatschappelijk welzijn te versterken, en hoogwaardige banen, openbare diensten, armoedebestrijding en de groene transitie te financieren; is ingenomen met de aankondiging van de Commissie dat zij een brede openbare raadpleging zal houden met alle relevante belanghebbenden om mogelijke koersen voor de ontwikkeling van begrotingsregels in de EU te onderzoeken; verzoekt de lidstaten aan dit debat deel te nemen om duurzame groeibevorderende sociale investeringen aan te moedigen en tegelijkertijd de houdbaarheid van de begroting te waarborgen;

5. onderstreept het belang van een gedegen en verantwoorde begrotingsprocedure en verzoekt de lidstaten en de Commissie, als reactie op de gezondheidscrisis, de investeringen, met name in onderwijs-, sociale en gezondheidszorgstelsels, te versterken; wijst erop dat het Europees Semester nog altijd niet over een agenda beschikt om de toename van de ongelijkheid in Europa te monitoren en aan te pakken; dringt daarom bij de Commissie erop aan de verspreidingseffecten van het overheidsbeleid en de onevenwichtigheden op het gebied van de inkomens- en vermogensspreiding beter te beoordelen, ook aan de hand van individuele diepgaande evaluatierapporten indien deze onevenwichtigheden worden aangetroffen, als een manier om de economische coördinatie te koppelen aan werkgelegenheid en sociale prestaties; verzoekt de Commissie te onderzoeken welke indicatoren van economische ongelijkheid het nauwkeurigst zijn, en de evolutie van de ongelijkheden op de voet te volgen;

6. is verheugd over Next Generation EU, het herstelplan van de EU; dringt aan op een evenwichtige benadering tussen de groene en digitale transities enerzijds en de onderwijs-, sociale en gezondheidszorginfrastructuur anderzijds; onderstreept dat het herstelplan volledig moet stroken met de Europese pijler van sociale rechten en moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de VN en de Europese Green Deal; dringt er bij de lidstaten op aan gebruik te maken van de algemene ontsnappingsclausule teneinde te investeren in mensen en sociale welzijnsstelsels, en levensvatbare bedrijven die in moeilijkheden verkeren, te steunen om banen en lonen te behouden; dringt aan op specifieke plannen inzake sociale vooruitgang om te zorgen voor effectievere, billijkere en sterkere welzijnsstaten; dringt aan op een ambitieus meerjarig financieel kader (MFK), geschraagd door nieuwe eigen middelen, en verwerpt elke verlaging van de financiële middelen voor programma’s die zijn gericht op cohesie, zoals het ESF+;

7. benadrukt het belang van de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) en van de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de VN in het kader van het Europees herstelplan om sociale rechtvaardigheid, sociale cohesie en welvaart voor iedereen te garanderen; is bezorgd dat de stelsels van sociale voorzieningen tijdens de huidige crisis onder ongekende druk staan en dat de bijbehorende overheidsuitgaven exponentieel zullen stijgen; benadrukt dat voor een volledig herstel de investeringsinspanning van de EU, via het herstelplan en het MFK, de economische groei moet stimuleren met een sterke sociale dimensie, met name door de stelsels voor sociale voorzieningen te schragen en te investeren in stabiele socialezekerheidsstelsels, gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid, cultuur, justitie en toereikende en toegankelijke openbare sociale diensten ter bestrijding van de sociale gevolgen van de crisis en de uitbanning van armoede;

8. is verheugd over het SURE-voorstel van de Commissie als een noodmaatregel om de maatregelen inzake arbeidstijdverkorting van de lidstaten in het kader van de COVID‑19‑crisis te ondersteunen en de ondernemingen bijgevolg meer mogelijkheden te bieden om zich de kasmiddelen te verschaffen die nodig zijn voor de hervatting van de economische activiteit en het behoud van de werkgelegenheid; neemt nota van de tijdelijke aard van het instrument; verzoekt de Commissie derhalve de mogelijkheid te bestuderen van een permanent bijzonder instrument, dat op verzoek van de lidstaten wordt geactiveerd wanneer er zich een onverwachte crisis voordoet die leidt tot een gestage toename van de uitgaven voor regelingen van arbeidstijdverkorting en soortgelijke maatregelen;

9. wijst op de toezegging van de Europese Commissie om het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering in te zetten als reactie op de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de werkgelegenheid; verzoekt de lidstaten derhalve snel financieringsaanvragen in te dienen bij de Commissie om de Europese werknemers die als gevolg van COVID-19 werkloos zijn geworden, te begeleiden bij hun bij- of omscholing en herintegratie op de arbeidsmarkt;

10. verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat alleen financiële ondersteuning wordt verstrekt aan ondernemingen die niet zijn geregistreerd in landen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de begunstigden voldoen aan de in de Verdragen verankerde fundamentele waarden, en dat bedrijven die overheidssteun ontvangen, hun werknemers beschermen, fatsoenlijke arbeidsomstandigheden garanderen, de vakbonden respecteren en toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten naleven, hun deel van de belastingen betalen en afzien van de terugkoop van bedrijfsaandelen of het uitkeren van bonussen aan de directie of van dividenden aan aandeelhouders;

11. benadrukt de essentiële rol van het sociale scorebord in het Europees Semester; dringt er bij de Commissie op aan het scorebord te versterken door alle 20 beginselen van de EPSR duidelijk erin te weerspiegelen, en sociale doelstellingen te ontwikkelen, mede inzake de terugdringing van de armoede, alsmede een methode om de sociale aspecten van de ecologische, sociale en governancefactoren (ESG) te integreren; beklemtoont het belang van evaluaties vooraf evenals van grondige evaluaties achteraf van de nationale hervormingsprogramma’s;

12. is bezorgd over de negatieve weerslag van de COVID‑19‑crisis op de Europese arbeidsmarkt en over de ongekende verliezen van banen, vooral in strategische sectoren, alsmede over de hiermee gepaard gaande toename van de armoede en verschillen in de levensstandaard, die vooral jongeren, vrouwen, en laaggeschoolden in de informele economie en met onzekere banen zal treffen; herinnert aan de bekendmaking van de voorzitter van de Commissie dat een EU‑herverzekeringsregeling voor werkloosheidsuitkeringen zal worden gepresenteerd; dringt bij de lidstaten erop aan maatregelen voor het behoud van de werkgelegenheid toe te passen en flexibele arbeidsregelingen te bevorderen om banen te behouden; dringt bij de lidstaten erop aan adequaat te investeren in effectief actief arbeidsmarktbeleid, onderwijs , opleiding en een leven lang leren, en volop gebruik te maken van bestaande en nieuwe financieringsinstrumenten van de EU om langdurige werkloosheid tegen te gaan, vooral in regio’s die te kampen hebben met demografische nadelen, zoals de plattelandsgebieden; verzoekt de lidstaten tevens nieuwe werkgelegenheidskansen te creëren, ook middels overheidsinvesteringen en werkgelegenheidsprogramma’s, en de rol van diensten voor arbeidsvoorziening te versterken met speciale aandacht voor het helpen van jongeren, personen met een handicap en met discriminatie geconfronteerde personen te helpen de arbeidsmarkt te betreden;

13. wijst met grote bezorgdheid op het hoge niveau van de jeugdwerkloosheid in een aantal lidstaten en op de precaire aard van arbeidsovereenkomsten van jongeren, met name in sectoren die ernstig getroffen zijn door de COVID-19-crisis; doet een beroep op de Commissie en de lidstaten passende maatregelen te treffen voor het aanpakken van de jeugdwerkloosheid door volledig gebruik te maken van de huidige en nieuwe financiële instrumenten, zoals de jongerengarantie en Erasmus+; dringt aan op een effectievere en inclusievere jongerengarantie met speciale aandacht voor hoogwaardige werkgelegenheid, met name door te focussen op degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan;

14. verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de COVID‑19‑pandemie de positie van groepen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, zoals mantelzorgers, langdurig zieken, personen met een handicap, gezondheidsproblemen of complexe chronische aandoeningen, migranten en vluchtelingen, en etnische en religieuze minderheden, niet verergert;

15. onderstreept dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in de EU van zeer groot belang zijn voor een duurzame en inclusieve ontwikkeling, economische groei en het scheppen van banen; verzoekt de Commissie en de lidstaten kmo’s en hun werknemers sterker te ondersteunen bij het hervatten van de economische activiteit en bij de transitie naar een digitalere en groenere economie;

16. verzoekt de lidstaten de ontwikkeling van circulaire en sociale economieën actief te bevorderen, sociale innovatie en sociale ondernemingen aan te moedigen en hun duurzaamheid te versterken, en vormen van arbeid aan te moedigen die kansen bieden op banen van goede kwaliteit;

17. is van mening dat het concurrentievermogen op de wereldmarkt kan worden gehandhaafd en verbeterd door middel van een duidelijk, eenvoudig en flexibel regelgevingskader voor de arbeidsmarkt in de lidstaten, waarbij tegelijkertijd hoge arbeidsnormen worden gehandhaafd;

18. benadrukt dat voor de succesvolle tenuitvoerlegging van het EU-herstelplan een adequate sociale dialoog op alle niveaus met effectieve betrokkenheid van de sociale partners vereist is, evenals de versterking van de werknemers- en vakbondsrechten, collectieve onderhandelingen en de inspraak van werknemers, welke essentiële instrumenten voor democratie en inclusie zijn; verzoekt de Unie en de lidstaten de capaciteitsopbouw van de sociale partners te ondersteunen, met name via het ESF+, teneinde de mate van vertegenwoordiging door vakbonden, de sociale dialoog, collectieve onderhandelingen en de participatie van werknemers bij bedrijfskwesties te versterken, en in het kader van overheidsopdrachten de collectieve onderhandelingen na te leven; dringt bij de Commissie en de lidstaten erop aan ervoor te zorgen dat de sociale partners ten volle worden betrokken bij de beleidsvorming, met inbegrip van het Europees semester;

