VERSLAG over het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021
5.3.2021 - (2021/2004(INI))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Markus Ferber
Rapporteur voor advies (*): Margarida Marques, Begrotingscommissie
(*) Procedure met samenwerkende commissies – Artikel 57 van het Reglement
- ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- TOELICHTING
- ADVIES VAN DE BEGROTINGSCOMMISSIE
- ADVIES VAN DE COMMISSIE MILIEUBEHEER, VOLKSGEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID
- BRIEF VAN DE COMMISSIE REGIONALE ONTWIKKELING
- INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
- HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 121, 126 en 136 en Protocol nr. 12,
– gezien Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,
– gezien Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,
– gezien het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie,
– gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[1],
– gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten[2],
– gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied[3],
– gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[4],
– gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden[5],
– gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied[6],
– gezien Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone[7],
– gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit[8],
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 maart 2020 over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact (COM(2020)0123),
– gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 met als titel “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” (COM(2020)0456),
– gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 met als titel “De EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa” (COM(2020)0442),
– gezien het voorstel van de Commissie van 28 mei 2020 voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel in de nasleep van de COVID-19-pandemie (COM(2020)0441),
– gezien de mededelingen van de Commissie van 17 september 2020 met als titel “Jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021” (COM(2020)0575) en van 18 november 2020 met als titel “Waarschuwingsmechanismeverslag 2021” (COM(2020)0745),
– gezien het jaarverslag van het Europees Begrotingscomité van 29 oktober 2019, de verklaring van het Europees Begrotingscomité van 24 maart 2020 over COVID-19 en de beoordeling van het Europees Begrotingscomité van 1 juli 2020 van de gewenste begrotingskoers voor de eurozone in 2021,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen[9],
– gezien de Europese economische prognose van de Commissie: winter 2021 (Institutional Paper 144)[10],
– gezien de aanbevelingen van de Europese Raad van 10 en 11 december 2020 over het MFK en NextGenerationEU, COVID-19, klimaatverandering, veiligheid en externe betrekkingen (EUCO 22/20),
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0036/2021),
A. overwegende dat het Europees Semester een essentiële rol speelt bij de coördinatie van het economisch, begrotings- en werkgelegenheidsbeleid in de lidstaten, dat dient om gezonde overheidsfinanciën te waarborgen, buitensporige macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen, structurele hervormingen te ondersteunen en investeringen te stimuleren, en dat momenteel het kader vormt dat wordt gebruikt om de Unie en de lidstaten op basis van de beleidsprioriteiten van de EU te begeleiden bij de uitdagingen van het herstel; overwegende dat de Unie sinds de staatsschuldencrisis van 2008 in een veel betere positie verkeert om crises het hoofd te bieden, maar dat zich nu nieuwe uitdagingen met betrekking tot de macro-economische stabiliteit voordoen;
B. overwegende dat de Unie en haar lidstaten zich hebben verbonden tot de op het Verdrag gebaseerde fundamentele waarden, de uitvoering van de Agenda 2030 van de VN, de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) en de Klimaatovereenkomst van Parijs;
C. overwegende dat aspecten met betrekking tot de mogelijke toekomst van het begrotingskader van de EU zullen worden behandeld bij de evaluatie van het macro-economische wetgevingskader in het initiatiefverslag van het Europees Parlement dat daaraan is gewijd; merkt op dat het kader zal worden geëvalueerd en naargelang van het resultaat moet worden aangepast;
D. overwegende dat de sociale en werkgelegenheidsaspecten van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei worden behandeld in het dubbelverslag met als titel “Het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: sociale en werkgelegenheidsaspecten in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021”;
E. overwegende dat een hoge overheidsschuld een zware last op de schouders van de toekomstige generaties kan leggen en het herstel kan belemmeren;
F. overwegende dat de pandemie alle lidstaten heeft getroffen en een symmetrische schok heeft veroorzaakt, maar dat de omvang van de impact, de specifieke economische blootstellingen en de aanvankelijke omstandigheden, alsook het tempo en de kracht van het herstel aanzienlijk zullen uiteenlopen;
G. overwegende dat de goede tijden moeten worden benut om structurele hervormingen door te voeren, met name maatregelen om begrotingstekorten, de overheidsschuld en niet-renderende leningen te verminderen, en om voorbereidingen te treffen voor een eventuele nieuwe economische crisis of recessie;
H. overwegende dat vrouwen onevenredig zwaar door de crisis zijn getroffen en dat de voorgestelde herstelmaatregelen een antwoord bieden op de uitdagingen die de COVID‑19-crisis met zich meebrengt voor de zorgsector en de specifieke uitdagingen waarmee vrouwen worden geconfronteerd;
I. overwegende dat de lidstaten in reactie op de pandemie aanzienlijke begrotingsmaatregelen hebben genomen (4,2 % van het bbp in 2020 en 2,4 % van het bbp in 2021); overwegende dat de output van de Europese economie in 2022 nauwelijks weer het niveau van vóór de pandemie zal bereiken;
J. overwegende dat de plannen voor herstel en veerkracht die de lidstaten hebben vastgesteld, hun nationale agenda van hervormingen en investeringen zullen omvatten, die is opgesteld volgens de beleidsdoelstellingen van de EU, waarin onder meer de groene en de digitale transitie centraal staan;
I. COVID-crisis, faciliteit voor herstel en veerkracht, tijdelijke aanpassing van het semester
1. merkt op dat het Europees Semester en de faciliteit voor herstel en veerkracht (RRF) nauw met elkaar verweven zijn; neemt er nota van dat de plannen voor herstel en veerkracht (RRP’s) zullen worden getoetst aan de in het kader van de faciliteit vastgestelde prioriteiten en aan de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen; verzoekt de Commissie de plannen grondig te bestuderen om ervoor te zorgen dat het herstel Europese meerwaarde oplevert, het concurrentievermogen van de lidstaten op lange termijn en de vooruitzichten op duurzame groei verbetert, en de Europese economieën de weg wijst om de uitdagingen aan te gaan en de vruchten te plukken van de groene en de digitale transitie, de EPSR en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN;
2. is voorts ingenomen met de snelle en intense eerste reactie op de crisis op het gebied van monetair en begrotingsbeleid, op zowel het niveau van de EU als dat van de lidstaten, alsook met de vaststelling van het volgende MFK en NextGenerationEU (NGEU); verzoekt de Commissie en de Raad vaart te zetten achter de uitvoering van de RRF, zodat de middelen snel kunnen worden uitbetaald; benadrukt dat de klimaattransitie en de digitale transitie slechts kunnen slagen als de sociale dimensie en de internemarktdimensie daarin centraal staan; dringt erop aan dat de financiële en andere middelen gaan naar projecten en begunstigden die de middelen op verantwoorde en doeltreffende wijze besteden aan levensvatbare, duurzame projecten die een zo groot mogelijk effect sorteren; herinnert aan de rol die het Europees Parlement zal spelen bij de dialoog voor herstel en veerkracht die bij de RRF-verordening is ingesteld; herinnert er in dit verband aan dat het Europees Parlement ook de link tussen het Europees Semester en de RRF onder de loep neemt;
3. benadrukt dat de RRF tot doel heeft de economieën en samenlevingen van de lidstaten veerkrachtiger te maken, en tegelijk concurrerende duurzaamheid, convergentie en cohesie binnen de EU te bewerkstelligen; benadrukt dat nationaal ownership en transparantie essentiële elementen zullen zijn voor een snelle en geslaagde tenuitvoerlegging van de RRF en de herstelplannen; acht het daarom van essentieel belang dat er debatten worden gehouden in de nationale parlementen en dat de Commissie proactief met de nationale autoriteiten en relevante belanghebbenden samenwerkt om de ontwerpen van de nationale plannen in een vroeg stadium te bespreken, om oplossingen op maat en specifieke hervormingen mogelijk te maken;
4. is ingenomen met het feit dat de lidstaten en de EU-instellingen, om het hoofd te bieden aan de ongekende crisis als gevolg van COVID-19, NGEU hebben opgezet om het herstel in de hand te werken; merkt daarom op dat de RRF een unieke kans biedt om de hervormingen en investeringen door te voeren die de EU nodig heeft om de huidige uitdagingen aan te kunnen;
5. is van mening dat de symmetrische effecten van COVID-19 de sociaal-economische kloof tussen de EU-lidstaten en hun regio’s nog groter hebben gemaakt;
6. merkt voorts op dat de termijnen van het Europees Semester en de RRF elkaar overlappen, waardoor het proces van het semester tijdelijk moet worden aangepast opdat de RRF naar behoren van start kan gaan; benadrukt dat het herstel van de EU een unieke kans biedt om de lidstaten richtsnoeren te verstrekken over de gebieden waar hervormingen en investeringen het hardst nodig zijn om de transitie naar een duurzamere, veerkrachtigere en inclusievere EU te versnellen;
7. onderschrijft het advies van de Commissie aan de lidstaten om in hun RRP’s investeringen en hervormingen op te nemen op speerpuntgebieden die stroken met de EU-doelstelling om een rechtvaardige klimaat- en digitale transitie te bewerkstelligen;
8. is van mening dat de vier dimensies – sociale en ecologische duurzaamheid, productiviteit, billijkheid en macro-economische stabiliteit – die in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020 zijn vastgesteld, de leidende beginselen moeten blijven waarop de lidstaten hun RRP’s baseren; herinnert eraan dat de Commissie de door de lidstaten opgestelde RRP’s met het oog op transparantie gelijktijdig aan de Raad en het Europees Parlement zal toezenden;
9. overwegende dat in de verordening tot instelling van de RRF wordt erkend dat vrouwen bijzonder door de COVID-19-crisis getroffen zijn doordat de meeste gezondheidswerkers in de EU vrouw zijn en doordat zij onbetaalde zorgtaken combineren met de verantwoordelijkheden op hun werk;
