VERSLAG over het ontwerp van verordening van de Raad betreffende de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien, en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen
18.3.2021 - (13142/2020 – C9-0018/2021 – 2018/0131(NLE)) - *
Begrotingscommissie
Rapporteurs: José Manuel Fernandes, Valérie Hayer
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het ontwerp van verordening van de Raad betreffende de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien, en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen
(13142/2020 – C9-0018/2021 – 2018/0131(NLE))
(Raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van de Raad (13142/2020),
– gezien artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9-0018/2021),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen[1],
– gezien Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom[2], en met name artikel 10,
– gezien zijn resoluties van 14 maart 2018 over het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020[3], en over de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[4],
– gezien zijn resolutie van 30 mei 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen[5],
– gezien zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 – Standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord[6],
– gezien zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen[7],
– gezien de verklaringen van de Commissie en de Raad van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen,
– gezien zijn resolutie van 15 mei 2020 over het nieuwe meerjarig financieel kader, eigen middelen en het herstelplan[8],
– gezien zijn wetgevingsresolutie van 16 september 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[9],
– gezien artikel 82 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0048/2021),
1. hecht zijn goedkeuring aan het ontwerp van de Raad, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
3. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in zijn ontwerp;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Amendement 1
Ontwerp van verordening
Overweging 13
|
|
Ontwerp van de Raad |
Amendement |
(13) Er moet een betrouwbare en snelle herzieningsprocedure worden ingesteld om mogelijke geschillen op te lossen die tussen een lidstaat en de Commissie kunnen ontstaan over het bedrag van een aanpassing van de overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval of betreffende de vraag of een beweerdelijk verzuim om gegevens te verstrekken een lidstaat kan worden aangerekend, zodat tijdrovende en kostbare inbreukprocedures voor het Hof van Justitie van de Europese Unie worden voorkomen. |
Schrappen |
Amendement 2
Ontwerp van verordening
Overweging 15
|
|
Ontwerp van de Raad |
Amendement |
(15) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en betreffende de nadere invulling van de herzieningsprocedure voor het oplossen van mogelijke geschillen tussen een lidstaat en de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. |
(15) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. |
Amendement 3
Ontwerp van verordening
Artikel 9 – lid 4
|
|
Ontwerp van de Raad |
Amendement |
4. De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis is gesteld binnen twee maanden na de dag van ontvangst van die brief te herzien. De herziening wordt gesloten met een besluit dat uiterlijk drie maanden vanaf de dag van ontvangst van het verzoek van de lidstaat door de Commissie moet worden vastgesteld. Indien de bedragen die overeenkomen met de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis is gesteld door het besluit van de Commissie geheel of gedeeltelijk worden herzien, stelt de lidstaat het overeenkomstige bedrag ter beschikking. Noch het verzoek van de lidstaat tot herziening van de aanpassing noch een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie doet afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om het met de aanpassing overeenkomende bedrag ter beschikking te stellen. |
Schrappen |
Amendement 4
Ontwerp van verordening
Artikel 9 – lid 5
|
|
Ontwerp van de Raad |
Amendement |
5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere invulling van de in lid 4 van dit artikel bedoelde herzieningsprocedure. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Schrappen |
Amendement 5
Ontwerp van verordening
Artikel 11 – lid 1 – alinea 4
|
|
Ontwerp van de Raad |
Amendement |
Geschillen tussen een lidstaat en de Commissie over de vraag of het in punt d) van de eerste alinea van dit lid bedoelde beweerdelijke verzuim aan de lidstaat kan worden toegerekend worden opgelost door de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening. |
Schrappen
|
Amendement 6
Ontwerp van verordening
Artikel 11 – lid 2
|
|
Ontwerp van de Raad |
Amendement |
2. Indien een lidstaat de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening inleidt, wordt rente berekend vanaf de door de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 3, vastgestelde datum. |
Schrappen |
TOELICHTING
De terbeschikkingstellingsverordening (MAR) is een van de uitvoeringsverordeningen die, in samenhang met het eigenmiddelenbesluit[10], het stelsel van eigen middelen van de EU vormen. In de terbeschikkingstellingsverordening worden de procedures en termijnen vastgesteld voor de terbeschikkingstelling aan de Commissie van de verschillende categorieën eigen middelen. Terwijl de traditionele eigen middelen (TEM) en de eigen middelen op basis van de btw en het bni onder de terbeschikkingstellingsverordening (MAR1)[11] vallen, die in 2015-2016 is herzien, heeft de Commissie een afzonderlijke terbeschikkingstellingsverordening (MAR2) voor de nieuwe eigen middelen voorgesteld. Van de voorgestelde nieuwe categorieën, namelijk de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en de eigen middelen op basis van kunststof afval, maakt enkel de laatstgenoemde categorie deel uit van het nieuwe eigenmiddelenbesluit dat in december 2020 is aangenomen (in afwachting van ratificatie) en valt deze daarom onder het ontwerp van verordening MAR2 dat de Raad op 10 februari 2021 ter raadpleging aan het EP heeft voorgelegd.
De verordening heeft hoofdzakelijk betrekking op de rechten en plichten van de lidstaten en de Commissie bij de heffing, inning en overdracht van de verschuldigde bedragen van de kunststofheffing, een op statistieken gebaseerde nationale bijdrage. De verordening omvat bepalingen over de bewaring van documenten, administratieve samenwerking, boeking en verslaglegging, de berekeningsmethode, de kas- en boekhoudkundige regelingen, aanpassingen van voorgaande jaren, de vervroeging van twaalfden, achterstandsrente en comitéprocedures.
De corapporteurs erkennen dat de terbeschikkingstelling van eigen middelen over het algemeen adequaat heeft gefunctioneerd voor bestaande eigen middelen en dat daarom ook vergelijkbare regels en automatismen moeten worden toegepast voor de eigen middelen op basis van kunststof afval en toekomstige, in het kader van het IIA-stappenplan in te voeren nieuwe eigen middelen. Zij streven daarom naar een snelle goedkeuring van het wetgevingsadvies, zodat de nieuwe eigen middelen op basis van kunststof met terugwerkende kracht kunnen worden toegepast van zodra de ratificatie van het eigenmiddelenbesluit is afgerond.
De corapporteurs willen evenwel de aandacht vestigen op één potentieel problematische nieuwe bepaling in de MAR2-verordening, die ook een benchmark zou kunnen worden voor een toekomstige geconsolideerde MAR-verordening en bijgevolg voor alle bestaande en nieuwe eigen middelen: de snelle herzieningsprocedure. De corapporteurs stellen daarom voor de Raad te verzoeken de desbetreffende nieuwe bepalingen te schrappen alvorens de verordening vast te stellen.
Achtergrond en motivering
Het Duitse voorzitterschap van de Raad heeft in de MAR2-verordening[12] een herzieningsprocedure voor betalingen onder voorbehoud voorgesteld voor de eigen middelen op basis van kunststof, en een meerderheid van de lidstaten heeft verzocht om de toepassing van dezelfde procedure op alle eigen middelen.
De corapporteurs zijn van mening dat de invoering van een bepaling inzake snelle herziening overbodig en contraproductief kan zijn. Ten eerste bevestigt de recente jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie[13] dat de lidstaten wel degelijk toegang hebben tot rechtsmiddelen, ook in gevallen van betalingen waarvoor een voorbehoud is gemaakt. Ten tweede zou een dergelijk mechanisme de lidstaten de mogelijkheid bieden hun aansprakelijkheid aan te vechten, wat vertragingen zou veroorzaken. Het kan in bepaalde omstandigheden ook een “opschortende werking” hebben op de achterstandsrente, waardoor het stimulerende doel van deze rentebetalingen zou kunnen worden verstoord.
Indien deze procedure in de MAR2-verordeing wordt ingevoerd voor de eigen middelen op basis van kunststof, zou er druk ontstaan om dezelfde procedure toe te passen op de traditionele eigen middelen en in de toekomst ook op de nieuwe eigen middelen. De herzieningsprocedure in het huidige ontwerp van de MAR2-verordening en ook in de ontwerpverordening betreffende de eigen middelen uit de btw zou kunnen leiden tot een omkering van de “bewijslast” met betrekking tot de juistheid van de berekeningen en de verstrekking van gegevens. De positie van de Commissie zou kunnen verzwakken. En het aantal zaken dat bij het Europees Hof van Justitie aanhangig wordt gemaakt, zou kunnen toenemen.
De snelle herzieningsclausule zou bijgevolg kunnen leiden tot een wildgroei aan verzoeken om herziening en daaruit voortvloeiende onderbrekingen en verstoringen van de “terbeschikkingstellingsmachine”. Ze zou de administratieve capaciteit aan banden leggen en extra personeel op nationaal niveau en bij de Commissie vergen. De ermee gepaard gaande administratieve kosten en de gevolgen voor eventuele achterstandsrente zouden onevenredig kunnen zijn. De goede werking van het stelsel van eigen middelen zou ernstig in het gedrang kunnen komen. Dit zou op zijn beurt ook door sommigen kunnen worden aangegrepen als rechtvaardiging voor het verwerpen van de invoering van nieuwe eigen middelen.
De corapporteurs stellen daarom voor om de overwegingen 13 en 15, evenals artikel 9, leden 4 en 5, artikel 11, lid 1, laatste alinea, en artikel 11, lid 2, te schrappen.
De corapporteurs zien ernaar uit om niet alleen algemene beginselen, maar ook juridische en technische details van het stelsel van eigen middelen met de andere instellingen te bespreken in het kader van de regelmatige dialoog die is ingesteld in het Interinstitutioneel Akkoord en in de routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen. De wetgevingsvoorstellen voor nieuwe eigen middelen op basis van een digitale heffing, het herziene emissiehandelssysteem (ETS) en een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens tegen medio 2021 zouden kunnen worden gebruikt om de uitvoerings- en beschikbaarstellingsregels van artikel 311, lid 4, en artikel 322, lid 2, te herzien en te consolideren in een geest van efficiëntie, doeltreffendheid en wederzijds vertrouwen.
In het algemeen zijn de corapporteurs van mening dat een grondige hervorming van het stelsel van eigen middelen door de invoering van nieuwe eigen middelen van het allergrootste belang is voor de toekomst van de EU en voor de voltooiing van het herstelplan, aangezien deze het terugbetalingsgedeelte zullen vormen dat moet voorkomen dat de terugbetalingen op de schouders van de burgers terechtkomen of tot bezuinigingen op EU-programma’s leiden. De corapporteurs benadrukken hierbij dat de uitvoeringsvoorschriften een integrerend deel uitmaken van het stelsel van eigen middelen. Zij moeten robuust, maar toch open en flexibel zijn om ook ruimte te bieden voor bijkomende eigen middelen met andere kenmerken. In dit verband herinneren de corapporteurs aan het belang van het Interinstitutioneel Akkoord, met inbegrip van de routekaart voor de invoering van eigen middelen. Dit omvat niet alleen de verschillende stappen voor de invoering van nieuwe eigen middelen, maar ook de voorwaarden voor de samenwerking tussen de instellingen en de beginselen die ten grondslag moeten liggen aan de hervorming van de eigen middelen. Het bedrag van de opbrengst van de nieuwe middelen moet volstaan om ten minste de aflossingskosten van de lening in het kader van het herstelinstrument NGEU te dekken.
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van de geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, de regeling van de Europese Unie voor de handel in emissierechten en niet-gerecycleerd plastic verpakkingsafval en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien |
|||
Document- en procedurenummers |
13142/2020 – C9-0018/2021 – COM(2018)0326 – C8-0203/2018 – 2018/0131(NLE) |
|||
Datum raadpleging / verzoek om goedkeuring |
23.5.2018 |
|
|
|
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
BUDG 31.5.2018 |
|
|
|
Adviserende commissies Datum bekendmaking |
CONT 5.7.2018 |
ENVI 5.7.2018 |
|
|
Geen advies Datum besluit |
CONT 4.12.2019 |
ENVI 11.3.2021 |
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
José Manuel Fernandes 10.10.2019 |
Valérie Hayer 10.10.2019 |
|
|
Behandeling in de commissie |
4.3.2021 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
17.3.2021 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
32 4 4 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Rasmus Andresen, Robert Biedroń, Anna Bonfrisco, Olivier Chastel, Lefteris Christoforou, David Cormand, Paolo De Castro, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Vlad Gheorghe, Valentino Grant, Elisabetta Gualmini, Francisco Guerreiro, Valérie Hayer, Niclas Herbst, Monika Hohlmeier, Mislav Kolakušić, Moritz Körner, Joachim Kuhs, Zbigniew Kuźmiuk, Ioannis Lagos, Hélène Laporte, Pierre Larrouturou, Janusz Lewandowski, Margarida Marques, Silvia Modig, Siegfried Mureşan, Victor Negrescu, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Dimitrios Papadimoulis, Karlo Ressler, Bogdan Rzońca, Nicolae Ştefănuță, Nils Torvalds, Nils Ušakovs, Johan Van Overtveldt, Rainer Wieland, Angelika Winzig |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Henrike Hahn |
|||
Datum indiening |
18.3.2021 |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
32 |
+ |
NI |
Mislav Kolakušić |
PPE |
Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Niclas Herbst, Monika Hohlmeier, Janusz Lewandowski, Siegfried Mureşan, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Karlo Ressler, Rainer Wieland, Angelika Winzig |
Renew |
Olivier Chastel, Vlad Gheorghe, Valérie Hayer, Moritz Körner, Nicolae Ştefănuță, Nils Torvalds |
S&D |
Robert Biedroń, Paolo De Castro, Eider Gardiazabal Rubial, Elisabetta Gualmini, Pierre Larrouturou, Margarida Marques, Victor Negrescu, Nils Ušakovs |
The Left |
Silvia Modig, Dimitrios Papadimoulis |
Verts/ALE |
Rasmus Andresen, David Cormand, Francisco Guerreiro, Henrike Hahn |
4 |
- |
ID |
Anna Bonfrisco, Valentino Grant, Joachim Kuhs |
NI |
Ioannis Lagos |
4 |
0 |
ECR |
Zbigniew Kuźmiuk, Bogdan Rzońca, Johan Van Overtveldt |
ID |
Hélène Laporte |
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthoudingen
- [1] Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28).
- [2] PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1.
- [3] PB C 162 van 10.5.2019, blz. 51.
- [4] PB C 162 van 10.5.2019, blz. 71.
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0226.
- [6] Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0449.
- [7] Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0032.
- [8] Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0124.
- [9] Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0220.
- [10] Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.
- [11] Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien.
- [12] Voorstel van de Commissie COM(2018) 326 final, meest recente Raadsdocument 13142/20 van 16 december 2020.
- [13] Tsjechische Republiek/Commissie (C-575/18 P).