19. is ingenomen met de tweedefase-raadpleging van de sociale partners door de Commissie over een EU‑kader voor minimumlonen; merkt op dat fatsoenlijke lonen belangrijk zijn voor billijke arbeidsvoorwaarden en voor een bloeiende sociale markteconomie; verzoekt de lidstaten te zorgen voor lonen die een waardig leven boven de armoedegrens mogelijk maken voor alle werknemers via collectieve arbeidsovereenkomsten of nationale wetgeving; is van mening dat versterkte collectieve onderhandelingen de beste manier vormen om fatsoenlijke lonen in de EU te bevorderen; dringt bij de Commissie erop aan na te gaan welke belemmeringen er in de EU bestaan voor de sociale dialoog, en een Europees kader voor minimumlonen te presenteren om het fenomeen “werkende armen” uit te bannen in overeenstemming met de nationale tradities en wetgeving, en met het nodige respect voor de autonomie van de nationale sociale partners en goed functionerende modellen voor collectieve onderhandelingen; is van mening dat geen enkel initiatief schade mag toebrengen aan de autonomie van de sociale partners of de loonvorming in stelsels met collectieve onderhandelingen; dringt aan op een gecoördineerde aanpak op EU-niveau om ongezonde loonkostenconcurrentie te voorkomen en opwaartse sociale convergentie voor iedereen te bevorderen; onderstreept bovendien dat een loon werknemers in staat moet stellen aan hun behoeften en die van hun gezinnen te voldoen, en dat alle werknemers in de Unie een loon moeten ontvangen waarvan zij kunnen leven; verzoekt de Commissie in dit verband te onderzoeken wat een fatsoenlijk loon kan omvatten en hoe dit moet worden gemeten, zodat dit kan dienen als referentie voor de sociale partners;

20. dringt aan op de toegang tot openbare, solidaire en adequate ouderdomspensioenen voor alle werknemers en zelfstandigen die boven de armoedegrens liggen; spoort de lidstaten ertoe aan te garanderen dat de pensioenstelsels toereikend en duurzaam zijn; is van mening dat hervormingen van de pensioenstelsels gericht moeten zijn op de effectieve pensioenleeftijd en onder meer moeten inspelen op de tendensen op de arbeidsmarkt, de geboortecijfers, de gezondheids- en welvaartssituatie, de arbeidsvoorwaarden en de economische afhankelijkheidsratio, en vergezeld moeten gaan van strategieën voor actief ouder worden; is van mening dat deze hervormingen ook rekening moeten houden met de situatie van miljoenen werkenden in Europa, met name van vrouwen, jongeren en zelfstandigen, die worden geconfronteerd met onzeker werk, perioden van onvrijwillige werkloosheid en verminderde arbeidsduur; is van oordeel dat de lidstaten een constructieve dialoog met de sociale partners en andere belanghebbenden moeten aangaan en moeten zorgen voor een gepaste geleidelijke invoering van hervormingen.

21. verzoekt de Commissie een volledige evaluatie te verrichten van de arbeids- en tewerkstellingsvoorwaarden van essentiële en eerstelijnswerkers, platformwerkers, atypische werknemers en werknemers in onzekere vormen van arbeid waarbij de oorzaken van hun precaire situatie worden afgebakend, teneinde een Europees regelgevingskader te presenteren met duidelijke en eenvoudige richtsnoeren om te zorgen voor adequate arbeidstijden, fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor alle werkers, rechten en universele toegang tot sociale bescherming, en teneinde het bereik van collectieve onderhandelingen te vergroten, en te strijden tegen precaire contracten, schijnzelfstandigheid, nulurencontracten en misbruik van atypische arbeidscontracten; verzoekt de Commissie onderaanbestedingspraktijken strikt aan banden te leggen en de normen inzake sociale bescherming te verbeteren; verzoekt de Commissie tevens richtsnoeren op te leggen voor het testen van de arbeidssituatie van zelfstandige aannemers ter bestrijding van schijnzelfstandigheid; onderstreept dat werknemers met tijdelijke of flexibele contracten dezelfde bescherming moeten genieten als alle andere werknemers;

22. constateert met bezorgdheid de ontoereikende toegang tot socialebeschermingsstelsels en het ontbreken van dergelijke toegang voor atypische werknemers en zelfstandigen; verzoekt de lidstaten maatregelen te treffen om deze kwesties aan te pakken, met name na de aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen; onderstreept dat de universele toegang tot sociale bescherming moet worden verwezenlijkt, met name in de huidige moeilijke context;

23. onderstreept dat de recente pandemie heeft aangetoond dat digitale oplossingen belangrijk zijn, met name voor telewerken, en dat in dit verband op Europees niveau richtsnoeren en verordeningen moeten worden vastgesteld; is van mening dat naar behoren gereguleerde flexibele arbeidsregelingen, telewerken en niet‑plaatsgebonden banen een belangrijke rol bij het behoud van banen kunnen spelen, een beter evenwicht tussen werk en privéleven kunnen ondersteunen, kunnen bijdragen tot minder CO2-emissies in verband met het dagelijkse woon-werkverkeer, betere werkgelegenheidskansen voor personen met een handicap kunnen bieden, en kunnen dienen als instrument om de ontvolking van het platteland tegen te gaan; verzoekt derhalve de Commissie een EU‑telewerkagenda voor te stellen, inclusief een wetgevingskader om te zorgen voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, inclusief naleving van de werktijden, verlof, het evenwicht tussen werk en privéleven en het recht om de verbinding te verbreken; onderstreept dat speciale aandacht moet worden geschonken aan de situatie van ouders met kinderen, alleenstaande ouders, en mantelzorgers die continue zorg verlenen aan zorgbehoevende familieleden, nu de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat het voor deze groepen het zwaarst is om werk en gezin te combineren in het kader van telewerken; onderstreept derhalve het belang van gepaste oplossingen voor kinderopvang;

24. is bezorgd over de arbeids- en levensomstandigheden van seizoenwerkers en andere grensarbeiders, vooral in de lagelonensector; verzoekt de Commissie en de lidstaten de meeneembaarheid van rechten te versterken en rechtvaardige en billijke arbeidsvoorwaarden te garanderen voor mobiele werknemers en grens- en seizoenarbeiders in de EU; verzoekt de lidstaten om zich ten volle in te zetten voor de digitalisering van overheidsdiensten om een billijke mobiliteit van werknemers te vergemakkelijken, met name op het gebied van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; verzoekt derhalve de  Commissie om, na een gedegen effectbeoordeling, een voorstel in te dienen voor een digitaal EU‑socialezekerheidsnummer dat tevens de mogelijkheid biedt voor het invoeren van een controlemechanisme voor zowel personen als betrokken instanties waarmee wordt gegarandeerd dat de socialezekerheidsbijdragen worden betaald in overeenstemming met de verplichtingen; is bovendien van mening dat alle werknemers toegang moeten hebben tot een volledig overzicht van wie hun werkgevers zijn en van hun salaris- en arbeidsrechten, hetzij in overeenstemming met collectieve arbeidsovereenkomsten, hetzij conform de nationale wetgeving waar van toepassing; pleit bovendien voor een EU-brede aansprakelijkheid voor onderaannemers in bepaalde sectoren zoals de landbouw en de vleesindustrie, met name bij arbeidsovereenkomsten voor arbeid ter plaatse, en voor duidelijke regels voor onderaanbestedingspraktijken in het algemeen;

25. stelt dat de COVID‑19‑pandemie heeft geresulteerd in verhoogde gezondheids- en veiligheidsrisico’s voor miljoenen werkenden; is ingenomen met de toezegging van de Commissie dat zij Richtlijn 2000/54/EG betreffende biologische agentia gaat herzien teneinde deze aan te passen aan wereldwijde pandemieën en andere uitzonderlijke omstandigheden om werknemers volledig te beschermen tegen blootstellingsrisico’s; dringt er bij de Commissie op aan zo spoedig mogelijk te komen met een nieuw strategisch kader voor gezondheid en veiligheid, een richtlijn inzake werkgerelateerde stress en spier- en skeletaandoeningen, een richtlijn inzake geestelijk welzijn op de werkplek, en een EU-strategie inzake geestelijke gezondheid om alle werknemers op de werkplek te beschermen; pleit ervoor de rol van EU-OSHA te versterken om gezonde en veilige werkplekken overal in de Unie te bevorderen; beklemtoont dat investeringen in gezondheid en veiligheid op het werk de kwaliteit van de banen en het welzijn van de werknemers verbeteren en bijdragen aan de productiviteit en het concurrentievermogen van de Europese economie;

26. is bezorgd over de geringe intergenerationele sociale mobiliteit en de toenemende inkomensongelijkheid; wijst erop dat hoge ongelijkheidsniveaus de economische output en het potentieel voor duurzame ontwikkeling verminderen; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op de inkomensongelijkheid aan te pakken en discriminatie te bestrijden; onderstreept dat de lidstaten hun nationale belasting- en toeslagenstelsels moeten ontwerpen op een manier die waarborgt dat ongelijkheid wordt beperkt, billijkheid wordt bevorderd, huishoudens en gezinnen worden beschermd en prikkels worden gegeven voor arbeidsmarktparticipatie waarbij tegelijkertijd wordt gezorgd voor een volledige afstemming op de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de klimaat- en milieudoelstellingen die in de Europese Green Deal zijn vastgesteld; beklemtoont dat investeringen in onderwijs en vaardigheden, evenals beter ontworpen belasting- en toeslagenstelsels cruciale beleidsinstrumenten zijn waarmee de ongelijkheid kan worden verminderd en gelijke kansen kunnen worden bevorderd;

27. verzoekt de Commissie te voldoen aan de internationale wettelijke verplichtingen in verband met kinderrechten waartoe de lidstaten (evenals de EU in haar geheel voor sommige rechten) zich hebben verbonden; verzoekt de Commissie in 2020 een Europese kindergarantie voor te stellen; dringt erop aan gebruik te maken van alle, in het MFK 2021-2027 geboden kansen voor het investeren in kinderen, en de middelen ervan aan te wenden voor de ontwikkeling van de potentiële toegevoegde waarde van de EU-kindergarantie bij de bestrijding van armoede en schadelijke negatieve trends in verband met de demografische ontwikkeling in Europa; vraagt om zachtewetgevingsinitiatieven te gebruiken die de lidstaten aanmoedigen en stimuleren (eerder via groepsdruk dan via verplichtingen) om Europese en nationale actieplannen op te stellen die de toegang van kinderen tot de vijf belangrijkste sociale rechten garanderen – toegang tot kosteloze gezondheidszorg, kosteloos onderwijs, kosteloze kinderopvang, fatsoenlijke huisvesting en toereikende voeding;

28. dringt bij de Commissie erop aan zo snel mogelijk met een EU-kindergarantie te komen, die voortbouwt op de aanpak met drie pijlers van de aanbeveling van de Raad van 2013 over investeren in kinderen, alsmede met een op rechten gebaseerde, allesomvattende en geïntegreerde anti-armoedestrategie met een specifieke armoedereductiedoelstelling, en een EU-kader voor nationale daklozenstrategieën door middel van de vaststelling van het beginsel “huisvesting eerst”, evenals een strategisch kader van de EU voor de Roma voor de periode na 2020 met concrete doelstellingen en nationale financiering; dringt bij de Commissie erop aan tevens een vergelijkend onderzoek te verrichten naar verschillende minimumloonregelingen in de lidstaten waarmee mensen in nood een minimum aan sociale bescherming en een vangnet worden geboden, en de beste praktijken te inventariseren om hiervoor een kader te bieden;

29. benadrukt het belang van de automatische stabiliseringsdimensie van socialezekerheidsstelsels om door externe factoren, zoals recessies, veroorzaakte sociale schokgolven te absorberen; verzoekt derhalve de lidstaten beleidsmaatregelen in te voeren om opnieuw werkzekerheid tot stand te brengen door te voorzien in sociale bescherming voor alle soorten werkenden, onder meer bij ontslagen; verzoekt de lidstaten tevens in het licht van IAO-aanbeveling nr. 202, waarin socialebeschermingsdrempels zijn vastgesteld, hun investeringen in socialebeschermingsstelsels te garanderen en te verhogen, zodat ze hun prestaties op het gebied van de voorkoming en uitbanning van armoede en ongelijkheid kunnen garanderen en de duurzaamheid van die prestaties kunnen waarborgen;

30. is ingenomen met het feit dat veel lidstaten tijdens de COVID‑19‑pandemie uitzonderlijke maatregelen hebben getroffen om dakloosheid te voorkomen en aan te pakken door uitzettingen stop te zetten en door te voorzien in noodwoningen; dringt bij de lidstaten erop aan toegang tot huisvesting te bieden en te zorgen voor duurzame, proactieve en reactieve oplossingen om tegen 2030 de dakloosheid uit te bannen; dringt bij de Commissie en de lidstaten erop aan betere en geharmoniseerdere gegevens over dakloosheid te verzamelen en dakloosheid te integreren in alle relevante beleidsmaatregelen;

31. verzoekt de Commissie en de lidstaten met specifieke voorstellen te komen om een rechtvaardige transitie te garanderen op het gebied van de verbetering van de energieprestaties van woningen, en het probleem van de energiearmoede aan te pakken, in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van de Green Deal;

