VERSLAG over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

17.3.2021 - (12771/2020 – C9‑0364/2020 – 2018/0133(NLE)) - *

Begrotingscommissie
Rapporteurs: José Manuel Fernandes, Valérie Hayer


Procedure : 2018/0133(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0049/2021

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

(12771/2020 – C9‑0364/2020 – 2018/0133(NLE))

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

 gezien het ontwerp van de Raad (12771/2020),

 gezien artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9‑0364/2020),

 gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen[1],

 gezien Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom[2], en met name artikel 10,

 gezien zijn resoluties van 14 maart 2018 over het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020[3], en over de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[4],

 gezien zijn resolutie van 30 mei 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen[5],

 gezien zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 – Standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord[6],

 gezien zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen[7],

 gezien de verklaringen van de Commissie en de Raad van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen,

 gezien zijn resolutie van 15 mei 2020 over het nieuwe meerjarig financieel kader, eigen middelen en het herstelplan[8],

 gezien zijn wetgevingsresolutie van 16 september 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[9],

 gezien artikel 82 van zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9‑0049/2021),

1. hecht zijn goedkeuring aan het ontwerp van de Raad, als geamendeerd door het Parlement;

2. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in zijn ontwerp;

4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


 

Amendement  1

Ontwerp van verordening

Artikel 1 – lid 8

 

Ontwerp van de Raad

Amendement

(8) Artikel 9 wordt vervangen door:

(8) Artikel 9 wordt vervangen door:

“Artikel 9

“Artikel 9

1. Correcties in de in artikel 7, lid 1, bedoelde overzichten betreffende voorgaande begrotingsjaren worden, ongeacht de reden ervoor, in overleg tussen de Commissie en de betrokken lidstaat aangebracht.

1. Correcties in de in artikel 7, lid 1, bedoelde overzichten betreffende voorgaande begrotingsjaren worden, ongeacht de reden ervoor, in overleg tussen de Commissie en de betrokken lidstaat aangebracht.

Indien de lidstaat en de Commissie het niet eens zijn over een correctie, stelt de Commissie de betrokken lidstaat per brief in kennis van de noodzakelijke correctie. Deze brief omvat “maatregelen” in de zin van artikel 12, lid 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad.

Indien de lidstaat en de Commissie het niet eens zijn over een correctie, stelt de Commissie de betrokken lidstaat per brief in kennis van de noodzakelijke correctie. Deze brief omvat “maatregelen” in de zin van artikel 12, lid 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad.

2. De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken de overeenkomstig lid 1, tweede alinea, meegedeelde correctie binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde brief te herzien. Deze herzieningsprocedure wordt afgesloten met een besluit van de Commissie dat uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek van de lidstaat door de Commissie moet worden vastgesteld.

 

Indien de met de correctie overeenkomende bedragen door het besluit van de Commissie geheel of gedeeltelijk worden herzien, stelt de lidstaat het overeenkomstige bedrag ter beschikking. Noch het verzoek van de lidstaat tot herziening van de correctie, noch een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie doet afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om het met de correctie overeenkomende bedrag ter beschikking te stellen.

 

De correcties worden samengevoegd in een verzamelstaat die de oorspronkelijke overzichten voor de betrokken begrotingsjaren wijzigt.

 

3. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de procedurele regeling voor de in lid 2 bedoelde herzieningsprocedure. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De vaststelling van deze uitvoeringshandelingen laat de toepassing van de in lid 2 bedoelde herzieningsprocedure onverlet.

 

4. Na 31 juli van het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden de in artikel 7, lid 1, bedoelde overzichten niet meer gecorrigeerd, tenzij die correcties betrekking hebben op punten waarvan door de Commissie of de betrokken lidstaat vóór die datum kennis is gegeven.”;

2. Na 31 juli van het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden de in artikel 7, lid 1, bedoelde overzichten niet meer gecorrigeerd, tenzij die correcties betrekking hebben op punten waarvan door de Commissie of de betrokken lidstaat vóór die datum kennis is gegeven.”;


TOELICHTING

De verordening tot wijziging van Verordening 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde maakt deel uit van het door de Commissie in mei 2018 voorgestelde pakket maatregelen tot hervorming van het stelsel van eigen middelen. De Commissie heeft aanzienlijke vereenvoudigingen voorgesteld van de berekening en tenuitvoerlegging van de op de btw gebaseerde eigen middelen. Dit was een lang gekoesterde wens van het Europees Parlement, opgenomen in meerdere resoluties en in het wetgevingsadvies over het stelsel van eigen middelen van september 2020.

 

De corapporteurs wijzen erop dat de ontwerpverordening van de Raad verschillende wijzigingen op het voorstel van de Commissie bevat. Met name de bepalingen over een “bevriezing” van het meerjarig gewogen gemiddeld tarief van de btw per lidstaat zullen de berekening, de uitvoering en de controle van de eigen middelen uit de btw vereenvoudigen en stroomlijnen. De corapporteurs zijn daarom voornemens dit standpunt zonder uitstel voor te leggen, zodat de nieuwe, vereenvoudigde eigen middelen uit de btw kunnen worden ingevoerd (met terugwerkende kracht tot januari 2021) zodra de procedure van ratificatie van het eigenmiddelenbesluit is afgerond en in werking treedt.

 

Toch willen de corapporteurs een amendement op de verordening van de Raad voorstellen, zonder het proces te willen vertragen. Het gaat hier om het schrappen van de paragrafen voor de invoering van een snelle herzieningsprocedure. Deze zelfde bepaling moet ook worden geschrapt in de ontwerpverordening van de Raad betreffende de nieuwe Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen voor de eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval.

 

 

Achtergrond en motivering

Het Duitse voorzitterschap van de Raad heeft in de MAR2-verordening[10] een herzieningsprocedure voor betalingen onder voorbehoud voorgesteld voor de eigen middelen op basis van kunststof, en in de gewijzigde verordening betreffende de eigen middelen uit de btw. Een meerderheid van de lidstaten heeft gevraagd om dezelfde procedure toe te passen op alle eigen middelen.

 

De corapporteurs onderkennen het nut van de mogelijkheid om een voorbehoud te maken bij de terbeschikkingstelling van een betwist bedrag. Zij zijn het er ook mee eens dat de lidstaten en de Commissie in beginsel over rechtsmiddelen moeten beschikken om individuele gevallen te betwisten.

 

De corapporteurs zijn echter van mening dat de invoering van een bepaling inzake snelle herziening contraproductief kan zijn. Een dergelijk mechanisme zou de lidstaten de mogelijkheid bieden hun aansprakelijkheid aan te vechten, wat vertragingen zou kunnen veroorzaken. Het kan in bepaalde omstandigheden ook een “opschortende werking” hebben op de achterstandsrente, waardoor het stimulerende doel van deze rentebetalingen zou kunnen worden verstoord.

 

Indien deze procedure zou worden ingevoerd voor de eigen middelen op basis van btw en kunststof, zou er druk ontstaan om dezelfde procedure toe te passen op de traditionele eigen middelen en in de toekomst ook op alle nieuwe eigen middelen. De herzieningsprocedure in de huidige ontwerpverordening zou kunnen leiden tot een omkering van de “bewijslast” met betrekking tot de juistheid van de berekeningen en de verstrekking van gegevens. De positie van de Commissie zou kunnen verzwakken. En het aantal zaken dat bij het Europees Hof van Justitie aanhangig wordt gemaakt, zou kunnen toenemen.

 

De snelle herzieningsclausule zou bijgevolg kunnen leiden tot een wildgroei aan verzoeken om herziening en daaruit voortvloeiende onderbrekingen en verstoringen van de “terbeschikkingstellingsmachine”. Ze zou de administratieve capaciteit aan banden leggen en extra personeel op nationaal niveau en bij de Commissie vergen. De ermee gepaard gaande administratieve kosten en de gevolgen voor eventuele achterstandsrente zouden onevenredig kunnen zijn. De goede werking van het stelsel van eigen middelen zou ernstig in het gedrang kunnen komen. Dit zou op zijn beurt ook door sommigen kunnen worden aangegrepen als rechtvaardiging voor het verwerpen van de invoering van nieuwe eigen middelen.

 

De corapporteurs stellen daarom voor om een deel van artikel 1, lid 8, tot wijziging van artikel 9 in de gewijzigde verordening te schrappen.

 

De corapporteurs zien ernaar uit om niet alleen algemene beginselen, maar ook juridische en technische details van het stelsel van eigen middelen met de andere instellingen te bespreken in het kader van de regelmatige dialoog die is ingesteld in het Interinstitutioneel Akkoord en in de routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen. De wetgevingsvoorstellen voor nieuwe eigen middelen op basis van een digitale heffing, het herziene emissiehandelssysteem (ETS) en een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens tegen medio 2021 zouden kunnen worden gebruikt om de uitvoerings- en beschikbaarstellingsregels van artikel 311, lid 4, en artikel 322, lid 2, te herzien en te consolideren in een geest van efficiëntie, doeltreffendheid en wederzijds vertrouwen.

 

In het algemeen zijn de corapporteurs van mening dat een grondige hervorming van het stelsel van eigen middelen door de invoering van nieuwe eigen middelen van het allergrootste belang is voor de toekomst van de EU en voor de voltooiing van het herstelplan, aangezien deze het terugbetalingsgedeelte zullen vormen dat moet voorkomen dat de terugbetalingen op de schouders van de burgers terechtkomen of tot bezuinigingen op EU-programma’s leiden. De corapporteurs benadrukken hierbij dat de uitvoeringsvoorschriften een integrerend deel uitmaken van het stelsel van eigen middelen. Zij moeten robuust, maar toch open en flexibel zijn om ook ruimte te bieden voor bijkomende eigen middelen met andere kenmerken. In dit verband herinneren de corapporteurs aan het belang van het Interinstitutioneel Akkoord, met inbegrip van de routekaart voor de invoering van eigen middelen. Dit omvat niet alleen de verschillende stappen voor de invoering van nieuwe eigen middelen, maar ook de voorwaarden voor de samenwerking tussen de instellingen en de beginselen die ten grondslag moeten liggen aan de hervorming van de eigen middelen. Het bedrag van de opbrengst van de nieuwe middelen moet volstaan om ten minste de aflossingskosten van de lening in het kader van het herstelinstrument NGEU te dekken.


PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

Document- en procedurenummers

COM(2018)0328 – C8-0204/2018 – 2018/0133(NLE)

Datum raadpleging / verzoek om goedkeuring

23.5.2018

 

 

 

Bevoegde commissie

 Datum bekendmaking

BUDG

31.5.2018

 

 

 

Adviserende commissies

 Datum bekendmaking

ECON

31.5.2018

 

 

 

Geen advies

 Datum besluit

ECON

22.7.2019

 

 

 

Rapporteurs

 Datum benoeming

José Manuel Fernandes

10.10.2019

Valérie Hayer

10.10.2019

 

 

Behandeling in de commissie

4.3.2021

 

 

 

Datum goedkeuring

17.3.2021

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

31

2

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Rasmus Andresen, Robert Biedroń, Anna Bonfrisco, Olivier Chastel, Lefteris Christoforou, David Cormand, Paolo De Castro, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Vlad Gheorghe, Valentino Grant, Elisabetta Gualmini, Francisco Guerreiro, Valérie Hayer, Niclas Herbst, Monika Hohlmeier, Mislav Kolakušić, Moritz Körner, Joachim Kuhs, Zbigniew Kuźmiuk, Ioannis Lagos, Hélène Laporte, Pierre Larrouturou, Janusz Lewandowski, Margarida Marques, Silvia Modig, Siegfried Mureşan, Victor Negrescu, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Dimitrios Papadimoulis, Karlo Ressler, Bogdan Rzońca, Nicolae Ştefănuță, Nils Torvalds, Nils Ušakovs, Johan Van Overtveldt, Rainer Wieland, Angelika Winzig

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Henrike Hahn

Datum indiening

17.3.2021

 


HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

31

+

ID

Hélène Laporte

PPE

Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Niclas Herbst, Monika Hohlmeier, Janusz Lewandowski, Siegfried Mureşan, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Karlo Ressler, Rainer Wieland, Angelika Winzig

Renew

Olivier Chastel, Vlad Gheorghe, Valérie Hayer, Nicolae Ştefănuță, Nils Torvalds

S&D

Robert Biedroń, Paolo De Castro, Eider Gardiazabal Rubial, Elisabetta Gualmini, Pierre Larrouturou, Margarida Marques, Victor Negrescu, Nils Ušakovs

The Left

Silvia Modig, Dimitrios Papadimoulis

Verts/ALE

Rasmus Andresen, David Cormand, Francisco Guerreiro, Henrike Hahn

 

2

-

ID

Joachim Kuhs

NI

Ioannis Lagos

 

7

0

ECR

Zbigniew Kuźmiuk, Bogdan Rzońca, Johan Van Overtveldt

ID

Anna Bonfrisco, Valentino Grant

NI

Mislav Kolakušić

Renew

Moritz Körner

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

Laatst bijgewerkt op: 18 maart 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid