VERSLAG over een EU-actieplan voor biologische landbouw

11.4.2022 - (2021/2239(INI))

Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
Rapporteur: Simone Schmiedtbauer


Procedure : 2021/2239(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0126/2022
Ingediende teksten :
A9-0126/2022
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een EU-actieplan voor biologische landbouw

(2021/2239(INI))

Het Europees Parlement,

 gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 39,  192, lid 1, en 349,

 gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties,

 gezien de Overeenkomst van Parijs die is bereikt in het kader van de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP21),

 gezien de mededeling van de Commissie van 25 maart 2021 over een actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie (COM(2021)0141),

 gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640),

 gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal[1],

 gezien Verordening (EU) nr. 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad[2],

 gezien zijn resolutie van 9 juni 2021 over de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: de natuur terug in ons leven brengen[3],

 gezien zijn resolutie van 20 oktober 2021 over een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem[4],

 gezien Verordening (EU) nr. 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad[5],

 gezien Verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie[6],

 gezien de conclusies van de Raad van 19 juli 2021 over het actieplan voor de ontwikkeling van de biologische sector,

 gezien zijn resolutie van 17 april 2018 over een Europese strategie voor de bevordering van eiwithoudende gewassen – Aanmoediging van de productie van eiwithoudende en peulgewassen in de Europese landbouwsector[7],

 gezien de conclusies van de Raad van 19 oktober 2020 over de “van boer tot bord”-strategie,

 gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 22 september 2021 over het actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie in de EU,

 gezien het advies van het Europees Comité van de regio’s van 2 december 2021 over het actieplan van de EU voor biologische landbouw,

 gezien artikel 54 van zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A9‑0126/2022),

A. overwegende dat in de mededeling van de Commissie over een actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie (biologisch actieplan, BAP) wordt benadrukt dat de Green Deal en de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie in het kader daarvan de sleutel zijn om de overgang naar een duurzamer voedselsysteem, en met name de intensivering van de inspanningen van de landbouwers gericht op milieubescherming, instandhouding van de biodiversiteit en het aanpakken van de klimaatverandering, in goede banen te leiden; overwegende dat de landbouw in het algemeen en de biologische landbouw in het bijzonder een sleutelrol spelen bij het bereiken van deze doelstelling;

B. overwegende dat de secundaire wetgeving die noodzakelijk is voor de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2018/848 na twaalf maanden wachten nu praktisch volledig gereed is, hetgeen echter niet geldt voor de gedelegeerde verordening voor de regulering van de productie van biologisch zout;

C. overwegende dat in de gedelegeerde verordening het accent moet liggen op de natuurlijke processen, waarin bij de bereiding geen additieven worden gebruikt of koolstof wordt uitgestoten, die kenmerkend zijn voor zeezout, zodat dit zout kan worden aangemerkt als biologisch;

D. overwegende dat het voedselsysteem in Europa in duurzaam geproduceerde en voedzame levensmiddelen tegen betaalbare prijzen moet voorzien, en voedselzekerheid moet bieden op een manier die bijdraagt aan een gezonde samenleving en een gezonde planeet, bijdraagt aan maatschappelijk en economisch welzijn, de gezondheid van zowel de ecosystemen als van de Europese burgers beschermt, en de winstgevendheid van de landbouwproductie en derhalve een redelijk inkomen voor landbouwers waarborgt; overwegende dat het van essentieel belang is ervoor te zorgen dat de toename van de hoeveelheid land die voor biologische landbouw wordt gebruikt, overeenkomt met het vermogen van de markt om biologische producten op te nemen;

E. overwegende dat Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten landbouwers verplicht een omschakelingsperiode in acht te nemen gedurende welke zij alle voorschriften inzake de biologische productie moeten toepassen;

F. overwegende dat deze periode tot drie jaar kan duren; overwegende dat de landbouwers in deze periode hogere productiekosten moeten dragen zonder dat zij profiteren van hogere marktprijzen voor biologische producten;

G. overwegende dat biologische landbouw veel milieuvoordelen biedt, waaronder minder broeikasgasemissies, en de landbouwsector kan helpen een bijdrage te leveren aan de strijd tegen de klimaatverandering, de aanpassing aan de klimaatverandering en de aanpak van belangrijke uitdagingen zoals het verlies aan banen in plattelandsgebieden, verlies aan bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit, en ook veerkracht kan bieden ten aanzien van economische veranderingen;

H. overwegende dat landbouwdiversiteit en kortere ketens tussen de landbouwer en de consument belangrijke elementen zijn voor een gezond en duurzaam voedselsysteem;

I. overwegende dat biologische landbouw bij kan dragen tot het tot stand brengen van een ambitieus evenwicht wat duurzaamheid vanuit een economisch, maatschappelijke en milieuperspectief betreft, en bevordering van bodem-, water- en biodiversiteitsbescherming en dierenwelzijn, en jongeren een kans biedt een bestaan als landbouwer op te bouwen;

J. overwegende dat milieunormen en normen inzake dierenwelzijn in de EU tot de hoogste ter wereld behoren; overwegende dat biologische landbouwgrond een 30 % grotere biodiversiteit heeft, goed is voor bestuivers, en het gebruik van kunstmest, herbiciden en pesticiden beperkt;

K. overwegende dat de biologische landbouw ook kan bijdragen tot de revitalisering van plattelandsgebieden, het scheppen van werkgelegenheid, de duurzaamheid van kleine landbouwbedrijven, consumenten en producenten dichter bij elkaar kan brengen, versterking van de banden met de lokale economie, en bevordering van de positieve economische multiplicatoren; overwegende dat met het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nieuwe ambitieuze maatregelen worden ingevoerd om de duurzame productie, met inbegrip van de biologische landbouw, te bevorderen;

L. overwegende dat het van essentieel belang is ervoor te zorgen dat de consument, die steeds meer waarde hecht aan de kwaliteit van zijn eten, en de cateringsector in staat zijn om bij de aankoop van levensmiddelen weloverwogen keuzes te maken;

M. overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de consument correct wordt geïnformeerd over de voordelen van de consumptie van biologische producten en dat hij beschermd wordt tegen opzettelijk misleidende etiketten, verpakkingen en reclameboodschappen;

N. overwegende dat in 2019 het totale landbouwareaal in de EU waarop biologische landbouw wordt bedreven tot 13,8 miljoen hectare is toegenomen; overwegende dat het momenteel goed is voor 8,5 % van de totale oppervlakte cultuurgrond van de EU; overwegende dat de waarde van de biologische markt van de EU tussen 2010 en 2019 meer dan verdubbeld is;

O. overwegende dat de detailhandelsverkoop van biologische producten in de periode 2009-2019 is toegenomen van 18 miljard tot 41 miljard EUR; overwegende dat de toename van de biologische productie de ontwikkeling van de biologische markt in delen van de EU overtreft, met aanzienlijke verschillen tussen de biologische consumptie van lidstaat tot lidstaat; overwegende dat de biologische productie in sommige delen van de EU heel laag of zelfs niet-bestaand is, en dat het percentage van het areaal dat hiervoor wordt gebruikt tussen de lidstaten uiteenloopt van 0,5 % tot 26,5 %;

P. overwegende dat het BAP 23 acties omvat, die een solide basis vormen voor de duurzame ontwikkeling van de biologische sector; overwegende dat voor 2024 een tussentijdse evaluatie van het BAP gepland staat en dat er een jaarlijkse “EU-biodag” is ingesteld, hetgeen de mogelijkheid biedt de zichtbaarheid en de erkenning van biologische landbouw te vergroten en de voordelen van biologische productie beter onder de aandacht te brengen, aangezien biologische landbouwers gezien worden als “pioniers van duurzame landbouw”;

Q. overwegende dat Verordening (EU) 2018/848, die vanaf 1 januari 2022 van toepassing is, met name beoogt het vertrouwen van de consument in biologische producten te vergroten door middel van strengere controles van en regels voor importen;

R. overwegende dat in mei 2021 strategische richtsnoeren voor duurzame en concurrerende aquacultuur in de EU voor de periode 2021-2030 zijn gepubliceerd en dat deze zullen worden uitgewerkt in nationale strategische plannen;

Algemene opmerkingen

1. is ingenomen met de mededeling van de Commissie over een actieplan voor de ontwikkeling van biologische landbouw, de doelstelling van vergroting van het areaal voor biologische landbouw tegen 2030 middels de ontwikkeling van vraag en aanbod, en met de erkenning door de Commissie van biologische landbouw als een van de belangrijke elementen die de EU kunnen helpen duurzamere voedselsystemen tot stand te brengen door het gebruik van duurzamere landbouwpraktijken en een efficiënter gebruik van hernieuwbare energiebronnen, door te zorgen voor een hoger niveau van dierenwelzijn en door te helpen de Europese landbouwers te verzekeren van hogere inkomsten;

2. roept de Commissie op een effectbeoordeling uit te voeren voor het landbouwareaal van de EU dat voor biologische landbouw bestemd is; is van oordeel dat de ontwikkeling van biologische landbouw veel positieve externaliteiten en voordelen oplevert voor mitigatie van de klimaatverandering, de biodiversiteit en de bodembescherming, en zal bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie; erkent tegelijkertijd het vermogen van andere duurzame productiemodellen en landbouwmethoden, zoals geïntegreerde productie en biologische gewasbeschermingsmiddelen, om bij te dragen tot de doelstellingen van de Green Deal;

3. onderstreept dat het aandeel landbouwareaal waarop aan biologische landbouw wordt gedaan, sterk verschilt tussen de lidstaten; benadrukt dat hiermee rekening moet worden gehouden bij het uitwerken van maatregelen en instrumenten ter verhoging van de biologische productie, en spoort de Commissie aan met name in te zetten op ondersteuning van die lidstaten die het op dit vlak nog niet zo goed doen 

4. dringt erop aan dat alle maatregelen en instrumenten die in dit verband worden voorgesteld, worden gebaseerd op grondige analyses en effectbeoordelingen; is van mening dat de wetgeving en de BAP’s voldoende ruimte voor flexibiliteit moeten bieden om rekening te houden met de verschillen in de aard van en de omstandigheden voor biologische landbouw in de lidstaten;

5. betoogt dat de Commissie bij de invoering van de nieuwe Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie moet zorgen voor een ordelijke en gematigde overgang van de oude EU-wetgeving inzake de biologische productie, zodat de biologische sector zich snel en op zekere wijze vertrouwd kan maken met de nieuwe regels; verzoekt de Commissie vijf jaar na de uitvoering ervan een effectbeoordeling van de nieuwe verordening uit te voeren met het oog op de doorvoering van de noodzakelijke aanpassingen;

6. benadrukt dat de ontwikkeling en de groei van de biologische sector en het voor biologische productie gebruikte areaal, zoals voorzien in de “van boer tot bord”-strategie, met een sleutelrol wat betreft de revitalisering en handhaving van bloeiende plattelandsgebieden, gepaard moeten gaan met marktgestuurde en holistische aanpassingen van de toeleveringsketen, alsmede met beleidsmaatregelen om het aanbod van en de vraag naar biologisch voedsel verder te stimuleren en het vertrouwen van de consument te winnen;

7. beklemtoont dat de combinatie van deze benaderingen tot een evenwichtige ontwikkeling moet leiden, aansluitend op het vermogen van de markt om biologische producten te absorberen, teneinde de toekomstige winstgevendheid van de markt voor biologische producten en de biologische landbouw in de EU te waarborgen;

8. onderstreept in dit verband dat buitensporige bureaucratie moet worden geëlimineerd; benadrukt dat de milieuvoordelen van de biologische landbouw niet alleen moeten worden gedragen door consumenten van biologische producten, die bereid zijn een hogere prijs te betalen, maar dat biologische landbouwers ook een passende beloning uit de GLB-begroting moeten ontvangen voor het specifieke openbaar belang dat zij dienen door middel van de bescherming van het milieu en natuurlijke hulpbronnen, door de beperking van “inputs” en ondersteuning van hogere normen voor dierenwelzijn;

9. onderstreept dat het bevorderen van de landbouwduurzaamheid en de veerkracht van het voedselsysteem van de EU een prioriteit moet zijn, en dat biologische landbouw essentieel is voor het verwezenlijken van de milieu- en klimaatdoelstellingen; is van oordeel dat duurzame innovatie in praktijken zoals biologische landbouw en, meer in het algemeen, agro-ecologie tot een grotere verscheidenheid binnen landbouwsystemen kan leiden;

10. onderstreept dat het naast elkaar bestaan van verschillende landbouwsystemen belangrijk is, aangezien diversiteit de sleutel is voor de zekerheid en veerkracht van het voedselsysteem, en duurzame ontwikkeling ten goede komt; merkt op dat er niet een enkel landbouwmodel is dat geschikt is voor alle landen en regio’s, en benadrukt dat de voordelen van de verschillende duurzame landbouwmodellen moeten worden erkend;

11. wijst op het belang van het blijven vergroten van de opbrengsten van biologische landbouw om een grotere milieuvoetafdruk van voedselproductie in derde landen te vermijden, terwijl een grotere transitie naar biologische productiemodellen plaatsvindt in de regio’s van de EU;

12. wijst erop dat een EU-actieplan alleen kan slagen als het de lidstaten alsook de regionale en plaatselijke autoriteiten stimuleert en mobiliseert, rekening houdend met hun specifieke kenmerken en verschillende uitgangsposities; is van oordeel dat ook de regionale en lokale BAP’s een rol moeten spelen bij de ontwikkeling van de biologische sector;

13. is derhalve van mening dat de lidstaten moeten worden aangemoedigd om hun eigen nationale biologische landbouwstrategieën te ontwikkelen en hun eigen nationale en/of regionale BAP’s op te stellen, gecoördineerd met de nationale strategische plannen, die ambitieus moeten zijn wat betreft de ontwikkeling van biologische landbouw, op basis van realistische en concrete doelstellingen, acties, tijdskaders en begrotingen, waaronder stimulansen voor landbouwers, die voor keuzemogelijkheden zorgen en steun geven aan “bottom up”-initiatieven;

14. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat hiermee bij de goedkeuring van de door de lidstaten ingediende nationale strategische plannen naar behoren rekening wordt gehouden, en te garanderen dat voldoende financiering en de meest doeltreffende instrumenten ter beschikking worden gesteld voor het verwezenlijken van de desbetreffende doelstellingen op het gebied van de ontwikkeling van de sector; wijst op de noodzaak om kennis en beste praktijken uit te wisselen, aangezien sommige lidstaten meer ervaring hebben met het opstellen en uitvoeren van ambitieuze nationale plannen;

15. verzoekt de Commissie dergelijke uitwisselingen op te nemen in het kader van de geplande openbare follow-upvergaderingen; wijst erop dat de nationale BAP’s moeten zorgen voor voorspelbaarheid en duidelijkheid voor landbouwers en de industrie, en dus de overgang op de biologische landbouw en het in de handel brengen van biologische producten moeten aanmoedigen;

16. is verheugd over de uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening inzake de biologische landbouw tot bepaalde producten die nauw verband houden met de landbouw en die niet zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij het VWEU, zoals zout; uit echter zijn zorgen over het verslag over biologisch zout, dat op 6 augustus 2021 werd gepubliceerd door de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (EGTOP), aangezien hierin wordt gepleit voor de uitbreiding van het EU-logo voor biologische producten tot productiemethoden die niet in overeenstemming zijn met de beginselen van Verordening (EU) 2018/848; verzoekt de Commissie derhalve het advies van de EGTOP niet op te volgen;

17. wijst erop dat de lidstaten bij de ontwikkeling, vaststelling, herziening en uitvoering van hun nationale en/of regionale BAP’s alle belanghebbenden, met name biologische landbouwers en verenigingen daarvan, coöperaties, lokale en regionale overheden, de agrovoedingsindustrie over de hele waardeketen, de agrovoedingsgroothandel, vertegenwoordigers van consumenten en de particuliere sector en de horeca, met inbegrip van grote cateringbedrijven en organisaties voor voedingsonderricht, moeten betrekken bij een raadplegingsproces, teneinde een zo groot mogelijke synergie te bewerkstelligen en de doelstelling van een groter landbouwareaal waarop biologische landbouw wordt bedreven, zoals vastgesteld in hun nationale strategische plan, te verwezenlijken;

