VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie

18.11.2021 - (COM(2020)0682 – C9‑0337/2020 – 2020/0310(COD)) - ***I

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Rapporteurs: Dennis Radtke, Agnes Jongerius


Procedure : 2020/0310(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0325/2021
Ingediende teksten :
A9-0325/2021
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie

(COM(2020)0682 – C9‑0337/2020 – 2020/0310(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

 gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2020)0682),

 gezien artikel 294, lid 2, en artikel 153, lid 2, in samenhang met artikel 153, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0337/2020),

 gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

 gezien het gemotiveerde advies dat/de gemotiveerde adviezen die in het kader van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is/zijn uitgebracht door het Deense parlement, het Griekse parlement, het Maltese parlement en de Zweedse Rijksdag,

 gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[1],

 gezien het advies van het Comité van de Regio’s[2],

 gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrond,

 gezien de artikelen 59 en 40 van zijn Reglement,

 gezien het advies van de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid,

 gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9-0325/2021),

1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

 

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Voorstel voor een

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie

betreffende toereikende en billijke minimumlonen in de Europese Unie

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Visum 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, in samenhang met artikel 153, lid 1, onder b),

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, punt b), in samenhang met artikel 153, lid 1, punt b),

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder meer als doel het welzijn van haar volkeren te bevorderen en zet zij zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen.

(1) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder meer als doel gelijkheid, solidariteit, sociale rechtvaardigheid en het welzijn van haar volkeren te bevorderen en zet zij zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen, gericht op volledige werkgelegenheid, sociale vooruitgang, een hoog niveau van bescherming en een kwalitatieve verbetering van het milieu. Uit hoofde van artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet de Unie rekening houden met eisen verbonden aan de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de garantie van adequate sociale bescherming en de strijd tegen sociale uitsluiting.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 ter) Artikel 151 VWEU bepaalt dat de Unie en de lidstaten onder meer als doel hebben te zorgen voor een verbetering van de leefomstandigheden en de arbeidsomstandigheden, zodat dergelijke omstandigheden kunnen worden geharmoniseerd met behoud van verbeteringen ervan, deugdelijke sociale bescherming en een dialoog tussen leidinggevenden en werknemers, in overeenstemming met het Europees Sociaal Handvest.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Artikel 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie36 bepaalt dat iedere werknemer recht heeft op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden.

(2) Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie36 (het “Handvest”) verbiedt discriminatie op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Artikel 23 van het Handvest voorziet in het recht op gelijkheid van vrouwen en mannen op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning. Artikel 27 van het Handvest voorziet in het recht op informatie en raadpleging van werknemers. Artikel 28 van het Handvest bepaalt dat werkgevers en werknemers of hun respectieve organisaties overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken het recht hebben op passende niveaus collectief te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, alsmede, in geval van belangenconflicten, collectieve actie te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking. Artikel 31 van het Handvest bepaalt dat iedere werknemer recht heeft op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden.

__________________

__________________

36 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2012/C 326/02) (PB C326/391 van 26.10.2012).

36 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2012/C 326/02) (PB C326/391 van 26.10.2012).

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Het Europees Sociaal Handvest bepaalt dat alle werknemers recht hebben op billijke arbeidsomstandigheden. Het erkent dat alle werknemers recht hebben op een billijke beloning welke hun en hun gezin een behoorlijke levensstandaard waarborgt. Artikel 4 van het Handvest erkent de rol van vrijelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten en mechanismen voor de vaststelling van wettelijke minimumlonen om de doeltreffende uitoefening van dit recht te waarborgen.

(3) Artikel 2 van het Europees Sociaal Handvest (het “ESH”) bepaalt dat alle werknemers recht hebben op billijke arbeidsomstandigheden. Artikel 4 van het ESH erkent dat alle werknemers recht hebben op een billijke beloning welke hun en hun gezin een behoorlijke levensstandaard waarborgt. Het ESH erkent tevens de rol van vrijelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten en mechanismen voor de vaststelling van wettelijke minimumlonen om de doeltreffende uitoefening van dit recht te waarborgen. Artikel 5 van het ESH erkent het recht van werknemers en werkgevers zich te organiseren en artikel 6 van het ESH erkent het recht op collectieve onderhandelingen.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Hoofdstuk II van de op 17 november 2017 in Göteborg afgekondigde Europese pijler van sociale rechten stelt een reeks beginselen vast als leidraad voor het waarborgen van billijke arbeidsvoorwaarden. Beginsel nr. 6 van de Europese pijler van sociale rechten bevestigt dat werknemers recht hebben op een billijk loon waarmee zij een fatsoenlijke levensstandaard kunnen genieten. Het beginsel bepaalt ook dat voor toereikende minimumlonen moet worden gezorgd, die voorzien in de behoeften van de werknemer en zijn of haar gezin in het licht van de nationale economische en sociale omstandigheden, maar waarbij tegelijkertijd de toegang tot werk en de prikkel om werk te zoeken worden gewaarborgd. Bovendien stelt het beginsel dat armoede onder werkenden moet worden voorkomen en dat alle lonen op een transparante en voorspelbare manier moeten worden vastgesteld met inachtneming van de autonomie van de sociale partners.

(4) Hoofdstuk II van de op 17 november 2017 in Göteborg afgekondigde Europese pijler van sociale rechten (de “pijler”) stelt een reeks beginselen vast als leidraad voor het waarborgen van billijke arbeidsvoorwaarden. In beginselen nrs. 2 en 3 van de pijler wordt bepaald dat mannen en vrouwen gelijk moeten worden behandeld en gelijke kansen moeten krijgen wat betreft arbeidsmarktparticipatie, arbeidsvoorwaarden en loopbaanontwikkeling, ongeacht hun raciale of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Beginsel nr. 6 van de pijler bevestigt dat werknemers recht hebben op een billijk loon waarmee zij een fatsoenlijke levensstandaard kunnen genieten. Het beginsel bepaalt ook dat voor toereikende minimumlonen moet worden gezorgd, die voorzien in de behoeften van de werknemer en zijn of haar gezin in het licht van de nationale economische en sociale omstandigheden, maar waarbij tegelijkertijd de toegang tot werk en de prikkel om werk te zoeken worden gewaarborgd. Bovendien stelt het beginsel dat armoede onder werkenden moet worden voorkomen en dat alle lonen op een transparante en voorspelbare manier, overeenkomstig de nationale gang van zaken, moeten worden vastgesteld met inachtneming van de autonomie van de sociale partners. Beginsel nr. 8 van de pijler voorziet in de raadpleging van de sociale partners over de vormgeving en de uitvoering van economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid met inachtneming van de nationale gebruiken en voorziet erin dat de sociale partners dienen te worden aangemoedigd om te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten op gebieden die voor hen van belang zijn, met inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5) Richtsnoer 5 van Besluit 2020/1512/EU van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten roept de lidstaten37 op de sociale partners doeltreffend bij de loonvorming te betrekken, zodat billijke lonen worden vastgesteld die een behoorlijke levensstandaard garanderen, en de lonen kunnen worden afgestemd op de ontwikkeling van de productiviteit, met het oog op opwaartse convergentie. Ook worden de lidstaten opgeroepen de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen met het oog op loonvorming te bevorderen. Voorts worden de lidstaten en de sociale partners opgeroepen ervoor te zorgen dat alle werknemers een toereikend en billijk loon krijgen op basis van collectieve arbeidsovereenkomsten of toereikende wettelijke minimumlonen. Daarbij moeten zij rekening houden met het effect van het loon op het concurrentievermogen, het scheppen van banen en de armoede onder werkenden. In de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 202138 wordt erop gewezen dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om eerlijke arbeidsvoorwaarden te waarborgen. In de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 202039 wordt er bovendien op gewezen dat het – gezien de toenemende sociale verschillen – belangrijk is te waarborgen dat alle werknemers een toereikend loon ontvangen. Aan sommige lidstaten zijn ook landenspecifieke aanbevelingen inzake minimumlonen gedaan. Wellicht zijn sommige landen echter weinig geneigd om hun mechanismen voor de vaststelling van minimumlonen te verbeteren omdat ze menen dat hun externe kostenconcurrentievermogen hierdoor negatief beïnvloed zou kunnen worden.

(5) Richtsnoer 5 van Besluit 2020/1512/EU van de Raad37 roept de lidstaten op de sociale partners doeltreffend bij de loonvorming te betrekken en met hen samen te werken, zodat billijke lonen worden vastgesteld die een behoorlijke levensstandaard garanderen, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op de lagere- en middeninkomensgroepen, met het oog op opwaartse convergentie en om de toenemende ongelijkheid te corrigeren en de economische en sociale ontwikkeling van de lidstaten te verbeteren. Ook worden de lidstaten opgeroepen de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen met het oog op loonvorming te bevorderen. Voorts worden de lidstaten en de sociale partners opgeroepen ervoor te zorgen dat alle werknemers een toereikend en billijk loon krijgen op basis van collectieve arbeidsovereenkomsten of toereikende wettelijke minimumlonen. Daarbij moeten zij rekening houden met het effect van het loon op een duurzame economische ontwikkeling, het scheppen van banen en de armoede onder werkenden. In de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 202138 wordt erop gewezen dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om eerlijke arbeidsvoorwaarden te waarborgen. In de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 202039 wordt er bovendien op gewezen dat het – gezien de toenemende sociale verschillen – belangrijk is te waarborgen dat alle werknemers een toereikend loon ontvangen. Aan sommige lidstaten zijn ook landenspecifieke aanbevelingen inzake minimumlonen gedaan waarmee werd beoogd de toereikendheid van minimumlonen te verbeteren teneinde een stijging van de reële lonen te bewerkstelligen en concurrentie op arbeidskosten te vermijden. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat het minimumloon beter beschermd wordt, daarbij rekening houdend met nationale gebruiken.

__________________

__________________

37 Besluit 2020/1512/EU van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 344 van 19.10.2020, blz. 22).

37 Besluit 2020/1512/EU van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 344 van 19.10.2020, blz. 22).

38 Mededeling van de Commissie COM(2020) 575 final.

38 Mededeling van de Commissie COM(2020) 575 final.

39 Mededeling van de Commissie COM(2019) 650 final.

39 Mededeling van de Commissie COM(2019) 650 final.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Betere arbeids- en levensomstandigheden – onder meer dankzij toereikende minimumlonen – komen zowel de werknemers als de bedrijven in de Unie ten goede en zijn een noodzakelijke voorwaarde voor inclusieve en duurzame groei. Het verkleinen van grote verschillen op het gebied van de dekkingsgraad en de toereikendheid van de bescherming door minimumlonen draagt bij tot een billijkere arbeidsmarkt in de EU en tot economische en sociale vooruitgang en opwaartse convergentie. De concurrentie op de eengemaakte markt moet gebaseerd zijn op hoogwaardige sociale normen, innovatie en verbeteringen van de productiviteit, waardoor een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.

(6) Betere arbeids- en levensomstandigheden – onder meer dankzij toereikende en billijke minimumlonen – komen de werknemers en de bedrijven in de Unie alsook de maatschappij en de economie in het algemeen ten goede en zijn een noodzakelijke voorwaarde voor eerlijke, inclusieve en duurzame groei. Het verkleinen van grote verschillen op het gebied van de dekkingsgraad en de toereikendheid van de bescherming door minimumlonen draagt bij tot een billijkere arbeidsmarkt in de EU, het voorkomen en verminderen van loon- en sociale ongelijkheid en de bestrijding van oneerlijke concurrentie, en tot economische en sociale vooruitgang en opwaartse convergentie. De concurrentie op de eengemaakte markt moet gebaseerd zijn op hoogwaardige sociale normen, met inbegrip van een hoog niveau van bescherming van werknemers, het scheppen van hoogwaardige banen, innovatie en duurzame verbeteringen van de productiviteit, waardoor een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) In Verdrag nr. 131 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vaststelling van minimumlonen wordt erkend dat toereikende minimumlonen het inkomen van kwetsbare werknemers beschermen, een waardig bestaan helpen waarborgen en inkomensverlies in slechte tijden beperken. Minimumlonen helpen de binnenlandse vraag ondersteunen, versterken de prikkels om te werken en verminderen loonongelijkheid en armoede onder werkenden.

(7) In Verdrag nr. 131 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de vaststelling van minimumlonen, of deze nu wettelijk bepaald zijn of door middel van collectieve onderhandelingen zijn overeengekomen, wordt erkend dat toereikende en billijke minimumlonen het inkomen van alle werknemers, en in het bijzonder van kwetsbare werknemers, beschermen, een waardig bestaan voor allen helpen waarborgen en inkomensverlies in slechte tijden beperken. Minimumlonen die in een behoorlijke levensstandaard voorzien helpen de binnenlandse vraag en de koopkracht op lokaal, regionaal en landelijk niveau te ondersteunen, versterken de prikkels om te werken, verminderen loonongelijkheid en de loonkloof tussen mannen en vrouwen, helpen armoede onder werkenden en hun gezinnen te voorkomen en bestrijden, en helpen de economische veerkracht te vergroten. De noodzaak om werknemers een fatsoenlijke levensstandaard te garanderen moet worden meegenomen in overwegingen van de sociaaleconomische situatie van de arbeidsmarkt.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 bis) De armoede onder werkenden in de Unie is het afgelopen decennium toegenomen en een hoger aantal werkenden heeft te maken met armoede1. In tijden van economische recessie, zoals tijdens de COVID-19-crisis, spelen toereikende en billijke minimumlonen een nog grotere rol bij de bescherming van laagbetaalde werknemers aangezien zij vatbaarder zijn voor de gevolgen van een recessie, en zijn ze van essentieel belang om een duurzaam en inclusief economisch herstel dat moet leiden tot meer hoogwaardige werkgelegenheid te ondersteunen. Om duurzaam herstel te bereiken is het van vitaal belang dat bedrijven, en kleine en middelgrote ondernemingen in het bijzonder, goed gedijen. Gezien de effecten en de duur van de COVID-19-crisis is het nog belangrijker geworden om de toereikendheid van de lonen in laagbetaalde sectoren waarvan tijdens de crisis is gebleken dat zij essentieel zijn en een grote maatschappelijke waarde hebben, opnieuw te beoordelen. Niet alle lidstaten hebben IAO-Verdrag nr. 131 betreffende de vaststelling van minimumlonen geratificeerd en uitgevoerd.

__________________

__________________

 

1 https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/DDN-20180316-1

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) De kans is groter dat vrouwen, jonge en laaggeschoolde werknemers en personen met een handicap een minimumloon hebben of laagbetaald worden dan andere groepen. Tijdens economische crises, zoals de COVID-19-crisis, spelen minimumlonen een nog grotere rol bij de bescherming van laagbetaalde werknemers en zijn ze van essentieel belang om een duurzaam en inclusief economisch herstel te ondersteunen. Minimumlonen dragen bij tot gendergelijkheid door de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen te dichten en vrouwen uit de armoede te halen.

(8) De kans is nog steeds groter dat vrouwen, jonge en oudere werknemers, migranten, alleenstaande ouders, laaggeschoolde werknemers, personen met een handicap, en in het bijzonder personen die meerdere vormen van discriminatie ondervinden, een minimumloon hebben of laagbetaald worden. Door de toereikendheid en billijkheid van minimumlonen te garanderen en te verbeteren, kan worden bijgedragen tot het verkleinen van de loonkloof voor personen met een handicap, het respecteren van de behoeften van alle generaties, gendergelijkheid, het dichten van de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, en kunnen vrouwen en hun gezinnen uit de armoede worden gehaald. Gelijke beloning en een goed evenwicht tussen werk en privéleven zijn van vitaal belang voor duurzame economische groei in de Unie.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De Covid-19-pandemie heeft aanzienlijke gevolgen voor de dienstensector en kleine ondernemingen, omdat ze een groot percentage werknemers met een minimumloon tewerkstellen. Bovendien zijn minimumlonen belangrijk in het licht van de structurele trends die leiden tot veranderingen op de arbeidsmarkten, die steeds meer worden gekenmerkt door een groot percentage atypische en onzekere banen. Deze trends hebben geleid tot een toegenomen polarisatie op de arbeidsmarkt, wat in de meeste lidstaten tot een stijgend percentage laagbetaalde en laaggeschoolde banen heeft geleid en in sommige lidstaten meer loonongelijkheid tot gevolg heeft gehad.

(9) De COVID-19-pandemie heeft aanzienlijke gevolgen voor de dienstensector, micro-ondernemingen en kleine ondernemingen, omdat ze een groot percentage laagbetaalde werknemers en werknemers met een minimumloon tewerkstellen. Derhalve zijn minimumlonen ook belangrijk in het licht van de structurele trends die leiden tot veranderingen op de arbeidsmarkten, die steeds meer worden gekenmerkt door een groot percentage atypische en onzekere banen, die vaak onder meer deeltijdwerkers, seizoenswerkers, platformwerkers en tijdelijke uitzendkrachten omvatten. Deze trends hebben in veel gevallen geleid tot een toegenomen polarisatie op de arbeidsmarkt, wat in de meeste lidstaten tot een stijgend percentage laagbetaalde en laaggeschoolde banen heeft geleid en in sommige lidstaten meer loonongelijkheid tot gevolg heeft gehad. Het is voor werknemers met atypische arbeidscontracten moeilijker om zich als groep sterk te maken voor collectieve overeenkomsten. Strategieën zoals “union-busting” (de onderdrukking van vakbonden) hebben vakbonden verzwakt, met minder of uitgeklede collectieve arbeidsovereenkomsten tot gevolg. Bovendien vormt de lage of afnemende dekkingsgraad van werkgeversorganisaties een ondermijnende factor voor collectieve onderhandelingen.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis) Flexibiliteit op de arbeidsmarkt en nieuwe soorten dienstverbanden, waaronder deeltijdwerk en werken voor meerdere werkgevers, zijn niet noodzakelijkerwijs altijd ongunstig en soms geven werknemers er zelf de voorkeur aan, maar zij mogen niet leiden tot armoede onder werkenden of de omzeiling van regelgeving en overeenkomsten met betrekking tot minimumlonen.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 ter) Er moeten derhalve nieuwe technologieën, een innovatieve bestuurlijke aanpak en nieuwe vormen van sociale dialoog en collectief onderhandelen worden ontwikkeld om het minimumloon en bescherming van alle werknemers in de nieuwe sociale en economische realiteit van de digitale economie te waarborgen.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 10

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10) Hoewel alle lidstaten in bescherming door minimumlonen voorzien, is die bescherming in sommige lidstaten het resultaat van wettelijke bepalingen (“wettelijke minimumlonen”) en collectieve arbeidsovereenkomsten, maar in andere uitsluitend van collectieve arbeidsovereenkomsten.

(10) Alle lidstaten voorzien in bescherming door minimumlonen. Die bescherming is het resultaat van wettelijke bepalingen en collectieve arbeidsovereenkomsten. Veel lidstaten hebben een wettelijk minimumloon. In sommige lidstaten hebben de sociale partners goed functionerende autonome onderhandelingsstructuren voor loonvorming ontwikkeld. In die lidstaten zijn de sociale partners goed in staat te onderhandelen en toezicht te houden op de uitvoering van de gesloten overeenkomsten. Loonvorming door middel van collectieve overeenkomsten draagt bij tot een evenwichtige ontwikkeling van loonvorming en vermindering van armoede onder werkenden en is vanuit sociaaleconomisch oogpunt gunstig gebleken. De verschillende nationale tradities in de lidstaten moeten worden geëerbiedigd.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) De bescherming door in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde minimumlonen voor laagbetaalde banen is meestal toereikend. In verschillende lidstaten zijn de wettelijke minimumlonen laag in vergelijking met andere lonen in de economie. In 2018 voorzag het wettelijk minimumloon niet in een toereikend inkomen voor een alleenstaande met een minimumloon om boven de armoederisicogrens in negen lidstaten uit te stijgen. Bovendien wordt de toereikendheid van de minimumlonen negatief beïnvloed door verlagingen van de minimumlonen (variaties) en inhoudingen op de wettelijke minimumlonen.

