VERSLAG over de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid met een balans van de werking van de EDEO en een pleidooi voor een sterkere EU in de wereld
6.3.2023 - (2021/2065(INI))
Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Urmas Paet
ONTWERPAANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT
aan de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid met een balans van de werking van de EDEO en een pleidooi voor een sterkere EU in de wereld
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 21, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waarin is bepaald dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de Raad en de Commissie moet bijstaan om zorg te dragen voor de samenhang tussen de verschillende onderdelen van het externe optreden van de Unie,
– gezien artikel 21, lid 1, VEU, waarin is bepaald dat het internationaal optreden van de Unie moet berusten en gericht moet zijn op de wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen,
– gezien artikel 26, lid 2, VEU, waarin is bepaald dat de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid moeten toezien op de eenheid, de samenhang en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie,
– gezien artikel 35 VEU, waarin is bepaald dat de diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie moeten bijdragen tot de uitvoering van het recht op bescherming van de burgers van de Unie op het grondgebied van derde landen,
– gezien artikel 36 VEU, waarin is bepaald dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid het Parlement regelmatig moet raadplegen over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, het Parlement moet informeren over de ontwikkeling van de beleidsmaatregelen en erop moet toezien dat de opvattingen van het Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen,
– gezien artikel 42 VEU, dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de bevoegdheid verleent om voorstellen te doen op het gebied van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, waaronder begrepen het opzetten van missies, met gebruikmaking van zowel nationale middelen als middelen van de Unie,
– gezien artikel 167, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin is bepaald dat de Unie de samenwerking tussen de lidstaten moet aanmoedigen en zo nodig hun activiteiten op het gebied van de verbetering van de kennis en verbreiding van de cultuur en de geschiedenis van de Europese volkeren, de instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang, de culturele uitwisseling op niet-commerciële basis en het scheppend werk op artistiek en literair gebied, mede in de audiovisuele sector, moet ondersteunen en aanvullen,
– gezien artikel 167, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin is bepaald dat de Unie en de lidstaten de samenwerking met derde landen en met de inzake cultuur bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa, moet bevorderen,
– gezien het besluit van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden[1] (hierna het “EDEO-besluit” genoemd), en met name artikel 9 en artikel 13, lid 3, waarin is bepaald dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid uiterlijk medio 2013 een evaluatie van de organisatie en de werking van de EDEO had moeten uitvoeren, waarin onder andere zou worden ingegaan op de uitvoering van artikel 6, leden 6 en 8, van het EDEO-besluit met betrekking tot geografisch evenwicht, en die in voorkomend geval vergezeld zou gaan van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van het besluit,
– gezien de conclusies van de Raad over vrouwen, vrede en veiligheid van 14 november 2022,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over politieke verantwoording van 20 juli 2010[2],
– gezien zijn aanbeveling van 13 juni 2013 aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie, de Raad en de Commissie over de evaluatie in 2013 van de organisatie en het functioneren van de EDEO[3],
– gezien de openingstoespraak van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie tijdens de jaarlijkse conferentie van EU-ambassadeurs in 2022,
– gezien zijn aanbeveling van 23 november 2022 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betreffende de nieuwe uitbreidingsstrategie van de EU[4],
– gezien zijn resolutie van 18 januari 2023 over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – jaarverslag 2022[5] en zijn resolutie van 18 januari 2023 over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid – jaarverslag 2022[6],
– gezien het actieplan van de EU inzake vrouwen, vrede en veiligheid 2019-2024 van 5 juli 2019,
– gezien het strategisch kompas voor veiligheid en defensie van de EU, dat op 21 maart 2022 werd aangenomen,
– gezien artikel 118 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0045/2023),
A. overwegende dat in de Verdragen wordt verduidelijkt dat de rol van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) erin bestaat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie bij te staan en samen te werken met de diplomatieke diensten van de lidstaten[7]; overwegende dat de EDEO door de Commissie bij de uitoefening van haar taken moet worden geraadpleegd over aangelegenheden die verband houden met het extern optreden van de EU;
B. overwegende dat de EU ter verwezenlijking van de strategische doelstelling om haar mondiale leidersrol te ontwikkelen, het voortouw moet blijven nemen bij de versterking van multilaterale partnerschappen voor mondiale prioriteiten, met name haar partnerschap met de VN en haar brede en open samenwerking met de NAVO, andere gelijkgestemde landen en internationale organisaties, onder meer door te streven naar een betere, nog bredere, coherentere en meer open samenwerking met de NAVO, alsook bij de wereldwijde bescherming en bevordering van vrijheid, democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten;
C. overwegende dat de tijd rijp is om de besluitvorming van de EU te hervormen om zo ten volle en doeltreffender gebruik te maken van de “hard power”- en “soft power”-instrumenten van de EU, onder meer door zonder verder uitstel besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen in te voeren op bepaalde terreinen van het buitenlands beleid van de EU, zoals sancties, mensenrechten en de bescherming van het internationaal recht, met uitzondering van besluiten tot instelling van militaire missies of operaties met een uitvoerend mandaat in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), waarvoor eenparigheid van stemmen vereist moet blijven, en hierbij tegelijkertijd te zorgen voor een coherente koppeling tussen het externe en interne optreden van de EU;
D. overwegende dat de EU stappen moet blijven zetten in de richting van een eigen en autonome Europese diplomatie op alle gebieden, waaronder publieks-, culturele, economische, klimaat-, digitale en cyberdiplomatie, onder leiding van een diplomatieke dienst van de EU die gefundeerd wordt door een gemeenschappelijke diplomatieke cultuur op basis van een EU-perspectief;
E. overwegende dat het van het grootste belang is om de internationale culturele betrekkingen en de culturele diplomatie van de EU te versterken als brug waarmee wederzijds begrip en betrekkingen wereldwijd kunnen worden bevorderd, aangezien deze een nuttig diplomatiek instrument voor de EU en een fundamenteel onderdeel van haar “soft power” zijn geworden;
F. overwegende dat wereldwijde geopolitieke en humanitaire crises aantonen dat de EU geloofwaardige informatie uit de eerste hand over bestaande en mogelijke externe bedreigingen voor de EU moet verkrijgen, zodat zij snel en doeltreffend kan reageren en haar belangen in het buitenland beter kan beschermen;
G. overwegende dat het externe optreden van de Unie en de EDEO moeten worden versterkt met eigen, autonome en permanente EU-instrumenten en -middelen voor buitenlandse zaken, bescherming en bevordering van de mensenrechten, en veiligheid en defensie, zodat de Unie een volwaardige en geloofwaardige mondiale speler kan worden, haar doelstellingen beter kan nastreven en verwezenlijken en wereldwijd haar waarden beter kan verdedigen;
H. overwegende dat de rol van de EDEO de kern vormt van de uitvoering van het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid van de EU en dat de EDEO het voortouw moet nemen voor een bredere aanpak waarbij ook de directoraten-generaal van de Commissie betrokken worden, zoals onder andere het directoraat-generaal Internationale Partnerschappen (DG INTPA) en het directoraat-generaal Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen (DG NEAR); overwegende dat de VV/HV in zijn toespraak tijdens de jaarlijkse conferentie van EU-ambassadeurs in 2022 op tekortkomingen in de diplomatieke dienst van de EU en het externe beleid van de EU als geheel wees en erop aandrong dat deze tekortkomingen doeltreffend zouden worden aangepakt om de capaciteit, efficiëntie en beleidseffectiviteit van de dienst te versterken; overwegende dat de EDEO te kampen heeft met een kloof tussen verwachtingen en capaciteiten en geen beslissingsbevoegdheden heeft; overwegende dat de EDEO moet worden hervormd om de rol van de EU als een meer proactieve en veerkrachtige speler in de internationale orde te versterken;
I. overwegende dat de hoge vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 9 van het EDEO-besluit moet zorgen voor de algemene politieke coördinatie en de eenheid, samenhang en doeltreffendheid van het externe optreden van de Unie, terwijl de EDEO moet bijdragen aan de programmerings- en beheerscyclus voor de financieringsinstrumenten voor het externe optreden van de EU, met inbegrip van landentoewijzingen en nationale en regionale indicatieve programma’s;
J. overwegende dat de niet-uitgelokte, ongerechtvaardigde en illegale militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne die op 24 februari 2022 is begonnen, een flagrante schending is van het internationaal recht, het VN-Handvest en de beginselen die zijn verankerd in de Slotakte van Helsinki van 1975 en het Memorandum van Boedapest van 1994, en de Europese en mondiale veiligheid en stabiliteit ernstig ondermijnt; overwegende dat deze aanvalsoorlog tegen Oekraïne het veiligheidslandschap in Europa fundamenteel heeft gewijzigd, onder meer doordat de instabiliteit in de buurlanden van de EU hierdoor is toegenomen; overwegende dat deze nieuwe realiteit duidelijk aantoont dat dringend prioriteit moet worden toegekend aan het doeltreffender maken van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU door haar vermogen om op te treden ter bescherming van onze waarden en belangen en ter bevordering van de in artikel 21 VEU verankerde beginselen te vergroten; overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN verschillende resoluties heeft aangenomen waarin de Russische agressie tegen Oekraïne wordt veroordeeld; overwegende dat de bestrijding van straffeloosheid onder hooggeplaatste functionarissen in Rusland en andere actoren die hebben bijgedragen aan de aanvalsoorlog in Oekraïne van vitaal belang is;
K. overwegende dat de EU zich door de veranderingen in de geopolitieke context in de afgelopen jaren, waaronder de COVID-19-pandemie en de Russische agressie in Oekraïne, veel vaker genoodzaakt zag om partnerlanden te mobiliseren en regionale en mondiale allianties te smeden op basis van strategische prioriteiten van de EU, en dat dit heeft aangetoond hoe pover het inzicht in het perspectief van de EU is in partnerlanden wereldwijd en dat er grenzen zijn aan de politieke invloed van de EU;
L. overwegende dat de EU en haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en GVDB in toenemende mate het mikpunt worden van desinformatiecampagnes, hetgeen een robuuster strategisch communicatiebeleid van de EDEO vereist;
M. overwegende dat de vastberadenheid en beslistheid van het Parlement om de Unie en de waarden en beginselen waar zij voor staat – waaronder de beginselen van territoriale integriteit, nationale soevereiniteit en de op regels gebaseerde internationale orde – te beschermen en te verdedigen, gepaard moeten gaan met adequate besluitvormings- en institutionele structuren voor externe en interinstitutionele dialoog en samenwerking, alsook met politieke wil;
N. overwegende dat het beheer van het externe optreden van de EU moet worden hervormd om een gemeenschappelijke diplomatieke EU-cultuur tot stand te brengen, het gebrek aan duidelijkheid te verhelpen en het vertrouwen van de lidstaten te vergroten door gebruik te maken van de pragmatische ruimte die door de recente crises is ontstaan; overwegende dat artikel 24, lid 3, VEU van cruciaal belang is voor de doeltreffendheid van het externe beleid van de EU, aangezien het de lidstaten ertoe verplicht in een geest van loyaliteit en wederzijdse solidariteit hun actieve en onvoorwaardelijke steun aan het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie te geven en het optreden van de Unie op dat gebied te steunen; overwegende dat deze hervormingen de EU in staat moeten stellen zich aan te passen aan de huidige geopolitieke context, de taakverdeling tussen de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie, de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de andere commissarissen die verantwoordelijk zijn voor externe betrekkingen te verduidelijken, de aanhoudende rivaliteit tussen diensten binnen de Commissie te verminderen en de afbakening en bevoegdheidsverdeling tussen de EDEO, de Commissie, de Raad en de structuren van de lidstaten zodanig te omschrijven dat de specifieke rol die in het externe optreden van de EU is toebedeeld aan de hoge vertegenwoordiger adequaat wordt weerspiegeld en overlappingen in het externe optreden van de EU worden voorkomen; overwegende dat er potentieel is om de samenwerkingsrelatie tussen de VV/HV en diens dienst en de voorzitter van de Europese Raad en diens kabinet te verbeteren, hetgeen het vertrouwen van de lidstaten in de rol van de VV/HV, de EDEO en de voorzitter van de Europese Raad kan helpen vergroten;
O. overwegende dat inzicht in de wijze waarop samenlevingen worden gevormd en beïnvloed door religie en andere vormen van geloof essentieel is om in het kader van het externe beleid van de EU daadwerkelijk rekening te houden met de vrijheid van godsdienst; overwegende dat de EU-richtsnoeren over de bevordering en de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in dit verband een belangrijk instrument voor de EDEO vormen; overwegende dat de kennis en het gebruik van deze richtsnoeren door de EU-delegaties kan worden verbeterd, met name om rekening te houden met landspecifieke omstandigheden; overwegende dat er allang een formele evaluatie van de richtsnoeren had moeten plaatsvinden door de Groep rechten van de mens van de Raad (Cohom);
P. overwegende dat de EDEO een sterkere rol en grotere capaciteit moet worden toebedeeld om de strategische koers van de financieringsinstrumenten voor het externe optreden van de EU te bepalen en bij te dragen aan de uitvoering ervan;
Q. overwegende dat de omvang en de personeelsprofielen van de EU-delegaties een afspiegeling moeten vormen van de algemene strategische belangen van de EU, alsook van de specifieke belangen van de EU in ieder partnerland;
1. beveelt de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan:
a) doeltreffende stappen te nemen om de coördinatie en integratie van het buitenlands beleid van de EU en de externe dimensie van het intern beleid van de EU, met name op het gebied van migratie, handel en energie, te verbeteren; ervoor te zorgen dat ontwikkelingssamenwerking, handelsbeleid en veiligheids- en defensiebeleid in samenhang en in overeenstemming zijn met de algemene doelstellingen van het GBVB en het GVDB van de EU zoals vastgelegd in artikel 21 VEU en de geïntegreerde aanpak van de EU van externe conflicten en crises, alsook met de waarden en beginselen waarop de Unie is gegrondvest;
b) de strategische coördinatiestructuur bestaande uit alle relevante commissarissen, de VV/HV, de Commissie en de diensten van de EDEO te versterken om te zorgen voor samenhang, synergie, transparantie en verantwoordingsplicht van het externe optreden van de EU, met inbegrip van de financieringsinstrumenten voor het externe optreden, andere relevante beleidsmaatregelen en programma’s en beleidscoherentie voor ontwikkeling;
c) de leidende rol van de VV/HV als bruggenbouwer tussen het GBVB en de externe betrekkingen van de EU duidelijk te erkennen, teneinde in het externe optreden van de EU de hoogste mate van coördinatie en samenhang te waarborgen, onder meer in het kader van de nauwe samenwerking tussen de VV/HV en het college van commissarissen om de externe dimensie van het interne beleid van de EU te coördineren en het externe optreden van de lidstaten beter onderling af te stemmen;
d) ervoor te zorgen dat alle maatregelen van het externe optreden en beleid van de Unie bijdragen aan de verplichting uit hoofde van de Verdragen om de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de beginselen van het internationaal recht te consolideren en te ondersteunen;
e) ervoor te zorgen dat de EDEO de algemene verantwoordelijkheid en de leidende institutionele rol heeft voor het onderhouden van alle externe betrekkingen van de EU, met inbegrip van de externe dimensies van intern beleid, en dat de hoge vertegenwoordiger een doorslaggevende stem heeft in geval van meningsverschillen binnen de Groep van commissarissen voor een sterker Europa in de wereld;
f) het EDEO-besluit te actualiseren om de hefboomwerking van de EDEO te vergroten, de dienst te versterken, zijn instrumenten aan te scherpen en zijn legitimiteit te vergroten; benadrukt dat de bovengenoemde actualisering van het EDEO-besluit gericht moet zijn op een versterking van de autonomie van de dienst vanuit een EU-perspectief, alsook op een versterking van de structuur en een verhoging van de middelen van de EDEO;
g) de hefboomwerking en de doeltreffendheid van het buitenlands beleid van de EU te vergroten door te waarborgen dat ten volle gebruik wordt gemaakt van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor bepaalde terreinen van het buitenlands beleid, zoals mensenrechten en bescherming van het internationaal recht, alsook met betrekking tot het opleggen van sancties, maar met uitzondering van besluiten om militaire missies of operaties met een uitvoerend mandaat in het kader van het GVDB in te stellen en te mobiliseren, waarvoor eenparigheid van stemmen vereist moet blijven, zoals bepaald in de Verdragen; in gedachten te houden dat zelfs bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke consensus, en waar mogelijk naar eenparigheid van stemmen; te onderzoeken of er andere opties bestaan die in de tussentijd kunnen worden gebruikt, zoals de invoering van een “resultaatsverplichting” op basis waarvan de lidstaten worden verplicht een bepaald onderwerp te blijven bespreken totdat er een besluit wordt genomen;
h) de EU en haar lidstaten in staat te stellen met één stem te spreken in de VN en andere multilaterale fora; herhaalt dat het Parlement van mening is dat de EU, om haar doelstellingen en belangen te verdedigen, moet streven naar gemeenschappelijke standpunten over bepaalde kwesties in de Veiligheidsraad door middel van coördinatie binnen de Raad van de EU en tussen de EU-instellingen; de werking en de politieke invloed van de vertegenwoordiging van de EU in internationale organisaties te verbeteren, onder meer door de institutionele verankering ervan te versterken, met name in de organen en speciale agentschappen van de VN;
i) degelijke voorstellen in te dienen over de manier waarop kan worden bereikt en gegarandeerd dat de Unie een eigen en permanente zetel in alle multilaterale fora krijgt, met inbegrip van de VN-Veiligheidsraad, teneinde de positie van de EU als actor en haar coherentie en geloofwaardigheid in de wereld te versterken;
j) samen te werken met gelijkgestemde partners om de dominantie van niet-democratische landen in een aantal van de belangrijkste organen van internationale organisaties aan te pakken, onder meer bij de VN en de VN-agentschappen; de diplomatieke contacten te versterken met alle landen die zich hebben onthouden van of niet hebben deelgenomen aan de stemming over de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN van 2 maart en 12 oktober om de ernst van de Russische agressie uit te leggen en duidelijk te maken waarom een unanieme respons van de internationale gemeenschap noodzakelijk is;
k) de specifieke rol en waarde van parlementaire diplomatie als aanvulling op en versterking van de zichtbaarheid en impact van het externe beleid van de EU te erkennen; ervoor te zorgen dat het Parlement op doeltreffende wijze wordt geïntegreerd in al het externe beleid en optreden van de EU als volwaardig lid van “Team Europa”;
l) hervormingen te overwegen en op te starten om het GVDB-besluitvormingsproces flexibeler en efficiënter te maken, hetzij door gebruik te maken van onbenutte mogelijkheden in de Verdragen, hetzij door – waar relevant – wijzigingen in de Verdragen voor te stellen, waarover moet worden besloten in het kader van een conventie die wordt belast met de follow-up van de Conferentie over de toekomst van Europa;
m) flexibiliteit en creativiteit aan de dag te leggen om te voorkomen dat verklaringen of andere vormen van actie op het gebied van het externe optreden van de EU worden tegengehouden door één lidstaat of een kleine groep lidstaten;
n) de instrumenten aan te scherpen door eigen, autonome en permanente EU-instrumenten op het gebied van haar externe optreden te ontwikkelen en het gehele externe optreden af te stemmen op de Verdragen, waarin is bepaald dat de EU een steeds toenemende convergentie van het optreden van de lidstaten tot stand moet brengen, hetgeen betekent dat de EDEO een duidelijkere rol moet krijgen en proactief de leiding moet nemen bij het formuleren van voorstellen voor beleidsontwikkeling, zodat er beleid tot stand kan komen dat wordt gevoerd, omschreven en toegepast op basis van wederzijdse politieke solidariteit tussen de lidstaten;
o) actiever gebruik te maken van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten; een nieuwe sanctieregeling vast te stellen gericht tegen personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor grootschalige corruptie;
p) de legitimiteit van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU te vergroten door nauwer samen te werken met de lidstaten om hun actieve en onvoorwaardelijke steun aan het beleid te bevorderen, evenals loyale samenwerking en wederzijdse solidariteit in overeenstemming met de in artikel 24 VEU verankerde beginselen;
q) volledige steun te geven aan de inzet en actieve betrokkenheid van de EU-delegaties met betrekking tot de bescherming en bevordering van de mensenrechten in derde landen; ervoor te zorgen dat de lidstaten en hun ambassades zich ook volledig inzetten voor en prioriteit geven aan de bescherming en bevordering van de mensenrechten, wat in het algemeen niet alleen door de EU-delegaties moet worden nagestreefd;
De hefboomwerking vergroten
r) het “meer-voor-meer”-beginsel volledig te integreren in de betrekkingen met derde landen, waarbij de EU sterkere partnerschappen ontwikkelt met landen die de beginselen van het GBVB en het GVDB en de fundamentele waarden van de Unie delen; omgekeerd het “minder-voor-minder”-beginsel toe te passen met betrekking tot derde landen die de mensenrechten en het internationaal recht openlijk met voeten treden, en het niveau en de intensiteit van de EU-betrokkenheid dienovereenkomstig aan te passen, met name wat ontwikkelingssamenwerking, handelsvoordelen en toegang tot EU-programma’s betreft; ervoor te zorgen dat kandidaat-landen volledig in overeenstemming met het GBVB en de EU-sancties handelen, en erop toe te zien dat EU-sancties niet kunnen worden omzeild;
s) bij de vaststelling van financiële toewijzingen in het kader van de programmering van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) – Europa in de wereld en het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) rekening te houden met de staat van dienst van de partnerlanden wat de uitvoering van internationale overeenkomsten en verbintenissen betreft, waaronder de Agenda 2030, internationale mensenrechtenverdragen en de Overeenkomst van Parijs, en met de eerbiediging door die landen van eventuele contractuele betrekkingen met de Unie, en te streven naar sterkere partnerschappen en allianties met landen die de fundamentele waarden en beginselen van de EU delen en bijdragen aan op regels gebaseerd multilateralisme;
t) de structuur van de EDEO aan te passen om strategische prioriteiten te ontwikkelen en de dienst in staat te stellen de leiding te nemen bij het EU-optreden, met inbegrip van het nieuwe uitbreidingsbeleid, cyber- en hybride dreigingen en desinformatie, de ontwikkeling van defensie-instrumenten en andere opkomende uitdagingen in het licht van de huidige fundamentele geopolitieke ontwikkelingen, zoals – met name – de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne; middelen toe te wijzen op basis van deze prioriteiten, waarbij verkokering wordt voorkomen; de inspanningen op te voeren om buitenlandse inmenging in democratische processen in de partnerlanden van de EU, onder meer door de verspreiding van manipulatieve desinformatie, te bestrijden en de middelen en deskundigheid van de EDEO en de EU-delegaties op het gebied van klimaatdiplomatie uit te breiden;
u) ervoor te zorgen dat de structuur en het personeelsbestand van de EDEO een goede afspiegeling vormen van de voortdurende noodzaak om geografische deskundigheid op te bouwen en te behouden, ook op het hoofdkantoor, en nauwe bilaterale betrekkingen te onderhouden met landen over de hele wereld, aangezien dit de hoeksteen vormt voor de bevordering van doeltreffende regionale en multilaterale allianties en partnerschappen, zodat de EU een doeltreffende speler op het wereldtoneel kan worden; maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de EDEO zijn acties naar behoren laat sturen en onderbouwen door zowel geografische als thematische deskundigheid; ervoor te zorgen dat de geografische afdelingen op het hoofdkantoor over de optimale personele middelen beschikken om tijdig hoogwaardige deskundigheid te kunnen bieden voor op maat gesneden thematische acties over de hele wereld;
v) ervoor te zorgen dat de EDEO op doeltreffende wijze zijn leiderschap laat gelden bij de strategische stappen voor de meerjarige programmering van instrumenten voor het externe optreden, waaronder de vaststelling van toewijzingen per land en per regio en het opstellen van de toekomstige tussentijdse evaluatie daarvan, en dat de EDEO met het oog hierop over de strategische visie, deskundigheid, personeelsleden en middelen beschikt om te kunnen leiden;
w) de operationele flexibiliteit en coördinatie van de EDEO en de EU-delegaties te verbeteren om sneller en doeltreffender te reageren op opkomende kwesties en uitdagingen; een systeem voor snelle waarschuwingen op te zetten, zodat de EDEO en het Parlement naar behoren worden geïnformeerd over situaties ter plaatse;
x) ervoor te zorgen dat de EDEO de mogelijkheid heeft zijn permanente diplomatieke EU-personeel te selecteren en aan te werven; een systeem voor loopbaanontwikkeling voor EU-diplomaten en -functionarissen bij de EDEO te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de managementfuncties bij de EDEO evenwichtig verdeeld zijn;
y) de problemen te beoordelen die ontstaan door de tijdelijke detachering van diplomaten van de lidstaten bij de EDEO die later weer terugkeren naar hun nationale diplomatieke dienst;
z) de interne coördinatie tussen de geografische en de horizontale diensten van de EDEO te verbeteren;
aa) ervoor te zorgen dat de beschikbare financiële middelen, de deskundigheid bij het personeel en het aanwervingsbeleid, waaronder de striktere kwalificatievereisten voor de belangrijkste functies, afgestemd zijn op het ambitieniveau en de functionele flexibiliteit ondersteunen die nodig is om de EDEO in staat te stellen in real time op opkomende geopolitieke uitdagingen te reageren; de volledige naleving te garanderen van artikel 9 van het EDEO-besluit, waarin is bepaald dat de VV/HV de eenheid, samenhang en doeltreffendheid van het externe optreden van de Unie moet waarborgen, met name door middel van instrumenten voor externe bijstand; ervoor te zorgen dat de EDEO over toereikende personele middelen beschikt om in prioritaire situaties een onmiddellijke operationele respons te kunnen garanderen;
ab) artikel 9 van het EDEO-besluit te herzien om achterhaalde verwijzingen te schrappen en rekening te houden met de instrumenten die van toepassing zijn in de periode 2021-2027, met name NDICI – Europa in de wereld;
ac) te zorgen voor een betere zichtbaarheid van de acties en bijstand van de EU in alle multilaterale fora en ter plaatse, bijvoorbeeld via het programma “Team Europa”, waarmee de verwoestende gevolgen van de COVID-19-crisis in partnerlanden en -regio’s, met name in Afrika, werden aangepakt;
ad) de zichtbaarheid van de EU en inzicht in de belangen, standpunten en acties van de EU te vergroten; de EDEO, en met name de EU-delegaties, dringend toe te rusten met de nodige instrumenten om meer activiteiten op het gebied van publieksdiplomatie en culturele diplomatie te kunnen organiseren en hun capaciteit inzake strategische communicatie te ontwikkelen, zodat zij doeltreffender kunnen communiceren met zowel besluitvormers als het grote publiek in derde landen, met name om desinformatie en propaganda te bestrijden; rekening te houden met de toenemende noodzaak om spionage en kwaadwillige buitenlandse beïnvloeding tegen te gaan, waarvan in toenemende mate gebruik wordt gemaakt om de democratische orde in de Unie en in landen in de nabijheid van de Unie te ondermijnen; de aanwezigheid van EU-delegaties op sociale media, op televisie en in debatten te vergroten, ook in de plaatselijke talen, om te kunnen deelnemen aan de strijd om het narratief en zo het ontstaan van desinformatiecampagnes in de kiem te smoren; de rol van de delegaties en van het hoofdkantoor bij het bereiken van dit doel te verduidelijken; capaciteit op te bouwen om de veiligheid van het personeel bij de EU-delegaties, met inbegrip van hun familieleden, te waarborgen wanneer hun naam wordt genoemd in propaganda of zij het mikpunt worden van pesterijen en intimidatie in het land waar zij gestationeerd zijn; de informatiestroom en de coördinatie tussen het hoofdkantoor van de EDEO en de EU-delegaties te verbeteren, alsook tussen delegaties op regionaal niveau;
ae) de samenwerking met de Raad van Europa te versterken, met name met betrekking tot het uitgebreide partiële akkoord inzake culturele routes van de Raad van Europa, dat niet alleen van cultureel en toeristisch belang is voor de EU-lidstaten, maar ook een institutioneel instrument vormt voor de versterking van de culturele betrekkingen met derde landen en voor het behoud van hun gemeenschappelijk cultureel erfgoed;
De instrumenten aanscherpen en het instrumentarium versterken
af) een einde te maken aan de overlapping tussen het personeel, de middelen en de verantwoordelijkheden van de Commissie en de EDEO bij de EU-delegaties; de EU-delegaties om te vormen tot echte EU-ambassades, met één duidelijke commandostructuur voor al het personeel, met inbegrip van de functionarissen van de Commissie, onder leiding van de EU-ambassadeur voor dat land en onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de EDEO, waarbij zij nauw samenwerken met de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten; de coördinatie, samenwerking en gezamenlijke politieke werkzaamheden te versterken met de speciale vertegenwoordigers van de EU, GVDB-missies of vestigingen van de Europese Investeringsbank, hetgeen gepaard moet gaan met een intensievere coördinatie op het hoofdkantoor en uniforme instructies aan de mensen in het veld; het gezag van de hoofden van de delegaties over hun medewerkers te vergroten, ongeacht waar zij vandaan komen, om hen in staat te stellen de taken overeenkomstig de prioriteiten van de EU te herverdelen; ervoor te zorgen dat de delegaties beschikken over en gebruik kunnen maken van sectorale expertise op de beleidsgebieden die relevant zijn voor de bilaterale betrekkingen met het respectieve partnerland van hun politieke werkzaamheden; te streven naar bundeling van de middelen van de EU-instellingen en te zorgen voor een uniforme aanwezigheid van de EU in ieder land door de verschillende EU-actoren samen te brengen in dezelfde gebouwen; meer gezamenlijke activiteiten en initiatieven op landniveau aan te moedigen om de politieke invloed en zichtbaarheid van de EU in partnerlanden te vergroten;
ag) de politieke, pers- en informatieafdelingen van de EU-delegaties wereldwijd te versterken en ervoor te zorgen dat zij over voldoende en geschikte personeelsleden, deskundigheid en financiële middelen beschikken om het hoofdkantoor tijdige en hoogwaardige politieke analyses en rapportering te leveren, zinvolle contacten te onderhouden met lokale actoren, sterke allianties te smeden, ook op regionaal en multilateraal niveau, en het inzicht in de EU en haar zichtbaarheid en politieke profiel te versterken;
ah) EU-delegaties in derde landen te voorzien van de nodige middelen en deskundigheid om doeltreffende ontwikkelingshulp te waarborgen door een gelijkwaardige dialoog aan te gaan met partnerlanden, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, door de specifieke ontwikkelingsprioriteiten van elk land vast te stellen en dienovereenkomstig rechtstreekse steun te verlenen via de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking;
ai) de consulaire functie van EU-ambassades in derde landen in te stellen en de samenwerking en coördinatie tussen ambassades van EU-lidstaten en EU-delegaties in derde landen te versterken en te waarborgen, met name in landen waar de lidstaten geen consulaire vertegenwoordiging hebben; de delegaties te voorzien van voldoende middelen om EU-burgers doeltreffender te kunnen bijstaan, onder meer in tijden van crisis, bijvoorbeeld wanneer zij strafrechtelijk worden vervolgd of in de gevangenis of dodencel zitten;
aj) erop toe te zien dat de EU-delegaties zorgen voor een doeltreffende voortzetting van de werkzaamheden van de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU, waaronder de follow-up van hun aanbevelingen en het monitoren van lokale ontwikkelingen die relevant zijn voor hun werkzaamheden in de perioden tussen missies;
ak) het EU-crisisresponscentrum te ondersteunen bij de coördinatie van de respons van ambassades en delegaties van de EU en de lidstaten en de diensten die zij in tijden van crisis aan EU-burgers aanbieden;
al) ervoor te zorgen dat het crisisresponscentrum van de EDEO voldoende middelen krijgt toegewezen, waaronder financiële en personele middelen, om het in staat te stellen op doeltreffende en efficiënte wijze aan zijn doelstellingen te voldoen, met name omdat het diensten verleent die tijdgevoelig zijn en een snelle respons vereisen;
am) de invoering van een systeem te overwegen dat zorgt voor een inlichtingenstroom van de lidstaten naar de EDEO over buitenlandse en veiligheidskwesties die zich buiten de Unie voordoen; de veiligheidsprotocollen van de diensten die met inlichtingen en/of gevoelige informatie werken te verbeteren;
an) de samenwerking en coördinatie met het roulerend voorzitterschap en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten maximaal te benutten, onder meer door hun specifieke taken en missies namens de Unie toe te vertrouwen om passende politieke betrokkenheid, zichtbaarheid en eenheid van de EU te waarborgen;
ao) het werkterrein en het mandaat van de relevante voorbereidende instanties van de Raad die zich bezighouden met buitenlands beleid af te stemmen op de taken van de hoge vertegenwoordiger en de structuur van de EDEO; een instantie te creëren die zich specifiek bezighoudt met protocollaire kwesties; binnen de EDEO een specifieke ondersteuningsstructuur op te zetten voor alle horizontale kwesties in verband met de speciale vertegenwoordigers van de EU, waaronder de vertegenwoordiger voor de mensenrechten, de speciaal gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging, de speciaal gezant van de EU voor Arctische aangelegenheden en de speciaal gezant van de EU voor non-proliferatie en ontwapening, en de uitvoering van hun mandaat; de speciale vertegenwoordigers en gezanten van de EU volledig in de structuur van de EDEO op te nemen als EU-ambassadeurs en hen onder het exclusieve gezag van de hoge vertegenwoordiger te plaatsen;
ap) te overwegen om de functie van de binnenkort te benoemen speciaal gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging onder het gezag van de EDEO te plaatsen of, indien dat niet haalbaar is, te zorgen voor een buitengewoon nauwe werkrelatie tussen de speciaal gezant en de EDEO;
aq) de eenheid voor de handhaving van sancties van de EDEO adequaat te versterken door te voorzien in de nodige middelen en personeelsleden, gezien het toenemende belang van sancties in de nieuwe geopolitieke context;
ar) de EDEO te verzoeken een herziening van de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van 2016 te overwegen, waarbij de balans wordt opgemaakt van het strategisch kompas van de EU en van de noodzaak om met betrekking tot het GVDB op geïntegreerde wijze op te treden; aan het begin van ieder mandaat een werkprogramma met politieke prioriteiten vast te stellen, waarin met name de plannen worden uiteengezet voor de integratie van het buitenlands beleid van de EU met de externe dimensie van het interne beleid van de EU; de EDEO de opdracht te geven regelmatig een strategische evaluatie van het document uit te voeren;
as) de effectiviteit van de mensenrechtendialogen te verhogen door te zorgen voor een actieve deelname van het maatschappelijk middenveld, door aan de orde te stellen en af te spreken wat de volgende stappen zullen zijn om heersende mensenrechtenschendingen aan te pakken, en door een uitgebreide beoordeling van de vorderingen met betrekking tot eerdere verbintenissen uit te voeren;
at) te zorgen voor verbetering van de preventieve diplomatie van de Europese Unie als proactief instrument van het extern beleid om geschillen met en tussen derde landen te voorkomen en de gevolgen te beperken wanneer er conflicten uitbreken;
au) ervoor te zorgen dat de EU-delegaties uitvoering geven aan de spoedresoluties van het Europees Parlement, de autoriteiten oproepen de in de resoluties gesignaleerde problemen aan te pakken en steun te bieden aan maatschappelijke organisaties en andere actoren wier rechten geschonden zijn; hiertoe de capaciteit van de contactpunten voor de mensenrechten bij de EU-delegaties te versterken;
av) de activiteiten van de EDEO met betrekking tot de bescherming van cultureel erfgoed en interreligieuze dialoog te versterken via de werkzaamheden van zijn delegaties en in samenspraak met de diplomatieke missies en nationale culturele instellingen van de lidstaten;
aw) een EU-instrument te ontwikkelen dat het culturele gezicht van de Unie belichaamt door middel van culturele diplomatieke acties en internationale culturele betrekkingen op basis van een kader voor culturele samenwerking en gezamenlijke creatie, met actieve betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de culturele sectoren in derde landen; in gedachten te houden dat dit instrument kan worden gebruikt om de EU wereldwijd te promoten, te voorzien in EU-hulp voor capaciteitsopbouw, alsook in financiële bijstand van de EU aan culturele, creatieve en innovatieve sectoren van het maatschappelijk middenveld in derde landen; ervoor te zorgen dat dit instrument onder meer voorziet in de bevordering van interculturele dialoog, de mobiliteit van kunstenaars en professionals uit de cultuursector tussen de EU en derde landen en de bestrijding van desinformatie; ervoor te zorgen dat dit instrumentarium nauwe samenwerking omvat met de nationale instellingen voor cultuur van de Europese Unie (EUNIC), gelijkgestemde partners en internationale organisaties zoals de Unesco, waarbij wordt voortgebouwd op hun ervaring;
ax) de organisatie van de EDEO en de bijbehorende diensten van de Commissie onverwijld af te stemmen op de nieuwe strategische behoeften die voortvloeien uit de nieuwe geopolitieke context, met bijzondere aandacht voor het noordpoolgebied, en onder meer met betrekking tot de Global Gateway-strategie van de EU, klimaat- en digitale diplomatie, Latijns-Amerika, Centraal-Azië en de Indo-Pacifische regio; flexibele mandaten mogelijk te maken om snel op bestaande en nieuwe opkomende dreigingen te kunnen reageren;
ay) het mandaat van de hoge vertegenwoordiger in diens hoedanigheid van vicevoorzitter van de Commissie volledig uit te voeren om de consistentie van het externe optreden van de EU en de taak van de EDEO om de hoge vertegenwoordiger in deze rol te ondersteunen, te waarborgen; met het oog hierop de coördinerende rol van de EDEO te versterken om te zorgen voor consistentie van het externe optreden van de EU, ook met betrekking tot de organisatiestructuren van de Commissie, teneinde institutionele complexiteit en overlappingen te verminderen en de efficiëntie en samenhang van het externe beleid van de EU te vergroten; de naam van de functie van VV/HV te wijzigen in commissaris voor Buitenlandse Zaken;
az) te zorgen voor een aanzienlijke en spoedige versterking van het militair plannings- en uitvoeringsvermogen (MPCC) van de Unie, dat de voorkeur moet krijgen als commando- en controlestructuur, ook voor uitvoerende militaire operaties en met name voor operaties in het kader van de toekomstige snelle inzetbaarheid; onmiddellijk de volledige operationele capaciteit van het MPCC tot stand te brengen, met inbegrip van een aanzienlijke verhoging van het personeelsbestand tot maximaal 250 personeelsleden, in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 19 november 2018, waarin 2020 in dit verband als uiterste termijn wordt genoemd;
ba) ervoor te zorgen dat “Team Europa” meer is dan een slogan en ook praktische resultaten kan voorleggen; de samenwerking en coördinatie tussen de EU-delegaties en de GVDB-missies van de EU in de verschillende derde landen te verbeteren; de missies van het Parlement in het buitenland te beschouwen als een volwaardig onderdeel van het externe beleid van de EU en er bijgevolg voor te zorgen dat zij de volledige steun van de EU-delegaties in het buitenland krijgen;
bb) passende middelen te bestemmen voor sectorale diplomatie op gebieden met een belangrijke externe dimensie, met name milieubescherming en de bestrijding van klimaatverandering, gender en gelijkheid, digitalisering, jeugd, cultuur, wetenschap en onderwijs, maar ook economische en monetaire governance, democratie en de rechtsstaat;
De legitimiteit vergroten
bc) de verklaring over politieke verantwoording van 2010 te herzien en het Parlement daarbij de middelen te verschaffen om zijn rol in het externe optreden van de Unie ten volle te vervullen, met inbegrip van zijn taken op het gebied van politieke controle als bepaald in artikel 14, lid 1, en artikel 36, VEU;
bd) inspanningen te blijven leveren om het personeel van de EDEO te verjongen en een volledig nieuw, permanent, gespecialiseerd Europees diplomatiek korps op te bouwen door middel van gespecialiseerde en doelgerichte algemene vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van jonge afgestudeerden met talent, vaardigheden en potentieel;
be) de EDEO een echt politiek mandaat te verlenen, dat de dienst een daadwerkelijke en wezenlijke rol geeft in de vormgeving en aansturing van beleidsplanning die verder gaat dan zijn huidige op Brussel gerichte, naar consensus strevende, beherende rol;
bf) gemeenschappelijke opleiding te bevorderen, evenals andere concrete maatregelen voor de consolidatie van een gemeenschappelijke diplomatieke cultuur van de EU en een hoger niveau van deskundigheid voor alle personeelsleden van de EDEO met hun uiteenlopende diplomatieke, culturele en institutionele achtergrond, waaronder opleiding over gendergelijkheid, de empowerment van vrouwen en het actieplan inzake gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in de externe betrekkingen 2020-2025 (GAP III), over vrouwen, vrede en veiligheid, seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, met inbegrip van seksuele intimidatie, zowel op het hoofdkantoor als in de EU-delegaties, om onbewuste vooroordelen tegen te gaan en gendergelijkheid, diversiteit en inclusie te bevorderen; nauwere samenwerking met de diplomatieke diensten en nationale diplomaten van de EU-lidstaten aan te moedigen, evenals de praktijk om gezamenlijke opleidingen en de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken te organiseren in het kader van hun permanente professionele vorming, en verder bij te dragen aan een uniforme beeldvorming van de EU in de externe betrekkingen;
bg) de opleidingen voor medewerkers bij de EU-delegaties over de EU-richtsnoeren over de bevordering en de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te verbeteren, met name door meer de nadruk te leggen op inzicht in de specifieke religieuze aspecten van het betreffende land, met inbegrip van aandacht voor de structurele elementen zoals de bestuursstructuren, het justitiële en rechtssysteem, en de relatie tussen staat en godsdienst of levensovertuiging;
bh) de volledige functionele autonomie van de EDEO mogelijk te maken wat aanwerving en loopbaanmogelijkheden binnen de structuur van de dienst betreft, ook met betrekking tot functies in het kabinet van de VV/HV; maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat detachering door de lidstaten bij de EDEO een aantrekkelijke carrièrestap vormt;
bi) de regels inzake activiteiten na uitdiensttreding bij de overheid te versterken en te handhaven voor het personeel van de EDEO en EU-delegaties, en een strikte controle uit te oefenen om belangenconflicten en draaideurconstructies te voorkomen; onverwijld zijn op zichzelf staande uitvoeringsbepalingen inzake nevenactiviteiten en -opdrachten vast te stellen en uit te voeren, die de hoofden van delegaties een rechtsgrond sui generis bieden om het imago en de reputatie van de EU als geheel beter te beschermen; een cultuur van integriteit binnen de EDEO en de EU-delegaties te kweken door onder de personeelsleden kennis en inzicht met betrekking tot ethische normen te bevorderen; ervoor te zorgen dat deze regels ook van toepassing zijn op de huidige en voormalige ambtsdragers van topfuncties wat de externe aangelegenheden van de EU betreft;
bj) ervoor te zorgen dat de benoeming van speciale vertegenwoordigers van de EU, EU-gezanten en EU-ambassadeurs alleen kunnen worden bekrachtigd na een positieve beoordeling door de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement;
bk) het proefproject “Naar de oprichting van een Europese diplomatieke academie”, dat met één jaar is verlengd, volledig te ondersteunen en te ontwikkelen om deze functies te integreren in permanente organisatiestructuren; de transparantie van de aanwervingscriteria voor deelnemers aan dit programma te waarborgen en ervoor te zorgen dat er voldoende middelen aan dit project worden toegewezen om een doeltreffende en tijdige uitvoering te waarborgen, ook voor de werkzaamheden om een permanente structuur voor de Europese diplomatieke academie op te zetten; te zorgen voor een permanente structuur voor de Europese diplomatieke academie die gericht is op verschillende doelgroepen van toekomstige deelnemers; er rekening mee te houden dat ook als de academie in de eerste fase de nadruk kon leggen op de professionele specialisatie van nationale diplomaten, niet mag worden uitgesloten dat er in de toekomst een selectiesysteem wordt opgezet voor de selectie, werving en opleiding van Europeanen die geen diplomaat van een lidstaat zijn en houder zijn van een diploma hoger onderwijs; te bepalen op welke wijze afgestudeerden van de Europese diplomatieke academie bij de EDEO kunnen gaan werken en er een vast dienstverband kunnen krijgen;
bl) ervoor te zorgen dat afgestudeerden van de academie gemeenschappelijke vaardigheden en competenties verwerven om de beginselen en belangen van de EU wereldwijd te bevorderen en op doeltreffende wijze te verdedigen door middel van onderwijs over alle kwesties, waaronder publieks-, culturele, economische, klimaat-, digitale en cyberdiplomatie, ondersteund door een gemeenschappelijke diplomatieke cultuur en een echte korpsgeest;
bm) de VV/HV de nodige ruimte en steun te bieden om het externe beleid van de EU doeltreffend en tijdig uit te voeren, zodat dit EU-beleid meer dan louter een som van zijn onderdelen is en de persoon die dit ambt bekleedt overal ter wereld als de enige stem van het externe beleid van de EU wordt gezien, ondersteund door het gewicht van de EU-instellingen en de lidstaten;
bn) de toegang van het Parlement tot documenten te verbeteren, aangezien betere formele uitwisseling van informatie de samenwerking en de verstandhouding tussen de instellingen ten goede zal komen; het Interinstitutioneel Akkoord van 20 november 2002 tussen het Europees Parlement en de Raad over de toegang van het Europees Parlement tot gevoelige gegevens van de Raad op het gebied van het veiligheids- en defensiebeleid[8] te actualiseren; te aanvaarden dat het Parlement actief betrokken is bij het buitenlands beleid van de EU via zijn specifieke instrumenten, en het belang en de unieke aard te erkennen van democratiseringsprogramma’s van het Parlement die tot doel hebben de werkzaamheden van parlementen te bevorderen en te versterken, zoals de Jean Monnet-dialoog; alle EU-instellingen ertoe aan te moedigen deel te nemen aan en samen te werken bij activiteiten die gericht zijn op het tegengaan van de wereldwijde achteruitgang van de democratie, onder meer door middel van activiteiten op het gebied van verkiezingswaarneming, bemiddeling en dialoog, conflictpreventie, de Sacharovprijs en het bijbehorende netwerk, en parlementaire diplomatie; te pleiten voor een versterking van het kader voor interinstitutionele betrekkingen tussen het Parlement en de EDEO, met inbegrip van zijn delegaties, door middel van een kaderovereenkomst waarmee de parlementaire diplomatie kan worden bevorderd en het instrumentarium voor extern optreden van de EU kan worden versterkt;
bo) serieuze en duurzame stappen te nemen om het genderevenwicht binnen de EDEO te verbeteren, met name wat het hoger management en politieke functies betreft; genderresponsief en genderevenwichtig leiderschap te waarborgen waarbij zowel het aantal als het percentage vrouwen in hogere en middenkaderfuncties bij de EDEO wordt verhoogd door middel van genderresponsieve aanwervingsprocedures die actief gericht zijn op het beperken van gendervooroordelen in het aanwervingsproces en waarin gebruik wordt gemaakt van voorkeursselectie op basis van gender wanneer kandidaten even geschikt zijn;
bp) de gender- en gelijkekansenstrategie 2018-2023 van de EDEO te actualiseren door hierin concrete, meetbare en bindende politieke verbintenissen op te nemen met betrekking tot de aanwezigheid van vrouwen in leidinggevende functies, in aansluiting op de streefdoelen en doelstellingen van GAP III, en hierin ook streefcijfers voor diversiteit op te nemen, met name wat betreft ras, vermogens en etnische achtergrond;
bq) serieuze en duurzame stappen te nemen om het geografische evenwicht binnen het personeelsbestand van de EDEO op alle niveaus te verbeteren, met name wat het hoger management en de functie van hoofd van een EU-delegatie betreft; maatregelen te nemen om meer geografische diversiteit tot stand te brengen onder het personeel in alle afdelingen en EU-delegaties, en te voorkomen dat bepaalde lidstaten oververtegenwoordigd zijn;
°
° °
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
28.2.2023 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
42 8 2 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Maria Arena, Petras Auštrevičius, Traian Băsescu, Susanna Ceccardi, Włodzimierz Cimoszewicz, Anna Fotyga, Kinga Gál, Bernard Guetta, Dietmar Köster, David Lega, Miriam Lexmann, Leopoldo López Gil, Antonio López-Istúriz White, Jaak Madison, Fulvio Martusciello, David McAllister, Vangelis Meimarakis, Sven Mikser, Francisco José Millán Mon, Javier Nart, Matjaž Nemec, Urmas Paet, Demetris Papadakis, Kostas Papadakis, Tonino Picula, Giuliano Pisapia, Nacho Sánchez Amor, Mounir Satouri, Andreas Schieder, Radosław Sikorski, Jordi Solé, Tineke Strik, Dominik Tarczyński, Dragoş Tudorache, Thomas Waitz, Isabel Wiseler-Lima, Salima Yenbou, Bernhard Zimniok, Željana Zovko |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Attila Ara-Kovács, Udo Bullmann, Manolis Kefalogiannis, Andrey Kovatchev, Georgios Kyrtsos, Katrin Langensiepen, Gabriel Mato, Bert-Jan Ruissen, Mick Wallace, Milan Zver |
|||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 209, lid 7) |
Theresa Bielowski, Aušra Maldeikienė, Katarína Roth Neveďalová |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
42 |
+ |
PPE |
Traian Băsescu, Manolis Kefalogiannis, Andrey Kovatchev, David Lega, Miriam Lexmann, Leopoldo López Gil, Antonio López-Istúriz White, David McAllister, Aušra Maldeikienė, Fulvio Martusciello, Gabriel Mato, Vangelis Meimarakis, Francisco José Millán Mon, Radosław Sikorski, Isabel Wiseler-Lima, Željana Zovko, Milan Zver |
Renew |
Petras Auštrevičius, Bernard Guetta, Georgios Kyrtsos, Javier Nart, Urmas Paet, Dragoş Tudorache, Salima Yenbou |
S&D |
Attila Ara-Kovács, Maria Arena, Theresa Bielowski, Udo Bullmann, Włodzimierz Cimoszewicz, Dietmar Köster, Sven Mikser, Matjaž Nemec, Demetris Papadakis, Tonino Picula, Giuliano Pisapia, Nacho Sánchez Amor, Andreas Schieder |
Verts/ALE |
Katrin Langensiepen, Mounir Satouri, Jordi Solé, Tineke Strik, Thomas Waitz |
8 |
- |
ECR |
Anna Fotyga, Bert-Jan Ruissen, Dominik Tarczyński |
ID |
Jaak Madison, Bernhard Zimniok |
NI |
Kinga Gál, Kostas Papadakis |
The Left |
Mick Wallace |
2 |
0 |
ID |
Susanna Ceccardi |
S&D |
Katarína Roth Neveďalová |
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30.
- [2] PB C 210 van 3.8.2010, blz. 1.
- [3] PB C 65 van 19.2.2016, blz. 168.
- [4] Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0406.
- [5] Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0009.
- [6] Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0010.
- [7] Artikel 27, lid 1, VEU.
- [8] PB C 298 van 30.11.2002, blz. 1.