10. is van mening dat de tijdelijke aanpassing van de cyclus van dit jaar geen afbreuk mag doen aan het oorspronkelijke doel en de oorspronkelijke functie van het Europees Semester en de verdere ontwikkeling van het semester niet mag belemmeren; herinnert eraan dat de cyclus van het Europees Semester voor de EU-lidstaten een beproefd kader is om hun begrotings-, economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid te coördineren, en dat een goed functionerend Europees Semester na de COVID-19-crisis meer dan ooit nodig zal zijn om dit beleid in de hele Europese Unie te coördineren, maar merkt ook op dat het semester van bij het begin is uitgebreid met onder meer kwesties in verband met de financiële sector en belastingen, alsook met doelstellingen van de SDG’s van de VN, zodat in ons economisch beleid terdege rekening wordt gehouden met de mensen op onze planeet; merkt op dat de EU, om de economische en sociale veerkracht verder te versterken, uitvoering moet geven aan de beginselen van de EPSR; herinnert eraan dat het duurzaam bevorderen van sterkere en duurzame groei inhoudt dat een verantwoord begrotingsbeleid, structurele hervormingen, doeltreffende investeringen, digitale transformatie en een groene en rechtvaardige transitie worden bevorderd; verzoekt de lidstaten en de Commissie in de herstelplannen een goed evenwicht te vinden tussen het stimuleren van duurzame, groeibevorderende openbare en particuliere investeringen en structurele hervormingen;
11. is van mening dat het Europees Semester 2021 een uitgelezen kans biedt om het nationale ownership te verbeteren, aangezien de lidstaten op maat gesneden RRP’s aan het opstellen zijn om aan hun uiteenlopende behoeften tegemoet te komen; is er in dit verband van overtuigd dat de democratische legitimiteit moet worden gewaarborgd en uiteindelijk moet worden vergroot, met inbegrip van een passende rol voor het Europees Parlement bij de uitvoering van de faciliteit, zoals is vastgelegd in de verordening tot instelling van de RRF; verzoekt de lidstaten, zo nodig met gebruikmaking van het instrument voor technische ondersteuning, de nodige administratieve en monitoringcapaciteit op te bouwen om harde garanties te bieden voor een correct en efficiënt gebruik van de middelen alsook een hoge absorptiecapaciteit; herinnert eraan dat de RRP’s onderworpen zijn aan de horizontale eisen van goed economisch bestuur en het algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting;
II. Economische vooruitzichten voor de EU
12. neemt met grote bezorgdheid nota van de uiterst moeilijke situatie waarin de economieën van de EU zich bevinden en van het feit dat het bbp volgens de economische winterprognoses 2021 van de Commissie zowel in de eurozone als in de EU als geheel met een ongekend percentage is gedaald; neemt er nota van dat het bbp van de EU in 2020 met 6,3 % is gekrompen (met 6,8 % in de eurozone), terwijl voor 2021 een economisch herstel met 3,7 % (3,8 % in de eurozone) wordt voorspeld;
13. wijst erop dat de ongekende economische recessie in 2020 en de maatregelen die in reactie op de pandemie zijn genomen, de overheidsschuldquote van EU in 2020 naar een nieuwe piek van ongeveer 93,9 % (101,7 % in de eurozone) zullen stuwen, en dat voor 2021 een verdere stijging tot ongeveer 94,6 % ( (102,3 % in de eurozone) wordt voorspeld; benadrukt dat er grote onzekerheid blijft bestaan en dat de economische vooruitzichten sterk afhangen van de snelheid waarmee de pandemie kan worden overwonnen; heeft ook begrepen dat een schuldenlast van die omvang houdbaar als de economische groei voldoende groot is; wijst nogmaals op het belang van de houdbaarheid van de overheidsschuld op lange termijn; merkt op dat veel lidstaten de huidige crisis zijn ingegaan in een zwakke begrotingspositie, die door de pandemie nog slechter wordt;
14. is bezorgd over de opvallend negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de economie van de EU, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), de eengemaakte markt en het concurrentievermogen daarvan, en onderstreept het belang van de uitvoering van de Europese Green Deal, de EPSR en de SDG’s van de VN; is daarom van mening dat onder andere de coördinatie van de maatregelen van de lidstaten een essentieel instrument is om de genoemde negatieve gevolgen te beperken; is van mening dat indien de EU geen passend antwoord op de huidige crisis kan bieden, zowel de eurozone als de EU als geheel verder achterop dreigen te raken met de verwezenlijking van de doelstellingen van milieuduurzaamheid, concurrentievermogen, productiviteit, billijkheid en macro-economische stabiliteit;
15. wijst er nogmaals op dat het belangrijk is om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen, rekening houdend met de fysieke kenmerken waarmee insulaire, perifere en dunbevolkte regio’s in de EU te maken hebben en met de situatie van de minst ontwikkelde regio’s van de EU, wat een noodzakelijke voorwaarde is om onder meer de digitale transformatie en de groene en rechtvaardige transitie te bevorderen, te innoveren en het herstel en het concurrentievermogen te bespoedigen;
16. vraagt om een betere tenuitvoerlegging van verantwoorde overheidsfinanciën, sociaal evenwichtige structurele hervormingen die de vooruitzichten op lange termijn verbeteren, en kwalitatief hoogwaardige en efficiënte openbare en particuliere investeringen, onder meer om de groene en digitale transitie te verwezenlijken;
17. is bezorgd over het effect van de maatregelen ter beheersing van de pandemie op de lage productiviteitsgroei in de EU en de uitgesproken daling van de productiviteitsgroei in de eurozone vóór de pandemie; is van mening dat er een evenwichtige strategie ter bevordering van duurzame groei en een investeringsvriendelijk klimaat moet worden gevolgd, en dat tegelijk de houdbaarheid van de begroting moet worden verbeterd; onderstreept dat er bijzondere nadruk moet worden gelegd op toekomstgerichte investeringen en beleidsmaatregelen, met name door de lidstaten die over begrotingsruimte beschikken om te investeren teneinde duurzame en inclusieve groei te bevorderen;
18. verwelkomt de Europese Green Deal als de nieuwe strategie voor duurzame groei van de EU, waarin vier dimensies worden samengebracht: milieu, productiviteit, stabiliteit en billijkheid, die mogelijk worden gemaakt door digitale en groene technologieën, een innovatieve industriële basis en strategische autonomie;
III. Verantwoord begrotingsbeleid en duurzaam beleid
19. merkt op dat er weliswaar nieuwe uitdagingen met betrekking tot de macro-economische stabiliteit zijn, maar dat de economische en monetaire unie in een veel betere positie verkeert om crises het hoofd te bieden dan tijdens de financiële en economische crisis van 2008; is ervan overtuigd dat het bevorderen van een veerkrachtig en duurzaam economisch herstel in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen van de EU, waarbij de groene, de rechtvaardige en de digitale transitie centraal staan, een van de belangrijkste onmiddellijke prioriteiten is; merkt op dat de middelen om de huidige crisis te boven te komen van dien aard zijn dat – zo lang als nodig – een expansief begrotingsbeleid vereist is;
20. wijst erop dat de lidstaten die over begrotingsbuffers beschikten, in een veel sneller tempo en zonder de daarmee gepaard gaande kredietkosten budgettaire stimuleringspakketten op poten konden zetten, wat de negatieve sociaal-economische gevolgen van de pandemie heeft helpen verzachten; herhaalt dat het om op toekomstige crises voorbereid te zijn, belangrijk is om de begrotingsbuffers in de loop van de jaren op een maatschappelijk verantwoorde manier aan te vullen; dringt er echter bij de lidstaten, de Commissie en de Raad op aan om in reactie op de economische crisis niet in de fouten uit het verleden te vervallen; deelt de mening van het Europees Begrotingscomité dat een snelle ombuiging van het begrotingsbeleid niet raadzaam is voor het herstel;
21. neemt er nota van dat de Commissie voornemens is in 2021 aanbevelingen te doen over de begrotingssituatie van de lidstaten, zoals beoogd in het stabiliteits- en groeipact; wijst erop dat het kader voor economisch bestuur ook rekening moet houden met de huidige economische realiteit en moet sporen met de beleidsprioriteiten van de EU, en tegelijk moet zorgen voor een betere naleving van de begrotingsregels, die eenvoudiger, duidelijk en praktisch moeten zijn, en die zullen worden geëvalueerd en afhankelijk van het resultaat zullen worden aangepast; pleit voor een meer pragmatische aanpak en onderstreept dat ervoor moet worden gezorgd dat het kader in economisch gunstige tijden strikter en in economisch slechte tijden flexibeler is;
22. benadrukt, zonder vooruit te lopen op het resultaat van de besprekingen over de hervorming van het stabiliteits- en groeipact, dat de huidige fiscale en begrotingsregels van de EU de flexibiliteit bieden die in tijden van crisis nodig is, door de activering van de algemene ontsnappingsclausule in het kader van het stabiliteits- en groeipact, en alle lidstaten in staat stellen de begrotingskoers te kiezen die nodig is om de economieën van de EU te beschermen, en zo buitengewoon anticyclisch werken;
23. verwacht dat de algemene ontsnappingsclausule geactiveerd zal blijven zolang de onderliggende rechtvaardiging voor de activering blijft bestaan, ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om de pandemische crisis te boven te komen en hun concurrentievermogen, alsook hun economische en sociale veerkracht, te versterken; verzoekt de Commissie in het voorjaar van 2021 richtsnoeren te verstrekken voor de te volgen weg en meer duidelijkheid te verschaffen over wanneer er naar verwachting een einde zal komen aan de algemene ontsnappingsclausule;
24. onderstreept, onverminderd het resultaat van toekomstige besprekingen over de hervorming van het stabiliteits- en groeipact, dat alle lidstaten momenteel verplicht zijn het stabiliteits- en groeipact na te leven; erkent dat de algemene ontsnappingsclausule noch de procedures van het stabiliteits- en groeipact, noch de begrotingsregels van de EU opschort; herinnert eraan dat de algemene ontsnappingsclausule de lidstaten de mogelijkheid biedt om tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, op voorwaarde dat de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt;
25. verzoekt de Commissie krachtdadig op te treden om belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking en het witwassen van geld tegen te gaan, waardoor de nationale begrotingen potentiële inkomsten derven en regeringen minder armslag hebben, onder meer met het oog op het herstel van de COVID-19-pandemie;
26. merkt op dat de Commissie voornemens is om uiterlijk eind april 2021 grondige evaluaties verrichten van de stand van zaken met betrekking tot onevenwichtigheden in bepaalde lidstaten; merkt voorts op dat een aantal bestaande macro-economische onevenwichtigheden worden verergerd door de COVID-19-crisis;
27. herinnert eraan dat de architectuur van de economische en monetaire unie dringend moet worden voltooid en versterkt door de bankenunie en de kapitaalmarktenunie te voltooien, teneinde de burgers te beschermen en de druk op de overheidsfinanciën bij externe schokken te verminderen, en aldus sociale en economische onevenwichtigheden te overwinnen;
IV. Groeibevorderende, evenwichtige en duurzame structurele hervormingen
28. beseft dat de COVID-19-crisis niet zal worden opgelost door het huidige begrotingsbeleid alleen; onderstreept daarom dat het van belang is diepgaande, groeibevorderende, evenwichtige, duurzame, sociaal rechtvaardige en op maat gesneden structurele hervormingen door te voeren om onder meer duurzame en sociaal inclusieve groei en banen te creëren, die het herstel op efficiënte wijze kunnen ondersteunen, de digitale transformatie en groene transitie, hoogwaardige werkgelegenheid, armoedebestrijding en de SDG’s van de VN kunnen ondersteunen, en het concurrentievermogen en de interne markt kunnen stimuleren en zo convergentie en sterkere en duurzame groei in de Unie en de lidstaten in de hand kunnen werken; wijst erop dat het groeipotentieel van met name de economieën van de lidstaten op lange termijn alleen kan worden versterkt door structurele verbeteringen; merkt echter op dat de doeltreffendheid en het welslagen van de afstemming van de beleidsmaatregelen van de lidstaten zullen afhangen van de evaluatie van het stabiliteits- en groeipact en, afhankelijk van het resultaat daarvan, de aanpassing van het pact, alsook van meer ownership van de lidstaten bij de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen;
29. verzoekt de Commissie een begin te maken met de ontwikkeling van een nieuwe klimaatindicator om na te gaan in hoeverre de structuur van de begrotingen van de lidstaten afwijkt van het scenario waarin elk van de nationale begrotingen op de Overeenkomst van Parijs is afgestemd; benadrukt dat deze indicator de lidstaten informatie moet verschaffen over hun traject in het kader van de Overeenkomst van Parijs, opdat Europa in 2050 het eerste klimaatneutrale continent kan worden; verwacht dat de klimaatindicator een referentie zal zijn voor de verschillende beleidslijnen van de EU en dus ook als leidraad zal dienen voor het Europees Semester, zonder afbreuk te doen aan het oorspronkelijke doel ervan;
30. is van mening dat de ontwikkeling van digitale vaardigheden een allereerste vereiste is om ervoor te zorgen dat alle Europeanen aan de samenleving kunnen deelnemen en de vruchten van de digitale transitie kunnen plukken; wijst erop dat hervormingen op het gebied van onderwijs, vaardigheden en ook een leven lang leren nodig zijn om een arbeidsmarkt in transitie in goede banen te leiden en om belangrijke digitale technologieën te ontwikkelen en mogelijk te maken en te bouwen aan de digitale toekomst van Europa; wijst er voorts op dat gelijke toegang tot digitale infrastructuur, apparatuur en vaardigheden op alle gebieden moet worden bevorderd om een digitale kloof te voorkomen;
31. verzoekt de lidstaten en de Commissie om, met inachtneming van de houdbaarheid van de begroting en degelijke begrotingsregels, een regelgevingskader te creëren met investeringsregels of andere passende mechanismen die voorspelbaar zijn en openbare en particuliere investeringen ondersteunen in overeenstemming met de langetermijndoelstellingen van de EU, en tegelijk de lidstaten in staat stellen te reageren op toekomstige crises;
32. neemt er nota van dat de lidstaten in het kader van de RRF door de Commissie worden aangemoedigd om hun nationale hervormingsprogramma’s en hun RRP’s in één geïntegreerd document in te dienen;
33. benadrukt dat de RRF, die financiële steun biedt, een unieke kans kan zijn om de lidstaten te helpen hun in het kader van het Europees Semester geïdentificeerde uitdagingen aan te pakken;
34. herinnert eraan dat voor sociaal evenwichtige, groeivriendelijke structurele hervormingen niet altijd begrotingsruimte nodig is, maar veeleer politieke, wetgevende en administratieve inspanningen;
35. wijst erop dat voortdurende monitoring en waakzaamheid nodig zullen zijn en dat de lidstaten dreigende onevenwichtigheden moeten aanpakken door middel van hervormingen die de economische en sociale veerkracht vergroten en de digitale transformatie en de groene en rechtvaardige transitie bevorderen; is verheugd dat de Commissie toezicht zal blijven houden op de uitvoering door de lidstaten van de hervormingen die in de landspecifieke aanbevelingen van de voorgaande jaren zijn voorgesteld; is van mening dat bij dit proces rekening moet worden gehouden met de economische en sociale vooruitzichten van de lidstaten;
V. Investeringen
36. benadrukt dat de EU voor de ongekende uitdaging staat om de economische gevolgen van de pandemie te verzachten, rekening houdend met de EU-strategieën met het oog op een blijvend effect op de veerkracht van de lidstaten, en is van mening dat het economisch herstel moet worden bewerkstelligd door de interne markt, onderzoek en innovatie te versterken, in overeenstemming met de Europese Green Deal, de SDG’s van de VN, de uitvoering van de EPSR en het concurrentievermogen, en dat tegelijk verlichting moet worden gebracht in de situatie van kmo’s, die een betere toegang tot particulier kapitaal moeten krijgen; is ervan overtuigd dat daartoe zowel meer economisch, sociaal, ecologisch en digitaal levensvatbare investeringen op lange termijn als meer convergentie en cohesie in de EU en de lidstaten nodig zijn;
37. wijst op het gebrek aan investeringen, aangezien uit de prognoses blijkt dat er meer moet worden geïnvesteerd; benadrukt dat openbare investeringen beperkt zijn, aangezien zij schaarse middelen vormen die grotendeels door de belastingbetalers worden gefinancierd; merkt op dat gezien de omvang van de investeringskloof ook grote particuliere en openbare investeringen nodig zijn om voor voldoende infrastructuur te zorgen, alsook een voorspelbaar en gunstig bedrijfsklimaat dat bevorderlijk is voor die investeringen;
38. benadrukt dat de lidstaten moeten focussen op gerichte, duurzame openbare en particuliere investeringen in toekomstbestendige infrastructuur en andere gebieden die de interne markt verder versterken, de transitie naar een schonere, sociaal inclusieve, duurzame en digitale samenleving bevorderen en het concurrentievermogen en de strategische autonomie van de EU vergroten; is daarom van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan grensoverschrijdende projecten waarbij verscheidene landen betrokken zijn;
39. onderstreept dat er een investeringsvriendelijk beleid moet worden gevoerd, dat de administratieve lasten moeten worden verminderd en dat een gelijk speelveld moet worden gewaarborgd, met name voor kmo’s, die de ruggengraat vormen van de EU-economie en de banencreatie; is van oordeel dat dit alles zowel het economisch herstel zou vergemakkelijken als gunstige voorwaarden zou scheppen voor groei op de lange termijn;
VI. Een democratischer Europees Semester
40. benadrukt het belang van een volledig debat en van een passende betrokkenheid van de nationale parlementen en het Europees Parlement bij het proces van het Europees Semester; herhaalt zijn oproep om de democratische rol van het Europees Parlement in het kader voor economisch bestuur te versterken, en verzoekt de Raad en de Commissie naar behoren rekening te houden met de door de parlementen aangenomen resoluties; verzoekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad, als medewetgevers, even goed op de hoogte te houden van alle aspecten in verband met de toepassing van het EU-kader voor economisch bestuur, met inbegrip van de voorbereidende fasen;
41. dringt aan op een geëngageerde coördinatie met de sociale partners en andere relevante belanghebbenden op zowel nationaal als Europees niveau, met het oog op meer democratische verantwoordingsplicht en de transparantie;
42. onderstreept de belangrijke rol van de Commissie economische en monetaire zaken als het erom gaat maatregelen te nemen om de verantwoordingsplicht ten aanzien van het Parlement te verbeteren, aangezien uit de tot dusver opgedane ervaring met de toepassing van het Europees Semester blijkt dat de huidige verantwoordingsstructuur kan worden verbeterd om de legitimiteit en de effectiviteit ervan te vergroten;
43. herinnert eraan dat het Europees Semester een gemengde exercitie is die bestaat uit de zogenaamde nationale en Europese semesters in de loop van het jaar; herinnert aan het belang van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid;
°
° °
44. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
Aangezien er een afzonderlijk initiatiefverslag gewijd is aan de mogelijke toekomst van het begrotingskader van de EU en aangezien de werkgelegenheids- en sociale aspecten van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei worden behandeld in het dubbelverslag van EMPL, komen die kwesties niet aan bod in dit ECON-verslag over het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021. In het verslag van ECON wil de rapporteur zich concentreren op onderwerpen die specifiek onder de bevoegdheid van de ECON vallen.
In haar mededeling over de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 legt de Commissie uit hoe het Europees Semester en de faciliteit voor herstel en veerkracht met elkaar verweven zijn en dat de termijnen van het Europees Semester en de faciliteit voor herstel en veerkracht elkaar overlappen, waardoor de tijdschema’s van het semester tijdelijk moeten worden aangepast opdat de faciliteit voor herstel en veerkracht naar behoren van start kan gaan.
De rapporteur aanvaardt deze wijziging omdat de COVID-19-pandemie de wereld in een plotselinge en diepe recessie heeft gestort en er behoefte is aan een krachtige, gecoördineerde en innovatieve reactie, en omdat de faciliteit voor herstel en veerkracht daarvoor essentieel is. Niettemin is de rapporteur van mening dat de tijdelijke aanpassing van de semestercyclus van dit jaar geen afbreuk mag doen aan het oorspronkelijke doel en de oorspronkelijke functie van het Europees Semester, namelijk als kader dienen voor de coördinatie van het begrotingsbeleid en economisch beleid van de lidstaten in de hele Europese Unie.
Aangezien de pandemie een negatief effect zal hebben op de economie van de EU, en met name op kmo’s, de interne markt en het concurrentievermogen daarvan, zullen aanzienlijke structurele hervormingen en kwalitatief hoogwaardige openbare en particuliere investeringen nodig zijn om deze crisis te boven te komen. Nu de algemene ontsnappingsclausule is geactiveerd, kunnen de lidstaten de beschikbare budgettaire flexibiliteit gebruiken om hun economieën te ondersteunen. De lidstaten zijn echter nog steeds verplicht het stabiliteits- en groeipact na te leven en moeten het doel van financiële duurzaamheid op de middellange termijn voor ogen blijven houden.
ADVIES VAN DE BEGROTINGSCOMMISSIE (26.2.2021)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: Jaarlijkse strategie voor duurzame groei (ASGS) 2021
Rapporteur voor advies (*): Margarida Marques
(*) Medeverantwoordelijke commissie – Artikel 57 van het Reglement
SUGGESTIES
De Begrotingscommissie verzoekt de bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is verheugd over de algemene evaluaties van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021, de versterkte aandacht in de strategie voor de sociale en ecologische dimensie, het bevorderen van hervormingen en investeringen ter ondersteuning van een robuust herstel en het vergroten van de weerbaarheid voor toekomstige crisis, waarbij tevens de nadruk wordt gelegd op het combineren van crisisbeheer en de op verandering gerichte ambities van de groene en digitale transities; onderstreept dat de COVID-19-crisis, met stijgende werkloosheid, het toegenomen risico op armoede, sterk dalende inkomsten van huishoudens en kmo’s, sociale uitsluiting en toenemende ongelijkheid tussen de lidstaten, gevolgen heeft voor de inhoud van hervormingen, herstel en veerkracht, en wijst erop dat het Portugese voorzitterschap in dit verband de nadruk legt op een sterker Europees sociaal model als waardevolle bijdrage aan duurzaam herstel en concurrentievermogen in de EU, waarbij de Europese pijler van sociale rechten wordt verwezenlijkt en de open strategische autonomie van de EU wordt versterkt;
2. wijst op het Europese herstelpakket (het meerjarig financieel kader (MFK) en Next Generation EU (NGEU)) met een niet eerder vertoonde omvang van 1,8 biljoen euro om de gevolgen van de crisis te compenseren, en wijst erop dat de aanpak van de pandemie een voorwaarde is voor herstel, met name door de gecoördineerde distributie van en tijdige toegang tot vaccins voor alle lidstaten en alle mensen te versnellen; vindt het verontrustend dat de inkrimping van het bbp van de EU op basis van de economische prognoses van de Commissie (-6,3 % van het bbp van de EU in 2020 en +3,7 % in 2021), in combinatie met de verlenging van de lockdown, de budgettaire manoeuvreerruimte van veel lidstaten op de korte tot middellange termijn sterk zal verminderen, waardoor zij niet aan de aanpak van dringende beleidsuitdagingen toekomen;
3. maakt zich in dit verband zorgen over de langetermijneffecten die de uitbreiding van de afwijking van de staatssteunregels tijdens de huidige crisis zou kunnen hebben op de integriteit van de interne markt voor lidstaten met beperkte overheidsmiddelen en beperkte begrotingscapaciteit, en benadrukt hoe belangrijk het behoud van een gelijk speelveld op de interne markt en de versterking van de economische en sociale cohesie tussen de EU-regio’s zijn;
4. staat afwijzend tegenover ernstige vertragingen bij de uitvoering van de EU-programma’s en -fondsen, met name die onder gedeeld beheer, uit de periode 2014‑2020; verzoekt de lidstaten derhalve de uitvoering van deze programma’s te versnellen, teneinde de tijdige lancering van de nieuwe EU-programma’s van het MFK voor de periode 2021-2027 en van de door het herstelinstrument gefinancierde programma’s niet in gevaar te brengen, met name gezien het strakke tijdschema dat geldt voor de uitvoering ervan;
5. is van mening dat de akkoorden over het MFK, NGEU, het besluit inzake de eigen middelen, de faciliteit voor herstel en veerkracht en de verordening inzake de rechtsstaat een cruciale basis vormen voor de innovatieve, duurzame en sociaal rechtvaardige beleidsmaatregelen, hervormingen en investeringen die onontbeerlijk zijn om bestaande en onverwachte of onvoorspelbare uitdagingen het hoofd te bieden, is ervan overtuigd dat deze nieuwe gemeenschappelijke uitgifte van obligaties op EU-niveau, die nodig was vanwege de gezondheids-, economische en sociale crisis en gericht is op het waarborgen van duurzame groei, waarde creëert door de uitstekende kredietrating van de EU-begroting op basis van het systeem van eigen middelen te mutualiseren, essentieel is om Europese prioriteiten uit te voeren en steun te verlenen aan investeringen en hervormingen en een economische stimulans vormt voor een duurzaam en rechtvaardig herstel in de EU; benadrukt in dit verband dat de middelen die de Commissie op de kapitaalmarkten heeft geleend moeten worden uitgegeven via programma’s en instrumenten die horen bij de EU-begroting;
6. benadrukt dat NGEU, en de faciliteit voor herstel en veerkracht in het bijzonder, het kader van het Europees Semester een nieuwe vorm geven en samen met het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, React-EU, Horizon Europa, InvestEU, rescEU, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en de uitgifte van groene obligaties een goede testcase zal zijn voor de manier waarop de strategische sturing en de financiële slagkracht van de EU kunnen worden afgestemd op nationale behoeften, prioriteiten en uitvoeringscapaciteit; wijst op het belang van EU-prioriteiten en -programma’s – onder andere op het vlak van investeringen, werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, digitale infrastructuur en vaardigheden, cultuur, sociale zorg en gezondheid – voor het welslagen van het herstel en voor het bevorderen van duurzame groei en nieuwe banen, waarbij tevens economische, sociale en territoriale cohesie in de EU wordt bevorderd, en wijst er verder op dat er moet worden gezorgd voor samenhang en complementariteit met het kader van het Europees semester en de plannen voor herstel en veerkracht; benadrukt in dat verband dat er synergieën nodig zijn tussen de plannen voor herstel en veerkracht en de partnerschapsovereenkomsten in het kader van het MFK voor de periode 2021-2027, en verzoekt de lidstaten zonder onnodige vertraging te komen met hun voorstellen daaromtrent;
7. benadrukt dat het Europees Parlement nauwer moet worden betrokken bij het proces van het Europees semester, met inbegrip van de landenspecifieke aanbevelingen, om democratische legitimiteit te bieden, alsook toezicht en controle op het gebruik van middelen uit de faciliteit voor herstel en veerkracht die uiteindelijk door de EU-begroting worden gewaarborgd, bijvoorbeeld door middel van de dialoog over herstel en veerkracht; wijst op de essentiële rol van lokale en regionale actoren, kmo’s, sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden die actief betrokken zijn bij de ontwikkeling van de plannen voor herstel en veerkracht van de lidstaten om duurzame groei te stimuleren en zo te zorgen voor een eerlijke transitie en tegelijkertijd banen in de hele EU veilig te stellen; verzoekt de Commissie te zorgen voor een grondige openbare raadpleging van de belanghebbenden, en tegelijkertijd de vinger aan de pols te houden bij de voortgangsverslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van de plannen voor herstel en veerkracht, door te zorgen voor strategische en verantwoorde uitgaven die niet in de plaats komen van terugkerende nationale begrotingsuitgaven en efficiënt en doeltreffend zijn voor zowel de economie als de burgers;
8. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de bestaande scoreborden en dashboards worden aangevuld met relevante indicatoren en zo een betere afspiegeling vormen van de impact van de EU-begroting, met inbegrip van sociale, gendergerelateerde, macro-economische en milieueffecten;
9. benadrukt dat het dringend noodzakelijk is dat de plannen voor herstel en veerkracht gericht zijn op het leveren van publieke goederen zoals preventie van pandemieën en op het leveren van een bijdrage aan de uitvoering van de zes pijlers van de faciliteit voor herstel en veerkracht (waaronder economisch concurrentievermogen en ondernemerschap, sociale en territoriale cohesie en jeugdbeleid), de Europese pijler van sociale rechten, de klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen van de EU, de Overeenkomst van Parijs, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN, de Europese Green Deal, de digitale en groene transformatie en de strategie voor gendergelijkheid, en op de bijdrage daarvan aan de weerbaarheid van de Europese economieën en overheidsfinanciën op lange termijn via hervormingen en investeringen; benadrukt dat overheidsinstellingen veerkrachtiger moeten worden gemaakt zodat overheden en openbare diensten ook in uitzonderlijke omstandigheden kunnen blijven functioneren;
10. benadrukt dat de methodiek voor “social tracking” die moet worden ontwikkeld ten behoeve van de faciliteit voor herstel en veerkracht een cruciale rol kan spelen bij de verbetering van het Europees Semester zodat er meer rekening kan worden gehouden met sociale en milieukwesties, net zoals dat het geval is bij begrotingscoördinatie, door bijvoorbeeld meer aandacht te schenken aan agressieve belastingplanning, armoedebestrijding, gendergelijkheid, sociale rechtvaardigheid, sociale cohesie en opwaartse convergentie;
11. benadrukt dat vrouwen en kwetsbare en gemarginaliseerde groepen onevenredig zwaar getroffen zijn door de COVID-19-pandemie en de economische en sociale gevolgen daarvan, en dat zij de meerderheid vormen van werknemers in de zorgsector en andere sectoren die zwaar te lijden hebben onder werkloosheid en lockdowns, terwijl zij eveneens het slachtoffer zijn van een sterke toename van huiselijk en gendergerelateerd geweld; herinnert eraan dat er nog steeds een genderkloof gaapt op het gebied van werkgelegenheid, beloning en pensioen; benadrukt dat het Europees Semester en de faciliteit voor herstel en veerkracht tot het wegnemen van die ongelijkheden moeten bijdragen; dringt erop aan de gendergelijkheid te versterken door gendermainstreaming te integreren in alle activiteiten, beleidsmaatregelen en programma’s van de EU, en verzoekt de Commissie de invoering van een doeltreffende, transparante, alomvattende, resultaatgerichte en prestatiegerichte methode voor alle EU-programma’s te versnellen;