32. beklemtoont dat loontransparantie van essentieel belang is om oneerlijke loondifferentiaties en loondiscriminatie tegen te gaan; is derhalve ingenomen met het voornemen van de Commissie bindende maatregelen inzake loontransparantie voor te stellen waartoe een index voor de gelijke beloning van mannen en vrouwen en de volledige eerbiediging van de autonomie van de nationale sociale partners zouden moeten behoren; dringt een op de snelle vaststelling van deze maatregelen om de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen aan te pakken en verdere gendergebaseerde ongelijkheden en discriminatie op de arbeidsmarkt te voorkomen; wijst andermaal op de noodzaak van gendermainstreaming op alle begrotings- en beleidsgebieden; verzoekt de lidstaten en de Commissie ondernemerschap bij vrouwen te bevorderen en de toegang van vrouwen tot financiering te vergemakkelijken; verzoekt de lidstaten de onderhandelingen in de Raad over de richtlijn inzake vrouwelijke bestuurders uit het slop te halen; dringt aan op een betere verwerking van de perioden van zwangerschaps- en ouderschapsverlof in de pensioenrechten;

33. maakt zich zorgen over het feit dat discriminatie en racisme in Europa toenemen; vraagt de Commissie en de lidstaten de toepassing van wetten, beleidsmaatregelen en praktijken ter bestrijding van discriminatie te versterken en een einde te maken aan de structurele discriminatie van minderheden bij hun toegang tot banen en op het werk; verzoekt de Commissie te komen met een mededeling over richtsnoeren ter voorkoming van segregatie op de arbeidsmarkt van minderheden, ook etnische minderheden, alsmede over normen voor een aanwervingsbeleid zonder enige vorm van discriminatie voor lidstaten en werkgevers, met inbegrip van aanbevelingen voor de vaststelling van gelijkheidsplannen op bedrijfsniveau en in sectorale collectieve overeenkomsten en de oprichting van diversiteitswerkgroepen op de werkplek, die zich zouden moeten richten op het aanpakken van stereotypen, vooroordelen en negatieve houdingen, en het voorkomen van discriminatie bij aanwerving, promotie, beloning en de toegang tot opleiding; benadrukt dat deze actieplannen ter bevordering van de gelijkheid ook moeten worden ingezet voor het stimuleren van etnische en culturele diversiteit op de werkplek, het ontwikkelen van interne voorschriften tegen racisme en de daarmee samenhangende discriminatie en intimidatie op de werkplek, voor het monitoren en herzien van het aanwervingsbeleid, de loopbaanontwikkeling en het behoud van personeel in het kader van gelijkheid, teneinde directe of indirecte discriminerende praktijken te identificeren, en corrigerende maatregelen vast te stellen om ongelijkheden op deze gebieden te beperken; dringt erop aan dat deze actieplannen ter bevordering van de gelijkheid de verzameling van gegevens over gelijkheid omvatten, met inachtneming van de normen inzake privacy en de grondrechten in dit verband;

34. wijst erop dat leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt moet worden bestreden, onder meer door Richtlijn 2000/78/EG van de Raad tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep onder de aandacht te brengen, en door toegang te bieden tot mogelijkheden voor een leven lang leren middels op maat gesneden cursussen en opleidingen;

35. dringt bij de lidstaten erop aan te zorgen voor toegankelijke en betaalbare kinderopvang en kleuterscholen van goede kwaliteit, alsook op zorgdiensten en sociale diensten voor zorgbehoevenden, onder wie senioren en personen met een handicap, voor de korte en de lange termijn om zelfstandig leven en de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen; verzoekt de lidstaten in dit verband de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers snel en volledig uit te voeren; dringt aan op de ontwikkeling van een EU-kader voor zorgdiensten met als doel minimumnormen en kwaliteitsrichtsnoeren vast te stellen;

36. erkent de essentiële rol van Europese zorgverleners tijdens de pandemie; vraagt om een Europese strategie voor zorgverleners om eerlijke arbeidsmobiliteit in deze sector te garanderen en de arbeidsvoorwaarden voor zorgverleners te verbeteren;

37. wijst erop dat de crisis die door de COVID‑19‑uitbraak is veroorzaakt, de levensstandaard van personen met een handicap heeft verslechterd; dringt bij de Commissie erop aan met een allesomvattende EU‑strategie inzake handicaps voor de lange termijn te komen voor de periode na 2020 op basis van raadplegingen van personen met een handicap en hun familieleden of organisaties die hen vertegenwoordigen; dringt bij de Commissie en de lidstaten erop aan maatregelen te treffen die de gevolgen van de crisis verzachten, in overeenstemming met het VN‑Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, om te zorgen voor de bescherming van hun rechten, hun volledige en daadwerkelijke deelneming aan en opneming in de samenleving, en hun gelijke en niet-discriminerende toegang tot goederen, diensten en vrijetijdsactiviteiten; verzoekt de Commissie en de lidstaten tevens meer inspanningen te verrichten om personen met een handicap toegang tot de arbeidsmarkt te verschaffen door obstakels weg te nemen, gebruik te maken van de door digitaal werken geboden kansen en stimulansen voor hun aanwerving te creëren;

38. maakt zich zorgen over het stagnerende percentage voortijdige schoolverlaters, vooral in gemarginaliseerde groepen, en over het groeiende percentage onderpresterende leerlingen; beklemtoont dat de hiaten in elementaire gecijferdheid, geletterdheid en digitale vaardigheden ernstige belemmeringen vormen voor een betekenisvolle deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt; dringt er bij de lidstaten op aan te waarborgen dat onderwijs, opleiding en een leven lang leren die van hoge kwaliteit, toegankelijk en inclusief zijn, een recht voor iedereen vormen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan hun inspanningen te intensiveren met betrekking tot investeringen in kwalitatief hoogwaardig onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding met toegesneden ondersteuning, waarbij bij- en omscholingsmaatregelen, met name de verwerving van digitale vaardigheden, worden versterkt, en een leven lang leren te bevorderen om de beroepsbevolking in staat te stellen zich aan de evoluerende eisen op de arbeidsmarkt aan te passen; benadrukt dat onderwijsresultaten negatief worden beïnvloed door sociale uitsluiting, discriminatie, stereotypering, armoede en segregatie, en dat ook hiertegen moet worden opgetreden; verzoekt de Commissie een uitgebreide analyse uit te voeren van de factoren die leiden tot vroegtijdig schoolverlaten, waaronder de sociale aspecten ervan, en op basis hiervan een voorstel voor te leggen om het probleem aan te pakken;

39. benadrukt dat het op elkaar afstemmen van kwalificaties, vaardigheden en werkgelegenheidskansen, alsmede de snelle erkenning en betere certificering van beroepskwalificaties in de EU kunnen bijdragen tot de totstandbrenging van een goed functionerende en inclusieve Europese arbeidsmarkt, en dat nauwere samenwerking tussen onderwijsstelsels en bedrijven hiertoe kunnen bijdragen; verzoekt de lidstaten om digitale oplossingen optimaal in te zetten ten behoeve van onderwijs, rekening houdend met de snelle technologische ontwikkelingen en de toekomstige behoeften op de arbeidsmarkt;

40. wijst erop dat kwalificaties en gecertificeerde vaardigheden werknemers een meerwaarde verschaffen waarmee hun positie op de arbeidsmarkt verbetert en die zij in de transities van de arbeidsmarkt kunnen meenemen; pleit voor een overheidsbeleid inzake vaardigheden dat gericht is op de certificering en validering van kwalificaties en vaardigheden; beklemtoont dat op vaardigheden gebaseerde vergoedingenstelsels, met instemming van de werknemersvertegenwoordigers, moeten worden vastgesteld in bedrijven die toegang hebben tot overheidsfinanciën voor de bijscholing van werknemers, aangezien dergelijke stelsels zouden garanderen dat die overheidsinvesteringen renderen;

41. is ingenomen met de geactualiseerde Europese vaardighedenagenda die erop gericht is te voldoen aan de vraag naar vaardigheden en de toekomstige uitdagingen van de arbeidsmarkt van de EU, de samenleving en de ecologische en digitale transitie; onderstreept dat de ondersteuning van adequate vaardigheden, met nadruk op digitale vaardigheden, de productiviteit zal verbeteren en de ecologische en digitale transitie naar een groenere en slimmere economie zal vergemakkelijken; dringt bij de lidstaten erop aan de digitalisering, automatisering, tekorten aan en mismatches in vaardigheden, en digitale uitsluiting aan te pakken; onderstreept dat vooral aandacht moet worden besteed aan jongeren, langdurig werklozen, slachtoffers van gendergeweld, personen met een handicap, de Romanigemeenschap en andere groepen die met discriminatie worden bedreigd; onderstreept dat het dringend noodzakelijk is een vaardighedengarantie vast te stellen overeenkomstig de beginselen van de jongerengarantie, opdat alle Europeanen gebruik kunnen maken van bij- en omscholing van goede kwaliteit;

42. onderstreept dat de sociale, economische en ecologische gezondheidsbepalende factoren moeten worden aangepakt; dringt aan op de oprichting van een Europese gezondheidsunie, stresstests van de gezondheidszorgstelsels in de EU, minimale kwaliteitsnormen voor de gezondheidszorg, een Europees gezondheidsresponsmechanisme, en een versterking van de capaciteit van gezondheidsagentschappen en civiele bescherming in de EU, allemaal op basis van de beginselen van solidariteit, non-discriminatie, strategische autonomie en samenwerking, waarbij de volksgezondheid centraal staat bij de vaststelling en uitvoering van alle beleidsmaatregelen en activiteiten van de Unie, zoals verankerd in het Verdrag, met stelselmatige gezondheidseffectbeoordelingen van alle betrokken beleidsmaatregelen en speciale aandacht voor het bieden van gezondheidszorg en behandelingen voor ouderen; verzoekt de lidstaten te zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige, mensgerichte en toegankelijke gezondheidszorg, met inbegrip van doeltreffende en toereikend gefinancierde, universele preventieve zorg en gezondheidsbevordering voor iedereen; is ingenomen met het feit dat het accent op het gebied van de gezondheidszorg in het Europees Semester is verschoven van kostenbesparingen naar het leveren van prestaties en reële gezondheidsresultaten; doet een beroep op de Commissie haar inspanningen te intensiveren om de ongelijkheid op gezondheidsgebied tussen en binnen de EU‑lidstaten aan te pakken, gemeenschappelijke indicatoren en methoden te ontwikkelen om de gezondheid en de prestaties van de gezondheidszorgstelsels te monitoren teneinde de ongelijkheden weg te nemen, en de gebieden op te sporen en te prioriteren die moeten worden verbeterd en die meer financiële middelen nodig hebben; is van oordeel dat de Commissie de doeltreffendheid van maatregelen moet evalueren teneinde gezondheidsongelijkheden die het gevolg zijn van beleidsmaatregelen inzake sociale, economische en ecologische risicofactoren, te verminderen;