18. erkent dat biologische productie een groter rendement oplevert voor landbouwers, maar vaak hogere productiekosten met zich meebrengt en derhalve vereist dat marktprijzen en rechtstreekse steun voldoende zijn om die kosten terug te verdienen, teneinde redelijke inkomsten voor landbouwers mogelijk te maken;

19. wijst erop dat hogere consumentenprijzen een belemmering kunnen vormen voor expansie, maar dat zij vooralsnog noodzakelijk zijn om het overleven van de biologische landbouw te waarborgen; herinnert eraan dat biologische landbouwproducten in sommige gevallen geen plaats hebben op de markt, waardoor landbouwers gedwongen zijn ze als conventionele producten tegen een lagere prijs te verkopen;

20. herinnert eraan dat biologische landbouw gepaard gaat met zeer hoge productienormen; benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat biologische producten betaalbaar en dus toegankelijk zijn; benadrukt met klem dat producenten moeten worden ondersteund bij de overstap op biologische productie en moeten profiteren van de meerwaarde van biologische landbouw; merkt op dat, net als bij conventionele producten, een betere verdeling van de waarde over de actoren in biologische voedingsketen ten goede zou komen van zowel landbouwers als consumenten;

21. erkent dat de ontwikkeling van de biologische sector schaalvoordelen bij de verwerking en logistiek mogelijk zal maken, die de efficiëntie zullen vergroten en in lagere kosten zullen resulteren; benadrukt het belang van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken voor de ontwikkeling van de sector en om te waarborgen dat detailhandelaren geen buitensporig hoge marges op biologische producten hanteren; is ook van mening dat biologische producten moeten worden opgenomen in de programma’s van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, op voorwaarde dat er voldoende aanbod is;

22. is verheugd dat de Commissie werkt aan verbetering van het dierenwelzijn in het algemeen en geeft aan dat bij de Eurobarometer-enquête van 2020 over landbouw en het GLB is gebleken dat 80 % van de EU-burgers biologische landbouw associeert met inachtneming van strenge normen inzake dierenwelzijn; onderstreept in dit verband het belang van de ondersteuning van de biologische veeteelt;

23. onderstreept dat het belangrijk is de ontwikkeling van de biologische aquacultuur en de markt daarvan in de EU te versnellen, en de vraag naar en het vertrouwen in deze producten bij consumenten te versterken; benadrukt dat een op de vier visserijproducten is afkomstig is van aquacultuur; merkt evenwel op dat aangezien het grootste deel van de geconsumeerde producten – 60 % van het totale aanbod – wordt ingevoerd er sprake is van een enorm groeipotentieel dat moet worden benut om de Europese aquacultuur in het algemeen, en met name de biologische aquacultuur, te ontwikkelen;

24. benadrukt dat het belangrijk is de maatregelen op het gebied van biologische aquacultuur af te stemmen op de nieuwe strategische richtsnoeren voor een meer duurzame en concurrerende EU-aquacultuur voor de periode 2021-2030, en op de ontwikkeling van de sector in de lidstaten en regio’s;

De vraag stimuleren en het vertrouwen van de consument winnen

25. steunt de Commissie bij de verdere promotie van en verstrekking van informatie over het EU-logo voor biologische producten onder consumenten, onder meer via schoolprogramma’s, waarin meer plaats moet worden ingeruimd voor biologische producten wanneer ze worden herzien, alsook in andere instellingen, zoals verpleegtehuizen; steunt de promotie van de lokale logo’s voor biologische producten die in verschillende lidstaten bestaan en die tenminste dezelfde garanties bieden als het EU-logo voor biologische producten, en die naast elkaar worden gebruikt; merkt op dat schoolprogramma’s de basis moeten vormen voor een pedagogische discussie over voeding en duurzaam voedsel, en gepaard moeten gaan met maatregelen die gericht zijn op het voorlichten en opleiden van kinderen met betrekking tot betere voedingspatronen;

26. benadrukt dat het van het allergrootste belang is dat consumentenonderzoeken over biologische producten worden gevolgd door acties om de kennis over de positieve effecten van de biologische landbouw voor de gezondheid, het welzijn en een hoge kwaliteit van leven verder te vergroten, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat het vertrouwen van de consument in de veiligheid en de duurzaamheid van traditionele landbouwmethoden in de Unie niet wordt ondermijnd; beklemtoont dat correcte informatie moet worden verstrekt zodat de nieuwe initiatieven op het gebied van etikettering van duurzame levensmiddelen het biologisch keurmerk van de EU niet verzwakken of bij de consument verwarring veroorzaken omtrent de reikwijdte en de betekenis daarvan;

27. uit zijn zorgen over misleidende etiketten, verpakkingen en reclame die het moeilijk maken voor consumenten om een onderscheid te maken tussen conventionele en biologische producten; merkt op dat Verordening (EU) 2018/848 en frequente onafhankelijke controles aan de basis liggen van het vertrouwen van consumenten in biologische producten, en roept de lidstaten op helder te communiceren over het EU-keurmerk voor biologische producten;

28. benadrukt de cruciale rol die voor supermarkten en de diverse toeleveringsketens van levensmiddelen is weggelegd bij de bevordering en bescherming van het biologisch keurmerk van de EU; kijkt uit naar de toekomstige initiatieven van de Commissie die gericht zijn op een betere begeleiding van consumenten bij hun keuze van levensmiddelen door middel van etikettering, promotie en voorlichtingscampagnes, op basis van gedegen, onafhankelijke en operationele wetenschappelijke grondslagen en volledige en samenhangende methoden; merkt op dat verplichte etikettering van de oorsprong van alle EU-levensmiddelen het potentieel heeft om de transparantie en traceerbaarheid aanzienlijk te vergroten en zo fraude en illegale productiemethoden te bestrijden, en het consumentenvertrouwen te vergroten;

29. herinnert eraan dat de behoeften van professionele keukens verschillen van die van huishoudens; wijst erop dat het belangrijk is toegevoegde waarde voor de toeleveringsketen te creëren en het verwerkingsniveau van biologische producten te verhogen om in te spelen op de behoeften van professionele keukens;

30. is van mening dat in de lidstaten meer bekendheid moet worden gegeven aan de enquête naar groene overheidsopdrachten (green public procurement – GPP) uit 2019, teneinde het bewustzijn te vergroten en als sterke stimulans voor maatregelen voor de promotie van biologische productie en voor ondersteuning van een gezonder, milieuvriendelijker voedingspatroon in instellingen zoals scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen en gevangenissen, en om de hoeveelheid biologische producten die in de lidstaten met overschotten verloren gaan, te verminderen; is van mening dat de EU-instellingen in hun eigen faciliteiten het goede voorbeeld moeten geven; is van mening dat coördinatie met de industrie, via de organisaties die haar vertegenwoordigen, noodzakelijk is om het aantal groene overheidsopdrachten te vergroten, teneinde te garanderen dat de processen rimpelloos verlopen;

31. verzoekt de Commissie door te gaan met haar onderzoeken naar de huidige structurele en logistieke belemmeringen en het gebruik van GPP-criteria in de lidstaten te bevorderen, en daarnaast informatie-, voorlichtings- en promotiecampagnes voor biologische producten te houden om de doeltreffendheid van deze maatregel te vergroten; is van mening dat besluiten over uitbreiding van de aantallen groene overheidsopdrachten op nationaal niveau moeten worden genomen in overeenstemming met de nationale vraag en de streefdoelen die zijn uiteengezet in het nationale BAP; is van oordeel dat bij GPP met name moet worden ingezet op biologische producten “made in the EU”, hetgeen de productie zou aanzwengelen en de EU zou helpen haar klimaatdoelstellingen te verwezenlijken;

32. benadrukt dat biologische productie en verwerking op passende wijze moeten worden ontwikkeld op regionaal en lokaal niveau, met betrokkenheid van lokale biologische landbouwers; steunt de ontwikkeling van regionale duurzame voedselsystemen op basis van samenwerking tussen alle belanghebbenden op het gebied van voedsel; betreurt het gebrek aan geverifieerde gegevens over het gebruik van biologische producten in openbare kantines en restaurants;

33. wijst erop dat lokale, regionale en nationale overheden, samen met de verenigingen van landbouwers en de groothandelaren in agro-voedingsmiddelen, een belangrijke rol spelen bij het ondersteunen van de structurering van de biologische sector op het gebied van productie, collectieve verwerking, logistiek en handel, laagdrempelige toegang tot land voor biologische boeren, facilitering van samenwerking tussen producenten onderling, tussen producenten en consumenten, en met voedseldiensten;

34. wijst er daarnaast op dat lokale, regionale en nationale overheden een rol toekomt bij de bewustmaking van het publiek van alle duurzame landbouwmethoden, de bevoorrading van kantines met biologische producten, en bij de ontwikkeling van educatieve programma’s voor kleuteronderwijs en scholen;

35. wijst er in dit verband op dat boerenmarkten op lokaal en regionaal niveau een doeltreffende manier zijn om de kloof tussen producenten en consumenten te dichten, en moeten worden bevorderd; merkt ook op dat lokale en regionale overheden en landbouwersverenigingen uiterst waardevolle technische ondersteuning bieden aan biologische landbouwers of landbouwers die in een omschakelingsproces zitten, hetgeen cruciaal is voor de uitvoering van dergelijke praktijken, en waarvoor passende financiering nodig is met middelen van het GLB en uit andere bronnen;

36. onderstreept dat alle overheden ervoor moeten zorgen dat het regelgevingskader de ontwikkeling van de sector blijft faciliteren en bevorderen, waarbij de administratieve lasten zo klein mogelijk moeten worden gehouden; merkt op dat lokale en regionale overheden in veel lidstaten al lang betrokken zijn bij de ondersteuning van de ontwikkeling van de biologische landbouw, met name door middel van het beheer en de uitvoering van programma’s voor plattelandsontwikkeling;

37. benadrukt dat een locatiegevoelige benadering nodig is wanneer wordt gezorgd voor de betrokkenheid van lokale en regionale overheden, in overeenstemming met de voorschriften van de territoriale agenda 2030, om de verschillende behoeften van plattelands-, peri-urbane en stedelijke gebieden in Europa aan te pakken;

38. benadrukt dat het welslagen van het BAP zal afhangen van een grotere betrokkenheid van de particuliere sector bij het stimuleren van de vraag en het waarborgen van een billijk inkomen voor de landbouwers, vooral in landen met een minder ontwikkelde biologische markt en productie; verzoekt de Commissie een reeks instrumenten vast te stellen om de lidstaten in staat te stellen winkelketens ertoe aan te zetten actief bij te dragen aan het promoten van en het verstrekken van informatie over het belang van biologische consumptie, en om lokale toeleveringsketens voor biologische landbouw tot stand te brengen; onderstreept dat een toename van de biologische productie hoofdzakelijk het gevolg moet zijn van een grotere particuliere vraag en niet uitsluitend van politieke stimulansen;

39. wijst op het belang van grotere transparantie in de biologische voedselvoorzieningsketen en van een betere traceerbaarheid in alle productie- en distributieprocessen, overeenkomstig de wensen van de Europese consumenten met betrekking tot meer informatie over de oorsprong en de productiemethoden van de levensmiddelen die zij consumeren; is ingenomen met vrijwillige initiatieven van detailhandelaren om overgangsproducten tegen een hogere prijs te kopen en is van mening dat dergelijke initiatieven moeten worden bevorderd;

40. neemt terdege nota van de problemen die detailhandelaren ondervinden bij het aanbieden van deze overgangsproducten aan consumenten als gevolg van het gebrek aan geharmoniseerde marketingregels, en verzoekt de Commissie te kijken naar maatregelen om het op de markt brengen ervan te vergemakkelijken, zoals harmonisatie van de etikettering;

41. benadrukt dat het van essentieel belang is dat de Commissie, de lidstaten en belanghebbenden zich actief inzetten om na te gaan hoe de bestaande certificerings- en controlemechanismen robuuster kunnen worden gemaakt teneinde fraude in de biologische productie en handel te voorkomen;

42. is van oordeel dat de certificerings- en controlemechanismen beter aan moeten sluiten op de werkelijkheid zoals biologische landbouwers die dag-in dag-uit meemaken, en dat het proces moet worden vereenvoudigd, onder andere middels IT-oplossingen;

43. benadrukt dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de procedures voor de verlening van vergunningen aan certificeringsinstanties; benadrukt dat het certificeringsproces bij de overgang op biologische landbouw nog steeds lastig en moeilijk uit te voeren is en moet worden vereenvoudigd, met name voor kleine landbouwers; is van oordeel dat landbouwers moeten worden geholpen om de certificeringskosten terug te verdienen;

44. benadrukt dat er Europese, geharmoniseerde stelsels voor de certificering van “inputs” voor biologische landbouw nodig zijn, teneinde te voorkomen dat er steeds meer particuliere certificeringsregelingen bij komen die elk hun eigen eisen en controlesystemen toepassen; verzoekt de Commissie haar EU-brede harmonisatie via het BAP te versnellen;

45. dringt er bij de Commissie op aan de douanecontroles te versterken door middel van directe, uniforme controlemechanismen, in samenwerking met de lidstaten en met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, teneinde fraude met levensmiddelen, vervalsing en de invoer van producten die niet voldoen aan de EU-normen voor de biologische productie te voorkomen, alsook het risico te vermijden dat de biologische sector van de EU een concurrentienadeel ondervindt als gevolg van een gebrek aan een mondiale afstemming van de normen en hogere kosten voor consumenten; onderstreept in dit verband dat het noodzakelijk is de relevante douaneautoriteiten een grotere rol toe te kennen, teneinde zowel de kwaliteit en de veiligheid van biologische producten te garanderen, als een eerlijke mededinging tussen producenten van binnen en buiten de EU te waarborgen;

46. betreurt dat in het biologisch actieplan niet wordt verwezen naar de problemen en hoge kosten voor de sector als gevolg van de noodzaak om te voorzien in passende maatregelen tijdens de teelt, de oogst, het vervoer, de opslag en de verwerking om ervoor te zorgen dat producten die niet zijn toegelaten, zoals ggo’s, de biologische productieketen niet binnenkomen;

47. benadrukt dat de hoge kwaliteit van landbouwproducten uit de EU internationaal wordt erkend; is van mening dat er positieve en handelsbevorderende maatregelen nodig zijn om de biologische producten uit de EU internationaal verder te promoten; erkent in dit verband de potentiële rol van het EU-beleid voor de promotie van biologische producten; onderstreept dat het oog moet hebben voor het brede scala aan duurzame productiemethoden, praktijken en producten in de EU;

48. geeft aan dat geografische aanduidingen, die middels het EU-promotiebeleid worden ondersteund, sterk bijdragen tot de economische groei in veel plattelandsgebieden en een hoeksteen van de Europese landbouw vormen; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de mogelijkheden voor uitbreiding van de biologische markt en de lopende onderhandelingen te versnellen, teneinde te zorgen voor de overgang van gelijkwaardigheid op naleving van de EU-normen voor de invoer van biologische producten;

49. steunt de mondiale overgang op duurzame voedselsystemen; is van mening dat maatregelen op EU-niveau, met inbegrip van met name de Green Deal, gericht moeten zijn op het continu vergroten van het milieubewustzijn op mondiale schaal; betreurt het dat in vrijhandelsovereenkomsten soms onvoldoende aandacht wordt besteed aan de grote verschillen in de normen voor de landbouwproductie tussen de EU en derde landen met betrekking tot milieubescherming en dierenwelzijn, hetgeen de landbouwers in de EU ervan weerhoudt verdere investeringen in het milieu te doen, waaronder in de biologische productie;

Omschakeling stimuleren en de hele waardeketen versterken

50. is van mening dat, om invulling te geven aan de ambities van de nationale strategische plannen, een adequate GLB-begroting alsook compatibiliteit met andere Europese fondsen of programma’s een “must” is om stimulansen te creëren voor landbouwers om over te schakelen op biologische landbouwpraktijken en daarmee door te gaan, in concreto in de vorm van passend gefinancierde maatregelen voor plattelandsontwikkeling of financieel aantrekkelijke ecoregelingen, of een combinatie daarvan;

51. dringt aan op ecoregelingen die toegankelijk zijn voor zowel traditionele als biologische landbouwers, en ze zo te ontwerpen dat ze verenigbaar en complementair zijn met agromilieu- en klimaatmaatregelen (AECM’s); herinnert eraan dat het belangrijk is om biologische landbouwers ook na de overgangsfase te blijven ondersteunen; verzoekt de lidstaten om generatievernieuwing in de biologische landbouw te steunen middels relevante beleidsmaatregelen, vrouwen ertoe aan te zetten landbouwer te worden, en steun te geven aan de ontwikkeling van levensvatbare kleine en middelgrote biologische landbouwbedrijven;

52. betreurt dat de GLB-begroting al twee decennia wordt verlaagd, terwijl de vereisten die aan de landbouwsector worden opgelegd juist toenemen; merkt op dat slechts 1,8 % van de huidige GLB-begroting gereserveerd is voor maatregelen ter ondersteuning van de biologische landbouw, en verwelkomt het dat het nieuwe GLB de lidstaten meer speelruimte biedt om, met name middels ecoregelingen en maatregelen voor plattelandsontwikkeling, meer financiële middelen voor de biologische sector uit te trekken;

53. wijst erop dat korte, lokale, seizoensgebonden en slimme voedselvoorzieningsketens en andere rechtstreekse afzetmogelijkheden, zoals boerenmarkten, voor biologische landbouwers en plaatselijke economieën een mogelijkheid inhouden om het gebied van het milieu en het dierenwelzijn winst te boeken, én om een inkomen te genereren, werkgelegenheid te behouden en te scheppen, de vitaliteit van het platteland te garanderen, en de kloof te dichten tussen producenten en consumenten in de EU; merkt op dat marktontwikkeling essentieel is voor de duurzame ontwikkeling van de biologische sector;

54. verzoekt de lidstaten voldoende middelen toe te wijzen voor investeringen die de ontwikkeling van korte voedselketens vereenvudigen, zoals in uitbreiding van het aantal mobiele slachthuizen of verwerkingsfaciliteiten op landbouwbedrijven; is van mening dat in het kader van openbare aanbestedingsprocedures de voorkeur moet worden gegeven aan lokale toeleveringsketens; benadrukt dat de focus op lokale productie en korte ketens niet tot bijkomende belemmeringen op de interne markt van de EU moet leiden;

55. verzoekt de Commissie en de lidstaten actief bij te dragen aan een betere structurering van biologische toeleveringsketens en aan de capaciteitsopbouw van organisaties van biologische producenten; dringt er bij de lidstaten op aan “sectoraal optreden” en alle beschikbare maatregelen te gebruiken om de organisatie van biologische producenten in alle relevante sectoren te verbeteren, en ze bij te staan in het geval van een tijdelijke overproductie;

56. merkt op dat biologische landbouwbedrijven, die een kleinere productie in termen van volume hebben en dus duurder zijn, een slechtere onderhandelingspositie kunnen hebben voor commerciële overeenkomsten en derhalve bijzonder kwetsbaar kunnen zijn voor oneerlijke handelspraktijken, met name in de vorm van late betalingen voor bederfelijke goederen, annuleringen op het laatste moment of het dwingen van leveranciers om te betalen voor niet verkochte en verspilde producten; onderstreept de noodzaak van duidelijke contractuele voorwaarden en een eerlijke erkenning van het werk van landbouwproducenten, en is van oordeel dat instrumenten zoals toeleveringsketencontracten moeten worden bevorderd;

57. is verheugd over de steun van de Commissie voor de ontwikkeling van biodistricten - ook wel aangeduid als ecoregio’s - in de lidstaten, aangezien deze multifunctioneel van aard zijn, korte toeleveringsketens bevorderen en synergieën tot stand brengen, waaronder tussen landbouwers, consumenten, de verwerkende sector, detailhandelaren, de horeca en de cateringsector, en culturele ondernemingen; verzoekt de Commissie de lidstaten informatie te verstrekken over de instrumenten die zij kunnen gebruiken om de ontwikkeling van biodistricten te bevorderen, met name in stedelijke gebieden; merkt op dat hun succes afhankelijk is van een sterke regionale integratie en de betrokkenheid van lokale en regionale overheden;

58. wijst erop dat het van fundamenteel belang is de gestructureerde uitwisseling van kennis en beste praktijken op het gebied van biologische landbouw tussen de lidstaten en landbouwers uit te breiden; onderstreept de voordelen van intensievere samenwerking tussen wetenschappers, landbouwuniversiteiten en de bredere onderwijssector, adviesbureaus en consultants, landbouwers en hun verenigingen en organisaties, en de samenleving; benadrukt de belangrijke rol die de onafhankelijke landbouwbedrijfsadviesdiensten die de lidstaten in hun strategische plannen in het kader van het GLB moeten opnemen, moeten spelen bij de ontwikkeling van de biologische productie, en benadrukt dat daarvoor voldoende financiële middelen moeten worden gereserveerd;

59. merkt op dat in het verslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek getiteld “Modeling environmental and climate ambition in the agricultural sector with the CAPRI model”[8] wordt aangegeven dat de productiviteit van de biologische landbouw en het nutriëntenbeheer moeten worden verbeterd, hetgeen mogelijk is op basis van - onder andere - precisielandbouw, nieuwe digitale technologieën en andere innovatieve technieken;

60. merkt op dat innovatieve digitale instrumenten het potentieel hebben om de transparantie en traceerbaarheid aanzienlijk te vergroten, en zo fraude en illegale productiemethoden te bestrijden, en het consumentenvertrouwen te vergroten; moedigt de Commissie derhalve aan te zorgen voor een bredere uitrol van digitale technologieën, zoals via de strategische GLB-plannen, waaronder precisielandbouw en blockchain, in de biologische landbouw; benadrukt evenwel dat deze technologieën een aanvulling vormen op de systemische duurzaamheidsbenadering van de biologische landbouw en dat de privacy, de winstgevendheid en de onafhankelijkheid van landbouwers in verband met gegevens gewaarborgd moeten zijn;

De bijdrage van de biologische landbouw aan duurzaamheid vergroten

61. wijst eens te meer op het belang van onderzoek en innovatie voor de duurzaamheid van de sector biologische landbouw en voor het voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen met betrekking tot biodiversiteit, klimaatverandering en de aanpassing daaraan, dierenwelzijn en het efficiënt gebruik van hulpbronnen, en verwelkomt het dat de Commissie van plan is financiering van Horizon Europa te gebruiken voor het verwezenlijken van deze doelstellingen; wijst er in dit verband op dat onderzoek en innovatie nodig zijn om de overstap op biologische landbouw - met inbegrip van biologische veeteelt - aan te moedigen, om alternatieven te vinden voor bepaalde “inputs” bij zowel de landbouw als de verwerking, teneinde de opbrengsten te vergroten en te zorgen voor een grotere beschikbaarheid van de noodzakelijke eiwithoudende voeders, vitaminen, gewasbeschermingsmiddelen, met name biologische, meststoffen en genetische hulpbronnen, en om robuuste landbouwsystemen verder te ontwikkelen en de weerbaarheid tegen droogte, plagen en ziekten te vergroten; verzoekt de Commissie de samenwerking tussen onderzoeksgemeenschappen die zich bezighouden met biologische en conventionele voeding en landbouw te stimuleren en te bevorderen, met name via het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP-AGRI);

62. moedigt ertoe aan gebruik te maken van een op de wetenschap gebaseerde benadering van bodemvruchtbaarheid, en wijst op de noodzaak van het ontwikkelen, aanvaarden en promoten van innovaties aangaande nieuwe plantaardige nutriëntenbronnen in de biologische landbouw, met inbegrip van meer recycling van nutriënten middels passende verwerking en scheiding van nutriënten en, waar geschikt en passend, meststoffen die zijn geproduceerd uit hernieuwbare bronnen, zoals biomassa-afval en dierlijke meststoffen, teneinde tekorten aan nutriënten op de lange termijn te vermijden; herinnert aan het belang van dierlijke mest als biologische meststof, en moedigt het duurzame gebruik ervan in de teeltcyclus aan; verzoekt de Commissie nieuwe gerecycleerde materialen die essentiële plantaardige nutriënten bevatten (fosfor, kalium, en stikstof) te beoordelen met het oog op opname in de toekomst op de lijst van externe productiemiddelen van Verordening (EU) 2018/848, overeenkomstig de beginselen van biologische landbouw en houdende waarborgen betreffende kwaliteit, veiligheid en consumentenvertrouwen;

63. pleit voor meer onderzoek naar en voorlichting over de potentiële baten van het gebruik van biostimulanten van planten en bodemverbeteraars van biologische oorsprong in de biologische landbouw en de bijdrage die deze kunnen leveren aan de opname van nutriënten en hogere rendementen binnen dit productiemodel, teneinde hun bredere uitrol te bevorderen en te helpen de kloof tussen biologische en conventionele opbrengsten te dichten; geeft aan dat het bevorderen van het gebruik van een adequate, voor het landbouwbedrijf specifieke combinatie van verschillende externe nutriënten, naast biologische stikstoffixatie, een oplossing zou kunnen zijn voor de uitdaging van de onevenwichtigheden in nutriëntenbudgetten in biologische landbouwsystemen;

64. wijst op de dringende noodzaak van de ontwikkeling van de productie van biologische plantaardige eiwitten en van het stimuleren van de productie van biologische peulvruchten, ook in voedersystemen, in de Europese Unie, om de afhankelijkheid van de biologische sector van importen te beperken; dringt er bij de Commissie op aan een speciaal strategisch plan in dit verband op te stellen;

65. is ingenomen met de bijdrage van de biologische landbouw aan de beperking van het gebruik van synthetische pesticiden, en verzoekt de Commissie om, wanneer zij de nieuwe wetgeving formuleert inzake het duurzame gebruik van pesticiden, een definitie op te nemen van biologische gewasbeschermingsmiddelen en de beschikbaarheid van dit soort middelen en van natuurlijke stoffen te vergroten, die over potentieel voor een veel bredere inzet beschikken, door het proces van beoordeling en vergunningverlening te verbeteren en te versnellen;

66. herinnert de Commissie en de lidstaten aan de resolutie van het Parlement over biologische pesticiden met een laag risico[9] van 15 februari 2017, en beklemtoont dat steun moet worden gegeven aan de ontwikkeling van veilige, doeltreffende en betaalbare alternatieve gewasbeschermingsmiddelen, en dat het bredere gebruik daarvan moet worden bevorderd, in het bijzonder door zowel de vergunningprocedure voor basisstoffen te vereenvoudigen als hun gebruik te bevorderen, als belangrijk element van de ontwikkeling van biologische productie; onderstreept dat het noodzakelijk is om de voorwaarden te scheppen voor gelijke toegang tot biologische gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in de lidstaten; benadrukt dat residuen van pesticiden, die in het milieu aanwezig zijn, ook gevolgen kunnen hebben voor biologische producten;

67. geeft aan dat biologische landbouwers, die garanderen dat bij de productie hoge milieunormen in acht worden genomen, niet verantwoordelijk moeten worden gehouden voor risico’s waar zij geen invloed op hebben, en roept de Commissie op nader in te zetten op harmonisatie van de omgang met pesticidenresiduen;

68. benadrukt het belang van voldoende beschikbaar biologisch zaad van hoge kwaliteit, heterogeen materiaal en hoogproductieve plantenrassen, lokale rassen en lokaal aangepaste rassen; wijst op hun potentieel om de bestendigheid tegen plantenziekten en de gevolgen van klimaatverandering te verbeteren; moedigt de Commissie en de lidstaten aan zich meer in te spannen, waaronder door middel van specifieke acties, om de werking van de markt voor biologisch zaaigoed te verbeteren, en is van mening dat overgangsperioden nuttig zouden kunnen zijn om dit te bereiken; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat voldoende financiële middelen worden toegewezen voor onderzoek naar biologische zaden en biologische veeteelt;

69. wijst in het bijzonder op het belang van steunprogramma’s voor het behoud en de selectie van lokale rassen die, gezien hun robuustheid, bijzonder geschikt zijn voor de biologische landbouw; benadrukt de noodzaak van ondersteuning van traditionele methoden voor het telen van gewassen voor de ontwikkeling van gezonde en veerkrachtige rassen, alsook op de noodzaak van moderne, duurzame en innovatieve methoden bij de ontwikkeling van nieuwe biologische zaden en landbouwpraktijken, waarbij een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu in stand wordt gehouden;

70. benadrukt in dit verband de rol die wetenschappelijke innovaties op het gebied van de ontwikkeling van rassen kunnen spelen, in het bijzonder voor vergroting van de veerkracht van rassen, bevordering van de diversiteit van de genetische bronnen en versterking van de voedselproductiesystemen, en herinnert eraan dat het gebruik van genetisch gemodificeerde zaden in de biologische landbouw niet toegestaan is;

71. steunt het voornemen van de Commissie om de analysen van de EU-waarnemingsposten voor de markt uit te breiden naar biologische producten; wijst erop dat het van belang is om grotere hoeveelheden nauwkeurige en actuele gegevens, ook op regionaal niveau, over de biologische sector te verzamelen en de beschikbaarheid ervan te verbeteren, teneinde beter inzicht te krijgen in de milieu-, economische en sociale gevolgen daarvan;

72. is van oordeel dat dit ook gegevens moet omvatten over de bijdrage van de sector aan milieuduurzaamheid, naast gegevens over de productie, de verwerking, de consumptie, waaronder in de horeca en openbare kantines, over de handel binnen de EU en met derde landen, en over prijzen aan boer en de detailhandelsprijzen, consumentenvoorkeuren, de structuur van toeleveringsketens, de toegevoegde waarde en het aandeel van landbouwers in de toeleveringsketens; is ervan overtuigd dat deze gegevens essentieel zijn voor het ontwikkelen en monitoren van EU-beleid inzake biologische productie en voor het nemen van maatregelen voor het aanpakken van onevenwichtigheden in verband met vraag en aanbod, om consumptie- en productietrends te evalueren, en om de transparantie en het vertrouwen in de biologische sector te vergroten;

73. erkent het potentieel van een gemeenschappelijke Europese gegevensruimte voor de landbouw om de kennis van de consument uit te breiden, zijn vertrouwen te vergroten, en te zorgen voor betere traceerbaarheid in de biologische toeleveringsketen; benadrukt dat het voor het stimuleren van de vraag van essentieel belang is de behoeften van de consument middels relevante beoordelingen in kaart te brengen; verzoekt de lidstaten beter te communiceren over de economische resultaten van de biologische sector; verzoekt de Commissie alomvattende studies en impactanalyses uit te voeren naar de effecten die een toename van biologische landbouw zou hebben op enerzijds de klimaatverandering en anderzijds de voedselzekerheid in de Europese Unie;

 

°

° °

74. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.


 

TOELICHTING

Op 25 maart 2021 heeft de Commissie het EU-actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie (BAP) bekendgemaakt, dat werd aangekondigd in de “van boer tot bord”-strategie en de strategie inzake biodiversiteit. Daarin heeft de Commissie een streefcijfer vastgesteld voor het aandeel van de biologische landbouw in het landbouwareaal van de EU en voorziet zij een aanzienlijke toename van de biologische aquacultuur voor 2030. Deze strategieën maken deel uit van de Europese Green Deal, de beleidsagenda van de Commissie voor een duurzaam, klimaatneutraal Europa tegen 2050. De commissie AGRI heeft besloten een initiatiefverslag over dit actieplan op te stellen.

 

In het BAP wordt benadrukt dat de biologische landbouw, door hoogwaardige levensmiddelen met beperkte milieueffecten te produceren, samen met andere duurzame landbouwmethoden een essentiële rol zal spelen in de ontwikkeling van een duurzaam voedselsysteem in de EU. In het BAP worden concrete acties uiteengezet die de hele toeleveringsketen bestrijken, van de voedselproductie tot de consumptie ervan.

 

Het BAP is onderverdeeld in drie onderling verbonden assen waarmee wordt beoogd de duurzaamheidsdoelstellingen van de Green Deal te verwezenlijken: 1. de vraag stimuleren en het vertrouwen van consumenten winnen; 2. omschakeling stimuleren en de hele waardeketen versterken; 3. de bijdrage van de biologische landbouw aan de ecologische duurzaamheid vergroten. De drie assen zullen worden ondersteund door 23 acties, waarbij enkele van de acties van het BAP voor de periode 2014-2020 worden voortgezet, alsmede een reeks nieuwe acties wordt voorgesteld en verschillende financieringsbronnen beschikbaar worden gemobiliseerd. Er staat een tussentijdse evaluatie van het BAP gepland voor 2024 en er is een jaarlijkse “EU-biodag” ingesteld, die op 23 september zal worden gehouden.

 

Gecertificeerde biologische producten zijn over het algemeen duurder dan hun conventionele tegenhangers, aangezien biologische productie vaak hogere productiekosten met zich meebrengt en dus hogere marktprijzen vergt om die kosten terug te verdienen. Dit kan een belemmering vormen voor de uitbreiding van de biologische sector, maar vormt tegelijkertijd een economische voorwaarde voor de voortzetting van en de verdere omschakeling naar biologische landbouw.

In 2019 nam het totale landbouwareaal in de EU waarop biologische landbouw wordt bedreven toe tot 13,8 miljoen hectare, hetgeen momenteel 8,5 % van de totale oppervlakte cultuurgrond van de EU vertegenwoordigt. De omvang van de biologische productie verschilt aanzienlijk per lidstaat; het landbouwareaal waarop biologische landbouw wordt bedreven, varieert van 0,5 % tot 26 % van het totale areaal. De biologische doelstelling van de EU voor 2030 vergt een aanzienlijke groei van de biologische sector binnen slechts acht jaar, waardoor de lidstaten zich voor de uitdaging gesteld zien om hun ambities op het gebied van biologische landbouw bij te stellen.

Om de lidstaten de mogelijkheid te bieden op maat gesneden nationale BAP’s op te stellen, die fungeren als een ondersteunend instrument bij de verwezenlijking van hun nationale ambities op het gebied van de biologische landbouw in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), moet het BAP van de EU de juiste instrumenten, stimulansen, flexibiliteit en balans bieden om in te spelen op de verschillende omstandigheden in de verschillende regio’s van Europa.

 

Het BAP van de EU moet een holistische aanpak nastreven die voortbouwt op de multifunctionele effecten van biologische landbouw en economische, ecologische en sociale duurzaamheid op gelijke wijze bevordert, en die de lidstaten stimuleert en mobiliseert om hun eigen nationale BAP’s te ontwikkelen met concrete, termijngebonden acties. Deze nationale BAP’s moeten acties omvatten die gericht zijn op ondersteuning van de gehele biologische toeleveringsketen, het bevorderen van groene overheidsopdrachten (GPP), het versterken van het vermogen om marktontwikkelingen te sturen en het bijstaan van landbouwers bij de omschakeling naar en de invoering van beste praktijken in de biologische landbouw, naast andere maatregelen die afgestemd zijn op de behoeften van de lidstaten.

 

Bovenal moet de ontwikkeling en de groei van de biologische sector in de EU gepaard gaan met marktgestuurde en holistische ontwikkelingen in de toeleveringsketen, waaronder maatregelen die de vraag naar biologische levensmiddelen verder stimuleren en het vertrouwen van de consument winnen. Overproductie van biologische producten zou kunnen leiden tot een daling van de prijzen voor biologische producten, hetgeen biologische landbouwers in de EU uiteindelijk economisch zou kunnen verzwakken en hun motivatie om over te schakelen op biologische productie zou kunnen verminderen, met als gevolg dat de klimaat- en milieudoelstellingen van de Green Deal niet in de gewenste mate zouden worden verwezenlijkt. Derhalve moet de verwachte toekomstige toename van het aanbod van biologische levensmiddelen kunnen rekenen op een navenant grote vraag, zodat de toekomstige rentabiliteit van de biologische markt en de biologische landbouw in de EU gewaarborgd blijft.

 

De vraag stimuleren en het vertrouwen van de consument winnen

 

Om het BAP in staat te stellen zijn functie als ondersteunend instrument voor de respectieve GLB-ambities van de lidstaten op het gebied van de biologische landbouw te vervullen, moet er een toereikend GLB-budget beschikbaar worden gesteld om op nationaal niveau stimulansen voor landbouwers te creëren om op biologische landbouwmethoden over te schakelen en daarmee door te gaan, in de vorm van maatregelen voor plattelandsontwikkeling, nieuw ingevoerde ecoregelingen, of een combinatie daarvan. De steun van de lidstaten voor generatievernieuwing in de biologische landbouw is in dit verband van cruciaal belang.

 

Het welslagen van het BAP zal ook afhangen van een grotere betrokkenheid van de particuliere sector bij het stimuleren van de vraag, vooral in landen met minder ontwikkelde biologische markten en productie.

 

Hogere ambities met betrekking tot groene overheidsopdrachten (GPP) in de lidstaten kunnen de vraag naar biologische producten doen toenemen en een stimulans vormen om de doelstellingen inzake biologische landbouw te halen. De Commissie moet het goede voorbeeld geven en GPP-criteria toepassen in de kantines, restaurants en bars van de EU‑instellingen en -agentschappen. Het onderzoeken van de huidige structurele en logistieke belemmeringen voor de bredere toepassing van GPP-criteria door de lidstaten en het aandragen van oplossingen is een andere belangrijke taak voor de Commissie, waarmee kan worden bijgedragen aan de toekomstige ontwikkeling van de biologische consumptie. De lidstaten moeten ook de distributie van biologische producten opnemen in de EU‑schoolregeling.

 

Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat de consumenten in staat zijn om bij de aankoop van levensmiddelen weloverwogen keuzes te maken. Om de aankoopbeslissingen van de consument te kunnen beïnvloeden, is het essentieel om het EU-logo voor biologische producten verder te promoten, aangezien dat moet dienen als waarborg voor belangrijke aspecten van het regelgevingskader van de EU voor biologische producten, met name de gemeenschappelijke normen, de certificering, een degelijke handhaving en duidelijke etikettering.

 

Consumenten die biologische levensmiddelen kopen, hebben bepaalde verwachtingen omtrent de kwaliteit ervan en vertrouwen op certificeringsorganisaties en biologische controles om deze kwaliteit te verifiëren en informatie te verstrekken over de oorsprong van biologische producten. Wantrouwen in het EU-proces voor de certificering van biologische producten en twijfels over het EU-logo voor biologische producten kunnen de pogingen om de biologische sector verder te versterken, blijvend schaden. Transparantie is derhalve voor consumenten van cruciaal belang; dit vereist verplichte controles door onafhankelijke controle-instanties. Gezien de complexiteit van de biologische toeleveringsketen is het van essentieel belang dat de Commissie, de lidstaten en belanghebbenden zich actief inzetten om na te gaan hoe de bestaande certificerings- en controlemechanismen robuuster kunnen worden gemaakt teneinde fraude bij de biologische productie en handel, zowel in de EU als in derde landen, te voorkomen, en om extra administratieve lasten en kosten voor landbouwers te vermijden. Hier moeten IT-oplossingen bij worden gebruikt.

 

Voor een maximale ontwikkeling van de biologische sector is de betrokkenheid van lokale en regionale overheden van cruciaal belang. Lokale en regionale vertegenwoordigers hebben vaak een duidelijk beeld van de tekortkomingen in hun regio of gemeenschap en kunnen bepalen waar ruimte is voor verbetering en kunnen concrete maatregelen bepalen. Steden, gemeenten en regio’s spelen een steeds waardevollere rol bij het ondersteunen van de structurering van de biologische sector op het gebied van productie, logistiek en handel of bij het faciliteren van georganiseerde samenwerking tussen producenten en consumenten. Bewustmakings- en voorlichtingsactiviteiten, alsmede de ontwikkeling van educatieve programma’s voor kleuteronderwijs en scholen, met inbegrip van bezoeken aan biologische landbouwbedrijven om een sterkere band met de landbouw en de waarde van voedsel te ontwikkelen, kunnen nuttige acties zijn om consumenten en toekomstige consumenten op lokaal niveau voor te lichten.

 

In sommige delen van de EU neemt de biologische productie sneller toe dan de markt voor biologische levensmiddelen zich ontwikkelt. Maatregelen om de uitvoer van biologische producten uit de EU te bevorderen, kunnen noodzakelijk worden teneinde overproductie te voorkomen en de winstgevendheid van de biologische markt en de biologische landbouw in de EU veilig te stellen.

 

Als de EU haar mogelijkheden om mondiale normen voor duurzame landbouw vast te stellen, wil benutten, dan zijn voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s voor biologische producten uit de EU en een grotere bekendheid en erkenning van het EU-logo voor biologische producten in derde landen van belang; dit logo biedt de consument namelijk garanties met betrekking tot de duurzaamheid, de kwaliteit en de kenmerken van de producten en de gebruikte productieprocessen.

 

Biologische aquacultuur is een relatief jonge sector met een aanzienlijk groeipotentieel, en de lidstaten en belanghebbenden moeten ervoor zorgen dat de ontwikkeling ervan wordt versneld.

 

Omschakeling stimuleren en de hele waardeketen versterken

 

In een evenwichtige marktsituatie bieden korte en lokale voedselvoorzieningsketens die ook rekening houden met het seizoensgebonden karakter van producten, alsmede rechtstreekse afzetmogelijkheden – waar mogelijk – grote potentiële economische en milieuvoordelen aan biologische landbouwers en plattelandseconomieën, door inkomens zeker te stellen en werkgelegenheid te scheppen, en tegelijkertijd bij te dragen aan het dierenwelzijn en de bescherming van het milieu, de biodiversiteit en het klimaat.

 

De ontwikkeling van biodistricten in de lidstaten creëert synergieën tussen landbouwers, consumenten, de horeca en culturele ondernemingen, aangezien zij multifunctioneel van aard zijn en het economisch en sociaal-cultureel potentieel van een regio bevorderen. Bestaande netwerken moeten worden aangemoedigd om het aantal betrokken dorpen en steden uit te breiden.

 

Om de omschakeling te stimuleren en de gehele waardeketen te versterken, is het van fundamenteel belang dat de gestructureerde uitwisseling van kennis en beste praktijken op het gebied van biologische landbouw tussen de lidstaten en landbouwers wordt uitgebreid, en dat de landbouwbedrijfsadviesdiensten worden versterkt. Nauwere samenwerking tussen wetenschappers, adviesbureaus, de onderwijssector, landbouwers en de samenleving is gunstig voor de ontwikkeling van de biologische sector.

 

Het gebruik van digitale technologieën, waaronder precisielandbouw en blockchain, kan een rol spelen bij de ontwikkeling van de biologische landbouw. Er is sprake van een steeds grotere kloof in het gebruik van technologie tussen kleine en grote ondernemingen, verwerkende bedrijven en landbouwbedrijven, die per lidstaat verschilt. De aanpassing van grootschalige technologieën en digitale oplossingen aan kleinschalige biologische, verwerkende en landbouwbedrijven, alsmede innovatieve maatwerkoplossingen voor kleinschalige productie kunnen een positief effect hebben op de biologische productie, bijvoorbeeld wat betreft het efficiënt gebruik van hulpbronnen.

 

De bijdrage van de biologische landbouw aan duurzaamheid vergroten

 

De aanzienlijke uitbreiding van het landbouwareaal in de EU dat voor biologische landbouw wordt gebruikt, moet zorgvuldig worden begeleid, bevorderd en ondersteund met een sterk onderzoeks- en innovatiebeleid. De bestaande belemmeringen en beperkingen moeten worden weggenomen. Om de beperkingen in de biologische landbouw, zoals de beschikbaarheid van biologisch eiwitvoer, vitaminen, gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en genetische hulpbronnen, te overwinnen en om te bevorderen dat aan de maatschappelijke verwachtingen inzake dierenwelzijn en het efficiënt gebruik van hulpbronnen wordt voldaan, is dringend behoefte aan onderzoek en innovatie. Door het oormerken van Horizon Europa-financiering en het stimuleren en bevorderen van de samenwerking tussen onderzoeksgemeenschappen die zich bezighouden met biologische en conventionele voeding en landbouw, zodat zij van elkaar kunnen leren, kan de bijdrage van de biologische landbouw aan duurzaamheid aanzienlijk worden verbeterd.

 

Zo hebben we bijvoorbeeld voldoende beschikbaar biologisch zaaigoed van hoge kwaliteit, heterogeen materiaal en hoogproductieve plantenrassen nodig die beter bestand zijn tegen plantenziekten en de gevolgen van de klimaatverandering. Verder moeten er alternatieve gewasbeschermingsmiddelen en -methoden worden gezocht en bevorderd, aangezien het marktsegment voor natuurlijke middelen klein en minder winstgevend is en het registratieproces duur en tijdrovend is. De Commissie en de lidstaten moeten zich meer inspannen voor een betere werking van de markt voor biologisch zaaigoed en biologische gewasbeschermingsmiddelen en moeten overgangsperioden toestaan voor de totstandbrenging en ontwikkeling daarvan.

 

De intensievere verzameling en beschikbaarheid van nauwkeurige, actuele en vergelijkbare gegevens over de biologische sector speelt een belangrijke rol bij de verdere ontwikkeling daarvan. Met name gegevens over de productie, de consumptie en de handel binnen de EU en met derde landen, alsmede over de resultaten op het gebied van duurzaamheid, met inbegrip van prijzen aan boer en detailhandelsprijzen, consumentenvoorkeuren, de structuur van de toeleveringsketens, de toegevoegde waarde en het aandeel van landbouwers in de toeleveringsketens, zijn noodzakelijk om het EU-beleid inzake biologische productie te monitoren en vorm te geven, en om consumptie- en productietrends te beoordelen. De ecologische, economische en sociale effecten van de biologische sector van de EU kunnen op deze manier zichtbaar worden gemaakt en het vertrouwen in de biologische producten van de EU kan worden vergroot door de transparantie van de gegevens te verbeteren. Het voornemen van de Commissie om de analysen van de waarnemingsposten voor de EU-markt uit te breiden naar biologische producten moet dan ook worden toegejuicht.

 

Kortom, regionaal en in harmonie met de natuur geproduceerd voedsel van hoge kwaliteit is belangrijk voor de levenskwaliteit van de Europese burger en voor de bescherming van het milieu, de biodiversiteit en het klimaat. Dat is waar biologische landbouw voor staat. Wij geven het biologische model meer ruimte in Europa, zonder daarbij het potentieel van andere duurzame landbouwmethoden om bij te dragen aan de doelstellingen van de Green Deal te veronachtzamen.


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.3.2022

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

45

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Mazaly Aguilar, Clara Aguilera, Atidzhe Alieva-Veli, Álvaro Amaro, Attila Ara-Kovács, Carmen Avram, Adrian-Dragoş Benea, Benoît Biteau, Mara Bizzotto, Daniel Buda, Isabel Carvalhais, Asger Christensen, Angelo Ciocca, Dacian Cioloş, Paolo De Castro, Jérémy Decerle, Salvatore De Meo, Herbert Dorfmann, Luke Ming Flanagan, Dino Giarrusso, Martin Häusling, Martin Hlaváček, Elsi Katainen, Camilla Laureti, Gilles Lebreton, Julie Lechanteux, Norbert Lins, Chris MacManus, Colm Markey, Marlene Mortler, Ulrike Müller, Bronis Ropė, Bert-Jan Ruissen, Anne Sander, Petri Sarvamaa, Simone Schmiedtbauer, Annie Schreijer-Pierik, Marc Tarabella, Veronika Vrecionová, Sarah Wiener

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Anna Deparnay-Grunenberg, Anja Hazekamp, Tonino Picula, Michaela Šojdrová, Tom Vandenkendelaere

 


HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

45

+

ECR

Mazaly Aguilar, Bert-Jan Ruissen, Veronika Vrecionová

ID

Mara Bizzotto, Angelo Ciocca, Gilles Lebreton, Julie Lechanteux

NI

Dino Giarrusso

PPE

Álvaro Amaro, Daniel Buda, Salvatore De Meo, Herbert Dorfmann, Norbert Lins, Colm Markey, Marlene Mortler, Anne Sander, Petri Sarvamaa, Simone Schmiedtbauer, Annie Schreijer-Pierik, Michaela Šojdrová, Tom Vandenkendelaere

Renew

Atidzhe Alieva-Veli, Asger Christensen, Dacian Cioloş, Jérémy Decerle, Martin Hlaváček, Elsi Katainen, Ulrike Müller

S&D

Clara Aguilera, Attila Ara-Kovács, Carmen Avram, Adrian-Dragoş Benea, Isabel Carvalhais, Paolo De Castro, Camilla Laureti, Tonino Picula, Marc Tarabella

The Left

Luke Ming Flanagan, Anja Hazekamp, Chris MacManus

Verts/ALE

Benoît Biteau, Anna Deparnay-Grunenberg, Martin Häusling, Bronis Ropė, Sarah Wiener

 

0

-

 

0

0

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

 

Laatst bijgewerkt op: 28 april 2022
Juridische mededeling - Privacybeleid