12. herhaalt dat het dringend noodzakelijk is de inkomstenbronnen van de EU-begroting te vermeerderen en te diversifiëren, in overeenstemming met de in het Interinstitutioneel Akkoord opgenomen routekaart, en de eigen middelen doeltreffender te koppelen aan de beleidsdoelstellingen, in het bijzonder door milieustimuleringsmaatregelen te voorzien via efficiëntere mobiele vennootschapsbelastinggrondslagen; herinnert eraan dat de financiering van NGEU, en met name van de faciliteit voor herstel en veerkracht, afhankelijk is van een snelle bekrachtiging door de lidstaten van het eigenmiddelenbesluit, en verzoekt de lidstaten om een snelle bekrachtiging zonder verdere vertraging; benadrukt dat de EU-begroting en de nationale begrotingen nadelige gevolgen ondervinden van belastingontduiking en dat er een alomvattende aanpak nodig is in de strijd tegen belastingfraude, belastingontwijking en agressieve belastingplanning, alsmede tegen agressieve belastingconcurrentie; roept derhalve op tot een jaarlijks onderzoek naar de Europese belastingkloof, met inbegrip van een overzicht van schadelijke belastingpraktijken en de gevolgen van belastingontduiking voor de inkomsten;
13. roept de Commissie op de verordening inzake de rechtsstaat, zoals goedgekeurd door de medewetgevers, met ingang van 1 januari 2021 volledig en op eenduidige wijze toe te passen, aangezien die verordening bedoeld is om de financiële belangen van de Unie te beschermen; herinnert aan de rol van de Commissie als hoedster van de Verdragen.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
25.2.2021 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
33 6 1 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Robert Biedroń, Olivier Chastel, Lefteris Christoforou, David Cormand, Paolo De Castro, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Alexandra Geese, Vlad Gheorghe, Valentino Grant, Elisabetta Gualmini, Francisco Guerreiro, Valérie Hayer, Eero Heinäluoma, Niclas Herbst, Monika Hohlmeier, Mislav Kolakušić, Moritz Körner, Joachim Kuhs, Zbigniew Kuźmiuk, Ioannis Lagos, Hélène Laporte, Pierre Larrouturou, Janusz Lewandowski, Margarida Marques, Silvia Modig, Siegfried Mureşan, Victor Negrescu, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Dimitrios Papadimoulis, Karlo Ressler, Bogdan Rzońca, Nicolae Ştefănuță, Nils Torvalds, Nils Ušakovs, Johan Van Overtveldt, Rainer Wieland, Angelika Winzig |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Damian Boeselager |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
33 |
+ |
NI |
Mislav Kolakušić |
PPE |
Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Niclas Herbst, Monika Hohlmeier, Janusz Lewandowski, Siegfried Mureşan, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Karlo Ressler, Rainer Wieland, Angelika Winzig |
Renew |
Olivier Chastel, Vlad Gheorghe, Valérie Hayer, Moritz Körner, Nicolae Ştefănuță, Nils Torvalds |
S&D |
Robert Biedroń, Paolo De Castro, Eider Gardiazabal Rubial, Elisabetta Gualmini, Eero Heinäluoma, Pierre Larrouturou, Margarida Marques, Victor Negrescu, Nils Ušakovs |
The Left |
Silvia Modig, Dimitrios Papadimoulis |
Verts/ALE |
Damian Boeselager, David Cormand, Alexandra Geese, Francisco Guerreiro |
6 |
- |
ECR |
Zbigniew Kuźmiuk, Bogdan Rzońca, Johan Van Overtveldt |
ID |
Joachim Kuhs, Hélène Laporte |
NI |
Ioannis Lagos |
1 |
0 |
ID |
Valentino Grant |
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
ADVIES VAN DE COMMISSIE MILIEUBEHEER, VOLKSGEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID (25.2.2021)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse strategie voor duurzame groei (ASGS) 2021
Rapporteur voor advies: Pascal Canfin
SUGGESTIES
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, verontreiniging en verlies van natuurlijk kapitaal nauw samenhangen met economische activiteiten en economische groei;
1. is zeer ingenomen met het feit dat in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 de heroriëntatie van het proces van het Europees Semester wordt bevestigd om duurzaamheid, gezondheid en het welzijn van de burgers centraal te stellen in het economisch en sociaal beleid; deelt de in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei uitgedrukte mening van de Commissie dat economische groei geen doel op zich is, maar dat duurzame ontwikkeling moet leiden tot gedeelde welvaart voor iedereen, met volledige inachtneming van de grenzen van onze planeet; benadrukt nogmaals de essentiële rol die innovatie, technologische vooruitgang, onderwijs en de ontwikkeling van menselijk kapitaal spelen bij de verwezenlijking van deze doelstellingen; benadrukt dat macro-economische stabiliteit, ecologische duurzaamheid, weerbaarheid, productiviteit en maatschappelijke rechtvaardigheid belangrijke aspecten zijn van de overkoepelende doelstelling van “concurrerende duurzaamheid” waarnaar in het kader van het Europees Semester wordt gestreefd;
2. is voorts ingenomen met de integratie van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) in het proces van het Europees Semester en met het feit dat de cyclus van 2020 een speciaal hoofdstuk bevatte over ecologische duurzaamheid en over de vorderingen van de lidstaten met betrekking tot de verwezenlijking van de SDG’s; is bezorgd over het feit dat meerdere ecologische voetafdrukken van Europa de capaciteiten van onze planeet overschrijden; vraagt de Commissie te streven naar een vergelijkbare aanpak voor de cyclus van 2021, in aanvulling op de evaluatie van de bijdrage van de plannen voor herstel en veerkracht aan de groene transitie;
3. onderstreept dat de huidige pandemie aantoont dat het Europees Semester moet fungeren als een faciliterend kader voor de lidstaten om de openbare gezondheidszorgstelsels te versterken en aldus te allen tijde te zorgen voor hoogwaardige, toegankelijke en eerlijke gezondheidszorg voor iedereen;
4. benadrukt dat de afstemming van het proces van het Europees Semester op de langetermijndoelstellingen van de EU op het gebied van klimaat en milieu moet worden bespoedigd, overeenkomstig de toezeggingen die de Commissie heeft gedaan in het kader van de Europese Green Deal, de Overeenkomst van Parijs en de komende wereldwijde overeenkomst voor de periode na 2020 in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD); benadrukt dat de coördinatie van het macro-economisch, sociaaleconomisch en fiscaal beleid van de lidstaten een van de essentiële instrumenten is om de Europese Green Deal tot stand te brengen; benadrukt het potentieel van het proces van het Europees Semester om vorderingen te maken met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal en de toezeggingen die de Unie heeft gedaan in het kader van de Overeenkomst van Parijs;
5. benadrukt het belang van consistentie tussen het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten, de Europese ambities en het Europese overheidsbeleid; benadrukt dat het herstel van de Unie na de COVID-19-crisis een unieke kans biedt om de transitie naar klimaatneutraliteit te stimuleren en strategische sectoren weerbaarder te maken; benadrukt dat de hervormingen in het kader van het proces van het Europees Semester ervoor moeten zorgen dat overheids- en particuliere investeringen op milieu- en klimaatacties worden gericht, ter bevordering van de groene en rechtvaardige transitie, en op acties die de weerbaarheid van de gezondheidszorg en de gezondheidsstelsels in de hele Unie vergroten;
6. benadrukt dat sterke sociale stelsels essentieel zijn in de strijd tegen de klimaatcrisis, aangezien zij bijdragen tot de vormgeving van een sociaal rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale toekomst;
7. onderstreept dat een duurzaam begrotingsbeleid cruciaal is voor een duurzaam financieringsmodel voor de Europese Green Deal;
8. benadrukt dat het met het oog op de hoge staatsschulden en grote duurzaamheidsuitdagingen van bepaalde lidstaten belangrijk is te garanderen dat kortetermijnonevenwichtigheden op macro-economisch vlak naar behoren worden aangepakt, zodat de sociaaleconomische consequenties van de crisis kunnen worden beperkt, werknemers kunnen worden beschermd, de werkgelegenheid in stand kan worden gehouden en de arbeidstransitie naar een groene en digitale economie kan worden versoepeld;
9. verzoekt de Commissie om de huidige aanpak van het Semester uit te breiden en uitvoering te geven aan haar politieke belofte om van het Semester een beleidsinstrument te maken dat bijdraagt aan de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen; onderstreept daarom dat de doelstellingen van de Unie op het gebied van klimaat, milieu, inclusief biodiversiteit, en sociaal gebied verder en omvattender moeten worden geïntegreerd, zonder dat het monitoringproces van het Semester hierdoor wordt verzwakt, zodat de lidstaten naast louter economische indicatoren ook over andere analyses en indicatoren beschikken die een beter beeld geven van de uitdagingen waarmee de lidstaten momenteel worden geconfronteerd, en zodat het Semester een motor wordt voor verandering in de richting van duurzaam welzijn voor iedereen in Europa;
10. benadrukt dat het Europees Semester de inspanningen van de Unie om tegen 2050 tot klimaatneutraliteit te komen, moet ondersteunen; verzoekt de Commissie daarom na te gaan in hoeverre de structuur van de begrotingen van de lidstaten afwijkt van een scenario waarin elk van de nationale begrotingen op de Overeenkomst van Parijs is afgestemd, zodat er aanbevelingen kunnen worden gedaan over de klimaatschuld van de lidstaten en over hun achterstand op het gebied van klimaatinvesteringen in het licht van de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit tegen uiterlijk 2050;
11. benadrukt dat alle lidstaten getroffen zijn door de pandemie, maar dat de schaal van de impact, de specifieke vormen van blootstelling en het tempo en de kracht van het herstel zullen variëren van lidstaat tot lidstaat; is van mening dat in het proces van het Europees Semester rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de situatie van de lidstaten tijdens de pandemie; erkent de aanzienlijke impact van de pandemie op de sociaaleconomische en gezondheidsgerelateerde doelstellingen die zijn opgenomen in de Verdragen en de Europese pijler van sociale rechten; pleit ervoor in het kader van het Europees Semester ook aandacht te besteden aan maatschappelijke rechtvaardigheid en de ondersteuning van degenen die het zwaarst zijn getroffen door de crisis; merkt op dat, als er prioriteit wordt toegekend aan de groene en digitale transities en aan macro-economische duurzaamheid, ook actie moet worden ondernomen met betrekking tot sociale kwesties die tijdens de pandemie vertraging hebben opgelopen;
12. verzoekt de Commissie een inventaris op te stellen van alle resterende subsidies op nationaal niveau, onder meer in de vorm van belastingverminderingen, die schadelijk zijn voor het milieu en de verwezenlijking van de Europese Green Deal in de weg staan, en in het kader van het Europees Semester toezicht te houden op de geleidelijke afschaffing van deze subsidies, zo spoedig mogelijk maar ten laatste tegen 2025; verzoekt nogmaals om de heroriëntatie van belastingstelsels met als doel meer gebruik te maken van milieubelastingen;
13. dringt erop aan dat het Semester wordt aangepast, rekening houdend met de economische en sanitaire situatie als gevolg van de COVID-19-pandemie en met de “één gezondheid”-benadering, en vraagt om de afstemming van het Semester op de faciliteit voor herstel en veerkracht, die het belangrijkste EU-instrument voor het herstel vormt; stelt vast dat de plannen voor herstel en veerkracht zullen worden beoordeeld op basis van relevante landenspecifieke uitdagingen en prioriteiten die worden vastgesteld in het kader van het Semester, met name de uitdagingen en prioriteiten die relevant zijn voor het vergroten van de veerkracht van de gezondheidszorg en de gezondheidsstelsels en voor de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie, in het bijzonder de transitie naar de verwezenlijking van de geactualiseerde klimaatdoelstellingen voor 2030 van de Unie en naar de verwezenlijking van de doelstelling van een klimaatneutrale Unie tegen 2050, in overeenstemming met de voorgestelde Europese klimaatwet;
14. benadrukt dat het herstel van de EU een unieke kans biedt om de EU sterker terug op te bouwen door de lidstaten sturing te geven over de gebieden waar hervormingen en investeringen het hardst nodig zijn om de overgang naar een duurzamere, veerkrachtigere en inclusievere EU te versnellen, zodat niemand achterblijft; verzoekt de Commissie in dit opzicht te garanderen dat de plannen voor herstel en veerkracht doeltreffend bijdragen aan de aanpak van de uitdagingen in de relevante landenspecifieke aanbevelingen op het gebied van de groene transitie, inclusief acties inzake de circulaire economie; verzoekt de Commissie en de lidstaten gezamenlijk strategieën uit te werken om alle directe en indirecte schadelijke subsidies voor fossiele brandstoffen zo vroeg mogelijk en ten laatste tegen 2025 geleidelijk af te schaffen;
15. herinnert eraan dat ten minste 37 % van de uitgaven van elk nationaal plan voor herstel en veerkracht moet worden bestemd voor klimaatactie, en dat de in de nationale plannen voor herstel en veerkracht opgenomen hervormingen en investeringen in overeenstemming moeten zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, zoals gedefinieerd in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852; verzoekt om maximale transparantie bij de beoordeling hiervan; benadrukt in dit opzicht dat de taxonomieverordening als leidraad moet dienen; betreurt dat er in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht geen overeenstemming is bereikt over specifieke streefwaarden inzake uitgaven voor biodiversiteit; herinnert eraan dat vanaf 2024 7,5 % en vanaf 2026 10 % van de Uniebegroting en van de uitgaven in het kader van NextGenerationEU moet worden bestemd voor doelstellingen met betrekking tot biodiversiteit; dringt er bij de lidstaten op aan meer te investeren in het behoud en herstel van biodiversiteit;
16. is van mening dat de kernbeginselen van een circulaire economie centraal moeten staan in elk Europees en nationaal industriebeleid en in de door de lidstaten voorgestelde nationale plannen voor herstel en veerkracht;
17. benadrukt dat er, onder meer via het Europees Semester, constant en streng toezicht moet worden gehouden op de uitvoering van de nationale plannen voor herstel en veerkracht en de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, en dat hierbij moet worden nagegaan of deze plannen aansluiten op de prioriteiten van de Green Deal-groeistrategie en aandacht moet worden besteed aan de transparantie en integriteit van overheidsuitgaven;
18. onderstreept dat in het rapport over de emissiekloof voor 2020 (Gap Emissions Report) van het milieuprogramma van de Verenigde Naties[11] wordt benadrukt dat de begrotingsuitgaven met betrekking tot COVID-19 tot nu toe met name de wereldwijde status quo van koolstofintensieve productie hebben ondersteund en dat de steun in plaats daarvan moet worden gericht op emissievrije technologieën, de afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen door middel van begrotingshervormingen en een intensiever gebruik van op de natuur gebaseerde oplossingen, met name de bescherming en het herstel van ecosystemen;
19. steunt de richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten om in hun herstelplannen investeringen en hervormingen op te nemen in vlaggenschipgebieden in het kader van de groene transitie die in overeenstemming zijn met de verhoogde klimaatdoelstelling van de EU voor 2030 en met de doelstelling om uiterlijk tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken – met name middels meer investeringen in hernieuwbare energie, renovatie, duurzame mobiliteit, de circulaire economie en biodiversiteit – aangezien op deze gebieden potentieel bestaat voor het scheppen van nieuwe banen, duurzame groei, de competitiviteit van de EU op lange termijn, en een grotere weerbaarheid van de Europese economieën en samenlevingen;
20. roept de lidstaten ertoe op te investeren in activiteiten die effectief bijdragen tot een weerbaarder gezondheidszorg en weerbaarder gezondheidsstelsels, ter voorbereiding op toekomstige pandemieën, en in het herstel van ecosystemen en ecosysteemdiensten met als doel op de natuur gebaseerde oplossingen te vinden voor de tweeledige crisis van het verlies aan biodiversiteit en de wereldwijde temperatuurstijging; onderstreept dat deze vlaggenschipinitiatieven alleen succesvol kunnen zijn als ze bijdragen aan het verminderen van de sociale en ecologische ongelijkheden tussen en binnen lidstaten en nieuwe mogelijkheden bieden om het welzijn van burgers te vergroten;
21. deelt het in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 verwoorde standpunt dat koolstofprijsstelling en milieubelastingen belangrijke ecologische en fiscale instrumenten zullen zijn voor de verwezenlijking van de groene transitie; beklemtoont evenwel dat het even belangrijk is rekening te houden met de verdelingseffecten van deze instrumenten en aanvullende beleidsmaatregelen in te voeren om eventuele maatschappelijk onrechtvaardige effecten te beperken en een rechtvaardige transitie te garanderen;
22. merkt op dat in de strategie voor duurzame groei 2021 wordt ingegaan op het feit dat de lange lockdown vanuit het oogpunt van de interne markt gunstig is geweest voor onlinediensten en e-handel; benadrukt dat een stijgend datagebruik meer milieueffecten teweegbrengt; verzoekt de Commissie een Europese ecologische digitale agenda te ontwikkelen en wetgevingsinitiatieven te doen om de milieu- en klimaatvoetafdruk van het gebruik, de productie en de opslag van gegevens en van digitale diensten en ICT‑hardware tot een minimum te beperken;
23. benadrukt het belang van de Green Deal in het kader van het Europees Semester en de nieuwe groeistrategie; beklemtoont dat nieuwe technologieën en nieuwe productie- en consumptiemodellen op basis van technologische en sociale innovatie cruciaal zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal en van de doelstelling om de EU-economie tegen 2050 klimaatneutraal te maken; benadrukt dat de nieuwe Europese industriestrategie een belangrijk instrument vormt om een kader en klimaat tot stand te brengen waarbinnen dergelijke innovaties mogelijk zijn, en een belangrijke rol zal spelen in het herstel van de EU en bij het vergroten van de onafhankelijkheid van de Unie wat de productie van geneesmiddelen en medische benodigdheden betreft;
24. verzoekt de Commissie de maritieme-vervoerssector op te nemen in het vlaggenschipgebied “duurzame mobiliteit”, aangezien deze strategische sector bijzonder zwaar is getroffen door de COVID-19-pandemie en aanzienlijke economische en arbeidsgerelateerde mogelijkheden biedt voor de vergroening van de Europese industrie en voor de autonomie van de EU-industrie ten opzichte van internationale concurrenten;
25. dringt er bij de Commissie op aan om, aan de hand van technische screeningcriteria die zijn ontwikkeld op grond van Verordening (EU) 2020/852, te waarborgen dat klimaat en biodiversiteit worden geïntegreerd in alle uitgaven en programma’s van de EU en dat deze uitgaven en programma’s klimaat- en biodiversiteitsbestendig zijn;
26. is verheugd over het feit dat de lidstaten verplicht zijn hun plannen voor herstel en veerkracht af te stemmen op hun nationale programma’s voor hervormingen en investeringen, die in overeenstemming zijn met de beleidsdoelstellingen van de EU, en hierbij bijzondere aandacht te besteden aan de groene en de digitale transitie;
27. onderstreept dat emissievrij vervoer over water van cruciaal belang is voor een duurzame verschuiving van vervoer over de weg naar vervoer over water in het kader van de strategie voor duurzame mobiliteit, en verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook investeringen in onderzoek en innovatie en in oplaad- en tankinfrastructuur in binnenhavens te bevorderen;
28. onderstreept dat de herstelplannen van lidstaten een kans vormen voor de transitie naar een sociale en op solidariteit gebaseerde economie en naar een economische democratie; verzoekt de Commissie de nationale plannen met dit doel voor ogen te beoordelen en te garanderen dat kmo’s en andere kleinere belanghebbenden niet over het hoofd worden gezien bij de uitvoering van de projecten en voorstellen in deze plannen;
29. onderstreept dat de faciliteit voor herstel en veerkracht een cruciaal economisch antwoord vormt op de COVID-19-crisis en tegelijk kansen biedt om de groene transitie te versnellen, op basis van de doelstelling van de EU om concurrentievermogen en cohesie te bewerkstelligen aan de hand van een nieuwe groeistrategie, namelijk de Europese Green Deal;
30. onderstreept dat een duurzame blauwe economie, waartoe onder meer duurzame visserij, hernieuwbare mariene energie, schoon zeevervoer en duurzaam toerisme behoren, een belangrijke rol kan spelen bij de transitie naar een veerkrachtigere samenleving; verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook terdege rekening te houden met deze strategische sector;