43. herhaalt dat de rechtsstaat – inclusief onafhankelijke en efficiënte rechtsstelsels, kwaliteitsvolle overheidsdiensten en overheidsopdrachten en degelijke kaders voor corruptiebestrijding – aan de grondslag ligt van een gezond ondernemingsklimaat, goed functionerende arbeidsmarkten en een verstandig gebruik van EU-middelen; benadrukt dat de beoordeling van de rechtsstaat en de doeltreffendheid van het rechtsstelsel bijgevolg deel moeten blijven uitmaken van het Europees Semester; verzoekt de lidstaten het herziene Europees Sociaal Handvest te ratificeren;

44. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

 


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

1.10.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

42

6

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Atidzhe Alieva-Veli, Abir Al-Sahlani, Marc Angel, Dominique Bilde, Gabriele Bischoff, Vilija Blinkevičiūtė, Andrea Bocskor, Milan Brglez, Sylvie Brunet, David Casa, Leila Chaibi, Margarita de la Pisa Carrión, Klára Dobrev, Jarosław Duda, Estrella Durá Ferrandis, Lucia Ďuriš Nicholsonová, Rosa Estaràs Ferragut, Nicolaus Fest, Loucas Fourlas, Cindy Franssen, Heléne Fritzon, Helmut Geuking, Alicia Homs Ginel, France Jamet, Agnes Jongerius, Radan Kanev, Ádám Kósa, Stelios Kympouropoulos, Katrin Langensiepen, Miriam Lexmann, Elena Lizzi, Radka Maxová, Kira Marie Peter-Hansen, Dragoș Pîslaru, Manuel Pizarro, Dennis Radtke, Elżbieta Rafalska, Guido Reil, Daniela Rondinelli, Mounir Satouri, Monica Semedo, Beata Szydło, Eugen Tomac, Romana Tomc, Marie-Pierre Vedrenne, Marianne Vind, Maria Walsh, Stefania Zambelli, Tatjana Ždanoka, Tomáš Zdechovský

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Konstantinos Arvanitis, Brando Benifei, Marc Botenga, Samira Rafaela, Eugenia Rodríguez Palop

 


HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

42

+

ECR

Lucia Ďuriš Nicholsonová, Helmut Geuking

GUE/NGL

Konstantinos Arvanitis, Marc Botenga, Leila Chaibi, Eugenia Rodríguez Palop

NI

Daniela Rondinelli

PPE

David Casa, Jarosław Duda, Rosa Estaràs Ferragut, Loucas Fourlas, Cindy Franssen, Radan Kanev, Stelios Kympouropoulos, Miriam Lexmann, Dennis Radtke, Eugen Tomac, Romana Tomc, Maria Walsh, Tomáš Zdechovský

Renew

Atidzhe Alieva-Veli, Sylvie Brunet, Dragoș Pîslaru, Samira Rafaela, Monica Semedo, Marie-Pierre Vedrenne

S&D

Marc Angel, Brando Benifei, Gabriele Bischoff, Vilija Blinkevičiūtė, Milan Brglez, Klára Dobrev, Estrella Durá Ferrandis, Heléne Fritzon, Alicia Homs Ginel, Agnes Jongerius, Manuel Pizarro, Marianne Vind

Verts/ALE

Katrin Langensiepen, Kira Marie Peter-Hansen, Mounir Satouri, Tatjana Ždanoka

 

6

-

ID

Dominique Bilde, Nicolaus Fest, France Jamet, Elena Lizzi, Guido Reil, Stefania Zambelli

 

7

0

ECR

Elżbieta Rafalska, Beata Szydło, Margarita de la Pisa Carrión

PPE

Andrea Bocskor, Ádám Kósa

Renew

Abir Al-Sahlani, Radka Maxová

 

Verklaring van de tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

 

Laatst bijgewerkt op: 19 oktober 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid