VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EC
28.3.2023 - (COM(2021)0851 – C9‑0466/2021 – 2021/0422(COD)) - ***I
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Antonius Manders
- ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- TOELICHTING
- ADVIES VAN DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
- ADVIES VAN DE COMMISSIE MILIEUBEHEER, VOLKSGEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID
- ADVIES VAN DE COMMISSIE BURGERLIJKE VRIJHEDEN, JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
- ADVIES VAN DE COMMISSIE VERZOEKSCHRIFTEN
- PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
- HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EC
(COM(2021)0851 – C9‑0466/2021 – 2021/0422(COD)(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2021)0851),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 83, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9‑0466/2021),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie verzoekschriften,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9-0087/2023),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zet de Europese Unie zich in voor een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. |
(1) Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zet de Europese Unie zich in voor een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. Milieubescherming moet in brede zin worden opgevat, met inbegrip van niet alleen alle natuurlijke hulpbronnen – d.w.z. lucht, water, bodem, wilde fauna en flora waaronder habitats – maar ook de diensten die door natuurlijke hulpbronnen worden geleverd, en door regionale of wereldwijde milieuproblemen met maatregelen op internationaal niveau aan te pakken. |
Amendement 2
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(1 bis) Conform artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) berust het milieubeleid van de Unie op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Aangezien milieucriminaliteit ook gevolgen heeft voor de mensenrechten, moet de bestrijding van milieucriminaliteit op Unie-niveau een prioriteit zijn om de bescherming van deze rechten te waarborgen. |
Amendement 3
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) De Europese Unie blijft bezorgd over de toename van milieudelicten en de gevolgen daarvan, die de doeltreffendheid van de Europese milieuwetgeving ondermijnen. Bovendien strekken deze delicten zich steeds vaker uit tot over de grenzen van de lidstaten waar zij zijn gepleegd. Zulke delicten vormen een bedreiging voor het milieu en derhalve moet er op passende en doeltreffende wijze tegen worden opgetreden. |
(2) De Europese Unie blijft bezorgd over de toename van milieudelicten en de gevolgen daarvan, die de doeltreffendheid van de Europese milieuwetgeving ondermijnen. Bovendien strekken deze delicten zich steeds vaker uit tot over de grenzen van de lidstaten waar zij zijn gepleegd. In slechts een paar decennia tijd is milieucriminaliteit de op drie na grootste criminele sector ter wereld geworden, die twee tot drie keer zo snel groeit als de mondiale economie1bis, 1ter en die even lucratief is geworden als drugshandel1quater. Zulke delicten vormen een bedreiging voor het milieu en derhalve moet er op evenredige, passende en doeltreffende wijze tegen worden opgetreden met behulp van effectieve grensoverschrijdende samenwerking. |
|
__________________ |
|
1bis INTERPOL-UN Environment (2016), Strategisch verslag: Milieu, vrede en veiligheid, een samenkomen van dreigingen (“Strategic Report: Environment, Peace and Security, A Convergence of Threats”). |
|
1ter UNEP (2018), Stand van de kennis over criminaliteit met ernstige gevolgen voor het milieu (“The State of knowledge of crimes that have serious impacts on the environment”). |
|
1quater Eurojust (2021), Activiteitenverslag van Eurojust inzake milieudelicten (“Rapport sur le travail d’Eurojust sur les crimes environnementaux”). |
Amendement 4
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) De bestaande sanctieregelingen krachtens Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad20 en de sectorale milieuwetgeving zijn niet op alle milieubeleidsgebieden toereikend geweest om de naleving van de Europese milieuwetgeving te bewerkstelligen. Deze naleving moet worden aangescherpt door de beschikbaarheid van strafrechtelijke sancties die een sociale afkeuring uitdrukken die kwalitatief verschilt van het effect van administratieve sancties. |
(3) De bestaande sanctieregelingen krachtens Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad20 en de sectorale milieuwetgeving zijn niet op alle milieubeleidsgebieden toereikend geweest om de naleving van de Europese milieuwetgeving te bewerkstelligen. Deze naleving moet worden aangescherpt door de beschikbaarheid van passende en voldoende afschrikkende, tot de ernst van de delicten in verhouding staande strafrechtelijke sancties die een sociale afkeuring uitdrukken die kwalitatief verschilt van het effect van administratieve sancties. In veel lidstaten vallen milieudelicten niet binnen het kader van het strafrecht. Het milieustrafrecht moet een instrument worden dat losstaat van het bestuursrecht en dat een aanvulling vormt op dat recht om wederrechtelijk gedrag dat schadelijk is voor het milieu te voorkomen en dat dergelijk gedrag ontmoedigt. |
__________________ |
__________________ |
20 Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28). |
20 Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28). |
Amendement 5
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Het doeltreffend onderzoeken, vervolgen en berechten van milieucriminaliteit moet worden verbeterd. De lijst van milieudelicten in Richtlijn 2008/99/EG moet worden herzien en er moeten extra categorieën delicten op basis van de ernstigste inbreuken op het Europese milieurecht worden toegevoegd. De bepalingen inzake sancties moeten worden aangescherpt om het afschrikkend effect ervan te vergroten, en de handhavingsketen die belast is met het opsporen, onderzoeken, vervolgen en berechten van milieudelicten te verbeteren. |
(4) Het doeltreffend opsporen, onderzoeken, vervolgen en berechten van milieucriminaliteit moet worden verbeterd. De lijst van milieudelicten in Richtlijn 2008/99/EG moet worden herzien en er moeten gericht extra categorieën delicten op basis van uitsluitend de ernstigste inbreuken op het Europese milieurecht worden toegevoegd. De Commissie moet regelmatig evaluaties uitvoeren van het effect van deze richtlijn en van de noodzaak om de lijst van milieudelicten waarin deze richtlijn voorziet, bij te werken. De bepalingen inzake sancties en straffen moeten worden aangescherpt en worden aangepast aan de ernst en tijdsduur van de aangerichte schade, om het afschrikkend en compenserend effect ervan te vergroten, en de handhavingsketen die belast is met het opsporen, onderzoeken, vervolgen en berechten van milieudelicten te verbeteren. |
Amendement 6
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) De lidstaten dienen in hun nationale wetgeving te voorzien in strafrechtelijke sancties voor ernstige inbreuken op bepalingen van het Europees recht inzake de bescherming van het milieu. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid voorziet de EU-wetgeving in een uitgebreide reeks voorschriften voor controle en handhaving op grond van Verordening (EG) nr. 1224/200921 en Verordening (EG) nr. 1005/2008 in geval van ernstige inbreuken, onder meer inbreuken die schade toebrengen aan het mariene milieu. In dit systeem hebben de lidstaten de keuze tussen administratieve en/of strafrechtelijke sanctieregelingen. In overeenstemming met de mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal22 en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 203023 moeten bepaalde opzettelijke wederrechtelijke gedragingen die onder Verordening (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EG) nr. 1005/200824 vallen, als delicten worden aangemerkt. |
Schrappen |
__________________ |
|
21 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). |
|
22 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final). |
|
23 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: de natuur terug in ons leven brengen (COM(2020) 380 final). |
|
24 Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1). |
|
Amendement 7
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 7
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) Om krachtens deze richtlijn als milieudelict te worden aangemerkt, moet een gedraging wederrechtelijk zijn krachtens het Europees recht ter bescherming van het milieu of krachtens nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of besluiten ter uitvoering van dat EU-recht. De gedragingen die elke categorie delicten vormen, moeten worden gedefinieerd en er moet, in voorkomend geval, een drempel worden vastgesteld waaraan moet worden voldaan om de gedraging strafbaar te stellen. Dergelijke gedragingen moeten als een delict worden beschouwd wanneer ze opzettelijk worden begaan en, in bepaalde gevallen, ook wanneer ze uit grove nalatigheid gebeuren. Onwettige gedragingen die de dood van of ernstig letsel aan personen, aanzienlijke schade of een aanzienlijke kans op aanzienlijke schade aan het milieu veroorzaken of anderszins als bijzonder schadelijk voor het milieu worden beschouwd, zijn strafbaar wanneer zij uit grove nalatigheid worden begaan. Het staat de lidstaten vrij om op dat gebied strengere strafrechtelijke voorschriften vast te stellen of te handhaven. |
(7) Om krachtens deze richtlijn als milieudelict te worden aangemerkt, moet een gedraging wederrechtelijk zijn krachtens het Europees recht ter bescherming van het milieu, ongeacht de rechtsgrond, of krachtens nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of besluiten ter uitvoering van dat EU-recht. De gedragingen die elke categorie delicten vormen, moeten worden gedefinieerd en er moet, in voorkomend geval, een drempel worden vastgesteld waaraan moet worden voldaan om de gedraging strafbaar te stellen. Dergelijke gedragingen moeten als een delict worden beschouwd wanneer ze opzettelijk worden begaan en ook wanneer ze uit grove nalatigheid gebeuren. Onwettige gedragingen die de dood van of ernstige gezondheidsschade aan personen, aanzienlijke schade of een aanzienlijke kans op aanzienlijke schade aan het milieu veroorzaken of anderszins als bijzonder schadelijk voor het milieu worden beschouwd, zijn strafbaar wanneer zij uit grove nalatigheid worden begaan. Het staat de lidstaten vrij om op dat gebied strengere strafrechtelijke voorschriften vast te stellen of te handhaven. |
Amendement 8
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 8
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) Een gedraging moet ook als wederrechtelijk worden beschouwd wanneer deze wordt uitgevoerd op grond van een vergunning van een bevoegde autoriteit in een lidstaat, indien deze vergunning op frauduleuze wijze of door middel van corruptie, afpersing of dwang is verkregen. Voorts moeten de marktdeelnemers de nodige stappen ondernemen om te voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de bescherming van het milieu die van toepassing zijn wanneer zij de respectieve activiteit uitvoeren, onder meer door te voldoen aan hun verplichtingen, zoals neergelegd in de toepasselijke EU- en nationale wetgeving, in procedures voor het wijzigen of actualiseren van bestaande vergunningen. |
(8) Een gedraging moet ook als wederrechtelijk worden beschouwd wanneer deze wordt uitgevoerd op grond van een vergunning van een bevoegde autoriteit in een lidstaat, indien deze vergunning op frauduleuze wijze is verkregen, ook in situaties waarin de vergunninghouder ten tijde van de vergunningverlening wist of had moeten weten dat de gedraging naar verwachting aanzienlijke schade aan het milieu of de gezondheid zou veroorzaken, of indien de vergunning door middel van corruptie, afpersing, dwang of enige andere wederrechtelijke gedraging is verkregen. Een gedraging moet ook als wederrechtelijk worden beschouwd wanneer deze in strijd is met een aan de vergunning verbonden voorwaarde. Vanaf het moment dat een gedraging wederrechtelijk wordt, moet de dader zich niet meer op de afgifte van een vergunning kunnen beroepen om te voorkomen dat hij strafrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld. Voorts moeten de marktdeelnemers de nodige stappen ondernemen om te voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de bescherming van het milieu die van toepassing zijn wanneer zij de respectieve activiteit uitvoeren, onder meer door te voldoen aan hun verplichtingen, zoals neergelegd in de toepasselijke EU- en nationale wetgeving, in procedures voor het wijzigen of actualiseren van bestaande vergunningen. |
Amendement 9
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 8 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 bis) Ondanks het toenemend aantal milieudelicten bestaat er op Unie- en nationaal niveau nog geen geharmoniseerde en algemeen aanvaarde definitie van wat geldt als een milieudelict. Deze richtlijn heeft tot doel een algemeen kader te bieden door de introductie van het milieudelict als opzichzelfstaand strafbaar feit, in aanvulling op de in de hele Unie geldende reeks definities van specifieke milieudelicten die worden gedefinieerd onder verwijzing naar inbreuken op de betreffende sectorale milieuwetgeving van de Unie. In navolging van bestaande wetgeving in verschillende nationale strafrechtstelsels moeten lidstaten aparte categorieën milieudelicten strafbaar stellen. |
Amendement 10
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 8 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 ter) Lidstaten moeten overgaan tot de strafbaarstelling van de inzameling, het vervoer, het hergebruik of de verwijdering van drugsafval dat leidt tot of waarschijnlijk zal leiden tot de dood van personen of de gezondheid van personen ernstig kan schaden, dan wel aanzienlijke schade aan de lucht-, bodem- of waterkwaliteit of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten veroorzaakt of waarschijnlijk zal veroorzaken. Die strafbaarstelling moet ook betrekking hebben op het toezicht op dergelijke operaties, de nazorg met betrekking tot stortplaatsen en handelingen die worden gedaan in de rol van handelaar of tussenpersoon met betrekking tot afvalbeheer. Het is de verantwoordelijkheid van de chemische industrie om te weten waar haar producten terechtkomen en hoe haar producten worden gebruikt. In gevallen waarin een redelijk vermoeden bestaat dat producten illegaal worden gebruikt of een rechtstreeks verband kan worden gelegd met drugscriminaliteit, moet de levering van producten onmiddellijk worden stopgezet. |
Amendement 11
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 8 quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 quater) Onder rechtspersonen wordt niet verstaan openbare internationale organisaties, staten of overheidsorganen die staatsgezag uitoefenen, tenzij het nationale recht toestaat dat overheidsorganen die overheidsgezag uitoefenen als rechtspersonen worden beschouwd. |
Amendement 12
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 9
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) Het milieu moet worden beschermd in brede zin, zoals bepaald in artikel 3, lid 3, van het VEU, en artikel 191 van het VWEU, en omvat alle natuurlijke rijkdommen – lucht, water, bodem, wilde dieren en planten, met inbegrip van leefomgevingen – alsmede de diensten die door natuurlijke rijkdommen worden geleverd. |
Schrappen |
Amendement 13
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 10
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) De versnelling van de klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en de aantasting van het milieu, gekoppeld aan tastbare voorbeelden van de verwoestende gevolgen daarvan, hebben geleid tot de erkenning van de groene transitie als de bepalende doelstelling van onze tijd en een kwestie van intergenerationele billijkheid. Wanneer de onder deze richtlijn vallende EU-wetgeving evolueert, dient deze richtlijn derhalve ook van toepassing te zijn op alle geactualiseerde of gewijzigde EU-wetgeving die binnen het toepassingsgebied van de in deze richtlijn omschreven delicten valt, wanneer de verplichtingen krachtens EU-recht inhoudelijk ongewijzigd blijven. Wanneer nieuwe rechtsinstrumenten echter nieuwe gedragingen verbieden die schadelijk zijn voor het milieu, dient deze richtlijn te worden gewijzigd om ook de nieuwe ernstige inbreuken op de Europese milieuwetgeving toe te voegen aan de categorieën delicten. |
(10) De versnelling van de klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en de aantasting van het milieu, gekoppeld aan tastbare voorbeelden van de verwoestende gevolgen daarvan, hebben geleid tot de erkenning van de groene transitie als de bepalende doelstelling van onze tijd en een kwestie van intergenerationele billijkheid. Wanneer de onder deze richtlijn vallende EU-wetgeving evolueert, dient deze richtlijn derhalve ook van toepassing te zijn op alle geactualiseerde of gewijzigde EU-wetgeving die binnen het toepassingsgebied van de in deze richtlijn omschreven delicten valt, wanneer de verplichtingen krachtens EU-recht inhoudelijk ongewijzigd blijven. Wanneer nieuwe rechtsinstrumenten echter nieuwe gedragingen verbieden die schadelijk zijn voor het milieu, dient deze richtlijn zo snel mogelijk te worden herzien om ook de nieuwe ernstige inbreuken op de Europese milieuwetgeving toe te voegen aan de categorieën delicten, opdat zodoende – met volledige naleving van de beginselen van bevoegdheidstoedeling, subsidiariteit en evenredigheid zoals vastgelegd in artikel 5 VEU – voortgang wordt gemaakt in de richting van een wetboek van strafvordering van de Unie voor milieudelicten, hetgeen noodzakelijk is omdat milieudelicten vaak een grensoverschrijdende dimensie hebben. |
Amendement 14
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 11
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) De kwalitatieve en kwantitatieve drempels die worden gebruikt om milieudelicten te definiëren, moeten worden verduidelijkt door een niet-uitputtende lijst op te stellen van omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van dergelijke drempels door autoriteiten die delicten onderzoeken, vervolgen en berechten. Dit moet de coherente toepassing van de richtlijn en een doeltreffender bestrijding van milieucriminaliteit bevorderen en rechtszekerheid bieden. Dergelijke drempels of de toepassing ervan mogen echter het onderzoek, de vervolging of de berechting van delicten niet buitensporig bemoeilijken. |
(11) De kwalitatieve en kwantitatieve drempels die worden gebruikt om milieudelicten te definiëren, moeten worden verduidelijkt door een niet-uitputtende lijst op te stellen van omstandigheden waarmee in voorkomend geval rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van die drempels door autoriteiten die delicten opsporen, onderzoeken, vervolgen en berechten. Dit moet de coherente toepassing van de richtlijn en een doeltreffender bestrijding van milieucriminaliteit bevorderen en rechtszekerheid bieden. Dergelijke drempels of de toepassing ervan mogen echter het opsporen, onderzoek, de vervolging of de berechting van delicten niet buitensporig bemoeilijken. |
Amendement 15
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) In strafrechtelijke procedures en rechtszaken moet terdege rekening worden gehouden met de betrokkenheid van georganiseerde criminele groepen die opereren op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Strafvervolging moet betrekking hebben op corruptie, witwassen van geld, cybercriminaliteit en documentfraude en – met betrekking tot bedrijfsactiviteiten – het voornemen van de dader om zijn winst te maximaliseren of kosten te besparen, wanneer deze zich voordoen in de context van milieucriminaliteit. Deze vormen van criminaliteit hangen vaak samen met ernstige vormen van milieucriminaliteit en moeten derhalve niet afzonderlijk worden aangepakt. In dit verband is het bijzonder zorgwekkend dat sommige milieudelicten worden gepleegd met de gedoogsteun of actieve steun van de bevoegde overheidsdiensten of ambtenaren die hun openbare taak vervullen. In bepaalde gevallen kan dit zelfs de vorm aannemen van corruptie. Voorbeelden van dergelijke gedragingen zijn het door de vingers zien of verzwijgen van de inbreuk op wetten ter bescherming van het milieu na inspecties, het opzettelijk achterwege laten van inspecties of controles, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag of de voorwaarden van een vergunning door de vergunninghouder worden nageleefd, resoluties of stemmingen ten gunste van het verlenen van illegale vergunningen of het uitbrengen van vervalste of onjuiste gunstige verslagen. |
(12) In strafrechtelijke procedures en rechtszaken moet terdege rekening worden gehouden met de betrokkenheid van georganiseerde criminele groepen die opereren op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor het milieu. De betrokkenheid van georganiseerde criminele groepen bij een milieudelict, of het plegen van een delict ten voordele van een dergelijke groep, moeten als verzwarende omstandigheid worden beschouwd. Strafvervolging moet betrekking hebben op corruptie, witwassen van geld, cybercriminaliteit en documentfraude en – met betrekking tot bedrijfsactiviteiten – het voornemen van de dader om zijn winst te maximaliseren of kosten te besparen, wanneer deze zich voordoen in de context van milieucriminaliteit. Deze vormen van criminaliteit hangen vaak samen met ernstige vormen van milieucriminaliteit en moeten derhalve niet afzonderlijk worden aangepakt. In dit verband is het bijzonder zorgwekkend dat sommige milieudelicten worden gepleegd met de gedoogsteun of actieve steun van de bevoegde overheidsdiensten of ambtenaren die hun openbare taak vervullen. In bepaalde gevallen kan dit zelfs de vorm aannemen van corruptie. Voorbeelden van dergelijke gedragingen zijn het door de vingers zien of verzwijgen van de inbreuk op wetten ter bescherming van het milieu na inspecties, het opzettelijk achterwege laten van inspecties of controles, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag of de voorwaarden van een vergunning door de vergunninghouder worden nageleefd, resoluties of stemmingen ten gunste van het verlenen van illegale vergunningen of het uitbrengen van vervalste of onjuiste gunstige verslagen. Het opdracht geven tot milieudelicten door overheidsfunctionarissen bij de uitoefening van hun ambt, of hun betrokkenheid bij dergelijke delicten, moet bij het bepalen van het passende niveau van bestraffing, gezien de rol die overheidsinstanties moeten spelen bij het voorkomen en aanpakken van onrechtmatig gedrag, als verzwarende omstandigheid worden gerekend. |
Amendement 16
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 13
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Ook uitlokking van en medeplichtigheid aan opzettelijk gepleegde delicten moeten strafbaar worden gesteld. Een poging om een delict te plegen dat de dood van of ernstig letsel aan een persoon of aanzienlijke schade aan het milieu veroorzaakt, of dat aanzienlijke schade aan het milieu kan toebrengen of anderszins bijzonder schadelijk wordt geacht, moet ook een delict zijn wanneer het opzettelijk wordt gepleegd. |
(13) Ook uitlokking van en medeplichtigheid aan opzettelijk gepleegde delicten moeten strafbaar worden gesteld. Een poging om een delict te plegen dat de dood van of ernstige schade aan de gezondheid van personen, dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten veroorzaakt, of dat aanzienlijke schade aan het milieu kan toebrengen of anderszins bijzonder schadelijk wordt geacht, moet ook een delict zijn wanneer het opzettelijk wordt gepleegd. |
Amendement 17
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 14
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) De sancties voor de delicten moeten doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn. Daartoe moeten voor natuurlijke personen minimumniveaus voor de maximumgevangenisstraf worden vastgesteld. Vaak worden bijkomende sancties doeltreffender geacht dan financiële sancties, vooral voor rechtspersonen. Daarom moeten in strafrechtelijke procedures aanvullende sancties of maatregelen mogelijk zijn. Daartoe behoren de verplichting tot herstel van het milieu, uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies, en intrekking van vergunningen. Dit doet geen afbreuk aan de discretionaire bevoegdheid van rechters of rechtbanken om in strafzaken in individuele gevallen passende sancties op te leggen. |
(14) De sancties voor de delicten moeten doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn. Daartoe moeten de lidstaten bij de vaststelling en toepassing van sancties ook rekening houden met het financiële gewin dat is behaald door het plegen van het strafbare feit, de omvang van de veroorzaakte schade, alsook de mogelijkheden voor herstel of restauratie van het milieu en de kosten waarmee dit gepaard gaat. Er moeten voor natuurlijke personen minimumniveaus voor de maximumgevangenisstraf worden vastgesteld. Vaak worden bijkomende sancties of maatregelen doeltreffender geacht dan financiële sancties, vooral voor rechtspersonen. Daarom moeten in strafrechtelijke procedures aanvullende sancties of maatregelen mogelijk zijn, in overeenstemming met de nationale rechtsstelsels. Daartoe behoren de verplichting tot herstel van het milieu, uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies, concessies en licenties, en intrekking van vergunningen en de openbaarmaking van vonnissen. In gevallen waarin een dader niet in staat is het milieu te herstellen, moeten aanvullende sancties van toepassing zijn. Ook een verbod op het bekleden van functies en een verbod om zich kandidaat te stellen voor een verkozen of een openbaar ambt moeten tot de sancties behoren. Dit doet geen afbreuk aan de discretionaire bevoegdheid van rechters of rechtbanken om in strafzaken in individuele gevallen passende sancties op te leggen. |
Amendement 18
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 15
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) Wanneer het nationale recht daarin voorziet, moeten rechtspersonen ook strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor milieudelicten overeenkomstig deze richtlijn. Lidstaten waarvan het nationale recht niet voorziet in de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, moeten ervoor zorgen dat hun administratieve sanctieregelingen voorzien in doeltreffende, afschrikkende en evenredige sanctiesoorten en -niveaus, zoals vastgesteld in deze richtlijn, teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken. Er moet rekening worden gehouden met de financiële situatie van rechtspersonen om ervoor te zorgen dat de opgelegde sanctie afschrikkend werkt. |
(15) Rechtspersonen die daders, uitlokkers of medeplichtigen zijn, moeten ook strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor milieudelicten overeenkomstig deze richtlijn. Lidstaten waarvan het nationale recht niet voorziet in de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, moeten ervoor zorgen dat hun administratieve sanctieregelingen voorzien in doeltreffende, afschrikkende en evenredige sanctiesoorten en -niveaus, zoals vastgesteld in deze richtlijn, teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken. Er moet rekening worden gehouden met de ernst en de aard van het delict wat de omvang en de onomkeerbaarheid van de uit het delict voortvloeiende schade betreft en met de financiële situatie van rechtspersonen om ervoor te zorgen dat de opgelegde sanctie proportioneel is en afschrikkend werkt. |
Amendement 19
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 15 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(15 bis) Het is belangrijk snel robuuste EU-voorschriften voor een omvangrijke zorgvuldigheidsverplichting vast te leggen. Daarom moet in aanvullende sancties voor rechtspersonen de verplichting voor ondernemingen worden opgenomen om zorgvuldigheidsregelingen op te zetten met het oog op een betere naleving van milieunormen. |
Amendement 20
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 16
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) Een verdere onderlinge aanpassing en doeltreffendheid van de in de praktijk opgelegde sanctieniveaus moet worden bevorderd door middel van gemeenschappelijke verzwarende omstandigheden die de ernst van het gepleegde delict weerspiegelen. Wanneer de dood van of ernstig letsel aan een persoon is veroorzaakt en deze elementen niet reeds bestanddeel zijn van het delict, kunnen zij als verzwarende omstandigheden worden beschouwd. Ook wanneer een milieudelict aanzienlijke en onomkeerbare of langdurige schade toebrengt aan een volledig ecosysteem, dient dit vanwege de ernst ervan een verzwarende omstandigheid te zijn, ook in gevallen die vergelijkbaar zijn met ecocide. Aangezien de illegale winsten of uitgaven die door milieucriminaliteit kunnen worden gegenereerd respectievelijk vermeden, een belangrijke stimulans voor criminelen vormen, moet hiermee in het individuele geval rekening worden gehouden bij het bepalen van het passende sanctieniveau. |
(16) Een verdere onderlinge aanpassing en doeltreffendheid van de in de praktijk opgelegde sanctieniveaus moet worden bevorderd door middel van gemeenschappelijke verzwarende omstandigheden die de ernst van het gepleegde delict weerspiegelen. Wanneer de dood of ernstige schade aan de gezondheid van een persoon is veroorzaakt en deze elementen niet reeds bestanddeel zijn van het delict, of wanneer een milieudelict vernietiging of aanzienlijke en onomkeerbare of langdurige schade toebrengt aan een volledig ecosysteem, of het strafbare feit is gepleegd in een beschermd gebied, zoals een Natura 2000-gebied, of in een gebied waar het strafbare feit aanzienlijke gevolgen kan hebben met betrekking tot de instandhoudingsdoelstellingen voor een beschermd gebied, moeten deze elementen als verzwarende omstandigheden worden beschouwd. Wanneer een milieudelict ernstige en wijdverbreide of ernstige en langdurige schade veroorzaakt of ernstige en onomkeerbare schade toebrengt aan de kwaliteit van lucht, grond of water, aan de biodiversiteit, aan ecosysteemdiensten en -functies of aan dieren of planten, moet dit als een bijzonder zwaarwegend delict worden beschouwd en als zodanig worden bestraft overeenkomstig de rechtsstelsels van de lidstaten, als ecocide daaronder valt, waarvoor de Verenigde Naties momenteel aan een officiële internationale definitie werken. Aangezien de illegale winsten of uitgaven die door milieucriminaliteit kunnen worden gegenereerd respectievelijk vermeden, een belangrijke stimulans voor criminelen vormen, moeten deze zo nauwkeurig mogelijk worden berekend en moet hiermee in het individuele geval rekening worden gehouden bij het bepalen van het passende sanctieniveau. |
Amendement 21
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 17
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) Wanneer de delicten van aanhoudende aard zijn, moeten zij zo spoedig mogelijk worden beëindigd. Indien daders financiële winst hebben gemaakt, moet deze winst worden geconfisqueerd. |
(17) Wanneer de delicten van aanhoudende aard zijn, moeten zij zo spoedig mogelijk worden beëindigd. De bevoegde rechterlijke instanties moeten de onmiddellijke stopzetting van onwettig gedrag kunnen gelasten of maatregelen kunnen opleggen om dergelijk gedrag te voorkomen, teneinde milieuschade af te wenden. Indien daders financiële winst hebben gemaakt, moeten deze winsten en andere opbrengsten en hulpmiddelen worden geconfisqueerd en passend worden beheerd, in overeenstemming met hun aard, en, waar mogelijk, worden gebruikt om milieucriminaliteit te voorkomen, het herstel van het milieu te financieren, en de door het onrechtmatige gedrag veroorzaakte schade te herstellen en te vergoeden, overeenkomstig het nationale recht. |
Amendement 22
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 18 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) Deze richtlijn zal weliswaar bijdragen tot meer juridische coherentie op het niveau van de Unie, maar de Unie blijft geconfronteerd met een versnippering van de regelgeving op dit gebied en met een gebrek aan juridische en praktische uniformiteit. Door de verschillen qua uitvoering en toepassing van de regels van de Unie inzake milieucriminaliteit en milieuaansprakelijkheid beschikken bedrijven in de Unie momenteel niet over een gelijk speelveld. Dit brengt de goede werking van de interne markt in het gedrang. De Commissie moet dan ook overwegen deze richtlijn aan te vullen met andere beleidsterreinen, en voor volledige harmonisering te zorgen middels een verordening. De Commissie ontwikkelt eveneens richtsnoeren om de lidstaten te helpen bij het opstellen van geharmoniseerde, doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties. |
Amendement 23
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 18 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 ter) Om de juridische coherentie op het niveau van de Unie te verbeteren en voor rechtszekerheid te zorgen moet de Commissie indien nodig voorstellen om de in deze richtlijn opgenomen lijst met milieudelicten en de bijbehorende nieuwe definities regelmatig bij te werken. |
Amendement 24
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 20
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) De in deze richtlijn vervatte verplichting om te voorzien in strafrechtelijke sancties ontslaat de lidstaten niet van de verplichting om in hun nationale recht te voorzien in administratieve sancties en andere maatregelen voor inbreuken zoals vastgesteld in de Europese milieuwetgeving. |
(20) De in deze richtlijn vervatte verplichting om te voorzien in strafrechtelijke sancties ontslaat de lidstaten niet van de verplichting om in hun nationale recht te voorzien in doeltreffende, evenredige, ontmoedigende en afschrikkende administratieve sancties en andere maatregelen voor inbreuken zoals vastgesteld in de Europese milieuwetgeving. |
Amendement 25
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 22
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Voorts moeten de justitiële en bestuurlijke autoriteiten in de lidstaten beschikken over een scala van strafrechtelijke sancties en andere maatregelen om verschillende soorten criminele gedragingen op een passende en doeltreffende wijze aan te pakken. |
(22) Voorts moeten de justitiële en bestuurlijke autoriteiten in de lidstaten beschikken over een noodzakelijk en toereikend scala van preventiemethoden, strafrechtelijke sancties, confiscatiemaatregelen en andere maatregelen om verschillende soorten criminele gedragingen op een passende, tijdige, evenredige en doeltreffende wijze aan te pakken. |
Amendement 26
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 22 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(22 bis) Rechtspersonen die veroordeeld zijn voor de in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn genoemde strafbare feiten, moeten tijdelijk worden geschrapt uit het transparantieregister dat is ingesteld bij het Interinstitutioneel Akkoord van 20 mei 2021 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie. De rechterlijke beslissingen die tot dergelijke veroordelingen leiden, moeten in alle lidstaten toegankelijk worden gemaakt en worden doorgegeven aan de instellingen van de Unie die belast zijn met het transparantieregister. De instellingen van de Unie moeten derhalve het Interinstitutioneel Akkoord van 20 mei 2021 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister aanpassen zodat het mogelijk wordt rechtspersonen die veroordeeld zijn voor milieudelicten tijdelijk te schrappen. |
Amendement 27
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 24
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Milieudelicten schaden de natuur en de samenleving. Door inbreuken op de Europese milieuwetgeving te melden, vervullen mensen een dienst van openbaar belang en spelen zij een sleutelrol bij het aan het licht brengen en voorkomen van dergelijke inbreuken, en aldus bij het waarborgen van het welzijn van de samenleving. Personen die in het kader van hun werkgerelateerde activiteiten contact hebben met een organisatie, zijn vaak de eersten die op de hoogte zijn van bedreigingen van of schade aan het openbaar belang en het milieu. Personen die onregelmatigheden melden, staan bekend als klokkenluiders. Potentiële klokkenluiders worden vaak ontmoedigd om hun zorgen of vermoedens te melden uit angst voor represailles. Deze personen moeten in aanmerking komen voor een evenwichtige en doeltreffende klokkenluidersbescherming overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad25. |
(24) Milieudelicten schaden de natuur en de samenleving. Door inbreuken op de Europese milieuwetgeving te melden, vervullen mensen en maatschappelijke organisaties een dienst van openbaar belang en spelen zij een sleutelrol bij het aan het licht brengen en voorkomen van dergelijke inbreuken, en aldus bij het beschermen van het milieu, de mensenrechten en het waarborgen van het welzijn van de samenleving. Personen die in het kader van hun werkgerelateerde activiteiten contact hebben met een organisatie, zijn vaak de eersten die op de hoogte zijn van bedreigingen van of schade aan het openbaar belang en het milieu. Personen die onregelmatigheden melden, staan bekend als klokkenluiders. Potentiële klokkenluiders worden vaak ontmoedigd om hun zorgen of vermoedens te melden uit angst voor represailles. Deze personen moeten in aanmerking komen voor een evenwichtige en doeltreffende klokkenluidersbescherming overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad25. |
__________________ |
__________________ |
25 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17). |
25 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17). |
Amendement 28
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 25
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) Ook andere personen kunnen waardevolle informatie bezitten over mogelijke milieudelicten. Het kan gaan om leden van de getroffen gemeenschap of leden van de samenleving in het algemeen die een actieve rol spelen bij de bescherming van het milieu. Personen die milieudelicten aangeven en personen die meewerken aan de handhaving van dergelijke delicten moeten in het kader van de strafrechtelijke procedure de nodige steun en bijstand krijgen, zodat zij niet worden benadeeld voor hun medewerking, maar worden gesteund en bijgestaan. Deze personen moeten ook worden beschermd tegen intimidatie of onrechtmatige vervolging wegens het melden van dergelijke delicten of wegens hun medewerking aan de strafrechtelijke procedure. |
(25) Ook andere natuurlijke of rechtspersonen kunnen waardevolle informatie bezitten over mogelijke milieudelicten. Het kan onder meer gaan om leden van de getroffen gemeenschap, organisaties van het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van ngo’s, of leden van de samenleving in het algemeen die een actieve rol spelen bij de bescherming van het milieu. Personen die milieudelicten aangeven en personen die meewerken aan de handhaving van dergelijke delicten moeten in het kader van de strafrechtelijke procedure de nodige bescherming, steun en bijstand krijgen, zodat zij niet worden benadeeld voor hun medewerking, maar worden gesteund en bijgestaan. Deze personen moeten ook worden beschermd tegen intimidatie of onrechtmatige vervolging wegens het melden van dergelijke delicten of wegens hun medewerking aan de strafrechtelijke procedure. |
Amendement 29
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 25 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(25 bis) De lidstaten moeten beoordelen of het nodig is om in overeenstemming met hun nationale rechtsstelsel instrumenten op te zetten, indien deze nog niet bestaan, om personen in staat te stellen milieudelicten anoniem te melden. |
Amendement 30
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 25 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(25 ter) In het kader van de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025) moet de Commissie samen met de lidstaten werken aan een betere toegang van slachtoffers tot schadeloosstelling, met inbegrip van slachtoffers van milieudelicten. Dit kan, indien nodig, het opzetten van een nationaal fonds voor schadeloosstelling van slachtoffers omvatten dat onder meer kan worden gefinancierd door middel van boetes voor milieudelicten en vergoeding voor milieuschade waarin deze richtlijn voorziet en, in voorkomend geval, mogelijk uit de overeenkomstig deze richtlijn geconfisqueerde opbrengsten van het delict en de geconfisqueerde hulpmiddelen die werden gebruikt of bestemd waren om te worden gebruikt bij het plegen of het bijdragen aan het plegen van het delict. |
Amendement 31
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 26 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(26 bis) Omvattende en doeltreffende preventieve maatregelen en afschrikkende en evenredige strafrechtelijke sancties zijn belangrijke hulpmiddelen om milieuschade en milieudelicten te verhinderen. Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, moet de vervuiler de volledige kosten dragen van de milieuschade die hij heeft veroorzaakt. Daarnaast moeten de inkomsten uit specifieke boetes worden gebruikt voor de medefinanciering van preventieve maatregelen, gespecialiseerde opleiding, onderzoeksinstrumenten en voor de financiering van het opsporen, onderzoeken, vervolgen en berechten van milieudelicten. |
Amendement 32
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 26 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(26 ter) Ter preventie worden rechtspersonen ertoe aangespoord een interne toezichthouder voor het milieu aan te stellen, die instaat voor het bijhouden van gegevens die kunnen worden verstrekt aan administratieve of gerechtelijke instanties met het oog op mogelijke opsporingsprocedures of dagvaardingen ter identificatie van overtreders en niet-overtreders. Wanneer rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld voor gepleegde strafbare feiten, kunnen de werkzaamheden van een interne toezichthouder voor het milieu in voorkomend geval als verzachtende omstandigheid worden beschouwd wanneer deze toezichthouder de administratieve of gerechtelijke instanties informatie verstrekt die zij anders niet zouden hebben kunnen verkrijgen. |
Amendement 33
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 27
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(27) Het gebrek aan middelen en handhavingsbevoegdheden voor de nationale autoriteiten die milieudelicten opsporen, onderzoeken, vervolgen of berechten, vormt een belemmering voor de doeltreffende preventie en bestraffing van milieudelicten. Het gebrek aan middelen kan er met name toe leiden dat de autoriteiten in het geheel niet optreden of hun handhavingsacties beperken, waardoor de daders aan hun aansprakelijkheid kunnen ontsnappen of een straf krijgen die niet in verhouding staat tot de ernst van het delict. Daarom moeten minimumcriteria inzake middelen en handhavingsbevoegdheden worden vastgesteld. |
(27) Het gebrek aan middelen en handhavingsbevoegdheden voor de nationale en andere relevante autoriteiten die milieudelicten opsporen, onderzoeken, vervolgen of berechten, vormt een belemmering voor de doeltreffende preventie en bestraffing van milieudelicten. Het gebrek aan middelen kan er met name toe leiden dat de autoriteiten in het geheel niet optreden of hun handhavingsacties beperken, waardoor de daders aan hun aansprakelijkheid kunnen ontsnappen of een straf krijgen die niet in verhouding staat tot de ernst van het delict. Daarom moeten minimumcriteria inzake middelen en handhavingsbevoegdheden worden vastgesteld. |
Amendement 34
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 28
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) De effectieve werking van de handhavingsketen hangt af van een reeks gespecialiseerde vaardigheden. Aangezien de complexiteit van de uitdagingen die milieudelicten met zich meebrengen en de technische aard van dergelijke delicten een multidisciplinaire aanpak vereisen, zijn een hoog niveau van juridische kennis, technische deskundigheid alsmede een hoog niveau van opleiding en specialisatie bij alle betrokken bevoegde autoriteiten noodzakelijk. De lidstaten moeten zorgen voor een opleiding die is afgestemd op de functie van degenen die milieucriminaliteit opsporen, onderzoeken, vervolgen of berechten. Om het professionalisme en de doeltreffendheid van de handhavingsketen te maximaliseren, moeten de lidstaten ook overwegen gespecialiseerde onderzoekseenheden, officieren van justitie en rechters aan te wijzen voor de behandeling van milieustrafzaken. De algemene strafrechtbanken zouden kunnen voorzien in gespecialiseerde kamers. Technische deskundigheid moet ter beschikking worden gesteld van alle betrokken handhavingsinstanties. |
(28) De effectieve werking van de handhavingsketen hangt af van een reeks gespecialiseerde vaardigheden. Aangezien de complexiteit van de uitdagingen die milieudelicten met zich meebrengen en de technische aard van dergelijke delicten een multidisciplinaire aanpak vereisen, zijn een hoog niveau van juridische kennis, technische deskundigheid en financiële ondersteuning alsmede een hoog niveau van opleiding en specialisatie bij alle betrokken bevoegde autoriteiten noodzakelijk. De lidstaten moeten zorgen voor een opleiding die is afgestemd op de functie van degenen die milieucriminaliteit opsporen, onderzoeken, vervolgen of berechten. Om het professionalisme en de doeltreffendheid van de handhavingsketen te maximaliseren, moeten de lidstaten ook, in voorkomend geval en overeenkomstig het nationale recht, gespecialiseerde onderzoekseenheden, officieren van justitie en rechters aanwijzen voor de behandeling van milieustrafzaken en voorzien in gespecialiseerde kamers. Technische deskundigheid en financiële ondersteuning moeten ter beschikking worden gesteld van alle betrokken handhavingsinstanties. |
Amendement 35
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 30 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(30 bis) Gezien de grote financiële gevolgen van milieudelicten, het feit dat zij mogelijk in verband staan met andere ernstige financiële misdrijven en het grensoverschrijdende karakter ervan, zou het Europees Openbaar Ministerie in de beste positie verkeren om zijn bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot de ernstigste milieudelicten die een grensoverschrijdende dimensie hebben. Aangezien de bevoegdheden van het EOM momenteel beperkt zijn tot financiële misdrijven, moet de Commissie in een verslag de mogelijkheid om in samenwerking met Eurojust de bevoegdheden van het EOM uit te breiden tot ernstige grensoverschrijdende milieudelicten omschrijven, alsmede de regelingen voor een dergelijke uitbreiding.
|
Amendement 36
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 32
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(32) Om de in deze richtlijn bedoelde delicten doeltreffend te kunnen aanpakken, is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten in de lidstaten nauwkeurige, consistente en vergelijkbare gegevens verzamelen over de omvang en de trends op het gebied van milieudelicten en over de inspanningen ter bestrijding ervan en de resultaten van die inspanningen. Deze gegevens moeten worden gebruikt voor het opstellen van statistieken ten behoeve van de operationele en strategische planning van handhavingsactiviteiten, alsmede voor het verstrekken van informatie aan de burgers. De lidstaten dienen relevante statistische gegevens over milieudelicten te verzamelen en daarover verslag uit te brengen aan de Commissie. De Commissie moet de resultaten op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens regelmatig beoordelen en bekendmaken. |
(32) Om de in deze richtlijn bedoelde delicten doeltreffend te kunnen aanpakken, is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten in de lidstaten nauwkeurige, consistente en vergelijkbare gegevens verzamelen over de omvang en de trends op het gebied van milieudelicten en over de inspanningen ter bestrijding ervan en de resultaten van die inspanningen. Deze gegevens moeten worden gebruikt voor het opstellen van statistieken ten behoeve van de operationele en strategische planning van handhavingsactiviteiten, alsmede voor het verstrekken van informatie aan de burgers. De lidstaten dienen relevante statistische gegevens over milieudelicten te verzamelen, daarover verslag uit te brengen aan de Commissie en deze online beschikbaar te stellen voor het publiek, en daarbij met name de aan de plegers van delicten opgelegde sancties te vermelden. De Commissie moet op Europees niveau de resultaten op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens regelmatig beoordelen en bekendmaken. |
Amendement 37
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bij deze richtlijn worden minimumvoorschriften met betrekking tot de bepaling van delicten en sancties vastgesteld teneinde het milieu doeltreffender te beschermen. |
Bij deze richtlijn worden minimumvoorschriften met betrekking tot de bepaling van milieudelicten en sancties vastgesteld, alsmede met betrekking tot de maatregelen en middelen om milieudelicten te voorkomen en te bestrijden en de milieuwetgeving van de Unie naar behoren te handhaven teneinde het milieu doeltreffender te beschermen. |
Amendement 38
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 – alinea 1 –punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) wetgeving van de Unie, die ongeacht de rechtsgrondslag ervan bijdraagt tot het nastreven van de doelstellingen van het beleid van de Unie voor de bescherming van het milieu zoals vervat in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; |
a) Unierecht, dat bijdraagt tot het nastreven van de doelstellingen van het beleid van de Unie voor de bescherming van het milieu zoals vervat in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; |
Amendement 39
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 – alinea 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) een wettelijke bepaling, een bestuursrechtelijk voorschrift van een lidstaat of een besluit van een bevoegde instantie van een lidstaat ter uitvoering van de onder a) bedoelde wetgeving van de Unie. |
b) een wettelijke bepaling, een bestuursrechtelijk voorschrift van een lidstaat of een besluit van een bevoegde instantie van een lidstaat ter uitvoering van het onder a) bedoelde Unierecht. |
Amendement 40
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De gedraging wordt ook wederrechtelijk geacht indien daarvoor een vergunning is verleend door een bevoegde instantie in een lidstaat en die vergunning op frauduleuze wijze of door middel van corruptie, afpersing of dwang is verkregen; |
De gedraging wordt ook wederrechtelijk geacht indien daarvoor een vergunning is verleend door een bevoegde instantie in een lidstaat en die vergunning op frauduleuze wijze of door middel van corruptie, afpersing of dwang is verkregen, of wanneer een dergelijke gedraging in strijd is met een voorwaarde van een vergunning; |
Amendement 41
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis) “ernstig”: voor de toepassing van artikel 3, lid 1 bis, wordt met betrekking tot schade verstaan dat deze schade zeer ernstige nadelige veranderingen, verstoringen of schade aan een milieu-element veroorzaakt, met inbegrip van ernstige gevolgen voor het menselijk leven of voor natuurlijke hulpbronnen; |
Amendement 42
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter) “wijdverspreid”: voor de toepassing van artikel 3, lid 1 bis, wordt met betrekking tot schade verstaan dat deze schade zich buiten een afgebakend geografisch gebied uitstrekt, grensoverschrijdend van aard is, of een heel ecosysteem, een hele soort of een groot aantal mensen treft; |
Amendement 43
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 1 quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 quater) “langdurig”: voor de toepassing van artikel 3, lid 1 bis, wordt met betrekking tot schade verstaan dat deze schade niet binnen een redelijke termijn kan worden hersteld door middel van natuurlijk herstel; |
Amendement 44
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3) “rechtspersoon”: iedere juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke interne recht bezit, met uitzondering van staten of overheidslichamen in de uitoefening van het overheidsgezag en van publiekrechtelijke internationale organisaties; |
3) “rechtspersoon”: iedere juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke interne recht bezit, met uitzondering van staten of overheidslichamen in de uitoefening van het overheidsgezag en van publiekrechtelijke internationale organisaties, tenzij het nationale recht toestaat dat overheidslichamen die overheidsgezag uitoefenen, worden opgenomen; |
Amendement 45
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4) “betrokken publiek”: de personen die worden getroffen of mogelijk worden getroffen door de in artikel 3 of artikel 4 bedoelde delicten. In de zin van deze definitie worden personen met een voldoende belang of personen die stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht, alsmede niet-gouvernementele milieubeschermingsorganisaties die overeenkomstig het interne recht aan evenredige eisen voldoen, geacht een belang te hebben; |
4) “betrokken publiek”: de personen die worden getroffen of mogelijk worden getroffen door de in artikel 3 of artikel 4 bedoelde delicten. In de zin van deze definitie worden personen met een voldoende belang of personen die stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht, alsmede maatschappelijke organisaties met inbegrip van niet-gouvernementele milieubeschermingsorganisaties die overeenkomstig het interne recht aan evenredige eisen voldoen, geacht een belang te hebben; |
Amendement 46
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 1 – punt 5 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis) “milieuschade”: ernstige schade aan de gezondheid van een persoon, of aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten, die schadelijke gevolgen heeft voor alles dat groeit, bloei en leeft, met inbegrip van maar niet beperkt tot de schade als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2004/35/CE; |
Amendement 47
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) het lozen, uitstoten of anderszins brengen van een hoeveelheid materie of stoffen of ioniserende straling in de lucht, de grond of het water, waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt; |
a) het lozen, uitstoten of anderszins brengen van een hoeveelheid materie of stoffen, energie of ioniserende straling in de lucht, de grond of het water, waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt; |
Amendement 48
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) het op de markt brengen van een product waardoor, in strijd met een verbod of een ander vereiste, de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt ten gevolge van het gebruik van het product op grotere schaal; |
b) het op de markt brengen van of illegaal handelen in een product, ook online, waarvan het gebruik, in strijd met een verbod of een ander vereiste, de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken ten gevolge van het gebruik van het product op grotere schaal; |
Amendement 49
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt c – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) het vervaardigen, op de markt brengen of gebruiken van stoffen, als zodanig, in mengsels of voorwerpen, met inbegrip van de verwerking ervan in voorwerpen, wanneer: |
c) het vervaardigen, op de markt brengen of aanbieden, het invoeren in en uitvoeren uit de markt van de Unie, ook online, of gebruiken van stoffen, als zodanig, in mengsels of voorwerpen, met inbegrip van de verwerking ervan in voorwerpen, wanneer: |
Amendement 50
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt c – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
en de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken; |
en de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water, aan de biodiversiteit, aan ecosysteemdiensten en -functies of aan dieren of planten veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken; |
Amendement 51
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) elke gedraging in strijd met Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad1 bis; |
|
__________________ |
|
1 bis Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008 (PB L 137 van 24.5.2017, blz. 1). |
Amendement 52
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt c ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c ter) het doelbewust introduceren in het milieu, het telen en in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen wanneer deze activiteiten illegaal zijn krachtens Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2009/41/EG van het Europees Parlement en de Raad, en wanneer deze activiteiten aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water, aan de biodiversiteit, aan ecosysteemdiensten en -functies of aan dieren of planten veroorzaken dan wel kunnen veroorzaken; |
Amendement 53
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt e – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
e) het inzamelen, vervoeren, hergebruiken of verwijderen van afvalstoffen, het bedrijfstoezicht op deze procedures en de nazorg voor verwijderingslocaties, met inbegrip van de handelingen die door handelaren of makelaars worden verricht (afvalbeheer) wanneer wederrechtelijke gedragingen: |
e) het inzamelen, vervoeren, verwerken, hergebruiken of verwijderen van afvalstoffen, het bedrijfstoezicht op deze procedures en de nazorg voor verwijderingslocaties, met inbegrip van de handelingen die door handelaren of makelaars worden verricht (afvalbeheer) wanneer wederrechtelijke gedragingen: |
Amendement 54
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt e – ii
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
ii) betrekking hebben op andere afvalstoffen dan bedoeld onder i) en de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten veroorzaken dan wel dreigen te veroorzaken; |
ii) betrekking hebben op andere afvalstoffen dan bedoeld onder i) en de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten veroorzaken dan wel dreigen te veroorzaken; |
Amendement 55
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt h
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
h) het lozen van verontreinigende stoffen vanaf schepen als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad42 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties, waaronder strafrechtelijke sancties, voor inbreuken, in een van de gebieden als bedoeld in artikel 3, lid 1, van die richtlijn, voor zover de lozing vanaf schepen niet voldoet aan de uitzonderingen van artikel 5 van die richtlijn; deze bepaling is niet van toepassing op individuele gevallen, waarin de lozing vanaf schepen geen aantasting van de waterkwaliteit tot gevolg heeft, tenzij herhaalde gevallen door dezelfde dader tezamen een aantasting van de waterkwaliteit tot gevolg hebben. |
h) het lozen van verontreinigende stoffen vanaf schepen die zijn gedefinieerd in artikel 3, lid 8, van Richtlijn 2008/56/EG of als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad42 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties, waaronder strafrechtelijke sancties, voor inbreuken, in een van de gebieden als bedoeld in artikel 3, lid 1, van die richtlijn, voor zover de lozing vanaf schepen niet voldoet aan de uitzonderingen van artikel 5 van die richtlijn; deze bepaling is niet van toepassing op minder ernstige gevallen, waarin de lozing vanaf schepen geen aantasting van de waterkwaliteit of het mariene milieu tot gevolg heeft, tenzij herhaalde gevallen door dezelfde dader tezamen een aantasting van de waterkwaliteit of het mariene milieu tot gevolg hebben; |
__________________ |
__________________ |
42 Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11). |
42 Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11). |
Amendement 56
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt i
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
i) het installeren, exploiteren of ontmantelen van een installatie waar een gevaarlijke activiteit wordt verricht of waar gevaarlijke stoffen, preparaten of verontreinigende stoffen worden opgeslagen of gebruikt die binnen het toepassingsgebied vallen van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad43, Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad44 of Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad45 en waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt; |
i) het installeren, exploiteren of ontmantelen van een installatie waar een gevaarlijke activiteit wordt verricht of waar gevaarlijke stoffen, preparaten of verontreinigende stoffen worden opgeslagen of gebruikt die binnen het toepassingsgebied vallen van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad43, Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad44 of Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad45 en waardoor de dood van of ernstige schade aan de gezondheid van personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt; |
__________________ |
__________________ |
43 Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (voor de EER relevante tekst) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1). |
43 Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (voor de EER relevante tekst) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1). |
44 Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17). |
44 Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17). |
45 Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66). |
45 Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66). |
Amendement 57
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt j
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
j) het vervaardigen, produceren, bewerken, hanteren, gebruiken, voorhanden hebben, opslaan, vervoeren, in- en uitvoeren en verwijderen van radioactief materiaal dat binnen het toepassingsgebied valt van Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad46, Richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad47 of Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad48, waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt; |
j) het vervaardigen, produceren, bewerken, hanteren, gebruiken, voorhanden hebben, opslaan, vervoeren, in- en uitvoeren en verwijderen van radioactief materiaal dat binnen het toepassingsgebied valt van Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad46 of Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad48, waardoor de dood van of ernstig schade aan de gezondheid van personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt; |
__________________ |
__________________ |
46 Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1). |
46 Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1). |
47 Richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad van 8 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties (PB L 219 van 25.7.2014, blz. 42). |
|
48 Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 296 van 7.11.2013, blz. 12). |
48 Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 296 van 7.11.2013, blz. 12). |
Amendement 58
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt k
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
k) het onttrekken van oppervlaktewater of grondwater waardoor aanzienlijke schade aan de ecologische toestand of het ecologisch potentieel van oppervlaktewaterlichamen of aan de kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt; |
k) het onttrekken van oppervlaktewater of grondwater in de zin van Richtlijn 2000/60/EG waardoor aanzienlijke schade aan de ecologische toestand of het ecologisch potentieel van oppervlaktewaterlichamen of aan de kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen wordt veroorzaakt of waarschijnlijk zal worden veroorzaakt; |
Amendement 59
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt l
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
l) het doden, vernietigen, vangen, bezitten, verkopen of te koop aanbieden van een specimen of specimens van in het wild levende dier- of plantensoorten als genoemd in de bijlagen IV en V (wanneer soorten van bijlage V onder de maatregelen vallen die ook zijn vastgesteld voor soorten van bijlage IV) bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad49 en van de soorten als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad50, tenzij in gevallen waarin de gedraging betrekking heeft op een verwaarloosbare hoeveelheid van deze specimens; |
l) het doden, vernietigen, vangen, bezitten, verkopen of te koop aanbieden, waaronder online, van een specimen of specimens van in het wild levende dier- of plantensoorten als genoemd in de bijlagen IV en V (wanneer soorten van bijlage V onder de maatregelen vallen die ook zijn vastgesteld voor soorten van bijlage IV) bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad49 en van de soorten als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad50, tenzij in gevallen waarin de gedraging betrekking heeft op een verwaarloosbare hoeveelheid van deze specimens, geen wezenlijke impact heeft op het natuurlijke milieu van deze soorten en geen bedreiging vormt voor inspanningen om hun populatie te stabiliseren; |
__________________ |
__________________ |
49 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7). |
49 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7). |
50 Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7). |
50 Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7). |
Amendement 60
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt m
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
m) het verhandelen van specimens van in het wild levende dier- of plantensoorten of delen of afgeleide producten daarvan zoals genoemd in de bijlagen A en B bij Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad51, tenzij in gevallen waarin de gedraging betrekking heeft op een verwaarloosbare hoeveelheid van deze specimens; |
m) het verhandelen, ook online, van specimens van in het wild levende dier- of plantensoorten of delen of afgeleide producten daarvan zoals genoemd in de bijlagen A en B bij Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad51, en de invoer van specimens, delen of afgeleide producten daarvan zoals genoemd in bijlage C van diezelfde verordening; |
__________________ |
__________________ |
51 Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1). |
51 Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1). |
Amendement 61
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt n
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
n) het in de Unie op de markt brengen of aanbieden van illegaal gekapt hout of van houtproducten vervaardigd van illegaal gekapt hout die binnen het toepassingsgebied vallen van Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad52, tenzij in gevallen waarin de gedraging betrekking heeft op een verwaarloosbare hoeveelheid; [Indien een verordening inzake het aanbieden op de markt in de Unie en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die verband houden met ontbossing en bosdegradatie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 995/2010 eerder dan deze richtlijn wordt aangenomen, moet punt n) worden vervangen door een delict binnen het toepassingsgebied van artikel 3 van die verordening. |
n) het in de Unie op de markt brengen of aanbieden en de uitvoer uit de Unie, waaronder via online-kanalen, van relevante grondstoffen of relevante producten die binnen het toepassingsgebied vallen van Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad*+, indien niet wordt voldaan aan de in artikel 3 van die verordening bedoelde voorwaarden voor dat op de markt brengen of aanbieden, of die uitvoer, tenzij in gevallen waarin de gedraging betrekking heeft op een verwaarloosbare hoeveelheid; |
__________________ |
__________________ |
52 Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23). |
* Verordening (EU) .../...van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende het op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 995/2010 (PB ...). |
|
+ PB: gelieve in de tekst het nummer van de verordening vervat in document PE-CONS 82/22 (2021/0366(COD)) in te voegen en in de voetnoot het nummer, de datum, de titel en de PB-referentie van die verordening. |
Amendement 62
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt o
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
o) elke gedraging die schade toebrengt aan een beschermde habitat in de zin van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 92/43/EEG, indien deze schade aanzienlijk is; |
o) elke gedraging die schade toebrengt aan een beschermde habitat binnen een speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 92/43/EEG, of aan een habitat van een soort in overeenstemming met Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad*+, indien deze schade aanzienlijk is; |
|
__________________ |
|
* Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad van ... on nature restoration (PB ...). |
|
+ PB: gelieve in de tekst het nummer van de verordening in document PE-CONS …/... (2022/0195(COD)) in te voegen en in de voetnoot het nummer, de datum, de titel en de PB-referentie van die verordening. |
Amendement 63
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – lid 1 – punt p – ii
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
ii) de gedraging in strijd is met een voorwaarde van een vergunning die is afgegeven ingevolge artikel 8 of een toelating die is verleend ingevolge artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1143/2014 en de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken; |
ii) de gedraging in strijd is met een voorwaarde van een vergunning die is afgegeven ingevolge artikel 8 of een toelating die is verleend ingevolge artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1143/2014 en de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies, dieren of planten veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken; |
Amendement 64
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt q
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
q) het produceren, op de markt brengen, invoeren, uitvoeren, gebruiken, uitstoten of doen vrijkomen van ozonafbrekende stoffen zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad54 of van producten en apparaten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben; |
q) het produceren, op de markt brengen, waaronder online, invoeren, uitvoeren, gebruiken, uitstoten of doen vrijkomen van ozonafbrekende stoffen zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad54 of van producten en apparaten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben; |
__________________ |
__________________ |
54 Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1) |
54 Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1) |
Amendement 65
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt r bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
r bis) het plegen van een ernstige inbreuk in de zin van artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad55bis en artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van de Raad55ter; |
|
__________________ |
|
55bis Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1). |
|
55ter Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1). |
Amendement 66
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 – punt r ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
r ter) elke gedraging die een bosbrand of een aanzienlijke verslechtering van meer dan één hectare bos veroorzaakt; |
Amendement 67
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat elke gedraging die de dood van of ernstige schade aan de gezondheid van personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water, aan de biodiversiteit, aan ecosysteemdiensten en -functies, of aan dieren of planten veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken, strafbaar wordt gesteld wanneer zij wederrechtelijk is en opzettelijk of door ernstige nalatigheid wordt begaan. De lidstaten zorgen ervoor dat elke gedraging die ernstige en wijdverbreide, of ernstige en langdurige, of ernstige en onomkeerbare schade veroorzaakt, als bijzonder zwaarwegend delict wordt behandeld en als zodanig wordt bestraft in overeenstemming met de rechtsstelsels van de lidstaten. |
Amendement 68
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de gedragingen als bedoeld in lid 1, punten a), b), c), d), e), f), h), i), j), k), m), n), p) ii), q) en r) ook een delict zijn als zij ten minste uit grove nalatigheid worden begaan. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de gedragingen als bedoeld in de leden 1 en 1 bis ook een delict zijn als zij ten minste uit grove nalatigheid worden begaan. |
Amendement 69
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 3 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de verspreiding van de schade; |
d) de verspreiding van de schade, met inbegrip van de mogelijk grensoverschrijdende aard ervan; |
Amendement 70
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 3 – punt e bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
e bis) alle financiële voordelen die uit de door de daders veroorzaakte schade zijn behaald; |
Amendement 71
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 3 – punt e ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
e ter) de duur van de inbreuk of de niet-naleving; |
Amendement 72
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 3 – punt e quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
e quater) de instandhoudingsstatus van de getroffen soorten, populaties of habitats, ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen; |
Amendement 73
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 3 – punt e quinquis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
e quinquies) of het delict is begaan in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad of verband houdt met moord, corruptie, witwassen, fraude, vervalsing van documenten, afpersing, dwang of andere vormen van intimidatie. |
Amendement 74
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wetgeving bepaalt dat de opsomming van delicten in lid 1, punten c bis), c ter), r bis) en r ter), de mogelijkheid onverlet laat om gedragingen die schade veroorzaken dan wel dreigen te veroorzaken die, op basis van de elementen als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, niet als aanzienlijk wordt beschouwd, van strafrechtelijke aansprakelijkheid uit te sluiten. |
Amendement 75
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 4 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wetgeving bepaalt dat bij de opsporing, de vervolging en de berechting van de delicten als bedoeld in lid 1, punten a) tot en met e), en i), j), k) en p) de navolgende aspecten in aanmerking worden genomen wanneer wordt beoordeeld of de activiteit mogelijk schadelijk is voor de kwaliteit van lucht, grond of water of voor dieren of planten: |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wetgeving bepaalt dat bij de opsporing, de vervolging en de berechting van de delicten als bedoeld in lid 1, in voorkomend geval, de navolgende aspecten in aanmerking worden genomen wanneer wordt beoordeeld of de activiteit mogelijk schadelijk is voor de kwaliteit van lucht, grond of water of voor de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en -functies en dieren of planten: |
Amendement 76
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 4 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de gedraging heeft betrekking op een vergunningplichtige activiteit die als risicovol of gevaarlijk wordt beschouwd en waarvoor geen vergunning is afgegeven of waarbij in strijd met de vergunningsvoorwaarden is gehandeld; |
a) de gedraging heeft betrekking op een vergunningplichtige activiteit die als risicovol of gevaarlijk wordt beschouwd en waarvoor geen vergunning is afgegeven of geactualiseerd, of waarbij in strijd met de vergunningsvoorwaarden is gehandeld; |
Amendement 77
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 5 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de mate waarin de wettelijke drempel, de waarde of een andere voorgeschreven parameter is overschreden; |
b) de mate waarin de wettelijke drempel, inclusief een gevaarlijkheids- en toxiciteitsdrempel, de waarde of een andere voorgeschreven parameter is overschreden; |
Amendement 78
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 5 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de staat van instandhouding van de desbetreffende dier- of plantensoorten; |
c) de staat van instandhouding van de betrokken populaties van de desbetreffende dier- of plantensoorten; |
Amendement 79
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 5 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de kosten van het herstel van de milieuschade. |
d) de kosten van het herstel van de milieuschade, rekening houdend met de waarde van de verstrekte ecosysteemdienst. |
Amendement 80
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 5 – alinea 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wetgeving bepaalt dat de opsomming van delicten in lid 1, punten c bis), c ter), r bis) en r ter), de mogelijkheid onverlet laat om gedragingen met betrekking tot hoeveelheden die op basis van de elementen als bedoeld in de eerste alinea van dit lid als verwaarloosbaar worden beschouwd, van strafrechtelijke aansprakelijkheid uit te sluiten. |
Amendement 81
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – lid 5 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de dader zich vanaf het moment dat een gedraging wederrechtelijk wordt, niet meer kan beroepen op de afgifte van een vergunning om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen. |
Amendement 82
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten stellen uitlokking van en medeplichtigheid aan elk van de in artikel 3, lid 1, bedoelde delicten strafbaar. |
1. De lidstaten stellen uitlokking van en medeplichtigheid aan elk van de in artikel 3, leden 1 en 1 bis, bedoelde delicten strafbaar. |
Amendement 83
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een poging om opzettelijk een van de in artikel 3, lid 1, punten a), b), c), d), e), f), h), i), j), k), m), n), p) ii), q) en r) bedoelde delicten te plegen, strafbaar te stellen. |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een poging om opzettelijk een van de in artikel 3, lid 1, bedoelde delicten te plegen, in voorkomend geval strafbaar te stellen. |
Amendement 84
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties. |
1. De lidstaten nemen de nodige en passende maatregelen, onder meer in de vorm van het vaststellen van doeltreffende procedures, om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties. |
Amendement 85
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3 bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien jaar indien zij de dood van of ernstig letsel aan personen veroorzaken dan wel dreigen te veroorzaken. |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3 bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien jaar indien zij de dood van of schade aan de gezondheid van personen veroorzaken dan wel dreigen te veroorzaken. |
Amendement 86
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, punten k), l), m), o) en p) bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met een maximumgevangenisstraf van ten minste vier jaar. |
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, punten c bis), c ter), k), l), m), o), p), r bis), r ter), en in artikel 3, lid 1 bis), bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met een maximumgevangenisstraf van ten minste vier jaar. |
Amendement 87
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 4 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om andere maatregelen dan gevangenisstraf te ontwikkelen met als doel bij te dragen tot het herstel van het milieu. |
Amendement 88
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 5 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de verplichting om het milieu binnen een bepaalde termijn te herstellen; |
a) de verplichting om het milieu binnen een bepaalde termijn te herstellen of, als de dader hiertoe niet in staat is of als de schade onomkeerbaar is, de veroorzaakte schade te vergoeden; |
Amendement 89
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 5 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) geldboetes; |
b) geldboetes die in verhouding staan tot de ernst en de duur van de milieuschade en tot de financiële voordelen die zijn behaald door het plegen van het delict; |
Amendement 90
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 5 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) tijdelijke of permanente uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies; |
c) tijdelijke of permanente uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies, concessies en vergunningen; |
Amendement 91
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 5 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) een verbod op het geven van leiding aan inrichtingen van het type dat is gebruikt om het delict te plegen; |
d) een verbod op het bekleden van een leidende positie in een rechtspersoon van het type dat is gebruikt om het delict te plegen; |
Amendement 92
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 5 – punt g bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
g bis) de verplichting om de door de in het gelijk gestelde partij gemaakte proceskosten te dragen, overeenkomstig de voorwaarden en uitzonderingen waarin het nationale procesrecht voorziet. |
Amendement 93
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 6 – lid 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen; of |
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen; en/of |
Amendement 94
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 6 – lid 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen; |
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen; en/of |
Amendement 95
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 6 – lid 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtspersonen die een delict als bedoeld in artikel 3 of artikel 4 plegen, in voorkomend geval civielrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade die zij als gevolg van dat delict veroorzaken, en dat zij overeenkomstig het nationale recht kunnen worden verplicht de personen die deze schade hebben geleden, schadeloos te stellen. |
Amendement 96
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 6 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit niet de strafrechtelijke vervolging uit van natuurlijke personen die als dader, uitlokker of medeplichtige bij in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten betrokken zijn. |
3. De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit niet de strafrechtelijke vervolging uit van natuurlijke personen, waaronder leden van de raad van bestuur van een onderneming, die als dader, uitlokker of medeplichtige bij in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten betrokken zijn. |
Amendement 97
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon die op grond van artikel 6, lid 1, aansprakelijk wordt gesteld, kan worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon die op grond van artikel 6, lid 1 of lid 2, aansprakelijk wordt gesteld, kan worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties en maatregelen. Deze sancties zijn evenredig en weerspiegelen de ernst en de duur van de veroorzaakte schade. |
Amendement 98
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 2 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan rechtspersonen die op grond van artikel 6, lid 1 aansprakelijk zijn voor in artikel 3 en 4 bedoelde delicten onder meer de navolgende sancties of maatregelen kunnen worden opgelegd: |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan rechtspersonen die op grond van artikel 6, lid 1, aansprakelijk worden gesteld voor in artikel 3 en 4 bedoelde delicten onder meer de navolgende sancties of maatregelen kunnen worden opgelegd: |
Amendement 99
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 2 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) al dan niet strafrechtelijke geldboetes; |
a) al dan niet strafrechtelijke geldboetes die evenredig zijn met de ernst en de duur van de milieuschade en met de financiële voordelen die zijn verworven door het plegen van het delict; |
Amendement 100
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 2 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de verplichting om het milieu binnen een bepaalde termijn te herstellen; |
b) de verplichting om het milieu binnen een bepaalde termijn te herstellen of, als de dader hiertoe niet in staat is of als de schade onomkeerbaar is, de veroorzaakte schade te vergoeden; |
Amendement 101
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 2 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) tijdelijke uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies; |
d) tijdelijke uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies, concessies en vergunningen; |
Amendement 102
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 2 – punt k
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
k) openbaarmaking van de rechterlijke beslissing in verband met de veroordeling of eventuele opgelegde sancties of maatregelen. |
k) openbaarmaking in het land of in de Unie van de rechterlijke beslissing in verband met de veroordeling of eventuele opgelegde sancties of maatregelen en toezending ervan aan de relevante instellingen van de Unie. |
Amendement 103
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan een rechtspersoon die op grond van artikel 6, lid 2, aansprakelijk wordt gesteld, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties of maatregelen kunnen worden opgelegd. |
Schrappen |
Amendement 104
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, punten a) tot en met j), en n), q) en r), bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met maximumboetes van ten minste 5 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon [/onderneming] in het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de boete wordt opgelegd. |
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, punten a) tot en met j), en n), q) en r), bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met evenredige boetes met een maximum van ten minste 10 % van de gemiddelde wereldwijde omzet van de rechtspersoon in de drie boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de boete wordt opgelegd. |
Amendement 105
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, punten k), l), m), o) en p) bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met maximumboetes van ten minste 3 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon [/onderneming] in het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de boete wordt opgelegd. |
5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, punten k), l), m), o) en p) bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met evenredige boetes met een maximum van ten minste 10 % van de gemiddelde wereldwijde omzet van de rechtspersoon [/onderneming] in de drie boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de boete wordt opgelegd. |
Amendement 106
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – alinea 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) het delict heeft de dood van of ernstig letsel aan een persoon tot gevolg gehad; |
a) het delict heeft de dood van of schade aan de gezondheid van een persoon tot gevolg gehad; |
Amendement 107
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – alinea 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) het delict heeft vernietiging of onomkeerbare dan wel langdurige aanzienlijke schade aan een ecosysteem tot gevolg gehad; |
b) het delict heeft vernietiging of onomkeerbare dan wel langdurige aanzienlijke schade aan een ecosysteem of aan beschermde soorten als bedoeld in artikel 3, lid 1, punten l) en m), tot gevolg gehad; |
Amendement 108
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – alinea 1 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) het delict is gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad56; |
c) het delict is gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad56, of er was sprake van corruptie, witwassen van geld, fraude, afpersing, dwang of andere vormen van intimidatie; |
__________________ |
__________________ |
56 Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit, PB L 300/42. |
56 Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit, PB L 300/42. |
Amendement 109
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – alinea 1 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) bij het delict werden valse of vervalste documenten gebruikt; |
d) bij het delict werden valse of vervalste documenten gebruikt of er werd gehandeld in strijd met een vergunningsvoorwaarde; |
Amendement 110
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – alinea 1 – punt j
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
j) de dader belemmert inspecties, douanecontroles of onderzoek actief of intimideert getuigen of klagers of valt deze lastig. |
j) de dader belemmert inspecties, douanecontroles of onderzoek actief, vernietigt bewijsmateriaal, of intimideert getuigen of klagers of valt deze lastig; |
Amendement 111
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – alinea 1 – punt j bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
j bis) het delict werd gepleegd in een beschermd gebied. |
Amendement 112
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 9 – alinea 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de dader herstelt de natuur in de oorspronkelijke toestand; |
a) de dader herstelt de natuur in de oorspronkelijke toestand voordat er een strafrechtelijk onderzoek is gestart; |
Amendement 113
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 9 – alinea 1 – punt a bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) de dader onderneemt stappen om de gevolgen en de omvang van de schade tot een minimum te beperken, of herstelt de schade of laat de schade herstellen voordat er een strafrechtelijk onderzoek is gestart; |
Amendement 114
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 9 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 9 bis |
|
Voorzorgsmaatregelen |
|
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun bevoegde justitiële autoriteiten de onmiddellijke stopzetting van de in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn bedoelde wederrechtelijke gedragingen kunnen gelasten of maatregelen kunnen opleggen om dergelijke gedragingen te voorkomen, om schade aan het milieu te voorkomen. |
Amendement 115
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 10 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in voorkomend geval hun bevoegde autoriteiten in overeenstemming met Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad58 de opbrengsten van, en de hulpmiddelen die werden gebruikt of bestemd waren om te worden gebruikt bij het plegen of het bijdragen aan het plegen van een van de in deze richtlijn genoemde delicten, kunnen bevriezen of in beslag kunnen nemen. |
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in voorkomend geval hun bevoegde autoriteiten in overeenstemming met Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad58 alle opbrengsten van, en de hulpmiddelen die werden gebruikt of bestemd waren om te worden gebruikt bij het plegen of het bijdragen aan het plegen van een van de in deze richtlijn genoemde delicten, kunnen opsporen, identificeren, bevriezen of in beslag kunnen nemen. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat bevroren en geconfisqueerde opbrengsten en hulpmiddelen op passende wijze worden beheerd, in overeenstemming met hun aard, en, indien mogelijk, worden gebruikt om milieuherstel of herstel van veroorzaakte schade te financieren of milieuschade te compenseren, overeenkomstig het nationale recht. |
__________________ |
__________________ |
58 Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39). |
58 Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39). |
Amendement 116
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorzien in een zodanige verjaringstermijn dat de in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten voldoende lange tijd nadat deze zijn gepleegd, nog het voorwerp kunnen zijn van onderzoek, vervolging, een proces en een rechterlijke beslissing, zodat die delicten effectief kunnen worden aangepakt. |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorzien in een zodanige verjaringstermijn dat de in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten voldoende lange tijd nadat deze zijn ontdekt, nog het voorwerp kunnen zijn van onderzoek, vervolging, een proces en een rechterlijke beslissing, zodat die delicten effectief kunnen worden aangepakt. |
Amendement 117
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om onderzoek, vervolging, een proces en een rechterlijke beslissing mogelijk te maken ten aanzien van: |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie) |
Amendement 118
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten waarvoor een maximumsanctie van ten minste tien jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd, gedurende een termijn van ten minste tien jaar, gerekend vanaf het moment waarop het delict werd gepleegd, indien de delicten strafbaar zijn; |
a) in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten waarvoor een maximumsanctie van ten minste tien jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd, gedurende een termijn van ten minste tien jaar, gerekend vanaf het moment waarop het delict werd ontdekt, indien de delicten strafbaar zijn; |
Amendement 119
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten waarvoor een maximumsanctie van ten minste zes jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd, gedurende een termijn van ten minste zes jaar, gerekend vanaf het moment waarop het strafbaar werd gepleegd, indien de delicten strafbaar zijn; |
b) in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten waarvoor een maximumsanctie van ten minste zes jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd, gedurende een termijn van ten minste zes jaar, gerekend vanaf het moment waarop het strafbaar werd ontdekt, indien de delicten strafbaar zijn; |
Amendement 120
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten waarvoor een maximumsanctie van ten minste vier jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd, gedurende een termijn van ten minste vier jaar, gerekend vanaf het moment waarop het delict werd gepleegd, indien de delicten strafbaar zijn. |
c) in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten waarvoor een maximumsanctie van ten minste vier jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd, gedurende een termijn van ten minste vier jaar, gerekend vanaf het moment waarop het delict werd ontdekt, indien de delicten strafbaar zijn. |
Amendement 121
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 kunnen de lidstaten een verjaringstermijn van minder dan tien jaar doch van ten minste vier jaar vaststellen, mits die termijn door bepaalde handelingen kan worden gestuit of geschorst. |
Schrappen |
Amendement 122
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 12 – lid 1 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de dader onderdaan of ingezetene van die lidstaat is. |
d) de dader onderdaan of ingezetene van die lidstaat is of een op het grondgebied van die lidstaat gevestigde rechtspersoon is; |
Amendement 123
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 12 – lid 1 – punt d bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) het strafbare feit is gepleegd ten voordele van een op het grondgebied van die lidstaat gevestigde rechtspersoon. |
Amendement 124
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 12 – lid 2 – alinea 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) het delict is gepleegd ten voordele van een op het grondgebied van die lidstaat gevestigde rechtspersoon; |
Schrappen |
Amendement 125
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 13 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bescherming die wordt verleend op grond van Richtlijn (EU) 2019/1937 van toepassing is op personen die de in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn bedoelde delicten melden. |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bescherming die wordt verleend op grond van Richtlijn (EU) 2019/1937 geboden wordt aan natuurlijke personen die de in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn bedoelde delicten melden en om ervoor te zorgen dat een soortgelijk passend beschermingsniveau geboden wordt aan rechtspersonen die deze delicten melden. |
Amendement 126
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 13 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat personen die in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn bedoelde delicten melden en bewijsmateriaal aanleveren of anderszins medewerking verlenen aan het onderzoek, de vervolging of de berechting van die delicten, de nodige ondersteuning en bijstand wordt verleend in het kader van de strafrechtelijke procedure. |
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat personen die in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn bedoelde delicten melden en bewijsmateriaal aanleveren of anderszins medewerking verlenen aan het onderzoek, de vervolging of de berechting van die delicten, de nodige bescherming, ondersteuning en bijstand wordt verleend in het kader van de strafrechtelijke procedure, conform het nationale rechtsstelsel. |
Amendement 127
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 13 – lid 2 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten beoordelen of het nodig is om in overeenstemming met hun nationale rechtsstelsel instrumenten op te zetten, indien deze nog niet bestaan, om personen in staat te stellen milieudelicten anoniem te melden. |
Amendement 128
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 14 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Rechten van het betrokken publiek om deel te nemen aan procedures |
Publicatie van informatie met het oog op het openbaar belang en toegang tot de rechter voor het betrokken publiek |
Amendement 129
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 14 – alinea 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten zorgen er in overeenstemming met hun nationale recht voor dat de volgende informatie wordt geacht in het algemeen belang te zijn en openbaar wordt gemaakt: |
|
a) definitieve uitspraken en de hoogte van de door de rechter opgelegde sancties; |
|
b) aantal milieudelicten dat bij de autoriteiten is gemeld en aantal lopende gerechtelijke procedures met betrekking tot dergelijke misdrijven, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de verslagen; |
|
c) de regels voor interventie in de procedures met betrekking tot de in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten. |
Amendement 130
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 14 – alinea 1 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten zorgen er in overeenstemming met hun nationale recht voor dat de informatie over de voortgang van de procedures wordt gedeeld moet het betrokken publiek. |
Amendement 131
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 15 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten nemen passende maatregelen, onder meer in de vorm van voorlichtings- en bewustmakingscampagnes en onderzoeks- en educatieprogramma’s, om het totale aantal milieudelicten terug te dringen, het bewustzijn bij het publiek te vergroten en het risico dat de bevolking het slachtoffer wordt van een milieudelict te verkleinen. Waar nuttig, werken de lidstaten met de desbetreffende belanghebbenden samen. |
De lidstaten nemen passende maatregelen, onder meer in de vorm van voorlichtings- en bewustmakingscampagnes die gericht zijn op alle relevante belanghebbenden in de overheids- en privésector, doeltreffende rechtshandhavingsinstrumenten, en onderzoeks- en educatieprogramma’s, om het totale aantal milieudelicten terug te dringen, het bewustzijn bij het publiek te vergroten en het risico van een milieudelict drastisch te verkleinen. Waar nuttig, werken de lidstaten met alle desbetreffende belanghebbenden samen. |
Amendement 132
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 16 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten zorgen ervoor dat nationale instanties die milieudelicten vaststellen, onderzoeken, vervolgen of berechten, beschikken over voldoende gekwalificeerde medewerkers en over voldoende financiële, technische en technologische middelen voor een doeltreffende uitoefening van hun taken in het kader van de uitvoering van deze richtlijn. |
De lidstaten zorgen ervoor dat nationale autoriteiten en andere relevante instanties die milieudelicten vaststellen, onderzoeken, vervolgen of berechten, beschikken over voldoende gekwalificeerde medewerkers, waaronder openbare aanklagers en politieautoriteiten, en over voldoende financiële, technische en technologische middelen voor een doeltreffende uitoefening van hun taken in het kader van de uitvoering van deze richtlijn. De lidstaten versterken in overeenstemming met hun nationale recht met name hun handhavings- en justitiële ketens op het gebied van milieucriminaliteitsrecht door gespecialiseerde rechtshandhavingsteams op te richten of, indien van toepassing, te versterken, alsook gespecialiseerde coördinatie-instanties, memoranda van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten, nationale handhavingsnetwerken en gezamenlijke trainingsactiviteiten. |
Amendement 133
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 16 – alinea 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Wanneer wordt vermoed dat de milieudelicten een grensoverschrijdend karakter hebben, geven de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de informatie over deze gevallen onverwijld door aan de bevoegde instanties. Overeenkomstig de toepasselijke voorschriften werken de lidstaten ook samen via EU-agentschappen, met name Eurojust en Europol, en met EU-instanties, waaronder het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), op hun respectieve bevoegdheidsgebieden. |
Amendement 134
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 17 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verschillen in de organisatie van de rechterlijke macht in de Unie verzoeken de lidstaten degenen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van rechters, aanklagers, politie en medewerkers van justitie en van bevoegde instanties die betrokken zijn bij strafrechtelijke procedures en onderzoeken om geregeld gespecialiseerde opleidingen over de doelen van deze richtlijn aan te bieden, afgestemd op de functies van de betrokken medewerkers en instanties. |
Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verschillen in de organisatie van de rechterlijke macht in de Unie zorgen de lidstaten ervoor dat rechters, aanklagers, politie en medewerkers van justitie en van bevoegde instanties die betrokken zijn bij strafrechtelijke procedures en onderzoeken geregeld gespecialiseerde opleidingen over de doelen van deze richtlijn ontvangen, afgestemd op de functies van de betrokken medewerkers en instanties. De Commissie organiseert regelmatige uitwisselingen van beste praktijken op dit gebied. |
Amendement 135
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 18 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende onderzoeksmiddelen, waaronder de middelen die worden ingezet bij zaken op het gebied van georganiseerde of andere zware criminaliteit, ook beschikbaar zijn voor het onderzoeken of vervolgen van de in de artikelen 3 en 4 genoemde delicten. |
De lidstaten nemen de nodige en passende maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende onderzoeksmiddelen, waaronder de middelen die worden ingezet bij zaken op het gebied van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, financiële misdrijven, cybercriminaliteit of andere zware criminaliteit, doeltreffend en beschikbaar zijn voor het onderzoeken of vervolgen van de in de artikelen 3 en 4 genoemde delicten. |
Amendement 136
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 18 – alinea 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten wijzen, in voorkomend geval en in overeenstemming met het nationale recht, gespecialiseerde onderzoekseenheden, openbare aanklagers en strafrechters aan, en voorzien in gespecialiseerde kamers van rechters voor de behandeling van milieustrafzaken. |
Amendement 137
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Coördinatie en samenwerking tussen bevoegde instanties binnen een lidstaat |
Coördinatie en samenwerking tussen bevoegde instanties binnen en tussen de lidstaten |
Amendement 138
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – alinea 1 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te komen tot passende regelingen voor coördinatie en samenwerking op strategisch en operationeel niveau tussen al hun bevoegde instanties die betrokken zijn bij de preventie en de bestrijding van milieucriminaliteit. Met dergelijke regelingen moet ten minste het volgende worden beoogd: |
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te komen tot passende regelingen voor coördinatie en samenwerking op strategisch en operationeel niveau tussen al hun bevoegde instanties die betrokken zijn bij de preventie en de bestrijding van milieucriminaliteit. Dergelijke regelingen kunnen de vorm aannemen van teams en organen als bedoeld in artikel 16 van deze richtlijn, en er moet ten minste het volgende mee worden beoogd: |
Amendement 139
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – alinea 1 – punt d bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) overeenkomstig het toepasselijke recht, het uitwisselen van relevante informatie tussen bevoegde autoriteiten om recidive door veroordeelde personen in verband met de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten te voorkomen, ook in andere lidstaten; |
Amendement 140
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 19 bis |
|
Samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie en andere instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie |
|
1. Onverminderd de regels inzake grensoverschrijdende samenwerking en wederzijdse rechtshulp in strafzaken werken de lidstaten, Eurojust, Europol, het Europees Openbaar Ministerie en de Commissie met inachtneming van hun respectieve bevoegdheden samen bij de bestrijding van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten. Daartoe verleent de Commissie, en in voorkomend geval Eurojust, de technische en operationele bijstand die de bevoegde nationale autoriteiten nodig hebben om coördinatie van het door hen ingestelde onderzoek te vergemakkelijken. |
|
2. Binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn stelt de Commissie een verslag op over de maatregelen ter verdere versterking van de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie en andere instellingen, organen en instanties van de Unie. In dit verslag is ook een beoordeling opgenomen van de mogelijkheid om in samenwerking met Eurojust de bevoegdheden van het EOM uit te breiden tot ernstige grensoverschrijdende milieudelicten, alsmede de regelingen voor een dergelijke uitbreiding. |
Amendement 141
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de doelstellingen en prioriteiten van nationaal beleid ten aanzien van deze criminaliteit; |
a) de doelstellingen en prioriteiten van nationaal beleid ten aanzien van deze criminaliteit, onder meer in het geval van grensoverschrijdende criminaliteit; |
Amendement 142
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 1 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de wijzen van coördinatie en samenwerking tussen de bevoegde instanties; |
c) de wijzen van coördinatie en samenwerking tussen de bevoegde instanties en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten; |
Amendement 143
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 1 – punt d bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) het gebruik van de opbrengsten van administratieve en strafrechtelijke sancties voor milieuherstelacties. |
Amendement 144
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 1 – punt e
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
e) de benodigde middelen en de wijze waarop specialisatie van handhavers zal worden ondersteund; |
e) de benodigde en toegewezen middelen en de wijze waarop specialisatie van handhavers zal worden ondersteund; |
Amendement 145
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 1 – punt f
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
f) de procedures en systemen voor geregelde monitoring en evaluatie van de bereikte resultaten; |
f) de procedures en systemen voor geregelde monitoring, evaluatie en verslaglegging van de bereikte resultaten; |
Amendement 146
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 1 – punt g bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
g bis) bijstand en bescherming van slachtoffers. |
Amendement 147
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de strategie geregeld, doch ten minste eens in de vijf jaar op basis van een risicoanalyse wordt geëvalueerd en bijgewerkt, om rekening te houden met relevante ontwikkelingen en trends en daaraan gerelateerde dreigingen op het gebied van milieucriminaliteit. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de strategie geregeld, doch ten minste eens in de drie jaar op basis van een risicoanalyse en effectbeoordeling wordt geëvalueerd en bijgewerkt, om rekening te houden met relevante ontwikkelingen en trends en daaraan gerelateerde dreigingen op het gebied van milieucriminaliteit. |
Amendement 148
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 2 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) het aantal onderzochte milieuzaken; |
b) het aantal onderzochte milieuzaken, met inbegrip van zaken waarbij sprake is van grensoverschrijdende samenwerking; |
Amendement 149
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 2 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) het aantal vervolgingen en rechterlijke uitspraken in milieuzaken; |
Amendement 150
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 2 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de gemiddelde lengte van strafrechtelijke onderzoeken naar milieudelicten; |
c) de mediane, gemiddelde en maximale lengte van strafrechtelijke onderzoeken naar milieudelicten; |
Amendement 151
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 2 – punt d bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) het aantal veroordelingen voor milieudelicten in verband met delicten die zijn gepleegd in het kader van een criminele organisatie; |
Amendement 152
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 2 – punt d ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d ter) het aantal veroordelingen voor milieudelicten in verband met delicten die zijn gepleegd door een overheidsfunctionaris of waarbij een overheidsinstantie betrokken was; |
Amendement 153
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 2 – punt g bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
g bis) het aantal rechtszaken dat is geseponeerd als gevolg van het verstrijken van de verjaringstermijn; |
Amendement 154
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat er geregeld een geconsolideerd overzicht van hun statistieken wordt gepubliceerd. |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat er ten minste iedere twee jaar een geconsolideerd overzicht van hun statistieken wordt gepubliceerd en gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt. |
Amendement 155
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks de in lid 2 bedoelde statistische gegevens in een standaardformaat dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 22. |
4. De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks de in lid 2 bedoelde statistische gegevens in een gemakkelijk toegankelijk en vergelijkbaar standaardformaat dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 22, binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Amendement 156
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De Commissie publiceert geregeld een verslag dat is gebaseerd op de door de lidstaten verstrekte statistische gegevens. Drie jaar nadat het in artikel 22 bedoelde standaardformaat is vastgesteld, wordt dit verslag voor het eerst gepubliceerd. |
5. De Commissie publiceert ten minste om de twee jaar een verslag dat is gebaseerd op de door de lidstaten verstrekte statistische gegevens. Twee jaar nadat het in artikel 22 bedoelde standaardformaat is vastgesteld, wordt dit verslag voor het eerst gepubliceerd. |
Amendement 157
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 21 – lid 5 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. De Commissie ontwikkelt richtsnoeren om de lidstaten te helpen bij het opstellen van geharmoniseerde, doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties. |
Amendement 158
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 25 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Evaluatie en verslaglegging |
Evaluatie, verslaglegging en herziening |
Amendement 159
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 25 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie dient uiterlijk op [PB – datum toevoegen - twee jaar nadat de omzettingstermijn is verstreken] een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin wordt beoordeeld in welke mate de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag; |
1. De Commissie dient uiterlijk op [PB – datum toevoegen - twee jaar nadat de omzettingstermijn is verstreken] en daarna om de twee jaar een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin wordt beoordeeld in welke mate de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen, en waarin aanbevelingen voor de lidstaten ter verbetering van de naleving zijn opgenomen. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag, met inbegrip van maar niet beperkt tot de gegevens als bedoeld in artikel 21, lid 2. |
Amendement 160
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 25 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk op [PB – datum toevoegen - vijf jaar nadat de omzettingstermijn is verstreken] evalueert de Commissie de effecten van deze richtlijn en zendt zij een verslag aan het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag. |
3. Uiterlijk op [PB – datum toevoegen - drie jaar nadat de omzettingstermijn is verstreken] en vervolgens om de twee jaar evalueert de Commissie de effecten van deze richtlijn en de noodzaak om de lijst met milieudelicten te actualiseren, en zendt zij een verslag aan het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag. Het verslag gaat indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel. |
TOELICHTING
De rapporteur is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EG.
Bij Richtlijn 2008/99/EG is in het rechtskader van de Unie een belangrijk beginsel ingevoerd, namelijk dat milieudelicten moeten worden bestreden en daders van milieudelicten in alle EU-lidstaten moeten worden bestraft. Dit essentieel om ervoor te zorgen dat het beginsel dat de vervuiler betaalt evenals het milieuacquis van de EU worden nageleefd.
Ondanks alle goede bedoelingen zijn niet alle doelstellingen van de richtlijn bereikt. De richtlijn is tot dusver niet herzien en uit de evaluatie van de Commissie in 2020 bleek dat er fundamentele problemen zijn bij de toepassing van de richtlijn in de lidstaten. De Commissie noemde onder meer de volgende probleempunten:
een gebrek aan volledige gegevens over milieudelicten;
onvoldoende duidelijkheid met betrekking tot bepaalde juridische termen;
aanzienlijke verschillen in de door de lidstaten toegepaste sancties, inclusief bijkomende sancties en sancties voor rechtspersonen;
onvoldoende flexibiliteit voor wat betreft de aanpassing van het toepassingsgebied van de richtlijn;
tekortkomingen op het vlak van grensoverschrijdende samenwerking, ook op het vlak van de kennis van openbare aanklagers en rechters.
Deze problemen hebben bovendien geleid tot een veelvoud aan juridische en praktische termen en tot een uiteenlopende uitvoering en toepassing van de EU-regelgeving inzake milieucriminaliteit. Hierdoor is een ongelijk speelveld ontstaan en werd de goede werking van de interne markt belemmerd. Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht komt dan ook geen seconde te laat. De rapporteur pleit voor verdere harmonisatie om het gebrek aan uniformiteit te verhelpen en stelt voor te overwegen om deze richtlijn aan te vullen met andere beleidsterreinen. Door middel van een verordening bijvoorbeeld zou volledige uniformisering mogelijk zijn.
De huidige problemen bij een doeltreffende bestrijding van milieudelicten hebben er in de meeste lidstaten toe geleid dat overtreders de nationale of Europese wettelijke bepalingen inzake milieubescherming proberen te omzeilen, aangezien het risico op veroordeling laag was en sancties vaak geen afschrikkend effect hadden. Bovendien hangen milieudelicten vaak samen met georganiseerde misdaad met een internationale dimensie, zoals de illegale overbrenging van afvalstoffen of handel in beschermde soorten. De jaarlijkse inkomsten van de illegale afvalmarkt worden bijvoorbeeld geschat op 4 à 15 miljard euro.
Daarom stelt de rapporteur voor om:
de doeltreffendheid van het onderzoek naar en de vervolging van milieudelicten te vergroten;
de relevante juridische termen te verduidelijken;
het verzamelen van gegevens verbeteren;
doeltreffende, afschrikkende en evenredige sanctietypes en sanctieniveaus voor milieudelicten vast te stellen;
preventieve maatregelen te versterken.
De rapporteur stelt voor dit te bereiken door onder meer de boetes voor rechtspersonen te verhogen, zodat het plafond ten minste 10 % bedraagt van de gemiddelde wereldwijde omzet van de rechtspersoon in de afgelopen drie boekjaren, wat beter overeenstemt met het mededingingsrecht van de EU. Daarnaast stelt de rapporteur voor de verjaringstermijnen voor milieudelicten te verlengen, aangezien het vaak moeilijk is om gepleegde delicten en de omvang en nadelige gevolgen ervan op korte termijn aan het licht te brengen.
Bovendien geldt voor het milieubeleid van de Unie het voorzorgsbeginsel, overeenkomstig artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en is preventie van cruciaal belang. Belangrijke afschrikmiddelen tegen milieucriminaliteit zijn brede en doeltreffende preventiemaatregelen en afschrikkende en evenredige strafrechtelijke sancties en boetes. De kosten van de veroorzaakte milieuschade moeten volledig worden betaald door de vervuiler. De rapporteur stelt voor dat de vervuiler gerichte boetes betaalt, die op hun beurt voor een deel worden gebruikt voor de financiering van preventieve maatregelen. Zo kan één ontdekt en bestraft milieudelict andere milieudelicten helpen voorkomen.
Het is ook belangrijk en noodzakelijk om wereldwijd meer bekendheid te geven aan milieucriminaliteit en milieuschade. De mondialisering van bedrijfsactiviteiten leidt er immers toe dat in de EU gevestigde ondernemingen bijvoorbeeld betrokken kunnen zijn bij criminele activiteiten buiten het grondgebied van de Unie. Het is van essentieel belang dat de actieve inspanningen van de Verenigde Naties, zoals hun werkzaamheden om het rechtskader te versterken door er een definitie van ecocide in op te nemen, onder de aandacht worden gebracht.
De rapporteur vertrouwt erop dat indien het Europees Parlement een kordaat standpunt inneemt, deze richtlijn zal leiden tot de doeltreffende bestrijding van milieucriminaliteit op EU- en internationaal niveau, met de verhoopte preventie van milieuschade en de versterking van een gelijk speelveld voor EU-bedrijven tot gevolg.
ADVIES VAN DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (7.12.2022)
aan de Commissie juridische zaken
inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EC
(COM(2021)0851 – C9‑0466/2021 – 2021/0422(COD))
Rapporteur voor advies: Caroline Roose
PA_Legam
BEKNOPTE MOTIVERING
Volgens het UNEP en Interpol neemt de milieucriminaliteit toe en is dit inmiddels de op drie na grootste criminele sector ter wereld, een ontwikkeling die een bedreiging vormt voor het milieu, de biodiversiteit en het klimaat. Landen en bevolkingen lopen hierdoor elk jaar miljarden euro’s aan economische inkomsten mis, hetgeen met name geldt voor ontwikkelingslanden. Ook de mensenrechten komen erdoor onder druk te staan.
De huidige Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht is met name gericht op het verbeteren van de milieubescherming aan de hand van geharmoniseerde strafwetgeving. De richtlijn vertoont echter een groot aantal tekortkomingen en lacunes, zoals onder meer het beperkte toepassingsgebied, de ontoereikendheid van sancties en het lage niveau van de boetes, een gebrekkige uitvoering door en samenwerking tussen de lidstaten, en een gebrek aan statistische gegevens etc.
De rapporteur is ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie, met name met betrekking tot de verbreding van het toepassingsgebied, de aanscherping van de bepalingen inzake strafrechtelijke sancties en het opzetten van mechanismen om milieuactivisten te beschermen. De rapporteur is echter van mening dat aanvullende wijzigingen nodig zijn om milieucriminaliteit doeltreffend aan te pakken.
In de eerste plaats moet een externe dimensie worden toegevoegd aan de richtlijn om de grensoverschrijdende aard van milieucriminaliteit en de effecten ervan op ontwikkelingslanden in acht te nemen. De Europese Unie heeft om diverse redenen een bijzondere verantwoordelijkheid voor de preventie en bestrijding van milieudelicten in ontwikkelingslanden. In sommige gevallen is de dader een Europeaan of een persoon die een band heeft met de EU; de EU is een import-, export- en doorvoergebied en een enorme markt, de waardeketens van bepaalde economische sectoren hebben te lijden onder deze illegale activiteiten en de toonaangevende bedrijven in deze sectoren hebben hun hoofdkantoor vaak in de EU.
In dit licht, en aangezien bij milieudelicten ook vaak mensenrechten worden geschonden, stelt de rapporteur voor artikel 1 te wijzigen om een mensenrechtenbenadering centraal te plaatsen in de richtlijn.
De rapporteur stelt voor algemene en autonome definities van milieudelicten op te nemen. Ondanks het stijgende aantal milieudelicten bestaat er nog geen geharmoniseerde definitie van dit soort delicten op nationaal, Europees of internationaal niveau. Binnen het huidige stelsel wordt in plaats daarvan gebruikgemaakt van secundaire wetgeving, waarbij grote delen van de milieuwetgeving van de EU buiten beschouwing worden gelaten. Als autonome delicten strafbaar worden gesteld, kunnen daders dan ook strafrechtelijk worden vervolgd voor gevallen van ernstige milieuschade en kunnen rechten worden toegekend aan de natuur. Het is met name relevant om transnationale georganiseerde milieucriminaliteit aan te pakken waarbij ontwikkelingslanden zijn betrokken of die in deze landen plaatsvindt.
De rapporteur is ook voorstander van de invoering van het delict van ecocide zodat de ernstigste milieudelicten strafbaar kunnen worden gesteld. De EU moet de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof ten aanzien van strafbare feiten die kunnen worden aangemerkt als ecocide verdedigen. Tegelijkertijd moeten de EU en haar lidstaten een voortrekkersrol vervullen met betrekking tot de erkenning ervan. De opname van ecocide in het toepassingsgebied van deze richtlijn is van bijzonder belang om de ernstigste transnationale milieudelicten die plaatsvinden in ontwikkelingslanden te voorkomen en vervolgen. Er wordt gebruikgemaakt van de definitie van ecocide die in juni 2021 is gepubliceerd door het Independent Expert Panel for the Legal Definition of Ecocide, een groep internationale strafrechtadvocaten, milieurechtadvocaten en rechtsgeleerden. Het is de meest uitgebreide en recente definitie die op dit moment beschikbaar is.
De rapporteur stelt ook voor het toepassingsgebied van de richtlijn uit te breiden, in het bijzonder naar visserijcriminaliteit en de exploitatie van en handel in illegale mineralen. Ernstige schendingen van de toekomstige verplichtingen inzake duurzame zorgvuldigheid in het bedrijfsleven en van de richtlijn duurzaamheidsrapportage door bedrijven moeten ook worden aangemerkt als strafbare feiten.
Bij een aanzienlijk deel van de milieucriminaliteit zijn legale bedrijven en ondernemingen betrokken en sommige ondernemingen kiezen ervoor zich te vestigen op locaties met een zwakke milieuwetgeving, in de meeste gevallen in ontwikkelingslanden. Derhalve is de rapporteur van mening dat de lidstaten moeten worden verplicht hun rechtsmacht te vestigen ten aanzien van strafbare feiten die worden gepleegd ten voordele van een op hun grondgebied gevestigde rechtspersoon.
Om de samenwerking met derde landen te intensiveren, wordt een nieuw artikel toegevoegd, in overeenstemming met SDG 17. Naar schatting worden jaarlijks miljarden euro’s aan inkomsten en belastingen gestolen van ontwikkelingslanden, waardoor enorme economische verliezen worden geleden. Het is derhalve noodzakelijk de ontwikkelingssamenwerking te intensiveren door middel van meer financiële en technisch steun teneinde milieucriminaliteit in ontwikkelingslanden aan te pakken.
Om milieucriminaliteit doeltreffend te bestrijden, stelt de rapporteur voor nieuwe bepalingen in te voeren inzake de beoordeling van milieuschade en verzwarende omstandigheden, onder meer met betrekking tot mensenrechtenschendingen, kwetsbare groepen en de rechtsstaat. Eveneens moeten nieuwe sancties worden ingevoerd, in het bijzonder om milieuschade te compenseren, en moet de bovengrens voor boetes en sancties worden verhoogd zodat deze afschrikwekkender zijn. Tot slot is het ook erg belangrijk dat de gegevensverzameling en statistieken worden verbeterd.
AMENDEMENTEN
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(1 bis) Overeenkomstig artikel 208 VWEU moet de Unie bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening houden met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking. |
Amendement 2
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(1 ter) Overeenkomstig artikel 3, lid 5, VEU moet de Unie in de betrekkingen met de rest van de wereld haar waarden handhaven en zich ervoor inzetten, en moet zij bijdragen tot de bescherming van alle mensenrechten, in het bijzonder de rechten van het kind, alsook tot de strikte eerbiediging en ontwikkeling van het internationaal recht. |
Amendement 3
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1 quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(1 quater) In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden de grondrechten erkend zoals die voortvloeien uit de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben, en wordt bevestigd dat het niet mag worden uitgelegd als zou het een beperking vormen van of afbreuk doen aan de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden welke binnen hun respectieve toepassingsgebieden worden erkend door het recht van de Unie, het internationaal recht en de internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met name het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, alsmede door de grondwetten van de lidstaten. |
Amendement 4
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1 quinquies (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(1 quinquies) Het recht op een schoon, gezond en duurzaam milieu is door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties erkend als een mensenrecht in haar recente resolutie van 26 juli 2022 (A/RES/76/300), waarin zij heeft bevestigd dat de bevordering van deze mensenrechten de volledige uitvoering van de multilaterale milieuovereenkomsten in het kader van de beginselen van het internationale milieurecht vereist en waarin zij internationale organisaties, staten, bedrijven en andere relevante belanghebbenden heeft opgeroepen beleid vast te stellen, de internationale samenwerking te verbeteren, de capaciteitsopbouw te versterken en goede praktijken uit te wisselen teneinde de inspanningen op te voeren om te zorgen voor een schoon, gezond en duurzaam milieu voor iedereen. |
Amendement 5
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) De Europese Unie blijft bezorgd over de toename van milieudelicten en de gevolgen daarvan, die de doeltreffendheid van de Europese milieuwetgeving ondermijnen. Bovendien strekken deze delicten zich steeds vaker uit tot over de grenzen van de lidstaten waar zij zijn gepleegd. Zulke delicten vormen een bedreiging voor het milieu en derhalve moet er op passende en doeltreffende wijze tegen worden opgetreden. |
(2) De Europese Unie blijft bezorgd over de toename van milieudelicten en de gevolgen daarvan, die de doeltreffendheid van de Europese milieuwetgeving ondermijnen. Bovendien strekken deze delicten zich steeds vaker uit tot over de grenzen van de lidstaten waar zij zijn gepleegd. In slechts een paar decennia is milieucriminaliteit de op drie na grootste criminele sector ter wereld geworden; zij groeit twee tot drie keer sneller dan de mondiale economie, vertegenwoordigt een tot twee keer de omvang van de wereldwijde officiële ontwikkelingshulp (ODA) en is nu net zo lucratief als drugshandel. De desbetreffende delicten vormen een bedreiging voor het milieu en de grondrechten, leiden tot schade aan habitats en verlies van biodiversiteit, versterken de klimaatverandering, bedreigen de duurzame bestaansmiddelen van kwetsbare bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden en vormen een risico voor de volksgezondheid, en derhalve moet er op passende en doeltreffende wijze tegen worden opgetreden. Milieucriminaliteit kan ook betrekking hebben op of plaatsvinden in ontwikkelingslanden waar tekortkomingen inzake milieurecht zijn vastgesteld, zoals een gebrek aan een adequaat rechtskader en bestuursstructuren, en een gebrek aan informatie, uitvoering en handhaving. De Unie heeft een bijzondere verantwoordelijkheid inzake het voorkomen en bestrijden van milieudelicten in ontwikkelingslanden ingeval het optreden met de Unie in verband kan worden gebracht. Dergelijke delicten zijn niet verenigbaar met het ontwikkelingsbeleid en de ontwikkelingsdoelstellingen van de Unie, noch met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. |
Amendement 6
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) De bestaande sanctieregelingen krachtens Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad20 en de sectorale milieuwetgeving zijn niet op alle milieubeleidsgebieden toereikend geweest om de naleving van de Europese milieuwetgeving te bewerkstelligen. Deze naleving moet worden aangescherpt door de beschikbaarheid van strafrechtelijke sancties die een sociale afkeuring uitdrukken die kwalitatief verschilt van het effect van administratieve sancties. |
(3) De bestaande sanctieregelingen krachtens Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad20 en de sectorale milieuwetgeving zijn niet op alle milieubeleidsgebieden toereikend geweest om de naleving van de Europese milieuwetgeving te bewerkstelligen. Deze naleving moet worden aangescherpt door de beschikbaarheid van strafrechtelijke sancties die een sociale afkeuring uitdrukken die kwalitatief verschilt van het effect van administratieve sancties en die het afschrikkende effect vergroten. |
_________________ |
_________________ |
20 Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28). |
20 Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28). |
Amendement 7
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(3 bis) Ondanks het toenemende aantal milieudelicten bestaat er op mondiaal, EU- en nationaal niveau nog geen geharmoniseerde aanvaarde definitie van milieudelicten. Deze richtlijn heeft tot doel een algemeen kader te bieden door autonome milieucriminaliteit te definiëren, naast de voor de hele Unie geldende gemeenschappelijke reeks definities van specifieke milieudelicten. |
Motivering
Ondanks het toenemende aantal milieudelicten bestaat er op mondiaal, EU- en nationaal niveau nog geen geharmoniseerde definitie van milieudelicten. In het voorstel van de Commissie wordt geen algemene definitie van milieucriminaliteit voorgesteld, hoewel het ontbreken daarvan een van de grootste hinderpalen vormt voor de bestrijding van de delicten in kwestie. Het doel van dit amendement is een definitie van autonome milieudelicten te bieden om de zwakke punten in verband met de sectorale aanpak van de Commissie weg te nemen en elke gedraging te voorkomen die een onmiddellijk risico op aanzienlijke schade kan opleveren.
Amendement 8
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) De lidstaten dienen in hun nationale wetgeving te voorzien in strafrechtelijke sancties voor ernstige inbreuken op bepalingen van het Europees recht inzake de bescherming van het milieu. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid voorziet de EU-wetgeving in een uitgebreide reeks voorschriften voor controle en handhaving op grond van Verordening (EG) nr. 1224/200921 en Verordening (EG) nr. 1005/2008 in geval van ernstige inbreuken, onder meer inbreuken die schade toebrengen aan het mariene milieu. In dit systeem hebben de lidstaten de keuze tussen administratieve en/of strafrechtelijke sanctieregelingen. In overeenstemming met de mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal22 en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 203023 moeten bepaalde opzettelijke wederrechtelijke gedragingen die onder Verordening (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EG) nr. 1005/200824 vallen, als delicten worden aangemerkt. |
(6) De lidstaten dienen in hun nationale wetgeving te voorzien in strafrechtelijke sancties voor ernstige inbreuken op bepalingen van het Europees recht inzake de bescherming van het milieu. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid voorziet de EU-wetgeving in een uitgebreide reeks voorschriften voor controle en handhaving op grond van Verordening (EG) nr. 1224/200921 en Verordening (EG) nr. 1005/2008 in geval van ernstige inbreuken, onder meer inbreuken die schade toebrengen aan het mariene milieu. In dit systeem hebben de lidstaten de keuze tussen administratieve en/of strafrechtelijke sanctieregelingen. In overeenstemming met de mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal22 en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 203023 moeten alle gedragingen die als een ernstige inbreuk op Verordening (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EG) nr. 1005/200824 worden beschouwd, als delicten worden aangemerkt. |
__________________ |
__________________ |
21 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). |
21 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). |
22 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final). |
22 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final). |
23 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: de natuur terug in ons leven brengen (COM(2020) 380 final). |
23 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: de natuur terug in ons leven brengen (COM(2020) 380 final). |
24 Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1). |
24 Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1). |
Amendement 9
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(6 bis) De afgelopen jaren heeft de Unie het voortouw genomen in de zorg voor transparante en verantwoordelijke internationale bevoorradingsketens van bodemschatten. De vaststelling in 2017 van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad1 bis heeft internationaal een duidelijk signaal afgegeven dat van ondernemingen wordt verwacht dat zij de risico’s in hun toeleveringsketens beoordelen en dat zij de nodige maatregelen nemen om deze risico’s te beperken. Die verordening is momenteel gericht op risico’s in verband met conflictfinanciering, ernstige schendingen van de mensenrechten en ernstige economische delicten. Zij is gebaseerd op de OESO-richtsnoeren inzake de zorgvuldigheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit conflict- en hoogrisicogebieden, waarin wordt benadrukt dat ondernemingen de risico’s in hun toeleveringsketens in kaart moeten brengen en moeten beperken, de mensenrechten in productielanden moeten eerbiedigen en de inclusie moeten bevorderen van mijnwerkers in de legitieme, kleinschalige ontginning en mijnwerkers die traditionele methoden hanteren. |
|
_______________ |
|
1 bis Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1). |
Amendement 10
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 8
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) Een gedraging moet ook als wederrechtelijk worden beschouwd wanneer deze wordt uitgevoerd op grond van een vergunning van een bevoegde autoriteit in een lidstaat, indien deze vergunning op frauduleuze wijze of door middel van corruptie, afpersing of dwang is verkregen. Voorts moeten de marktdeelnemers de nodige stappen ondernemen om te voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de bescherming van het milieu die van toepassing zijn wanneer zij de respectieve activiteit uitvoeren, onder meer door te voldoen aan hun verplichtingen, zoals neergelegd in de toepasselijke EU- en nationale wetgeving, in procedures voor het wijzigen of actualiseren van bestaande vergunningen. |
(8) Een gedraging moet ook als wederrechtelijk worden beschouwd wanneer deze wordt uitgevoerd op grond van een vergunning van een bevoegde autoriteit in een lidstaat of in een ontwikkelingsland, indien deze vergunning op frauduleuze wijze of door middel van corruptie, afpersing of dwang is verkregen. Voorts moeten de marktdeelnemers de nodige stappen ondernemen om te voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de bescherming van het milieu die van toepassing zijn wanneer zij de respectieve activiteit uitvoeren, onder meer door te voldoen aan hun verplichtingen, zoals neergelegd in de toepasselijke EU- en nationale wetgeving, in procedures voor het wijzigen of actualiseren van bestaande vergunningen. |
Amendement 11
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 11 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) Milieudelicten kunnen door allerlei statelijke en niet-statelijke actoren worden gepleegd, gaande van personen, kleine groepen, ondernemingen en overheidsfunctionarissen tot georganiseerde criminele netwerken, en vaak door een combinatie daarvan. Transnationale ondernemingen kunnen de daders zijn, onder meer vanwege hun exploitatie van het milieu en de schade die zij het milieu toebrengen, om meer winst te genereren of hun kosten te verlagen, met name in ontwikkelingslanden met een doorgaans zwakker juridisch en institutioneel kader. Als het gaat om transnationale ondernemingen kunnen ook andere actoren in gebreke blijven en daarom moet de verantwoordelijkheid worden gedeeld en in voorkomend geval gepaard gaan met sancties. |
Amendement 12
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) In strafrechtelijke procedures en rechtszaken moet terdege rekening worden gehouden met de betrokkenheid van georganiseerde criminele groepen die opereren op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Strafvervolging moet betrekking hebben op corruptie, witwassen van geld, cybercriminaliteit en documentfraude en – met betrekking tot bedrijfsactiviteiten – het voornemen van de dader om zijn winst te maximaliseren of kosten te besparen, wanneer deze zich voordoen in de context van milieucriminaliteit. Deze vormen van criminaliteit hangen vaak samen met ernstige vormen van milieucriminaliteit en moeten derhalve niet afzonderlijk worden aangepakt. In dit verband is het bijzonder zorgwekkend dat sommige milieudelicten worden gepleegd met de gedoogsteun of actieve steun van de bevoegde overheidsdiensten of ambtenaren die hun openbare taak vervullen. In bepaalde gevallen kan dit zelfs de vorm aannemen van corruptie. Voorbeelden van dergelijke gedragingen zijn het door de vingers zien of verzwijgen van de inbreuk op wetten ter bescherming van het milieu na inspecties, het opzettelijk achterwege laten van inspecties of controles, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag of de voorwaarden van een vergunning door de vergunninghouder worden nageleefd, resoluties of stemmingen ten gunste van het verlenen van illegale vergunningen of het uitbrengen van vervalste of onjuiste gunstige verslagen. |
(12) In strafrechtelijke procedures en rechtszaken moet terdege rekening worden gehouden met de betrokkenheid van georganiseerde criminele groepen die opereren op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Strafvervolging moet betrekking hebben op corruptie, witwassen van geld, cybercriminaliteit en documentfraude en – met betrekking tot bedrijfsactiviteiten – het voornemen van de dader om zijn winst te maximaliseren of kosten te besparen, wanneer deze zich voordoen in de context van milieucriminaliteit. Deze vormen van criminaliteit hangen vaak samen met ernstige vormen van milieucriminaliteit en moeten derhalve niet afzonderlijk worden aangepakt. Gezien het belang van zakelijke milieucriminaliteit moet de transparantie in de toeleverings- en waardeketens van ondernemingen worden verbeterd. Transparantie met betrekking tot met name feitelijk eigendom van bedrijven is van cruciaal belang voor de vervolging van milieucriminaliteit, bijvoorbeeld in verband met illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij of illegale handel in wilde dieren en planten. Daarom moeten de lidstaten tegelijkertijd zorgen voor de volledige uitvoering van Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad1 bis. Het is bijzonder zorgwekkend dat sommige milieudelicten worden gepleegd met de gedoogsteun of actieve steun van de bevoegde overheidsdiensten of ambtenaren die hun openbare taak vervullen, hetgeen de vorm kan aannemen van corruptie. Voorbeelden van dergelijke gedragingen zijn het door de vingers zien of verzwijgen van de inbreuk op wetten ter bescherming van het milieu na inspecties, het opzettelijk achterwege laten van inspecties of controles, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag of de voorwaarden van een vergunning door de vergunninghouder worden nageleefd, resoluties of stemmingen ten gunste van het verlenen van illegale vergunningen of het uitbrengen van vervalste of onjuiste gunstige verslagen of, met name in ontwikkelingslanden, het bevorderen van de vervolging van milieuactivisten die actie ondernemen tegen milieucriminaliteit. |
|
__________________ |
|
1 bis Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43). |
Amendement 13
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 14
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) De sancties voor de delicten moeten doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn. Daartoe moeten voor natuurlijke personen minimumniveaus voor de maximumgevangenisstraf worden vastgesteld. Vaak worden bijkomende sancties doeltreffender geacht dan financiële sancties, vooral voor rechtspersonen. Daarom moeten in strafrechtelijke procedures aanvullende sancties of maatregelen mogelijk zijn. Daartoe behoren de verplichting tot herstel van het milieu, uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies, en intrekking van vergunningen. Dit doet geen afbreuk aan de discretionaire bevoegdheid van rechters of rechtbanken om in strafzaken in individuele gevallen passende sancties op te leggen. |
(14) De sancties voor de delicten moeten doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn. Daartoe moeten voor natuurlijke personen minimumniveaus voor de maximumgevangenisstraf worden vastgesteld. Vaak worden bijkomende sancties doeltreffender geacht dan financiële sancties, vooral voor rechtspersonen. Daarom moeten in strafrechtelijke procedures aanvullende sancties of maatregelen mogelijk zijn. Daartoe behoren de verplichting tot herstel van het milieu, vergoeding van de veroorzaakte schade, uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies, en intrekking van vergunningen en machtigingen. Sancties die bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat delicten niet worden herhaald, zijn zeer belangrijk. Er moeten ook doeltreffende voorzieningen in rechte worden geboden, met inbegrip van verhaalsmogelijkheden, mitigatie- en aanpassingsmaatregelen en rechterlijke bevelen. Dit doet geen afbreuk aan de discretionaire bevoegdheid van rechters of rechtbanken om in strafzaken in individuele gevallen passende sancties op te leggen. |
Amendement 14
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 14 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) Om ervoor te zorgen dat sancties doeltreffend zijn, is het ook noodzakelijk in deze richtlijn de milieuherstelrechtbenadering op te nemen, waar het maatschappelijk middenveld en gespecialiseerde organisaties al lang om vragen. Het herstelmodel biedt een preventieve benadering, die erop gericht is de veroorzaakte schade te herstellen en het milieubewustzijn tot stand te brengen dat nodig is om dergelijke schade in de toekomst te voorkomen. Dit kan onder meer via milieuherstelfondsen, sociale milieuprojecten of gemeenschapsdiensten ten behoeve van het milieu. Het milieuherstelrecht heeft ook tot doel slachtoffers een rol te geven bij de vaststelling van sancties en, in de toekomst, bij het milieubeheer van de gesanctioneerde ondernemingen. |
Amendement 15
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 15
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) Wanneer het nationale recht daarin voorziet, moeten rechtspersonen ook strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor milieudelicten overeenkomstig deze richtlijn. Lidstaten waarvan het nationale recht niet voorziet in de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, moeten ervoor zorgen dat hun administratieve sanctieregelingen voorzien in doeltreffende, afschrikkende en evenredige sanctiesoorten en -niveaus, zoals vastgesteld in deze richtlijn, teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken. Er moet rekening worden gehouden met de financiële situatie van rechtspersonen om ervoor te zorgen dat de opgelegde sanctie afschrikkend werkt. |
(15) Rechtspersonen moeten ook strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor milieudelicten overeenkomstig deze richtlijn. Net zoals natuurlijke personen moeten ook rechtspersonen die delicten plegen, daartoe aanzetten of er medeplichtig aan zijn, aansprakelijk worden gesteld en strafrechtelijk worden vervolgd. Lidstaten waarvan het nationale recht niet voorziet in de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, moeten ervoor zorgen dat hun administratieve sanctieregelingen voorzien in doeltreffende, afschrikkende en evenredige sanctiesoorten en -niveaus, zoals vastgesteld in deze richtlijn, teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken. Er moet rekening worden gehouden met de financiële situatie van rechtspersonen om ervoor te zorgen dat de opgelegde sanctie afschrikkend werkt. |
Amendement 16
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 16
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) Een verdere onderlinge aanpassing en doeltreffendheid van de in de praktijk opgelegde sanctieniveaus moet worden bevorderd door middel van gemeenschappelijke verzwarende omstandigheden die de ernst van het gepleegde delict weerspiegelen. Wanneer de dood van of ernstig letsel aan een persoon is veroorzaakt en deze elementen niet reeds bestanddeel zijn van het delict, kunnen zij als verzwarende omstandigheden worden beschouwd. Ook wanneer een milieudelict aanzienlijke en onomkeerbare of langdurige schade toebrengt aan een volledig ecosysteem, dient dit vanwege de ernst ervan een verzwarende omstandigheid te zijn, ook in gevallen die vergelijkbaar zijn met ecocide. Aangezien de illegale winsten of uitgaven die door milieucriminaliteit kunnen worden gegenereerd respectievelijk vermeden, een belangrijke stimulans voor criminelen vormen, moet hiermee in het individuele geval rekening worden gehouden bij het bepalen van het passende sanctieniveau. |
(16) Een verdere onderlinge aanpassing en doeltreffendheid van de in de praktijk opgelegde sanctieniveaus moet worden bevorderd door middel van gemeenschappelijke verzwarende omstandigheden die de ernst van het gepleegde delict weerspiegelen. Wanneer de dood van of ernstig letsel aan een persoon is veroorzaakt en deze elementen niet reeds bestanddeel zijn van het delict, kunnen zij als verzwarende omstandigheden worden beschouwd. Ook wanneer een milieudelict aanzienlijke en onomkeerbare of langdurige schade toebrengt aan een volledig ecosysteem, dient dit vanwege de ernst ervan een verzwarende omstandigheid te zijn, ook in gevallen die vergelijkbaar zijn met ecocide. Aangezien de illegale winsten of uitgaven die door milieucriminaliteit kunnen worden gegenereerd respectievelijk vermeden, een belangrijke stimulans voor criminelen vormen en vaak de voedingsbodem vormen voor georganiseerde criminaliteit, moet hiermee in het individuele geval rekening worden gehouden bij het bepalen van het passende sanctieniveau. Tot slot moeten ook de ernst van de gevolgen voor de mensenrechten, de kwetsbaarheid van de menselijke slachtoffers en elk misbruik van bestaande juridische en institutionele tekortkomingen in ontwikkelingslanden of de grove schending van zorgvuldigheidsverplichtingen als verzwarende omstandigheden worden beschouwd. |
Amendement 17
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 16 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 bis) Nu de erkenning van het delict ecocide momenteel in verschillende nationale parlementen over de hele wereld wordt besproken, moet de EU de kans grijpen om wereldwijd een voortrekkersrol te blijven spelen op het gebied van milieubeschermingswetgeving en om te zorgen voor een geharmoniseerde definitie en maximumdrempels voor sancties. De lidstaten moeten derhalve het delict van ecocide invoeren, dat voor de toepassing van deze richtlijn moet worden beschouwd als een strafbaar feit en worden omschreven als wederrechtelijke of moedwillige handelingen die zijn gepleegd in de wetenschap dat er een aanzienlijke kans bestaat dat deze ernstig en op grote schaal of op lange termijn schade zullen toebrengen aan het milieu. Dat specifieke delict zou het mogelijk maken de meest ernstige milieuschade vast te stellen en aldus te voorzien in verschillende sanctieniveaus naargelang de ernst van de schade aan het milieu. |
Motivering
Het Europees Parlement heeft er al meerdere malen voor gepleit ecocide aan te merken als strafbaar feit teneinde de mensenrechten en democratie, de biodiversiteit, het klimaat en milieuactivisten te kunnen beschermen. Er wordt gebruikgemaakt van de definitie van ecocide die werd ontwikkeld door het Independent Expert Panel for the Legal Definition of Ecocide, een groep internationale strafpleiters, milieurechtadvocaten en rechtsgeleerden, en die in juni 2021 werd gepubliceerd. Het gaat hierbij om de meest omvattende en recente werkzaamheden tot dusver met betrekking tot de definitie.
Amendement 18
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 19
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(19) De lidstaten dienen voorschriften inzake verjaringstermijnen vast te stellen die nodig zijn om milieudelicten doeltreffend te kunnen bestrijden, onverminderd nationale voorschriften waarin geen verjaringstermijnen voor onderzoek, vervolging en handhaving zijn vastgesteld. |
(19) De lidstaten dienen voorschriften inzake verjaringstermijnen vast te stellen die nodig zijn om milieudelicten doeltreffend te kunnen bestrijden, onverminderd nationale voorschriften waarin geen verjaringstermijnen voor onderzoek, vervolging en handhaving zijn vastgesteld. Er mag geen verjaringstermijn gelden voor de opsporing, de vervolging, de procesvoering en de berechting met betrekking tot het delict ecocide. |
Amendement 19
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 20
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) De in deze richtlijn vervatte verplichting om te voorzien in strafrechtelijke sancties ontslaat de lidstaten niet van de verplichting om in hun nationale recht te voorzien in administratieve sancties en andere maatregelen voor inbreuken zoals vastgesteld in de Europese milieuwetgeving. |
(20) De in deze richtlijn vervatte verplichting om te voorzien in strafrechtelijke sancties ontslaat de lidstaten niet van de verplichting om in hun nationale recht te voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties en andere maatregelen voor inbreuken zoals vastgesteld in de Europese milieuwetgeving. |
Amendement 20
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 23
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |