VERSLAG over de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten (de bouwproductenverordening)
3.2.2021 - (2020/2028(INI))
Commissie interne markt en consumentenbescherming
Rapporteur: Christian Doleschal
TOELICHTING – SAMENVATTING VAN DE FEITEN EN BEVINDINGEN
Naar aanleiding van het voornemen van de Commissie om de bouwproductenverordening te herzien, kreeg de rapporteur op 18 maart 2020 de taak een verslag op te stellen over de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten.
De rapporteur heeft sinds zijn benoeming informatie verzameld en zijn onderzoek onder andere op de volgende bronnen gebaseerd:
de door DG GROW van de Europese Commissie op 7 september 2020 georganiseerde CPR Revision Technical Stakeholders Conference;
Danish Technological Institute (DTI), directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf (Europese Commissie), Global Data Collection Company (GDCC), Joint Institute for Innovation Policy (JIIP), VVA Economics & Policy, “Supporting study for the review of the Construction Products Regulation. Impact assessment: final report” (Studie ter ondersteuning van de herziening van de bouwproductenverordening. Effectbeoordeling: eindverslag), 2018[1];
de door Copenhagen Economics, het Danish Technological Institute (DTI) en het EPRD uitgevoerde studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling voor de herziening van de bouwproductenverordening, waarvan het eindverslag eind 2020 wordt gepubliceerd;
Europese Commissie, “Construction Products Regulation (EU) No 305/2011 – Analysis of production and trade data on construction products” (Verordening (EU) nr. 305/2011 inzake bouwproducten – Analyse van gegevens over de productie van en handel in bouwproducten), 2019[2];
Bouwproductenverordening – inleiding
Verordening (EU) nr. 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten (de bouwproductenverordening) is in 2011 vastgesteld en heeft tot doel het vrije verkeer van bouwproducten op de interne markt te waarborgen.
De EU-wetgeving op het gebied van bouwproducten volgt de zogenaamde nieuwe aanpak op het gebied van de technische harmonisatie niet. Deze aanpak wordt wel breed toegepast op de wetgeving inzake de interne markt voor producten. Het specifieke karakter van de regels inzake bouwproducten is een gevolg van het feit dat het om tussenproducten gaat en dat de regels inzake bouwwerken onder de nationale bevoegdheid van de lidstaten vallen. Bijgevolg zijn in de bouwproductenverordening geen productvereisten vastgesteld, maar een reeks geharmoniseerde regels om de prestaties van bouwproducten te beoordelen met betrekking tot de belangrijkste eigenschappen van die producten (bijv. brandbestendigheid, geluidsisolatie). De lidstaten behouden echter hun bevoegdheden op het gebied van de veiligheids-, milieu- en energievereisten die van toepassing zijn op gebouwen en civieltechnische werken.
In Europa werken 18 miljoen mensen in de bouwsector, die goed is voor 9 % van het bbp[3]. Bij een herziening van de bouwproductenverordening moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de sector. Door de impasse op het gebied van de vaststelling en aanpassing van geharmoniseerde normen voor bouwproducten, die deels het gevolg is van formele vereisten (zie het arrest van het HvJ-EU in zaak C-613/14, James Elliot), is de verdere ontwikkeling van geharmoniseerde normen stilgevallen. Volgens de rapporteur vormt dit een ernstige bedreiging voor de werking van de interne markt voor bouwproducten. Er zijn zowel kortetermijnoplossingen als toekomstgerichte acties nodig om het vastgelopen normalisatieproces nieuw leven in te blazen. De rapporteur is ingenomen met de evaluatie van de bouwproductenverordening door de Commissie, evenals met de lopende herziening die erop gericht is belemmeringen voor de interne markt voor bouwproducten weg te nemen.
Ontwikkeling en verbetering van de interne markt voor bouwproducten
De bouwproductenverordening waarborgt het vrije verkeer van bouwproducten in de Europese Unie, maar de belangen en behoeften van de lidstaten moeten ook in aanmerking worden genomen. In de bouwproductenverordening zijn geharmoniseerde regels vastgesteld voor de CE-markering van bouwproducten en is bepaald hoe hun prestaties met betrekking tot hun belangrijkste kenmerken moeten worden aangegeven. Deze vereisten zijn nodig om te waarborgen dat vaklieden, autoriteiten en consumenten over betrouwbare informatie beschikken en om fabrikanten in verschillende lidstaten in staat te stellen bouwproducten te vergelijken.
De rapporteur benadrukt dat het concept van een gemeenschappelijke technische taal moet worden behouden als brug tussen de vereisten van de lidstaten en de prestatieverklaring die in de bouwproductenverordening is opgenomen. De rapporteur erkent de belangrijke rol van het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) als de instanties die bevoegd zijn om geharmoniseerde normen vast te stellen. De Europese Organisatie voor technische goedkeuringen (EOTA) en de technische beoordelingsinstanties (TBI’s) moeten bevoegd blijven voor de voorbereiding van Europese beoordelingsdocumenten.
De rapporteur is bezorgd over het feit dat er van de 444 bestaande geharmoniseerde normen voor bouwproducten maar 12 in de afgelopen vier jaar zijn gepubliceerd. Dit heeft te maken met de tijd die nodig is om nieuwe normen te ontwikkelen en met de achterstand op het gebied van de herziening van bestaande normen. Het is van het allergrootste belang dat dit proces wordt versneld en dat de kwaliteit van de bestaande Europese geharmoniseerde normen wordt verbeterd. Fabrikanten van bouwproducten en eindgebruikers hebben behoefte aan rechtszekerheid en planningszekerheid op de lange termijn.
CE-markering en prestatieverklaring
In de praktijk wordt de CE-markering voor bouwproducten vaak ten onrechte gezien als kwaliteitskeurmerk. De CE-markering verwijst echter naar de productprestaties en zegt niets over de conformiteit met specifieke productvereisten, zoals veiligheid. De rapporteur pleit daarom voor oplossingen die de eindgebruiker precieze en duidelijke informatie verschaffen over de veiligheid van bouwproducten en de conformiteit ervan met nationale vereisten inzake de veiligheid van gebouwen. Eindgebruikers, kmo’s en professionele gebruikers moeten over alle relevante productinformatie kunnen beschikken om ervoor te zorgen dat het product in overeenstemming is met de bouwvoorschriften van de lidstaten. De prestatieverklaring moet altijd een specifiek en duidelijk beoogd gebruik omvatten.
De rapporteur roept de Commissie dan ook op om na te gaan of het mogelijk is minimale productvereisten op te nemen in de bouwproductenverordening. Die zouden de gezondheid en veiligheid van burgers en de bescherming van het milieu moeten waarborgen. Minimale productvereisten kunnen ook nuttig zijn om de mogelijke versnippering van de interne markt tegen te gaan.
Gebruik van op IT gebaseerde methoden
De hoeveelheid productinformatie die overeenkomstig de bouwproductenverordening aan gebruikers moet worden meegedeeld, zal naar alle waarschijnlijkheid toenemen, met name in het licht van duurzaamheids- en milieuvereisten. Daarom zal de productinformatie naar verwachting niet langer volledig op de CE-markering op het product kunnen worden weergegeven. Het is van cruciaal belang dat bouwers en andere gebruikers van bouwproducten gemakkelijk en op betrouwbare wijze kunnen nagaan of een bouwproduct in een specifieke lidstaat voor het beoogde doel mag worden gebruikt. Daarom zijn digitale methoden sterk aanbevolen. Die kunnen ervoor zorgen dat nationale vereisten en de in de prestatieverklaring verstrekte informatie gemakkelijk kunnen worden vergeleken. Uit ervaring blijkt bovendien dat het niet nodig is dezelfde informatie twee keer aan te geven, een keer in de prestatieverklaring en een tweede keer via de CE-markering. In de plaats daarvan moeten op IT gebaseerde methoden worden gebruikt om de communicatie tussen de verschillende actoren in de toeleveringsketen efficiënter te maken. In dit opzicht beschouwt de rapporteur concepten en methoden zoals blockchain en een slimme prestatieverklaring[4] als onontbeerlijke ontwikkelingen die in een herziene bouwproductenverordening moeten worden opgenomen. Om de uniforme tenuitvoerlegging van dergelijke digitale oplossingen te verzekeren, moet in de herziene bouwproductenverordening worden voorzien in een passend kader dat door de lidstaten ten uitvoer moet worden gelegd. Nationale productcontactpunten zouden belast kunnen worden met het digitaal verschaffen van informatie over de nationale vereisten voor bouwproducten voor specifieke toepassingen.
Strenger markttoezicht
In de bepalingen inzake markttoezicht in de herziene bouwproductenverordening moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de bouwsector.
Met name kmo’s vinden de huidige methoden voor markttoezicht ontoereikend en niet efficiënt. Het gebrek aan doeltreffend markttoezicht ondermijnt het vertrouwen in de EU-wetgeving en de CE-markering. Bovendien wordt er zo geen gelijk speelveld voor marktdeelnemers gecreëerd. Een zwak markttoezicht kan er ook toe leiden dat er meer bouwproducten zijn die niet voldoen aan hun aangegeven prestatie, waardoor de eindgebruikers en consumenten gevaar lopen.
Daarom roept de rapporteur de lidstaten op om Verordening (EU) 2019/1020 betreffende markttoezicht[5] volledig ten uitvoer te leggen.
De markttoezichtautoriteiten moeten kunnen nagaan of de prestatieverklaring van een product in overeenstemming is met de vereisten van de lidstaten voor het beoogde gebruik. Bovendien moeten de bevoegdheden van de markttoezichtautoriteiten ook doeltreffend en uitvoerbaar zijn in gevallen waarin het product rechtsstreek aan de gebruiker wordt geleverd.
De markttoezichtautoriteiten moeten zich daarnaast richten op de onlineverkoop in de bouwproductensector: doeltreffend markttoezicht van online verkochte bouwproducten moet worden gewaarborgd, met name voor bouwproducten die in derde landen worden aangekocht, teneinde niet alleen de productveiligheid te verzekeren, maar ook de eerlijke mededinging op de interne markt.
Toepassingsgebied en verband met andere EU-wetgeving
Niet alleen de bouwproductenverordening, maar ook andere geharmoniseerde gebieden van het secundair EU-recht zijn van toepassing op bouwproducten, zoals de machinerichtlijn, de verordening tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering[6], de kaderrichtlijn afvalstoffen[7] en de richtlijn inzake ecologisch ontwerp. Daarom is het belangrijk het toepassingsgebied en de grenzen van de bouwproductenverordening te preciseren, evenals het verband ervan met de relevante secundaire EU-wetgeving. Er moeten collisieregels worden vastgesteld voor gevallen waarin de bouwproductenverordening overlapt met andere wetgeving, teneinde de transparantie en rechtszekerheid te verzekeren.
Duurzaamheid van bouwproducten
De rapporteur is ingenomen met het voornemen van de Commissie om de bouwsector duurzamer te maken door de duurzaamheidsprestatie van bouwproducten op te nemen in de herziening van de bouwproductenverordening, zoals is aangekondigd in het actieplan voor de circulaire economie. Het opnemen van de doelstellingen van duurzame ontwikkeling in de nieuwe/herziene bouwproductenverordening mag echter niet leiden tot hogere prijzen van bouwproducten. Er moet worden nagegaan hoe duurzaamheidscriteria in aanmerking kunnen worden genomen in de mogelijke herziening van de bouwproductenverordening.