31. herinnert eraan dat vanaf 2024 7,5 % en vanaf 2026 10 % van de Uniebegroting en van de uitgaven in het kader van NextGenerationEU moeten worden bestemd voor doelstellingen met betrekking tot biodiversiteit; dringt er bij de lidstaten op aan meer te investeren in de instandhouding en het herstel van biodiversiteit, subsidies die schadelijk zijn voor de biodiversiteit, te hervormen en herstelsteun vooraf te screenen en achteraf te monitoren om de impact ervan op de biodiversiteit te bepalen;
32. merkt op dat uit de pandemie is gebleken dat toeleveringsketens veerkrachtiger moeten worden gemaakt; benadrukt dat dit ook een kans vormt om toeleveringsketens duurzamer te maken; is bijgevolg ingenomen met de aankondiging van de Commissie dat zij een wetgevingsvoorstel zal presenteren inzake zorgvuldigheidseisen voor ondernemingen, en met het wetgevende initiatiefverslag van het Europees Parlement om door de EU gedreven wereldwijde ontbossing een halt toe te roepen en om te buigen, en verzoekt de Commissie follow-up te geven aan dit verslag en een voorstel te presenteren voor een EU-wet om ontbossing tegen te gaan door middel van verplichte zorgvuldigheidseisen;
33. herinnert eraan dat de faciliteit voor herstel en veerkracht niet afwijkt van de doelstellingen van vóór de pandemie, maar dat het de bedoeling is de uitdagingen en problemen die al voor de COVID-19-pandemie bestonden, onverwijld aan te pakken en te verhinderen dat nieuwe obstakels die zijn ontstaan door de COVID-19-crisis, het bereiken van de genoemde doelstellingen in gevaar brengen;
34. benadrukt dat het voor het bereiken van koolstofneutraliteit uitermate belangrijk is te investeren in het beheer, de instandhouding en het herstel van mariene en terrestrische ecosystemen, omdat op die manier zal worden gezorgd voor een vermeerdering van natuurlijke koolstofreservoirs zoals mangroven, koraalriffen, zeegrasvelden en kwelders, bossen, bodems, landbouwgrond en wetlands, met als resultaat een grotere weerbaarheid;
35. verheugt zich over het feit dat in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 de nadruk wordt gelegd op goed bestuur en de rechtsstaat om een gunstig ondernemingsklimaat tot stand te brengen; benadrukt dat het afdwingen van goed bestuur en van eerbiediging van de rechtsstaat ook cruciaal is voor het ontwerp en de juiste uitvoering van milieubeleid;
36. herinnert aan de interinstitutionele afspraak om ten minste 30 % van de middelen van het meerjarig financieel kader van de EU en van het instrument NextGenerationEU te bestemmen voor de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen;
37. onderstreept het belang, met het oog op meer betrokkenheid, van een gestructureerde en systematische dialoog met de parlementen van de lidstaten en het maatschappelijk middenveld op nationaal niveau.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
25.2.2021 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
62 17 0 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Nikos Androulakis, Bartosz Arłukowicz, Margrete Auken, Simona Baldassarre, Marek Paweł Balt, Traian Băsescu, Aurélia Beigneux, Monika Beňová, Sergio Berlato, Alexander Bernhuber, Malin Björk, Simona Bonafè, Delara Burkhardt, Pascal Canfin, Sara Cerdas, Mohammed Chahim, Tudor Ciuhodaru, Nathalie Colin-Oesterlé, Esther de Lange, Christian Doleschal, Marco Dreosto, Cyrus Engerer, Eleonora Evi, Agnès Evren, Pietro Fiocchi, Andreas Glück, Catherine Griset, Jytte Guteland, Teuvo Hakkarainen, Anja Hazekamp, Martin Hojsík, Pär Holmgren, Jan Huitema, Yannick Jadot, Adam Jarubas, Petros Kokkalis, Athanasios Konstantinou, Ewa Kopacz, Joanna Kopcińska, Ryszard Antoni Legutko, Peter Liese, Javi López, Fulvio Martusciello, Liudas Mažylis, Joëlle Mélin, Tilly Metz, Silvia Modig, Dolors Montserrat, Alessandra Moretti, Dan-Ştefan Motreanu, Ville Niinistö, Ljudmila Novak, Grace O’Sullivan, Jutta Paulus, Stanislav Polčák, Jessica Polfjärd, Luisa Regimenti, Sándor Rónai, Rob Rooken, Christine Schneider, Günther Sidl, Ivan Vilibor Sinčić, Linea Søgaard-Lidell, Nicolae Ştefănuță, Nils Torvalds, Edina Tóth, Véronique Trillet-Lenoir, Petar Vitanov, Alexandr Vondra, Mick Wallace, Pernille Weiss, Emma Wiesner, Michal Wiezik, Tiemo Wölken, Anna Zalewska |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Catherine Chabaud, Nicolás González Casares, Martin Häusling, Annalisa Tardino |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
62 |
+ |
NI |
Athanasios Konstantinou, Ivan Vilibor Sinčić |
PPE |
Bartosz Arłukowicz, Traian Băsescu, Alexander Bernhuber, Nathalie Colin-Oesterlé, Christian Doleschal, Agnès Evren, Adam Jarubas, Ewa Kopacz, Esther de Lange, Peter Liese, Fulvio Martusciello, Liudas Mažylis, Dolors Montserrat, Dan-Ştefan Motreanu, Ljudmila Novak, Stanislav Polčák, Jessica Polfjärd, Christine Schneider, Edina Tóth, Pernille Weiss, Michal Wiezik |
Renew |
Pascal Canfin, Catherine Chabaud, Martin Hojsík, Jan Huitema, Nicolae Ştefănuță, Linea Søgaard-Lidell, Nils Torvalds, Véronique Trillet-Lenoir, Emma Wiesner |
S&D |
Nikos Androulakis, Marek Paweł Balt, Monika Beňová, Simona Bonafè, Delara Burkhardt, Sara Cerdas, Mohammed Chahim, Tudor Ciuhodaru, Cyrus Engerer, Nicolás González Casares, Jytte Guteland, Javi López, Alessandra Moretti, Sándor Rónai, Günther Sidl, Petar Vitanov, Tiemo Wölken |
The Left |
Malin Björk, Anja Hazekamp, Petros Kokkalis, Silvia Modig |
Verts/ALE |
Margrete Auken, Eleonora Evi, Martin Häusling, Pär Holmgren, Yannick Jadot, Tilly Metz, Ville Niinistö, Grace O’Sullivan, Jutta Paulus |
17 |
- |
ECR |
Sergio Berlato, Pietro Fiocchi, Joanna Kopcińska, Ryszard Antoni Legutko, Rob Rooken, Alexandr Vondra, Anna Zalewska |
ID |
Simona Baldassarre, Aurélia Beigneux, Marco Dreosto, Catherine Griset, Teuvo Hakkarainen, Joëlle Mélin, Luisa Regimenti, Annalisa Tardino |
Renew |
Andreas Glück |
The Left |
Mick Wallace |
0 |
0 |
|
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
BRIEF VAN DE COMMISSIE REGIONALE ONTWIKKELING
Mevrouw Irene Tinagli
Voorzitter
Commissie economische en monetaire zaken
BRUSSEL
Betreft: Advies inzake het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie: Jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021 (COM(2020)575), 2021/2004(INI)
Geachte mevrouw Tinagli,
In het kader van bovengenoemde procedure is de Commissie regionale ontwikkeling ermee belast een advies uit te brengen aan uw commissie. De Commissie regionale ontwikkeling heeft besloten dat advies in briefvorm uit te brengen.
De Commissie regionale ontwikkeling heeft de kwestie tijdens haar vergadering van 24 februari 2021 onderzocht. Het advies werd met 41 stemmen voor en 0 tegen bij 0 onthoudingen goedgekeurd.
Tijdens dezelfde vergadering[12] heeft de Commissie regionale ontwikkeling besloten de bevoegde Commissie economische en monetaire zaken te verzoeken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen.
Hoogachtend,
Younous Omarjee
SUGGESTIES
De Commissie regionale ontwikkeling
1. merkt op dat de wereld door de COVID-19-pandemie plotseling in een diepe recessie is beland en dat er nog veel onzekerheden blijven bestaan; is van mening dat deze pandemie veel meer is dan een gezondheidscrisis en dat de economische en sociale gevolgen ervan in elk land anders zijn, waarbij de armoede en de ongelijkheden en verschillen tussen de EU-regio’s zijn toegenomen; benadrukt dat er meer moet worden gedaan om deze ongelijkheden te bestrijden en een snel en duurzaam herstel aan te moedigen, met name door steun te verlenen aan regio’s die te kampen hebben met een tragere groei en een hoge werkloosheid, met name waar het jongeren betreft; merkt in dit verband met bezorgdheid op dat het werkloosheidspercentage meer dan 7 % bedraagt en dat de jeugdwerkloosheid in de EU als geheel is gestegen tot 17 % en naar verwachting als gevolg van COVID-19 nog verder zal toenemen[13]; merkt voorts op dat de crisis niet alleen voor jongeren onevenredige gevolgen heeft, maar ook voor vrouwen en kansarme groepen zoals gezinnen met een laag inkomen, mensen met een handicap en minderheden;
2. onderstreept het belang van de faciliteit voor herstel en veerkracht als een van de belangrijkste instrumenten voor het herstel, met 672,5 miljard EUR aan leningen en financiële steun in de eerste jaren van het herstel; wijst erop dat het belangrijk is om een hoge mate van veerkracht van de binnenlandse economieën te bereiken, een van de lessen die we uit de laatste wereldwijde economische, sociale en financiële crisis hebben geleerd, en dat het van cruciaal belang is om te voorkomen dat de bestaande economische en sociale ongelijkheden nog groter en erger worden; benadrukt dat de paraatheid en veerkracht van de nationale stelsels voor gezondheidszorg en sociale bescherming moeten worden verbeterd en dat moet worden gezorgd voor gelijke toegang tot onderwijs, betaalbare en hoogwaardige gezondheidszorg, langdurige zorg en kinderopvang; is daarom van mening dat moet worden verzekerd dat de middelen uit de faciliteit doeltreffend worden ingezet waar ze het meest nodig zijn, zodat de lasten en schulden voor de volgende generatie zo laag mogelijk zijn;
3. benadrukt dat de faciliteit moet bijdragen tot de bevordering van economische, sociale en territoriale samenhang, en zo de veerkracht en het aanpassingsvermogen van de lidstaten op economisch en sociaal gebied moet verbeteren, en de groene en digitale transities moet ondersteunen die gericht zijn op het versterken van het economische concurrentievermogen en het bereiken van een klimaatneutraal Europa tegen 2050; hoopt daarom dat er een hoge mate van complementariteit zal zijn tussen de beoogde acties in de nationale herstelplannen en die van het cohesiebeleid; betreurt dat het partnerschapsbeginsel in de verordening over de faciliteit voor herstel en veerkracht niet verplicht is en dat de steden in de meeste EU-landen bijgevolg niet volledig betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van de nationale herstelplannen[14], en dat er tevens een risico bestaat op inconsistentie tussen de faciliteit en de ESI-fondsen;
4. benadrukt dat de betrokkenheid van regionale en lokale overheden, alsook van economische en sociale partners, beroepsorganisaties en de relevante organisaties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, zoals ngo’s, van cruciaal belang is voor de succesvolle uitvoering van de faciliteit met het oog op een snel herstel van de huidige crisis; verzoekt de Commissie een beoordelingsinstrument voor te stellen om ervoor te zorgen dat de criteria met betrekking tot de raadpleging van lokale, regionale en nationale maatschappelijke organisaties door de lidstaten in acht worden genomen;
5. benadrukt dat de regio’s ten volle moeten worden betrokken bij de nationale herstelplannen en bij het beheer ervan op nationaal niveau om de huidige multidimensionale uitdagingen op het meest geschikte territoriale niveau aan te pakken; is van mening dat de beginselen van het cohesiebeleid ook in de herstelplannen tot uiting moeten komen, en dat belangrijke sectoren, met name die welke het zwaarst door de crisis zijn getroffen, met investeringen moeten worden gestimuleerd, om het scheppen van nieuwe en het behoud van bestaande hoogwaardige banen te bevorderen en gelijke toegang tot de arbeidsmarkt te waarborgen, in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten; is van mening dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar de kwetsbaarste bevolkingsgroepen, met inbegrip van ouderen, en dat de faciliteit ook moet bijdragen tot het verwezenlijken van gendergelijkheid, zoals bepaald in artikel 8 van het Verdrag, aangezien de arbeidsparticipatiekloof (11,4 %), de loonkloof (14 %) en de pensioenkloof (30 %) tussen mannen en vrouwen onaanvaardbaar hoog blijven[15];is voorts van mening dat de doelstellingen inzake gendergelijkheid en de economische onafhankelijkheid van vrouwen in alle dimensies en alle stadia van de voorbereiding, monitoring, uitvoering en evaluatie van programma’s die in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht worden gefinancierd, tijdig en op consistente wijze moeten worden gewaarborgd; benadrukt dat de pandemie aantoont dat de lokale productie moet worden versterkt om toekomstige tekorten in de economische sectoren landbouw, industrie en gezondheid te voorkomen; steunt korte ketens en lokale productie om de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen en door de crisis verzwakte lokale economieën te versterken;
6. dringt erop aan het verband tussen hoogwaardige banen, gendergelijkheid, duurzame groei, sociale doelstellingen en klimaatdoelstellingen verder te versterken met het Europees Semester, met als uiteindelijk doel de levenskwaliteit en het welzijn van de burgers te verbeteren;
7. meent dat meerlagig bestuur in het proces van het Europees Semester belangrijk is voor investeringen in het kader van de faciliteit, aangezien de COVID-19-pandemie de regio’s in de lidstaten op verschillende manieren heeft getroffen; herinnert eraan dat de COVID-19-pandemie veel ongelijkheden aan het licht heeft gebracht en dat een zeer ernstige daarvan de digitale kloof is, die met name minder ontwikkelde regio’s, vrouwen, ouderen, gezinnen met een laag inkomen en inwoners van de ultraperifere gebieden treft; is van mening dat meer moet worden geïnvesteerd in digitalisering, digitale innovatie en digitale connectiviteit, hetgeen een eerlijke en gelijke overgang naar een digitale economie mogelijk zou maken, met name voor de meest kwetsbaren in de samenleving;
8. is ingenomen met de rol van de faciliteit voor herstel en veerkracht bij het aansturen en opbouwen van een duurzamer, veerkrachtiger en eerlijker Europa voor de volgende generatie, met inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, zoals gedefinieerd in artikel 17 van de taxonomieverordening, door middel van investeringen en hervormingen op zeven kerngebieden die gericht zijn op ecologische duurzaamheid, hernieuwbare energie, renovatie, duurzame mobiliteit, biodiversiteit, productiviteit, billijkheid en macro-economische stabiliteit; benadrukt dat om zowel in het meerjarig financieel kader als in het herstelinstrument voor de EU een klimaatmainstreamingsdoelstelling van 30 % te bereiken in overeenstemming met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN, elk herstelplan ten minste 37 % aan klimaatgerelateerde uitgaven moet omvatten; vraagt de Commissie en de lidstaten daarom te zorgen voor consistentie, samenhang en synergieën met de Agenda 2030 van de VN;
9. erkent dat technologische trends op de arbeidsmarkt en de overgang naar een duurzame economie enorme uitdagingen zijn, maar ook kansen bieden voor regionale cohesie; wijst nogmaals op de cruciale rol van de Europese structuur- en investeringsfondsen, als belangrijkste investeringsinstrumenten voor het cohesiebeleid in Europa, om de regionale herstelprocessen te ondersteunen; is van mening dat aandacht moet worden besteed aan stedelijke gebieden als aanjagers van groene en digitale transformatie, aan alle regio’s die kampen met natuurlijke of demografische belemmeringen en die het zwaarst worden getroffen door de overgang naar een duurzamere en groenere economie, en aan eilanden en ultraperifere regio’s;
10. benadrukt dat het Europees Semester, de nieuwe faciliteit voor herstel en veerkracht en de fondsen van het cohesiebeleid intrinsiek met elkaar verbonden zijn en dat het daarom noodzakelijk is te zorgen voor betere coördinatie en snelle en op maat gesneden acties met het oog op het scheppen van banen, het bevorderen van onderwijs, innovatie, het herstel van een robuuste economie en het bereiken van de klimaatdoelstellingen; benadrukt dat de conclusies van het Europees Semester en de verslagen van de lidstaten wezenlijke gevolgen hebben voor de regio’s en dat deze gevolgen regelmatig moeten worden gemonitord in het kader van de uitvoering van het cohesiebeleid; is van mening dat de bestaande indicatoren zullen moeten worden aangepast als de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de pijler van sociale rechten in het toepassingsgebied van het Europees Semester worden opgenomen, en dat nieuwe indicatoren zullen moeten worden uitgewerkt om toezicht te houden op de uitvoering van het economisch, sociaal en milieubeleid van de EU en de samenhang tussen beleidsdoelstellingen en begrotingsmiddelen.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
4.3.2021 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
21 8 29 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Gunnar Beck, Marek Belka, Isabel Benjumea Benjumea, Stefan Berger, Gilles Boyer, Francesca Donato, Derk Jan Eppink, Engin Eroglu, Markus Ferber, Jonás Fernández, Raffaele Fitto, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, Luis Garicano, Sven Giegold, Valentino Grant, Claude Gruffat, José Gusmão, Enikő Győri, Eero Heinäluoma, Danuta Maria Hübner, Stasys Jakeliūnas, France Jamet, Othmar Karas, Billy Kelleher, Ondřej Kovařík, Georgios Kyrtsos, Aurore Lalucq, Aušra Maldeikienė, Pedro Marques, Costas Mavrides, Jörg Meuthen, Csaba Molnár, Caroline Nagtegaal, Luděk Niedermayer, Lefteris Nikolaou-Alavanos, Dimitrios Papadimoulis, Piernicola Pedicini, Lídia Pereira, Kira Marie Peter-Hansen, Sirpa Pietikäinen, Dragoș Pîslaru, Evelyn Regner, Antonio Maria Rinaldi, Alfred Sant, Martin Schirdewan, Joachim Schuster, Ralf Seekatz, Pedro Silva Pereira, Paul Tang, Cristian Terheş, Irene Tinagli, Ernest Urtasun, Inese Vaidere, Johan Van Overtveldt, Stéphanie Yon-Courtin, Marco Zanni, Roberts Zīle |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
21 |
+ |
PPE |
Isabel Benjumea Benjumea, Stefan Berger, Markus Ferber, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, Enikő Győri, Danuta Maria Hübner, Othmar Karas, Georgios Kyrtsos, Aušra Maldeikienė, Luděk Niedermayer, Lídia Pereira, Sirpa Pietikäinen, Ralf Seekatz, Inese Vaidere |
Renew |
Engin Eroglu, Luis Garicano, Billy Kelleher, Dragoș Pîslaru |
S&D |
Marc Angel, Eva Kaili |
8 |
- |
ECR |
Derk Jan Eppink |
ID |
Gerolf Annemans, France Jamet, Jörg Meuthen |
NI |
Lefteris Nikolaou-Alavanos |
The Left |
Manon Aubry, José Gusmão, Chris MacManus |
29 |
0 |
ECR |
Raffaele Fitto, Eugen Jurzyca, Johan Van Overtveldt, Roberts Zīle |
ID |
Francesca Donato, Valentino Grant, Antonio Maria Rinaldi, Marco Zanni |
Renew |
Gilles Boyer, Ondřej Kovařík, Caroline Nagtegaal, Stéphanie Yon-Courtin |
S&D |
Marek Belka, Jonás Fernández, Eero Heinäluoma, Aurore Lalucq, Margarida Marques, Pedro Marques, Evelyn Regner, Joachim Schuster, Pedro Silva Pereira, Paul Tang, Irene Tinagli |
Verts/ALE |
Sven Giegold, Henrike Hahn, Stasys Jakeliūnas, Piernicola Pedicini, Kira Marie Peter-Hansen, Ernest Urtasun |
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.
- [2] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.
- [3] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.
- [4] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.
- [5] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
- [6] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.
- [7] PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11.
- [8] PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.
- [9] Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0358.
- [10] https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/economy-finance/ip144_en_1.pdf
- [11] Milieuprogramma van de Verenigde Naties, Emissions Gap Report 2020, Nairobi, 2020.
- [12] Bij de eindstemming waren aanwezig: Raffaele Fitto, Elżbieta Kruk, Andżelika Anna Możdżanowska, Veronika Vrecionová, Mathilde Androuët, Rosanna Conte, Francesca Donato, Alessandro Panza, André Rougé, Chiara Gemma, Pascal Arimont, Isabel Benjumea Benjumea, Tom Berendsen, Franc Bogovič, Tamás Deutsch, Christian Doleschal, Mircea-Gheorghe Hava, Krzysztof Hetman, Manolis Kefalogiannis, Andrey Novakov, Stéphane Bijoux, Vlad-Marius Botoş, Ondřej Knotek, Susana Solís Pérez, Irène Tolleret, Yana Toom, Adrian-Dragoş Benea, Erik Bergkvist, Andrea Cozzolino, Corina Crețu, Constanze Krehl, Cristina Maestre Martín De Almagro, Nora Mebarek, Tsvetelina Penkova, Martina Michels, Younous Omarjee, Rosa D'Amato, Niklas Nienaß, Caroline Roose, Bronis Ropė, Monika Vana
- [13] Werkloosheidsstatistieken: Eurostat juli 2020 f45c24be-3304-e6b7-80c8-04eae7529519 (europa.eu)
- [14] https://cor.europa.eu/nl/news/Pages/post-COVID-recovery-plans-.aspx, alsook https://eurocities.eu/latest/involve-cities-in-a-green-and-digital-recovery/
- [15] https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Gender_statistics