(11) De bescherming die voortkomt uit in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde minimumlonen voor laagbetaalde banen is meestal toereikend voor het onderhouden van een behoorlijke levensstandaard, en is een doeltreffend middel gebleken om armoede onder werkenden aan te pakken. In veel lidstaten zijn de wettelijke minimumlonen doorgaans laag in vergelijking met andere lonen in de economie. In 2018 voorzag het wettelijk minimumloon niet in een toereikend inkomen voor een alleenstaande met een minimumloon om boven de armoederisicogrens in negen lidstaten uit te stijgen, hetgeen indruist tegen de doelstellingen van de Unie als beschreven in artikel 9 VWEU. Bovendien wordt de toereikendheid van de minimumlonen negatief beïnvloed en groeit het risico op armoede voor dergelijke werknemers, zowel in de publieke als in de private sector, door verlagingen van de minimumlonen (variaties) en inhoudingen op de wettelijke minimumlonen.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Niet alle werknemers in de Unie worden beschermd door minimumlonen. Omdat de bestaande regels niet worden nageleefd, ontvangen sommige werknemers, ook al zijn ze gedekt, in sommige lidstaten in de praktijk een loon dat lager is dan het wettelijke minimumloon. Vooral vrouwen, jonge werknemers, mensen met een handicap en werknemers in de landbouw worden het slachtoffer van het niet-naleven van de regels. In lidstaten waar alleen collectieve arbeidsovereenkomsten bescherming door minimumlonen bieden, varieert het percentage onbeschermde werknemers naar schatting tussen 2 % en 55 % van alle werknemers.

(12) Niet alle werknemers in de Unie worden beschermd door minimumlonen. Omdat de bestaande regels niet worden nageleefd, of vanwege actuele variaties van of inhoudingen op het wettelijk minimumloon, ontvangen sommige werknemers, ook al zijn ze gedekt, in sommige lidstaten in de praktijk een loon dat lager is dan het wettelijke minimumloon. Lidstaten moeten variaties, waar deze bestaan, regelmatig evalueren en bepalen wat voor impact ze hebben op kwetsbare groepen werkenden. In het bijzonder is gebleken dat vooral vrouwen, jonge werknemers, oudere werknemers, laaggeschoolde werknemers, werkende migranten, alleenstaande ouders, mensen met een handicap, mensen met atypische dienstverbanden zoals platformwerkers, deeltijdwerkers, werknemers in de landbouw, seizoenswerkers en mensen met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd het slachtoffer worden van het niet-naleven van de regels – en het gevolg is dat de lonen dalen. In lidstaten waar bescherming door minimumlonen alleen voortvloeit uit collectieve arbeidsovereenkomsten, varieert het percentage onbeschermde werknemers naar schatting tussen 2 % en 55 % van alle werknemers.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis) Om een wildgroei te voorkomen van sociale werkplaatsen waar de wetgeving inzake minimumlonen niet wordt nageleefd en om de discriminatie van mensen met een handicap te voorkomen, moet deze richtlijn garanderen dat op sociale werkplaatsen de normen, wetten of overeenkomsten van toepassing zijn die gelden in de branche waartoe zij behoren.

 Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Hoewel sterke collectieve onderhandelingen op sectoraal of bedrijfstakoverkoepelend niveau de bescherming door toereikende minimumlonen helpen waarborgen, zijn de traditionele structuren voor collectieve onderhandelingen de afgelopen decennia uitgehold, deels als gevolg van structurele verschuivingen in de economie naar sectoren met minder vakbondsactiviteit en de daling van het aantal vakbondsleden vanwege de toename van atypische en nieuwe vormen van werk.

(13) Hoewel sterke collectieve onderhandelingen op sectoraal of bedrijfstakoverkoepelend niveau de bescherming door toereikende en billijke minimumlonen die het resultaat zijn van collectieve onderhandelingen helpen waarborgen, zijn de traditionele structuren voor collectieve onderhandelingen de afgelopen decennia uitgehold als gevolg van een afname in het aantal werkgevers dat lid is van een werkgeversorganisatie, alsook van structurele verschuivingen in de economie naar sectoren met minder vakbondsactiviteit en de daling van het aantal vakbondsleden vanwege de toename van precaire en atypische vormen van werk. Daarnaast kwamen collectieve onderhandelingen op sectoraal of bedrijfstakoverkoepelend niveau onder grote druk te staan als gevolg van de nasleep van de financiële crisis van 2008. Het bewerkstelligen van toereikende en billijke minimumlonen staat of valt echter met collectieve onderhandelingen op sectoraal of bedrijfstakoverkoepelend niveau en deze moeten derhalve worden bevorderd en versterkt.

 Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) Overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Commissie de sociale partners in twee fasen geraadpleegd over mogelijke maatregelen om de uitdagingen met betrekking tot de bescherming door toereikende minimumlonen in de Unie aan te gaan. Er is geen overeenstemming tussen de sociale partners bereikt om over deze kwesties onderhandelingen aan te knopen. Het is echter belangrijk op het niveau van de Unie maatregelen te nemen om te waarborgen dat werknemers in de Unie door toereikende minimumlonen worden beschermd, rekening houdend met de resultaten van de raadpleging van de sociale partners.

(14) Overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Commissie de sociale partners in twee fasen geraadpleegd over mogelijke maatregelen om de uitdagingen met betrekking tot de bescherming door toereikende en billijke minimumlonen in de Unie aan te gaan. Er is geen overeenstemming tussen de sociale partners bereikt om over deze kwesties onderhandelingen aan te knopen. Het is echter belangrijk op het niveau van de Unie maatregelen te nemen, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, om te waarborgen dat werknemers in de Unie door toereikende en billijke minimumlonen worden beschermd, rekening houdend met de resultaten van de raadpleging van de sociale partners.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Deze richtlijn stelt minimumvereisten op het niveau van de Unie vast om ervoor te zorgen dat toereikende minimumlonen worden vastgesteld en de werknemers toegang tot bescherming door minimumlonen hebben in de vorm van een wettelijk minimumloon of in de vorm van een in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten – zoals gedefinieerd voor de toepassing van deze richtlijn – vastgesteld loon.

(15) Met het oog op betere arbeidsvoorwaarden en leefomstandigheden, opwaartse sociale convergentie en gendergelijkheid in de Unie, stelt deze richtlijn minimumvereisten op het niveau van de Unie vast om ervoor te zorgen dat toereikende en billijke minimumlonen worden vastgesteld en de werknemers toegang tot bescherming door minimumlonen hebben in de vorm van een wettelijk minimumloon, waar dit bestaat, of in de vorm van een loon dat voortvloeit uit collectieve arbeidsovereenkomsten – zoals gedefinieerd voor de toepassing van deze richtlijn.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16) Met volledige inachtneming van artikel 153, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie beoogt deze richtlijn noch het minimumloon in de Unie te harmoniseren, noch een uniform mechanisme voor de vaststelling van minimumlonen vast te stellen. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van de lidstaten om wettelijke minimumlonen vast te stellen of de toegang tot bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen, overeenkomstig de tradities en specifieke kenmerken van elk land en met volledige inachtneming van de nationale bevoegdheden en de contractvrijheid van de sociale partners. Deze richtlijn verplicht de lidstaten waar de bescherming door minimumlonen uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten wordt gewaarborgd, niet om een wettelijk minimumloon in te voeren of de collectieve arbeidsovereenkomsten universeel toepasselijk te maken. Deze richtlijn stelt evenmin het loonniveau vast, dat valt onder de contractvrijheid van de sociale partners op nationaal niveau en onder de desbetreffende bevoegdheid van de lidstaten.

(16) Met volledige inachtneming van artikel 153, lid 5, VWEU beoogt deze richtlijn noch het minimumloon in de Unie te harmoniseren, noch een uniform mechanisme voor de vaststelling van minimumlonen vast te stellen. Het heeft tot doel te zorgen voor adequate en billijke minimumlonen als een ondergrens van fatsoen op nationaal niveau, om de levensstandaard te verbeteren en armoede in de Unie te voorkomen en terug te dringen. Deze richtlijn doet echter geen afbreuk aan de vrijheid van de lidstaten om wettelijke minimumlonen vast te stellen of de toegang tot bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen, overeenkomstig de tradities en specifieke kenmerken van elk land en met volledige inachtneming van de nationale bevoegdheden en het recht van de sociale partners om overeenkomsten te sluiten. Deze richtlijn verplicht de lidstaten waar de bescherming door minimumlonen uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten wordt gewaarborgd, niet om een wettelijk minimumloon in te voeren of de collectieve arbeidsovereenkomsten universeel toepasselijk te maken; deze richtlijn moet dan ook niet worden geïnterpreteerd als een verplichting. Deze richtlijn stelt evenmin het loonniveau vast, dat valt onder het recht van de sociale partners om overeenkomsten te sluiten op nationaal niveau en onder de desbetreffende bevoegdheid van de lidstaten.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op werknemers met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de wetgeving, in collectieve arbeidsovereenkomsten of krachtens geldende gebruiken in elke lidstaat, rekening houdend met de criteria die door het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn vastgesteld om de status van werknemer te bepalen. Als ze aan die criteria voldoen, kunnen huishoudelijk personeel, oproepwerkers, gelegenheidswerkers, werknemers die werken op basis van een vouchersysteem, schijnzelfstandigen, platformwerkers, stagiairs en jongeren met een leercontract binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Echte zelfstandigen vallen niet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn, aangezien ze niet aan die criteria voldoen. Misbruik – op nationaal niveau of in grensoverschrijdende situaties – van de status van zelfstandige zoals vastgesteld in het nationaal recht, is een vorm van bedrieglijk gemeld werk die vaak met zwartwerk in verband wordt gebracht. Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer iemand die voldoet aan de voor een arbeidsverhouding kenmerkende voorwaarden, wordt aangemeld als zelfstandige om aan bepaalde juridische of fiscale verplichtingen te ontkomen. Dergelijke personen moeten binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Of er sprake is van een arbeidsverhouding moet worden bepaald aan de hand van de feiten in verband met de daadwerkelijke uitvoering van het werk en niet op basis van de beschrijving van de arbeidsverhouding door de betrokken partijen.

(17) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op werknemers met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de wetgeving, in collectieve arbeidsovereenkomsten of krachtens geldende gebruiken in elke lidstaat, rekening houdend met de criteria die door het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn vastgesteld om de status van werknemer te bepalen. Als ze aan die criteria voldoen, kunnen werknemers in de publieke en private sector, werkers wiens beloning wordt berekend op basis van prestatie, voor zover de nationale wetgeving dit toestaat, zeevarenden, huishoudelijk personeel, oproepwerkers, gelegenheidswerkers, werknemers die werken op basis van een vouchersysteem, schijnzelfstandigen, platformwerkers, werkers in sociale werkplaatsen, deeltijdwerkers, andere atypische werknemers, stagiairs en jongeren met een leercontract binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Misbruik – op nationaal niveau of in grensoverschrijdende situaties – van de status van zelfstandige zoals vastgesteld in het nationaal recht, is een vorm van bedrieglijk gemeld werk die vaak met zwartwerk in verband wordt gebracht. Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer iemand die voldoet aan de voor een arbeidsverhouding kenmerkende voorwaarden, wordt aangemeld als zelfstandige om aan bepaalde juridische of fiscale verplichtingen te ontkomen. Dergelijke personen moeten binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Of er sprake is van een arbeidsverhouding moet worden bepaald aan de hand van de feiten in verband met de daadwerkelijke uitvoering van het werk en niet op basis van de beschrijving van de arbeidsverhouding door de betrokken partijen.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(17 bis) In een sociale markteconomie moet iedereen die werkt een fatsoenlijk inkomen hebben waarmee kan worden voorzien in het eigen levensonderhoud en dat van zijn/haar gezin. Er moeten oplossingen zijn om armoede onder werkenden, oneerlijke concurrentie en sociale ongelijkheden te voorkomen. Toereikende en billijke minimumlonen zijn in dit opzicht essentieel. Lidstaten dienen toe te zien op de naleving van de maximumarbeidstijd als vastgelegd in nationaal recht of collectieve arbeidsovereenkomsten in de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad1bis, alsmede andere bepalingen inzake veiligheid en gezondheid, teneinde het lichamelijk en geestelijk welzijn van werknemers te waarborgen. Lidstaten kunnen maatregelen treffen tegen de praktijk van bepaalde werkgevers om de vereiste output of de werklast te verhogen wanneer minimumlonen worden ingevoerd of verhoogd, omdat het minimumuurloon op die manier indirect wordt verlaagd en het doeleinde van deze richtlijn wordt ondermijnd.

 

__________________

 

1 bis Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9).

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) Goed functionerende collectieve onderhandelingen over loonvorming vormen een belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat de werknemers door toereikende minimumlonen worden beschermd. In de lidstaten met wettelijke minimumlonen ondersteunen collectieve onderhandelingen de algemene loonontwikkelingen en dragen ze er bijgevolg toe bij dat de toereikendheid van de minimumlonen wordt verbeterd. In de lidstaten waar de bescherming door minimumlonen uitsluitend het resultaat van collectieve onderhandelingen is, worden het niveau van de minimumlonen en het percentage beschermde werknemers direct bepaald door het functioneren van het stelsel van collectieve onderhandelingen en de dekkingsgraad van de collectieve onderhandelingen. Sterke en goed functionerende collectieve onderhandelingen in combinatie met een hoge dekkingsgraad van sectorale of bedrijfstakoverkoepelende collectieve arbeidsovereenkomsten versterken de toereikendheid en de dekkingsgraad van de minimumlonen.

(18) Collectieve onderhandelingen moeten in ieder geval in overeenstemming zijn met IAO-Verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, IAO-Verdrag nr. 98 betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, IAO-Verdrag nr. 154 betreffende collectieve onderhandelingen en IAO-aanbeveling nr. 91 inzake collectieve overeenkomsten, alsmede het Handvest en het ESH. Goed functionerende collectieve onderhandelingen over loonvorming vormen een belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat de werknemers worden beschermd door toereikende en billijke minimumlonen die in een behoorlijke levensstandaard voorzien. In de lidstaten met wettelijke minimumlonen ondersteunen collectieve onderhandelingen de algemene loonontwikkelingen en dragen ze er bijgevolg toe bij dat de toereikendheid en billijkheid van de minimumlonen, alsook de arbeidsvoorwaarden en leefomstandigheden van werkers worden verbeterd. In de lidstaten waar de bescherming door minimumlonen uitsluitend het resultaat van collectieve onderhandelingen is, in de vorm van lonen die voortkomen uit collectieve overeenkomsten, worden het niveau van de minimumlonen en het percentage beschermde werknemers direct bepaald door het functioneren van het stelsel van collectieve onderhandelingen en de dekkingsgraad van de collectieve onderhandelingen. Sterke en goed functionerende collectieve onderhandelingen in combinatie met een hoge dekkingsgraad van sectorale of bedrijfstakoverkoepelende collectieve arbeidsovereenkomsten versterken de toereikendheid en de dekkingsgraad van bescherming door minimumlonen in de vorm van lonen die de uitkomst zijn van collectieve onderhandelingen.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(18 bis) Bescherming door minimumlonen door middel van collectieve overeenkomsten heeft voordelen voor zowel werknemers, werkgevers als bedrijven. In sommige lidstaten zijn er geen wettelijke minimumlonen of regelingen om collectieve arbeidsovereenkomsten algemeen bindend te verklaren. Lonen, met inbegrip van bescherming door minimumlonen, worden uitsluitend vastgesteld door middel van collectieve onderhandelingen tussen sociale partners. De gemiddelde lonen in die lidstaten behoren tot de hoogste in de Unie. Deze stelsels worden gekenmerkt door een zeer hoge dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen en een hoge mate van aansluiting bij werkgeversorganisaties en vakbonden. In stelsels waarin minimumlonen voortvloeien uit collectieve arbeidsovereenkomsten die algemeen verbindend worden verklaard zonder dat de bevoegde instantie enige discretionaire bevoegdheid heeft ten aanzien van de inhoud van de toepasselijke bepalingen, mag het minimumloon niet als een wettelijk minimumloon worden beschouwd.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19) Gezien de afnemende dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen is het van essentieel belang dat de lidstaten collectieve onderhandelingen bevorderen om de toegang van de werknemers tot bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te versterken. Lidstaten met een hoge dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen hebben doorgaans een laag percentage laagbetaalde werknemers en hoge minimumlonen. Lidstaten met een klein percentage laagbetaalde werknemers, hebben een dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen van meer dan 70 %. Ook de meeste lidstaten met hoge minimumlonen in verhouding tot het mediane loon hebben een dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen van meer dan 70 %. Alle lidstaten moeten worden aangemoedigd collectieve onderhandelingen te bevorderen, maar de lidstaten die deze dekkingsgraad niet halen, moeten in overleg en/of overeenstemming met de sociale partners zorgen voor een kader van faciliterende procedures en institutionele regelingen om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren, of – als een dergelijk kader reeds bestaat – dit kader versterken. Een dergelijk kader moet bij wet of op basis van een tripartiete overeenkomst worden vastgesteld.

(19) Gezien de afnemende dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen is het van essentieel belang dat de lidstaten het recht om deel te nemen aan collectieve onderhandelingen beschermen en dergelijke onderhandelingen bevorderen om de toegang van de werknemers tot bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te versterken. Dit geldt met name voor lidstaten waar collectieve onderhandelingen een lage dekkingsgraad hebben, en voor gevallen waarin multinationals en grote ondernemingen sociale dumping toepassen en de mazen in de wetgeving inzake sociale stelsels blijven benutten. Lidstaten met een hoge dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen hebben doorgaans een laag percentage laagbetaalde werknemers en hoge minimumlonen. Lidstaten met een klein percentage laagbetaalde werknemers, hebben een dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen van meer dan 70 %. Ook de meeste lidstaten met hoge minimumlonen in verhouding tot het mediane loon hebben een dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen van meer dan 70 %. Alle lidstaten moeten worden aangemoedigd collectieve onderhandelingen te bevorderen en, voor wat betreft beloning, de dekkingsgraad ervan geleidelijk op te voeren tot tenminste 80 % van de werkenden, maar de lidstaten die deze dekkingsgraad niet halen, moeten in overleg en overeenstemming met de sociale partners zorgen voor een kader van faciliterende procedures en institutionele regelingen om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren, of – als een dergelijk kader reeds bestaat – dit kader versterken. Een dergelijk kader moet overeenkomstig het nationale recht en nationaal gebruik, bij wet, na raadpleging van sociale partners, met akkoord van sociale partners of, naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek, tussen sociale partners worden vastgesteld.