Betrokkenheid van belanghebbenden
Met het oog op een gelijk speelveld tussen marktdeelnemers moet de betrokkenheid van belanghebbenden bij het raadplegings- en evaluatieproces over de bouwproductenverordening worden gewaarborgd. Bovendien moet in de evaluatie van de bouwproductenverordening rekening worden gehouden met de behoeften van en kosten voor bedrijven, met name kmo’s.
Standpunt van de rapporteur
Met name in het licht van de COVID-19-pandemie en de gevolgen daarvan voor de economie, is het belangrijk geen onnodige, niet gerechtvaardigde bureaucratische belemmeringen op te leggen aan de bouwsector. De gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de bouwsector zijn duidelijk, gaande van bevoorradingstekorten van bouwmaterialen tot de afwezigheid van werknemers door quarantaineverplichtingen. Marktdeelnemers, gemeenten en particuliere huishoudens zijn minder geneigd nieuwe investeringen te doen, wat een negatieve impact heeft op de bouwsector. Belanghebbenden hebben behoefte aan flexibele, duidelijke en gemakkelijk uit te voeren oplossingen om aan het economisch herstel te werken. Indien de bouwproductenverordening wordt herzien, moet in die herziening rekening worden gehouden met de behoeften van de industrie en de specifieke kenmerken van de bouwsector, in het bijzonder kmo’s. Bij de herziening van normen die verband houden met de bouwproductenverordening moet juridische duidelijkheid worden geboden. Dat is met name belangrijk in overgangsperioden waarin nieuwe normen worden ontwikkeld. In dat opzicht moeten hiaten in de wetgeving worden vermeden, moet worden voldaan aan transparantie- en kwaliteitsvereisten en moeten alle belanghebbenden, waaronder openbare autoriteiten en kmo’s, worden betrokken.
Met dat in het achterhoofd beveelt de rapporteur aan: i) de interne markt voor bouwproducten verder te ontwikkelen; ii) de CE-markering en de prestatieverklaring te verbeteren; iii) het markttoezicht te versterken; iv) duidelijke richtsnoeren te verschaffen voor gevallen waarin de bouwproductenverordening overlapt met specifieke productwetgeving; en v) digitale hulpmiddelen te gebruiken.
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten (de bouwproductenverordening)
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
– gezien Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten[8] (de bouwproductenverordening),
– gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad[9] (de normalisatieverordening),
– gezien de evaluatie van de Commissie van 24 oktober 2019 van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten (SWD(2019)1770),
– gezien het verslag van de Commissie van 24 oktober 2019 over de uitkomst van de evaluatie van de relevantie van de in artikel 31, lid 4, bedoelde taken die een uniale financiering genieten overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten (COM(2019)0800),
– gezien Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011[10],
– gezien Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93[11],
– gezien Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad[12],
– gezien Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008[13],
– gezien zijn resolutie van 21 oktober 2010 over de toekomst van de Europese normalisatie[14],
– gezien de mededeling van de Commissie van 30 november 2016 getiteld “Schone energie voor alle Europeanen” (COM(2016)0860),
– gezien de Europese Green Deal (COM(2019)0640),
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2020 getiteld “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie – Voor een schoner en concurrerender Europa” (COM(2020)0098),
– gezien artikel 54 van zijn Reglement, alsmede artikel 1, lid 1, onder e), van en bijlage 3 bij het besluit van de Conferentie van voorzitters van 12 december 2002 betreffende de procedure inzake het verlenen van toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen,
– gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A9-0012/2021),
A. overwegende dat de bouwsector in Europa rechtstreeks 18 miljoen banen verschaft en goed is voor 9 % van het bbp[15];
B. overwegende dat de bouwproductenverordening tot doel heeft technische belemmeringen voor de handel in bouwproducten weg te nemen teneinde het vrije verkeer ervan binnen de interne markt te bevorderen, waarbij moet gewaarborgd dat die producten geschikt zijn voor hun beoogde gebruik en dat ze voldoen aan hun aangegeven prestatie, rekening houdend met de gezondheids-, veiligheids- en milieuaspecten in verband met hun gebruik en ongeacht waar zij zijn vervaardigd;
C. overwegende dat van het Europese systeem van technische voorschriften en normalisatie is gebleken dat het een aanjager is van concurrentievermogen en innovatie, bijdraagt tot de veiligheid van consumenten en voor minder ongevallen zorgt, waardoor EU-normen als een mondiale maatstaf kunnen worden beschouwd;
D. overwegende dat de trage goedkeuring en het niet bekendmaken van geharmoniseerde normen problematisch is, aangezien de goedkeuringsprocedure geen gelijke tred houdt met de ontwikkelingen in de sector, hetgeen voor onzekerheid zorgt in het bedrijfsleven; overwegende dat het ontbreken van geharmoniseerde normen en het onvolledige karakter van de bestaande normen hebben bijgedragen tot aanvullende nationale vereisten voor bouwproducten, die het vrije verkeer van die producten op de interne markt belemmeren; overwegende dat deze vereisten negatieve gevolgen kunnen hebben voor consumenten en voor de lidstaten wanneer zij hun verantwoordelijkheden op het gebied van structurele veiligheid, gezondheid, milieubescherming, andere met de bouw verband houdende aangelegenheden en consumentenbescherming nakomen;
E. overwegende dat de door de lidstaten vastgestelde voorschriften voor bouwwerken zodanig moeten worden ontworpen en uitgevoerd dat de veiligheid van werknemers en consumenten wordt gewaarborgd en dat het milieu niet wordt geschaad, hetgeen ook gevolgen kan hebben voor de vereisten voor bouwproducten;
F. overwegende dat de kosten die verband houden met de naleving van de bouwproductenverordening 0,6 % à 1,1 % van de omzet van de bouwsector bedragen, en dat ze voornamelijk door fabrikanten worden gedragen, hetgeen een zware last kan zijn voor kmo’s;
1. is ingenomen met de evaluatie en lopende herziening van de bouwproductenverordening door de Commissie, die erop gericht zijn de overblijvende belemmeringen voor bouwproducten op de interne markt weg te nemen en bij te dragen tot de doelstellingen van de Europese Green Deal en het actieplan voor de circulaire economie, waarbij rekening wordt gehouden met technologische ontwikkelingen en innovatie;
2. wijst op de specifieke aard van de bouwproductenverordening, die afwijkt van de algemene beginselen van het nieuw wetgevingskader (NWK), vooral omdat er geen specifieke vereisten of minimale veiligheidsniveaus voor bouwproducten in worden geharmoniseerd, maar er in de plaats daarvan slechts een gemeenschappelijke technische taal wordt vastgesteld – die hetzelfde is voor alle bouwproducten die onder de bouwproductenverordening vallen – om de prestaties van bouwproducten met betrekking tot hun essentiële eigenschappen, zoals vastgelegd in geharmoniseerde technische specificaties, te beoordelen;
3. benadrukt dat de huidige bouwproductenverordening het vrije verkeer van bouwproducten in de Unie garandeert, terwijl de regels inzake bouwwerken de bevoegdheid van de lidstaten blijft; merkt in dit opzicht op dat in de regelgeving van de lidstaten is bepaald dat bouwwerken zo moeten zijn ontworpen en uitgevoerd dat zij de veiligheid van personen, huisdieren of goederen niet in gevaar brengen en geen schade toebrengen aan het milieu; wijst erop dat bouwvoorschriften op het niveau van de lidstaten over het algemeen worden beïnvloed door de prestaties van de bouwproducten die in de bouwwerken worden gebruikt;
Gemeenschappelijke technische taal, waaronder normen
4. merkt op dat de gemeenschappelijke technische taal die in de bouwproductenverordening is geïntroduceerd, wordt gepreciseerd in geharmoniseerde Europese normen, en in Europese beoordelingsdocumenten voor producten die niet – of niet volledig – onder de geharmoniseerde normen vallen, teneinde aan de prestatievereisten van de lidstaten te voldoen; erkent dat het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) de instanties zijn die bevoegd zijn om geharmoniseerde normen op te stellen, terwijl de Europese Organisatie voor technische goedkeuringen (EOTA) en de technische beoordelingsinstanties (TBI’s) verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding van Europese beoordelingsdocumenten;
5. wijst erop dat, in tegenstelling tot andere NWK-wetgeving, het gebruik van geharmoniseerde normen in het kader van de bouwproductenverordening verplicht is, en er dus een doeltreffend goedkeuringssysteem nodig is om tegemoet te komen aan de behoeften van de industrie, de doeltreffendste praktijken van de industrie te weerspiegelen, de weg te banen voor innovatie, gelijke tred te houden met technologische ontwikkelingen, rechtszekerheid en een gelijk speelveld voor kmo’s te waarborgen en aan de regelgevingsbehoeften van de lidstaten te voldoen; roept de Commissie daarom op om de actieve betrokkenheid van de industrie en relevante belanghebbenden te waarborgen om ervoor te zorgen dat nieuwe normen zo relevant mogelijk zijn; wijst erop dat het belangrijk is dat de lidstaten actief deelnemen aan het normalisatieproces;
6. is bezorgd over het feit dat van de 444 bestaande geharmoniseerde normen voor bouwproducten, er slechts 12 nieuwe zijn gepubliceerd na de vaststelling van de bouwproductenverordening; is van mening dat de tijd die nodig is om normen te ontwikkelen en bekend te maken, de achterstand op het gebied van de herziening en actualisering van bestaande normen (acquis van de bouwproductenverordening), het gebrek aan rechtszekerheid in het huidige wetgevingskader en het gebrek aan een productieve dialoog tussen alle momenteel bij het proces betrokken partners enkele van de belangrijkste problemen zijn in verband met de tenuitvoerlegging van de bouwproductenverordening;
7. wijst erop dat een groot aantal normen niet volledig alle basisvereisten dekt die nodig zijn voor het gebruik van bouwproducten in bouwwerken; is bezorgd over het feit dat deze onvolledige harmonisatie heeft bijgedragen tot aanvullende nationale vereisten en verplichte nationale keurmerken voor bouwproducten, waardoor ongerechtvaardigde belemmeringen ontstaan, de interne markt wordt gefragmenteerd en verzwakt en rechtsonzekerheid wordt gecreëerd voor bedrijven, bouwers, aannemers, planologen en architecten, wat kan leiden tot veiligheidsrisico’s voor bouwwerken;
8. dringt er bij de Commissie op aan een snelle en haalbare oplossing te vinden om de normalisatieprocessen te verbeteren en de achterstand wat betreft de niet-bekendgemaakte normen weg te werken; is in dit opzicht voorstander van een combinatie van kortetermijnmaatregelen om de achterstand en hiaten in de wetgeving aan te pakken en langetermijnmaatregelen om de procedure voor het vaststellen van een gemeenschappelijke technische taal door middel van alomvattende geharmoniseerde normen te verbeteren;
9. wijst erop dat problemen met de ontwikkeling van geharmoniseerde normen in alle stappen van het voorbereidingsproces moeten worden aangepakt; dringt er bij de Commissie op aan om overeenkomstig de normalisatieverordening in de voorbereidende fase nauw overleg te plegen met alle relevante belanghebbenden en benadrukt het belang van evenwichtige vertegenwoordiging, transparantie en openheid van alle betrokken partijen om tot werkbare oplossingen te komen; wijst op de noodzaak om te waarborgen dat de door de Commissie gedane normalisatieverzoeken van hoge kwaliteit zijn en om duidelijke en pragmatische richtsnoeren te verstrekken; moedigt de Commissie voorts aan om alomvattende en horizontale richtsnoeren voor normalisatie-instellingen te ontwikkelen waarin de structuur en vereisten van een gevraagde norm uiteen worden gezet; stelt voor om duidelijk bepaalde termijnen vast te stellen voor de Commissie om voorbereide normen te beoordelen, en duidelijke uiterste termijnen voor alle partijen om verdere herziening te waarborgen als blijkt dat een norm niet in overeenstemming is met een normalisatieverzoek of met de bouwproductenverordening; vindt het belangrijk om het toepassingsgebied van normen preciezer te bepalen, zodat fabrikanten over duidelijke richtsnoeren beschikken wanneer ze verklaren dat hun producten onder het toepassingsgebied vallen;
10. is van mening dat, vanwege het verplichte karakter van normen in de context van de bouwproductenverordening en het feit dat ze als deel van de Uniewetgeving worden gezien, de tekst van uitgevaardigde geharmoniseerde normen in alle talen van de Unie beschikbaar moet zijn; benadrukt dat moet worden gezorgd voor hoogwaardige vertalingen zonder extra kosten en dat de nationale normalisatie-instellingen meer betrokken moeten worden bij het vertaalproces; verzoekt de Commissie de financiële regelingen voor de vertaling van geharmoniseerde normen verder te ondersteunen en te vereenvoudigen;
11. is bezorgd over het feit dat er wel een alternatieve route voor producten die niet of niet volledig onder de geharmoniseerde normen vallen, is opgenomen in de bouwproductenverordening zodat innovatieve producten ook op de markt kunnen worden gebracht, maar dat de grote meerderheid van de Europese beoordelingsdocumenten geen betrekking heeft op innovatieve producten;
12. is bijgevolg van mening dat de huidige ondermaatse prestaties van het normalisatiesysteem een van de factoren zijn die ertoe leiden dat er meer gebruik wordt gemaakt van de EOTA-route als een alternatieve manier van normalisatie;
13. wijst op de duur en hoge kosten van de EOTA-route, die niet kmo-vriendelijk is en eigenlijk alleen betaalbaar is voor grote marktdeelnemers; benadrukt dat hoewel het normalisatieproces in het algemeen moet worden verbeterd, de huidige procedure voor de ontwikkeling van Europese beoordelingsdocumenten nuttig kan zijn als aanvullende route om de ontwikkeling van innovatieve producten en de deelname van kmo’s te stimuleren, maar ook moet beantwoorden aan de doelstelling van fabrikanten om innovatieve producten zo snel mogelijk op de markt te brengen, met inachtneming van de productvereisten van de Unie, en niet mag worden gezien als permanent alternatief voor het normalisatiesysteem;
14. onderstreept dat een gemeenschappelijke technische taal kan helpen om een circulaire economie te bevorderen, aangezien zo de prestaties van bouwproducten op dezelfde manier kunnen worden aangegeven; is van mening dat meer aandacht moet worden besteed aan normen die kunnen helpen een circulaire economie in Europa te bevorderen;
CE-markering en prestatieverklaring
15. merkt op dat de CE-markering een middel is om ervoor te zorgen dat bouwproducten die in de ene lidstaat legaal op de markt zijn gebracht, ook op het grondgebied van een andere lidstaat kunnen worden verhandeld; is echter bezorgd over het feit dat, aangezien de CE-markering uit hoofde van de bouwproductenverordening verschilt van andere NWK-wetgeving omdat ze alleen verwijst naar productprestaties en niet naar de conformiteit met specifieke productvereisten, een dergelijk verschil in aanpak ten opzichte van andere NWK-wetgeving tot verwarring over de CE-markering kan leiden en de waarde ervan kan verminderen; wijst in dit opzicht op de overlapping tussen de informatie die nodig is voor de CE-markering en de prestatieverklaring; is van mening dat deze verdubbeling onnodige extra administratieve lasten en kosten voor bedrijven creëert en moet worden aangepakt, onder andere door meer gebruik te maken van digitale oplossingen;
16. betreurt het feit dat de CE-markering uit hoofde van de bouwproductenverordening ten onrechte als een kwaliteitsmerk wordt gezien en dat met deze markering niet wordt vastgesteld of een bouwproduct veilig is of in bouwwerken zou kunnen worden gebruikt; is van mening dat verdere oplossingen nodig zijn om eindgebruikers van nauwkeurige en duidelijke informatie te voorzien over de aard van de CE-markering, met betrekking tot de veiligheid van bouwproducten en de conformiteit ervan met de nationale vereisten inzake bouwwerken en de veiligheid van gebouwen;
17. dringt er bij de Commissie op aan om te overwegen en grondig te onderzoeken of het mogelijk is om de bouwproductenverordening geleidelijk aan te verbeteren door er aanvullende informatieverplichtingen en productprestatievereisten in verband met gezondheids-, veiligheids- en milieuaspecten in op te nemen op basis van een effectbeoordeling en een beoordeling van de regelgevingsbehoeften van de Unie en de lidstaten voor elke productcategorie; roept de Commissie bovendien op om na te gaan welke aanpak voor de bouwproductenverordening het doeltreffendst zou zijn;
18. wijst op het gebrek aan digitalisering in de bouwsector en benadrukt dat het belangrijk is optimaal gebruik te maken van digitale technologieën, die ervoor kunnen zorgen dat de marktdeelnemers en eindgebruikers duidelijke, transparante en betrouwbare informatie krijgen, de overlapping tussen informatievereisten wordt aangepakt en de markttoezichtautoriteiten hun activiteiten doeltreffender kunnen uitvoeren; roept de Commissie op om de voordelen van het gebruik van dergelijke technologieën te beoordelen en oplossingen te ontwikkelen voor de slimme integratie van bestaande gegevens die in verschillende informatiesystemen kunnen worden gebruikt;
19. is van mening dat digitale oplossingen de transparantie van de bouwproductenmarkt kunnen vergroten en de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de in de prestatieverklaring verschafte informatie kunnen waarborgen, en het gemakkelijker kunnen maken om bouwproducten te vergelijken op basis van hun aangegeven prestaties, met inbegrip van veiligheids- en milieuprestaties, waardoor marktdeelnemers en eindgebruikers kunnen profiteren van de door de fabrikanten verstrekte informatie door de vereisten voor bouwwerken snel te beoordelen en te vergelijken met de in de prestatieverklaring verstrekte informatie;
20. benadrukt dat het belangrijk is het bewustzijn van marktdeelnemers – met name kmo’s en micro-ondernemingen – met betrekking tot de CE-markering en de prestatieverklaring te vergroten, onder andere door middel van één digitale toegangspoort; is van mening dat een dergelijke aanpak het vertrouwen in de harmonisatie van de Unie zou vergroten, de kwaliteit van geharmoniseerde normen zou verbeteren en de versnippering van de interne markt zou helpen verminderen; wijst op de belangrijke rol die nationale productcontactpunten voor de bouw spelen bij het informeren van marktdeelnemers over de toepassing van de bouwproductenverordening en bij het verschaffen van betrouwbare informatie over de bepalingen inzake de vereisten voor bouwwerken die op het grondgebied van een lidstaat gelden voor het beoogde gebruik van elk bouwproduct; stelt voor meer inspanningen te leveren om het bewustzijn te vergroten van het bestaan van deze contactpunten, aangezien in 2018 slechts 57 % van de belanghebbenden er weet van had;
Markttoezicht
21. is bezorgd over het feit dat het markttoezicht voor bouwproducten als ontoereikend en ondoeltreffend wordt beschouwd door de industrie; benadrukt dat een dergelijke situatie het gelijke speelveld ondermijnt voor marktdeelnemers die zich houden aan de wetgeving, ten voordele van malafide handelaars die dat niet doen; wijst erop dat een zwak en inconsistent markttoezicht ertoe kan leiden dat er meer bouwproducten zijn die niet voldoen aan hun aangegeven prestatie, waardoor de eindgebruikers en consumenten gevaar lopen;
22. dringt bij de lidstaten aan op de volledige tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2019/1020, die erop gericht is het markttoezicht van producten die vallen onder de harmonisatiewetgeving van de Unie, waaronder de bouwproductenverordening, te versterken en waarin het kader voor samenwerking met marktdeelnemers is vastgesteld; benadrukt de behoefte aan een consistente, geharmoniseerde en uniforme handhaving van nieuwe regels door de nationale markttoezichtautoriteiten en daartoe aan versterkte grensoverschrijdende samenwerking om een gelijk speelveld in de bouwsector en eerlijke mededinging op de EU-markt te waarborgen;
23. herinnert eraan dat de lidstaten uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1020 de nodige financiële, menselijke en technische middelen moeten toewijzen aan de markttoezichtautoriteiten en ervoor moeten zorgen dat zij over voldoende deskundigheid en bevoegdheden beschikken; moedigt de lidstaten aan de samenwerking tussen hun markttoezichtautoriteiten, waaronder op grensoverschrijdend niveau, te verbeteren, meer controles uit te voeren en de efficiëntie en doeltreffendheid ervan te verbeteren, om bouwproducten op te kunnen sporen die niet met hun aangegeven prestatie overeenstemmen en te verhinderen dat deze op de interne markt terechtkomen;
24. roept de Commissie op om spoedig uitvoeringshandelingen vast te stellen uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1020, teneinde de prestaties van markttoezichtautoriteiten verder op elkaar af te stemmen door uniforme voorwaarden voor controles vast te stellen, evenals criteria voor het bepalen van de frequentie van de controles en het aantal monsters dat moet worden gecontroleerd in verband met bepaalde producten of categorieën producten, en door benchmarks en technieken voor controles van geharmoniseerde producten vast te leggen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de betrokken sectoren, waaronder bouwproducten, en met de gevolgen voor een herziene bouwproductenverordening; wijst op de belangrijke rol die het Unienetwerk voor productconformiteit en de groepen voor administratieve samenwerking spelen bij het waarborgen van gestructureerde coördinatie en samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten van de lidstaten en de Commissie en bij het stroomlijnen van markttoezichtpraktijken om deze doeltreffender te maken;
25. acht het van cruciaal belang dat de voor bouwproducten verantwoordelijke nationale markttoezichtautoriteiten nauw samenwerken met de nationale bouwtoezichtautoriteiten om te zorgen voor een genuanceerde benadering bij de beoordeling van de conformiteit van in bouwwerken gebruikte bouwproducten met de aangegeven prestatie of het beoogde gebruik, en te waarborgen dat die producten in overeenstemming zijn met de bouwvoorschriften, en zo de bescherming te garanderen van de gezondheid en veiligheid van de werknemers die de bouwproducten gebruiken en van de gebruikers van de bouwwerken;
26. benadrukt dat de lidstaten hun verantwoordelijkheid moeten nemen wanneer zij nationale bepalingen inzake bouwwerken invoeren, met inbegrip van vereisten in verband met de veiligheid van gebouwen tijdens de bouw, het onderhoud en de afbraak van bouwwerken, door rekening te houden met andere aspecten die belangrijk zijn voor het algemeen belang, zoals de gezondheid, veiligheid en beveiliging van werknemers en de bescherming van het milieu;
27. wijst op de toename van de onlineverkoop in de bouwsector; benadrukt dat doeltreffend markttoezicht van online verkochte bouwproducten moet worden gewaarborgd – met name van producten die bij marktdeelnemers van buiten de EU worden gekocht, aangezien zij mogelijk niet voldoen aan de Uniewetgeving en daardoor de kwaliteit en veiligheid van bouwwerken kunnen beïnvloeden –, teneinde de conformiteit van op de interne markt verhandelde bouwproducten met hun aangegeven prestatie of beoogde gebruik te waarborgen, ongeacht hun oorsprong; wijst op de rol die onlinemarktplaatsen in dit verband kunnen spelen;
28. benadrukt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de aangemelde instanties die de beoordeling van de prestaties van bouwproducten uitvoeren, een uniform prestatieniveau hebben, zodat zij hun functies op hetzelfde niveau en onder dezelfde voorwaarden vervullen; wijst in dit verband op de rol die de bij Verordening (EU) 2019/1020 ingevoerde Unietestfaciliteiten spelen bij het vergroten van de laboratoriumcapaciteit en bij het waarborgen van de betrouwbaarheid en consistentie van de tests, met het oog op markttoezicht in de lidstaten;
29. benadrukt de noodzaak om de verstrekking en uitwisseling van informatie over potentieel gevaarlijke stoffen in bouwproducten te verbeteren en de samenwerking met de gegevensbanken van het Europees Agentschap voor chemische stoffen te versterken overeenkomstig de huidige wetgeving;
30. dringt er bij de Commissie op aan om doeltreffend toezicht te blijven houden op ongerechtvaardigde belemmeringen op de interne markt die voortkomen uit nationale voorschriften en om deze belemmeringen te blijven aanpakken; wijst op de noodzaak van een versterkte dialoog en versterkte samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten om praktijken aan te pakken die het vrije verkeer van bouwproducten op de interne markt belemmeren, zoals het voortdurende gebruik van nationale keurmerken en aanvullende certificeringen voor bouwproducten;
Duurzaamheid van bouwproducten
31. benadrukt dat, wat de aankoop, de vervaardiging, het onderhoud, het hergebruik en de recycling van bouwproducten en het gebruik ervan in bouwwerken betreft, de transitie naar een duurzame en circulairdere economie noodzakelijk is; beklemtoont dat de duurzaamheid van bouwproducten en de beschikbaarheid van secundaire en hernieuwbare producten en materialen op de markt moeten worden verbeterd;
32. is in dit opzicht ingenomen met het voornemen van de Commissie om de bouwsector duurzamer te maken door de duurzaamheidsprestatie van bouwproducten op te nemen in de herziening van de bouwproductenverordening, zoals is aangekondigd in het actieplan voor de circulaire economie; steunt de inspanningen van de Commissie om de wetgeving inzake bouwproducten af te stemmen op en samenhangender te maken met het horizontale milieubeleid;
33. roept de Commissie op te overwegen om bepaalde milieuprestatievereisten en duurzaamheidscriteria voor de hele levenscyclus van producten op te nemen in de geharmoniseerde normen voor specifieke productcategorieën in het kader van de bouwproductenverordening, en tegelijkertijd rekening te houden met de markt- en technologische ontwikkelingen en nationale regelgevingseisen voor de bouwsector en het gebouwenbeleid, zodat fabrikanten over een enkel kader beschikken voor het beoordelen en testen van producten wanneer er relevante gemeenschappelijke nalevingsvereisten van toepassing zijn; beklemtoont dat de huidige in de bouwproductenverordening vastgestelde basisvereisten voor bouwwerken reeds de basis kunnen vormen voor de voorbereiding van normalisatiemandaten en geharmoniseerde technische specificaties met betrekking tot de milieuprestaties en duurzaamheid van bouwproducten; benadrukt dat het belangrijk is naar behoren te beoordelen voor welke productcategorieën dergelijke vereisten relevant zouden zijn, en dat alle relevante belanghebbenden bij het beoordelingsproces moeten worden betrokken; onderstreept dat het opnemen van dergelijke vereisten niet mag leiden tot hogere prijzen van bouwproducten;
34. roept de Commissie op om na te gaan hoe de bouwproductenverordening de circulariteit van bouwproducten kan ondersteunen, met inbegrip van hergebruikte of gereviseerde producten of producten uit gerecyclede materialen; benadrukt dat hiervoor betrouwbare gegevens nodig zijn over het eerdere gebruik van bouwproducten, rekening houdend met de potentiële kosten ervan; is in dit opzicht ingenomen met de doelstelling van de Commissie om een Europese gegevensruimte voor slimme circulaire toepassingen op te zetten met gegevens over productinformatie[16];
Specifieke aanbevelingen met betrekking tot de herziening van de bouwproductenverordening
35. benadrukt dat alle belanghebbenden naar behoren betrokken moeten worden in het raadplegings- en evaluatieproces; beklemtoont het belang van een uitgebreide effectbeoordeling van de mogelijke regelgevingskeuzes; wijst op de noodzaak om in de wetgeving inzake bouwproducten een gelijk speelveld te creëren voor alle bedrijven, met name kmo’s, rekening houdend met nieuwe bedrijfsmodellen, en te zorgen voor minder administratieve lasten voor die bedrijven, evenals voor eerlijke en vrije mededinging op mondiaal niveau; dringt er in dit verband op aan de vereenvoudigde procedures voor micro-ondernemingen verder te verduidelijken en te verbeteren;
36. benadrukt de noodzaak om verdubbelingen te vermijden en de samenhang van de herziene bouwproductenverordening met bestaande wetgeving en toekomstige wetgevingsinitiatieven te waarborgen; roept de Commissie daarom op om het verband van de bouwproductenverordening met aanverwante wetgeving inzake de interne markt, zoals de richtlijn inzake ecologisch ontwerp[17], de verordening tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering[18], de kaderrichtlijn afvalstoffen[19] en de drinkwaterrichtlijn[20], te verduidelijken om mogelijke overlappingen te vermijden en indien nodig de relevante bepalingen te stroomlijnen teneinde de rechtszekerheid voor bedrijven te waarborgen;
37. benadrukt dat een herziening van de bouwproductenverordening in overeenstemming moet zijn met de beginselen en doelstellingen van de normalisatieverordening wat de voorbereiding van geharmoniseerde normen betreft, teneinde de transparantie en kwaliteit ervan te waarborgen; benadrukt dat bij een herziening de passende betrokkenheid van alle belanghebbenden moet worden verzekerd en tegemoet moet worden gekomen aan de regelgevingsbehoeften van de lidstaten;
38. benadrukt de noodzaak om, wat een herziening van de bouwproductenverordening en het daarmee samenhangende acquis betreft, gedurende een overgangsperiode de rechtszekerheid te waarborgen, teneinde een rechtsvacuüm te vermijden en te zorgen voor een vlotte overgang van de bestaande naar de nieuwe bepalingen;
39. is bezorgd dat een herziening van de bouwproductenverordening, en met name de herziening van het daarmee samenhangende acquis, veel tijd in beslag zal nemen, terwijl fabrikanten, bouwers, aannemers, planologen, architecten en andere eindgebruikers behoefte hebben aan onmiddellijke oplossingen om de rechtsonzekerheid als gevolg van onder andere het gebrek aan geactualiseerde geharmoniseerde normen en hiaten in de regelgeving weg te nemen; roept de Commissie op om deze kwesties in de verwachte herziening van de bouwproductenverordening aan te pakken, onder meer door een oplossing te vinden om de dringende juridische en technische uitdagingen het hoofd te bieden;
40. dringt aan op een ambitieuze herziening van de bouwproductenverordening met het oog op de totstandbrenging van een solide regelgevingskader met doeltreffende, gemakkelijk te handhaven en geharmoniseerde regels;
°
° °
41. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
28.1.2021 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
44 1 0 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Alex Agius Saliba, Andrus Ansip, Pablo Arias Echeverría, Alessandra Basso, Brando Benifei, Adam Bielan, Hynek Blaško, Biljana Borzan, Vlad-Marius Botoş, Markus Buchheit, Anna Cavazzini, Dita Charanzová, Deirdre Clune, Carlo Fidanza, Evelyne Gebhardt, Alexandra Geese, Sandro Gozi, Maria Grapini, Svenja Hahn, Virginie Joron, Eugen Jurzyca, Arba Kokalari, Marcel Kolaja, Kateřina Konečná, Andrey Kovatchev, Jean-Lin Lacapelle, Maria-Manuel Leitão-Marques, Morten Løkkegaard, Adriana Maldonado López, Antonius Manders, Beata Mazurek, Leszek Miller, Dan-Ştefan Motreanu, Anne-Sophie Pelletier, Miroslav Radačovský, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Tomislav Sokol, Ivan Štefanec, Kim Van Sparrentak, Marco Zullo |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Christian Doleschal, Claude Gruffat, Krzysztof Hetman, Edina Tóth |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
44 |
+ |
ECR |
Adam Bielan, Carlo Fidanza, Eugen Jurzyca, Beata Mazurek |
ID |
Alessandra Basso, Markus Buchheit, Virginie Joron, Jean-Lin Lacapelle |
NI |
Miroslav Radačovský, Marco Zullo |
PPE |
Pablo Arias Echeverría, Deirdre Clune, Christian Doleschal, Krzysztof Hetman, Arba Kokalari, Andrey Kovatchev, Antonius Manders, Dan-Ştefan Motreanu, Andreas Schwab, Tomislav Sokol, Ivan Štefanec, Edina Tóth |
Renew |
Andrus Ansip, Vlad-Marius Botoş, Dita Charanzová, Sandro Gozi, Svenja Hahn, Morten Løkkegaard |
S&D |
Alex Agius Saliba, Brando Benifei, Biljana Borzan, Evelyne Gebhardt, Maria Grapini, Maria-Manuel Leitão-Marques, Adriana Maldonado López, Leszek Miller, Christel Schaldemose |
The Left |
Kateřina Konečná, Anne-Sophie Pelletier |
Verts/ALE |
Anna Cavazzini, Alexandra Geese, Claude Gruffat, Marcel Kolaja, Kim Van Sparrentak |
1 |
- |
ID |
Hynek Blaško |
0 |
0 |
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/57fd5ffa-ed41-11e8-b690-01aa75ed71a1/language-en
- [2] https://ec.europa.eu/docsroom/documents/34621
- [3] Europese Commissie, “The European construction sector – A global partner” (De Europese bouwsector – een mondiale partner), 2016.
- [4] Via oplossingen voor slimme prestatieverklaringen kunnen gebruikers van bouwproducten de vereisten van een lidstaat gemakkelijk vergelijken met de productinformatie die in de prestatieverklaring staat. Voor dergelijke oplossingen is het echter nodig dat de bestaande vereisten voor bouwproducten voor specifieke toepassingen door de lidstaten digitaal kunnen worden verenigd met een elektronische prestatieverklaring. Het digitaal verschaffen van de vereisten voor bouwproducten voor specifieke toepassingen kan door de nationale productcontactpunten gebeuren.
- [5] PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.
- [6] PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1.
- [7] PB L 312 van 22.11.2008, blz. 2.
- [8] PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.
- [9] PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
- [10] PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.
- [11] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.
- [12] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.
- [13] PB L 91 van 29.3.2019, blz. 1.
- [14] PB C 70 E van 8.3.2012, blz. 56.
- [15] Europese Commissie, “The European construction sector – A global partner” (De Europese bouwsector – een mondiale partner), 2016.
- [16] Zoals vermeld in het actieplan voor een circulaire economie.
- [17] PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
- [18] PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1.
- [19] PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
- [20] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32.