 

(19 bis) De lidstaten moeten een actieplan opzetten en uitvoeren om collectieve onderhandelingen in samenwerking met de sociale partners te bevorderen. Dat actieplan moet ten minste om de twee jaar worden geëvalueerd en herzien. Het moet ook ter kennisgeving aan de Commissie worden medegedeeld en openbaar worden gemaakt. De dekkingsgraad van de collectieve onderhandelingen in de lidstaten varieert aanzienlijk als gevolg van een aantal factoren, waaronder nationale tradities en gebruiken en hun historische context. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de beoordeling van de vooruitgang in de richting van een grotere dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen, met name met betrekking tot het actieplan waarin deze richtlijn voorziet.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20) Solide regels, procedures en praktijken voor de vaststelling en aanpassing van de wettelijke minimumlonen zijn noodzakelijk om voor toereikende minimumlonen te zorgen en tegelijkertijd de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de bedrijven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, veilig te stellen. Ze omvatten een aantal elementen om de toereikendheid van de wettelijke minimumlonen te vrijwaren, zoals criteria en indicatoren ter beoordeling van de toereikendheid, regelmatige en tijdige aanpassingen, adviesorganen en de betrokkenheid van de sociale partners. De tijdige en doeltreffende betrokkenheid van de sociale partners vormt een ander onderdeel van good governance en maakt een doordachte en inclusieve besluitvorming mogelijk.

(20) Solide en heldere regels, transparante procedures en doeltreffende praktijken voor de vaststelling en aanpassing van de wettelijke minimumlonen zijn noodzakelijk om voor toereikende en billijke minimumlonen te zorgen, ook door gebruik – waar dit bestaat – van automatische indexatie, en tegelijkertijd de bestaande werkgelegenheid veilig te stellen en nieuwe hoogwaardige banen te scheppen, en gelijke behandeling, een gelijk speelveld en het concurrentievermogen van de bedrijven, met inbegrip van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, te waarborgen. Ze omvatten een aantal elementen om de toereikendheid en billijkheid van de wettelijke minimumlonen te bewerkstelligen en vrijwaren, zoals criteria en richtlijn-indicatoren ter beoordeling van de toereikendheid en billijkheid, regelmatige en tijdige aanpassingen, de bijdrage van adviesorganen en de betrokkenheid van de sociale partners. De tijdige, uitgebreide en doeltreffende betrokkenheid van de sociale partners vormt een voorwaarde voor good governance en maakt een doordachte en inclusieve besluitvorming mogelijk, daarbij rekening houdend met het feit dat sociale en economische realiteiten niet statisch zijn.

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21) Minimumlonen worden als toereikend beschouwd als ze billijk zijn in verhouding tot de loonverdeling in het land en een waardige levensstandaard waarborgen. De toereikendheid van de wettelijke minimumlonen wordt bepaald door de nationale sociaaleconomische omstandigheden, met inbegrip van de groei van de werkgelegenheid, het concurrentievermogen en regionale en sectorale ontwikkelingen. De toereikendheid ervan moet ten minste worden beoordeeld in verhouding tot de koopkracht, de ontwikkelingen van de productiviteit, het brutoloon, de loonverdeling en de groei. Internationaal vaak gebruikte indicatoren – zoals 60 % van het mediane brutoloon en 50 % van het gemiddelde brutoloon kunnen worden gebruikt om de toereikendheid van de minimumlonen in verhouding tot de brutolonen te beoordelen.

(21) Minimumlonen worden als toereikend en billijk beschouwd als ze de loonverdeling in het land verbeteren en een waardige levensstandaard waarborgen voor werkenden en hun gezinnen op basis van een voltijds arbeidscontract. De toereikendheid en billijkheid van de wettelijke minimumlonen wordt bepaald door de nationale sociaaleconomische omstandigheden, met inbegrip van de groei van de werkgelegenheid, het concurrentievermogen en regionale en sectorale ontwikkelingen. De toereikendheid en billijkheid ervan moet ten minste worden beoordeeld in verhouding tot de koopkracht, het brutoloon, de loonverdeling en de groei. De internationaal erkende waarden van 60 % van het mediane brutoloon en 50 % van het gemiddelde brutoloon kunnen worden gebruikt om de toereikendheid van de minimumlonen in verhouding tot de brutolonen te beoordelen. In bijna alle lidstaten met een wettelijk minimumloon worden deze waarden niet gehaald, en alle lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen om te komen tot een verbod op dermate lage lonen dat sprake is van uitbuiting. Daarnaast kan een nationale index van reële consumentenprijzen voor goederen en diensten, met inbegrip van adequate huisvesting, gezond voedsel, kleding, communicatiemiddelen en -kosten, duurzaam vervoer en energie, persoonlijke verzorging, gezondheidszorg en medische benodigdheden, kinderopvang, alsook de middelen die een zinvolle deelname aan de samenleving mogelijk maken, sportieve, culturele, educatieve en sociale activiteiten, en verzekeringen en spaargelden om te beschermen tegen onvoorziene gebeurtenissen, in dit verband behulpzaam zijn. Bovendien zijn adequate en billijke minimumlonen een belangrijk instrument om een eerlijke transitie naar een digitale en groene economie te ondersteunen.

 Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 22

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(22) Om de toereikendheid van de minimumlonen voor alle groepen werknemers te bevorderen, moeten variaties en inhoudingen op minimumlonen tot een minimum worden beperkt en de sociale partners naar behoren bij de vaststelling ervan worden geraadpleegd. Sommige inhoudingen op wettelijke minimumlonen kunnen worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, zoals te hoge betaalde bedragen of door een rechterlijke instantie gelaste inhoudingen. Andere, zoals inhoudingen voor de voor het verrichten van werkzaamheden vereiste uitrusting of inhoudingen vanwege prestaties in natura – bijvoorbeeld huisvesting–, kunnen ongerechtvaardigd of onevenredig zijn.

(22) Om de toereikendheid en billijkheid van minimumlonen die voorzien in een behoorlijke levensstandaard voor alle groepen werknemers te bevorderen en bewerkstelligen, is het noodzakelijk het beginsel van gelijke behandeling toe te passen en discriminatie te bestrijden. Uitsluiting van werknemers van de bescherming van wettelijke minimumlonen kan niet worden gerechtvaardigd. Niets in deze richtlijn mag worden uitgelegd als een verplichting voor de lidstaten om variaties en inhoudingen op het minimumloon in te voeren. Variaties van de wettelijke minimumlonen en inhoudingen die leiden tot lonen onder het wettelijk minimumloon moeten zoveel mogelijk beperkt blijven, want zij ondergraven het beginsel van gelijke behandeling van werknemers en de doelstelling van deze richtlijn. Uitgaven in verband met werkzaamheden, zoals de voor het verrichten van werkzaamheden vereiste uitrusting, of vergoedingen in natura, bijvoorbeeld huisvesting, worden door de werkgever niet uitgekeerd in ruil voor geleverde arbeid en mogen derhalve niet in mindering worden gebracht op het wettelijke minimumloon.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 22 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 bis) Gezien de oververtegenwoordiging van vrouwen in laagbetaalde banen kunnen minimumlonen een belangrijke bijdrage leveren aan het verkleinen van de bestaande loonkloof tussen mannen en vrouwen, mits zij op een passend niveau worden vastgesteld en er geen discriminatie tussen werknemers plaatsvindt die de onderwaardering van het werk van vrouwen kan bestendigen. Overeenkomstig deze richtlijn en artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad1bis moeten de lidstaten de in deze richtlijn bedoelde statistieken en informatie verstrekken, uitgesplitst naar geslacht en etnische achtergrond, voor zover dit relevant is voor de bestrijding van discriminatie en ongelijkheid.

 

__________________

 

1 bis Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 23

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(23) Een doeltreffend handhavingssysteem, met inbegrip van controles en inspecties in situ, is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de nationale kaders van wettelijke minimumlonen functioneren. Om de doeltreffendheid van de handhavingsautoriteiten te versterken, is ook nauwe samenwerking met de sociale partners nodig, onder meer om kritieke problemen aan te pakken, bijvoorbeeld met betrekking tot onderaanneming, schijnzelfstandigheid of niet-geregistreerde overuren. Bovendien moeten de werknemers gemakkelijk toegang hebben tot degelijke informatie over de toepasselijke wettelijke minimumlonen om voor een adequate mate van transparantie en voorspelbaarheid met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden te zorgen.

(23) Een doeltreffend handhavingssysteem, met inbegrip van versterkte monitoring, controles en inspecties in situ, is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de nationale kaders van wettelijke minimumlonen functioneren en worden nageleefd en de arbeidsnormen voor alle werknemers worden geëerbiedigd. Om ervoor te zorgen dat arbeidsinspecties doeltreffend worden uitgevoerd, moeten de lidstaten over voldoende arbeidsinspecteurs beschikken, overeenkomstig IAO-Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie en IAO-verslag III over de 95e Internationale Arbeidsconferentie in 2006 1 bis, waarin wordt aanbevolen dat er één arbeidsinspecteur per 10 000 werknemers is. Om de doeltreffendheid van de handhavingsautoriteiten te versterken, is ook nauwe samenwerking met de sociale partners nodig, onder meer om kritieke problemen aan te pakken, bijvoorbeeld met betrekking tot misbruik van onderaanneming, schijnzelfstandigheid of niet-geregistreerde overuren. Bovendien moeten de werknemers gemakkelijk toegang hebben tot informatie over toepasselijke wettelijke minimumlonen, met inbegrip van klachtenmechanismen, bemiddelings- en verhaalmechanismen, die ook beschikbaar moeten zijn in een vorm die toegankelijk is voor personen met een handicap, teneinde een hoge mate van transparantie en voorspelbaarheid met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden en de handhaving van hun rechten, te waarborgen. De lidstaten moeten dit onder meer waarborgen door middel van specifieke overheidswebsites en voorlichtingscampagnes.

 

_____________________

 

1 bishttps://www.ilo.org/public/english/standards/relm/ilc/ilc95/pdf/rep-iii-1b.pdf

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 24

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(24) Voor de uitvoering van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten is het van essentieel belang dat de bij wet of in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde bescherming door minimumlonen doeltreffend wordt gewaarborgd. Bij de uitvoering van dergelijke overeenkomsten of later in de onderaannemingsketen kan het inderdaad gebeuren dat de collectieve arbeidsovereenkomsten die in een bepaalde sector in de bescherming door minimumlonen voorzien, niet worden nageleefd, waardoor werknemers minder worden betaald dan het in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten overeengekomen loon. Om dergelijke situaties te voorkomen, moeten ondernemers hun werknemers de in collectieve arbeidsovereenkomsten voor de betrokken sector en het betrokken geografische gebied vastgestelde lonen betalen om aan de toepasselijke verplichtingen van het arbeidsrecht te voldoen, overeenkomstig artikel 18, lid 2, en artikel 71, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten40, artikel 36, lid 2, en artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten41 en artikel 30, lid 3, en artikel 42, lid 1, van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten42.

(24) Voor de uitvoering van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten is het van essentieel belang dat de bij wet of in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde bescherming door minimumlonen doeltreffend wordt gewaarborgd. Bij de uitvoering van dergelijke overeenkomsten of later in de onderaannemingsketen kan het inderdaad gebeuren dat vakbonden of het recht van werknemers om zich te verenigen en aan collectieve onderhandelingen deel te nemen, niet worden erkend, de collectieve arbeidsovereenkomsten die in de bescherming door minimumlonen voorzien, niet worden geëerbiedigd en de arbeidsvoorwaarden die daarin zijn vastgelegd niet worden nageleefd, waardoor werknemers minder worden betaald dan het in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten overeengekomen loon. Om dergelijke situaties te voorkomen, moeten ondernemers en hun onderaannemers worden geïnformeerd over de toepasselijke bescherming door minimumlonen en arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van het recht van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. Ondernemers moeten openstaan voor onderhandelingen en samenwerking met vakbonden om de arbeidsverhoudingen te verbeteren, en hun werknemers de in collectieve arbeidsovereenkomsten voor de betrokken sector en het betrokken geografische gebied vastgestelde lonen betalen om aan de toepasselijke verplichtingen van het arbeidsrecht te voldoen, overeenkomstig artikel 18, lid 2, en artikel 71, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten40, artikel 36, lid 2, en artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten41 en artikel 30, lid 3, en artikel 42, lid 1, van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten42.

____________________

___________________

40 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

40 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

41 Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

41 Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

42 Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

42 Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 24 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(24 bis) Voorschriften voor overheidsopdrachten en concessies met betrekking tot de toepassing van collectieve arbeidsovereenkomsten en minimumlonen, waar minimumlonen bestaan, moeten naar behoren worden toegepast op aanvragers van financiële steun uit de fondsen en programma’s van de Unie.

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 25

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(25) Betrouwbare monitoring en gegevensverzameling zijn essentieel om een doeltreffende bescherming van de minimumlonen te waarborgen. De Commissie moet jaarlijks een verslag bij het Europees Parlement en de Raad indienen met een beoordeling van de ontwikkelingen op het gebied van de toereikendheid en de dekkingsgraad van minimumlonen op basis van door de lidstaten te verstrekken jaarlijkse gegevens en informatie. Bovendien moet de voortgang worden gemonitord in het kader van de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid op het niveau van de Unie. In dat verband moet het Comité voor de werkgelegenheid de situatie in de lidstaten jaarlijks onderzoeken op basis van de verslagen van de Commissie en andere instrumenten voor multilateraal toezicht, zoals benchmarking.

(25) Betrouwbare monitoring en gegevensverzameling zijn essentieel om een doeltreffende bescherming door minimumlonen te waarborgen. De Commissie moet jaarlijks een verslag bij het Europees Parlement en de Raad indienen met een beoordeling van de niveaus en ontwikkelingen op het gebied van de toereikendheid en de dekkingsgraad van bescherming door minimumlonen en de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen op basis van door de lidstaten te verstrekken jaarlijkse gegevens en informatie, na raadpleging van de sociale partners. Bovendien moet de voortgang worden gemonitord in het kader van de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid op het niveau van de Unie. In dat verband moet het Comité voor de werkgelegenheid de situatie in de lidstaten jaarlijks onderzoeken op basis van de verslagen van de Commissie, waarbij rekening wordt gehouden met de door de lidstaten, de Europese sectoroverschrijdende sociale partners en Eurofound verstrekte informatie, alsmede andere instrumenten voor multilateraal toezicht, zoals benchmarking.

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 26

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(26) De werknemers moeten hun recht van verdediging kunnen uitoefenen wanneer hun rechten met betrekking tot de bescherming door vastgestelde minimumlonen worden geschonden. Om te voorkomen dat werknemers hun rechten worden ontnomen en onverminderd specifieke vormen van verhaal en geschillenbeslechting waarin collectieve arbeidsovereenkomsten voorzien, met inbegrip van stelsels voor collectieve geschillenbeslechting, moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ze toegang hebben tot een doeltreffende en onpartijdige geschillenbeslechting en een recht op verhaal, met inbegrip van een passende schadevergoeding, alsmede tot doeltreffende bescherming tegen elk mogelijk nadeel wanneer ze hun recht op verdediging willen uitoefenen.

(26) De werknemers en hun vakbondsvertegenwoordigers moeten worden geïnformeerd over hun recht van verdediging en moeten dat recht kunnen uitoefenen wanneer hun rechten met betrekking tot de bescherming door vastgestelde minimumlonen worden geschonden. Om te voorkomen dat werknemers hun rechten worden ontnomen en onverminderd specifieke vormen van verhaal en geschillenbeslechting waarin collectieve arbeidsovereenkomsten voorzien, met inbegrip van stelsels voor collectieve geschillenbeslechting, zoals vrijwillige bemiddelingsprocedures, moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ze toegang hebben tot een doeltreffende, tijdige, efficiënte en onpartijdige geschillenbeslechting en een recht op verhaal, dat, in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk, kosteloos moet zijn voor ten minste de werknemers die over onvoldoende middelen beschikken, met inbegrip van een passende schadevergoeding, ook in de gehele keten van onderaannemers, alsmede tot doeltreffende juridische en administratieve bescherming tegen elk mogelijk nadeel indien ze hun recht op verdediging willen uitoefenen. De lidstaten moeten in overleg met de sociale partners beoordelen hoe de onpartijdige geschillenbeslechting verder kan worden verbeterd. De lidstaten moeten toezien op de doeltreffende, tijdige en evenredige handhaving van deze richtlijn, waarbij antidiscriminatiebeginselen en afschrikkende sancties in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk worden gewaarborgd.

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 26 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(26 bis) Teneinde bij te dragen tot een gelijk speelveld en een veilige werkomgeving, moeten de lidstaten werknemers, vakbondsleden en vakbondsvertegenwoordigers proactief beschermen tegen gevallen van nadelige behandeling door werkgevers als gevolg van klachten die zijn ingediend om de rechten uit hoofde van deze richtlijn te handhaven. Deze bescherming moet ook gelden voor gevallen waarin werknemers, vakbondsleden en vakbondsvertegenwoordigers een dergelijke nadelige behandeling door derden namens de werkgever ondergaan. Deze situaties kunnen onder meer leiden tot een nadelige behandeling door familieleden of zakenpartners van de werkgever, tussenpersonen of criminele netwerken.

Amendement  39

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28) Hoewel de maatregelen die de lidstaten hebben genomen ter bevordering van de bescherming van de werknemers door toereikende minimumlonen, stappen in de goede richting zijn, zijn ze tot dusver niet alomvattend en systematisch geweest. Wellicht zijn sommige landen ook weinig geneigd om de toereikendheid en de dekkingsgraad van de minimumlonen te verbeteren omdat ze menen dat hun externe kostenconcurrentievermogen hierdoor negatief beïnvloed zou kunnen worden. Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(28) Hoewel de maatregelen die de lidstaten hebben genomen ter bevordering van de bescherming van de werknemers door toereikende minimumlonen, stappen in de goede richting zijn, zijn ze tot dusver niet alomvattend en systematisch geweest. Wellicht zijn sommige lidstaten ook weinig geneigd om de toereikendheid en de dekkingsgraad van de minimumlonen te verbeteren omdat ze menen dat hun externe kostenconcurrentievermogen hierdoor negatief beïnvloed zou kunnen worden. Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 29

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(29) Deze richtlijn stelt minimumvereisten vast en laat het voorrecht van de lidstaten onverlet om gunstigere bepalingen in te voeren en te handhaven. Verworven rechten op grond van het bestaande nationale rechtskader moeten van toepassing blijven, tenzij deze richtlijn in gunstigere bepalingen voorziet. De uitvoering van deze richtlijn mag niet worden gebruikt om bestaande rechten van werknemers te beknotten en kan geen gegronde reden zijn om het algemene beschermingsniveau van de werknemers op het door deze richtlijn bestreken gebied te verlagen.

(29) Deze richtlijn stelt minimumvereisten vast en laat het voorrecht van de lidstaten onverlet om gunstigere bepalingen in te voeren en te handhaven, en moedigt hen aan zulks te doen. Verworven rechten op grond van het bestaande nationale rechtskader moeten van toepassing blijven, tenzij deze richtlijn in gunstigere bepalingen voorziet. De uitvoering van deze richtlijn mag niet worden gebruikt om bestaande rechten van werknemers te beknotten en kan geen gegronde reden zijn om het bestaande algemene beschermingsniveau, met inbegrip van onder meer de geldende wettelijke minimumlonen, van de werknemers op het door deze richtlijn bestreken gebied te verlagen.

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 30

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(30) Bij de uitvoering van deze richtlijn mogen de lidstaten geen administratieve, financiële en juridische verplichtingen opleggen waardoor de oprichting en ontwikkeling van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zou worden belemmerd. De lidstaten wordt daarom verzocht zowel het effect van hun omzettingswetgeving op kleine en middelgrote ondernemingen te beoordelen om ervoor te zorgen dat ze niet onevenredig worden getroffen – waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan micro-ondernemingen en aan de administratieve lasten – als de resultaten van die beoordelingen bekend te maken. Als wordt vastgesteld dat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen onevenredig worden getroffen, moeten de lidstaten maatregelen overwegen om deze ondernemingen te helpen hun beloningsstructuren aan de nieuwe vereisten aan te passen.

(30) Bij de uitvoering van deze richtlijn mogen de lidstaten geen onnodige administratieve, financiële en juridische verplichtingen opleggen, met name wanneer de oprichting en ontwikkeling van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zouden worden belemmerd. De lidstaten wordt daarom aangemoedigd zowel het effect van hun omzettingswetgeving op kleine en middelgrote ondernemingen te beoordelen om ervoor te zorgen dat ze niet onevenredig worden getroffen – waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan micro-ondernemingen en aan de administratieve lasten – als de resultaten van die beoordelingen bekend te maken. Als wordt vastgesteld dat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen onevenredig worden getroffen, moeten de lidstaten maatregelen overwegen om deze ondernemingen te helpen hun beloningsstructuren aan de nieuwe vereisten aan te passen.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 31

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(31) De lidstaten kunnen van het instrument voor technische ondersteuning43 en het Europees Sociaal Fonds+44 gebruikmaken om de technische aspecten van minimumloonkaders te ontwikkelen of te verbeteren, onder meer met betrekking tot de beoordeling van de toereikendheid, monitoring en gegevensverzameling, de verruiming van de toegang, de handhaving en de algemene capaciteitsopbouw in verband met de uitvoering van die kaders,

(31) De lidstaten kunnen van het instrument voor technische ondersteuning en het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)44 gebruikmaken om de technische aspecten van minimumloonkaders te ontwikkelen of te verbeteren, onder meer met betrekking tot de beoordeling van de toereikendheid, monitoring en gegevensverzameling, de verruiming van de toegang, de handhaving en de algemene capaciteitsopbouw in verband met de uitvoering van die kaders, Ook verplicht het ESF+ alle lidstaten om een passend bedrag toe te wijzen voor de capaciteitsopbouw van sociale partners, dat onder meer beschikbaar moet worden gesteld om de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen te bevorderen.

__________________

________________

43 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2020 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (COM(2020) 409 final).

43 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2020 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (COM(2020) 409 final).

44 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds+ (COM(2018) 382 final).

44 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds+ (COM(2018) 382 final).

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 31 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(31 bis) De Commissie en de lidstaten moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de uitvoering van deze richtlijn geen negatieve gevolgen heeft in de vorm van een toename van schijnzelfstandigheid, atypische contracten of zwartwerk. Informatie over de effecten van deze richtlijn ten aanzien van deze aspecten moet worden opgenomen in het evaluatieverslag van de uitvoering ervan.

Amendement  44

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Met het oog op betere arbeids- en levensomstandigheden in de Unie stelt deze richtlijn een kader vast voor:

1. Met het oog op betere arbeids- en levensomstandigheden in de Unie voor alle werknemers, en om bij te dragen tot opwaartse sociale convergentie en de vermindering van de loonongelijkheid en de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de hele Unie, stelt deze richtlijn een kader vast voor:

Amendement  45

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt a

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) de vaststelling van toereikende minimumlonen;

a) de vaststelling van toereikende en billijke minimumlonen om ten minste een waardige levensstandaard voor werknemers en hun gezinnen te waarborgen;

Amendement  46

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) de bescherming van werknemers door minimumlonen, hetzij in de vorm van in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde lonen, hetzij in de vorm van een wettelijk minimumloon – waar een wettelijk minimumloon bestaat.

b) bescherming door minimumlonen in de vorm van:

 

i. een wettelijk minimumloon zonder discriminatie, waar wettelijke minimumlonen bestaan;

 

ii. toegang tot collectieve onderhandelingen over loonvorming;

 

iii. universeel toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten, waar universeel toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten bestaan.

Amendement  47

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de keuze van de lidstaten om hetzij wettelijke minimumlonen vast te stellen, hetzij de bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen.

2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de keuze van de lidstaten om hetzij wettelijke minimumlonen vast te stellen, hetzij de bescherming door minimumlonen in de vorm van lonen die voortvloeien uit collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen, of beide.

Amendement  48

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Niets in deze richtlijn mag worden uitgelegd als een verplichting voor lidstaten waar de loonvorming uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten tot stand komt, om een wettelijk minimumloon in te voeren of de collectieve arbeidsovereenkomsten universeel toepasselijk te maken.

3. Bij de toepassing van deze richtlijn worden de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen, zoals erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Sociaal Handvest en de toepasselijke ILO-verdragen, volledig geëerbiedigd. Niets in deze richtlijn mag worden uitgelegd als een verplichting voor lidstaten waar de bescherming door minimumlonen uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten tot stand komt, om een wettelijk minimumloon in te voeren of collectieve arbeidsovereenkomsten universeel toepasselijk te maken. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de sociale partners om via collectieve arbeidsovereenkomsten over lonen te onderhandelen, ze te monitoren en vast te stellen.

Amendement  49

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Deze richtlijn is van toepassing op werknemers in de Unie met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de in elke lidstaat geldende wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten of praktijk, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Deze richtlijn is van toepassing op alle werknemers in de Unie met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de in elke lidstaat geldende wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten of praktijk, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Amendement  50

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – alinea 1 – punt 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1) “minimumloon”: de minimumbeloning die een werkgever aan werknemers moet betalen voor de gedurende een bepaalde periode verrichte arbeid, berekend op basis van tijd of output;

1) “minimumloon”: de minimumbeloning die een publieke of particuliere werkgever aan werknemers moet betalen voor de gedurende een bepaalde periode verrichte arbeid, berekend op basis van tijd;

Amendement  51

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – alinea 1 – punt 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2) “wettelijk minimumloon”: een bij wet of andere bindende wettelijke bepalingen vastgesteld minimumloon;

2) “wettelijk minimumloon”: een bij wet of andere bindende wettelijke bepalingen vastgesteld minimumloon , dat niet voortvloeit uit collectieve onderhandelingen;

Amendement  52

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – alinea 1 – punt 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3) “collectieve onderhandelingen”: alle onderhandelingen tussen een werkgever, een groep werkgevers of een of meer werkgeversorganisaties enerzijds en een of meer werknemersorganisaties anderzijds, om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden vast te stellen; en/of de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers te regelen; en/of de betrekkingen tussen werkgevers of hun organisaties en een werknemersorganisatie of werknemersorganisaties te regelen;

3) “collectieve onderhandelingen”: alle onderhandelingen tussen een werkgever, een groep werkgevers of een of meer werkgeversorganisaties enerzijds en een of meer vakbonden anderzijds, om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden vast te stellen; en/of de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers te regelen; en/of de betrekkingen tussen werkgevers of hun organisaties en de vakbonden te regelen;

Amendement  53

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – alinea 1 – punt 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4) “collectieve arbeidsovereenkomst”: alle schriftelijke overeenkomsten met betrekking tot de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden die door de sociale partners als resultaat van collectieve onderhandelingen zijn gesloten;

4) “collectieve arbeidsovereenkomst”: een schriftelijke overeenkomst met bepalingen overonder meer arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, met name beloning, die door de sociale partners als resultaat van collectieve onderhandelingen is gesloten;

Amendement  54

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – alinea 1 – punt 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5) “dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen”: het percentage werknemers op nationaal niveau op wie een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is.

5) “dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen”: het percentage werknemers op nationaal niveau op wie een collectieve arbeidsovereenkomst waarin de beloning wordt geregeld, van toepassing is.

Amendement  55

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Om de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen te vergroten, nemen de lidstaten in overleg met de sociale partners ten minste de volgende maatregelen:

1. Om de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen over loonvorming, de versterking en verhoging van de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen, alsook de toegang van werknemers tot bescherming door minimumlonen in de vorm van uit collectieve arbeidsovereenkomsten voortvloeiende lonen, te waarborgen, nemen de lidstaten, in samenwerking met de sociale partners, ten minste de volgende maatregelen:

Amendement  56

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1 – punt a

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) de bevordering van de opbouw en versterking van de capaciteit van de sociale partners om collectieve onderhandelingen over loonvorming op sectoraal of bedrijfstakoverkoepelend niveau te voeren;

a) de bevordering van de opbouw en verdere versterking van de capaciteit van de sociale partners om collectieve onderhandelingen over loonvorming te voeren, met name op sectoraal of bedrijfstakoverkoepelend niveau;

Amendement  57

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1 – punt b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) de bevordering van constructieve, zinvolle en zaakkundige loononderhandelingen tussen de sociale partners.

b) de bevordering van constructieve, zinvolle en zaakkundige loononderhandelingen tussen de sociale partners.

Amendement  58

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1 – punt b bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

b bis) het verbieden en het treffen van maatregelen ter voorkoming van alle handelingen die het recht van werknemers om lid te worden van een vakbond ondermijnen of handelingen die hen daarvan weerhouden, of die discriminerend zijn ten opzichte van werknemers en vakbondsvertegenwoordigers die deelnemen of wensen deel te nemen aan collectieve onderhandelingen over loonvorming, en het waarborgen van adequate toegang van alle werknemers tot de nodige informatie over hun rechten;

 

b ter) het verbieden van alle handelingen die erop gericht zijn collectieve onderhandelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten over loonvorming te ondermijnen;

 

b quater) het waarborgen van doeltreffende bescherming tegen discriminerende handelingen in verband met collectieve onderhandelingen over loonvorming;

 

b quinquies) het waarborgen dat werkgevers, rekening houdend met de omvang en de capaciteit van de betrokken onderneming, vakbondsvertegenwoordigers voorzien van passende informatie en faciliteiten teneinde hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot collectieve onderhandelingen over loonvorming onverwijld en efficiënt uit te voeren;

 

b sexies) het waarborgen van het recht van vakbonden om toegang te krijgen tot de werkplek en de werknemers, ook wanneer het werk digitaal wordt verricht, om werknemers individueel of collectief te ontmoeten of te contacteren met als doel werknemers te organiseren, in hun naam over lonen te onderhandelen en hen te vertegenwoordigen;

 

b septies) het ondersteunen van de naleving van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten over lonen, de naleving van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten over lonen in de onderaannemingsketens en de verstrekking van collectieve loonovereenkomsten aan de betrokken werkgevers en werknemers.

Amendement  59

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Lidstaten waar de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen minder dan 70 % van de werknemers in de zin van artikel 2 bedraagt, voorzien bovendien in een kader om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren – hetzij bij wet na raadpleging van de sociale partners, hetzij in het kader van een overeenkomst met hen – en stellen een actieplan op ter bevordering van collectieve onderhandelingen. Het actieplan wordt openbaar gemaakt en ter kennis van de Europese Commissie gesteld.

2. Lidstaten waar de algehele dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen waarbij beloning geregeld wordt minder dan 80 % van de werknemers bedraagt, zorgen, in aanvulling op de in lid 1 bedoelde maatregelen, bij wet, na raadpleging van de sociale partners, in overeenstemming met de sociale partners of, na een gezamenlijk verzoek, tussen de sociale partners, voor de faciliterende voorwaarden ter bevordering van collectieve onderhandelingen, in de vorm van een actieplan. Het actieplan bevat een duidelijk tijdschema en concrete maatregelen om het recht op collectieve onderhandelingen doeltreffend te waarborgen en de dekkingsgraad van dergelijke collectieve onderhandelingen te bevorderen en geleidelijk uit te breiden tot ten minste 80 % van de werknemers. Het actieplan wordt ten minste iedere twee jaar bijgewerkt, na raadpleging van de sociale partners, in overleg met de sociale partners of, op gezamenlijk verzoek, tussen de sociale partners. Het actieplan wordt openbaar gemaakt en ter kennis van de Europese Commissie gesteld. De Commissie ziet toe op de voortgang en stelt daarvan jaarlijks het Europees Parlement en de Raad in kennis.

Amendement  60

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Toereikendheid

Toereikendheid en billijkheid van de wettelijke minimumlonen

Amendement  61

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Met het oog op waardige arbeids- en levensomstandigheden, sociale cohesie en opwaartse convergentie nemen lidstaten met wettelijke minimumlonen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vaststelling en de aanpassing van de wettelijke minimumlonen gebaseerd zijn op criteria ter bevordering van de toereikendheid. De lidstaten stellen die criteria vast overeenkomstig hun nationale praktijken, hetzij in relevante nationale wetgeving, hetzij in besluiten van de bevoegde instanties, hetzij in tripartiete overeenkomsten. De criteria worden op duurzame en duidelijke wijze vastgesteld.

1. Lidstaten met wettelijke minimumlonen die niet voortvloeien uit collectieve onderhandelingen , stellen de nodige maatregelen vast om ervoor te zorgen dat de vaststelling en aanpassing van de wettelijke minimumlonen, als een waardig minimum, bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van armoede, met name armoede onder werkenden, de sociale cohesie bevorderen en de loonongelijkheid verminderen, en gebaseerd zijn op criteria die zorgen voor toereikendheid en billijkheid met het oog op de verwezenlijking van waardige arbeids- en leefomstandigheden, het dichten van de loonkloof tussen mannen en vrouwen en opwaartse convergentie, rekening houdend met de sociaaleconomische situatie van de betrokken arbeidsmarkt, overeenkomstig de in lid 2 vastgelegde criteria. De lidstaten stellen die criteria, na raadpleging van de sociale partners, overeenkomstig hun nationale praktijken vast, hetzij in relevante nationale wetgeving, hetzij in besluiten van de bevoegde instanties, hetzij in tripartiete overeenkomsten. De criteria worden op duidelijke wijze vastgesteld. De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke minimumlonen toereikend en billijk zijn en een waardige levensstandaard waarborgen.

Amendement  62

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2 – punt a

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) de koopkracht van de wettelijke minimumlonen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud en de bijdrage van belastingen en sociale uitkeringen;

a) de koopkracht van wettelijke minimumlonen, rekening houdend met de kosten van levensonderhoud, op basis van een nationaal pakket goederen en diensten tegen reële prijzen, inclusief btw, socialezekerheidsbijdragen en openbare diensten;

Amendement  63

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2 – punt c bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c bis) het armoedecijfer, met name het percentage werkende armen;

Amendement  64

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2 – punt d

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d) de ontwikkelingen van de arbeidsproductiviteit.

 Schrappen

Amendement  65

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten gebruiken indicatieve referentiewaarden – zoals die welke gewoonlijk internationaal worden gebruikt – als basis voor hun beoordeling van de toereikendheid van de wettelijke minimumlonen in verhouding tot het algemene niveau van de brutolonen.

3. De lidstaten evalueren en brengen verslag uit van de toereikendheid van wettelijke minimumlonen en kunnen indicatieve referentiewaarden – zoals die welke gewoonlijk internationaal worden gebruikt – als basis gebruiken voor hun beoordeling van de toereikendheid van de wettelijke minimumlonen in verhouding tot het algemene niveau van de brutolonen, van 60 % van het mediane brutoloon en 50 % van het gemiddelde brutoloon.

Amendement  66

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de wettelijke minimumlonen regelmatig en tijdig worden aangepast om de toereikendheid ervan te vrijwaren.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de wettelijke minimumlonen, ten minste jaarlijks, op een transparante wijze aan te passen, teneinde de toereikendheid en billijkheid ervan te waarborgen en te behouden.

Amendement  67

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis. De in lid 4 bedoelde jaarlijkse aanpassingen van de wettelijke minimumlonen laten andere inkomenssteunmechanismen onverlet.

Amendement  68

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De lidstaten richten adviesorganen op om de bevoegde autoriteiten te adviseren over kwesties in verband met de wettelijke minimumlonen.

5. Elke lidstaat richt een adviesorgaan op waarin de sociale partners zitting hebben of wijst er een aan om de bevoegde autoriteiten te adviseren over kwesties in verband met de wettelijke minimumlonen. Dat orgaan beschikt over voldoende middelen om onafhankelijk onderzoek naar de economische en sociale gevolgen van wijzigingen van het minimumloon, uit te voeren of daartoe opdracht te geven.

Amendement  69

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Variaties en inhoudingen

Gelijke behandeling en inhoudingen

Amendement  70

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten kunnen verschillende wettelijke minimumlonen toestaan voor specifieke groepen werknemers. De lidstaten beperken deze variaties tot een minimum en zorgen ervoor dat elke variatie niet-discriminerend, evenredig en – indien relevant – in de tijd beperkt is, alsmede objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd door een legitiem doel.

Schrappen

Amendement  71

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten kunnen bij wet inhoudingen toestaan die de beloning van werknemers verlagen tot onder het wettelijk minimumloon. De lidstaten zorgen ervoor dat deze inhoudingen op de wettelijke minimumlonen noodzakelijk, objectief gerechtvaardigd en evenredig zijn.

Schrappen

Amendement  72

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De betrokkenheid van de sociale partners bij de vaststelling en de aanpassing van het wettelijk minimumloon

De betrokkenheid van de sociale partners bij de vaststelling en de aanpassing van de wettelijke minimumlonen

Amendement  73

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sociale partners tijdig en doeltreffend worden betrokken onder meer via hun deelname aan de in artikel 5, lid 5, bedoelde adviesorganen – bij de vaststelling en de aanpassing van het wettelijk minimumloon, en met name bij:

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sociale partners tijdig en doeltreffend worden betrokken bij de vaststelling en aanpassing, onder meer door middel van bestaande automatische indexering, van de wettelijke minimumlonen, zodat zij gedurende het gehele proces op regelmatige basis aan de onderhandelingen en de besluitvorming kunnen deelnemen, onder meer via hun deelname aan het in artikel 5, lid 5, bedoelde adviesorgaan, en met name met betrekking tot:

Amendement  74

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 – punt a

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) de selectie en de toepassing van de in artikel 5, leden 1 tot en met 3, bedoelde criteria en indicatieve referentiewaarden voor de vaststelling van de wettelijke minimumlonen;

a) de selectie en de toepassing van de in artikel 5 bedoelde criteria en indicatieve referentiewaarden voor de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon;

Amendement  75

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 – punt b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) de in artikel 5, lid 4, bedoelde aanpassingen van de wettelijke minimumlonen;

b) de in artikel 5 bedoelde aanpassing van het wettelijk minimumloon;

Amendement  76

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 – punt c

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) de in artikel 6 bedoelde vaststelling van variaties van en inhoudingen op de wettelijke minimumlonen;

Schrappen

Amendement  77

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 – punt d

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d) het verzamelen van gegevens en het uitvoeren van studies ter informatie van de autoriteiten die het wettelijk minimumloon vaststellen.

d) het verzamelen van gegevens en het uitvoeren van studies en analyses om informatie te verstrekken aan autoriteiten en relevante partijen die betrokken zijn bij de vaststelling van het wettelijk minimumloon;

Amendement  78

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De sociale partners hebben toegang tot relevante informatie en de mogelijkheid om adviezen te geven en gemotiveerde antwoorden te ontvangen voordat een voorstel wordt ingediend en voordat een besluit wordt genomen.

Amendement  79

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Doeltreffende toegang van werknemers tot wettelijke minimumlonen

Nalevingscontrole en doeltreffende toegang van werknemers tot wettelijke minimumlonen

Amendement  80

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – lid 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten nemen in samenwerking met de sociale partners de volgende maatregelen om de bescherming van de werknemers door wettelijke minimumlonen waar nodig te verbeteren:

De lidstaten met wettelijke minimumlonen nemen in samenwerking met de sociale partners ten minste de volgende maatregelen om de bescherming van werknemers door wettelijke minimumlonen te verbeteren en naleving van deze richtlijn te monitoren en te waarborgen:

Amendement  81

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – alinea 1 – punt 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1) versterken van de controles en inspecties in situ door de arbeidsinspecties of de instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wettelijke minimumlonen. De controles en inspecties moeten evenredig en niet-discriminerend zijn;

1) verbeteren en versterken van de controles en de intensiteit en frequentie van inspecties in situ door de arbeidsinspecties of de instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wettelijke minimumlonen en toezien op de beschikbaarheid van voldoende middelen daarvoor, zodat die controles en inspecties doeltreffend, afschrikkend, evenredig en niet-discriminerend zijn;

Amendement  82

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – alinea 1 – punt 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2) richtsnoeren voor de handhavingsautoriteiten ontwikkelen om bedrijven die zich niet aan de voorschriften houden, proactief te viseren en te vervolgen;

2) capaciteitsopbouw, opleiding en richtsnoeren voor handhavingsautoriteiten ontwikkelen om werkgevers die zich niet aan de voorschriften houden proactief te viseren en te vervolgen, met name met het oog op routinematige en onaangekondigde bezoeken, gerechtelijke procedures en afschrikkende sancties in geval van inbreuken;

Amendement  83

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – alinea 1 – punt 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3) ervoor zorgen dat de informatie over wettelijke minimumlonen op duidelijke, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar wordt gemaakt.

3) ervoor zorgen dat de informatie over wettelijke minimumlonen en in artikel 11 bedoelde verhaalsmechanismen op duidelijke, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze en in voor iedereen toegankelijke vorm, met name personen met een handicap en niet-moedertaalsprekers in relevante talen, en dat werknemers toegang hebben tot richtsnoeren in het geval dat hun werkgevers de verplichting om het wettelijk minimumloon te betalen, schenden;

Amendement  84

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – alinea 1 – punt 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis) werknemers en werkgevers, op beider verzoek, toegang verlenen tot bemiddeling of geschillenbeslechting.

Amendement  85

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU, Richtlijn 2014/25/EU en Richtlijn 2014/23/EU nemen de lidstaten passende maatregelen om ervoor te zorgen dat ondernemers bij de uitvoering van overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten zich houden aan de lonen die zijn vastgesteld in collectieve arbeidsovereenkomsten voor de betrokken sector en het betrokken geografische gebied, en aan de wettelijke minimumlonen – waar wettelijke minimumlonen bestaan.

Overeenkomstig de Richtlijnen 2014/24/EU, 2014/25/EU en 2014/23/EU nemen de lidstaten, en met name hun bevoegde autoriteiten, passende maatregelen, met inbegrip van de mogelijke invoering van verplichte gunnings- en uitvoeringsvoorwaarden van opdrachten, om ervoor te zorgen dat ondernemers en hun onderaannemers bij de uitvoering van overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten vakbonden erkennen ter bevordering van bescherming door minimumlonen, het recht erkennen van werknemers om zich te verenigen en deel te nemen aan collectieve onderhandelingen, en zich houden aan de beloning en andere arbeidsvoorwaarden die bij wet of in collectieve arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld voor de betrokken sector en/of het betrokken geografische gebied, en aan de wettelijke minimumlonen – waar wettelijke minimumlonen bestaan – alsmede aan de arbeids- en sociale wetgeving op nationaal, internationaal en Unieniveau.

Amendement  86

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten dragen hun bevoegde autoriteiten op doeltreffende instrumenten voor de verzameling van gegevens te ontwikkelen om de dekkingsgraad en de toereikendheid van de minimumlonen te monitoren.

1. De lidstaten dragen hun bevoegde autoriteiten op doeltreffende instrumenten voor de verzameling van gegevens te ontwikkelen om de dekkingsgraad van minimumlonen, alsook de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen over beloning en de toereikendheid en billijkheid van wettelijke minimumlonen te monitoren. Werkgevers, met name kmo’s en micro-ondernemingen, dragen geen onnodige administratieve lasten in verband met de uitvoering van dit lid. De bevoegde autoriteiten betrekken de sociale partners bij de ontwikkeling van deze instrumenten voor gegevensverzameling.

Amendement  87

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2 – alinea 1 – punt a – ii

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

ii) de bestaande variaties en het percentage werknemers voor wie deze variaties gelden;

ii) de bestaande variaties en het percentage werknemers voor wie deze variaties gelden en de aangeleverde motiveringen;

Amendement  88

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2 – alinea 1 – punt a – iii

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

iii) de bestaande inhoudingen;

iii) de bestaande inhoudingen en de aangeleverde motiveringen;

Amendement  89

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2 – alinea 1 – punt a – iv

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

iv) de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen.

iv) de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen over beloning en de ontwikkeling daarvan;

Amendement  90

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2 – alinea 1 – punt b – ii

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

ii) de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen;

ii) de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen over beloning en de ontwikkeling daarvan;

Amendement  91

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2 – punt b bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

b bis) voor nationale actieplannen:

Amendement  92

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2 – alinea 1 – punt b bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

i) de voortgang en doeltreffendheid van de maatregelen en initiatieven die zijn genomen om collectieve onderhandelingen te bevorderen en de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen overeenkomstig artikel 4, lid 2, te verhogen;

Amendement  93

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2 – punt b bis – punt ii (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

ii) de gevolgen van het beleid inzake overheidsopdrachten voor de verhoging van de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen;

Amendement  94

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie over de bescherming door minimumlonen, met inbegrip van collectieve arbeidsovereenkomsten en de daarin opgenomen bepalingen over lonen, transparant en openbaar toegankelijk is.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie over de bescherming door wettelijke minimumlonen, met inbegrip van universeel toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten en de daarin opgenomen bepalingen over lonen, transparant en openbaar toegankelijk is, ook voor personen met een handicap. De lidstaten kunnen, na raadpleging van de sociale partners en in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk, nadere transparantievereisten handhaven of invoeren.

Amendement  95

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De Commissie beoordeelt de door de lidstaten in de in lid 2 bedoelde verslagen verstrekte gegevens en brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

4. De Commissie beoordeelt de door de lidstaten in de in lid 2 bedoelde verslagen verstrekte gegevens en dient elk jaar in november een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. De Commissie publiceert tegelijkertijd de in lid 2 bedoelde gegevens.

Amendement  96

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. Op basis van het verslag van de Commissie voert het overeenkomstig artikel 150 VWEU ingestelde Comité voor de werkgelegenheid jaarlijks een onderzoek uit naar de bevordering van collectieve onderhandelingen over loonvorming en naar de toereikendheid van de minimumlonen in de lidstaten.

5. Het in artikel 150 VWEU genoemde Comité voor de werkgelegenheid voert een jaarlijks onderzoek uit van de in lid 4 bedoelde Commissieverslagen om de reikwijdte en de eerbiediging van het recht van collectieve onderhandelingen, de bevordering van collectieve onderhandelingen over loonvorming, de verhoging van de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen over beloning en de billijkheid en toereikendheid van de wettelijke minimumlonen in de lidstaten te beoordelen, in overeenstemming met deze richtlijn. Het Comité voor de werkgelegenheid zorgt ervoor dat vertegenwoordigers van de sectoroverschrijdende sociale partners in de Unie aan het onderzoek deelnemen, waarbij wordt gezorgd voor zes deelnemers van beide zijden van het bedrijfsleven.

Amendement  97

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen ervoor dat – onverminderd specifieke vormen van verhaal en geschillenbeslechting waarin collectieve arbeidsovereenkomsten eventueel voorzien – de werknemers, met inbegrip van werknemers van wie de arbeidsverhouding is geëindigd, toegang hebben tot doeltreffende en onpartijdige geschillenbeslechting en recht op verhaal, met inbegrip van een toereikende vergoeding, wanneer inbreuk wordt gemaakt op hun rechten op het gebied van wettelijke minimumlonen of de bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten.

1. De lidstaten met wettelijke minimumlonen zorgen ervoor dat de werknemers, met inbegrip van werknemers van wie de arbeidsverhouding is geëindigd, alsook de vertegenwoordigers die namens hen optreden, tijdig toegang hebben tot doeltreffende en onpartijdige geschillenbeslechting en recht op verhaal, met inbegrip van een toereikende vergoeding en invordering van verschuldigd loon, wanneer inbreuk wordt gemaakt op hun rechten, waaronder het recht zich te verenigen om collectieve actie te ondernemen en collectief over beloning te onderhandelen, alsook hun rechten op het gebied van wettelijke minimumlonen of de bescherming door minimumlonen in het kader van universeel toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten, onverminderd specifieke vormen van vergoeding, verhaal en geschillenbeslechting waarin die collectieve arbeidsovereenkomsten voorzien.

Amendement  98

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de werknemers, met inbegrip van de vertegenwoordigers van werknemers, te beschermen tegen elke nadelige behandeling door de werkgever en tegen alle nadelige gevolgen van een bij de werkgever ingediende klacht of van een ingeleide procedure om de naleving te handhaven van de rechten op het gebied van wettelijke minimumlonen of de bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de werknemers, met inbegrip van de vertegenwoordigers van werknemers en vertegenwoordigers van vakbonden, te beschermen tegen elke nadelige behandeling door de werkgever of nadelige behandeling door aanverwante derden, en tegen alle nadelige gevolgen van een bij de werkgever ingediende klacht of van een ingeleide procedure om de naleving te handhaven van hun rechten zich te verenigen om collectieve actie te ondernemen en collectief over hun beloning te onderhandelen, alsook van nationaal recht en collectieve arbeidsovereenkomsten in het kader van deze richtlijn.

Amendement  99

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 12 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De lidstaten stellen, onverminderd specifieke vormen van contractuele sancties waarin de voorschriften inzake de handhaving van collectieve arbeidsovereenkomsten eventueel voorzien, de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn, van relevante reeds geldende bepalingen of van collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot de rechten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Amendement  100

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 13 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten kunnen de uitvoering van deze richtlijn aan de sociale partners toevertrouwen, als de sociale partners daarom gezamenlijk verzoeken. Daarbij nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de door deze richtlijn nagestreefde resultaten te allen tijde worden gewaarborgd.

De lidstaten zien erop toe dat de sociale partners tijdig worden geraadpleegd en doeltreffend worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn en kunnen de uitvoering van deze richtlijn aan de sociale partners toevertrouwen, als de sociale partners daarom gezamenlijk verzoeken. Daarbij nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen te allen tijde worden nagekomen.

Amendement  101

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 14 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn en de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen met betrekking tot het in artikel 1 bedoelde onderwerp, onder de aandacht van de werknemers en werkgevers, met inbegrip van kmo’s, worden gebracht.

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn en de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen met betrekking tot het in artikel 1 bedoelde onderwerp, onder de aandacht van de werknemers en werkgevers, met inbegrip van kmo’s, worden gebracht, alsook van het grote publiek.

Amendement  102

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie voert uiterlijk [vijf jaar na de datum van omzetting] een evaluatie van de richtlijn uit. De Commissie dient vervolgens bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de uitvoering van de richtlijn wordt beoordeeld en – waar nodig – wetswijzigingen worden voorgesteld.

De Commissie voert uiterlijk [vijf jaar na de datum van omzetting] een evaluatie van de richtlijn uit. De Commissie dient, na raadpleging van de lidstaten en de sociale partners op het niveau van de Unie, vervolgens bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de uitvoering van de richtlijn wordt beoordeeld en – waar nodig – wetswijzigingen worden voorgesteld.

Amendement  103

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Deze richtlijn vormt geen geldige grondslag voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers in de lidstaten.

1. Deze richtlijn vormt geen geldige grondslag voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers in de lidstaten, met name verlaging of afschaffing van wettelijke minimumlonen, en wordt niet uitgelegd als een belemmering voor lidstaten om wettelijke minimumlonen te verhogen.

Amendement  104

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Deze richtlijn laat alle andere rechten die door andere rechtshandelingen van de Unie aan werknemers zijn verleend, onverlet.

3. Deze richtlijn laat alle rechten die door andere rechtshandelingen van de Unie aan werknemers zijn verleend, onverlet.

Amendement  105

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de sociale partners om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en dergelijke overeenkomsten te sluiten. Niets in deze richtlijn mag worden uitgelegd als een beperking of aantasting van de rechten van zowel werknemers als vakbonden zoals erkend in het recht van de Unie, het internationaal recht of in internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de lidstaten partij zijn.

Amendement  106

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 17 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Zij delen ook mee op welke wijze de sociale partners betrokken waren bij de ontwikkeling en uitvoering van deze maatregelen.


 

 

ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN INZAKE DE RECHTSGROND

Mevrouw Lucia Ďuriš Nicholsonová

Voorzitter

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

BRUSSEL

Betreft: Advies inzake de rechtsgrondslag van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (COM(2020)0682 – C9-0337/2020 – 2020/0310(COD))

Geachte mevrouw de voorzitter,

 

Bij brief van 14 oktober 2021[3] hebt u de Commissie juridische zaken (JURI) overeenkomstig artikel 40, lid 2, van het Reglement verzocht advies uit te brengen over de juistheid van de rechtsgrondslag van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (COM (2020)682)[4].

JURI heeft deze kwestie op haar vergadering van 28 oktober 2021 behandeld.

 

I – Achtergrond

Op 28 oktober 2020 heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel goedgekeurd betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie. Het voorstel is gebaseerd op artikel 153, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 153, lid 1, punt b), VWEU. Op grond van artikel 153, lid 2, kunnen minimumvoorschriften worden vastgesteld door middel van richtlijnen, terwijl artikel 153, lid 1, punt b), bepaalt dat het optreden van de lidstaten, onder meer op het gebied van arbeidsvoorwaarden, door de Unie moet worden ondersteund en aangevuld.

In haar verzoek geeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) aan dat de Juridische Dienst in zijn advies van 28 september 2021 heeft gesteld dat “artikel 153, lid 2, VWEU, dat momenteel als rechtsgrondslag van het voorstel wordt genoemd, moet worden vervangen door een nauwkeuriger verwijzing naar artikel 153, lid 2, punt b), VWEU”.

In het licht van het bovenstaande heeft EMPL JURI verzocht advies uit te brengen over de juistheid van de rechtsgrondslag voor het voorstel.

Er zij ook op gewezen dat een aantal amendementen die in de EMPL-commissie zijn ingediend, rechtsgrondslagen bevatten die niet in het oorspronkelijke voorstel voorkomen (amendementen 85, 86 en 92). In andere amendementen wordt voorgesteld dat het Parlement het voorstel van de Commissie verwerpt (amendementen 80, 81, 82, 83, 84) met onder meer als motivering dat “de EU geen bevoegdheid heeft op het gebied van beloning” (amendement 82).

De EMPL-commissie bestudeert momenteel het voorstel en zij verwacht het voorstel in de commissie in stemming te brengen op 11 november 2021 en een onderhandelingsmandaat in de plenaire vergadering mede te delen op 22 november 2021.

 

II – De relevante Verdragsbepalingen

Titel X van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, getiteld “Sociale politiek”, bevat de relevante bepalingen die als volgt luiden (markering door ons):

 

 

Artikel 151

(oud artikel 136 VEG)

 

De Unie en de lidstaten stellen zich, indachtig sociale grondrechten zoals vastgelegd in het op 18 oktober 1961 te Turijn ondertekend Europees Sociaal Handvest en in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989, ten doel de bevordering van de werkgelegenheid, de gestage verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, zodat de onderlinge aanpassing daarvan op de weg van de vooruitgang wordt mogelijk gemaakt, alsmede een adequate sociale bescherming, de sociale dialoog, de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen om een duurzaam hoog werkgelegenheidsniveau mogelijk te maken, en de bestrijding van uitsluiting;

 

Te dien einde leggen de Unie en de lidstaten maatregelen ten uitvoer waarin rekening wordt gehouden met de verscheidenheid van de nationale gebruiken, met name op het gebied van contractuele betrekkingen, alsmede met de noodzaak om het concurrentievermogen van de economie van de Unie te handhaven.

 

Zij zijn van mening dat een dergelijke ontwikkeling zal voortvloeien zowel uit de werking van de interne markt waardoor de harmonisatie der sociale stelsels zal worden bevorderd, als uit de in de Verdragen bepaalde procedures en het nader tot elkaar brengen van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

 

 

Artikel 153

(oud artikel 137 VEG)

 

1. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 151 wordt het optreden van de lidstaten op de volgende gebieden door de Unie ondersteund en aangevuld:

 

a) de verbetering van met name het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen;

 

b) de arbeidsvoorwaarden;

 

c) de sociale zekerheid en de sociale bescherming van de werknemers;

 

d) de bescherming van de werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst;

 

e) de informatie en de raadpleging van de werknemers;

 

f) de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap, onder voorbehoud van lid 5;

 

g) de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Unie verblijven;

 

h) de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, onverminderd artikel 166;

 

i) de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft;

 

j) de bestrijding van sociale uitsluiting;

 

k) de modernisering van de stelsels voor sociale bescherming, onverminderd punt c).

 

2. Te dien einde kunnen het Europees Parlement en de Raad:

 

a) maatregelen aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen door middel van initiatieven ter verbetering van de kennis, ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, met uitsluiting van harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten;

 

b) op de in lid 1, onder a) tot en met i), bedoelde gebieden door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen die geleidelijk van toepassing zullen worden, met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. In deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

 

Het Europees Parlement en de Raad besluiten volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

 

Op de in lid 1, onder c), d), f) en g), bedoelde gebieden besluit de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en de beide Comités.

 

De Raad kan op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen besluiten dat de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is op lid 1, punten d), f) en g).

 

3. Een lidstaat kan de sociale partners, indien zij gezamenlijk daarom verzoeken, belasten met de uitvoering van de krachtens lid 2 vastgestelde richtlijnen of, in voorkomend geval, de uitvoering van een overeenkomstig artikel 155 vastgesteld besluit van de Raad.

 

In dat geval verzekert de lidstaat zich ervan dat de sociale partners, uiterlijk op de datum waarop een richtlijn of een besluit moet zijn omgezet of uitgevoerd, de nodige maatregelen bij overeenkomst hebben ingevoerd; de betrokken lidstaat moet zelf alle maatregelen treffen om de in de betrokken richtlijn of het betrokken besluit voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.

 

4. De krachtens dit artikel vastgestelde bepalingen:

 

— laten het recht van de lidstaten om de fundamentele beginselen van hun socialezekerheidsstelsel vast te stellen onverlet en mogen geen aanmerkelijke gevolgen hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel,

 

— beletten niet dat een lidstaat maatregelen met een hogere graad van bescherming handhaaft of invoert welke met de Verdragen verenigbaar zijn.

 

5. Dit artikel is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting.

 

III – Rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de keuze van de rechtsgrondslag

Het Hof van Justitie beschouwt de keuze van de juiste rechtsgrondslag vanouds als een kwestie van constitutioneel belang die een rol speelt als het gaat om de naleving van het beginsel van bevoegdheidstoedeling (artikel 5 VEU) en die bepalend is voor de aard en omvang van de bevoegdheid van de Unie[5].

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie moet “de keuze van de rechtsgrondslag van een gemeenschapshandeling berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling[6]. De keuze van een onjuiste rechtsgrondslag kan dan ook aanleiding vormen tot de nietigverklaring van de desbetreffende handeling. Zonder betekenis in dit verband zijn de wens van een instelling om intensiever deel te nemen aan de vaststelling van een bepaalde handeling, de context waarbinnen de handeling is vastgesteld, of het werk dat op het werkterrein waaronder de handeling valt, op een andere grond is verricht[7].

Indien bij het onderzoek van de betrokken handeling blijkt dat zij een tweeledig doel heeft of dat er sprake is van twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoel of voornaamste component, terwijl het andere doel of de andere component slechts van ondergeschikt belang is, moet die handeling op één enkele rechtsgrond worden gebaseerd, namelijk die welke het hoofddoel of de voornaamste component vereist[8]. Indien een maatregel echter tegelijkertijd meerdere doelstellingen of componenten heeft die onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn zonder dat de ene secundair en indirect is ten opzichte van de andere, moet deze handeling bij wijze van uitzondering op de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen worden gebaseerd[9]. Dit is echter alleen mogelijk wanneer de procedures welke voor beide rechtsgrondslagen zijn voorgeschreven, niet onverenigbaar zijn en het recht van het Europees Parlement niet ondermijnen[10]. Voorts moet de gekozen handeling overeenkomen met de voorgeschreven soort wetgevingshandeling zoals gespecificeerd in het Verdrag.

 

IV – Doel en inhoud van de voorgestelde handeling

Voorgesteld wordt eerst het hoofddoel en de inhoud van het voorstel te onderzoeken om na te gaan of de rechtsgrondslag passend is, namelijk om te beoordelen of artikel 153, lid 2, in samenhang met artikel 153, lid 1, punt b), de juiste rechtsgrondslag vormen voor de voorgestelde richtlijn.

In haar toelichting verklaart de Commissie: “Toereikende lonen voor de werknemers in de Unie zijn essentieel om goede arbeids- en levensomstandigheden te waarborgen.” Voorts blijkt uit de toelichting dat het voorstel in de eerste plaats beoogt “ervoor te zorgen dat de werknemers in de Unie – ongeacht waar ze werken – worden beschermd door toereikende minimumlonen die een waardig bestaan mogelijk maken”.

De Commissie stelt: “Om deze algemene doelstelling te verwezenlijken, stelt het voorstel een kader vast om de minimumlonen toereikender te maken en de toegang van de werknemers tot bescherming door minimumlonen te verbeteren”, en verduidelijkt: “De voorgestelde richtlijn beoogt deze doelstellingen te verwezenlijken met volledige inachtneming van de specifieke kenmerken van de nationale stelsels, de nationale bevoegdheden en de autonomie en contractvrijheid van de sociale partners.” Zij stelt ook: “Om deze doelstellingen te verwezenlijken, beoogt de voorgestelde richtlijn collectieve loononderhandelingen in alle lidstaten te bevorderen.

Wat de inhoud betreft, wordt in artikel 1 van het voorstel het volgende bepaald:

Met het oog op betere arbeids- en levensomstandigheden in de Unie stelt deze richtlijn een kader vast voor:

a) de vaststelling van toereikende minimumlonen;

b) de bescherming van werknemers door minimumlonen, hetzij in de vorm van in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde lonen, hetzij in de vorm van een wettelijk minimumloon – waar een wettelijk minimumloon bestaat.

Overweging 15 vult aan: “Deze richtlijn stelt minimumvereisten op het niveau van de Unie vast om ervoor te zorgen dat toereikende minimumlonen worden vastgesteld en de werknemers toegang tot bescherming door minimumlonen hebben in de vorm van een wettelijk minimumloon of in de vorm van een in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten – zoals gedefinieerd voor de toepassing van deze richtlijn – vastgesteld loon.

Verder verduidelijkt het voorstel: “Met volledige inachtneming van artikel 153, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie beoogt deze richtlijn noch het minimumloon in de Unie te harmoniseren, noch een uniform mechanisme voor de vaststelling van minimumlonen vast te stellen. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van de lidstaten om wettelijke minimumlonen vast te stellen of de toegang tot bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen, overeenkomstig de tradities en specifieke kenmerken van elk land en met volledige inachtneming van de nationale bevoegdheden en de contractvrijheid van de sociale partners. Deze richtlijn verplicht de lidstaten waar de bescherming door minimumlonen uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten wordt gewaarborgd, niet om een wettelijk minimumloon in te voeren of de collectieve arbeidsovereenkomsten universeel toepasselijk te maken. Deze richtlijn stelt evenmin het loonniveau vast, dat valt onder de contractvrijheid van de sociale partners op nationaal niveau en onder de desbetreffende bevoegdheid van de lidstaten” (overweging 16).

Artikel 4, lid 1, vereist dat de lidstaten maatregelen nemen voor de “bevordering van de capaciteit van de sociale partners om collectieve onderhandelingen over loonvorming te voeren”, en de “bevordering van constructieve, zinvolle en zaakkundige loononderhandelingen tussen de sociale partners”. Lidstaten waar de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen minder dan 70 % van de werknemers bedraagt, voorzien bovendien in een kader om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren en stellen een actieplan op ter bevordering van collectieve onderhandelingen. (artikel 4, lid 2).

In artikel 5 van het voorstel wordt bepaald dat met het oog op het waarborgen van de toereikendheid van het wettelijk minimumloon, de lidstaten met wettelijke minimumlonen nationale criteria voor de vaststelling en aanpassing van het wettelijk minimumloon op duurzame en duidelijke wijze moeten vaststellen; de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat de wettelijke minimumlonen regelmatig en tijdig worden aangepast; adviesorganen oprichten om de bevoegde autoriteiten te adviseren over kwesties in verband met de wettelijke minimumlonen. In het voorstel staat: “De lidstaten stellen die criteria vast overeenkomstig hun nationale praktijken, hetzij in relevante nationale wetgeving, hetzij in besluiten van de bevoegde instanties, hetzij in tripartiete overeenkomsten.”

Artikel 6, lid 1, beperkt het gebruik van variaties van wettelijke minimumlonen en hun toepassing in tijd en omvang. Allereerst wordt gesteld: “De lidstaten kunnen verschillende wettelijke minimumlonen toestaan voor specifieke groepen werknemers” en vervolgens: “De lidstaten beperken deze variaties tot een minimum en zorgen ervoor dat elke variatie niet-discriminerend, evenredig en – indien relevant – in de tijd beperkt is, alsmede objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd door een legitiem doel.” Het artikel voorziet ook in de bescherming van de wettelijke minimumlonen tegen ongerechtvaardigde of onevenredige inhoudingen. “De lidstaten kunnen bij wet inhoudingen toestaan die de beloning van werknemers verlagen tot onder het wettelijk minimumloon. De lidstaten zorgen ervoor dat deze inhoudingen op de wettelijke minimumlonen noodzakelijk, objectief gerechtvaardigd en evenredig zijn” (artikel 6, lid 2).

Artikel 7 schrijft voor dat de sociale partners bij de vaststelling en de aanpassing van de wettelijke minimumlonen tijdig en doeltreffend betrokken worden.

Om de toegang van werknemers tot wettelijke minimumlonen te verbeteren verplicht artikel 8 de lidstaten om in samenwerking met de sociale partners de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de werknemers daadwerkelijk toegang hebben tot bescherming door wettelijke minimumlonen. De vereiste maatregelen kunnen “waar nodig” eruit bestaan het systeem van controles en inspecties in situ te versterken, richtsnoeren voor de handhavingsautoriteiten te ontwikkelen en de werknemers adequate informatie te verstrekken over de toepasselijke wettelijke minimumlonen.

Hoofdstuk III inzake horizontale bepalingen bevat begeleidende maatregelen die voorzien in bepaalde procedurele waarborgen met het oog op de daadwerkelijke naleving van de in het voorstel vervatte verplichtingen, met name met betrekking tot de in de hoofdstukken I en II vastgestelde verplichtingen. Hoofdstuk IV over slotbepalingen is niet van groot belang voor de beoordeling van de rechtsgrondslag van het voorstel.

 

V – Analyse en vaststelling van de juiste rechtsgrondslag

In de eerste plaats vloeit uit het doel en de inhoud van het voorstel voort dat de toegang tot een minimumloon dat een behoorlijke levensstandaard garandeert, onderdeel uitmaakt van “arbeidsvoorwaarden”.

Artikel 1 verwijst naar de doelstelling “betere arbeids- en levensomstandigheden in de Unie”, een duidelijke verwijzing naar artikel 153, lid 1, punt b), VWEU. De Juridische dienst merkt in dit verband op dat de toegang tot en de toereikendheid van minimumlonen als zodanig in aanmerking zijn genomen als een “arbeidsvoorwaarde”, die als onderwerp van de gehele wetgevingshandeling wordt voorgesteld.

Overweging 6 luidt: “Betere arbeids- en levensomstandigheden – onder meer dankzij toereikende minimumlonen – komen zowel de werknemers als de bedrijven in de Unie ten goede en zijn een noodzakelijke voorwaarde voor inclusieve en duurzame groei. Het verkleinen van grote verschillen op het gebied van de dekkingsgraad en de toereikendheid van de bescherming door minimumlonen draagt bij tot een billijkere arbeidsmarkt in de EU en tot economische en sociale vooruitgang en opwaartse convergentie.” In overweging 7 wordt verder gesteld dat “toereikende minimumlonen het inkomen van kwetsbare werknemers beschermen, een waardig bestaan helpen waarborgen en inkomensverlies in slechte tijden beperken”. Overweging 8 stelt: “tijdens economische crises, zoals de Covid-19-crisis, spelen minimumlonen een nog grotere rol bij de bescherming van laagbetaalde werknemers en zijn ze van essentieel belang om een duurzaam en inclusief economisch herstel te ondersteunen”.

In de toelichting van de Commissie wordt verklaard: “de voorgestelde richtlijn [beoogt] ervoor te zorgen dat de werknemers in de Unie – ongeacht waar ze werken – worden beschermd door toereikende minimumlonen die een waardig bestaan mogelijk maken”. Erkend wordt: “Hoewel de lonen op nationaal niveau ondubbelzinnig onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, maken de grote verschillen op het gebied van de normen voor toegang tot toereikende minimumlonen deel uit van de arbeidsomstandigheden.

Er zij op gewezen dat volgens de rechtspraak artikel 153, lid 5, VWEU, dat “beloning” uitsluit van de toepassing van artikel 153, leden 1 tot en met 4, strikt moet worden uitgelegd als betrekking hebbend op maatregelen die “zouden leiden tot een rechtstreekse inmenging van het Unierecht in de vaststelling van de beloningen in de Unie”. Volgens het Hof kan de uitzondering inzake “beloning” “niet worden uitgebreid tot alle kwesties die enig verband vertonen met de beloning, daar anders bepaalde in artikel 153, lid 1, VWEU bedoelde gebieden tot grotendeels loze bepalingen zouden verworden[11]. De Juridische dienst concludeert dat, in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof, voor zover de EU-wetgeving beloning gerelateerde kwesties aanpakt in het kader van de arbeidsomstandigheden, zonder afbreuk te doen aan fundamentele aangelegenheden die op dit gebied aan de lidstaten voorbehouden zijn, deze wetgeving binnen het toepassingsgebied van artikel 153 VWEU blijft vallen, zonder dat artikel 153, lid 5, VWEU daaraan in de weg staat.

Ten tweede verwijst artikel 1, lid 1, van het voorstel naar de vaststelling van een “kader” met betrekking tot “de vaststelling van toereikende minimumlonen” en “de bescherming van werknemers door minimumlonen”. Voorts wordt niet ingegaan op de vaststelling van minimumlonen op specifieke, geharmoniseerde niveaus, maar wordt verwezen naar het algemene concept van “toereikendheid”. Het blijft “de keuze van de lidstaten om hetzij wettelijke minimumlonen vast te stellen, hetzij de bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen” (artikel 1, lid 2) en “Niets in deze richtlijn mag worden uitgelegd als een verplichting voor lidstaten waar de loonvorming uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten tot stand komt, om een wettelijk minimumloon in te voeren of de collectieve arbeidsovereenkomsten universeel toepasselijk te maken” (artikel 1, lid 3).

In het voorstel wordt de kwestie van minimumlonen behandeld als een essentiële “arbeidsvoorwaarde”, waarvan de vaststelling gebaseerd moet zijn op “criteria ter bevordering van de toereikendheid” (artikel 5) en voorziet het in een waarborg dat de begrippen “minimumloon” en “toereikendheid” niet door buitensporige variaties en inhoudingen worden uitgehold (artikel 6). De Juridische dienst merkt op dat artikel 6 het niveau van de minimumlonen als zodanig niet rechtstreeks regelt, maar de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten eerbiedigt om te beslissen over de specifieke aard, het toepassingsgebied en/of de hoogte van de inhoudingen en variaties binnen het overkoepelende streven naar “toereikendheid”.

Dit is in overeenstemming met de “minimumvoorschriften die geleidelijk van toepassing zullen worden” als bedoeld in artikel 153, lid 2, punt b), VWEU, op grond waarvan het Europees Parlement en de Raad minimumvoorschriften kunnen vaststellen die geleidelijk van toepassing zullen worden door middel van richtlijnen, met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften, waarbij wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

Wat artikel 153, lid 2, betreft, zij opgemerkt dat hoewel het voorstel is gebaseerd op “artikel 153, lid 2, in samenhang met artikel 153, lid 1, punt b)” (visum 1), in de toelichting alleen naar artikel 153, lid 2, punt b), wordt verwezen: “Krachtens artikel 153, lid 2, kunnen minimumvoorschriften door middel van richtlijnen worden vastgesteld, waarbij moet worden vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

In dit verband merkt de Juridische dienst op dat “artikel 153, lid 2, punten a) en b), VWEU, als meer specifieke bepalingen, in voorkomend geval uitdrukkelijk moeten worden aangemerkt als de juiste rechtsgrondslagen voor de EU-wetgeving op het gebied van sociaal beleid, zoals vastgelegd in artikel 153 VWEU. Daarom moet artikel 153, lid 2, VWEU, dat momenteel als rechtsgrondslag van het voorstel wordt genoemd, worden vervangen door een nauwkeuriger verwijzing naar artikel 153, lid 2, punt b), VWEU.

Er zij echter op gewezen dat artikel 153, lid 2, tweede alinea, VWEU, waarin is bepaald dat het Europees Parlement en de Raad besluiten volgens de gewone wetgevingsprocedure, buiten artikel 153, lid 2, punt b), valt. De vermelding van artikel 153, lid 2, als rechtsgrondslag, zonder de specifieke bepaling ervan te specificeren, lijkt in dit opzicht dan ook niet onjuist.

In het licht van het bovenstaande lijkt het erop dat voorstel er in de eerste plaats op gericht is de arbeidsomstandigheden te verbeteren door een kader vast te stellen waarbinnen werknemers in de Unie toegang hebben tot de bescherming van het minimumloon, en dat artikel 153, lid 2, in samenhang met artikel 153, lid 1, punt b), een passende rechtsgrondslag voor het voorstel vormt.

Tot slot moet worden vermeld dat de Juridische dienst een kleine herformulering van artikel 4 voorstelt om bestaande discrepanties weg te werken, hoewel de dienst van mening is dat de bepaling niet verder gaat dan het toepassingsgebied van artikel 153, lid 1, punt b), VWEU. Om duidelijk te maken dat het voorstel niet verder gaat dan het beoogde toepassingsgebied en zoals voorgesteld door de Juridische dienst, moeten de eerste zinnen van artikel 6, leden 1 en 2, waarin is bepaald dat de lidstaten respectievelijk “verschillende wettelijke minimumlonen voor specifieke groepen werknemers” en “bij wet inhoudingen die de beloning van werknemers verlagen tot onder het wettelijk minimumloon” kunnen toestaan, worden geschrapt of geherformuleerd, eventueel in de vorm van een overweging, aangezien de beoogde betekenis van deze zinnen lijkt te zijn dat het de bevoegdheid van de lidstaten is om variaties en inhoudingen al dan niet toe te staan (in plaats van een door de voorgestelde richtlijn gecreëerde mogelijkheid voor de lidstaten).

 

VI – Conclusie en aanbeveling

Op haar vergadering van 28 oktober 2021 heeft de Commissie juridische zaken met 23 stemmen voor en 1 tegen, zonder onthoudingen[12], dienovereenkomstig besloten de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken aan te bevelen zich op het standpunt te stellen dat artikel 153, lid 2, in samenhang met artikel 153, lid 1, punt b), de juiste rechtsgrondslag is voor het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie en de verwijzing naar artikel 153, lid 2, VWEU te vervangen door een specifiekere verwijzing naar artikel 153, lid 2, punt b), VWEU.

Hoogachtend,

 

 

Adrián Vázquez Lázara


 

 

ADVIES VAN DE COMMISSIE VROUWENRECHTEN EN GENDERGELIJKHEID (11.10.2021)

aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie

(COM(2020)0682 – C9‑0337/2020 – 2020/0310(COD))

Rapporteur voor advies: Lina Gálvez Muñoz

 

 

BEKNOPTE MOTIVERING

Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) strekken minimumlonen ertoe werknemers bescherming te bieden tegen te lage lonen en dragen minimumlonen ertoe bij dat iedereen een eerlijk en rechtvaardig aandeel krijgt van de opbrengsten van de vooruitgang en dat alle werknemers een leefbaar loon ontvangen en beschermd worden tegen uitbuiting. Minimumlonen kunnen ook deel uitmaken van het beleid ter bestrijding van armoede en ter vermindering van ongelijkheid, waaronder ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.

 

Dit laatste is met name relevant in het licht van het feit dat uit studies, waaronder de studie van Eurofound “Minimum wages in 2020: Annual review”[13], blijkt dat van alle werknemers in de Europese Unie 48 % vrouw is, maar dat van alle personen die op het minimumniveau zitten 59 % vrouw is. De meerderheid van de personen met een inkomen op het minimumniveau bestaat in de praktijk uit vrouwen. Daarnaast behoren vrouwen samen met jonge werkenden, laagopgeleide werkenden en werkenden op het platteland met ten laste komende kinderen tot de groep die het vaakst een inkomen onder het minimumloon heeft.

 

Dit speelt met name een rol in enkele sectoren die tijdens de COVID-19-pandemie essentieel zijn gebleken, zoals de betaalde langdurige zorg. Uit cijfers blijkt dat van de personen die werkzaam zijn in de langdurige zorg in de EU ongeveer vier vijfde (81 %) vrouw is en een vijfde (19 %) man is, en dat vrouwen die werken in dienstensectoren met lage lonen, zoals de zorg, het zwaarst getroffen zijn door de COVID-19-crisis[14].

 

Zorg kan tegen betaling, niet tegen betaling of in het kader van een pakket betaalde diensten worden verstrekt door de overheid of de particuliere sector, waarbij er sprake kan zijn van een formele of informele arbeidsregeling. Daardoor is er een groot risico, met name bij huishoudelijk personeel, dat de afspraken inzake minimumlonen niet worden nagekomen. Beleidsmaatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden in langdurige zorg en ter verbetering van de toegang tot hoogwaardige banen in deze sector hebben een genderdimensie. Door ervoor te zorgen dat er voor huishoudelijk personeel ook een minimumloon wordt vastgesteld kan er dus een flinke bijdrage geleverd worden aan het terugdringen van ongelijkheid.

 

Daarnaast biedt de huidige crisis de kans om de toereikendheid van de lonen in enkele sectoren met lage lonen waarin relatief veel vrouwen werkzaam zijn en waarvan tijdens de crisis is gebleken dat zij zeer belangrijk zijn en een grote maatschappelijke waarde hebben[15], onder de loep te nemen. De Europese kaderrichtlijn moet een bijdrage leveren aan sociale vooruitgang en opwaartse convergentie, aan de bestrijding van armoede en ongelijkheid en aan het dichten van de loonkloof tussen mannen en vrouwen, en moet er met name voor zorgen dat werk dat voornamelijk door vrouwen gedaan wordt niet langer ondergewaardeerd wordt.

 

De arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen (11,4 %), de loonkloof tussen mannen en vrouwen (14 %) en de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen (30 %) zijn nog altijd onaanvaardbaar groot. Het is uit maatschappelijk en economisch oogpunt noodzakelijk dat de arbeidsparticipatiekloof wordt gedicht, onder meer om armoede en kinderarmoede terug te dringen. Om na te kunnen gaan in hoeverre er sprake is van verbetering van de kansen van vrouwen en uiteenlopende groepen vrouwen op de arbeidsmarkt is het noodzakelijk dat er naar geslacht uitgesplitste gegevens verzameld worden en dat daarbij een intersectionele aanpak wordt gevolgd. Voor duurzame economische groei en ontwikkeling, productiviteit en houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn is het belangrijk om te zorgen voor gelijke lonen en voor een goed evenwicht tussen werk en privéleven, ook voor mannen.

AMENDEMENTEN

De Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid verzoekt de bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder meer als doel het welzijn van haar volkeren te bevorderen en zet zij zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen.

(1) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder meer als doel gendergelijkheid, sociale rechtvaardigheid en het welzijn van haar volkeren te bevorderen en zet zij zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis)  Overeenkomstig artikel 27 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie hebben werknemers en hun vertegenwoordigers in de gevallen en onder de voorwaarden waarin het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken voorzien, het recht om tijdig te worden geïnformeerd en geraadpleegd.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Artikel 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie36 bepaalt dat iedere werknemer recht heeft op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden.

(2) Artikel 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie36 bepaalt dat iedere werknemer recht heeft op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden, en artikel 23 bepaalt dat de gelijkheid van mannen en vrouwen op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, arbeid en beloning, moet worden gewaarborgd.

_________________

_________________

36 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2012/C 326/02) (PB C326/391 van 26.10.2012).

36 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2012/C 326/02) (PB C326/391 van 26.10.2012).

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) Artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie voorziet in het recht op gelijkheid van vrouwen en mannen op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 ter) Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie voorziet in het recht op non-discriminatie op grond van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 quater (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 quater) In artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten wordt het recht van alle werknemers op een billijk loon en een gelijke beloning voor gelijkwaardige arbeid erkend, alsook het recht van alle werknemers op een behoorlijk levenspeil voor henzelf en hun gezin.

Amendement  7

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Het Europees Sociaal Handvest bepaalt dat alle werknemers recht hebben op billijke arbeidsomstandigheden. Het erkent dat alle werknemers recht hebben op een billijke beloning welke hun en hun gezin een behoorlijke levensstandaard waarborgt. Artikel 4 van het Handvest erkent de rol van vrijelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten en mechanismen voor de vaststelling van wettelijke minimumlonen om de doeltreffende uitoefening van dit recht te waarborgen.

(3) Het Europees Sociaal Handvest bepaalt dat alle werknemers, waaronder jongeren, huishoudelijk personeel en verzorgers, recht hebben op billijke arbeidsomstandigheden. Het erkent het recht van alle werknemers op een billijke beloning welke hun en hun gezin een behoorlijke levensstandaard waarborgt, het recht op gelijke beloning voor werk van gelijke waarde en het recht van werknemers op gelijke kansen en gelijke behandeling op het gebied van arbeid en beroep, zonder discriminatie. Het voorziet in het recht op bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting en draagt bij tot het verkleinen van de bestaande loonkloof tussen mannen en vrouwen. Artikel 4 van het Handvest erkent de rol van vrijelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten en mechanismen voor de vaststelling van wettelijke minimumlonen om de doeltreffende uitoefening van dit recht te waarborgen.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Hoofdstuk II van de op 17 november 2017 in Göteborg afgekondigde Europese pijler van sociale rechten stelt een reeks beginselen vast als leidraad voor het waarborgen van billijke arbeidsvoorwaarden. Beginsel nr. 6 van de Europese pijler van sociale rechten bevestigt dat werknemers recht hebben op een billijk loon waarmee zij een fatsoenlijke levensstandaard kunnen genieten. Het beginsel bepaalt ook dat voor toereikende minimumlonen moet worden gezorgd, die voorzien in de behoeften van de werknemer en zijn of haar gezin in het licht van de nationale economische en sociale omstandigheden, maar waarbij tegelijkertijd de toegang tot werk en de prikkel om werk te zoeken worden gewaarborgd. Bovendien stelt het beginsel dat armoede onder werkenden moet worden voorkomen en dat alle lonen op een transparante en voorspelbare manier moeten worden vastgesteld met inachtneming van de autonomie van de sociale partners.

(4) Hoofdstuk II van de op 17 november 2017 in Göteborg afgekondigde Europese pijler van sociale rechten stelt een reeks beginselen vast als leidraad voor het waarborgen van billijke arbeidsvoorwaarden. De beginselen nr. 2 en nr. 3 voorzien in gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen wat participatie op de arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden en loopbaanontwikkeling betreft, ongeacht ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Beginsel nr. 6 van de Europese pijler van sociale rechten bevestigt dat werknemers recht hebben op een billijk loon waarmee zij een fatsoenlijke levensstandaard kunnen genieten. Het beginsel bepaalt ook dat voor toereikende minimumlonen moet worden gezorgd, die voorzien in de behoeften van de werknemer en zijn of haar gezin in het licht van de nationale economische en sociale omstandigheden, maar waarbij tegelijkertijd de toegang tot werk en de prikkel om werk te zoeken worden gewaarborgd. Bovendien stelt het beginsel dat armoede onder werkenden moet worden voorkomen en dat alle lonen op een transparante en voorspelbare manier moeten worden vastgesteld met inachtneming van de autonomie van de sociale partners.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(5 bis) De gelijkheid van mannen en vrouwen is een fundamenteel beginsel van de Unie. Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder meer als doel de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen en overeenkomstig artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet de gelijkheid van mannen en vrouwen bij elk optreden van de Unie worden bevorderd.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(5 ter) Overeenkomstig artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is iedere discriminatie, op welke grond dan ook, verboden, en overeenkomstig artikel 23 moet de gelijkheid van vrouwen en mannen op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning, worden gewaarborgd.

 

Amendement  11

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Betere arbeids- en levensomstandigheden – onder meer dankzij toereikende minimumlonen – komen zowel de werknemers als de bedrijven in de Unie ten goede en zijn een noodzakelijke voorwaarde voor inclusieve en duurzame groei. Het verkleinen van grote verschillen op het gebied van de dekkingsgraad en de toereikendheid van de bescherming door minimumlonen draagt bij tot een billijkere arbeidsmarkt in de EU en tot economische en sociale vooruitgang en opwaartse convergentie. De concurrentie op de eengemaakte markt moet gebaseerd zijn op hoogwaardige sociale normen, innovatie en verbeteringen van de productiviteit, waardoor een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.

(6) Betere arbeids- en levensomstandigheden – onder meer dankzij toereikende minimumlonen en loontransparantie – komen werknemers, bedrijven, de samenleving en de economie in de Unie ten goede en zijn een noodzakelijke voorwaarde voor inclusieve en duurzame groei. Het verkleinen van grote verschillen op het gebied van de dekkingsgraad en de toereikendheid van de bescherming door minimumlonen, alsook het aanpakken van zwartwerk, dat veelal door vrouwen wordt verricht, door middel van regelingen die de erkenning van banen aanmoedigen en vereenvoudigde instrumenten voor aangifte, dragen bij tot een billijkere arbeidsmarkt in de EU en tot economische en sociale vooruitgang, opwaartse convergentie en gendergelijkheid. De concurrentie op de eengemaakte markt moet gebaseerd zijn op hoogwaardige sociale normen, het scheppen van hoogwaardige banen, innovatie en verbeteringen van de productiviteit, waardoor een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis) Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) hebben minimumlonen ten doel werknemers te beschermen tegen ongerechtvaardigd lage lonen. Het probleem van lage lonen doet zich veel voor in de zorgsector. Beleid ter verbetering van de arbeidsomstandigheden en ter verbetering van de toegang tot hoogwaardige banen in de sector langdurige zorg heeft een genderdimensie en het vaststellen van minimumlonen voor zorgverleners kan een flinke bijdrage leveren aan het terugdringen van ongelijkheid.

Amendement  13

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) In Verdrag nr. 131 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vaststelling van minimumlonen wordt erkend dat toereikende minimumlonen het inkomen van kwetsbare werknemers beschermen, een waardig bestaan helpen waarborgen en inkomensverlies in slechte tijden beperken. Minimumlonen helpen de binnenlandse vraag ondersteunen, versterken de prikkels om te werken en verminderen loonongelijkheid en armoede onder werkenden.

(7) In Verdrag nr. 131 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vaststelling van minimumlonen wordt erkend dat toereikende minimumlonen het inkomen van kwetsbare werknemers beschermen, een waardig bestaan helpen waarborgen en inkomensverlies in tijden van crisis en in perioden na een crisis beperken. Minimumlonen helpen de binnenlandse vraag ondersteunen, versterken de prikkels om te werken, verminderen loonongelijkheid en dragen bij aan het voorkomen en bestrijden van armoede onder werkenden. Gelet op de oververtegenwoordiging van vrouwen in laagbetaalde banen, kunnen minimumlonen ook een belangrijke bijdrage leveren aan het waarborgen van een adequate beloning voor iedereen en het verkleinen van de loonkloof tussen mannen en vrouwen.

 

Amendement  14

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 bis) Tijdens de COVID-19-crisis is gebleken dat sommige laagbetaalde sectoren waarin met name vrouwen werkzaam zijn, zoals de zorg-, de schoonmaak- en de onderwijssector en de detailhandel, van essentieel belang zijn en een belangrijke sociaaleconomische waarde hebben. Het is dan ook belangrijk dat er gekeken wordt of de beloning voor beroepen in die sectoren, die vaak minder op waarde geschat worden en slechter betaald worden, toereikend zijn.

 

Amendement  15

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) De kans is groter dat vrouwen, jonge en laaggeschoolde werknemers en personen met een handicap een minimumloon hebben of laagbetaald worden dan andere groepen. Tijdens economische crises, zoals de Covid-19-crisis, spelen minimumlonen een nog grotere rol bij de bescherming van laagbetaalde werknemers en zijn ze van essentieel belang om een duurzaam en inclusief economisch herstel te ondersteunen. Minimumlonen dragen bij tot gendergelijkheid door de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen te dichten en vrouwen uit de armoede te halen.

(8) Vrouwen, migranten, personen met een andere raciale of etnische achtergrond, jonge en laaggeschoolde werknemers, alleenstaande ouders, personen met een handicap en personen die te maken hebben met meervoudige, structurele en intersectionele vormen van discriminatie hebben nog altijd vaker een minimumloon, zijn vaker laagbetaald  en zijn vaker uitgesloten van enige vorm van loonbescherming dan andere groepen. Tijdens economische crises, zoals de Covid-19-crisis, blijkt uit de rol van minimumlonen bij de bescherming van laagbetaalde werknemers en het voorkomen van permanente tekorten aan vakkrachten dat het van essentieel belang is om een duurzaam en inclusief economisch herstel te ondersteunen, dat wordt geschraagd door sterke socialebeschermingsstelsels. Vaststelling van passende minimumlonen draagt bij tot gendergelijkheid en gelijke kansen, biedt vrouwen mogelijkheden om economische zelfstandigheid te bereiken, draagt bij tot het realiseren van gelijke behandeling op het werk, zorgt ervoor dat werk dat door vrouwen wordt verricht niet langer ondergewaardeerd wordt en dat de lonen in sectoren waar met name vrouwen werkzaam zijn niet langer ongerechtvaardigd laag liggen, draagt bij tot het verkleinen van de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen en tot mogelijkheden voor vrouwen en kinderen om situaties van armoede te ontstijgen, en zorgt ervoor dat gendergerelateerde armoede en sociale uitsluiting worden teruggedrongen. Met het oog op de sociale cohesie, duurzame economische groei en ontwikkeling, productiviteit en houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn in de Unie is het belangrijk om te zorgen voor gelijke lonen en voor een goed evenwicht tussen werk en privéleven, onder meer voor mannen.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) Uit de studie van Eurofound “Minimum wages in 2020: Annual review” blijkt dat 59 % van de personen met een inkomen op het minimumniveau in de Unie vrouw is, waarmee vrouwen in deze categorie dus de meerderheid vormen. Om die reden treffen wijzigingen met betrekking tot minimumlonen dus onevenredig veel vrouwen. Vrouwen vormen, samen met alleenstaande ouders, jonge werknemers, laaggeschoolde werknemers en werkenden op het platteland met kinderen ten laste, ook de groep die het vaakst een inkomen onder het minimumloon heeft.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 ter) In tijden van economische neergang, zoals de COVID-19-crisis, zorgen minimumlonen ervoor dat werknemers een waardige levensstandaard genieten, waar zij ook werken. De bescherming van laagbetaalde werknemers is van groot belang omdat daarmee duurzaam en inclusief economisch herstel wordt ondersteund, de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen wordt verkleind en vrouwen situaties van armoede en/of sociale uitsluiting achter zich kunnen laten, aangezien de meerderheid van de mensen met een inkomen op minimumniveau vrouw is. De Covid-19-crisis biedt een kans om meer inspanningen te leveren om duurzame en billijke arbeidsomstandigheden en fatsoenlijke lonen te waarborgen, genderstereotypen aan te pakken en de toereikendheid van de lonen in een aantal laagbetaalde sectoren en beroepen waarin met name vrouwen werkzaam zijn, opnieuw te beoordelen.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 quater (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 quater) De oververtegenwoordiging van vrouwen in lager betaalde sectoren en beroepen, zoals de horeca, de detailhandel of persoonlijke dienstverlening, de gezondheidszorg, de zorg en andere essentiële sectoren, heeft ervoor gezorgd dat vrouwen bijzonder kwetsbaar waren voor de arbeids- en werkgelegenheidsgerelateerde gevolgen van de COVID-19-crisis, zoals de ongekende stijging van de werklast, gezondheidsrisico’s en de uitdagingen wat betreft het evenwicht tussen werk en privéleven.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 quinquies (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 quinquies) Deze richtlijn moet een aanvulling vormen op de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 en moet bijdragen tot de verwezenlijking van gendergelijkheid door de arbeidsparticipatie van vrouwen op voet van gelijkheid te bevorderen en de genderkloof op het gebied van inkomen, beloning en pensioen te helpen dichten. Daarbij moet rekening worden gehouden met demografische veranderingen, waaronder de gevolgen van de vergrijzing. Bovendien moet deze richtlijn ook helpen om de stereotypen inzake rolpatronen aan te pakken.

 

Amendement  20

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De Covid-19-pandemie heeft aanzienlijke gevolgen voor de dienstensector en kleine ondernemingen, omdat ze een groot percentage werknemers met een minimumloon tewerkstellen. Bovendien zijn minimumlonen belangrijk in het licht van de structurele trends die leiden tot veranderingen op de arbeidsmarkten, die steeds meer worden gekenmerkt door een groot percentage atypische en onzekere banen. Deze trends hebben geleid tot een toegenomen polarisatie op de arbeidsmarkt, wat in de meeste lidstaten tot een stijgend percentage laagbetaalde en laaggeschoolde banen heeft geleid en in sommige lidstaten meer loonongelijkheid tot gevolg heeft gehad.

(9) De Covid-19-pandemie en andere crisissituaties hebben aanzienlijke en gendergerelateerde gevolgen voor de arbeidsmarkt, waarbij vrouwen en sectoren waar met name vrouwen werken bijzonder hard getroffen worden, zoals de gezondheidszorg, de zorgsector en andere essentiële sectoren, de dienstensector en kleine ondernemingen, hetgeen allemaal sectoren zijn waarin een groot percentage werknemers met een loon op of onder het minimumniveau werkzaam is. Gezien de oververtegenwoordiging van vrouwen in die sectoren werden vrouwen geconfronteerd met een ongekende toename van de werklast, gezondheidsrisico’s en uitdagingen wat betreft het evenwicht tussen werk en privéleven als gevolg van de toename van onbetaalde zorg en huishoudelijk werk tijdens de pandemie. Bovendien zijn minimumlonen belangrijk in het licht van de structurele trends die leiden tot veranderingen op de arbeidsmarkten, die steeds meer worden gekenmerkt door een groot percentage atypische arbeidsvormen en onzekere banen, zoals platformwerk, werk in de zorg en huishoudelijk werk. Deze trends hebben geleid tot een toegenomen polarisatie op de arbeidsmarkt, wat in de meeste lidstaten tot een stijgend percentage laagbetaalde en laaggeschoolde banen heeft geleid en in sommige lidstaten meer loonongelijkheid tot gevolg heeft gehad.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis) Gendersegregatie op de arbeidsmarkt, veroorzaakt door een ongelijke concentratie van vrouwen en mannen in verschillende sectoren, is een hardnekkig probleem in de Unie. 3 van de 10 vrouwen (tegen 8 van de 10 mannen) werken in het onderwijs, de gezondheidszorg of het maatschappelijk werk, wat van oudsher laagbetaalde sectoren zijn.

Amendement  22

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 10 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(10 bis) Loonvorming door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten is vanuit een breed sociaaleconomisch perspectief nuttig gebleken omdat daarmee wordt bijgedragen tot een evenwichtige ontwikkeling van de loonvorming en de armoede onder werkenden wordt teruggedrongen.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Niet alle werknemers in de Unie worden beschermd door minimumlonen. Omdat de bestaande regels niet worden nageleefd, ontvangen sommige werknemers, ook al zijn ze gedekt, in sommige lidstaten in de praktijk een loon dat lager is dan het wettelijke minimumloon. Vooral vrouwen, jonge werknemers, mensen met een handicap en werknemers in de landbouw worden het slachtoffer van het niet-naleven van de regels. In lidstaten waar alleen collectieve arbeidsovereenkomsten bescherming door minimumlonen bieden, varieert het percentage onbeschermde werknemers naar schatting tussen 2 % en 55 % van alle werknemers.

(12) Niet alle werknemers in de Unie worden beschermd door minimumlonen. Omdat de bestaande regels niet worden nageleefd, ontvangen sommige werknemers, ook al zijn ze gedekt, in sommige lidstaten in de praktijk een loon dat lager is dan het wettelijke minimumloon. Vooral vrouwen en sectoren waarin veel vrouwen werkzaam zijn, jonge werknemers, mensen met een handicap, mensen die met directe, indirecte of intersectionele vormen van discriminatie te maken hebben, platformwerkers, verzorgend personeel en huishoudelijk personeel, seizoensarbeiders in de landbouw, werknemers met kort dienstverband en zelfstandigen worden het slachtoffer van het niet-naleven van de regels. In lidstaten waar alleen collectieve arbeidsovereenkomsten bescherming door minimumlonen bieden, varieert het percentage onbeschermde werknemers naar schatting tussen 2 % en 55 % van alle werknemers.

 

Amendement  24

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Deze richtlijn stelt minimumvereisten op het niveau van de Unie vast om ervoor te zorgen dat toereikende minimumlonen worden vastgesteld en de werknemers toegang tot bescherming door minimumlonen hebben in de vorm van een wettelijk minimumloon of in de vorm van een in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten – zoals gedefinieerd voor de toepassing van deze richtlijn – vastgesteld loon.

(15) Met het oog op verbetering van de arbeidsomstandigheden en bevordering van opwaartse sociale convergentie en gelijkheid van man en vrouw in de Unie stelt deze richtlijn minimumvereisten op het niveau van de Unie vast om ervoor te zorgen dat toereikende minimumlonen worden vastgesteld en de werknemers toegang tot bescherming door minimumlonen hebben in de vorm van een wettelijk minimumloon of in de vorm van een in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten – zoals gedefinieerd voor de toepassing van deze richtlijn – vastgesteld loon.

 

Amendement  25

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op werknemers met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de wetgeving, in collectieve arbeidsovereenkomsten of krachtens geldende gebruiken in elke lidstaat, rekening houdend met de criteria die door het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn vastgesteld om de status van werknemer te bepalen. Als ze aan die criteria voldoen, kunnen huishoudelijk personeel, oproepwerkers, gelegenheidswerkers, werknemers die werken op basis van een vouchersysteem, schijnzelfstandigen, platformwerkers, stagiairs en jongeren met een leercontract binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Echte zelfstandigen vallen niet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn, aangezien ze niet aan die criteria voldoen. Misbruik – op nationaal niveau of in grensoverschrijdende situaties – van de status van zelfstandige zoals vastgesteld in het nationaal recht, is een vorm van bedrieglijk gemeld werk die vaak met zwartwerk in verband wordt gebracht. Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer iemand die voldoet aan de voor een arbeidsverhouding kenmerkende voorwaarden, wordt aangemeld als zelfstandige om aan bepaalde juridische of fiscale verplichtingen te ontkomen. Dergelijke personen moeten binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Of er sprake is van een arbeidsverhouding moet worden bepaald aan de hand van de feiten in verband met de daadwerkelijke uitvoering van het werk en niet op basis van de beschrijving van de arbeidsverhouding door de betrokken partijen.

(17) Deze richtlijn moet evenzeer van toepassing zijn op werknemers met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de wetgeving, in collectieve arbeidsovereenkomsten of krachtens geldende gebruiken in elke lidstaat, rekening houdend met de criteria die door het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn vastgesteld om de status van werknemer te bepalen. Als ze aan die criteria voldoen, kunnen huishoudelijk personeel, werknemers in de zorgsector, oproepwerkers, gelegenheidswerkers, werknemers die werken op basis van een vouchersysteem, schijnzelfstandigen, platformwerkers, andere werknemers met atypische contracten, stagiairs en jongeren met een leercontract binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Echte zelfstandigen vallen niet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn, aangezien ze niet aan die criteria voldoen. Misbruik – op nationaal niveau of in grensoverschrijdende situaties – van de status van zelfstandige zoals vastgesteld in het nationaal recht, is een vorm van bedrieglijk gemeld werk die vaak met zwartwerk in verband wordt gebracht. Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer iemand die voldoet aan de voor een arbeidsverhouding kenmerkende voorwaarden, wordt aangemeld als zelfstandige om aan bepaalde juridische of fiscale verplichtingen te ontkomen. Dergelijke personen moeten binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Of er sprake is van een arbeidsverhouding moet worden bepaald aan de hand van de feiten in verband met de daadwerkelijke uitvoering van het werk en niet op basis van de beschrijving van de arbeidsverhouding door de betrokken partijen.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21) Minimumlonen worden als toereikend beschouwd als ze billijk zijn in verhouding tot de loonverdeling in het land en een waardige levensstandaard waarborgen. De toereikendheid van de wettelijke minimumlonen wordt bepaald door de nationale sociaaleconomische omstandigheden, met inbegrip van de groei van de werkgelegenheid, het concurrentievermogen en regionale en sectorale ontwikkelingen. De toereikendheid ervan moet ten minste worden beoordeeld in verhouding tot de koopkracht, de ontwikkelingen van de productiviteit, het brutoloon, de loonverdeling en de groei. Internationaal vaak gebruikte indicatoren – zoals 60 % van het mediane brutoloon en 50 % van het gemiddelde brutoloon – kunnen worden gebruikt om de toereikendheid van de minimumlonen in verhouding tot de brutolonen te beoordelen.

(21) Minimumlonen worden als toereikend en billijk beschouwd als ze de loonverdeling in het land verbeteren en een waardige levensstandaard waarborgen voor werknemers en hun gezinnen op basis van een voltijdse arbeidsovereenkomst. De toereikendheid van de wettelijke minimumlonen wordt bepaald door de nationale sociaaleconomische omstandigheden, met inbegrip van de groei van de werkgelegenheid, het concurrentievermogen en regionale en sectorale ontwikkelingen. De toereikendheid ervan moet ten minste worden beoordeeld in verhouding tot de koopkracht, het brutoloon, de loonverdeling en de groei. Het internationaal erkende niveau van 60 % van het mediane brutoloon en van 50 % van het gemiddelde brutoloon kan worden gebruikt om de toereikendheid van de minimumlonen in verhouding tot de brutolonen te beoordelen.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(21 bis) De vaststelling van minimumlonen in de hele Unie is een stap in de goede richting bij de bestrijding van armoede onder werkenden, maar volstaat niet om armoede, met name onder vrouwen, uit te roeien en een menswaardig bestaan voor iedereen te waarborgen. Extra en aanvullende maatregelen, zoals de vaststelling van minimuminkomensregelingen, zijn daarom van essentieel belang om de doelstellingen en beginselen van de Europese pijler van sociale rechten te verwezenlijken en ervoor te zorgen dat iedereen recht heeft op een waardig leven in alle levensfasen en op daadwerkelijke toegang tot goederen en diensten die dat mogelijk maken.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 22 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 bis) Gezien de oververtegenwoordiging van vrouwen in laagbetaalde banen kan de vaststelling van minimumlonen in aanzienlijke mate bijdragen tot het verkleinen van de bestaande loonverschillen tussen mannen en vrouwen, op voorwaarde dat ze worden vastgesteld op een niveau dat gelijke kansen voor vrouwen om tot de arbeidsmarkt toe te treden en op de arbeidsmarkt te blijven, bevordert en dat er geen sprake is van discriminatie onder werknemers of uitsluitingen die de loonverschillen tussen mannen en vrouwen en de onderwaardering van het werk van vrouwen, die besloten liggen in traditionele verschillen tussen sectoren en beroepen, zouden kunnen bestendigen.

 

Amendement  29

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 23

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(23) Een doeltreffend handhavingssysteem, met inbegrip van controles en inspecties in situ, is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de nationale kaders van wettelijke minimumlonen functioneren. Om de doeltreffendheid van de handhavingsautoriteiten te versterken, is ook nauwe samenwerking met de sociale partners nodig, onder meer om kritieke problemen aan te pakken, bijvoorbeeld met betrekking tot onderaanneming, schijnzelfstandigheid of niet-geregistreerde overuren. Bovendien moeten de werknemers gemakkelijk toegang hebben tot degelijke informatie over de toepasselijke wettelijke minimumlonen om voor een adequate mate van transparantie en voorspelbaarheid met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden te zorgen.

(23) Een doeltreffend handhavingssysteem, met inbegrip van versterkte controles en inspecties in situ, is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de nationale kaders van wettelijke minimumlonen functioneren en geëerbiedigd worden, met name in de sectoren met een hoog risico, waaronder sectoren waarin relatief veel vrouwen werkzaam zijn. Om de doeltreffendheid van de handhavingsautoriteiten te versterken, is ook nauwe samenwerking met de sociale partners nodig, onder meer om kritieke problemen aan te pakken, bijvoorbeeld met betrekking tot onderaanneming, schijnzelfstandigheid of niet-geregistreerde overuren, alsook onderzoek naar het loonniveau, de loonkloof en de gemiddelde lonen van vrouwen. Bovendien moeten de werknemers gelijke en gemakkelijke toegang hebben tot degelijke informatie over de toepasselijke wettelijke minimumlonen om voor een adequate mate van transparantie en voorspelbaarheid met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden en toepassing van hun rechten te zorgen.

 

Amendement  30

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 25

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(25) Betrouwbare monitoring en gegevensverzameling zijn essentieel om een doeltreffende bescherming van de minimumlonen te waarborgen. De Commissie moet jaarlijks een verslag bij het Europees Parlement en de Raad indienen met een beoordeling van de ontwikkelingen op het gebied van de toereikendheid en de dekkingsgraad van minimumlonen op basis van door de lidstaten te verstrekken jaarlijkse gegevens en informatie. Bovendien moet de voortgang worden gemonitord in het kader van de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid op het niveau van de Unie. In dat verband moet het Comité voor de werkgelegenheid de situatie in de lidstaten jaarlijks onderzoeken op basis van de verslagen van de Commissie en andere instrumenten voor multilateraal toezicht, zoals benchmarking.

(25) Betrouwbare monitoring en het verzamelen van naar geslacht en leeftijd uitgesplitste gegevens binnen de beroepsbevolking zijn essentieel om een doeltreffende bescherming van de minimumlonen te waarborgen en de genderdimensie ervan te monitoren. De Commissie moet jaarlijks een verslag bij het Europees Parlement en de Raad indienen met een beoordeling van de ontwikkelingen op het gebied van de toereikendheid en de dekkingsgraad van minimumlonen op basis van door de lidstaten te verstrekken jaarlijkse gegevens en informatie. De lidstaten moeten deze gegevens en informatie uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, handicap, bedrijfsgrootte en sector verstrekken. Bovendien moet de voortgang worden gemonitord in het kader van de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid op het niveau van de Unie. In dat verband moet het Comité voor de werkgelegenheid de situatie in de lidstaten jaarlijks onderzoeken op basis van de verslagen van de Commissie en de agentschappen van de Europese Unie, zoals het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE), en andere instrumenten voor multilateraal toezicht, zoals benchmarking.

 

Amendement  31

 

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28) Hoewel de maatregelen die de lidstaten hebben genomen ter bevordering van de bescherming van de werknemers door toereikende minimumlonen, stappen in de goede richting zijn, zijn ze tot dusver niet alomvattend en systematisch geweest. Wellicht zijn sommige landen ook weinig geneigd om de toereikendheid en de dekkingsgraad van de minimumlonen te verbeteren omdat ze menen dat hun externe kostenconcurrentievermogen hierdoor negatief beïnvloed zou kunnen worden. Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(28) Hoewel de maatregelen die de lidstaten hebben genomen ter bevordering van de bescherming van de werknemers door toereikende minimumlonen, stappen in de goede richting zijn, zijn ze er niet in geslaagd iets te doen aan de genderkloof inzake arbeidsparticipatie en lonen en de armoede onder werkenden. Wellicht zijn sommige landen ook weinig geneigd om de toereikendheid en de dekkingsgraad van de minimumlonen te verbeteren omdat ze menen dat hun externe kostenconcurrentievermogen hierdoor negatief beïnvloed zou kunnen worden. Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 31 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(31 bis) Het proces in de richting van convergentie op het gebied van toereikende en eerlijkere minimumlonen moet hand in hand gaan met het wetgevingsvoorstel van de Commissie voor maatregelen inzake loontransparantie. De richtlijn inzake loontransparantie is een belangrijke stap om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Met het oog op betere arbeids- en levensomstandigheden in de Unie stelt deze richtlijn een kader vast voor:

1. Met het oog op betere arbeids- en levensomstandigheden in de Unie, opwaartse sociale convergentie en gelijkheid van man en vrouw, stelt deze richtlijn een kader vast voor:

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt a

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) de vaststelling van toereikende minimumlonen;

a) de vaststelling van toereikende minimumlonen die zorgen voor een fatsoenlijke levensstandaard en bijdragen tot de vermindering van de loonongelijkheid en de loonkloof tussen mannen en vrouwen;

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – alinea 1 – punt b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) de bescherming van werknemers door minimumlonen, hetzij in de vorm van in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde lonen, hetzij in de vorm van een wettelijk minimumloon – waar een wettelijk minimumloon bestaat.

b) de bescherming van alle werknemers door minimumlonen, zonder discriminatie, hetzij in de vorm van in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde lonen, hetzij in de vorm van een wettelijk minimumloon – waar een wettelijk minimumloon bestaat.

 

Amendement  36

 

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Deze richtlijn is van toepassing op werknemers in de Unie met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de in elke lidstaat geldende wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten of praktijk, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Deze richtlijn is op gelijke en niet-discriminerende wijze van toepassing op alle werknemers in de Unie met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals vastgesteld in de in elke lidstaat geldende wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten of praktijk, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1 – punt a bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

a bis) de sociale partners aanmoedigen om specifieke maatregelen te nemen om de gelijkheid van vrouwen en mannen bij collectieve onderhandelingen te verbeteren;

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Lidstaten waar de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen minder dan 70 % van de werknemers in de zin van artikel 2 bedraagt, voorzien bovendien in een kader om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren – hetzij bij wet na raadpleging van de sociale partners, hetzij in het kader van een overeenkomst met hen – en stellen een actieplan op ter bevordering van collectieve onderhandelingen. Het actieplan wordt openbaar gemaakt en ter kennis van de Europese Commissie gesteld.

2. Lidstaten waar de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen minder dan 70 % van de werknemers in de zin van artikel 2 bedraagt, voorzien bovendien in een kader om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren – hetzij bij wet na raadpleging van de sociale partners, hetzij in het kader van een overeenkomst met hen – en stellen een nationaal actieplan op ter bevordering van collectieve onderhandelingen. Die nationale actieplannen strekken ertoe de opwaartse loonconvergentie te versterken en de meest geschikte maatregelen en mechanismen vast te stellen voor de loonvorming en het vergroten van de dekkingsgraad op nationaal niveau, om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten en ongelijkheden en discriminatie te verminderen. Het actieplan wordt openbaar gemaakt en ter kennis van de Europese Commissie gebracht.

 

Amendement  39

 

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Met het oog op waardige arbeids- en levensomstandigheden, sociale cohesie en opwaartse convergentie nemen lidstaten met wettelijke minimumlonen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vaststelling en de aanpassing van de wettelijke minimumlonen gebaseerd zijn op criteria ter bevordering van de toereikendheid. De lidstaten stellen die criteria vast overeenkomstig hun nationale praktijken, hetzij in relevante nationale wetgeving, hetzij in besluiten van de bevoegde instanties, hetzij in tripartiete overeenkomsten. De criteria worden op duurzame en duidelijke wijze vastgesteld.

1. Met het oog op fatsoenlijke arbeids- en levensomstandigheden, gelijke kansen, sociale bescherming, sociale cohesie, geringere loon- en genderongelijkheden en opwaartse convergentie, alsmede ter voorkoming en beperking van armoede, met inbegrip van armoede onder kinderen en armoede onder werkenden, nemen lidstaten met wettelijke minimumlonen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vaststelling en de aanpassing van de wettelijke minimumlonen gebaseerd zijn op criteria ter waarborging van de toereikendheid en de billijkheid. De lidstaten stellen die criteria vast overeenkomstig hun nationale praktijken, hetzij in relevante nationale wetgeving, hetzij in besluiten van de bevoegde instanties, hetzij in tripartiete overeenkomsten. De criteria worden op duidelijke wijze vastgesteld.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2 – punt b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) het algemene niveau van de brutolonen en de verdeling ervan;

b) het algemene niveau van de brutolonen en de verdeling ervan met als doel sociale en genderongelijkheden te verminderen;

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2 – punt c

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) het groeipercentage van de brutolonen;

c) het groeipercentage van de brutolonen met als doel loonongelijkheid te verminderen;

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2 – punt d bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

d bis) de loonkloof tussen mannen en vrouwen, met als doel deze te dichten.

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de wettelijke minimumlonen regelmatig en tijdig worden aangepast om de toereikendheid ervan te vrijwaren.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de wettelijke minimumlonen regelmatig en tijdig worden aangepast om de toereikendheid ervan te blijven bevorderen.

 

Amendement  44

 

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis. De actualisering van de wettelijke minimumlonen doet geen afbreuk aan andere inkomenssteunmechanismen, zoals staatssteun voor kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 651/20141bis van de Commissie of arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

 

_____________

 

1bisVerordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

 

Amendement  45

 

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De lidstaten richten adviesorganen op om de bevoegde autoriteiten te adviseren over kwesties in verband met de wettelijke minimumlonen.

5. De lidstaten richten adviesorganen op om de bevoegde autoriteiten te adviseren over kwesties in verband met de wettelijke minimumlonen, met inbegrip van de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen. Deze adviesorganen beschikken over voldoende middelen en:

 

- streven naar genderpariteit wat hun samenstelling betreft;

 

- hanteren een genderperspectief bij al hun analyses;

 

- verschaffen regelmatig genderbewuste evaluaties.

Amendement  46

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 5 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis. In nauwe samenwerking met de sociale partners worden genderneutrale functiebeoordelingsinstrumenten en indelingscriteria ontwikkeld, waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals de arbeidsomstandigheden, de mate van verantwoordelijkheid die de werknemer krijgt en de fysieke of mentale eisen die het werk aan de werknemers stelt, teneinde het beginsel van gelijke beloning voor gelijkwaardig werk voor mannen en vrouwen in de verschillende beroepssectoren toe te passen.

 

Amendement  47

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Variaties en inhoudingen

Gelijke behandeling en inhoudingen

 

Amendement  48

 

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten kunnen verschillende wettelijke minimumlonen toestaan voor specifieke groepen werknemers. De lidstaten beperken deze variaties tot een minimum en zorgen ervoor dat elke variatie niet-discriminerend, evenredig en – indien relevant – in de tijd beperkt is, alsmede objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd door een legitiem doel.

1. De lidstaten zorgen voor gelijke kansen en gelijke behandeling van werknemers bij de toepassing van bescherming door wettelijke minimumlonen. De lidstaten kunnen verschillende wettelijke minimumlonen toestaan voor specifieke groepen werknemers. De lidstaten beperken deze variaties tot een minimum en zorgen ervoor dat elke variatie niet-discriminerend, evenredig en – indien relevant – in de tijd beperkt is, alsmede objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd door een legitiem doel.

Amendement  49

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sociale partners tijdig en doeltreffend worden betrokken – onder meer via hun deelname aan de in artikel 5, lid 5, bedoelde adviesorganen – bij de vaststelling en de aanpassing van het wettelijk minimumloon, en met name bij:

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sociale partners tijdig en doeltreffend worden betrokken – onder meer via hun deelname aan de in artikel 5, lid 5, bedoelde adviesorganen – bij de vaststelling en de aanpassing van het wettelijk minimumloon, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de sociale partners en bevoegde autoriteiten opleidingen krijgen op het gebied van gendergelijkheid en bestrijding van discriminatie, en met name bij:

Amendement  50

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – alinea 1 – punt d

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d) het verzamelen van gegevens en het uitvoeren van studies ter informatie van de autoriteiten die het wettelijk minimumloon vaststellen;

d) het verzamelen van naar geslacht uitgesplitste gegevens en het uitvoeren van studies ter informatie van de autoriteiten die het wettelijk minimumloon vaststellen;

Amendement  51

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

8 Doeltreffende toegang van werknemers tot wettelijke minimumlonen

8 Gelijke en doeltreffende toegang van werknemers tot wettelijke minimumlonen

Amendement  52

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – alinea 1 – punt 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1) versterken van de controles en inspecties in situ door de arbeidsinspecties of de instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wettelijke minimumlonen. De controles en inspecties moeten evenredig en niet-discriminerend zijn;

1) versterken van de controles en inspecties in situ door de arbeidsinspecties of de instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wettelijke minimumlonen en ervoor zorgen dat zij beschikken over voldoende middelen. De controles en inspecties moeten evenredig en niet-discriminerend zijn en bijzondere aandacht besteden aan sectoren waarin relatief veel vrouwen werkzaam zijn;

Amendement