VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering
14.4.2023 - (COM(2021)0420 – C9‑0339/2021 – 2021/0239(COD)) - ***I
Commissie economische en monetaire zaken
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteurs: Eero Heinäluoma, Damien Carême
(Gezamenlijke commissieprocedure – artikel 58 van het Reglement)
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering
(COM(2021)0420 – C9‑0339/2021 – 2021/0239(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2021)0420),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9‑0339/2021),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van de Europese Centrale Bank van 17 februari 2022[1],
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 8 december 2021[2],
– gezien de artikelen 59 en 40 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A9-0151/2023),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad23 is het belangrijkste wettelijk instrument tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel van de Unie voor witwassen en terrorismefinanciering. De richtlijn voorziet in een alomvattend rechtskader, dat Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad24 verder heeft versterkt door opkomende risico’s aan te pakken en de transparantie inzake uiteindelijk begunstigden te vergroten. Ondanks de bereikte resultaten is gebleken dat verdere verbeteringen moeten worden aangebracht om de risico’s adequaat te beperken en criminele pogingen om het financiële stelsel van de Unie voor criminele doeleinden te misbruiken doeltreffend op te sporen. |
(1) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad23 is het belangrijkste wettelijk instrument tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel van de Unie voor witwassen en terrorismefinanciering. De richtlijn voorziet in een alomvattend rechtskader, dat Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad24 verder heeft versterkt door opkomende risico’s aan te pakken en de transparantie inzake uiteindelijk begunstigden te vergroten. Ondanks de bereikte resultaten van Richtlijn (EU) 2015/849 hebben uiteenlopende praktijken met betrekking tot de handhaving ervan en het gebrek aan correcte uitvoering van minimumnormen geleid tot een versnipperd, onvolledig en deels inefficiënt regelgevingskader in de Unie. Uit deze ervaringen is dan ook gebleken dat verdere verbeteringen moeten worden aangebracht om de risico’s adequaat te beperken, verschillen in handhaving en uitvoering aan te pakken en criminele pogingen om het financiële stelsel van de Unie voor criminele doeleinden te misbruiken doeltreffend op te sporen. |
__________________ |
__________________ |
23 Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73). |
23 Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73). |
24 Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43). |
24 Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43). |
Amendement 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Wat de toepassing van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/849 tot vaststelling van verplichtingen voor actoren uit de particuliere sector, de zogenaamde meldingsplichtige entiteiten, betreft, is het voornaamste probleem dat de betrokken regels niet rechtstreeks toepasselijk zijn en de aanpak van land tot land verschilt. Hoewel deze regels al drie decennia bestaan en in die periode geëvolueerd zijn, is de uitvoering ervan nog steeds niet volledig in overeenstemming met de vereisten van een geïntegreerde interne markt. Met het oog op de gewenste uniforme toepassing moeten de regels die betrekking hebben op momenteel onder Richtlijn (EU) 2015/849 vallende aangelegenheden en die rechtstreeks toepasselijk kunnen zijn op de betrokken meldingsplichtige entiteiten, in een nieuwe verordening worden ondergebracht. |
(2) Wat de toepassing van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/849 tot vaststelling van verplichtingen voor actoren uit de particuliere sector, de zogenaamde meldingsplichtige entiteiten, betreft, is het voornaamste probleem dat de betrokken regels niet rechtstreeks toepasselijk zijn en de aanpak van land tot land verschilt. Hoewel deze regels al drie decennia bestaan en in die periode geëvolueerd zijn, is de uitvoering ervan in het algemeen nog steeds niet volledig in overeenstemming met de vereisten van een geïntegreerde interne markt. Met het oog op de gewenste uniforme toepassing moeten de regels die betrekking hebben op momenteel onder Richtlijn (EU) 2015/849 vallende aangelegenheden en die rechtstreeks toepasselijk kunnen zijn op de betrokken meldingsplichtige entiteiten, in deze verordening worden ondergebracht. |
Amendement 3
Voorstel voor een verordening
Overweging 2 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(2 bis) In de huidige instabiele situatie van toenemende veiligheidsdreigingen is het passend het rechtskader van de Unie ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering te versterken en te harmoniseren om bestaande lacunes te dichten en de huidige regelgeving aan te scherpen, waardoor criminele activiteiten op dat gebied worden belemmerd. |
Amendement 4
Voorstel voor een verordening
Overweging 2 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(2 ter) De illegale, niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne is door de Unie krachtig veroordeeld en heeft geleid tot het opleggen van een streng embargo aan Russische banken en oligarchen, waarbij ook witwaspraktijken van Russische banken via bankdiensten van de Unie aan het licht zijn gekomen. In dit verband is het belangrijk te erkennen dat handhaving van sancties op de lange termijn het risico op het witwassen van Russisch geld in de Unie kan verminderen. |
Amendement 5
Voorstel voor een verordening
Overweging 3 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(3 bis) Het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) schat dat jaarlijks tussen 2 en 5 % van het mondiale bruto binnenlands product (bbp) wordt witgewassen. Bovendien betreft volgens ramingen ongeveer 1,5 % van het bbp van de Unie witwassen van geld en wordt ongeveer 1 % van het geld uiteindelijk in beslag genomen1 bis. Het is dan ook essentieel dat de lidstaten niet alleen de preventie van het witwassen van geld en terrorismefinanciering versterken, maar ook aanzienlijke inspanningen leveren om illegaal verkregen geld terug te vorderen. |
|
__________________ |
|
1 bis https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52021SC0190 |
Amendement 6
Voorstel voor een verordening
Overweging 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Sinds de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/849 hebben recente ontwikkelingen in het strafrechtelijk kader van de Unie bijgedragen tot een krachtigere preventie en bestrijding van zowel witwassen en daarmee verband houdende basisdelicten als terrorismefinanciering. Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad25 heeft geleid tot een consensus inzake witwassen, en daarmee verband houdende basisdelicten, als strafbaar feit. Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad26 bevat een omschrijving van financiële strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden; deze dienen eveneens te worden beschouwd als basisdelicten die verband houden met witwassen. Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad27 heeft geleid tot een consensus inzake terrorismefinanciering als strafbaar feit. Aangezien deze begrippen nu in het strafrecht van de Unie worden verduidelijkt, is het niet langer nodig om witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering te omschrijven in de AML/CFT-regels van de Unie. Wel dient het AML/CFT-kader van de Unie volledig in overeenstemming te zijn met het strafrechtelijk kader van de Unie. |
(5) Sinds de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/849 hebben recente ontwikkelingen in het strafrechtelijk kader van de Unie bijgedragen tot een krachtigere preventie en bestrijding van zowel witwassen en daarmee verband houdende basisdelicten als terrorismefinanciering. Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad25 heeft geleid tot een consensus inzake witwassen, en daarmee verband houdende basisdelicten, als strafbaar feit. Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad26 bevat een omschrijving van financiële strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden; deze dienen eveneens te worden beschouwd als basisdelicten die verband houden met witwassen. Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad27 heeft geleid tot een consensus inzake terrorismefinanciering als strafbaar feit. Aangezien deze begrippen nu in het strafrecht van de Unie worden verduidelijkt, is het niet langer nodig om witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering te omschrijven in de AML/CFT-regels van de Unie. Wel dient het AML/CFT-kader van de Unie volledig in overeenstemming te zijn met het strafrechtelijk kader van de Unie, met als doel de openbare veiligheid en de bescherming van de burgers van de Unie te verbeteren. |
__________________ |
__________________ |
25 Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 22). |
25 Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 22). |
26 Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29). |
26 Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29). |
27 Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6). |
27 Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6). |
Amendement 7
Voorstel voor een verordening
Overweging 6
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) De aanhoudende technologische evolutie biedt de particuliere sector mogelijkheden om nieuwe producten en systemen voor het wisselen van geldmiddelen of waarde te ontwikkelen. Hoewel deze ontwikkeling op zich positief is, kan ze nieuwe risico’s van witwassen en terrorismefinanciering met zich meebrengen, aangezien criminelen er steeds weer in slagen zwakke plekken te vinden om illegale fondsen over de hele wereld te verbergen en te verplaatsen. Aanbieders van cryptoactivadiensten en crowdfundingplatforms krijgen te maken met misbruik van nieuwe kanalen voor het verplaatsen van illegaal geld en bevinden zich in een goede positie om dergelijke verplaatsingen op te sporen en risico’s te beperken. Het toepassingsgebied van de wetgeving van de Unie moet daarom worden uitgebreid tot deze entiteiten, in overeenstemming met de recente ontwikkelingen in de FATF-normen met betrekking tot cryptoactiva. |
(6) De aanhoudende technologische evolutie biedt de particuliere sector mogelijkheden om nieuwe producten en systemen voor het wisselen van geldmiddelen of waarde te ontwikkelen. Hoewel deze ontwikkeling op zich positief is, kan ze nieuwe risico’s van witwassen en terrorismefinanciering met zich meebrengen, aangezien criminelen er steeds weer in slagen zwakke plekken te vinden om illegale fondsen over de hele wereld te verbergen en te verplaatsen. Aanbieders van cryptoactivadiensten, platforms voor niet-verwisselbare tokens (NFT) en crowdfundingplatforms krijgen te maken met misbruik van nieuwe kanalen voor het verplaatsen van illegaal geld en bevinden zich in een goede positie om dergelijke verplaatsingen op te sporen en risico’s te beperken. Het toepassingsgebied van de wetgeving van de Unie moet daarom worden uitgebreid tot deze entiteiten, in overeenstemming met de recente ontwikkelingen in de normen van de Financiële-actiegroep (FATF) met betrekking tot cryptoactiva. NFT-platforms vallen niet binnen het toepassingsgebied van de huidige definitie van aanbieders van cryptoactivadiensten krachtens Verordening (EU) 2023/... [de verordening betreffende markten in cryptoactiva] omdat zij geen diensten in verwisselbare en niet-unieke cryptoactiva aanbieden. Om die kloof te dichten en de hiermee verbonden risico’s van witwassen en terrorismefinanciering te beperken, moeten NFT-platforms dan ook als afzonderlijke categorie van verplichte entiteiten in het horizontale AML/CFT-kader worden opgenomen. |
Amendement 8
Voorstel voor een verordening
Overweging 6 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(6 bis) Gedecentraliseerde autonome organisaties (DAO) en andere gedecentraliseerde financieringsregelingen (DeFi) moeten ook onderworpen zijn aan de AML/CFT-regels van de Unie voor zover zij, voor of in naam van een derde, cryptoactivadiensten uitvoeren of verstrekken die direct of indirect worden gecontroleerd, onder meer via slimme contracten of stemprotocollen, door identificeerbare natuurlijke en rechtspersonen. In dergelijke gevallen moeten DAO- of DeFi-regelingen worden beschouwd als aanbieders van cryptoactivadiensten die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2023/... [referentie invoegen – voorstel voor een verordening betreffende markten in cryptoactiva en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 – COM/2020/593 final] en deze verordening vallen, ongeacht het commerciële etiket of hun zelfidentificatie als DAO of DeFi. Ontwikkelaars, eigenaars of exploitanten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering beoordelen alvorens software of een platform te lanceren of te gebruiken en moeten passende maatregelen nemen om de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering doorlopend en toekomstgericht te beperken. |
Amendement 9
Voorstel voor een verordening
Overweging 6 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(6 ter) De virtuele wereld biedt nieuwe mogelijkheden voor criminelen om illegale fondsen te verbergen en te kanaliseren door ze te gebruiken voor de aankoop en herverkoop van virtuele items, zoals virtueel onroerend goed, virtuele grond en andere goederen waar veel vraag naar is. Aangezien er momenteel geen specifiek regelgevingskader voor de metaverse bestaat, omdat de metaverse voortdurend uitbreidt en evolueert, nemen de risico’s van witwassen, terrorismefinanciering en het ontwijken van sancties aanzienlijk toe. Meldingsplichtige entiteiten moeten zich bewust zijn van die risico’s en blijven voldoen aan AML/CFT-verplichtingen wanneer zij in virtuele werelden actief zijn, met betrekking tot de activiteiten en handelingen die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, zoals beoefenaren van juridische beroepen met ervaring in vastgoed, financiën en intellectuele eigendom, die steeds meer betrokken kunnen raken bij dergelijke transacties, onder meer voor de verstrekking van juridische bijstand of advies. |
Amendement 10
Voorstel voor een verordening
Overweging 9
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) Onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen moeten onder deze verordening vallen wanneer zij deelnemen aan financiële of vennootschapsrechtelijke transacties, ook bij het verstrekken van belastingadvies, wanneer het risico bestaat dat de diensten van deze beroepsbeoefenaren worden misbruikt om de opbrengsten van criminele activiteiten wit te wassen of terrorisme te financieren. Er moet evenwel vrijstelling zijn van enige verplichting tot melding van informatie die is verkregen vóór, tijdens of na een gerechtelijke procedure, of bij het bepalen van de rechtspositie van een cliënt, in welke gevallen het recht op vertrouwelijkheid dient te gelden. Juridisch advies dient bijgevolg aan de professionele geheimhoudingsplicht onderworpen te blijven, behalve wanneer de beoefenaar van het juridisch beroep deelneemt aan witwaspraktijken of terrorismefinanciering, het juridisch advies voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering wordt verstrekt, of wanneer de beoefenaar van het juridisch beroep weet dat zijn cliënt juridisch advies wenst voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering. |
(9) Deze verordening heeft niet tot doel onafhankelijke beoefenaren van juridische en belastingberoepen te reguleren, die verschillende vormen aannemen in de verschillende lidstaten, of tussen te komen in de essentie van de rol van verdediging van dergelijke beoefenaren in de rechtsbedeling en de rechtsstaat, die het professioneel verschoningsrecht ondersteunt. Onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen, auditors, externe accountants en belastingadviseurs die in sommige lidstaten gemachtigd zijn een cliënt in rechte te verdedigen of te vertegenwoordigen, of zijn rechtspositie te bepalen, voeren evenwel ook activiteiten uit die ver van de verdedigende rol staan. Zij moeten derhalve onder deze verordening vallen wanneer zij deelnemen aan financiële of vennootschapsrechtelijke transacties, ook bij het verstrekken van belastingadvies of advies met betrekking tot burgerschap of een verblijfsvergunning door middel van investeringsregelingen, wanneer het risico bestaat dat de diensten van deze beroepsbeoefenaren worden misbruikt om de opbrengsten van criminele activiteiten wit te wassen of terrorisme te financieren. Er moet evenwel vrijstelling zijn van enige verplichting tot melding van informatie die is verkregen vóór, tijdens of na een gerechtelijke procedure, in welke gevallen het recht op vertrouwelijkheid moet gelden. Er moet ook vrijstelling zijn voor activiteiten die worden uitgevoerd bij het bepalen van de rechtspositie van een cliënt, in welke gevallen het recht op vertrouwelijkheid dient te gelden uitsluitend in zoverre die activiteiten gericht zijn op het vaststellen van de rechten en verplichtingen van cliënten, in tegenstelling tot niet-juridisch advies. Juridisch advies dient bijgevolg aan de professionele geheimhoudingsplicht onderworpen te blijven, behalve wanneer de beoefenaar van het juridisch beroep deelneemt aan witwaspraktijken of terrorismefinanciering, waarbij het juridisch advies, ook met betrekking tot belastingkwesties of burgerschap of een verblijfsvergunning door middel van investeringsregelingen voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering wordt verstrekt, of wanneer de beoefenaar van het juridisch beroep weet of vermoedt, op basis van feitelijke en objectieve omstandigheden, dat zijn cliënt juridisch advies wenst voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering of voor burgerschap of een verblijfsvergunning door middel van investeringsregelingen. De lidstaten moeten, met het oog op specifieke transacties die een bijzonder hoog risico voor gebruik voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering inhouden, cliëntenonderzoeksvereisten vaststellen of behouden voor onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen, auditors, externe accountants en belastingadviseurs. |
Amendement 11
Voorstel voor een verordening
Overweging 10
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) Met het oog op de eerbiediging van de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”) gewaarborgde rechten mag, in het geval van bedrijfsrevisoren, externe accountants en belastingadviseurs, die in sommige lidstaten gemachtigd zijn een cliënt in rechte te verdedigen of te vertegenwoordigen, of zijn rechtspositie te bepalen, de informatie die zij bij de uitoefening van deze taken ontvangen, niet onder de meldingsplicht vallen. |
(10) Met het oog op de eerbiediging van de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”) gewaarborgde rechten mag, in het geval van bedrijfsrevisoren, externe accountants en belastingadviseurs, die in sommige lidstaten gemachtigd zijn een cliënt in rechte te verdedigen of te vertegenwoordigen, of zijn rechtspositie te bepalen, de informatie die zij bij de uitoefening van deze taken ontvangen, niet onder de meldingsplicht vallen, behalve wanneer de auditors, externe accountants of belastingadviseurs meewerken aan witwassen of terrorismefinanciering, het juridisch advies voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering wordt verstrekt, of wanneer de auditor, externe accountant of belastingadviseur, op basis van feitelijke en objectieve omstandigheden, weet of vermoedt dat de cliënt juridisch advies wenst, onder meer met betrekking tot belastingkwesties of burgerschap of een verblijfsvergunning door middel van investeringsregelingen, voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering en het ingewonnen juridisch advies geen verband houdt met een rechtsgeding. De lidstaten moeten voor specifieke transacties die een bijzonder hoog risico van witwassen of terrorismefinanciering inhouden, een aanvullende meldingsplicht kunnen vaststellen of behouden waarop de vrijstelling van de vereisten om informatie door te sturen, niet van toepassing is. Hiertoe moeten de lidstaten specifieke bepalingen in het nationaal recht kunnen invoeren over de toepassing van de vereisten die van toepassing zijn op dergelijke beroepsbeoefenaren krachtens deze verordening. |
Amendement 12
Voorstel voor een verordening
Overweging 12
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) De kwetsbaarheid van crowdfundingplatforms voor risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering is horizontaal en heeft gevolgen voor de interne markt als geheel. Het beheer van deze risico’s wordt tot dusver op uiteenlopende manieren aangepakt door de lidstaten. Krachtens Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad28 wordt de regelgevingsaanpak voor platforms voor op zakelijke belegging gebaseerde crowdfunding en platforms voor op kredietverlening gebaseerde crowdfunding in de Unie geharmoniseerd en wordt er voorzien in passende en coherente waarborgen om potentiële risico’s van witwassen en terrorismefinanciering aan te pakken. Zo worden er voor alle financiële transacties die op deze platforms worden uitgevoerd, eisen gesteld op het gebied van het beheer van geldmiddelen en betalingen. Crowdfundingdienstverleners moeten voor de uitvoering van dergelijke transacties een vergunning aanvragen of een maatschap aangaan met een betalingsdienstaanbieder of een kredietinstelling. De verordening voorziet ook in waarborgen met betrekking tot de vergunningsprocedure, de beoordeling van de betrouwbaarheid van voor het bestuur verantwoordelijke personen en zorgvuldigheidseisen voor projecteigenaars. De Commissie moet uiterlijk op 10 november 2023 in haar verslag over die verordening beoordelen of er aanvullende waarborgen nodig zijn. Het is derhalve gerechtvaardigd om crowdfundingplatforms die een vergunning hebben gekregen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1503, niet aan de AML/CFT-wetgeving van de Unie te onderwerpen. |
(12) De kwetsbaarheid van crowdfundingplatforms voor risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering is horizontaal en heeft gevolgen voor de interne markt als geheel. Het beheer van deze risico’s wordt tot dusver op uiteenlopende manieren aangepakt door de lidstaten. Hoewel krachtens Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad28 de regelgevingsaanpak voor zakelijke beleggingen en op leningen gebaseerde crowdfundingplatforms in de hele Unie wordt geharmoniseerd en enkele AML/CFT-vereisten worden vastgesteld die beperkt zijn tot zorgvuldigheidseisen van crowdfundingplatforms ten aanzien van projecteigenaars en binnen vergunningsprocedures, creëert het ontbreken van een geharmoniseerd rechtskader met robuuste AML/CFT-verplichtingen voor crowdfundingplatforms lacunes en verzwakt dit de AML/CFT-waarborgen van de Unie. Het is derhalve noodzakelijk dat alle crowdfundingplatforms, met inbegrip van die welke reeds een vergunning hebben uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1503, onderworpen zijn aan de AML/CFT-wetgeving van de Unie. |
__________________ |
__________________ |
28 Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PB L 347 van 20.10.2020, blz. 1). |
28 Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PB L 347 van 20.10.2020, blz. 1). |
Amendement 13
Voorstel voor een verordening
Overweging 13
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Voor crowdfundingplatforms die geen vergunning hebben uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1503, gelden momenteel geen of uiteenlopende regels en procedures, onder meer wat het aanpakken van risico’s van witwassen en terrorismefinanciering betreft. Om tot een consistente aanpak te komen, om ongecontroleerde risico’s in die omgeving te voorkomen en om risico’s van witwassen en terrorismefinanciering te beperken, moeten alle crowdfundingplatforms die geen vergunning hebben uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1503 en dus niet onderworpen zijn aan de waarborgen van die verordening, verplicht worden zich aan de AML/CFT-regels van de Unie te houden. |
Schrappen |
Amendement 14
Voorstel voor een verordening
Overweging 15
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) Bepaalde categorieën handelaren zijn vanwege de grote waarde van de kleine en gemakkelijk transporteerbare goederen die ze verhandelen, bijzonder kwetsbaar voor risico’s van witwassen en terrorismefinanciering. Daarom moeten personen die handelen in edelmetalen en edelstenen onderworpen worden aan de AML/CFT-vereisten. |
(15) Personen die handelen in edelmetalen en edelstenen en in luxegoederen, zijn bijzonder kwetsbaar voor zeer aanzienlijke risico’s van witwassen, ongeacht de wijze van betaling. Criminele organisaties hebben deze methode, die gemakkelijk toegankelijk is en geen specifieke deskundigheid vereist, herhaaldelijk gebruikt om criminele opbrengsten om te zetten in goederen waarnaar op buitenlandse markten veel vraag is. Daarom moeten personen die handelen in edelmetalen en edelstenen en in luxegoederen onderworpen worden aan de AML/CFT-vereisten. |
Amendement 15
Voorstel voor een verordening
Overweging 16
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) Marktdeelnemers die actief zijn op het gebied van investeringsmigratie, zijn particuliere ondernemingen, organen of personen die namens onderdanen van derde landen rechtstreeks tot actie of interactie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overgaan, of die intermediaire diensten verlenen aan onderdanen van derde landen die verblijfsrechten in een lidstaat willen verkrijgen in ruil voor een investering in de vorm van, onder meer, kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting. Verblijfsregelingen voor investeerders houden risico’s en kwetsbaarheden in op het vlak van witwassen, corruptie en belastingontduiking. Deze risico’s worden nog groter door de grensoverschrijdende rechten die verbonden zijn aan verblijf in een lidstaat. Daarom moeten marktdeelnemers die actief zijn op het gebied van investeringsmigratie, onderworpen worden aan de AML/CFT-verplichtingen. Regelingen waarbij investeerders in ruil voor dergelijke investeringen de nationaliteit van een land verwerven, moeten als een ondermijning van de fundamentele status van het burgerschap van de Unie en de loyale samenwerking tussen de lidstaten worden beschouwd en mogen derhalve niet onder deze verordening vallen. |
(16) Marktdeelnemers die actief zijn op het gebied van investeringsmigratie, zijn particuliere ondernemingen, organen of personen die namens onderdanen van derde landen rechtstreeks tot actie of interactie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overgaan, of die intermediaire diensten verlenen aan onderdanen van derde landen die verblijfsrechten in een lidstaat willen verkrijgen in ruil voor een investering in de vorm van, onder meer, kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting. Burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders houden risico’s en kwetsbaarheden in op het vlak van witwassen, corruptie en belastingontduiking. Deze risico’s worden nog groter door de grensoverschrijdende rechten die verbonden zijn aan verblijf in een lidstaat. Daarom moeten marktdeelnemers die actief zijn op het gebied van investeringsmigratie, onderworpen worden aan de AML/CFT-verplichtingen. Gezien de risico’s en kwetsbaarheden van regelingen waarbij investeerders in ruil voor dergelijke investeringen verblijfsrechten dan wel de nationaliteit van een land verwerven, is het noodzakelijk te voorzien in een verbod op regelingen met burgerschap in ruil voor investeringen en in minimumvereisten voor de beoordeling van aanvragers door de overheidsinstanties van de lidstaten met betrekking tot regelingen met verblijfsvergunning in ruil voor investeringen, ervoor te zorgen dat verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen worden toegepast ten aanzien van aanvragers en ervoor te zorgen dat aan onderdanen van bepaalde landen met AML/CFT-gerelateerde risico’s die krachtens deze verordening zijn geïdentificeerd, geen status op basis van dergelijke regelingen wordt toegekend. |
Amendement 16
Voorstel voor een verordening
Overweging 18 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) Volgens een verslag van de FATF van juli 2009 getiteld “Money Laundering through the Football Sector” (Witwassen via de voetbalsector) heeft de professionele voetbalmarkt een opvallende groei doorgemaakt als gevolg van een proces van commercialisering. De in voetbal geïnvesteerde bedragen zijn vooral gestegen als gevolg van toegenomen televisierechten en sponsoring door bedrijven. Tegelijkertijd heeft de arbeidsmarkt voor professionele voetballers een ongekende internationalisering doorgemaakt – waarbij steeds meer voetballers een contract krijgen bij een team buiten hun eigen land en de bedragen voor transfers verbijsterende proporties aannemen. De desbetreffende grensoverschrijdende geldstromen kunnen grotendeels ontsnappen aan de controle van nationale en supranationale voetbalorganisaties, wat mogelijkheden biedt voor het verplaatsen en witwassen van geld. Daarnaast blijft het geld van particuliere investeerders binnenstromen bij voetbalclubs zodat deze hun werking draaiende kunnen houden, waardoor de investeerders kunnen rekenen op langetermijnrendement wat mediarechten, ticketverkoop, opbrengsten van de verkoop van spelers en merchandising betreft. In haar verslag van 24 juli 2019 aan het Europees Parlement en de Raad over de beoordeling van risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten, heeft de Commissie een beoordeling van betaald voetbal opgenomen en verklaard dat “hoewel het nog steeds een populaire sport is, het ook een wereldwijde industrie betreft met aanmerkelijke economische invloed. De complexe organisatie van en het gebrek aan transparantie in het betaald voetbal hebben een gunstig klimaat geschapen voor het gebruik van illegale geldmiddelen. In de sport worden verdachte geldbedragen geïnvesteerd zonder duidelijk of verklaarbaar financieel rendement of gewin.”. Betaald voetbal is bijgevolg een nieuwe sector die grote risico’s met zich meebrengt, en daarom moeten betaaldvoetbalclubs op hoog niveau, samen met sportmakelaars in de voetbalsector en voetbalbonden in de lidstaten die lid zijn van de Unie van Europese voetbalbonden (UEFA), voor de toepassing van deze verordening als meldingsplichtige entiteiten worden beschouwd. |
Amendement 17
Voorstel voor een verordening
Overweging 19
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(19) Het is belangrijk dat de AML/CFT-vereisten op evenredige wijze worden toegepast en dat het opleggen van een vereiste evenredig is aan de rol die meldingsplichtige entiteiten kunnen spelen bij het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Met het oog daarop moeten de lidstaten in overeenstemming met de risicogebaseerde benadering van deze verordening bepaalde marktdeelnemers kunnen vrijstellen van toepassing van de AML/CFT-vereisten wanneer de activiteiten van deze marktdeelnemers een laag risico van witwassen en terrorismefinanciering inhouden en beperkt van aard zijn. Om een transparante en consistente toepassing van dergelijke vrijstellingen in de hele Unie te waarborgen, moet een mechanisme worden ingesteld aan de hand waarvan de Commissie kan nagaan of de toe te kennen vrijstellingen noodzakelijk zijn. De Commissie moet deze vrijstellingen jaarlijks bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie) |
Amendement 18
Voorstel voor een verordening
Overweging 20
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) Een consistente reeks regels inzake interne systemen en controles voor alle meldingsplichtige entiteiten die op de interne markt actief zijn, zal de AML/CFT-naleving versterken en het toezicht doeltreffender maken. Om een adequate beperking van de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering te waarborgen, moeten de meldingsplichtige entiteiten beschikken over een internecontrolekader dat bestaat uit risicogebaseerde gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden binnen de organisatie. In overeenstemming met de risicogebaseerde benadering van deze verordening moeten die gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures evenredig zijn met de aard en de omvang van de meldingsplichtige entiteit en afgestemd zijn op de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering waarmee de entiteit te maken krijgt. |
(20) Een consistente reeks regels inzake interne systemen en controles voor alle meldingsplichtige entiteiten die op de interne markt actief zijn, zal de AML/CFT-naleving versterken en het toezicht doeltreffender maken. Om een adequate beperking van de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering te waarborgen, moeten de meldingsplichtige entiteiten beschikken over een internecontrolekader dat bestaat uit risicogebaseerde gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden binnen de organisatie. In overeenstemming met de risicogebaseerde benadering van deze verordening moeten die gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures evenredig zijn met de aard, de activiteit en de omvang van de meldingsplichtige entiteit en afgestemd zijn op de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering waarmee de entiteit te maken krijgt. |
Amendement 19
Voorstel voor een verordening
Overweging 23
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(23) De FATF heeft normen ontwikkeld aan de hand waarvan jurisdicties de risico’s op mogelijke niet-uitvoering of ontduiking van gerichte financiële sancties in verband met de financiering van proliferatie kunnen identificeren en beoordelen en maatregelen kunnen nemen om die risico’s te beperken. Deze nieuwe door de FATF ingevoerde normen komen niet in de plaats van en doen geen afbreuk aan de bestaande strenge vereisten inzake de uitvoering van gerichte financiële sancties die landen in acht moeten nemen om te voldoen aan de regels van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de preventie, bestrijding en verstoring van de proliferatie van massavernietigingswapens en de financiering daarvan. Deze strikte, op regels gebaseerde verplichtingen, waaraan op het niveau van de Unie uitvoering wordt gegeven bij de Besluiten 2010/413/GBVB31 en (GBVB) 2016/84932 van de Raad en bij de Verordeningen (EU) nr. 267/201233 en (EU) 2017/150934 van de Raad, gelden nog steeds voor alle natuurlijke en rechtspersonen binnen de Unie. |
(23) De FATF heeft normen ontwikkeld aan de hand waarvan jurisdicties de risico’s op mogelijke niet-uitvoering of ontduiking van gerichte financiële sancties in verband met de financiering van proliferatie kunnen identificeren en beoordelen en maatregelen kunnen nemen om die risico’s te beperken. Deze nieuwe door de FATF ingevoerde normen komen niet in de plaats van en doen geen afbreuk aan de bestaande strenge vereisten inzake de uitvoering van gerichte financiële sancties die landen in acht moeten nemen om te voldoen aan de regels van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de preventie, bestrijding en verstoring van de proliferatie van massavernietigingswapens en de financiering daarvan. Deze strikte, op regels gebaseerde verplichtingen, waaraan op het niveau van de Unie uitvoering wordt gegeven bij de Besluiten 2010/413/GBVB31 en (GBVB) 2016/84932 van de Raad en bij de Verordeningen (EU) nr. 267/201233 en (EU) 2017/150934 van de Raad, gelden nog steeds voor alle natuurlijke en rechtspersonen binnen de Unie. Dezelfde benadering moet van toepassing zijn met betrekking tot andere gerichte financiële sancties, waaronder gerichte financiële sancties in verband met terrorisme en terrorismefinanciering. |
__________________ |
__________________ |
31 Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39). |
31 Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39). |
32 Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79). |
32 Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79). |
33 Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1). |
33 Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1). |
34 Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1). |
34 Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1). |
Amendement 20
Voorstel voor een verordening
Overweging 23 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(23 bis) De wetgeving van de Unie bevat geen bepalingen waarin de stelsels en controles worden beschreven waarover kredietinstellingen en financiële instellingen zouden moeten beschikken om te voldoen aan verplichtingen inzake gerichte financiële sancties. In haar verslag over het toekomstige AML/CFT-kader van de EU heeft de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (EBA), die is opgericht krachtens Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad, opgemerkt dat er, in situaties waarbij de wetgeving voorziet in vrijstellingen van bepaalde AML/CFT-vereisten, zoals met betrekking tot occasionele transacties, een duidelijk conflict is tussen risicogebaseerde vrijstellingen en de absolute verplichting om de toepasselijke sanctieregelingen na te leven, hetgeen een resultaatsverplichting is. Nog volgens de EBA zijn er in de lidstaten uiteenlopende interpretaties van de verplichtingen van betalingsdienstaanbieders om de betaler of de begunstigde aan de hand van sanctielijsten te screenen. Die situatie kan leiden tot regelgevingswillekeur en lacunes die de gerichte financiële sanctieregeling van de Unie kunnen verzwakken. Het is dan ook nodig gezamenlijke normen op te stellen over de maatregelen die financiële instellingen moeten nemen om de toepasselijke financiële sanctieregelingen na te leven. |
Amendement 21
Voorstel voor een verordening
Overweging 24
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Om rekening te houden met de meest recente ontwikkelingen op internationaal niveau, is bij deze verordening een vereiste ingevoerd om de risico’s op mogelijke niet-uitvoering of ontduiking van gerichte financiële sancties in verband met de financiering van proliferatie op het niveau van de meldingsplichtige entiteit te identificeren, inzichtelijk te maken, te beheren en te beperken. |
(24) Om rekening te houden met de meest recente ontwikkelingen op internationaal niveau, is bij deze verordening een vereiste ingevoerd om de risico’s op mogelijke niet-uitvoering, uiteenlopende uitvoering of ontduiking van alle gerichte financiële sancties, met inbegrip van gerichte financiële sancties in verband met terrorisme en terrorismefinanciering en de financiering van proliferatie op het niveau van de meldingsplichtige entiteit te identificeren, inzichtelijk te maken, te beheren en te beperken. |
Amendement 22
Voorstel voor een verordening
Overweging 24 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(24 bis) Door de Verenigde Naties vastgestelde sancties zijn relevante risicofactoren voor witwassen, basisdelicten en terrorismefinanciering aangezien zij ernaar streven dreigingen voor terrorisme en terrorismefinanciering, misdaden met betrekking tot mensenrechtenschendingen en proliferatie van nucleaire massavernietigingswapens aan te pakken. Derhalve moeten passende risicobeperkende maatregelen worden genomen in situaties met een hoog risico op dat gebied, onverminderd de toepassing van op regels gebaseerde verplichtingen die krachtens het stelsel van gerichte financiële sancties van de Unie zijn opgelegd; |
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Overweging 25
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) Het is belangrijk dat de meldingsplichtige entiteiten op managementniveau alle maatregelen nemen om interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures uit te voeren en de AML/CFT-vereisten toe te passen. Hoewel op managementniveau een persoon moet worden aangewezen die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit, moet de eindverantwoordelijkheid voor de naleving van de AML/CFT-vereisten berusten bij het bestuursorgaan van de entiteit. Taken in verband met de dagelijkse uitvoering van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit op het vlak van AML/CFT moeten worden toevertrouwd aan een nalevingsfunctionaris. |
(25) Het is belangrijk dat de meldingsplichtige entiteiten op managementniveau alle maatregelen nemen om interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures uit te voeren en de AML/CFT-vereisten toe te passen. Hoewel op managementniveau een persoon moet worden aangewezen die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit, moet de eindverantwoordelijkheid voor de naleving van de AML/CFT-vereisten berusten bij het leidinggevend orgaan van de entiteit. Taken in verband met de dagelijkse uitvoering van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit op het vlak van AML/CFT moeten worden toevertrouwd aan een nalevingsfunctionaris. |
Amendement 24
Voorstel voor een verordening
Overweging 27 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(27 bis) Meldingsplichtige entiteiten kunnen personeelsleden aanwerven die krachtens hun beroepsmatige activiteiten zelf in aanmerking kunnen komen als meldingsplichtige entiteiten. Aangezien het AML/CFT-kader gebaseerd is op de rol van ondernemingen of individuele beroepsbeoefenaren als poortwachters van het financiële stelsel, is het niet gericht op dergelijke werknemers. Om de uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken, is het passend de situatie te verduidelijken van werknemers zoals interne advocaten, die niet onderworpen zijn aan de vereisten van deze verordening wanneer zij hun functie als werknemer of meldingsplichtige entiteit uitoefenen. |
Amendement 25
Voorstel voor een verordening
Overweging 27 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(27 ter) Aangezien de AML/CFT-vereisten van toepassing zijn op een breed scala van meldingsplichtige entiteiten, zowel qua aard als qua omvang, moet de AMLA tot taak hebben ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen betreffende minimumvereisten en -normen voor meldingsplichtige entiteiten die eenmanszaken, individuele marktdeelnemers of micro-ondernemingen zijn, waarbij het evenredigheidsbeginsel en de verlichting van de financiële en administratieve last in aanmerking genomen worden. |
Amendement 26
Voorstel voor een verordening
Overweging 28
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Om risico’s van witwassen en terrorismefinanciering binnen een groep krachtig en doeltreffend te beheren, is het van essentieel belang dat de AML/CFT-gedragslijnen en -procedures in de hele groep consistent worden uitgevoerd. Daartoe moet de moederonderneming op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures vaststellen en uitvoeren. De meldingsplichtige entiteiten binnen de groep moeten worden verplicht informatie uit te wisselen wanneer die uitwisseling relevant is om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Voor de informatie-uitwisseling moeten voldoende waarborgen op het gebied van vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en gebruik van informatie gelden. De AMLA moet worden belast met het opstellen van ontwerpen van reguleringsnormen waarin de minimumvereisten van op groepsniveau geldende procedures en gedragslijnen worden gespecificeerd, onder meer inzake informatie-uitwisseling binnen de groep en de rol en de verantwoordelijkheden van moederondernemingen die zelf geen meldingsplichtige entiteiten zijn. |
(28) Om risico’s van witwassen en terrorismefinanciering binnen een groep krachtig en doeltreffend te beheren, is het van essentieel belang dat de AML/CFT-gedragslijnen en -procedures in de hele groep consistent worden uitgevoerd. Daartoe moet de moederonderneming op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures vaststellen en uitvoeren. De meldingsplichtige entiteiten binnen de groep moeten worden verplicht informatie uit te wisselen wanneer die uitwisseling relevant is om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Voor de informatie-uitwisseling moeten voldoende waarborgen op het gebied van vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en gebruik van informatie gelden. De AMLA moet worden belast met het opstellen van ontwerpen van reguleringsnormen waarin de minimumvereisten van op groepsniveau geldende procedures en gedragslijnen worden gespecificeerd, onder meer inzake informatie-uitwisseling binnen de groep en de rol en de verantwoordelijkheden van moederondernemingen die zelf geen meldingsplichtige entiteiten zijn, en rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel. |
Amendement 27
Voorstel voor een verordening
Overweging 29
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(29) Naast groepen bestaan er nog andere structuren, zoals netwerken of maatschappen, waarin meldingsplichtige entiteiten onder dezelfde eigenaar, hetzelfde bestuur of dezelfde nalevingcontroles kunnen vallen. Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor alle sectoren en tegelijkertijd overbelasting van deze structuren te voorkomen, moet de AMLA bepalen in welke situaties soortgelijke op groepsniveau geldende gedragslijnen op die structuren van toepassing moeten zijn. |
(29) Naast groepen bestaan er nog andere structuren, zoals netwerken of maatschappen, waarin meldingsplichtige entiteiten onder dezelfde eigenaar, hetzelfde bestuur of dezelfde nalevingcontroles kunnen vallen. Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor alle sectoren en tegelijkertijd overbelasting van deze structuren te voorkomen, moet de AMLA bepalen in welke situaties soortgelijke op groepsniveau geldende gedragslijnen op die structuren van toepassing moeten zijn, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel. |
Amendement 28
Voorstel voor een verordening
Overweging 30
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Er zijn omstandigheden waarin bijkantoren en dochterondernemingen van meldingsplichtige entiteiten gelegen zijn in derde landen waar de minimale AML/CFT-vereisten, onder meer inzake gegevensbescherming, minder streng zijn dan het AML/CFT-kader van de Unie. Om het gebruik van het financiële stelsel van de Unie voor witwasdoeleinden en terrorismefinanciering volledig te voorkomen en de hoogste mate van bescherming van de persoonsgegevens van burgers van de Unie te waarborgen, moeten die bijkantoren en dochterondernemingen in zulke situaties voldoen aan op Unieniveau vastgestelde AML/CFT-vereisten. Wanneer het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan aan deze vereisten te voldoen, bijvoorbeeld omdat de groep door een ontoereikend niveau van gegevensbescherming of door wetgeving inzake het bankgeheim in het derde land beperkt wordt in haar mogelijkheden om informatie in te zien, te verwerken of uit te wisselen, moeten de meldingsplichtige entiteiten aanvullende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de in dat land gelegen bijkantoren en dochterondernemingen de risico’s doeltreffend aanpakken. De AMLA moet worden belast met het ontwikkelen van ontwerpen van technische normen waarin het soort aanvullende maatregelen wordt gespecificeerd. |
(30) Er zijn omstandigheden waarin bijkantoren en dochterondernemingen van meldingsplichtige entiteiten gelegen zijn in derde landen waar de minimale AML/CFT-vereisten, onder meer inzake gegevensbescherming, minder streng zijn dan het AML/CFT-kader van de Unie. Om het gebruik van het financiële stelsel van de Unie voor witwasdoeleinden en terrorismefinanciering volledig te voorkomen en de hoogste mate van bescherming van de persoonsgegevens van burgers van de Unie te waarborgen, moeten die bijkantoren en dochterondernemingen in zulke situaties voldoen aan op Unieniveau vastgestelde AML/CFT-vereisten. Wanneer het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan aan deze vereisten te voldoen, bijvoorbeeld omdat de groep door een ontoereikend niveau van gegevensbescherming of door wetgeving inzake het bankgeheim in het derde land beperkt wordt in haar mogelijkheden om informatie in te zien, te verwerken of uit te wisselen, moeten de meldingsplichtige entiteiten aanvullende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de in dat land gelegen bijkantoren en dochterondernemingen de risico’s doeltreffend aanpakken. De AMLA moet worden belast met het ontwikkelen van ontwerpen van technische normen waarin het soort aanvullende maatregelen wordt gespecificeerd, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel. |
Amendement 29
Voorstel voor een verordening
Overweging 32 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(32 bis) Krediet- en financiële instellingen moeten ervoor zorgen dat de toepassing van cliëntenonderzoeksmaatregelen wordt uitgevoerd op basis van een individuele risicobeoordeling en niet leidt tot het onrechtmatig weigeren van toegang tot financiële diensten voor legitieme cliënten, met name met betrekking tot specifieke categorieën individuele cliënten die geassocieerd worden met hogere risico’s, zoals vluchtelingen en asielzoekers alsook mensenrechtenverdedigers, en niet-gouvernementele organisaties en hun vertegenwoordigers en geassocieerden. Hiertoe moeten krediet- en financiële instellingen ervoor zorgen dat hun interne beleidsmaatregelen, controles en procedures afgestemd zijn op de vastgestelde risico’s en financiële inclusie niet onrechtmatig ondermijnen. Toegang tot financiële basisproducten en -diensten stelt vluchtelingen en personen die tijdelijke of internationale bescherming zoeken, in staat deel te nemen aan het economische en sociale leven van de Unie, in overeenstemming met het recht op bescherming dat is verankerd in artikel 18 van het Handvest van de grondrechten. Tegelijkertijd voorkomt financiële inclusie dat transacties ondergronds via informele kanalen worden aangestuurd, waardoor het opsporen en melden van verdachte transacties moeilijker wordt. Derhalve draagt financiële inclusie aanzienlijk bij tot de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Deze verordening biedt financiële instellingen voldoende flexibiliteit om potentiële cliënten die vluchteling zijn of bescherming zoeken, te identificeren en te screenen en om, in overeenstemming met de risicogebaseerde aanpak, evenredige en doeltreffende maatregelen te nemen om de risico’s in verband met deze cliënten te beheersen en te beperken. Om ervoor te zorgen dat deze flexibiliteit ten volle wordt benut, moeten de krediet- en financiële instellingen door de lidstaten afgegeven documenten waaruit de legale verblijfplaats blijkt, aanvaarden als een geldig middel om de identiteit van de cliënt vast te stellen. Om ervoor te zorgen dat de AML/CFT-regels effectief worden uitgevoerd, moeten financiële instellingen in hun interne beleid en procedures aandacht besteden aan de situatie van vluchtelingen en personen die tijdelijke of internationale bescherming zoeken. De AMLA en de EBA moeten gezamenlijke richtsnoeren uitvaardigen over de wijze waarop een evenwicht kan worden bewaard tussen de financiële inclusie van bepaalde categorieën cliënten die met name worden getroffen door risicovermindering en AML/CFT-vereisten, en zij moeten verduidelijken hoe risico’s kunnen worden beperkt met betrekking tot deze cliënten en zorgen voor eerlijke processen voor cliënten. |
Amendement 30
Voorstel voor een verordening
Overweging 32 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(32 ter) Meldingsplichtige entiteiten moeten passende maatregelen nemen om de identiteit van de uiteindelijk begunstigden van hun cliënten te verifiëren om te weten wie de uiteindelijk begunstigde is en de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt te kennen. Bij de verificatie van de identiteit van een uiteindelijk begunstigde moeten meldingsplichtige entiteiten beslissen over de omvang en frequentie van aanvullende informatie die op risicobasis wordt geraadpleegd. Hiertoe moeten zij de nodige informatie, documenten en gegevens van de cliënt of betrouwbare en onafhankelijke bronnen raadplegen, zoals zakelijke registers of andere relevante bedrijfsdocumenten, en moeten zij ook registers van uiteindelijk begunstigden raadplegen waarin is voorzien in artikel 10 van Richtlijn (EU) .../... [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final]. Bij verificatie van de identiteit van een persoon moet rekening worden gehouden met de soliditeit van het verstrekte bewijsmateriaal en het risico op identiteitsdiefstal. Het is dan ook belangrijk dat wanneer meldingsplichtige entiteiten vermoeden dat de informatie over uiteindelijk begunstigden die de cliënt verstrekt vals is of dat het verstrekte identiteitsbewijs vervalst of gestolen is, of wanneer er een verbonden risico is dat de identiteit van de uiteindelijk begunstigde niet samenvalt met de verstrekte documentatie, zij stappen zetten om na te gaan of de beweerde identiteit redelijkerwijze behoort tot de persoon die door de cliënt is aangegeven en of die personen daadwerkelijk de uiteindelijk begunstigden van de rechtspersoon of regeling zijn. |
Amendement 31
Voorstel voor een verordening
Overweging 33
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(33) De meldingsplichtige entiteiten mogen niet worden verplicht om cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen ten aanzien van cliënten die occasionele of onderling samenhangende transacties onder een bepaalde waarde verrichten, tenzij er een vermoeden van witwassen of terrorismefinanciering bestaat. Hoewel de limiet van 10 000 EUR voor de meeste occasionele transacties geldt, moeten meldingsplichtige entiteiten die actief zijn in sectoren met een hoger risico van witwassen en terrorismefinanciering of die transacties met een hoger risico van witwassen en terrorismefinanciering uitvoeren, verplicht worden om ook voor transacties met een lagere limiet een cliëntenonderzoek te verrichten. Om de sectoren en de transacties alsook de passende limieten voor die sectoren en transacties te bepalen, moet de AMLA specifieke ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen. |
(33) De meldingsplichtige entiteiten mogen niet worden verplicht om cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen ten aanzien van cliënten die occasionele of onderling samenhangende transacties onder een bepaalde waarde verrichten, tenzij er een vermoeden van witwassen of terrorismefinanciering bestaat. Hoewel de limiet van 10 000 EUR voor de meeste occasionele transacties geldt, moeten meldingsplichtige entiteiten die actief zijn in sectoren met een hoger risico van witwassen en terrorismefinanciering of die transacties met een hoger risico van witwassen en terrorismefinanciering uitvoeren, verplicht worden om ook voor transacties met een lagere limiet een cliëntenonderzoek te verrichten, en moeten zij met name verifiëren of die drempels worden bereikt binnen onderling samenhangende transacties met lagere bedragen. Om de sectoren en de transacties alsook de passende limieten voor die sectoren en transacties te bepalen, moet de AMLA specifieke ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen. |
Amendement 32
Voorstel voor een verordening
Overweging 33 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(33 bis) Zakelijke relaties zijn in deze verordening gedefinieerd en hebben betrekking op zakelijke, professionele of commerciële relaties die verband houden met de professionele activiteiten van een meldingsplichtige entiteit. Op het tijdstip dat het contact wordt gelegd, wordt aangenomen dat zij enige tijd zullen duren. In het geval van onroerendgoedtransacties, voor andere entiteiten dan kredietinstellingen en financiële instellingen, betekent een zakelijke relatie de verstrekking van diensten met betrekking tot de verkoop of het makelaarschap van meer dan één eigendom over een zekere periode. Een verkoop omvat ook de diensten van notarissen of advocaten wanneer dergelijke diensten vereist zijn volgens nationaal recht om de transacties uit te voeren of onroerend goed over te dragen. |
Amendement 33
Voorstel voor een verordening
Overweging 34
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(34) Sommige bedrijfsmodellen gaan uit van de basis dat de meldingsplichtige entiteit een zakelijke relatie met een handelaar heeft voor het aanbieden van betalingsinitiatiediensten via welke de handelaar betaald wordt voor de levering van goederen of diensten, en niet met de klant van de handelaar, die de betalingsinitiatiedienst machtigt om een enkele of een eenmalige transactie ten gunste van de handelaar te initiëren. In een dergelijk bedrijfsmodel wordt voor de toepassing van de AML/CFT-regels de handelaar, en niet de klant van de handelaar, als de cliënt van de meldingsplichtige entiteit beschouwd. Daarom moet de meldingsplichtige entiteit de vereisten inzake cliëntenonderzoek toepassen ten aanzien van de handelaar. |
(34) Sommige bedrijfsmodellen gaan uit van de basis dat de meldingsplichtige entiteit een zakelijke relatie met een handelaar heeft voor het aanbieden van betalingsinitiatiediensten via welke de handelaar betaald wordt voor de levering van goederen of diensten, en niet met de klant van de handelaar, die de betalingsinitiatiedienst machtigt om een enkele of een eenmalige transactie of meerdere transacties ten gunste van de handelaar te initiëren. In een dergelijk bedrijfsmodel wordt voor de toepassing van de AML/CFT-regels de handelaar, en niet de klant van de handelaar, als de cliënt van de meldingsplichtige entiteit beschouwd. Daarom moet de meldingsplichtige entiteit de vereisten inzake cliëntenonderzoek uitsluitend toepassen ten aanzien van de handelaar. Indien dezelfde meldingsplichtige entiteit ook betalingsdiensten aanbiedt aan de handelaar, waardoor hij in het bezit komt van geldmiddelen, is de cliënt van de meldingsplichtige entiteit ook de handelaar wat betreft het gecombineerde aanbod van betalingsinitiatiediensten, rekeninginformatiediensten en betalingsdiensten. |
Amendement 34
Voorstel voor een verordening
Overweging 40
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(40) Om de doeltreffendheid van het AML/CFT-kader te waarborgen, moeten de meldingsplichtige entiteiten de van hun cliënten verkregen informatie regelmatig evalueren, in overeenstemming met de risicogebaseerde benadering. De meldingsplichtige entiteiten moeten ook een monitoringsysteem opzetten voor het opsporen van atypische transacties die aanleiding kunnen geven tot vermoedens van witwassen of terrorismefinanciering. Met het oog op een doeltreffende monitoring van de transacties moeten de meldingsplichtige entiteiten in beginsel alle producten en diensten die zij aan de cliënten aanbieden, monitoren, alsook alle transacties die zij namens de cliënten verrichten of aan de cliënten aanbieden. Niet alle transacties hoeven echter afzonderlijk te worden gecontroleerd. Wat de intensiteit van de monitoring betreft, moet rekening worden gehouden met de risicogebaseerde benadering en met nauwkeurige en relevante criteria, met name de kenmerken van de cliënten en het betrokken risiconiveau, de aangeboden producten en diensten en de betrokken landen of geografische gebieden. De AMLA moet richtsnoeren ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de intensiteit van de monitoring van zakelijke relaties en transacties passend en evenredig is ten opzichte van het risiconiveau. |
(40) Om de doeltreffendheid van het AML/CFT-kader te waarborgen, moeten de meldingsplichtige entiteiten de van hun cliënten verkregen informatie regelmatig evalueren, in overeenstemming met de risicogebaseerde benadering. Dit betekent niet dat de meldingsplichtige entiteit de identiteit van elke cliënt herhaaldelijk moet identificeren en verifiëren telkens wanneer een cliënt een transactie uitvoert. Een meldingsplichtige entiteit moet kunnen vertrouwen op de identificatie- en verificatiestappen die al zijn gezet in situaties met een lager risico, op voorwaarde dat er geen vermoeden van witwassen of terrorismefinanciering is, of geen redelijke twijfel dat de informatie niet langer accuraat en actueel is en op voorwaarde dat er geen wezenlijke wijziging is in de wijze waarop de rekening van de cliënt actief is die niet strookt met het zakelijke profiel van de cliënt. De meldingsplichtige entiteiten moeten ook een monitoringsysteem opzetten voor het opsporen van atypische transacties die aanleiding kunnen geven tot vermoedens van witwassen of terrorismefinanciering. Met het oog op een doeltreffende monitoring van de transacties moeten de meldingsplichtige entiteiten in beginsel alle producten en diensten die zij aan de cliënten aanbieden, monitoren, alsook alle transacties die zij namens de cliënten verrichten of aan de cliënten aanbieden. Niet alle transacties hoeven echter afzonderlijk te worden gecontroleerd. Wat de intensiteit van de monitoring betreft, moet rekening worden gehouden met de risicogebaseerde benadering en met nauwkeurige en relevante criteria, met name de kenmerken van de cliënten en het betrokken risiconiveau, de aangeboden producten en diensten en de betrokken landen of geografische gebieden. De AMLA moet richtsnoeren ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de intensiteit van de monitoring van zakelijke relaties en transacties passend en evenredig is ten opzichte van het risiconiveau. |
Amendement 35
Voorstel voor een verordening
Overweging 47
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(47) De grensoverschrijdende correspondentrelaties met een respondentinstelling in een derde land worden gekenmerkt door hun doorlopende en herhaalde aard. Bovendien is het niveau van de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering niet voor alle grensoverschrijdende correspondentbankdiensten hetzelfde. Daarom moet de intensiteit van de verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen worden bepaald aan de hand van de beginselen van de risicogebaseerde benadering. De risicogebaseerde benadering mag echter niet worden toegepast bij interactie met een respondentinstelling in een derde land die niet fysiek aanwezig is waar zij is opgericht. Gezien het hoge risico van witwassen en terrorismefinanciering dat inherent is aan shell banken, dienen kredietinstellingen en financiële instellingen af te zien van correspondentrelaties met dergelijke banken. |
(47) De grensoverschrijdende correspondentrelaties met een respondentinstelling in een derde land worden gekenmerkt door hun doorlopende en herhaalde aard. Bovendien is het niveau van de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering niet voor alle grensoverschrijdende correspondentbankdiensten hetzelfde. Daarom moet de intensiteit van de verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen worden bepaald aan de hand van de beginselen van de risicogebaseerde benadering. De risicogebaseerde benadering mag echter niet worden toegepast bij interactie met een respondentinstelling in een derde land die niet fysiek aanwezig is waar zij is opgericht of met niet-geregistreerde entiteiten en entiteiten zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbieden. Gezien het hoge risico van witwassen en terrorismefinanciering dat inherent is aan shell banken en niet-geregistreerde entiteiten en entiteiten zonder vergunning, dienen kredietinstellingen en financiële instellingen af te zien van correspondentrelaties met dergelijke banken en met niet-geregistreerde entiteiten en entiteiten zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbieden. Om naleving door de meldingsplichtige entiteiten te vergemakkelijken, moet de AMLA een niet-limitatief openbaar register opzetten en bijhouden van entiteiten die op basis van door bevoegde autoriteiten, toezichthouders en andere meldingsplichtige entiteiten verstrekte informatie zijn geïdentificeerd als shell bank of niet-geregistreerde entiteit of entiteit zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbiedt. De opneming van een specifieke entiteit in het openbaar register is louter indicatief en mag niet in de plaats komen van de verplichting voor meldingsplichtige entiteiten om passende en doeltreffende maatregelen te nemen om te voldoen aan het verbod op het aangaan van een correspondentrelatie met die entiteiten. |
Amendement 36
Voorstel voor een verordening
Overweging 48 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(48 bis) Zelfgehoste adressen stellen hun gebruikers in staat cryptoactiva wereldwijd te ontvangen, te versturen en uit te wisselen, zonder hun identiteit prijs te geven of onderworpen te zijn aan cliëntenonderzoeksmaatregelen. Transacties die geregistreerd zijn in de “distributed ledger” kunnen weliswaar worden getraceerd tot een specifiek zelfgehost adres, maar het kan bijzonder moeilijk of onmogelijk zijn om een dergelijk adres aan een werkelijke persoon te koppelen. Hierdoor kunnen zelfgehoste adressen worden misbruikt om criminele activiteiten te verbergen of gerichte financiële sancties te ontwijken. Om die risico’s op passende wijze te beheren en te beperken, moeten aanbieders van cryptoactivadiensten ertoe worden verplicht in de mate van het mogelijke de identiteit vast te stellen van de initiator of begunstigde van een transactie die vanaf of naar een zelfgehost adres wordt gedaan, en alle aanvullende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen die adequaat zijn voor het geïdentificeerde risiconiveau. Aanbieders van cryptoactivadiensten kunnen vertrouwen op veilige en vertrouwde, door derden uitgevoerde verificatiewijzen. Het verificatievereiste mag niet worden geïnterpreteerd als onboarding van de persoon die het zelfgehoste adres als cliënt bezit of controleert. Om consequente toepassing van deze verordening te verzekeren, moet de AMLA een ontwerp voor technische reguleringsnormen vaststellen om, rekening houdend met de meest recente technologische ontwikkelingen, de criteria en middelen te specificeren voor de identificatie en verificatie van de initiator of begunstigde van een transactie met een zelfgehost adres. |
Amendement 37
Voorstel voor een verordening
Overweging 49
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(49) Teneinde de goede werking van het financiële stelsel van de Unie tegen witwassen en terrorismefinanciering te beschermen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen om derde landen te identificeren waarvan de nationale AML/CFT-regelingen tekortkomingen vertonen die een bedreiging voor de integriteit van de interne markt van de Unie vormen. Omdat de externe bedreigingen inzake witwassen en terrorismefinanciering veranderlijk van aard zijn, onder meer doordat de technologische en andere middelen waarover criminelen beschikken, constant evolueren, moet het juridisch kader met betrekking tot derde landen snel en continu kunnen worden aangepast, teneinde bestaande risico’s doelmatig aan te pakken en te voorkomen dat nieuwe risico’s ontstaan. De Commissie moet rekening houden met informatie van internationale organisaties en opstellers van standaarden op AML/CFT-gebied, zoals de publieke verklaringen, wederzijdse evaluatierapporten, gedetailleerde beoordelingsrapporten of gepubliceerde follow-uprapporten van de FATF, en zij moet haar beoordelingen in voorkomend geval aanpassen aan de veranderingen daarin. |
(49) Teneinde de goede werking van het financiële stelsel van de Unie tegen witwassen en terrorismefinanciering te beschermen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen om derde landen te identificeren waarvan de nationale AML/CFT-regelingen tekortkomingen vertonen die een bedreiging voor de integriteit van de interne markt van de Unie vormen. Omdat de externe bedreigingen inzake witwassen en terrorismefinanciering veranderlijk van aard zijn, onder meer doordat de technologische en andere middelen waarover criminelen beschikken, constant evolueren, moet het juridisch kader met betrekking tot derde landen snel en continu kunnen worden aangepast, teneinde bestaande risico’s doelmatig aan te pakken en te voorkomen dat nieuwe risico’s ontstaan. De Commissie moet rekening houden met informatie van andere instellingen, organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten, maatschappelijke organisaties, de academische wereld, en van internationale organisaties en opstellers van standaarden op AML/CFT-gebied, zoals de publieke verklaringen, wederzijdse evaluatierapporten, gedetailleerde beoordelingsrapporten of gepubliceerde follow-uprapporten van de FATF, en zij moet haar beoordelingen in voorkomend geval aanpassen aan de veranderingen daarin. |
Amendement 38
Voorstel voor een verordening
Overweging 52
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(52) Landen die niet publiekelijk door internationale opstellers van standaarden worden geïdentificeerd als landen waarvoor een oproep tot optreden of verscherpte monitoring geldt, kunnen toch een bedreiging vormen voor de integriteit van het financiële stelsel van de Unie. Om die risico’s te beperken, moet de Commissie actie kunnen ondernemen door, op basis van een duidelijke reeks criteria en met de steun van de AMLA, derde landen te identificeren die nalevingstekortkomingen of aanhoudende aanzienlijke strategische tekortkomingen in hun AML/CFT-regeling vertonen en daarom een specifieke en ernstige bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, en door overeenkomstige risicobeperkende maatregelen vast te stellen. Die derde landen moeten door de Commissie worden geïdentificeerd. Afhankelijk van het niveau van het risico voor het financiële stelsel van de Unie moet de Commissie de toepassing eisen van ofwel alle verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen en landspecifieke tegenmaatregelen, zoals het geval is voor derde landen met een hoog risico, ofwel landspecifiek verscherpt cliëntenonderzoek, zoals in het geval van derde landen met nalevingstekortkomingen. |
(52) Landen die niet publiekelijk door internationale opstellers van standaarden worden geïdentificeerd als landen waarvoor een oproep tot optreden of verscherpte monitoring geldt, kunnen toch een bedreiging vormen voor de integriteit van het financiële stelsel van de Unie en de ordelijke werking van de interne markt. De AMLA moet toezicht houden op ontwikkelingen in derde landen en de verwante bedreigingen en risico’s voor de Unie beoordelen. Om die risico’s te beperken, moet de AMLA actie kunnen ondernemen door, op basis van een duidelijke reeks criteria en met de steun van andere instellingen, organen en instanties van de Unie, en bevoegde autoriteiten, analyse door maatschappelijke organisaties en de academische wereld, alsook beoordelingen of verslagen die zijn opgesteld door internationale organisaties en opstellers van standaarden op het gebied van de preventie van witwassen en de bestrijding van terrorismefinanciering, derde landen of gebieden te identificeren die nalevingstekortkomingen of aanhoudende aanzienlijke strategische tekortkomingen in hun AML/CFT-regeling vertonen en daarom een specifieke en ernstige bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, en door overeenkomstige risicobeperkende maatregelen vast te stellen. Hiertoe moet de AMLA een ontwerp van technische reguleringsnormen ontwikkelen om specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen vast te stellen die meldingsplichtige entiteiten moeten toepassen om risico’s met betrekking tot zakelijke relaties of occasionele transacties waarbij natuurlijke personen of rechtspersonen uit een derde land met een hoog risico dat een specifieke en ernstige bedreiging voor de Unie vormt, betrokken zijn. Afhankelijk van het niveau van het risico voor het financiële stelsel van de Unie moet de AMLA de toepassing eisen van ofwel alle verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen ofwel landspecifiek verscherpt cliëntenonderzoek, als de bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie blijft bestaan en het derde land geen effectieve maatregelen heeft genomen om de hoge risico’s te beperken, moet de Commissie, na overleg met de AMLA, de toepassing van aanvullende tegenmaatregelen kunnen eisen. |
Amendement 39
Voorstel voor een verordening
Overweging 53
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(53) Omdat er wijzigingen kunnen komen in de AML/CFT-kaders van die derde landen of in de uitvoering ervan, bijvoorbeeld als gevolg van de toezegging van het land om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken of de vaststelling van AML/CFT-maatregelen om deze aan te pakken, en de aard en het niveau van de betrokken risico’s daardoor kunnen veranderen, moet de Commissie regelmatig nagaan of de geïdentificeerde specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen nog evenredig en adequaat zijn. |
(53) Omdat er wijzigingen kunnen komen in de AML/CFT-kaders van die derde landen in de uitvoering ervan, bijvoorbeeld als gevolg van de toezegging van het land om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken of de vaststelling van AML/CFT-maatregelen om deze aan te pakken, en de aard en het niveau van de betrokken risico’s daardoor kunnen veranderen, moet de Commissie regelmatig nagaan of de geïdentificeerde specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen nog evenredig en adequaat zijn. De Commissie moet dergelijke evaluaties bekendmaken. |
Amendement 40
Voorstel voor een verordening
Overweging 53 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(53 bis) Bepaalde kredietinstellingen of financiële instellingen die niet in de Unie gevestigd zijn, zouden ook een specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie kunnen vormen. Om die bedreiging te beperken, moet de AMLA op eigen initiatief of op verzoek van de in deze verordening vermelde specifieke organen actie kunnen ondernemen door niet in de Unie gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen te identificeren die een specifieke en ernstige bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie. Afhankelijk van het risiconiveau voor het financiële stelsel van de Unie moet de AMLA van bepaalde meldingsplichtige autoriteiten eisen dat zij concrete maatregelen toepassen om risico’s te beperken en moet zij besluiten voor financiële toezichthouders kunnen vaststellen om ervoor te zorgen dat niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteiten eenvormige beperkingsmaatregelen toepassen als deze die door de AMLA zijn geïdentificeerd. |
Amendement 41
Voorstel voor een verordening
Overweging 54
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(54) Potentiële externe bedreigingen voor het financiële stelsel van de Unie zijn niet alleen afkomstig uit derde landen, maar kunnen ook samenhangen met specifieke cliëntgebonden risicofactoren of producten, diensten, transacties of leveringskanalen in een specifiek geografisch gebied buiten de Unie. Daarom moet in kaart worden gebracht met welke tendensen, risico’s en methoden op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering de meldingsplichtige entiteiten van de Unie te maken kunnen krijgen. De AMLA bevindt zich in de beste positie om opkomende externe typologieën op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering op te sporen en de ontwikkeling ervan te monitoren zodat zij de meldingsplichtige entiteiten van de Unie kan adviseren over de noodzaak verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen ter beperking van deze risico’s toe te passen. |
(54) Potentiële externe bedreigingen voor het financiële stelsel van de Unie zijn niet alleen afkomstig uit derde landen, maar kunnen ook samenhangen met specifieke cliëntgebonden risicofactoren of producten, diensten, transacties of leveringskanalen in een specifiek geografisch gebied buiten de Unie. Daarom moet in kaart worden gebracht met welke tendensen, risico’s en methoden op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering de meldingsplichtige entiteiten van de Unie te maken kunnen krijgen. De AMLA, met steun van andere organen en instanties van de Unie, met inbegrip van Europol, die reeds betrokken zijn bij het AML/CFT-kader, en bevoegde autoriteiten, kan opkomende externe typologieën op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering opsporen en de ontwikkeling ervan monitoren zodat zij de meldingsplichtige entiteiten van de Unie kan adviseren over de noodzaak verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen ter beperking van deze risico’s toe te passen. |
Amendement 42
Voorstel voor een verordening
Overweging 57
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(57) Cliënten die niet langer een prominente publieke functie bekleden, kunnen nog steeds een hoger risico vormen, bijvoorbeeld vanwege de informele invloed die zij nog steeds kunnen uitoefenen, of omdat hun vroegere en huidige functies met elkaar verbonden zijn. Het is van essentieel belang dat de meldingsplichtige entiteiten rekening houden met deze aanhoudende risico’s en een of meer verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen op dergelijke personen toepassen totdat zij worden geacht geen risico meer te vormen, en in ieder geval gedurende ten minste twaalf maanden nadat hun prominente publieke functie is beëindigd. |
(57) Cliënten die niet langer een prominente publieke functie bekleden, kunnen nog steeds een hoger risico vormen, bijvoorbeeld vanwege de informele invloed die zij nog steeds kunnen uitoefenen, of omdat hun vroegere en huidige functies met elkaar verbonden zijn. Het is van essentieel belang dat de meldingsplichtige entiteiten rekening houden met deze aanhoudende risico’s en een of meer verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen op dergelijke personen toepassen totdat zij worden geacht geen risico meer te vormen, en in ieder geval gedurende ten minste 24 maanden nadat hun prominente publieke functie is beëindigd. |
Amendement 43
Voorstel voor een verordening
Overweging 60 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(60 bis) Zakelijke relaties en occasionele transacties waarbij vermogende cliënten betrokken zijn die een of meer op een hoog risico wijzende factoren vertonen, kunnen de integriteit van het financiële stelsel van de Unie ernstig in gevaar brengen en ernstige kwetsbaarheden op de interne markt veroorzaken. Meldingsplichtige entiteiten moeten derhalve op risicogevoelige basis tijdens cliëntenonderzoeksprocedures bepalen of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde van de cliënt een vermogende persoon met een hoog risico is. Wanneer een meldingsplichtige entiteit vaststelt dat een cliënt of de uiteindelijk begunstigde van een cliënt een vermogende persoon met een hoog risico is, moet zij specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen zoals bepaald in deze verordening met betrekking tot die cliënten. |
Amendement 44
Voorstel voor een verordening
Overweging 62
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(62) De meldingsplichtige entiteiten mogen taken in verband met de uitvoering van het cliëntenonderzoek uitbesteden aan een agent of externe dienstverlener, tenzij zij gevestigd zijn in derde landen die zijn aangemerkt als landen die een hoog risico vormen, nalevingstekortkomingen vertonen of een bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie. In het geval van een agentuur- of uitbestedingsverhouding op contractuele basis tussen meldingsplichtige entiteiten en niet onder de AML/CFT-vereisten vallende externe dienstverleners zouden AML/CFT-verplichtingen voor deze agenten of verrichters van uitbestede diensten alleen kunnen voortvloeien uit het contract tussen de partijen en niet uit deze verordening. De verantwoordelijkheid voor de naleving van de AML/CFT-vereisten moet derhalve volledig bij de meldingsplichtige entiteit zelf blijven berusten. De meldingsplichtige entiteit dient er met name voor te zorgen dat, wanneer voor de identificatie van cliënten op afstand een beroep wordt gedaan op een verrichter van uitbestede diensten, de risicogebaseerde benadering in acht wordt genomen. |
(62) De meldingsplichtige entiteiten mogen taken in verband met de uitvoering van het cliëntenonderzoek uitbesteden aan een agent of externe dienstverlener tenzij zij gevestigd zijn in derde landen die zijn aangemerkt als landen die een hoog risico vormen, nalevingstekortkomingen vertonen of een bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie. Die uitbestedingsactiviteiten moeten meldingsplichtige entiteiten ondersteunen bij het verkrijgen van volledige, tijdige en accurate informatie door gebruik te maken van besluitvormingsinstrumenten, zoals databanken met mondiaal nieuws, zakelijke, regelgevende en juridische databanken. In het geval van een agentuur- of uitbestedingsverhouding op contractuele basis tussen meldingsplichtige entiteiten en niet onder de AML/CFT-vereisten vallende externe dienstverleners zouden AML/CFT-verplichtingen voor deze agenten of verrichters van uitbestede diensten alleen kunnen voortvloeien uit het contract tussen de partijen en niet uit deze verordening. De verantwoordelijkheid voor de naleving van de AML/CFT-vereisten moet derhalve volledig bij de meldingsplichtige entiteit zelf blijven berusten. De meldingsplichtige entiteit dient er met name voor te zorgen dat, wanneer voor de identificatie van cliënten op afstand een beroep wordt gedaan op een verrichter van uitbestede diensten, de risicogebaseerde benadering in acht wordt genomen. De uitbesteding van taken die voortvloeien uit vereisten krachtens deze verordening voor het uitvoeren van cliëntenonderzoeksmaatregelen aan een agent of externe dienstverlener mag de meldingsplichtige entiteit niet vrijstellen van enige verplichting krachtens Verordening (EU) 2016/679, met inbegrip van artikel 28 daarvan. |
Amendement 45
Voorstel voor een verordening
Overweging 63
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(63) Wat gebruikmaking van derden en uitbesteding betreft, moet met het oog op een efficiënte werking meer duidelijkheid worden verschaft over de voorwaarden waaronder gebruik mag worden gemaakt van derden. De AMLA moet worden belast met het opstellen van richtsnoeren inzake de voorwaarden voor gebruikmaking van derden en uitbesteding, alsook inzake de rol en de verantwoordelijkheden van de respectieve partijen. Om ervoor te zorgen dat in de hele Unie consistent toezicht op de praktijken inzake gebruikmaking van derden en uitbesteding wordt gehouden, moeten de richtsnoeren ook duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop de toezichthouders met dergelijke praktijken moeten omgaan en moeten nagaan of meldingsplichtige entiteiten in dat verband de AML/CFT-vereisten in acht nemen. |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie) |
Amendement 46
Voorstel voor een verordening
Overweging 65
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(65) Er moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld om de uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten te identificeren en de definities van uiteindelijk begunstigden te harmoniseren. Hoewel een nader bepaald procentueel aandelen- of eigendomsbelang niet automatisch volstaat om te bepalen wie de uiteindelijk begunstigden zijn, dient het als een van de bepalende factoren in aanmerking te worden genomen. De lidstaten moeten evenwel kunnen besluiten dat een lager percentage dan 25 % op eigendom of zeggenschap kan wijzen. Zeggenschap via een eigendomsbelang van 25 % plus een van de aandelen of de stemrechten of een ander eigendomsbelang moet worden beoordeeld op elk eigendomsniveau, wat betekent dat deze limiet van toepassing moet zijn op elke schakel in de eigendomsstructuur en dat elke schakel in de eigendomsstructuur en de combinatie van deze schakels naar behoren moeten worden onderzocht. |
(65) Er moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld om de uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten te identificeren en de definities van uiteindelijk begunstigden te harmoniseren. Hoewel een nader bepaald procentueel aandelen- of eigendomsbelang niet automatisch volstaat om te bepalen wie de uiteindelijk begunstigden zijn, dient het als een van de bepalende factoren in aanmerking te worden genomen. Zeggenschap via een eigendomsbelang moet worden beoordeeld op elk eigendomsniveau, wat betekent dat de specifieke limiet van toepassing moet zijn op elk niveau in de eigendomsstructuur en dat elk niveau in de eigendomsstructuur en de combinatie van deze schakels naar behoren moeten worden onderzocht. Bij het indirect bezit van aandelen moeten de uiteindelijk begunstigden worden geïdentificeerd door de aandelen in de eigendomsketen te vermenigvuldigen. Hiertoe moeten alle aandelen die direct of indirect eigendom zijn van dezelfde natuurlijke persoon worden samengevoegd. |
Amendement 47
Voorstel voor een verordening
Overweging 66
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(66) Voor een zinvolle identificatie van de uiteindelijk begunstigden moet worden bepaald of de zeggenschap op andere manieren wordt uitgeoefend. Het bepalen van de zeggenschap via een eigendomsbelang is noodzakelijk, maar niet voldoende en volstaat niet als controle om uit te maken wie de uiteindelijk begunstigden zijn. De test of een natuurlijke persoon via andere middelen zeggenschap uitoefent, is geen vervolgtest die pas moet worden uitgevoerd als het niet mogelijk is een eigendomsbelang te bepalen. De twee tests – voor het bepalen van zeggenschap via een eigendomsbelang en voor het bepalen van zeggenschap via andere middelen – moeten parallel worden uitgevoerd. Zeggenschap via andere middelen kan het volgende omvatten: het recht om meer dan de helft van de leden van de raad van bestuur van de vennootschap te benoemen of te ontslaan; het vermogen om een significante invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de vennootschap; zeggenschap door middel van formele of informele overeenkomsten met eigenaars, leden of de vennootschappen, of via stemregelingen; banden met familieleden van managers of bestuurders of personen die eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap; gebruik van formele of informele volmachtregelingen. |
(66) Voor een zinvolle identificatie van de uiteindelijk begunstigden moet worden bepaald of de zeggenschap op andere manieren wordt uitgeoefend. Het bepalen van de zeggenschap via een eigendomsbelang is noodzakelijk, maar niet voldoende en volstaat niet als controle om uit te maken wie de uiteindelijk begunstigden zijn. De test of een natuurlijke persoon via andere middelen zeggenschap uitoefent, is geen vervolgtest die pas moet worden uitgevoerd als het niet mogelijk is een eigendomsbelang te bepalen. De twee tests – voor het bepalen van zeggenschap via een eigendomsbelang en voor het bepalen van zeggenschap via andere middelen – moeten parallel worden uitgevoerd. Zeggenschap via andere middelen kan het volgende omvatten: het recht om meer dan de helft van de leden van de raad van bestuur van de vennootschap te benoemen of te ontslaan; het vermogen om een significante invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de vennootschap; zeggenschap door middel van formele of informele overeenkomsten met eigenaars, leden of de vennootschappen, of via stemregelingen; banden met familieleden van managers of bestuurders of personen die eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap; gebruik van formele of informele volmachtregelingen of controle door schuldinstrumenten of andere financieringsregelingen. |
Amendement 48
Voorstel voor een verordening
Overweging 72
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(72) Het is noodzakelijk een gelijk speelveld tussen de verschillende soorten rechtsvormen te waarborgen en te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van trusts en juridische constructies, die vaak gelaagd en complex gestructureerd zijn om de uiteindelijk begunstigden nog beter te verbergen. Trustees van een express trust die in een lidstaat wordt beheerd, moeten derhalve verantwoordelijk zijn voor het verkrijgen en in bezit hebben van toereikende, accurate en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden van de trust, voor het bekendmaken van hun status en voor het verstrekken van deze informatie aan meldingsplichtige entiteiten die een cliëntenonderzoek verrichten. Elke andere uiteindelijk begunstigde van de trust moet de trustee helpen bij het verkrijgen van deze informatie. |
(72) Het is noodzakelijk een gelijk speelveld tussen de verschillende soorten rechtsvormen te waarborgen en te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van trusts en juridische constructies, die vaak gelaagd en complex gestructureerd zijn om de uiteindelijk begunstigden nog beter te verbergen. Trustees van een express trust die in een lidstaat wordt beheerd, moeten derhalve verantwoordelijk zijn voor het verkrijgen en in bezit hebben van toereikende, accurate en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden van de trust, voor het bekendmaken van hun status en voor het verstrekken van deze informatie aan meldingsplichtige entiteiten die een cliëntenonderzoek verrichten, rekening houdend met de specifieke kenmerken en risico’s van verschillende rechtsstelsels, waaronder common law-jurisdicties. Elke andere uiteindelijk begunstigde van de trust moet de trustee helpen bij het verkrijgen van deze informatie. |
Amendement 49
Voorstel voor een verordening
Overweging 73
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(73) Gezien de specifieke structuur van bepaalde juridische entiteiten, zoals stichtingen, en de noodzaak om te zorgen voor voldoende transparantie met betrekking tot de uiteindelijk begunstigden, moeten deze entiteiten en juridische constructies die vergelijkbaar zijn met trusts, onderworpen zijn aan vereisten inzake uiteindelijk begunstigden die gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor express trusts. |
(73) Gezien de specifieke structuur van bepaalde juridische entiteiten, zoals stichtingen, en de noodzaak om te zorgen voor voldoende transparantie met betrekking tot de uiteindelijk begunstigden, moeten deze entiteiten en juridische constructies die vergelijkbaar zijn met trusts, onderworpen zijn aan vereisten inzake uiteindelijk begunstigden die gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor express trusts, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken die inherent zijn aan de verschillende juridische entiteiten, met name maatschappelijke organisaties. |
Amendement 50
Voorstel voor een verordening
Overweging 77
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(77) Verdachte transacties en pogingen daartoe, alsook andere informatie omtrent witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering dienen te worden gemeld aan de FIE, die moet fungeren als enige nationale centrale eenheid voor het ontvangen en analyseren van gemelde vermoedens en voor het beschikbaar stellen van de analyseresultaten aan de bevoegde autoriteiten. Alle verdachte transacties en pogingen daartoe moeten worden gemeld, ongeacht het bedrag van de transactie. De gemelde informatie kan ook informatie op basis van limieten omvatten. Het te goeder trouw melden van informatie door een meldingsplichtige entiteit of een werknemer of bestuurder van die entiteit aan de FIE mag niet worden beschouwd als een inbreuk op ongeacht welke beperking inzake de openbaarmaking van informatie en mag voor de meldingsplichtige entiteit, de bestuurder of de werknemer niet leiden tot enige vorm van aansprakelijkheid. |
(77) Vermoedens, verdachte transacties en pogingen daartoe, alsook andere informatie met betrekking tot witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering dienen te worden gemeld aan de FIE, die moet fungeren als enige nationale centrale eenheid voor het ontvangen en analyseren van gemelde vermoedens en voor het beschikbaar stellen van de analyseresultaten aan de bevoegde autoriteiten. De FIE’s versterken de samenwerking met andere bevoegde autoriteiten, teneinde ervoor te zorgen dat zinvolle informatie tijdig en op constructieve wijze wordt uitgewisseld, overeenkomstig het toepasselijke rechtskader. Alle verdachte transacties en pogingen daartoe moeten worden gemeld, ongeacht het bedrag van de transactie. De gemelde informatie kan ook informatie op basis van limieten omvatten. Het te goeder trouw melden van informatie door een meldingsplichtige entiteit of een werknemer of bestuurder van die entiteit aan de FIE mag niet worden beschouwd als een inbreuk op ongeacht welke beperking inzake de openbaarmaking van informatie en mag voor de meldingsplichtige entiteit, de bestuurder of de werknemer niet leiden tot enige vorm van aansprakelijkheid. |
Amendement 51
Voorstel voor een verordening
Overweging 78
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(78) Verschillen tussen de lidstaten op het gebied van de meldingsplicht voor verdachte transacties kunnen het voor meldingsplichtige entiteiten met een grensoverschrijdende aanwezigheid of grensoverschrijdende operaties moeilijker maken de AML/CFT-verplichtingen in acht te nemen. Bovendien hebben de structuur en de inhoud van de meldingen van verdachte transacties gevolgen voor de analysecapaciteit van de FIE’s en voor de aard van die analyse, alsook voor de mogelijkheden van de FIE’s om samen te werken en informatie uit te wisselen. Om de naleving van de meldingsplicht door de meldingsplichtige entiteiten te vergemakkelijken en een doeltreffender verloop van de analyseactiviteiten en de samenwerking van de FIE’s mogelijk te maken, moet de AMLA ontwerpen van reguleringsnormen opstellen met specificaties voor een gemeenschappelijk model voor de melding van verdachte transacties, dat in de hele Unie als uniforme basis moet worden gebruikt. |
(78) Verschillen tussen de lidstaten op het gebied van de meldingsplicht voor verdachte transacties kunnen het voor meldingsplichtige entiteiten met een grensoverschrijdende aanwezigheid of grensoverschrijdende operaties moeilijker maken de AML/CFT-verplichtingen in acht te nemen. Bovendien hebben de structuur en de inhoud van de meldingen van verdachte transacties gevolgen voor de analysecapaciteit van de FIE’s en voor de aard van die analyse, alsook voor de mogelijkheden van de FIE’s om samen te werken en informatie uit te wisselen. Om de naleving van de meldingsplicht door de meldingsplichtige entiteiten te vergemakkelijken en een doeltreffender verloop van de analyseactiviteiten en de samenwerking van de FIE’s mogelijk te maken, moet de AMLA ontwerpen van reguleringsnormen opstellen met specificaties voor een gemeenschappelijk model voor de melding van vermoedens, dat in de hele Unie als uniforme basis moet worden gebruikt. Om de melding van vermoedens door meldingsplichtige entiteiten en mededelingen en uitwisseling van informatie tussen FIE’s te vereenvoudigen en te versnellen, moet de AMLA een veilig en betrouwbaar elektronisch bestand (“éénloketsysteem FIU.net”) oprichten voor de melding van vermoedens van witwassen, basisdelicten en terrorismefinanciering, ook over pogingen tot transacties via een gestandaardiseerd formulier aan de FIE van de lidstaat op het grondgebied waarvan de meldingsplichtige entiteit die de informatie meedeelt, is gevestigd. Een dergelijke interface moet ook de onmiddellijke doorgifte van deze informatie naar andere, bij een melding van verdachte transacties betrokken FIE’s mogelijk maken. Het éénloketsysteem FIU.net moet ook communicatie mogelijk maken tussen de bevoegde FIE’s en meldingsplichtige entiteiten, en het delen van informatie en inlichtingen tussen FIE’s over ingediende verslagen van vermoedens. Het éénloketsysteem FIU.net moet worden opgericht binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. Het gebruik van het éénloketsysteem FIU.net moet geleidelijk worden ingevoerd om een vlotte en ononderbroken melding van verdachte transacties mogelijk te maken en om de FIE’s en meldingsplichtige entiteiten voldoende tijd te geven om de nodige technische wijzigingen uit te voeren. De FIE’s kunnen derhalve besluiten meldingsplichtige entiteiten op te dragen informatie te melden via het éénloketsysteem FIU.net vanaf ... [vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening]. Het gebruik van het éénloketsysteem FIU.net moet voor meldingsplichtige entiteiten verplicht worden gesteld vanaf ... [zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening]. |
Amendement 52
Voorstel voor een verordening
Overweging 79
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(79) De FIE’s moeten in staat zijn van elke meldingsplichtige entiteit snel alle nodige informatie te verkrijgen die verband houdt met hun taken. Onbelemmerde en snelle toegang van de FIE’s tot informatie is van essentieel belang om te waarborgen dat geldstromen naar behoren kunnen worden getraceerd en dat illegale netwerken en stromen in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord. De aanleiding waarom FIE’s aanvullende informatie van meldingsplichtige entiteiten nodig hebben vanwege een vermoeden van witwaspraktijken of terrorismefinanciering, kan een eerdere melding van een verdachte transactie aan de FIE zijn, maar ook eigen analysewerk van de FIE, door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie of informatie van een andere FIE. De FIE’s moeten daarom in staat zijn om in de context van hun functies informatie van om het even welke meldingsplichtige entiteit te verkrijgen, ook zonder dat een eerdere melding is gedaan. De meldingsplichtige entiteit moet zo spoedig mogelijk antwoorden op een verzoek om informatie van de FIE en in elk geval binnen vijf dagen na ontvangst van het verzoek. In gerechtvaardigde en dringende gevallen moet de meldingsplichtige entiteit binnen 24 uur op het verzoek van de FIE kunnen reageren. Het gaat hierbij niet om willekeurige informatieverzoeken aan de meldingsplichtige entiteiten in het kader van analysewerkzaamheden van de FIE, maar alleen om informatieverzoeken op basis van voldoende omschreven voorwaarden. Een FIE moet ook in staat zijn om zulke informatie te verkrijgen op verzoek van een andere FIE van de Unie en om de informatie uit te wisselen met de verzoekende FIE. |
(79) De FIE’s moeten in staat zijn van elke meldingsplichtige entiteit snel alle nodige informatie te verkrijgen die verband houdt met hun taken. Onbelemmerde en snelle toegang van de FIE’s tot informatie is van essentieel belang om te waarborgen dat geldstromen naar behoren kunnen worden getraceerd en dat illegale netwerken en stromen in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord. De aanleiding waarom FIE’s aanvullende informatie van meldingsplichtige entiteiten nodig hebben vanwege een vermoeden van witwaspraktijken of terrorismefinanciering, kan een eerdere melding van een verdachte transactie aan de FIE zijn, maar ook eigen analysewerk van de FIE, door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie of informatie van een andere FIE. De FIE’s moeten daarom in staat zijn om in de context van hun functies informatie van om het even welke meldingsplichtige entiteit te verkrijgen, ook zonder dat een eerdere melding is gedaan. De meldingsplichtige entiteit moet zo spoedig mogelijk antwoorden op een verzoek om informatie van de FIE en in elk geval binnen vijf werkdagen, tenzij de FIE een andere termijn vaststelt. In gerechtvaardigde en dringende gevallen moet de meldingsplichtige entiteit zo snel mogelijk, en binnen een termijn van ten hoogste één werkdag op het verzoek van de FIE kunnen reageren. Het gaat hierbij niet om willekeurige informatieverzoeken aan de meldingsplichtige entiteiten in het kader van analysewerkzaamheden van de FIE, maar alleen om informatieverzoeken op basis van voldoende omschreven voorwaarden. Een FIE moet ook in staat zijn om zulke informatie te verkrijgen op verzoek van een andere FIE van de Unie en om de informatie uit te wisselen met de verzoekende FIE. |
Amendement 53
Voorstel voor een verordening
Overweging 81
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(81) Wanneer een lidstaat besluit een dergelijk zelfregulerend orgaan aan te wijzen, kan hij dat orgaan toestaan of verplichten om aan de FIE geen informatie door te geven die is verkregen van door dat orgaan vertegenwoordigde personen, indien dat orgaan die informatie van een van zijn cliënten heeft ontvangen of over een van zijn cliënten heeft verkregen tijdens het bepalen van de rechtspositie van zijn cliënt of bij het verrichten van zijn taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt in het kader van of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of die informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. |
(81) Notarissen, advocaten en andere onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen, externe accountants en belastingadviseurs moeten de mogelijkheid hebben om aan de FIE of een zelfregulerend orgaan geen informatie door te geven die is verkregen van personen, indien dat orgaan die informatie van een van zijn cliënten heeft ontvangen of over een van zijn cliënten heeft verkregen tijdens het bepalen van de rechtspositie van zijn cliënt, behalve wanneer het juridisch advies is verstrekt met het oog op witwassen of terrorismefinanciering, of wanneer die personen weten of vermoeden, op basis van feitelijke en objectieve omstandigheden, dat de cliënt juridisch advies wenst, onder meer met betrekking tot belastingkwesties of burgerschap of een verblijfsvergunning door middel van investeringsregelingen, met het oog op witwassen of terrorismefinanciering en het ingewonnen juridisch advies geen verband houdt met een rechtsgeding, of bij het verrichten van zijn taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt in het kader van of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of die informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. De lidstaten moeten voor specifieke transacties die een bijzonder hoog risico voor witwassen of terrorismefinanciering inhouden, aanvullende meldingsplichten kunnen vaststellen of behouden waarop de vrijstelling van de vereisten om informatie door te sturen niet van toepassing is. |
Amendement 54
Voorstel voor een verordening
Overweging 82
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(82) De meldingsplichtige entiteiten moeten bij wijze van uitzondering verdachte transacties kunnen uitvoeren voordat zij de bevoegde autoriteiten hiervan op de hoogte brengen, indien het niet mogelijk is zich van het uitvoeren van deze transacties te onthouden of indien zulks de vervolging van de begunstigden van een vermoedelijke witwas- of terrorismefinancieringstransactie zou doorkruisen. Deze uitzondering mag echter niet worden gebruikt in het geval van transacties die verband houden met de door de lidstaten aanvaarde internationale verplichtingen om geldmiddelen of andere vermogensbestanddelen van terroristen, terroristische organisaties of financiers van terrorisme, onverwijld te bevriezen, conform de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. |
(82) De meldingsplichtige entiteiten moeten bij wijze van uitzondering verdachte transacties kunnen uitvoeren voordat zij de bevoegde autoriteiten hiervan op de hoogte brengen, indien het niet mogelijk is zich van het uitvoeren van deze transacties te onthouden of indien zulks de vervolging van de begunstigden van een vermoedelijke witwas- of terrorismefinancieringstransactie zou doorkruisen, ook in naar behoren gemotiveerde gevallen, wanneer hierin in nationaal recht is voorzien. Deze uitzondering mag echter niet worden gebruikt in het geval van transacties die verband houden met de door de lidstaten aanvaarde internationale verplichtingen om geldmiddelen of andere vermogensbestanddelen van terroristen, terroristische organisaties of financiers van terrorisme, onverwijld te bevriezen, conform de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. |
Amendement 55
Voorstel voor een verordening
Overweging 86
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(86) Het is van essentieel belang dat de afstemming van het AML/CFT-kader op de herziene FATF-aanbevelingen geschiedt in volledige overeenstemming met het recht van de Unie, met name inzake gegevensbescherming en de bescherming van de grondrechten zoals verankerd in het Handvest. Bepaalde aspecten van de uitvoering van het AML/CFT-kader behelzen het verzamelen, analyseren, bewaren en delen van gegevens. Die verwerking van persoonsgegevens moet toegestaan zijn onder volledige eerbiediging van de grondrechten en uitsluitend met het oog op de toepassing van deze verordening en met het oog op het uitvoeren van een cliëntenonderzoek, doorlopende monitoring, analyse en melding van ongebruikelijke en verdachte transacties, identificatie van de uiteindelijk begunstigde van een rechtspersoon of een juridische constructie, identificatie van een politiek prominente persoon en het delen van informatie door kredietinstellingen, financiële instellingen en andere meldingsplichtige entiteiten. Het verzamelen en vervolgens verwerken van persoonsgegevens door de meldingsplichtige entiteiten moet beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is met het oog op de naleving van de AML/CFT-vereisten, en persoonsgegevens mogen niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel. Met name de verdere verwerking van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden moet strikt verboden zijn. |
(86) Het is van essentieel belang dat de afstemming van het AML/CFT-kader op de herziene FATF-aanbevelingen geschiedt in volledige overeenstemming met het recht van de Unie, met name inzake gegevensbescherming en de bescherming van de grondrechten zoals verankerd in het Handvest. Bepaalde aspecten van de uitvoering van het AML/CFT-kader behelzen het verzamelen, analyseren, bewaren en delen van gegevens. Die verwerking van persoonsgegevens moet toegestaan zijn onder volledige eerbiediging van de grondrechten en uitsluitend met het oog op de toepassing van deze verordening en met het oog op het uitvoeren van een cliëntenonderzoek, doorlopende monitoring, analyse en melding van ongebruikelijke en verdachte transacties, identificatie van de uiteindelijk begunstigde van een rechtspersoon of een juridische constructie, identificatie van een politiek prominente persoon en het delen van informatie door kredietinstellingen, financiële instellingen en andere meldingsplichtige entiteiten. Het verzamelen en vervolgens verwerken van persoonsgegevens door de meldingsplichtige entiteiten moet beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is met het oog op de naleving van de AML/CFT-vereisten, en persoonsgegevens mogen niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel. Met name de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens en van persoonsgegevens met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten, moet onderworpen zijn aan passende waarborgen waarin wordt voorzien in deze verordening. Verdere verwerking van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden moet strikt verboden zijn. |
Amendement 56
Voorstel voor een verordening
Overweging 93
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(93) Cryptoactiva zijn anoniem en daarom gevoelig voor misbruik voor criminele doeleinden. Vanwege de anonimiteit van cryptoactivaportefeuilles kan de overmaking van cryptoactiva niet worden getraceerd en is het moeilijk om onderling samenhangende transacties die aanleiding kunnen geven tot verdenking, te identificeren of om een passend niveau van cliëntenonderzoek toe te passen. Om de doeltreffende toepassing van de AML/CFT-vereisten op cryptoactiva te waarborgen, is het noodzakelijk het aanbieden en het bewaren van anonieme cryptoactivaportefeuilles door aanbieders van cryptoactivadiensten te verbieden. |
(93) Cryptoactiva zijn anoniem en daarom gevoelig voor misbruik voor criminele doeleinden. Vanwege de anonimiteit van cryptoactivarekeningen en andere anonieme instrumenten kan de overmaking van cryptoactiva niet worden getraceerd en is het moeilijk om onderling samenhangende transacties die aanleiding kunnen geven tot verdenking, te identificeren of om een passend niveau van cliëntenonderzoek toe te passen. Om de doeltreffende toepassing van de AML/CFT-vereisten op cryptoactiva te waarborgen, is het noodzakelijk het aanbieden en het bewaren van anonieme cryptoactivarekeningen die de anonimisering van de houder van de cliëntenrekening of de toegenomen versluiering van transacties mogelijk maken, te verbieden. Anonimiseringsinstrumenten of -diensten moeten door meldingsplichtige entiteiten worden behandeld als hoogrisicofactoren. Gezien hun potentiële misbruik om transacties voor illegale doeleinden te versluieren, moet de Commissie beoordelen of de verstrekking van anonimiseringsinstrumenten en -diensten, zoals mixers en tumblers, door aanbieders van cryptoactivadiensten voor of in naam van een andere persoon ook verboden is. Die bepalingen zijn niet van toepassing op aanbieders van hardware en software of aanbieders van zelfgehoste portefeuilles voor zover zij geen toegang tot of controle over de cryptoactiva van een andere persoon hebben. |
Amendement 57
Voorstel voor een verordening
Overweging 94
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(94) Bij grote contante betalingen is het risico van witwassen en terrorismefinanciering zeer hoog. De eis dat handelaren in goederen bij het verrichten of ontvangen van contante betalingen van 10 000 EUR of meer onderworpen zijn aan de antiwitwasregels, heeft dit risico onvoldoende beperkt. Tegelijkertijd hebben de verschillen in aanpak tussen de lidstaten het gelijke speelveld op de interne markt ondermijnd ten nadele van ondernemingen die gelegen zijn in lidstaten met strengere controles. Daarom dient voor grote contante betalingen een Uniebrede limiet van 10 000 EUR te worden ingevoerd. De lidstaten moeten lagere limieten en aanvullende strengere bepalingen kunnen vaststellen. |
(94) Bij grote contante betalingen is het risico van witwassen en terrorismefinanciering zeer hoog. De eis dat handelaren in goederen bij het verrichten of ontvangen van contante betalingen van 10 000 EUR of meer onderworpen zijn aan de antiwitwasregels, heeft dit risico onvoldoende beperkt. Tegelijkertijd hebben de verschillen in aanpak tussen de lidstaten het gelijke speelveld op de interne markt ondermijnd ten nadele van ondernemingen die gelegen zijn in lidstaten met strengere controles. Daarom dient voor grote contante betalingen een Uniebrede limiet van 7 000 EUR te worden ingevoerd. De lidstaten moeten lagere limieten en aanvullende strengere bepalingen kunnen vaststellen. De Uniebrede limiet mag niet van toepassing zijn op betalingen tussen natuurlijke personen die niet beroepshalve handelen, behalve voor transacties die verband houden met grond en onroerend goed, edelmetalen en edelstenen en andere luxegoederen, en met betalingen of deposito’s in de gebouwen van kredietinstellingen. Bij betalingen of deposito’s in de gebouwen van kredietinstellingen moet de kredietinstelling de betaling of het deposito boven de limiet echter melden aan de FIE. Een dergelijke melding komt niet in de plaats van melding in geval van verdachte activiteiten en transacties. Ongebruikelijk grote contante transacties, zelfs onder de limiet, waaronder opnamen in contanten, moeten worden onderworpen aan verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen in gevallen van hoger risico en indien nodig aan de melding van vermoedens. |
Amendement 58
Voorstel voor een verordening
Overweging 94 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(94 bis) Dankzij technologische ontwikkelingen kunnen handelaren betalingen in cryptoactiva ontvangen voor de levering van goederen en diensten, zowel in de winkel als online. Wanneer dergelijke betalingen niet worden uitgevoerd via een gereguleerde dienstverlener, kan het niveau van traceerbaarheid naar een geverifieerde identiteit onvoldoende zijn om misbruik ervan voor witwassen, terrorismefinanciering of basisdelicten te voorkomen. Het gebruik van dergelijke betaalmiddelen, in het kader van toegenomen digitalisering, kan een achterpoortje creëren dat de doeltreffendheid van de limiet voor contant geld ondermijnt. Terwijl de mogelijkheid om betalingen in cryptoactiva voor goederen en diensten uit te voeren blijft bestaan, moet van handelaren dan ook worden geëist dat zij voor het aanvaarden van betalingen in crypto-activa een beroep doen op een aanbieder van cryptoactivadiensten die een vergunning op grond van de verordening betreffende markten in cryptoactiva heeft. Een dergelijke beperking moet van toepassing zijn op personen die handelen in goederen of diensten aanbieden en mag niet worden geïnterpreteerd als een beperking van particuliere transacties via zelfgehoste portefeuilles of als een beperking van het gebruik van zelfgehoste portefeuilles in het kader van commerciële transacties, voor zover er een aanbieder van cryptoactivadiensten bij betrokken is. |
Amendement 59
Voorstel voor een verordening
Overweging 97
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(97) Om een consistente toepassing van de AML/CFT-vereisten te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze verordening vast te stellen inzake de identificatie van derde landen met een hoog risico, derde landen die nalevingstekortkomingen vertonen en derde landen die een bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, inzake geharmoniseerde en evenredige verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen, alsook, in voorkomend geval, risicobeperkende maatregelen en de technische reguleringsnormen voor de minimumvereisten voor op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures en de voorwaarden waaronder structuren die onder dezelfde eigenaar, hetzelfde bestuur of dezelfde nalevingscontroles vallen, op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures moeten toepassen, de maatregelen die groepen dienen te nemen wanneer het recht van derde landen de toepassing van op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen, procedures en toezichtmaatregelen niet toelaat, de sectoren en transacties waarvoor lagere limieten voor het uitvoeren van een cliëntenonderzoek gelden en de informatie die voor het uitvoeren van een cliëntenonderzoek vereist is. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven39. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(97) Om een consistente toepassing van de AML/CFT-vereisten te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze verordening vast te stellen inzake de identificatie van derde landen met een hoog risico, derde landen die nalevingstekortkomingen vertonen inzake geharmoniseerde en evenredige verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen, alsook, in voorkomend geval, risicobeperkende maatregelen en de technische reguleringsnormen voor de minimumvereisten voor op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures en de voorwaarden waaronder structuren die onder dezelfde eigenaar, hetzelfde bestuur of dezelfde nalevingscontroles vallen, op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures moeten toepassen, de maatregelen die groepen dienen te nemen wanneer het recht van derde landen de toepassing van op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen, procedures en toezichtmaatregelen niet toelaat, de sectoren en transacties waarvoor lagere limieten voor het uitvoeren van een cliëntenonderzoek gelden en de informatie die voor het uitvoeren van een cliëntenonderzoek vereist is, alsook specifieke regels en criteria voor het identificeren van de uiteindelijk begunstigden van andere juridische entiteiten dan vennootschappen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven39. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
__________________ |
__________________ |
39 PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1. |
39 PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1. |
Amendement 60
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – alinea 1 – punt a bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) de maatregelen die meldingsplichtige entiteiten moeten toepassen om de risico’s voor niet-uitvoering en ontduiking van gerichte financiële sancties te beperken en te beheren; |
Amendement 61
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – lid 1 – punt a ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a ter) de maatregelen ter preventie van witwassen en terrorismefinanciering in lidstaten die staatsburgerschap of verblijfsrechten aanbieden in ruil voor een belegging in de vorm van, onder meer, kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting; |
Amendement 62
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – lid 1 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) maatregelen om misbruik van instrumenten aan toonder te beperken. |
c) maatregelen om risico’s die voortvloeien uit anonieme instrumenten en misbruik van instrumenten aan toonder te beperken. |
Amendement 63
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4) “voorwerp”: goederen als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn (EU) 2018/1673; |
4) “geldmiddelen” of “voorwerp”: goederen als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn (EU) 2018/1673; |
Amendement 64
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 6 – a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) een onderneming die geen kredietinstelling of beleggingsonderneming is en die een of meer van de in de punten 2 tot en met 12, 14 en 15 van bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad43 opgenomen werkzaamheden, met inbegrip van de werkzaamheden van wisselkantoren, verricht of die als hoofdactiviteit het verwerven van deelnemingen heeft, met inbegrip van een financiële holding of een gemengde financiële holding; |
a) een onderneming die geen kredietinstelling of beleggingsonderneming is en die een of meer van de in de punten 2 tot en met 12, 14 en 15 van bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad43 opgenomen werkzaamheden, met inbegrip van de werkzaamheden van wisselkantoren, verricht en activiteiten van schuldeisers zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 2, van Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad, en in artikel 3, punt b), van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad, of een onderneming die als hoofdactiviteit het verwerven van deelnemingen heeft, met inbegrip van een financiële holding of een gemengde financiële holding, maar met uitzondering van de activiteiten als bedoeld in punt 8 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad; |
__________________ |
__________________ |
43 Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338). |
43 Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338). |
Amendement 65
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 6 – a bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) een centrale effectenbewaarinstelling zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad; |
Amendement 66
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 6 – f bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
f bis) aanbieders van cryptoactivadiensten; |
Amendement 67
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 6 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 bis) “aanbieders van cryptoactivadiensten”: een aanbieder van cryptoactivadiensten zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 15, van Verordening (EU) 2023/... [referentie invoegen – voorstel voor een verordening betreffende markten in cryptoactiva en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 – COM(2020) 593 final] wanneer deze een of meer cryptoactivadiensten verricht als omschreven in artikel 3, lid 1, punt 16, van die verordening, met uitzondering van het verstrekken van advies over cryptoactiva als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt 16, h), van die verordening; |
Amendement 68
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 6 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 ter) “aandeel aan toonder”: een verhandelbaar instrument dat eigendom in een rechtspersoon toekent aan de persoon die het certificaat van het aandeel aan toonder bezit, of enig ander soortgelijk instrument dat de identificatie of traceerbaarheid van de eigendom van het aandeel niet mogelijk maakt; dit heeft echter geen betrekking op gedematerialiseerde of geregistreerde vormen van aandelencertificaten waarvan de eigenaars traceerbaar en identificeerbaar zijn; |
Amendement 69
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 6 quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 quater) “warrant op aandeel aan toonder”: een verhandelbaar instrument dat het recht op eigendom in een rechtspersoon toekent aan de persoon die de warrant op het aandeel aan toonder bezit, of enige andere soortgelijke warrant die de identificatie of traceerbaarheid van het eigendom van het aandeel niet mogelijk maakt; dit heeft echter geen betrekking op gedematerialiseerde of geregistreerde warrants of andere instrumenten waarvan de eigenaars traceerbaar en identificeerbaar zijn, of op andere instrumenten die enkel een recht verlenen om onder bepaalde voorwaarden in te schrijven op de eigendom van een rechtspersoon, maar niet de eigendom of een eigendomsrecht op zich verlenen, voor zover en zolang de instrumenten niet worden uitgeoefend; |
Amendement 70
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 7 – b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als bestuurder of secretaris van een vennootschap, als vennoot in een maatschap of in een soortgelijke hoedanigheid met betrekking tot andere rechtspersonen; |
b) optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als bestuurder of secretaris van een vennootschap, met name als gevolmachtigde, als vennoot in een maatschap, als voorzitter van een raad van bestuur of in een soortgelijke hoedanigheid met betrekking tot andere rechtspersonen; |
Amendement 71
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 7 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis) “vermogens- of activabeheerder”: een natuurlijke of rechtspersoon die als bedrijfsactiviteit diensten verleent en producten aanbiedt die bedoeld zijn om het vermogen van derden te vergroten, te beschermen, te gebruiken en te verspreiden; |
Amendement 72
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 8
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
8) “kansspeldiensten”: diensten die gepaard gaan met het aangaan van een weddenschap waarbij een geldbedrag wordt ingezet in kansspelen, daaronder begrepen die welke enige bekwaamheid vereisen zoals loterijen, casinospelen, poker en weddenschapstransacties, die worden aangeboden op een fysieke locatie, dan wel op afstand met eender welk middel, langs elektronische weg of met enig andere communicatietechnologie, en op individueel verzoek van een afnemer van diensten; |
8) “kansspeldiensten”: diensten die gepaard gaan met het aangaan van een weddenschap waarbij een geldbedrag wordt ingezet in kansspelen, onder andere in de vorm van communicatie tegen betaling, daaronder begrepen die welke enige bekwaamheid vereisen zoals loterijen, casinospelen, poker en weddenschapstransacties, die worden aangeboden op een fysieke locatie, dan wel op afstand met eender welk middel, langs elektronische weg of met enig andere communicatietechnologie, en op individueel verzoek van een afnemer van diensten; |
Amendement 73
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 14
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
14) “aanbieder van cryptoactivadiensten”: een aanbieder van cryptoactivadiensten als omschreven in artikel 3, lid 1, punt 8, van Verordening [referentie invoegen – voorstel voor een verordening betreffende markten in cryptoactiva en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 – COM(2020) 593 final] wanneer deze een of meer cryptoactivadiensten verricht als omschreven in artikel 3, lid 1, punt 9, van die verordening; |
Schrappen |
Amendement 74
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 14 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
14 bis) “betaaldvoetbalclub op hoog niveau”: een in een lidstaat gevestigde juridische entiteit die eigenaar of beheerder is van een betaaldvoetbalclub waarvan ten minste één team deelneemt aan het kampioenschap of de kampioenschappen op de twee hoogste competitieniveaus in die lidstaat en die een jaaromzet van ten minste 7 000 000 EUR heeft; |
Amendement 75
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 14 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
14 ter) “sportmakelaar in de voetbalsector”: een natuurlijke persoon die particuliere arbeidsbemiddelingsdiensten in de voetbalsector aanbiedt aan potentiële betaalde voetballers of aan werkgevers met het oog op het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor betaalde voetballers; |
Amendement 76
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 15 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
15 bis) “edelmetalen”: goud, zilver, platina, iridium, osmium, palladium, rodium en ruthenium; |
Amendement 77
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 15 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
15 ter) “edelstenen”: diamanten, robijnen, saffieren en smaragden; |
Amendement 78
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 16
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
16) “zakelijke relatie”: een zakelijke, professionele of commerciële relatie die verband houdt met de professionele activiteiten van een meldingsplichtige entiteit en waarvan op het tijdstip dat het contact wordt gelegd, wordt aangenomen dat zij enige tijd zal duren, met inbegrip van een relatie waarbij een meldingsplichtige entiteit wordt verzocht een vennootschap of een trust voor haar cliënt op te richten, ongeacht of de oprichting van de vennootschap of van de trust voor die cliënt de enige voor die cliënt uitgevoerde transactie is; |
16) “zakelijke relatie”: een zakelijke, professionele of commerciële relatie die rechtstreeks verband houdt met de professionele activiteiten van een meldingsplichtige entiteit en waarvan op het tijdstip dat het contact wordt gelegd, wordt aangenomen dat zij enige tijd zal duren, met inbegrip van een relatie waarbij een meldingsplichtige entiteit wordt verzocht een vennootschap of een trust voor haar cliënt op te richten, ongeacht of de oprichting van de vennootschap of van de trust voor die cliënt de enige voor die cliënt uitgevoerde transactie is; of in het geval van onroerendgoedtransacties, voor andere entiteiten dan kredietinstellingen of financiële instellingen, betekent een zakelijke relatie de verstrekking van diensten met betrekking tot de verkoop of het makelaarschap van meer dan één eigendom over een zekere periode; |
Amendement 79
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 16 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
16 bis) “occasionele transactie”: een transactie die niet wordt uitgevoerd in het kader van een zakelijke relatie; |
Amendement 80
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 16 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
16 ter) “atypische transactie of atypisch feit”: een transactie of een feit die/dat niet in overeenstemming lijkt te zijn met de kenmerken van de cliënt en met het doel en de bedoelde aard van de zakelijke relatie of de voorgestelde transactie; |
Amendement 81
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 19 – b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de relaties tussen kredietinstellingen onderling, tussen financiële instellingen onderling, en tussen kredietinstellingen en financiële instellingen waar soortgelijke diensten door een correspondentinstelling aan een respondentinstelling worden verleend, met inbegrip van relaties die zijn aangegaan voor effectentransacties of geldovermakingen; |
b) de betrekkingen tussen kredietinstellingen en financiële instellingen, kredietinstellingen onderling en financiële instellingen onderling inclusief wanneer soortgelijke diensten door een correspondentinstelling aan een respondentinstelling worden verleend, en met inbegrip van betrekkingen die zijn aangegaan voor effectentransacties of geldovermakingen, of betrekkingen die zijn aangegaan voor cryptoactivatransacties of overmakingen van cryptoactiva; |
Amendement 82
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 20 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
20 bis) “niet-geregistreerde entiteit of entiteit zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbiedt”: een entiteit die cryptoactivadiensten aanbiedt en die niet in een rechtsgebied van de Unie is gevestigd of niet over een centraal contactpunt of een materiële aanwezigheid op het gebied van beheer in een rechtsgebied in de Unie beschikt; |
Amendement 83
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 22
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
22) “uiteindelijk begunstigde”: elke natuurlijke persoon die uiteindelijk eigenaar is van of zeggenschap heeft over een juridische entiteit of een express trust of soortgelijke juridische constructie, alsmede elke natuurlijke persoon namens wie of ten behoeve van wie een transactie of activiteit wordt uitgevoerd; |
22) “uiteindelijk begunstigde”: elke natuurlijke persoon die uiteindelijk eigenaar is van heeft over of voordeel heeft van een juridische entiteit of een express trust of soortgelijke juridische constructie, of een organisatie met rechtsbevoegdheid naar nationaal recht, alsmede elke natuurlijke persoon namens wie of ten behoeve van wie een transactie of activiteit of zakelijke relatie wordt uitgevoerd; |
Amendement 84
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 24
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
24) “formele volmachtregeling”: een tussen een gevolmachtigde en een volmachtgever aangegane overeenkomst of formele regeling met dezelfde juridische waarde als een overeenkomst, waarbij de volmachtgever een juridische entiteit of natuurlijke persoon is die een gevolmachtigde instrueert om namens hem in een bepaalde hoedanigheid, zoals die van bestuurder of aandeelhouder, op te treden, en waarbij de gevolmachtigde een juridische entiteit of natuurlijke persoon is die door de volmachtgever wordt geïnstrueerd om namens hem op te treden; |
24) “formele volmachtregeling”: een tussen een gevolmachtigde en een volmachtgever aangegane overeenkomst of formele gelijkwaardige regeling met dezelfde juridische waarde als een overeenkomst, waarbij de volmachtgever een juridische entiteit of natuurlijke persoon is die een gevolmachtigde instrueert om namens hem in een bepaalde hoedanigheid, zoals die van bestuurder of aandeelhouder, op te treden, en waarbij de gevolmachtigde een juridische entiteit of natuurlijke persoon is die door de volmachtgever wordt geïnstrueerd om namens hem op te treden; |
Amendement 85
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 25 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
25) “politiek prominente persoon”: natuurlijke persoon die een van de volgende prominente publieke functies bekleedt of bekleed heeft: |
25) “politiek prominente persoon”: natuurlijke persoon die prominente publieke functies bekleedt of bekleed heeft, zoals: |
Amendement 86
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 25 – a – vii bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
vii bis) hoofd van een regionale of lokale autoriteit, met inbegrip van gemeentelijke samenwerkingsverbanden en grootstedelijke regio’s met ten minste 30 000 inwoners; |
Amendement 87
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 25 – d – i bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
i bis) andere prominente publieke functies zoals gedefinieerd door de lidstaten; |
Amendement 88
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 26 – c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de ouders; |
c) de ouders en de broers en zussen; |
Amendement 89
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 27 – a bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) “vermogende cliënt”: een cliënt die een natuurlijke persoon is of de uiteindelijk begunstigde van een rechtspersoon met in totaal ten minste 1 000 000 EUR aan financiële of investeerbare vermogens of activa, zonder het hoofdprivéverblijf van die persoon, overeenkomstig deze verordening; |
Amendement 90
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 29 – a (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a) een moederonderneming van een groep, andere dan die zoals vermeld in punt a), die onderworpen is aan prudentieel toezicht op geconsolideerde basis, op het hoogste niveau van prudentiële consolidatie in de Unie, met inbegrip van een “financiële holding” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 20), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en een “verzekeringsholding” zoals gedefinieerd in artikel 212, lid 1, punt f), van Richtlijn 2009/138/EG; |
Amendement 91
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 29 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
29 bis) “moederonderneming”: |
|
a) een moederonderneming van een financieel conglomeraat, met inbegrip van een “gemengde financiële holding” zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 15, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad; |
|
b) een moederonderneming van een groep die onderworpen is aan prudentieel toezicht op geconsolideerde basis, op het hoogste niveau van prudentiële consolidatie in de Unie, met inbegrip van een “financiële holding” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 20), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en een “verzekeringsholding” zoals gedefinieerd in artikel 212, lid 1, punt f), van Richtlijn 2009/138/EG; |
|
c) een moederonderneming van een groep die ten minste twee meldingsplichtige entiteiten zoals gedefinieerd in artikel 3 van deze verordening omvat, en die zelf geen dochteronderneming van een andere onderneming in de Unie is; |
|
wanneer overeenkomstig de punten a), b) en c), echter meerdere moederondernemingen binnen dezelfde groep zijn geïdentificeerd, is de moederonderneming de entiteit binnen de groep die geen dochteronderneming van een andere onderneming in de Unie is; |
Amendement 92
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – alinea 1 – punt 31 – d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) een overheidsinstantie waaraan taken zijn toegewezen op het gebied van de bestrijding van witwassen of terrorismefinanciering; |
d) een overheidsinstantie waaraan taken zijn toegewezen op het gebied van de preventie en bestrijding van witwassen of terrorismefinanciering; |
Amendement 93
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) auditors, externe accountants en belastingadviseurs, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon die zich ertoe verbindt als voornaamste bedrijfs- of beroepsactiviteit, rechtstreeks of via andere met hem gelieerde personen materiële hulp, bijstand of advies op belastinggebied te verlenen; |
a) auditors, externe accountants, vermogens- of activabeheerders en belastingadviseurs, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon die zich ertoe verbindt als voornaamste bedrijfs- of beroepsactiviteit, rechtstreeks of via andere met hem gelieerde personen materiële hulp, bijstand of advies op het gebied van belastingen, beleggingen of persoonlijke financiën te verlenen; |
Amendement 94
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – a bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) gecertificeerde incassoagenten, vermogens- of activabeheerders; |
Amendement 95
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – b – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) notarissen en andere onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen wanneer zij deelnemen, hetzij door op te treden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële of onroerendgoedtransactie, hetzij door het verlenen van bijstand bij het voorbereiden of uitvoeren van transacties voor hun cliënt in verband met: |
b) notarissen, advocaten en andere onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen wanneer zij deelnemen, hetzij door op te treden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële of onroerendgoedtransactie, hetzij door het verlenen van bijstand bij het voorbereiden of uitvoeren van transacties voor hun cliënt in verband met: |
Amendement 96
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – b – i
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
i) de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven; |
i) de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven (ook virtueel); |
Amendement 97
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – b – iii
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
iii) de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen; |
iii) de opening of het beheer van bank-, spaar-, effecten- of cryptoactivarekeningen; |
Amendement 98
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) vastgoedmakelaars, ook wanneer zij optreden als tussenpersoon bij de verhuur van onroerend goed met betrekking tot transacties waarvoor de maandelijkse huurprijs 10 000 EUR of meer, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, bedraagt; |
d) vastgoedmakelaars, ook wanneer zij optreden als tussenpersoon bij de verhuur van onroerend goed met betrekking tot transacties waarvoor de maandelijkse huurprijs 5 000 EUR of de tegenwaarde in de nationale munteenheid of andere geaccepteerde betalingsvormen, bedraagt; |
Amendement 99
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – d bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) bouwpromotoren; |
Amendement 100
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – e bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
e bis) personen die handelen in andere luxegoederen dan metalen en stenen, als opgenomen in bijlage III bis; |
Amendement 101
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – h
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
h) aanbieders van crowdfundingdiensten die niet onder Verordening (EU) 2020/1503 vallen; |
h) aanbieders van crowdfundingdiensten; |
Amendement 102
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – i
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
i) personen die handelen in of als tussenpersoon optreden bij de handel in kunstwerken, ook wanneer deze handel wordt uitgevoerd door kunstgalerijen en veilinghuizen, indien de waarde van de transactie of de onderling samenhangende transacties 10 000 EUR of meer, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, bedraagt; |
i) personen die handelen in of als tussenpersoon optreden bij de handel in kunstwerken, ook wanneer deze handel wordt uitgevoerd door kunstgalerijen en veilinghuizen, indien de waarde van de transactie of de onderling samenhangende transacties 5 000 EUR of meer, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, bedraagt; |
Amendement 103
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – i bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
i bis) personen die diensten aanbieden voor de verkoop en aankoop van unieke en niet-verwisselbare cryptoactiva; |
Amendement 104
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – j
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
j) personen die kunstwerken opslaan of verhandelen of als tussenpersoon optreden bij de handel in kunstwerken wanneer deze wordt uitgevoerd in vrije zones of douane-entrepots, indien de waarde van de transactie of de onderling samenhangende transacties 10 000 EUR of meer, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, bedraagt; |
j) personen die kunstwerken opslaan of verhandelen of als tussenpersoon optreden bij de handel in kunstwerken en luxegoederen die zijn opgenomen in bijlage III bis wanneer deze wordt uitgevoerd in vrije zones of douane-entrepots, indien de waarde van de transactie of de onderling samenhangende transacties 5 000 EUR of meer, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, bedraagt; |
Amendement 105
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – j bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
j bis) onlineplatforms in de zin van Verordening (EU) .../... [voorstel voor een verordening betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG], die consumenten en handelaren in staat stellen op afstand overeenkomsten voor fysieke goederen te sluiten, voor zover contante betalingen van 10 000 EUR of meer worden verricht of ontvangen, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één verrichting of in meerdere verrichtingen die met elkaar verband lijken te houden; |
Amendement 106
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – l bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
l bis) sportmakelaars in de voetbalsector; |
Amendement 107
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – l ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
l ter) betaaldvoetbalclubs op hoog niveau; |
Amendement 108
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1 – punt 3 – l quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
l quater) voetbalbonden in de lidstaten die lid zijn van de Europese Unie van Voetbalverenigingen. |
Amendement 109
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten kunnen besluiten om aanbieders van kansspeldiensten, met uitzondering van casino’s, geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van de vereisten van deze verordening voor zover is bewezen dat de aard en, in voorkomend geval, de omvang van de transacties betreffende dergelijke diensten een laag risico vertegenwoordigen. |
1. De lidstaten kunnen besluiten om aanbieders van kansspeldiensten, zoals openbare aanbieders van loterijen of overheids- en particuliere loterijen, met uitzondering van casino’s, onlinekansspelplatforms, op grensoverschrijdende basis aangeboden kansspeldiensten en aanbieders van sportweddenschappen, geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van de vereisten van deze verordening voor zover is bewezen dat de aard, het evenredigheidsbeginsel en, in voorkomend geval, de omvang van de transacties betreffende dergelijke diensten een laag risico vertegenwoordigen vaststellen na raadpleging van de AMLA. |
Amendement 110
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zetten risicogebaseerde controleactiviteiten op of nemen andere passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de op grond van dit artikel verleende vrijstellingen niet worden misbruikt. |
3. De lidstaten zetten, in samenwerking met de AMLA, risicogebaseerde controleactiviteiten op of nemen andere passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de op grond van dit artikel verleende vrijstellingen niet worden misbruikt. |
Amendement 111
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 bis |
|
Vrijstellingen voor bepaalde aanbieders van crowdfundingdiensten |
|
1. Met uitzondering van de aanbieders van crowdfundingdiensten die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2020/1503 vallen, kunnen de lidstaten besluiten bepaalde aanbieders van crowdfundingdiensten vrij te stellen van de vereisten van deze verordening voor zover op basis van een individuele risicobeoordeling is bewezen dat dat de aard en, in voorkomend geval, de omvang van de transacties betreffende dergelijke diensten een laag risico vertegenwoordigen, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan: |
|
a) de aanbieder van crowdfundingdiensten promoot uitsluitend projecten met doeleinden van openbaar belang, die niet als voornaamste doel hebben winst te genereren en, wanneer er winst wordt gegenereerd, wordt deze door de aanbieder geïnvesteerd voor het behalen van de doeleinden van de dienst en niet verdeeld onder leden, stichters of andere particuliere partijen; |
|
b) de aanbieder van de crowdfundingdienst houdt zich aan minimumcliëntenonderzoeksvereisten met betrekking tot eigenaren van projecten die voorstellen dat hun projecten middels het crowdfundingplatform wordt gefinancierd overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2020/1503 en alle natuurlijke personen die behoren tot het hoger leidinggevend personeel voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn (EU) 2023/... [voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn]; |
|
c) alle natuurlijke personen die bij het beheer van de aanbieder van de crowdfundingdienst betrokken zijn, houden zich aan geëigende en robuuste vereisten overeenkomstig de vereisten zoals vastgesteld in artikel 12, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2020/1503; |
|
d) de aanbieder van crowdfundingdiensten zet systemen op en onderhoudt ze om ervoor te zorgen dat eigenaren van projecten financiering van crowdfundingprojecten, of elke andere betaling, uitsluitend aanvaarden via een betalingsdienstaanbieder overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/2366; |
|
e) de aanbieder van crowdfundingdiensten is in de Unie gevestigd. |
|
2. De lidstaten zetten, in samenwerking met de AMLA, risicogebaseerde controleactiviteiten op of nemen andere passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de op grond van dit artikel verleende vrijstellingen niet worden misbruikt. |
Amendement 112
Voorstel voor een verordening
Artikel 5 – lid 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. De lidstaten verplichten betalingsdienstaanbieders als omschreven in artikel 4, punt 11, van Richtlijn (EU) 2015/2366 ertoe te waarborgen dat zij geen transacties verrichten voor kansspelaanbieders die niet in het bezit zijn van de vereiste vergunning in de Unie. |
Amendement 113
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke vrijstelling die zij voornemens zijn te verlenen overeenkomstig de artikelen 4 en 5. De kennisgeving bevat een motivering op basis van de risicobeoordeling voor de vrijstelling. |
1. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke vrijstelling die zij voornemens zijn te verlenen overeenkomstig de artikelen 4 en 5. De kennisgeving bevat een gedetailleerde motivering op basis van de risicobeoordeling die de lidstaten uitvoeren om de vrijstelling te staven. Indien dit passend wordt geacht, presenteren de lidstaten aanvullend bewijs ter onderbouwing van de vrijstelling. |
Amendement 114
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 2 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) zij bevestigt dat de vrijstelling mag worden verleend; |
a) zij bevestigt dat de vrijstelling mag worden verleend op basis van de motivering die de lidstaat heeft verstrekt; |
Amendement 115
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Na ontvangst van een in lid 2, punt a), bedoeld besluit van de Commissie kunnen de lidstaten het besluit tot verlening van de vrijstelling vaststellen. Dat besluit vermeldt de redenen waarop het is gebaseerd. De lidstaten evalueren dergelijke besluiten regelmatig, en in ieder geval wanneer zij hun nationale risicobeoordeling actualiseren overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final]. |
3. Na ontvangst van een in lid 2, punt a), bedoeld besluit van de Commissie kunnen de lidstaten het besluit tot verlening van de vrijstelling vaststellen. Dat besluit vermeldt de redenen waarop het is gebaseerd. De lidstaten evalueren dergelijke besluiten regelmatig, maar niet later dan één jaar nadat de vrijstelling voor het eerst is toegekend, en in ieder geval wanneer zij hun nationale risicobeoordeling actualiseren overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final]. |
Amendement 116
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De Commissie maakt jaarlijks de lijst van op grond van dit artikel verleende vrijstellingen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
5. De Commissie maakt jaarlijks de lijst van op grond van dit artikel verleende vrijstellingen alsook een gedetailleerd en feitelijk overzicht van de verleende vrijstellingen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
Amendement 117
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 6 bis |
|
Verbod op regelingen met burgerschap in ruil voor investeringen en minimumvereisten met betrekking tot burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders |
|
1. De lidstaten nemen in hun nationaal recht geen regelingen op die staatsburgerschap aanbieden in ruil voor een belegging in de vorm van, onder meer, kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting, en zonder daadwerkelijk verband met de betrokken lidstaten. |
|
2. Een lidstaat die op grond van zijn nationale recht burgerschaps- of verblijfsrechten toekent in ruil voor een belegging in de vorm van, onder meer, kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting, waarborgt dat de overheidsinstanties die aanvragen voor dergelijke verblijfsrechten behandelen ten minste de volgende maatregelen nemen alvorens een besluit wordt genomen: |
|
a) zij verlangen dat transacties worden uitgevoerd door middel van een zakelijke relatie met een in die lidstaat gevestigde meldingsplichtige entiteit; |
|
b) zij verzoeken de betrokken meldingsplichtige entiteiten om informatie te verstrekken over de uitgevoerde cliëntenonderzoeksmaatregelen en beoordelen deze informatie; |
|
c) zij zorgen voor het opvragen en registreren van gedetailleerde informatie, gestaafd met geverifieerde documenten, over de identiteit van de aanvrager, over de zakelijke belangen en arbeidsgerelateerde activiteiten van de aanvrager in de afgelopen tien jaar en over de herkomst van de middelen en de bron van het vermogen van de aanvrager; |
|
d) zij verlangen een verklaring van relevante rechtshandhavingsautoriteiten, gestaafd met bewijs dat de aanvrager niet betrokken is bij criminele activiteiten; |
|
e) zij verlangen dat op de aanvragers de vereisten inzake minimale fysieke aanwezigheid en minimale actieve betrokkenheid bij de investering, de kwaliteit van de investering, de meerwaarde en de bijdrage aan de economie van toepassing zijn; |
|
f) zij beschikken over een monitoringmechanisme om achteraf te controleren of succesvolle aanvragers nog steeds aan de wettelijke voorschriften van de regelingen voldoen. |
|
De fysieke aanwezigheid van de aanvrager als bedoeld in punt e) van de eerste alinea wordt regelmatig gecontroleerd door relevante autoriteiten en niet-naleving van dit vereiste leidt ertoe dat geen burgerschaps- of verblijfsrechten worden verleend of dat reeds verleende dergelijke rechten worden ingetrokken. |
|
3. Aan aanvragers met gedocumenteerde banden met verdachte activiteiten, met inbegrip van nauwe zakelijke relaties personen met een strafblad in verband met witwassen, terrorismefinanciering of basisdelicten, of nauwe persoonlijke of zakelijke relaties met personen aan wie gerichte financiële sancties zijn opgelegd, worden geen verblijfsrechten verleend in het kader van dergelijke regelingen. |
|
4. Aan aanvragers die onderdanen zijn van de in de artikelen 23, 24 of 25 bedoelde landen, worden geen verblijfsrechten verleend in het kader van dergelijke regelingen. |
Amendement 118
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) het inachtnemen van de verplichting gerichte financiële sancties toe te passen, alsook het beperken en beheren van de risico’s van niet-uitvoering of ontduiking van gerichte financiële sancties in verband met de financiering van proliferatie. |
b) het in acht nemen van de verplichting gerichte financiële sancties toe te passen, alsook het beperken en beheren van de risico’s van niet-uitvoering, afwijkende uitvoering of ontduiking van alle gerichte financiële sancties, met inbegrip van gerichte financiële sancties met betrekking tot terrorisme en terrorismefinanciering en gerichte financiële sancties in verband met de financiering van proliferatie. |
Amendement 119
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Die gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures zijn evenredig met de aard en omvang van de meldingsplichtige entiteit. |
Die gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures zijn evenredig met de aard, activiteit en omvang van de meldingsplichtige entiteit. Bij die gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures wordt rekening gehouden met supranationale en nationale risicobeoordelingen en de richtsnoeren van financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s ) en toezichthouders, met inbegrip van de resultaten van controles door de bevoegde instanties. |
Amendement 120
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 2 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) een onafhankelijke auditfunctie om de in punt a) bedoelde interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures te testen; |
c) een onafhankelijke auditfunctie om te beoordelen of de in punt a) bedoelde interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures doeltreffend werken; |
Amendement 121
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 2 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) controles bij het aanwerven van personeel, het toewijzen van bepaalde taken en functies aan personeelsleden en het aanstellen van agenten en distributeurs, die bedoeld zijn om na te gaan of deze personen betrouwbaar zijn, en die evenredig zijn met de aan de uit te voeren taken en functies verbonden risico’s; |
d) controles bij het aanwerven van personeel, het toewijzen van bepaalde taken en functies aan personeelsleden en het aanstellen van agenten en distributeurs, die bedoeld zijn om na te gaan of deze personen betrouwbaar zijn en beschikken over de vaardigheden en kennis die evenredig zijn met de aan de uit te voeren taken en functies verbonden risico’s; |
Amendement 122
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de AMLA richtsnoeren uit over de elementen die de meldingsplichtige entiteiten in aanmerking moeten nemen wanneer zij beslissingen nemen over de reikwijdte van hun interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures. |
4. Uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA, na raadpleging van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (EBA), die is opgericht krachtens Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad, ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. Die ontwerpen van technische reguleringsnormen specificeren de elementen die de meldingsplichtige entiteiten in aanmerking moeten nemen wanneer zij beslissingen nemen over de reikwijdte van hun interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures op basis van het door hen bepaalde risiconiveau. Zij bevatten ook richtsnoeren over de wijze waarop het aantal personeelsleden moet worden bepaald dat overeenkomstig artikel 9 met nalevingsfuncties wordt belast, rekening houdend met de aard, de activiteit en de omvang van de meldingsplichtige entiteiten en de inherente risico’s van de sector waarin zij actief zijn. |
Amendement 123
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 4 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in lid 4 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 41 van Verordening (EU) 2023/... [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]. |
Amendement 124
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De meldingsplichtige entiteiten nemen passende, met hun aard en omvang evenredige maatregelen om de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering waaraan zij worden blootgesteld, alsook de risico’s van niet-uitvoering of ontduiking van gerichte financiële sancties in verband met de financiering van proliferatie te identificeren en houden daarbij rekening met: |
1. De meldingsplichtige entiteiten nemen passende, met hun aard en omvang evenredige maatregelen om de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering waaraan zij worden blootgesteld, alsook de risico’s van niet-uitvoering of ontduiking van alle gerichte financiële sancties, met inbegrip van gerichte financiële sancties in verband met terrorisme en terrorismefinanciering en in verband met de financiering van proliferatie te identificeren en houden daarbij rekening met ten minste het volgende: |
Amendement 125
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) relevante richtsnoeren, aanbevelingen en adviezen die de AMLA heeft opgesteld overeenkomstig de artikelen 43 en 44 van Verordening (EU) 2023/... [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]; |
Amendement 126
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1 – punt c ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c ter) de conclusies die kunnen worden getrokken uit eerdere schendingen van AML/CFT-regels door de meldingsplichtige entiteit in kwestie of een connectie van de meldingsplichtige entiteit in kwestie waarbij sprake was van witwassen of terrorismefinanciering; |
Amendement 127
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1 – punt c quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c quater) informatie van FIE’s en rechtshandhavingsautoriteiten; |
Amendement 128
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1 – punt c quinquies (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c quinquies) informatie die is verkregen in het kader van het initiële cliëntenonderzoek en doorlopende monitoring; |
Amendement 129
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1 – punt c sexies (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c sexies) eigen kennis en beroepservaring. |
Amendement 130
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Meldingsplichtige entiteiten kunnen, afhankelijk van het geïdentificeerde risiconiveau en het evenredigheidsbeginsel, volgens hun eigen oordeel aanvullende informatiebronnen overwegen, zoals: |
|
a) informatie van organisaties van meldingsplichtige entiteiten over typologieën en risico’s die ontstaan; |
|
b) informatie van maatschappelijke organisaties, met inbegrip van corruptieperceptie-indexen en andere landenverslagen; |
|
c) informatie van internationale normalisatie-instellingen, zoals wederzijdse evaluatieverslagen of andere verslagen en evaluaties; |
|
d) informatie van geloofwaardige en betrouwbare open bronnen en de media; |
|
e) informatie van geloofwaardige en betrouwbare commerciële organisaties, zoals risicoverslagen; |
|
f) informatie van statistische organisaties en de academische wereld. |
Amendement 131
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De meldingsplichtige entiteiten belasten één uitvoerend lid van hun raad van bestuur of, indien er geen raad is, van hun daaraan gelijkwaardige bestuursorgaan, met de uitvoering van maatregelen om de naleving van deze verordening te waarborgen (“nalevingsmanager”). Indien de entiteit geen bestuursorgaan heeft, wordt deze functie uitgeoefend door een hoger leidinggevend personeelslid van de entiteit. |
1. De meldingsplichtige entiteiten belasten één lid van hun leidinggevende orgaan in zijn leidinggevende functie met de uitvoering en monitoring van maatregelen om de naleving van deze verordening te waarborgen (“nalevingsmanager”). Indien de entiteit geen leidinggevend orgaan heeft, wordt deze functie uitgeoefend door een hoger leidinggevend personeelslid van de entiteit. Dit lid doet geen afbreuk aan nationale bepalingen inzake hoofdelijke burgerlijke of strafrechtelijke aansprakelijkheid van leidinggevende organen. |
Amendement 132
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De nalevingsmanager is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit en voor het ontvangen van informatie over aanzienlijke of wezenlijke tekortkomingen in de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures. De nalevingsmanager brengt over deze aangelegenheden regelmatig verslag uit aan de raad van bestuur of een daaraan gelijkwaardig bestuursorgaan. In het geval van moederondernemingen is deze persoon ook verantwoordelijk voor het toezicht op op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures. |
2. De nalevingsmanager ziet erop toe dat de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit volledig worden nageleefd en ontvangt informatie over aanzienlijke of wezenlijke tekortkomingen in de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures. De nalevingsmanager brengt over deze aangelegenheden regelmatig verslag uit aan het leidinggevende orgaan. In het geval van moederondernemingen is deze persoon ook verantwoordelijk voor het toezicht op op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures. |
Amendement 133
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 3 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De meldingsplichtige entiteiten beschikken over een nalevingsfunctionaris, die wordt aangewezen door de raad van bestuur of het bestuursorgaan en wordt belast met de dagelijkse werking van de gedragslijnen van de meldingsplichtige entiteit op het gebied van bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Die persoon is ook verantwoordelijk voor het melden van verdachte transacties aan de financiële-inlichtingeneenheid (FIE) overeenkomstig artikel 50, lid 6. |
3. De meldingsplichtige entiteiten beschikken over een nalevingsfunctionaris, die wordt aangewezen door het leidinggevende orgaan in zijn leidinggevende functie en wordt belast met de dagelijkse werking van de gedragslijnen van de meldingsplichtige entiteit op het gebied van bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering en die tegelijk een contactpersoon voor bevoegde autoriteiten is. Die persoon is ook verantwoordelijk voor het melden van verdachte transacties aan de FIE overeenkomstig artikel 50, lid 6. De nalevingsfunctionaris is onafhankelijk in zijn of haar functie en verantwoordelijkheden. |
Amendement 134
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 3 – alinea 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Een meldingsplichtige entiteit die deel uitmaakt van een groep, kan als nalevingsfunctionaris een persoon aanwijzen die die functie reeds vervult in een andere tot die groep behorende entiteit. |
Een meldingsplichtige entiteit die deel uitmaakt van een groep, kan als nalevingsfunctionaris een persoon aanwijzen die die functie reeds vervult in een andere tot die groep behorende entiteit, op voorwaarde dat die andere entiteit is gevestigd in dezelfde lidstaat als die waarin de meldingsplichtige entiteit is gevestigd. |
Amendement 135
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 3 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Een nalevingsfunctionaris wordt op geen enkele manier gestraft in het kader van werkgelegenheid voor de uitvoering van taken. Een nalevingsfunctionaris wordt niet vóór het einde van zijn/haar dienstverband ontslagen, tenzij er feiten aan het licht komen die het voor de meldingsplichtige entiteit onredelijk maken de persoon in kwestie te behouden. Meldingsplichtige entiteiten brengen toezichthouders op de hoogte van het ontslag van nalevingsfunctionarissen en van de reden hiervoor. |
Amendement 136
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 3 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. Wanneer de geschiktheid van een nalevingsfunctionaris is geverifieerd door een niet-AML/CFT-autoriteit, brengt die autoriteit de toezichthouder in de lidstaat waar de meldingsplichtige entiteit is gevestigd onverwijld op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag voor geschiktheidsverificatie en van de datum waarop het besluit over de geschiktheid moet zijn genomen. De toezichthouder verstrekt, in samenwerking met andere bevoegde autoriteiten indien van toepassing, de niet-AML/CFT-autoriteit alle nodige informatie die binnen zijn toezichthoudende bevoegdheid ligt, binnen een passende termijn, rekening houdend met de datum waarop het besluit over de geschiktheid moet zijn genomen. |
|
De in de eerste alinea bedoelde informatie bestaat uit een beoordeling of de kennis, vaardigheden en ervaring van de benoemde voldoen voor de uitvoering van de functie van nalevingsmanager of nalevingsfunctionaris waarvoor de benoemde is genomineerd en een dergelijke beoordeling wordt onderdeel van het besluit van de autoriteit die de geschiktheid verifieert. |
|
Wanneer de toezichthouder concludeert dat de benoemde geen adequate kennis, vaardigheden en ervaring heeft om de taken uit te voeren als bedoeld in de eerste en tweede alinea met betrekking tot de functie van een nalevingsmanager, of de derde alinea met betrekking tot de functie van een nalevingsfunctionaris, neemt de autoriteit die de geschiktheid verifieert geen besluit dat de benoemde in staat zou stellen die taken uit te voeren. |
|
De procedure voor het identificeren van de relevante toezichthouder, specifieke termijnen voor het verstrekken van de informatie als bedoeld in deze alinea en andere technische details met betrekking tot de samenwerking van toezichthouders met autoriteiten die de geschiktheid verifiëren, met inbegrip van de ECB, die handelen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 van het Europees Parlement en de Raad en andere autoriteiten daaronder, worden vastgesteld in de richtlijnen van artikel 52 van Richtlijn (EU) 2023/... [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final]. |
Amendement 137
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De meldingsplichtige entiteiten stellen voor het vervullen van de nalevingsfuncties adequate middelen, waaronder personeel en technologie, ter beschikking die evenredig zijn aan de omvang, de aard en de risico’s van de meldingsplichtige entiteit, en zorgen ervoor dat de voor die functies verantwoordelijke personen de bevoegdheid krijgen om alle maatregelen voor te stellen die nodig zijn om de doeltreffendheid van de interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteiten te waarborgen. |
4. De meldingsplichtige entiteiten stellen voor het vervullen van de nalevingsfuncties adequate middelen, waaronder personeel en technologie, ter beschikking die evenredig zijn aan de omvang, de aard, de activiteit en de risico’s van de meldingsplichtige entiteit, en zorgen ervoor dat de voor die functies verantwoordelijke personen toegang hebben tot alle informatie, gegevens, bestanden en systemen die relevant kunnen zijn met betrekking tot de uitvoering van hun taken en de bevoegdheid krijgen om alle maatregelen voor te stellen die nodig zijn om de doeltreffendheid van de interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteiten te waarborgen. |
Amendement 138
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De nalevingsmanager dient eenmaal per jaar, of in voorkomend geval vaker, bij het bestuursorgaan een verslag in over de uitvoering van de interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit en houdt het bestuursorgaan op de hoogte van het resultaat van eventuele herzieningen. Het bestuursorgaan neemt de nodige maatregelen om de geconstateerde tekortkomingen tijdig te verhelpen. |
5. De nalevingsmanager dient eenmaal per jaar, of in voorkomend geval vaker, bij het leidinggevend orgaan een verslag in over de uitvoering van de interne gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit en houdt het bestuursorgaan op de hoogte van het resultaat van eventuele herzieningen. Het leidinggevend orgaan neemt de nodige maatregelen om de geconstateerde tekortkomingen tijdig te verhelpen. |
Amendement 139
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 6 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Indien de omvang van de meldingsplichtige entiteit dit rechtvaardigt, mogen de in de leden 1 en 3 bedoelde functies door dezelfde natuurlijke persoon worden vervuld. |
6. Indien de omvang van de meldingsplichtige entiteit dit rechtvaardigt, mogen de in de leden 1 en 3 bedoelde functies door dezelfde natuurlijke persoon worden vervuld. De nalevingsfunctionaris mag de in de leden 1 en 3 bedoelde functies cumuleren met andere functies. |
Amendement 140
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De werknemers die belast zijn met taken in verband met de naleving van deze verordening door de meldingsplichtige entiteit, stellen de nalevingsfunctionaris in kennis van elke nauwe persoonlijke of professionele relatie die zij met cliënten of potentiële cliënten van de meldingsplichtige entiteit zijn aangegaan en worden ervan weerhouden taken in verband met de naleving door de meldingsplichtige entiteit ten aanzien van die cliënten uit te voeren. |
2. De werknemers die belast zijn met taken in verband met de naleving van deze verordening door de meldingsplichtige entiteit, stellen de nalevingsfunctionaris in kennis van elke nauwe persoonlijke of professionele relatie die zij met cliënten of potentiële cliënten van de meldingsplichtige entiteit zijn aangegaan indien zij in hun verklaringen of gedrag hebben aangegeven dat zij wettelijk verbonden willen zijn door een contract zoals redelijkerwijze begrepen door de andere partij, en worden ervan weerhouden taken in verband met de naleving door de meldingsplichtige entiteit ten aanzien van die cliënten uit te voeren. |
Amendement 141
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 2 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Meldingsplichtige entiteiten beschikken over adequate procedures om te waarborgen dat de verantwoordelijkheid voor een zakelijke relatie met passende tussenpozen van de ene naar de andere werknemer wordt overgeheveld. Indien het vanwege de omvang van de meldingsplichtige entiteit of de behoefte aan bijzondere kwalificaties niet mogelijk is een dergelijke procedure in te stellen, verricht de nalevingsfunctionaris met passende tussenpozen aan de hand van risico’s een speciaal onderzoek van de zakelijke relaties in kwestie. |
Amendement 142
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 3 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De meldingsplichtige entiteiten beschikken over passende procedures aan de hand waarvan hun werknemers of personen in een vergelijkbare positie inbreuken op deze verordening intern kunnen melden via een specifiek, onafhankelijk en anoniem kanaal, evenredig aan de aard en de omvang van de betrokken meldingsplichtige entiteit. |
3. De meldingsplichtige entiteiten beschikken over passende procedures aan de hand waarvan hun werknemers of personen in een vergelijkbare positie inbreuken op deze verordening intern kunnen melden via een specifiek, onafhankelijk en anoniem kanaal, evenredig aan de aard, de activiteit en de omvang van de betrokken meldingsplichtige entiteit. |
Amendement 143
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 3 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De meldingsplichtige entiteiten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat werknemers, managers of agenten die inbreuken melden overeenkomstig de eerste alinea, worden beschermd tegen represailles, discriminatie of elke andere vorm van oneerlijke behandeling. |
De meldingsplichtige entiteiten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat werknemers, managers, agenten en andere personen als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad1 bis die inbreuken melden overeenkomstig de eerste alinea, worden beschermd overeenkomstig die richtlijn en andere toepasselijke rechtshandelingen. |
|
__________________ |
|
1 bis Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19). |
Amendement 144
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 12 bis |
|
Minimumvereisten voor eenmanszaken, individuele marktdeelnemers of micro-ondernemingen |
|
1. Uiterlijk ... [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie, met betrekking tot minimumvereisten en -normen voor naleving van dit hoofdstuk door meldingsplichtige entiteiten die eenmanszaken, individuele marktdeelnemers of micro-ondernemingen zijn. De AMLA stelt met name vereisten en normen met betrekking tot de uitvoering van nalevingsfuncties op. Bij het opstellen van de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen houdt de AMLA terdege rekening met de inherente risiconiveaus van de bedrijfsmodellen van de verschillende soorten meldingsplichtige entiteiten om ervoor te zorgen dat de vereisten en normen voor naleving evenredig zijn met de vastgestelde risico’s. |
|
2. De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in lid 1 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 41 van Verordening (EU).../... [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]. |
Amendement 145
Voorstel voor een verordening
Artikel 13 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Een moederonderneming zorgt ervoor dat de in afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde vereisten inzake interne procedures, risicobeoordeling en personeel van toepassing zijn op alle bijkantoren en dochterondernemingen van de groep in de lidstaten en, voor groepen waarvan de moederonderneming in de Unie is gevestigd, in derde landen. De op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures omvatten ook gedragslijnen inzake gegevensbeschermingsbeleid en gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures voor informatie-uitwisseling binnen de groep voor AML/CFT-doeleinden. |
1. Elke in de Unie gevestigde moederonderneming voert op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures in om aan deze verordening te voldoen en zorgt ervoor dat de in afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde vereisten inzake interne procedures, risicobeoordeling en personeel van toepassing zijn op alle bijkantoren en dochterondernemingen van de groep in de lidstaten en in derde landen. Daartoe voert een moederonderneming een op groepsniveau geldende risicobeoordeling uit, rekening houdend met de door alle bijkantoren en dochterondernemingen van de groep geïdentificeerde risico’s, en gebruikt zij deze beoordeling voor de vaststelling en uitvoering van op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures. De op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures omvatten ook gedragslijnen inzake gegevensbeschermingsbeleid en gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures voor informatie-uitwisseling binnen de groep voor AML/CFT-doeleinden. Meldingsplichtige entiteiten die deel uitmaken van een groep, voeren de op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures uit, rekening houdend met hun specifieke kenmerken en de risico’s waaraan zij zijn blootgesteld. |
Amendement 146
Voorstel voor een verordening
Artikel 13 – lid 2 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures met betrekking tot de in lid 1 bedoelde informatie-uitwisseling verplichten de tot de groep behorende meldingsplichtige entiteiten om informatie uit te wisselen wanneer die uitwisseling relevant is voor de preventie van witwassen en terrorismefinanciering. De uitwisseling van informatie binnen de groep heeft met name betrekking op de identiteit en de kenmerken van de cliënt, diens uiteindelijk begunstigden of de persoon namens wie de cliënt handelt, de aard en het doel van de zakelijke relatie en de vermoedens dat de betrokken geldmiddelen de opbrengsten zijn van een criminele activiteit of verband houden met terrorismefinanciering die op grond van artikel 50 aan de FIE is gemeld, tenzij de FIE andere instructies geeft. |
2. De gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures met betrekking tot de in lid 1 bedoelde informatie-uitwisseling verplichten de tot de groep behorende meldingsplichtige entiteiten om informatie uit te wisselen wanneer die uitwisseling relevant is voor de preventie van witwassen en terrorismefinanciering, met inbegrip van cliëntenonderzoek en risicobeheer. De uitwisseling van informatie binnen de groep heeft met name betrekking op de identiteit en de kenmerken van de cliënt, diens uiteindelijk begunstigden of de persoon namens wie de cliënt handelt, de aard en het doel van de zakelijke relatie en van de transacties, evenals in voorkomend geval de analyse van atypische transacties en de vermoedens dat de betrokken geldmiddelen de opbrengsten zijn van een criminele activiteit of verband houden met terrorismefinanciering die op grond van artikel 50 aan de FIE is gemeld, tenzij de FIE andere instructies geeft. |
Amendement 147
Voorstel voor een verordening
Artikel 13 – lid 2 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Groepen voeren op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures in om ervoor te zorgen dat op de krachtens de eerste alinea uitgewisselde informatie voldoende waarborgen van toepassing zijn inzake vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en gebruik van de informatie, onder meer om de openbaarmaking ervan te voorkomen. |
De op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures vereisen dat entiteiten binnen een groep die geen meldingsplichtige entiteiten zijn uit hoofde van artikel 3 van deze verordening, relevante informatie verstrekken aan meldingsplichtige entiteiten binnen dezelfde groep om te voldoen aan de vereisten van deze verordening. Groepen voeren op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures in om ervoor te zorgen dat op de krachtens de eerste en tweede alinea uitgewisselde informatie voldoende waarborgen van toepassing zijn inzake vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en gebruik van de informatie, onder meer om de openbaarmaking ervan te voorkomen. |
Amendement 148
Voorstel voor een verordening
Artikel 13 – lid 2 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Entiteiten binnen dezelfde groep moeten het recht hebben de ontvangen informatie als actuele informatie te gebruiken voor de zakelijke relatie binnen de groep, onder de volgende voorwaarden: |
|
a) wanneer de informatie of documenten worden verstrekt door een andere entiteit van dezelfde groep; |
|
b) de ontvangende entiteit van dezelfde groep en de verstrekkende entiteit van dezelfde groep zijn er niet van op de hoogte dat de informatie niet langer actueel is |
Amendement 149
Voorstel voor een verordening
Artikel 13 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In die ontwerpen van technische reguleringsnormen worden de minimumvereisten voor de op groepsniveau geldende gedragslijnen gespecificeerd, onder meer inzake informatie-uitwisseling binnen de groep, de rol en de verantwoordelijkheden van moederondernemingen die zelf geen meldingsplichtige entiteiten zijn met betrekking tot het waarborgen van de groepsbrede naleving van AML/CFT-vereisten en de voorwaarden waaronder de bepalingen van dit artikel van toepassing zijn op entiteiten die deel uitmaken van structuren die onder dezelfde eigenaar, hetzelfde bestuur of dezelfde nalevingscontroles vallen, met inbegrip van netwerken of maatschappen. |
3. Uiterlijk [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA, na raadpleging van de EBA, ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In die ontwerpen van technische reguleringsnormen worden de minimumvereisten voor de op groepsniveau geldende gedragslijnen gespecificeerd, onder meer inzake informatie-uitwisseling binnen de groep, de rol en de verantwoordelijkheden van moederondernemingen die zelf geen meldingsplichtige entiteiten zijn met betrekking tot het waarborgen van de groepsbrede naleving van AML/CFT-vereisten en de voorwaarden waaronder de bepalingen van dit artikel van toepassing zijn op entiteiten die deel uitmaken van structuren die onder dezelfde eigenaar, hetzelfde bestuur of dezelfde nalevingscontroles vallen, met inbegrip van netwerken of maatschappen. |
Amendement 150
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Indien bijkantoren of dochterondernemingen van meldingsplichtige entiteiten gelegen zijn in derde landen waar de minimale AML/CFT-vereisten minder streng zijn dan die welke in deze verordening zijn vastgesteld, zorgt de betrokken meldingsplichtige entiteit ervoor dat die bijkantoren of dochterondernemingen voldoen aan de vereisten van deze verordening, onder meer inzake gegevensbescherming, of aan gelijkwaardige vereisten. |
1. Indien bijkantoren of dochterondernemingen van meldingsplichtige entiteiten gelegen zijn in derde landen waar de minimale AML/CFT-vereisten minder streng zijn dan die welke in deze verordening zijn vastgesteld, zorgt de moederonderneming ervoor dat die bijkantoren of dochterondernemingen voldoen aan de vereisten van deze verordening, onder meer inzake gegevensbescherming, of aan gelijkwaardige vereisten. |
Amendement 151
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan aan de in deze verordening vastgestelde vereisten te voldoen, nemen de meldingsplichtige entiteiten aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen dat hun in dat derde land gevestigde bijkantoren en dochterondernemingen het risico van witwassen of terrorismefinanciering doeltreffend aanpakken, en stelt het hoofdkantoor de toezichthouders van hun lidstaat van herkomst daarvan in kennis. Wanneer de toezichthouders van de lidstaat van herkomst van oordeel zijn dat de aanvullende maatregelen ontoereikend zijn, nemen zij extra toezichtmaatregelen, waarbij zij onder meer van de groep eisen geen zakelijke relatie aan te gaan, bestaande relaties te beëindigen of geen transacties te verrichten, of haar bedrijfsactiviteiten in het derde land te beëindigen. |
2. Wanneer het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan aan de in deze verordening vastgestelde vereisten te voldoen, neemt de moederonderneming aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen dat hun in dat derde land gevestigde bijkantoren en dochterondernemingen het risico van witwassen of terrorismefinanciering doeltreffend aanpakken, en stelt zij de toezichthouders van hun lidstaat van herkomst in kennis van die aanvullende maatregelen. Wanneer de toezichthouders van de lidstaat van herkomst van oordeel zijn dat de aanvullende maatregelen ontoereikend zijn, nemen zij extra toezichtmaatregelen, waarbij zij onder meer van de groep eisen geen zakelijke relatie aan te gaan, bestaande relaties te beëindigen of geen transacties te verrichten, of haar bedrijfsactiviteiten in het derde land te beëindigen. |
Amendement 152
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In die ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt het soort aanvullende maatregelen als bedoeld in lid 2 gespecificeerd, met inbegrip van de minimummaatregelen die de meldingsplichtige entiteiten moeten nemen wanneer het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan de krachtens artikel 13 vereiste maatregelen uit te voeren, alsook de extra toezichtmaatregelen die in dergelijke gevallen vereist zijn. |
3. Uiterlijk ... [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In die ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt het soort aanvullende maatregelen als bedoeld in lid 2 gespecificeerd, met inbegrip van de minimummaatregelen die de meldingsplichtige entiteiten moeten nemen wanneer het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan de krachtens artikel 13 vereiste maatregelen uit te voeren, alsook de extra toezichtmaatregelen die in dergelijke gevallen vereist zijn. De ontwerpen van technische reguleringsnormen bevatten een lijst van derde landen waar de minimale AML/CFT-vereisten gelijkwaardig worden geacht aan de vereisten in deze verordening. De lijst wordt regelmatig geactualiseerd. |
Amendement 153
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Naast in de in lid 1 bedoelde omstandigheden passen de kredietinstellingen, financiële instellingen en aanbieders van cryptoactivadiensten cliëntenonderzoek toe bij het initiëren of uitvoeren van een occasionele transactie ter waarde van meer dan 1 000 EUR, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, in de vorm van een geldovermaking of een overmaking van cryptoactiva als omschreven in artikel 3, respectievelijk punt 9 en punt 10, van Verordening [referentie invoegen – voorstel voor een herschikking van Verordening (EU) 2015/847 – COM(2021) 422 final]. |
2. Naast in de in lid 1 bedoelde omstandigheden passen de kredietinstellingen en financiële instellingen cliëntenonderzoek toe bij het initiëren of uitvoeren van een occasionele transactie ter waarde van 1 000 EUR of meer, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, in de vorm van een geldovermaking als omschreven in artikel 3, punt 9, van Verordening [referentie invoegen – voorstel voor een herschikking van Verordening (EU) 2015/847 – COM(2021) 422 final]. |
|
Kredietinstellingen en financiële instellingen die meldingsplichtige entiteiten zijn, passen ook cliëntenonderzoeksmaatregelen toe wanneer zij betrokken zijn bij of zorgen voor de uitvoering van een occasionele transactie met cryptoactiva ten bedrage van 1 000 EUR of meer, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, ongeacht of de transactie wordt verricht in één verrichting of in onderling samenhangende transacties. |
Amendement 154
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Aanbieders van kansspeldiensten voeren een cliëntenonderzoek uit bij het ophalen van de prijs, het aangaan van een weddenschap, of beide, bij het verrichten van transacties ten bedrage van ten minste 2 000 EUR, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, ongeacht of die transactie wordt verricht in één verrichting of in onderling samenhangende transacties. |
3. Aanbieders van kansspeldiensten voeren een cliëntenonderzoek uit bij het ophalen van de prijs, het aangaan van een weddenschap, of beide, bij het verrichten van transacties ten bedrage van ten minste 2 000 EUR, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, of, in het geval van onlinekansspeldiensten, transacties ten bedrage van ten minste 1 000 EUR, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, ongeacht of die transactie wordt verricht in één verrichting of in onderling samenhangende transacties. |
Amendement 155
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 3 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. In afwijking van lid 1 en op basis van een passende risicobeoordeling die een laag risico aantoont, kan een toezichthouder meldingsplichtige entiteiten toestaan bepaalde cliëntenonderzoeksmaatregelen met betrekking tot elektronisch geld dat slechts op beperkte wijze kan worden gebruikt, niet toe te passen indien alle volgende risicobeperkende voorwaarden vervuld zijn: |
|
a) het maximale bedrag bedraagt niet meer dan 150 EUR; |
|
b) de betalingsinstrumenten kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de aankoop, zowel in de winkel als online, van goederen en diensten in één enkele lidstaat, bij de uitgever, of binnen een netwerk van dienstverleners die een directe commerciële overeenkomst met een professionele uitgever hebben. De in punt b) van de eerste alinea bedoelde betalingsinstrumenten zijn niet gelinkt aan een bankrekening, kunnen niet worden gebruikt voor het aanvullen van saldo’s en zijn niet inwisselbaar voor contanten. |
Amendement 328
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. In het geval van kredietinstellingen wordt onder toezicht van de toezichthouders ook een cliëntenonderzoek uitgevoerd zodra is vastgesteld dat de instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, als bedoeld in artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad52 of wanneer de deposito’s niet beschikbaar zijn, als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad53. De toezichthouders nemen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de kredietinstelling, een besluit over de intensiteit en de reikwijdte van dergelijke cliëntenonderzoeksmaatregelen. |
4. In het geval van kredietinstellingen wordt waar nodig onder toezicht van de toezichthouders ook een cliëntenonderzoek uitgevoerd zodra is vastgesteld dat de instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, als bedoeld in artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad, 52 of wanneer de deposito’s niet beschikbaar zijn, als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad53. De toezichthouders nemen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de kredietinstelling, een besluit over de intensiteit en de reikwijdte van dergelijke cliëntenonderzoeksmaatregelen. |
__________________ |
__________________ |
52 Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190). |
52 Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190). |
53 Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149). |
53 Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149). |
Amendement 156
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 5 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) de criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij het identificeren van occasionele transacties, waaronder die met cryptoactiva; |
Amendement 157
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 5 – punt b ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b ter) de criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij het identificeren van zakelijke relaties; |
Amendement 158
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 – lid 1 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) waar van toepassing de identiteit van de gevolmachtigde aandeelhouders en gevolmachtigde bestuurders van een vennootschap of andere juridische entiteit vaststellen en registreren, en hun status als zodanig vaststellen; |
Amendement 159
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) verifiëren of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde onderworpen is aan gerichte financiële sancties in verband met terrorisme en terrorismefinanciering en financiering van proliferatie en aan andere toepasselijke gerichte financiële sancties van de Unie; |
Amendement 160
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 – lid 2 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Onverminderd andere maatregelen die vereist zijn om te voldoen aan de verplichting om gerichte financiële sancties toe te passen, omvatten de in lid 1, punt c bis), bedoelde maatregelen voor kredietinstellingen en financiële instellingen de regelmatige screening van de identiteit van de cliënt als de identiteit van de uiteindelijk begunstigde aan de hand van de desbetreffende sanctielijsten van aangewezen personen om na te gaan of de cliënt geen aangewezen persoon, entiteit of groep is waarop gerichte financiële sancties van toepassing zijn. |
Amendement 161
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk [2 jaar na de datum van toepassing van deze verordening] vaardigt de AMLA richtsnoeren uit over de risicovariabelen en risicofactoren waarmee de meldingsplichtige entiteiten rekening moeten houden bij het aangaan van zakelijke relaties of het uitvoeren van occasionele transacties. |
3. Uiterlijk ... [twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening] vaardigt de AMLA, na raadpleging van Europol en de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s), richtsnoeren uit over: |
Amendement 162
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 – punt 3 – punt a (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a) de risicovariabelen en risicofactoren waarmee meldingsplichtige entiteiten rekening moeten houden bij het aangaan van zakelijke relaties of het uitvoeren van occasionele transacties; |
Amendement 163
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 – lid 3 – punt b (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b) de maatregelen die door de meldingsplichtige entiteiten moeten worden toegepast om te beoordelen of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde onderworpen is aan gerichte financiële sancties met inbegrip van de wijze waarop entiteiten kunnen worden geïdentificeerd waarover personen die aan gerichte financiële sancties onderworpen zijn zeggenschap hebben. |
Amendement 164
Voorstel voor een verordening
Artikel 17 – lid 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer een meldingsplichtige entiteit niet in staat is de cliëntenonderzoeksmaatregelen van artikel 16, lid 1, in acht te nemen, onthoudt zij zich van het uitvoeren van een transactie of het aangaan van een zakelijke relatie, beëindigt zij de zakelijke relatie en overweegt zij overeenkomstig artikel 50 een melding van een verdachte transactie in te dienen bij de FIE. |
1. Wanneer een meldingsplichtige entiteit niet in staat is de cliëntenonderzoeksmaatregelen van artikel 16, lid 1, in acht te nemen, voert zij geen transactie uit of gaat zij geen zakelijke relatie aan, beëindigt zij de zakelijke relatie en dient zij overeenkomstig artikel 50 een melding van een verdachte transactie in bij de FIE. Wanneer er een vermoeden van witwassen of terrorismefinanciering bestaat, meldt de meldingsplichtige entiteit een verdachte transactie bij de FIE. |
Amendement 165
Voorstel voor een verordening
Artikel 17 – lid 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De eerste alinea wordt niet toegepast op notarissen, advocaten, andere onafhankelijke beoefenaren van een juridisch beroep, auditors, externe accountants en belastingadviseurs, uitsluitend in zoverre die personen de rechtspositie van hun cliënt bepalen of hun taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt verrichten in het kader van of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding. |
Lid 1 wordt niet toegepast op notarissen, advocaten, andere onafhankelijke beoefenaren van een juridisch beroep, auditors, externe accountants en belastingadviseurs, uitsluitend in zoverre die personen: |
Amendement 166
Voorstel voor een verordening
Artikel 17 – lid 1 – alinea 2 – punt a (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a) de rechtspositie van hun cliënt bepalen, behalve wanneer het juridisch advies wordt verstrekt met het oog op witwassen of terrorismefinanciering, of wanneer die personen weten of een gegrond vermoeden hebben dat de cliënt juridisch advies wenst met het oog op witwassen of terrorismefinanciering of met het oog op het aanvragen van burgerschap of een verblijfsvergunning door middel van investeringsregelingen, en het ingewonnen juridisch advies geen verband houdt met een rechtsgeding; of |
Amendement 167
Voorstel voor een verordening
Artikel 17 – lid 1 – alinea 2 – punt b (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b) die cliënt verdedigen of vertegenwoordigen in, of met betrekking tot, een rechtsgeding, met inbegrip van het verstrekken van advies over het instellen of vermijden van een dergelijk rechtsgeding. |
Amendement 168
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënt |
Identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënt en de identiteit van de uiteindelijk begunstigde |
Amendement 169
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 1 – punt a – iv
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
iv) de normale verblijfplaats of, bij gebrek aan een vast woonadres met rechtmatig verblijf in de Unie, het postadres waar de natuurlijke persoon kan worden bereikt en, indien mogelijk, werk, beroep of arbeidssituatie en fiscaal identificatienummer; |
iv) de normale verblijfplaats of, bij gebrek aan een vast woonadres met rechtmatig verblijf in de Unie, het postadres waar de natuurlijke persoon kan worden bereikt en, indien dit relevant is voor de toepassing van cliëntenonderzoeksmaatregelen, indien mogelijk, werk, beroep of arbeidssituatie en fiscaal identificatienummer; |
Amendement 170
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 1 – punt b – iii
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
iii) de namen van de wettelijke vertegenwoordigers en, indien beschikbaar, het registratienummer, het fiscaal identificatienummer en de identificatiecode voor de juridische entiteit. De meldingsplichtige entiteiten verifiëren aan de hand van boekhoudbescheiden voor het laatste boekjaar of andere relevante informatie ook of de juridische entiteit activiteiten ontplooit; |
iii) de namen van de wettelijke vertegenwoordigers en, indien beschikbaar, het registratienummer, het fiscaal identificatienummer en de identificatiecode voor de juridische entiteit. Op grond van risicogevoeligheid beoordelen de meldingsplichtige entiteiten of het nodig is ook te verifiëren aan de hand van boekhoudbescheiden voor het laatste boekjaar of andere relevante informatie of de juridische entiteit activiteiten ontplooit; |
Amendement 171
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 1 – punt b – iii bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
iii bis) wanneer een rechtspersoon in meer dan één rechtsgebied is gevestigd, de identificatiecode voor juridische entiteiten; |
Amendement 172
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 2 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Wanneer alle mogelijke identificatiemiddelen overeenkomstig de eerste alinea zijn uitgeput en nog steeds geen natuurlijke personen als uiteindelijk begunstigden zijn geïdentificeerd, of wanneer wordt betwijfeld of de geïdentificeerde personen de uiteindelijk begunstigden zijn, identificeren de meldingsplichtige entiteiten de natuurlijke personen die de functie van hogere leidinggevende in de vennootschap of andere juridische entiteit bekleden, en verifiëren zij de identiteit van die personen. De meldingsplichtige entiteiten documenteren de genomen maatregelen en de moeilijkheden die zich tijdens het identificatieproces hebben voorgedaan en die het noodzakelijk maakten een hoge leidinggevende te identificeren. |
Wanneer alle mogelijke identificatiemiddelen overeenkomstig de eerste alinea zijn uitgeput en nog steeds geen natuurlijke personen als uiteindelijk begunstigden zijn geïdentificeerd, of wanneer er twijfels zijn of de geïdentificeerde personen de uiteindelijk begunstigden zijn, registreren de meldingsplichtige entiteiten dat er geen uiteindelijk begunstigde is geïdentificeerd en identificeren zij de natuurlijke personen die de functie van hogere leidinggevende in de vennootschap of andere juridische entiteit bekleden, en verifiëren zij de identiteit van die personen. De meldingsplichtige entiteiten documenteren de genomen maatregelen en de moeilijkheden die zich tijdens het identificatieproces hebben voorgedaan en die het noodzakelijk maakten een hoge leidinggevende te identificeren. |
Amendement 173
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 4 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De meldingsplichtige entiteiten verkrijgen de voor de verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde vereiste informatie, documenten en gegevens aan de hand van: |
4. De meldingsplichtige entiteiten verkrijgen de voor de verificatie van de identiteit van de cliënt vereiste informatie, documenten en gegevens aan de hand van: |
Amendement 174
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 4 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) een ingediend identiteitsdocument, paspoort of gelijkwaardig document, en informatie uit betrouwbare en onafhankelijke bronnen, ongeacht of de toegang daartoe rechtstreeks is of door de cliënt wordt verstrekt; |
a) een ingediend identiteitsdocument, paspoort of gelijkwaardig document, en, in voorkomend geval, informatie uit betrouwbare en onafhankelijke bronnen, ongeacht of de toegang daartoe rechtstreeks is of door de cliënt wordt verstrekt, aan de hand van betrouwbare en te vertrouwen middelen, hetzij fysiek, hetzij elektronisch, waarbij de omvang van de raadpleging voor de verificatie evenredig met het risico moet zijn; |
Amendement 175
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 4 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) elektronische identificatiemiddelen en relevante vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014. |
b) elektronische identificatiemiddelen en relevante vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014, op een betrouwbare en te vertrouwen wijze via beveiligde authenticatieprocessen, waar passend, of andere veilige procedures voor identificatie op afstand of met elektronische middelen die door de bevoegde nationale autoriteiten worden gereguleerd, erkend, goedgekeurd of aanvaard, waarbij ten minste het veiligheidsniveau “hoog” wordt gewaarborgd; |
Amendement 176
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 4 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) in voorkomend geval, een ingediend bewijs van inschrijving in het centrale register als bedoeld in artikel 10 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM/2021/ 423 final] voor cliënten die buiten de Unie opgerichte juridische entiteiten zijn, overeenkomstig artikel 48 van deze verordening. |
|
Wanneer een cliënt een rechtspersoon of een trustee is of een persoon in een soortgelijke positie die handelt in naam van de juridische constructie, nemen de meldingsplichtige entiteiten passende maatregelen om de identiteit van de uiteindelijk begunstigde(n) van een rechtspersoon of juridische constructie te verifiëren, ook, waar mogelijk, op basis van identiteitsdocumenten of via elektronische identificatie, om te weten wie de uiteindelijk begunstigde is en het eigenaarschap en de controlestructuur van de cliënt te kennen. |
Amendement 177
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – lid 4 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voor de verificatie van de informatie over de uiteindelijk begunstigden raadplegen de meldingsplichtige entiteiten ook de in artikel 10 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] bedoelde centrale registers, alsook aanvullende informatie. De meldingsplichtige entiteiten bepalen de omvang van de te raadplegen aanvullende informatie, rekening houdend met de risico’s die verbonden zijn aan de transactie of de zakelijke relatie en de uiteindelijk begunstigde. |
Voor de verificatie van de informatie over de uiteindelijk begunstigden raadplegen de meldingsplichtige entiteiten ook (531, 532) de in artikel 10 van Richtlijn .../... [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] bedoelde centrale registers, ongeacht de lidstaat van het centrale register waar de informatie over uiteindelijk begunstigden wordt bijgehouden. Waar van toepassing, en op basis van risicogevoeligheid, raadplegen meldingsplichtige entiteiten ook aanvullende informatie bij de cliënt of bij betrouwbare en onafhankelijke bronnen, met name wanneer de informatie in het centraal register niet overeenstemt met de informatie waarover zij overeenkomstig artikel 18 beschikken, wanneer zij twijfelen aan de juistheid van de informatie of wanneer er een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering bestaat. |
|
De meldingsplichtige entiteiten bepalen de omvang van de op risicobasis te raadplegen aanvullende informatie, rekening houdend met de risico’s die verbonden zijn aan de transactie of de zakelijke relatie en de uiteindelijk begunstigde, of de ongebruikelijke of complexe aard van de eigendomsstructuren gezien de aard van de activiteiten van de onderneming. |
|
De meldingsplichtige entiteiten melden aan de met de centrale registers belaste entiteit alle discrepanties die zij vaststellen tussen de in deze registers vermelde informatie over de uiteindelijk begunstigden en de informatie over de uiteindelijk begunstigden waarover zij op grond van dit artikel beschikken. Het nationale recht inzake bankgeheim en vertrouwelijkheid vormt geen belemmering voor de naleving van de verplichting als bedoeld in deze alinea. |
Amendement 178
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde vindt plaats voordat een zakelijke relatie wordt aangegaan of een occasionele transactie wordt verricht. Deze verplichting geldt niet voor situaties met een lager risico in de zin van afdeling 3 van dit hoofdstuk, mits het lagere risico uitstel van verificatie rechtvaardigt. |
1. De verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde vindt plaats voordat een zakelijke relatie wordt aangegaan of een occasionele transactie wordt verricht. Deze verplichting geldt niet voor situaties met een lager risico in de zin van afdeling 3 van dit hoofdstuk, mits het lagere risico uitstel van verificatie rechtvaardigt. |
|
In afwijking van de eerste alinea verifiëren entiteiten die geen kredietinstellingen of financiële instellingen zijn en die betrokken zijn bij onroerendgoedtransacties, de identiteit van de cliënt, hetzij de koper, hetzij de verkoper, hetzij allebei, op het ogenblik dat er een formeel aanbod is. |
Amendement 179
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De meldingsplichtige entiteiten verrichten een doorlopende monitoring van de zakelijke relatie, met inbegrip van de tijdens de gehele duur van die relatie door de cliënt verrichte transacties, met als doel te controleren of die transacties stroken met de kennis van de meldingsplichtige entiteit over de cliënt en diens bedrijfsactiviteit en risicoprofiel, en indien nodig, met de informatie over de oorsprong van de geldmiddelen, en met als doel de transacties op te sporen die overeenkomstig artikel 50 grondiger zullen worden geanalyseerd. |
1. De meldingsplichtige entiteiten verrichten een doorlopende monitoring van de zakelijke relatie, met inbegrip van de tijdens de gehele duur van die relatie door de cliënt verrichte transacties, met als doel te controleren of die transacties stroken met de kennis van de meldingsplichtige entiteit over de cliënt en diens bedrijfsactiviteit en risicoprofiel, en indien nodig, met de informatie over de oorsprong en de bestemming van de geldmiddelen, en met als doel de transacties op te sporen die overeenkomstig artikel 50 grondiger zullen worden geanalyseerd. |
Amendement 180
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 – lid 2 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De frequentie waarmee de cliënteninformatie overeenkomstig de eerste alinea wordt geactualiseerd, is gebaseerd op het risico dat aan de zakelijke relatie verbonden is. De cliënteninformatie wordt uiterlijk na vijf jaar geactualiseerd. |
De frequentie waarmee de cliënteninformatie overeenkomstig de eerste alinea wordt geactualiseerd, is gebaseerd op het risico dat aan de zakelijke relatie verbonden is. De cliënteninformatie wordt uiterlijk na vijf jaar geactualiseerd maar de frequentie daarvan is gebaseerd op grond van risicogevoeligheid, waarbij met name rekening wordt gehouden met veranderingen in de relevante omstandigheden. Bij zakelijke relaties met een hoog risico wordt de cliënteninformatie ten minste elke twee jaar geactualiseerd. |
Amendement 181
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 21 bis |
|
Tijdschema voor de beoordeling van de omstandigheid of de cliënt en de uiteindelijk begunstigde onderworpen zijn aan gerichte financiële sancties |
|
1. Bij de verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde overeenkomstig artikel 19 beoordelen meldingsplichtige entiteiten of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde onderworpen zijn aan gerichte financiële sancties. |
|
2. In aanvulling op de vereisten van lid 1, en onverminderd andere maatregelen die vereist zijn om te voldoen aan de verplichting om gerichte financiële sancties toe te passen, screenen kredietinstellingen en financiële instellingen de identiteit van hun bestaande cliënten en uiteindelijk begunstigden aan de hand van de desbetreffende EU-sanctielijsten van aangewezen personen, en telkens wanneer de Unie gerichte financiële sancties vaststelt. |
|
3. Naast de vereisten van lid 1 en onverminderd andere maatregelen waarin is voorzien door het Unierecht met betrekking tot gerichte financiële sancties, beoordelen de meldingsplichtige entiteiten die geen kredietinstelling of financiële instelling zijn, regelmatig of een bestaande cliënt of uiteindelijk begunstigde onderworpen is aan gerichte financiële sancties. |
|
4. Indien een meldingsplichtige entiteit bij de uitvoering van haar cliëntenonderzoek vaststelt dat een cliënt of uiteindelijk begunstigde onderworpen is aan gerichte financiële sancties, stelt zij de bevoegde autoriteit daarvan onmiddellijk in kennis. |
|
5. Uiterlijk ... [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de AMLA richtsnoeren uit over de maatregelen die door de meldingsplichtige entiteiten moeten worden toegepast om te beoordelen of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde onderworpen is aan gerichte financiële sancties. Die richtsnoeren omvatten de volgende elementen: |
|
a) risicogebaseerde procedures die door de meldingsplichtige entiteiten moeten worden vastgesteld om te beoordelen of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde onderworpen is aan gerichte financiële sancties; |
|
b) de omvang, het tijdschema en de procedures voor de screeningmaatregelen die kredietinstellingen, financiële instellingen en aanbieders van cryptoactivadiensten moeten toepassen ten aanzien van bestaande cliënten of bij het aangaan van een nieuwe zakelijke relatie; |
|
c) de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor het identificeren van entiteiten die onder zeggenschap staan van personen die onderworpen zijn aan gerichte financiële sancties; d) de maatregelen ten aanzien van kennisgevingen aan de bevoegde autoriteiten indien een meldingsplichtige entiteit een cliënt of een uiteindelijk begunstigde identificeert die onderworpen zijn aan gerichte financiële sancties. |
Amendement 182
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 – lid 1 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) de vrijstellingen die van toepassing zijn op bepaalde cliëntenonderzoeksmaatregelen met betrekking tot elektronisch geld, op basis van een passende risicobeoordeling waaruit een laag risico blijkt; |
Amendement 183
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 – lid 1 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) de betrouwbare en onafhankelijke informatiebronnen voor het verifiëren van de identificatiegegevens van natuurlijke of rechtspersonen met het oog op de toepassing van artikel 18, lid 4; |
c) de betrouwbare en onafhankelijke informatiebronnen voor het verifiëren van de identificatiegegevens van natuurlijke of rechtspersonen met het oog op de toepassing van artikel 18, lid 4, naast de minimumvereisten waaraan moet worden voldaan en de noodzakelijke stappen die de meldingsplichtige entiteiten moeten ondernemen wanneer er discrepanties worden vastgesteld; |
Amendement 184
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 – lid 2 – punt c bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) het restrisico, rekening houdend met een behoorlijke risicobeoordeling, en de risicobeperkende maatregelen die door de meldingsplichtige entiteiten zijn genomen, met inbegrip van innovatie en technische ontwikkelingen om verdachte transacties op te sporen en te voorkomen. |
Amendement 185
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 22 bis |
|
Bijzondere bepalingen inzake onlinekansspelen |
|
1. Kansspeldiensten, die op afstand, via elektronische middelen of enige andere communicatietechnologie worden aangeboden, vallen binnen het toepassingsgebied van dit artikel. |
|
2. Aanbieders van kansspeldiensten zorgen ervoor dat transacties van spelers naar kansspelaccounts uitsluitend plaatsvinden vanaf betaalrekeningen bij een kredietinstelling of financiële instelling als bedoeld in artikel 3, leden 1 en 2. |
|
3. Een aanbieder van kansspeldiensten betaalt een speler uitsluitend terug door een betalingstransactie uit te voeren in de zin van artikel 4, punt 5, van Richtlijn (EU) 2015/2366 op een betaalrekening die op naam van die speler is geopend bij een aanbieder van betalingsdiensten als bedoeld in artikel 1, punt 1), punten a) en d), van die richtlijn. |
|
4. Naast de in artikel 15, lid 3, bedoelde omstandigheden voeren de in lid 1 bedoelde aanbieders van kansspeldiensten cliëntenonderzoek uit in het kader van een zakelijke relatie bij de opening van een kansspelaccount. |
Amendement 186
Voorstel voor een verordening
Artikel 23 – lid 2 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Deze gedelegeerde handelingen worden vastgesteld uiterlijk een maand nadat de Commissie zich ervan heeft vergewist dat sprake is van een situatie als bedoeld in punt a), b) of c). |
Deze gedelegeerde handelingen worden vastgesteld uiterlijk een maand na de bekendmaking van een openbare verklaring of een conformiteitsdocument betreffende het derde land door internationale organisaties en opstellers van standaarden nadat de Commissie zich ervan heeft vergewist dat sprake is van een situatie als bedoeld in punt a), b) of c). |
Amendement 187
Voorstel voor een verordening
Artikel 23 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Voor de toepassing van lid 2 houdt de Commissie rekening met oproepen tot het toepassen van verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen en aanvullende risicobeperkende maatregelen (“tegenmaatregelen”) vanwege internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering, alsook met relevante, door hen opgestelde evaluaties, beoordelingen, rapporten en openbare verklaringen. |
3. Voor de toepassing van lid 2 houdt de Commissie rekening met oproepen tot het toepassen van verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen en aanvullende risicobeperkende maatregelen (“tegenmaatregelen”) vanwege internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering, alsook met relevante, door hen opgestelde evaluaties, beoordelingen, rapporten en openbare verklaringen. Om vast te stellen of een derde land aanzienlijke strategische tekortkomingen in zijn nationale AML/CFT-regelingen vertoont, houdt de Commissie waar van toepassing ook rekening met relevante beoordelingen door de AMLA of andere instellingen, organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten, maatschappelijke organisaties en de academische wereld. De Commissie maakt haar beoordelingen van derde landen met een hoog risico openbaar. |
Amendement 188
Voorstel voor een verordening
Artikel 23 – lid 6
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. De Commissie evalueert de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen regelmatig om ervoor te zorgen dat de op grond van lid 5 vastgestelde specifieke tegenmaatregelen rekening houden met de wijzigingen in het AML/CFT-kader van het derde land, en evenredig en passend zijn ten opzichte van de risico’s. |
6. De Commissie evalueert de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen regelmatig, uiterlijk een maand na elke relevante wijziging in de beoordeling door internationale organisaties en opstellers van standaarden, en ten minste om de twee jaar, om ervoor te zorgen dat de op grond van lid 5 vastgestelde specifieke tegenmaatregelen rekening houden met de wijzigingen in het AML/CFT-kader van het derde land, en evenredig en passend zijn ten opzichte van de risico’s. |
Amendement 189
Voorstel voor een verordening
Artikel 24 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Commissie houdt bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen rekening met informatie over rechtsgebieden die onder verscherpte monitoring door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering staan, alsook met relevante, door hen opgestelde evaluaties, beoordelingen, rapporten en openbare verklaringen. |
3. De Commissie houdt bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen rekening met informatie over rechtsgebieden die onder verscherpte monitoring door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering staan, alsook met relevante, door hen opgestelde evaluaties, beoordelingen, rapporten en openbare verklaringen. De Commissie houdt waar van toepassing ook rekening met relevante beoordelingen door de AMLA of andere instellingen, organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten, maatschappelijke organisaties, en de academische wereld. De Commissie maakt haar beoordelingen van derde landen met een hoog risico openbaar. |
Amendement 190
Voorstel voor een verordening
Artikel 24 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De Commissie evalueert de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen regelmatig om ervoor te zorgen dat de op grond van lid 4 vastgestelde specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen rekening houden met de wijzigingen in het AML/CFT-kader van het derde land, en evenredig en passend zijn ten opzichte van de risico’s. |
5. De Commissie evalueert de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen regelmatig, uiterlijk een maand na elke relevante wijziging in de beoordeling door internationale organisaties en opstellers van standaarden, en ten minste om de twee jaar, om ervoor te zorgen dat de op grond van lid 4 vastgestelde specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen in rekening houden met de wijzigingen in het AML/CFT-kader van het derde land, en evenredig en passend zijn ten opzichte van de risico’s. |
Amendement 191
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Identificatie van derde landen die een bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie |
Identificatie van derde landen die een specifieke en ernstige bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie |
Amendement 192
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 60 vast te stellen ter identificatie van andere dan in de artikelen 23 en 24 bedoelde derde landen die een specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie en de goede werking van de interne markt vormen. |
1. In het kader van de in artikel 5, lid 1, punt b), van Verordening (EU) .../... [referentie naar de AMLA-verordening invoegen] vastgestelde taken, monitort en beoordeelt de AMLA, overeenkomstig de risicogebaseerde benadering, andere dan in de artikelen 23 en 24 bedoelde derde landen die een specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie en de goede werking van de interne markt vormen. |
|
De AMLA voert de in eerste alinea bedoelde beoordeling uit op eigen initiatief, of op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie. |
|
Op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie analyseert de AMLA of een specifiek derde land een specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie en de goede werking van de interne markt vormt en beoordeelt zij of specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen of tegenmaatregelen moeten worden voorgesteld overeenkomstig lid 3 om de bedreiging te beperken. Wanneer de AMLA concludeert dat het in de eerste alinea bedoelde specifieke derde land geen specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie en de goede werking van de interne markt vormt, dient zij binnen [dertig/zestig] dagen na ontvangst van het verzoek bij de verzoekende instelling een verslag in met de redenen voor haar besluit. |
Amendement 193
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Bij het opstellen van de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen houdt de Commissie met name rekening met de volgende criteria: |
2. Voor de identificatie en monitoring van de in lid 1 bedoelde derde landen die een specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie en de goede werking van de interne markt vormen en voor de bepaling van het dreigingsniveau houdt de AMLA in voorkomend geval rekening met de volgende criteria: |
Amendement 194
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt a – i
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
i) de strafbaarstelling van witwassen en terrorismefinanciering; |
i) de strafbaarstelling van witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering; |
Amendement 195
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt a – v
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
v) de beschikbaarheid van accurate en tijdige informatie over de uiteindelijk begunstigden van juridische entiteiten en juridische constructies voor de bevoegde autoriteiten; |
v) de vereisten met betrekking tot de beschikbaarheid van accurate en tijdige informatie over de uiteindelijk begunstigden van juridische entiteiten en juridische constructies voor de bevoegde autoriteiten die in het bezit is van een overheidsinstantie die of een overheidsorgaan dat als register van uiteindelijk begunstigden functioneert, of een alternatief mechanisme dat even efficiënt is; |
Amendement 196
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt a – v bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
v bis) de wetten, regelgeving en administratieve bepalingen van het derde land die de doeltreffende samenwerking met bevoegde autoriteiten en justitiële autoriteiten van de lidstaten verhinderen; |
Amendement 197
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt a – v ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
v ter) beleidsmaatregelen met betrekking tot gerichte financiële sancties en gerichte financiële sancties in verband met de financiering van proliferatie en vereisten om de risico’s van niet-uitvoering en ontwijking van dergelijke sancties te beperken en te beheren; |
Amendement 198
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt a – v quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
v quater) of het derde land is opgenomen in de Unielijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden op belastinggebied; |
Amendement 199
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt a – v quinquies (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
v quinquies) of het rechtskader van het derde land voorziet in financiële geheimhouding; |
Amendement 200
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt a – v sexies (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
v sexies) of de acties van het derde land in strijd zijn met de grondbeginselen van het FATF of een ernstige schending van de verbintenis tot internationale samenwerking vertegenwoordigen; |
Amendement 201
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt c bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) de kwaliteit en doeltreffendheid van het financieel toezicht; |
Amendement 202
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt c ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c ter) het bestaan van een regelgevingskader voor aanbieders van cryptoactivadiensten; |
Amendement 203
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt c quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c quater) de mate waarin dat derde land significante niveaus van corruptie of andere criminele activiteit heeft; |
Amendement 204
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – punt c quinquies (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c quinquies) de herhaalde betrokkenheid van het derde land bij witwassen of terrorismefinanciering, zoals blijkt uit criminaliteitsanalyses en onderzoeken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, en met name deze die door Europol zijn ondersteund. |
Amendement 205
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Om het in lid 1 bedoelde dreigingsniveau te bepalen, kan de Commissie de AMLA verzoeken een advies vast te stellen om te beoordelen welke specifieke impact het dreigingsniveau van het derde land heeft op de integriteit van het financiële stelsel van de Unie. |
3. Om het in lid 1 bedoelde dreigingsniveau te bepalen en om risicobeperkende maatregelen te identificeren, houdt de AMLA rekening met adviezen van de EBA, de ESMA of Eiopa betreffende de specifieke impact die het dreigingsniveau van het derde land heeft op de ordelijke werking en de integriteit van het financiële stelsel van de Unie. |
Amendement 206
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De Commissie houdt bij het opstellen van de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen met name rekening met relevante evaluaties, beoordelingen of rapporten die zijn opgesteld door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering. |
4. Bij de monitoring ter identificatie van de derde landen die een specifieke en ernstige bedreiging voor de Unie vormen en om het dreigingsniveau te bepalen, beoordeelt de AMLA het effect van die bedreiging op het financiële stelsel van de Unie en op de goede werking van de interne markt. Waar passend houdt de AMLA rekening met relevante openbare verklaringen, evaluaties, beoordelingen of rapporten die zijn opgesteld door andere instellingen, organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten, maatschappelijke organisaties en de academische wereld alsook internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering. |
Amendement 207
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Wanneer de vastgestelde specifieke en ernstige bedreiging die uitgaat van het betrokken derde land een aanzienlijke strategische tekortkoming vormt, is artikel 23, lid 4, van toepassing en worden in de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling specifieke tegenmaatregelen vastgesteld als bedoeld in artikel 23, lid 5. |
Schrappen |
Amendement 208
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 6
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Wanneer de vastgestelde specifieke en ernstige bedreiging die uitgaat van het betrokken derde land een nalevingstekortkoming vormt, worden in de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen vastgesteld als bedoeld in artikel 24, lid 4. |
Schrappen |
Amendement 209
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 7
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. De Commissie evalueert de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen regelmatig om ervoor te zorgen dat de in de leden 5 en 6 bedoelde specifieke tegenmaatregelen rekening houden met de wijzigingen in het AML/CFT-kader van het derde land, en evenredig en passend zijn ten opzichte van de risico’s. |
7. Om te zorgen voor een consistente aanpak van bedreigingen van witwassen of terrorismefinanciering van de in lid 1 bedoelde derde landen, identificeert de AMLA specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen die meldingsplichtige entiteiten toepassen om risico’s te beperken met betrekking tot zakelijke relaties of occasionele transacties waarbij natuurlijke personen of rechtspersonen uit een derde land met een hoog risico dat een specifieke en ernstige bedreiging voor de Unie vormt, betrokken zijn. |
|
Hiertoe ontwikkelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen tot vaststelling van de passende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen, in verhouding tot het dreigingsniveau, op basis van de in artikel 28, lid 4, punten a) tot en met g), vermelde maatregelen die meldingsplichtige entiteiten moeten toepassen. De AMLA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen ter goedkeuring voor aan de Commissie. Die ontwerpen van technische reguleringsnormen zijn gebaseerd op een louter technische beoordeling van de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering en omvatten geen strategische besluiten of beleidskeuzen. |
|
De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 41 van Verordening (EU).../... [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]. |
|
De AMLA evalueert de in lid 5 bedoelde technische reguleringsnormen regelmatig en ten minste om de twee jaar om ervoor te zorgen dat de in dat lid bedoelde specifieke tegenmaatregelen rekening houden met de wijzigingen in het AML/CFT-kader van het derde land, en evenredig en passend zijn ten opzichte van de risico’s. Indien nodig bereidt de AMLA het ontwerp voor actualisering van die normen voor en legt zij dit voor aan de Commissie. |
Amendement 210
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 7 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. Indien de specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie blijft bestaan en het derde land geen doeltreffende maatregelen heeft genomen of neemt om de hoge risico’s te beperken, stelt de Commissie aan de hand van gedelegeerde handelingen specifieke tegenmaatregelen vast op basis van de in artikel 29 genoemde maatregelen, wanneer dit gerechtvaardigd is door de aard van die bedreiging. Hiertoe verzoekt de Commissie de AMLA een advies op te stellen om te beoordelen welke maatregelen het derde land had kunnen nemen of welke maatregelen worden genomen om de bedreiging te beperken en om mogelijke tegenmaatregelen te identificeren. |
|
In geval van aanzienlijke verschillen met het advies van de AMLA verricht de Commissie een met redenen omklede analyse, die openbaar wordt gemaakt. |
Amendement 211
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 25 bis |
|
Identificatie van niet in de Unie gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen die een specifieke en ernstige bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie |
|
1. De AMLA beoordeelt, overeenkomstig de risicogebaseerde benadering, welke specifieke niet in de Unie gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen een specifieke en ernstige bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie vormen. |
|
De AMLA voert de in eerste alinea bedoelde beoordeling uit op eigen initiatief na informatie die zij heeft ontvangen in het kader van haar toezichthoudende taken, of op verzoek van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, een lidstaat of een toezichthouder. |
|
2. Voor identificatie van de in lid 1 bedoelde kredietinstellingen of financiële instellingen houdt de AMLA met name rekening met de volgende criteria betreffende de kredietinstelling of financiële instelling: |
|
a) de betrokkenheid van die entiteit bij witwassen en terrorismefinanciering; |
|
b) connecties met georganiseerde misdaad en terrorisme; |
|
c) naleving van cliëntenonderzoeksprocedures; |
|
d) illegale activiteiten; en |
|
e) de verstrekking van in de Unie verboden producten en diensten, zoals anonieme rekeningen, en andere anonimiseringsinstrumenten die hoofdzakelijk voorzien in de anonimisering van de cliëntenrekening of de versluiering van transacties. |
|
3. Om de kredietinstellingen of financiële instellingen als bedoeld in lid 1 te identificeren, houdt de AMLA waar passend rekening met relevante informatie, openbare verklaringen en relevante evaluaties, beoordelingen of rapporten die zijn opgesteld door andere instellingen, organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten, maatschappelijke organisaties en de academische wereld alsook door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering. |
|
Indien dit relevant is, kan de AMLA een openbare raadpleging houden om informatie te verzamelen over de in lid 2 vastgestelde criteria en informatie vragen aan toezichthoudende autoriteiten van derde landen, FIE’s en Europol, indien dit passend wordt geacht. |
|
De AMLA houdt rekening met adviezen van de EBA, de ESMA of de Eiopa, om het in lid 1 bedoelde dreigingsniveau te bepalen, de mate van blootstelling van de Unie aan een specifieke niet in de Unie gevestigde kredietinstelling of financiële instelling, en de specifieke impact van de betrokken kredietinstelling of financiële instelling op de ordelijke werking en integriteit van het financiële stelsel van de Unie. (616) |
|
4. Wanneer de AMLA besluit dat een specifieke niet in de Unie gevestigde kredietinstelling of financiële instelling een specifieke en ernstige dreiging vormt voor het financiële stelsel van de Unie die niet op een andere wijze kan worden weggewerkt, verzoekt zij geselecteerde meldingsplichtige entiteiten om een of meer van de volgende maatregelen te nemen: |
|
a) de toepassing van elementen van verscherpt cliëntenonderzoek; |
|
b) de invoering van verbeterde meldingsmechanismen of systematische melding van financiële transacties; |
|
c) het beperken van zakelijke relaties of transacties met die kredietinstelling of financiële instelling. |
|
5. Wanneer een gecoördineerde actie door bevoegde autoriteiten nodig is om te reageren op een specifieke en ernstige bedreiging voor de integriteit van het financiële stelsel van de Unie of voor de goede werking van de interne markt, heeft de AMLA de bevoegdheid om besluiten vast te stellen om nationale bevoegde autoriteiten ertoe te verplichten ervoor te zorgen dat niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteiten de nodige risicobeperkende maatregelen nemen met betrekking tot specifieke kredietinstellingen of financiële instellingen overeenkomstig het in lid 4 bedoelde besluit van de AMLA. |
|
6. Indien de Commissie, het Europees Parlement, de Raad, een lidstaat of een toezichthouder om de in lid 1 bedoelde analyse verzoekt en de AMLA tot de conclusie komt dat een specifieke niet in de Unie gevestigde kredietinstelling of financiële instelling geen specifieke en ernstige bedreiging vormt voor het financiële stelsel van de Unie, verstrekt zij de verzoeker binnen zestig dagen een met redenen omklede motivering. |
|
De AMLA maakt op haar website een kennisgeving bekend betreffende een in lid 4 bedoeld besluit. De kennisgeving vermeldt ten minste de opgelegde maatregelen overeenkomstig dat lid en de redenen die aantonen waarom de AMLA van mening is dat het nodig is de maatregelen op te leggen, met inbegrip van bewijsmateriaal ter staving van die redenen. |
|
Een maatregel wordt van kracht wanneer de kennisgeving is bekendgemaakt op de website van de AMLA of op een in de kennisgeving vermeld tijdstip dat na de bekendmaking ervan valt. Wanneer de AMLA besluit een in lid 4 bedoelde maatregel op te leggen, brengt zij de bevoegde autoriteiten hiervan onverwijld op de hoogte. |
Amendement 212
Voorstel voor een verordening
Artikel 26 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Bij het uitbrengen en het evalueren van de in lid 1 bedoelde richtsnoeren houdt de AMLA rekening met evaluaties, beoordelingen of rapporten die zijn opgesteld door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering. |
3. Bij het uitbrengen en het evalueren van de in lid 1 bedoelde richtsnoeren houdt de AMLA rekening met evaluaties, beoordelingen of rapporten die zijn opgesteld door instellingen, organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten, internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van preventie van witwassen en bestrijding van terrorismefinanciering. |
Amendement 213
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) het verifiëren van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde na het aangaan van de zakelijke relatie, op voorwaarde dat het specifieke lagere risico dit uitstel rechtvaardigt, maar in geen geval later dan 30 dagen nadat de relatie is aangegaan; |
a) het verifiëren van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde na het aangaan van de zakelijke relatie, op voorwaarde dat het in het kader van de risicobeoordeling op bedrijfsniveau en de cliëntgebonden risicobeoordeling geïdentificeerde specifieke lagere risico dit uitstel rechtvaardigt, maar in geen geval later dan zestig dagen nadat de relatie is aangegaan. |
Amendement 214
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De in de eerste alinea bedoelde maatregelen zijn evenredig aan de aard en de omvang van de bedrijfsactiviteit en aan de specifieke elementen van het vastgestelde lagere risico. De meldingsplichtige entiteiten monitoren de transacties en de zakelijke relatie echter voldoende om ongebruikelijke of verdachte transacties te kunnen opsporen. |
De in de eerste alinea bedoelde maatregelen zijn evenredig aan de aard, het soort activiteit en de omvang van de bedrijfsactiviteit en aan de specifieke elementen van het vastgestelde lagere risico. De meldingsplichtige entiteiten monitoren de transacties en de zakelijke relatie echter voldoende om ongebruikelijke of verdachte transacties te kunnen opsporen. |
Amendement 215
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De meldingsplichtige entiteiten verifiëren regelmatig of nog steeds aan de voorwaarden voor de toepassing van vereenvoudigde cliëntenonderzoek wordt voldaan. De frequentie van deze verificaties moet evenredig zijn aan de aard en de omvang van de bedrijfsactiviteit en de risico’s die aan de specifieke relatie verbonden zijn. |
4. De meldingsplichtige entiteiten verifiëren regelmatig of nog steeds aan de voorwaarden voor de toepassing van vereenvoudigde cliëntenonderzoek wordt voldaan. De frequentie van deze verificaties moet evenredig zijn aan de aard, het soort activiteit en de omvang van de bedrijfsactiviteit en de risico’s die aan de specifieke relatie verbonden zijn. |
Amendement 216
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 5 – punt d bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis) de cliënt of de uiteindelijk begunstigde is onderworpen aan gerichte financiële sancties; of |
Amendement 217
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 5 – punt d ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d ter) de cliënt is een familielid of een als naaste geassocieerde bekend persoon die is onderworpen aan gerichte financiële sancties. |
Amendement 218
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In de in de artikelen 23, 24, 25 en 30 tot en met 36 bedoelde gevallen alsook in andere gevallen met een hoger risico die door de meldingsplichtige entiteiten op grond van artikel 16, lid 2, tweede alinea, worden vastgesteld, passen de meldingsplichtige entiteiten verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toe om die risico’s op passende wijze te beheren en te beperken. |
1. In de in de artikelen 23, 24, 25 en 30 tot en met 36 ter bedoelde gevallen alsook in andere gevallen met een hoger risico die door de meldingsplichtige entiteiten op grond van artikel 16, lid 2, tweede alinea, worden vastgesteld, passen de meldingsplichtige entiteiten verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toe om die risico’s op passende wijze te beheren en te beperken. |
Amendement 219
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – lid 2 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De meldingsplichtige entiteiten onderzoeken het doel van alle transacties die aan ten minste een van de volgende voorwaarden voldoen, alsook de oorsprong en de bestemming van de daarbij betrokken geldmiddelen: |
2. De meldingsplichtige entiteiten onderzoeken het doel van alle transacties die atypisch zijn en aan ten minste een van de volgende voorwaarden kunnen voldoen, alsook de oorsprong en de bestemming van de daarbij betrokken geldmiddelen: |
Amendement 220
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – lid 4 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Behalve in de gevallen als bedoeld in afdeling 2 van dit hoofdstuk mogen de meldingsplichtige entiteiten in gevallen met een hoger risico een of meer van de volgende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen in verhouding tot vastgestelde hogere risico’s: |
4. Behalve in de gevallen als bedoeld in afdeling 2 van dit hoofdstuk passen de meldingsplichtige entiteiten in gevallen met een hoger risico ten minste een van de volgende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toe in verhouding tot vastgestelde hogere risico’s: |
Amendement 221
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – lid 5 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Indien de risico’s die de lidstaten overeenkomstig de eerste alinea hebben vastgesteld, gevolgen kunnen hebben voor het financiële stelsel van de Unie, overweegt de AMLA om, op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief, de op grond van artikel 26 vastgestelde richtsnoeren te actualiseren. |
Indien de risico’s die de lidstaten overeenkomstig de eerste alinea hebben vastgesteld, gevolgen kunnen hebben voor het financiële stelsel van de Unie, overweegt de AMLA om, op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief, de op grond van artikel 26 vastgestelde richtsnoeren te actualiseren of, waar passend, ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen om meldingsplichtige entiteiten op uniforme wijze verscherpte cliëntenonderzoeksvereisten op te leggen in de Unie en deze aan de Commissie ter goedkeuring voor te leggen. |
Amendement 222
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – lid 5 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in lid 5 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 41 van Verordening [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]. |
Amendement 223
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – lid 6
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Er worden niet automatisch verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen ingeroepen met betrekking tot bijkantoren of dochterondernemingen van in de Unie gevestigde meldingsplichtige entiteiten die gelegen zijn in derde landen als bedoeld in de artikelen 23, 24 en 25, indien deze bijkantoren of dochterondernemingen volledig voldoen aan de op groepsniveau geldende gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures overeenkomstig artikel 14. |
Schrappen |
Amendement 224
Voorstel voor een verordening
Artikel 29 – alinea 1 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voor de toepassing van de artikelen 23 en 25 kan de Commissie kiezen uit de volgende tegenmaatregelen: |
Voor de toepassing van de artikelen 23 en 25 kiest de Commissie uit de volgende tegenmaatregelen: |
Amendement 225
Voorstel voor een verordening
Artikel 29 – alinea 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Naast de tegenmaatregelen die op grond van alinea 1 zijn gekozen, kennen de lidstaten geen verblijfsvergunning toe aan onderdanen van landen die zijn aangewezen op grond van artikel 23, 24 of 25 op basis van nationale regelingen waarbij rechten op burgerschap of een verblijfsvergunning worden toegekend in ruil voor een investering in de vorm van, onder meer, kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting. |
|
|
Amendement 226
Voorstel voor een verordening
Artikel 30 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 30 bis |
|
Specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen voor grensoverschrijdende correspondentrelaties met entiteiten van buiten de Unie die cryptoactivadiensten aanbieden |
|
1. Met betrekking tot grensoverschrijdende correspondentrelaties die het aanbieden inhouden van cryptoactivadiensten als bedoeld in artikel 3, lid 16, van Verordening (EU) .../... [verordening betreffende markten in cryptoactiva] met een niet in de Unie gevestigde respondent-entiteit die soortgelijke diensten aanbiedt, met inbegrip van transacties van cryptoactiva, moeten aanbieders van cryptoactivadiensten, bovenop de in artikel 16 beschreven cliëntenonderzoeksmaatregelen, bij het aangaan van een zakelijke relatie: |
|
a) vaststellen dat de respondent-entiteit is geregistreerd of een vergunning heeft krachtens het recht van een derde land; |
|
b) voldoende informatie over de correspondent-entiteit verzamelen om een volledig beeld te krijgen van de aard van de bedrijfsactiviteit van de respondent, en op basis van publiekelijk beschikbare informatie het reputatierisico van de entiteit en de kwaliteit van het toezicht bepalen; |
|
c) de AML/CFT-controles van de respondent-entiteit beoordelen; |
|
d) toestemming verkrijgen van het hoger leidinggevend personeel alvorens de correspondentrelatie aan te gaan; |
|
e) de respectieve verantwoordelijkheden van elke correspondentrelatie documenteren; |
|
f) met betrekking tot cryptoactiva-transitrekeningen zich ervan vergewissen dat de respondent-entiteit de identiteit heeft geverifieerd van, en doorlopend cliëntenonderzoek heeft verricht ten aanzien van, de cliënten die rechtstreeks toegang hebben tot de rekeningen van de correspondent-entiteit en dat zij in staat is om op verzoek de relevante cliëntenonderzoeksgegevens te verstrekken aan de correspondent-entiteit. |
|
Wanneer aanbieders van cryptoactivadiensten besluiten correspondentrelaties te beëindigen om redenen die verband houden met het beleid ter bestrijding van witwaspraktijken en terrorismefinanciering, documenteren zij hun besluit, en stellen zij dat besluit vast. |
|
Aanbieders van cryptoactivadiensten actualiseren de op grond van lid 1 verkregen informatie uit het cliëntenonderzoek voor de correspondentrelatie op gezette tijden, of wanneer nieuwe risico’s met betrekking tot de respondent-entiteit ontstaan. |
|
2. Aanbieders van cryptoactivadiensten houden rekening met de in lid 1 bedoelde informatie om op basis van risicogevoeligheid te bepalen welke passende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen vereist zijn om de aan de respondent-entiteit verbonden risico’s te beperken. |
|
3. Uiterlijk … [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA, na raadpleging van de EBA, richtsnoeren op om de criteria en elementen te specificeren waarmee aanbieders van cryptoactivadiensten rekening moeten houden bij het uitvoeren van de in lid 1 bedoelde beoordeling en de in lid 2 bedoelde risicobeperkende maatregelen, met inbegrip van de variabelen en criteria voor risicofactoren waarmee rekening moet worden gehouden om het risiconiveau te beoordelen dat gepaard gaat met een specifieke categorie van aanbieders van cryptoactivadiensten. |
Amendement 227
Voorstel voor een verordening
Artikel 30 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 30 ter |
|
Specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen met betrekking tot transacties met cryptoactiva waarbij een zelfgehost adres betrokken is |
|
1. Als aanvulling op de in artikel 16 bedoelde cliëntenonderzoeksmaatregelen en onverminderd de maatregelen die zijn vereist krachtens Verordening (EU) .../... [referentie invoegen – voorstel voor een herschikking van Verordening (EU) 2015/847 – COM/2021/422 final], beschikken aanbieders van cryptoactivadiensten over passende risicobeheersystemen, waaronder risicogebaseerde procedures, om het risico van witwassen en terrorismefinanciering te identificeren en te beoordelen, alsook het risico van niet-uitvoering of ontduiking van gerichte financiële sancties die gepaard gaan met transacties van cryptoactiva naar of van een zelfgehost adres. |
|
2. Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde transacties passen aanbieders van cryptoactivadiensten risicobeperkende maatregelen toe die evenredig zijn met de geïdentificeerde risico’s. Deze maatregelen omvatten: |
|
a) het nemen van risicogebaseerde maatregelen om met behulp van geschikte technische methoden te verifiëren of het zelfgehoste adres eigendom is van of onder zeggenschap staat van hun cliënten; |
|
b) het nemen van risicogebaseerde maatregelen om de identiteit vast te stellen en te verifiëren van de persoon die een zelfgehost adres bezit, controleert of er baat bij heeft, voor zover dit mogelijk is buiten het kader van een cliëntenrelatie, onder meer door te vertrouwen op verificatie door derden; |
|
c) het vragen van aanvullende informatie over de herkomst en bestemming van de cryptoactiva, overeenkomstig een risicogebaseerde benadering; |
|
d) het doorlopend verscherpt monitoren van die transacties, overeenkomstig een risicogebaseerde benadering; |
|
e) het nemen van andere risicogebaseerde maatregelen om het risico op witwassen en terrorismefinanciering te beperken en te beheren, alsook het risico op niet-uitvoering en ontwijking van gerichte financiële sancties. |
|
Wanneer de identificatie en verificatie technisch niet haalbaar zijn, passen aanbieders van cryptoactivadiensten passende alternatieve maatregelen toe om de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering te beperken en te beheren, alsook het risico op niet-uitvoering en ontduiking van gerichte financiële sancties, overeenkomstig de in lid 3 bedoelde technische reguleringsnormen. |
|
3. Uiterlijk … [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In die ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt rekening gehouden met technologische ontwikkelingen en wordt het volgende gespecificeerd: |
|
a) de criteria en middelen voor de identificatie en verificatie van een zelfgehost adres, ongeacht of het eigendom is van of wordt gecontroleerd door een cliënt, met inbegrip van criteria voor veilige en betrouwbare middelen voor elektronische identificatie en verificatie door derden; b) alternatieve risicobeperkende maatregelen die moeten worden toegepast wanneer de verificatie van een zelfgehost adres dat eigendom is van of wordt gecontroleerd door derden technisch niet haalbaar is buiten een cliëntenrelatie; |
|
c) andere verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen die gepaard gaan met het risiconiveau dat transacties met een zelfgehost adres inhouden. |
|
4. De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in lid 3 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 41 van Verordening [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]. |
Amendement 228
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 31 bis |
|
Verbod op correspondentrelaties met niet-geregistreerde entiteiten of entiteiten zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbieden |
|
Kredietinstellingen en financiële instellingen mogen geen correspondentrelatie aangaan of voortzetten met niet-geregistreerde entiteiten of entiteiten zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbieden. Kredietinstellingen en financiële instellingen nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat zij geen correspondentrelaties aangaan of voortzetten met een entiteit waarvan bekend is dat deze toestaat dat haar rekeningen of “distributed ledger”-adressen worden gebruikt door een niet-geregistreerde entiteit of een entiteit zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbiedt. |
Amendement 229
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 31 ter |
|
Openbaar register van shell banken en niet-geregistreerde entiteiten en entiteiten zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbieden |
|
1. Indien bevoegde autoriteiten, toezichthouders of meldingsplichtige entiteiten kennis krijgen van shell banken en niet-geregistreerde aanbieders van cryptoactivadiensten en aanbieders van cryptoactivadiensten zonder vergunning die binnen of buiten de Unie actief zijn, stellen zij de AMLA daarvan in kennis. |
|
2. De AMLA zet een indicatief en niet-limitatief openbaar register op van shell banken en niet-geregistreerde entiteiten en entiteiten zonder vergunning die cryptoactivadiensten aanbieden op basis van door bevoegde autoriteiten, toezichthouders en meldingsplichtige entiteiten verstrekte informatie of andere aanvullende informatie waarover zij beschikt. Het register wordt openbaar gemaakt in een machinaal leesbaar formaat. |
|
3. De AMLA actualiseert het in lid 2 bedoelde register regelmatig, rekening houdend met eventuele wijzigingen in de omstandigheden met betrekking tot de in de lijst opgenomen entiteiten of met relevante informatie die onder haar aandacht is gebracht. |
Amendement 230
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 31 quater |
|
Specifieke bepalingen betreffende aanvragers van burgerschap of een verblijfsvergunning door middel van investeringsregelingen |
|
In aanvulling op de cliëntenonderzoeksmaatregelen van artikel 16 voeren de meldingsplichtige entiteiten met betrekking tot cliënten die onderdaan van een derde land zijn en die in ruil voor een investering in de vorm van, onder meer, kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting, een verblijfsvergunning in een lidstaat aanvragen, ten minste verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen als bedoeld in artikel 28, lid 4, punten a), c), e) en f), uit. |
Amendement 231
Voorstel voor een verordening
Artikel 32 – lid 2 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) passende maatregelen nemen om de bron vast te stellen van de vermogens- en geldmiddelen die bij zakelijke relaties of transacties met politiek prominente personen worden gebruikt; |
b) passende maatregelen nemen om de bron vast te stellen van de vermogens- en geldmiddelen die bij zakelijke relaties of occasionele transacties met politiek prominente personen worden gebruikt; |
Amendement 232
Voorstel voor een verordening
Artikel 32 – lid 3 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk [drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de AMLA richtsnoeren uit over: |
3. Uiterlijk ... [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de AMLA richtsnoeren uit over: |
Amendement 233
Voorstel voor een verordening
Artikel 35 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De meldingsplichtige entiteiten passen een of meer van de in artikel 28, lid 4, bedoelde maatregelen toe om de risico’s van de zakelijke relatie te beperken, totdat die persoon wordt geacht geen risico meer te vormen, maar in ieder geval gedurende ten minste twaalf maanden vanaf het tijdstip waarop de persoon niet langer een prominente publieke functie bekleedt. |
2. De meldingsplichtige entiteiten passen een of meer van de in artikel 28, lid 4, bedoelde maatregelen toe om de risico’s van de zakelijke relatie te beperken. De meldingsplichtige entiteiten passen die maatregelen toe in verhouding tot de vastgestelde risico’s totdat die persoon wordt geacht geen risico meer te vormen, maar in ieder geval gedurende ten minste 24 maanden vanaf het tijdstip waarop de persoon niet langer een prominente publieke functie bekleedt. |
Amendement 234
Voorstel voor een verordening
Artikel 36 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 36 bis |
|
Specifieke bepalingen met betrekking tot bepaalde vermogende cliënten |
|
1. Naast de cliëntenonderzoeksmaatregelen van artikel 16 beschikken de meldingsplichtige entiteiten over passende risicobeheersystemen, met inbegrip van risicogebaseerde procedures, om te bepalen of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde van de cliënt een vermogende persoon met een hoog risico is. |
|
2. Een cliënt van wie het vermogen afkomstig is van de winningsindustrie, of van gerapporteerde banden met politiek prominente personen, of van de exploitatie van monopolies in derde landen die door betrouwbare bronnen of erkende processen zijn aangemerkt als landen met aanzienlijke corruptieniveaus of andere criminele activiteiten, wordt beschouwd als een vermogende cliënt met een hoog risico wanneer: |
|
a) andere dan de in artikel 3, lid 3, punt b), bedoelde meldingsplichtige entiteiten: |
|
i) een zakelijke relatie met die cliënt hebben van meer dan 1 000 000 EUR, berekend op basis van de financiële of investeerbare vermogens of activa van de cliënt, hetzij onder beheer door de meldingsplichtige entiteit, hetzij in verband waarmee de meldingsplichtige entiteit materiële hulp, bijstand of advies biedt, zonder het hoofdprivéverblijf van de cliënt, ongeacht of dit bedrag is bereikt op het ogenblik dat de zakelijke relatie wordt gevestigd dan wel binnen een periode van een jaar daarna; of |
|
ii) een occasionele transactie uitvoeren, of materiële hulp, bijstand of advies aanbieden met betrekking tot een occasionele transactie voor die cliënt van meer dan 1 000 000 EUR; |
|
b) de in artikel 3, lid 3, punt b), bedoelde meldingsplichtige entiteiten: |
|
i) handelen in naam van of voor die cliënt in een zakelijke relatie of occasionele transactie van meer dan 1 000 000 EUR; of |
|
ii) wanneer zij bijstand verlenen bij de planning of uitvoering van transacties voor die cliënt die, op zich of gecombineerd tijdens een zakelijke relatie gedurende een jaar, meer dan 1 000 000 EUR bedragen; |
|
3. Onverminderd lid 2, houden meldingsplichtige entiteiten voor de toepassing van lid 1 ook rekening met informatie die wordt verkregen als onderdeel van de cliëntenonderzoeksprocedure en voortdurende monitoring van transacties overeenkomstig dit hoofdstuk of andere relevante informatie waarover zij beschikken. |
|
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt met ontginning van natuurlijke hulpbronnen en de winningsindustrie elke activiteit bedoeld voor de exploratie, prospectie, ontdekking, ontwikkeling en winning van mineralen, oliën, aardgas of andere materialen, binnen de economische activiteiten die zijn opgenomen in sectie B, afdelingen 05 tot en met 08, van Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2, als bedoeld in artikel 41, punt 1, van Richtlijn 2013/34. |
|
5. Met betrekking tot transacties of zakelijke relaties met de in lid 1 genoemde vermogende cliënten die hoogrisicofactoren vertonen, passen de meldingsplichtige entiteiten de volgende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toe: |
|
a) het nemen van passende maatregelen om de bron vast te stellen van de vermogens- en geldmiddelen die bij zakelijke relaties of occasionele transacties met die cliënten worden gebruikt en in de mate van het mogelijke nagaan of de zakelijke relaties of transacties geen verband houden met witwassen, terrorismefinanciering of basisdelicten of overeenkomstig het Unierecht, ongeacht of zij in de Unie of in derde landen plaatsvonden; |
|
b) het verkrijgen van toestemming van het hoger leidinggevend personeel om zakelijke relaties met die cliënten aan te gaan of voort te zetten en om occasionele transacties met die cliënten uit te voeren; |
|
c) het doorlopend verscherpt monitoren van de zakelijke relaties met die cliënten. |
Amendement 235
Voorstel voor een verordening
Artikel 36 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 36 ter |
|
Specifieke bepalingen betreffende offshore financiële centra |
|
1. Naast de cliëntenonderzoeksmaatregelen van artikel 16 en onverminderd striktere maatregelen die van toepassing zijn krachtens afdeling 2, beschikken de meldingsplichtige entiteiten over passende risicobeheersystemen, met inbegrip van risicogebaseerde procedures, om te bepalen of de cliënt of de uiteindelijk begunstigde van de cliënt een juridische entiteit is die gevestigd is in of een aanzienlijke band heeft met een jurisdictie die door de AMLA als offshore financieel centrum is aangeduid. |
|
2. Met betrekking tot transacties of zakelijke relaties met juridische entiteiten of ondernemingen die gevestigd zijn in of een aanzienlijke band hebben met een offshore financieel centrum, passen de meldingsplichtige entiteiten de volgende maatregelen op basis van risicogevoeligheid toe: |
|
a) voldoende informatie over de juridische entiteit verzamelen om een volledig beeld te krijgen van de aard van de bedrijfsactiviteit van die entiteit; |
|
b) toestemming verkrijgen van het hogere leidinggevend personeel om zakelijke relaties met die juridische entiteit aan te gaan of voort te zetten; |
|
c) passende maatregelen nemen om de bron vast te stellen van de geldmiddelen die bij zakelijke relaties of transacties met de juridische entiteit worden gebruikt; |
|
d) het doorlopend verscherpt monitoren van die zakelijke relaties. |
|
3. De AMLA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om vast te stellen wat een aanzienlijke band is als bedoeld in lid 1 en om verder de criteria vast te stellen voor de identificatie van offshore financiële centra zoals gedefinieerd in artikel 2, rekening houdend met: |
|
a) de opname van jurisdicties die niet-coöperatief zijn in bijlage I bij de EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied; |
|
b) de verstrekking van financiële geheimhouding, zoals geïdentificeerd door geloofwaardige bronnen / erkende processen; |
|
c) de afwezigheid van minimale inhoudelijke vereisten voor juridische entiteiten. |
|
De AMLA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om de offshore financiële centra te specificeren die zijn geïdentificeerd overeenkomstig de criteria als bedoeld in de eerste alinea. |
|
De AMLA stelt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen vast en legt ze ter goedkeuring voor aan de Commissie tegen ... [ twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. |
|
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. |
|
De AMLA evalueert de lijst van offshore financiële centra regelmatig en ten minste om de twee jaar, en dient voorstellen voor amendementen in bij de Commissie. |
|
4. Voor de toepassing van lid 3 houdt de AMLA ook rekening met de relevante lijsten en definities van offshore financiële centra die zijn vastgesteld door internationale organisaties en opstellers van standaarden alsook met relevante evaluaties, beoordelingen, rapporten of openbare verklaringen die zij hebben opgesteld. |
|
De AMLA ontwikkelt die technische normen uiterlijk … [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. |
Amendement 236
Voorstel voor een verordening
Artikel 36 quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 36 quater |
|
Personen aan wie internationale organisaties beperkende maatregelen hebben opgelegd |
|
1. Meldingsplichtige entiteiten melden aan FIE’s elke vastgestelde zakelijke relatie of occasionele transactie met personen aan wie VN-sancties als bedoeld in bijlage III, punt 1, punt d), zijn opgelegd in de tijdelijke periode tussen het moment waarop de plaatsing op de VN-lijst openbaar wordt gemaakt en het moment waarop de door de Unie vastgestelde gerichte financiële sancties van toepassing worden. |
|
In de in de eerste alinea bedoelde omstandigheden onthouden meldingsplichtige entiteiten zich van het verrichten van transacties die verband houden met een persoon aan wie VN-sancties zijn opgelegd totdat zij de FIE in kennis hebben gesteld en gevolg hebben gegeven aan verdere specifieke instructies van de FIE. |
|
2. Wanneer de FIE een melding krijgt als bedoeld in lid 1 van dit artikel, kan zij besluiten een transactie of rekening op te schorten overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn [referentie naar de zesde antiwitwasrichtlijn invoegen]. |
|
3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om tijdelijke maatregelen toe te passen die een hoger niveau van bescherming van het financiële stelsel van de Unie waarborgen, zoals tijdelijke maatregelen waarbij een plaatsing op de VN-lijst direct wordt toegepast in afwachting van de vaststelling van gerichte financiële sancties van de Unie. |
Amendement 237
Voorstel voor een verordening
Artikel 37 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 37 bis |
|
Monitoring van transacties met betrekking tot risico’s die aan gerichte financiële sancties verbonden zijn |
|
1. Onverminderd andere door het Unierecht vereiste maatregelen met betrekking tot gerichte financiële sancties screenen kredietinstellingen en financiële instellingen de bij een geldovermaking of overmaking van cryptoactiva te voegen informatie op grond van [referentie invoegen – verordening betreffende bij overmakingen van geld en van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie (herschikking)] om te beoordelen of aan de ontvanger of de betaler van een geldovermaking, dan wel de initiator of de begunstigde van een overmaking van cryptoactiva gerichte financiële sancties zijn opgelegd. |
|
Uiterlijk ... [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. |
|
In die technische reguleringsnormen wordt het volgende gespecificeerd: |
|
a) welke informatie door de kredietinstelling of financiële instelling van de betaler wordt gescreend, alsook de verplichtingen van deze instelling in dit verband; |
|
b) welke informatie door de kredietinstelling of financiële instelling van de ontvanger wordt gescreend, alsook de verplichtingen van deze instelling in dit verband. |
|
De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 41 van Verordening [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]. |
Amendement 238
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 1 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Meldingsplichtige entiteiten kunnen gebruikmaken van andere meldingsplichtige entiteiten, ongeacht of die zich in een lidstaat of in een derde land bevinden, om te voldoen aan de cliëntenonderzoeksvereisten van artikel 16, lid 1, punten a), b) en c), mits: |
1. Meldingsplichtige entiteiten kunnen gebruikmaken van andere meldingsplichtige entiteiten, ongeacht of die zich in een lidstaat of in een derde land bevinden, om te voldoen aan de cliëntenonderzoeksvereisten van artikel 16, lid 1, punten a), b), c) en d), en artikel 21, leden 2 en 3, mits: |
Amendement 239
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De meldingsplichtige entiteiten maken geen gebruik van in derde landen gevestigde meldingsplichtige entiteiten die op grond van afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn geïdentificeerd. In de Unie gevestigde meldingsplichtige entiteiten met bijkantoren en dochterondernemingen die in die derde landen zijn gevestigd, kunnen echter gebruikmaken van die bijkantoren en dochterondernemingen, mits aan alle voorwaarden van lid 3, punten a), b) en c), is voldaan. |
4. De meldingsplichtige entiteiten maken geen gebruik van in derde landen gevestigde meldingsplichtige entiteiten die op grond van afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn geïdentificeerd. |
Amendement 240
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 4 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Gebruikmaking van andere meldingsplichtige entiteiten kan ook het hergebruik van relevante cliëntenonderzoeksinformatie en documentatie omvatten die door die entiteit is verkregen en verwerkt. |
Amendement 241
Voorstel voor een verordening
Artikel 40 – lid 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De meldingsplichtige entiteiten mogen taken die voortvloeien uit de vereisten van deze verordening met het oog op het verrichten van cliëntenonderzoek uitbesteden aan een agent of externe dienstverlener, ongeacht of het een natuurlijke of een rechtspersoon betreft, met uitzondering van natuurlijke of rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in derde landen die op grond van afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn geïdentificeerd. |
1. De meldingsplichtige entiteiten mogen taken die voortvloeien uit de vereisten van deze verordening met het oog op het verrichten van cliëntenonderzoek uitbesteden aan een agent of externe dienstverlener. Deze taken kunnen worden uitbesteed aan een natuurlijke dan wel een rechtspersoon, met uitzondering van natuurlijke of rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in derde landen die op grond van afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn geïdentificeerd. |
Amendement 242
Voorstel voor een verordening
Artikel 40 – lid 2 – punt c
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) het opstellen en goedkeuren van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit om aan de vereisten van deze verordening te voldoen; |
c) het goedkeuren van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures van de meldingsplichtige entiteit om aan de vereisten van deze verordening te voldoen; |
Amendement 243
Voorstel voor een verordening
Artikel 40 – lid 2 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de toewijzing van een risicoprofiel aan een potentiële cliënt en het aangaan van een zakelijke relatie met die cliënt; |
d) het besluit om een zakelijke relatie met een cliënt aan te gaan op basis van de toewijzing van een risicoprofiel; |
Amendement 244
Voorstel voor een verordening
Artikel 40 – lid 2 – punt e
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
e) de vaststelling van criteria voor het opsporen van verdachte en ongebruikelijke transacties en activiteiten; |
e) de goedkeuring van criteria voor het opsporen van verdachte en ongebruikelijke transacties en activiteiten; |
Amendement 245
Voorstel voor een verordening
Artikel 40– lid 2 – punt f
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
f) de melding van verdachte activiteiten of op limieten gebaseerde verklaringen aan de FIE op grond van artikel 50. |
f) de melding van verdachte activiteiten of op limieten gebaseerde verklaringen aan de FIE op grond van artikel 50, tenzij dergelijke activiteiten worden uitbesteed aan een dienstverlener die behoort tot dezelfde groep als de meldingsplichtige entiteit en die is gevestigd in dezelfde lidstaat als de meldingsplichtige entiteit. |
Amendement 246
Voorstel voor een verordening
Artikel 40 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Meldingsplichtige entiteiten die op grond van lid 1 taken uitbesteden, zien erop toe dat de agent of de externe dienstverlener de door de meldingsplichtige entiteit vastgestelde maatregelen en procedures toepast. De voorwaarden voor de uitvoering van deze taken worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de meldingsplichtige entiteit en de entiteit waaraan de taken worden uitbesteed. De meldingsplichtige entiteit controleert regelmatig of de entiteit waaraan de taken zijn uitbesteed, deze maatregelen en procedures effectief toepast. De frequentie van deze controles wordt bepaald op basis van de kritieke aard van de uitbestede taken. |
3. Meldingsplichtige entiteiten die op grond van lid 1 taken uitbesteden, zien erop toe dat de agent of de externe dienstverlener de door de meldingsplichtige entiteit vastgestelde maatregelen en procedures toepast. De voorwaarden voor de uitvoering van deze taken worden duidelijk omschreven en vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de meldingsplichtige entiteit en de entiteit waaraan de taken worden uitbesteed. De meldingsplichtige entiteit controleert regelmatig of de entiteit waaraan de taken zijn uitbesteed, deze maatregelen en procedures effectief toepast. De frequentie van deze controles wordt bepaald op basis van de kritieke aard van de uitbestede taken. De verplichting om in een schriftelijke overeenkomst de voorwaarden voor de uitvoering van cliëntenonderzoekstaken door de entiteit waaraan de taken worden uitbesteed vast te stellen, doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de meldingsplichtige entiteit krachtens Verordening (EU) 2016/679. Eventuele latere uitbesteding van taken door de entiteit waaraan de taken worden uitbesteed aan andere derde dienstverleners wordt opgenomen in de schriftelijke overeenkomst met de meldingsplichtige entiteit, op voorwaarde dat de meldingsplichtige entiteit volledig verantwoordelijk blijft voor de toepassing van de met de meldingsplichtige entiteit overeengekomen maatregelen en procedures. |
Amendement 247
Voorstel voor een verordening
Artikel 40 – lid 3 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Wanneer een meldingsplichtige entiteit krachtens lid 1 een taak uitbesteedt waarvoor de raadpleging is vereist van registers van uiteindelijk begunstigden als bedoeld in artikel 10 van Richtlijn [referentie naar de zesde antiwitwasrichtlijn invoegen] en overeenkomstig de regels van artikel 11 van Richtlijn [referentie naar de zesde antiwitwasrichtlijn invoegen], brengt de meldingsplichtige entiteit de respectieve toezichthouder van de uitbestedingsovereenkomst hiervan op de hoogte. |
Amendement 248
Voorstel voor een verordening
Artikel 41 – alinea 1 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Uiterlijk [drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de AMLA richtsnoeren voor de meldingsplichtige entiteiten uit over: |
Uiterlijk [drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de AMLA, in samenwerking met de ETA’s, richtsnoeren voor de meldingsplichtige entiteiten uit over: |
Amendement 249
Voorstel voor een verordening
Artikel 41 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 41 bis |
|
Ongerechtvaardigde risicovermindering, non-discriminatie en financiële inclusie |
|
1. Kredietinstellingen en financiële instellingen beschikken over controles en procedures om ervoor te zorgen dat de toepassing van cliëntenonderzoeksvereisten als bedoeld in dit hoofdstuk niet leidt tot ongegronde weigering of beëindiging van zakelijke relaties met volledige categorieën cliënten en dat meldingsplichtige entiteiten artikel 15 en artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/92/EU naleven. De interne beleidsmaatregelen, controles en procedures van kredietinstellingen en financiële instellingen bevatten opties om de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering te beperken die meldingsplichtige entiteiten overwegen toe te passen voordat zij besluiten een cliënt te verwerpen op basis van een risico van witwassen of terrorismefinanciering. |
|
De interne beleidsmaatregelen en procedures van kredietinstellingen en financiële instellingen bevatten opties en criteria om de kenmerken van producten of diensten die aan een bepaalde klant worden aangeboden aan te passen op individuele en risicogevoelige basis en, waar van toepassing, overeenkomstig het niveau van de diensten die worden aangeboden krachtens Richtlijn 2014/92/EU. |
|
2. Onverminderd lid 1 beschikken kredietinstellingen en financiële instellingen over interne beleidsmaatregelen, controles en procedures om ervoor te zorgen dat de toepassing van cliëntenonderzoeksvereisten waarin in dit hoofdstuk is voorzien, niet leidt tot onrechtmatige uitsluiting van non-profitorganisaties en hun vertegenwoordigers en geassocieerden van toegang tot financiële diensten, louter op basis van een geografisch risico. |
|
3. Meldingsplichtige entiteiten vertrouwen niet louter op informatie die is verstrekt door overheidsinstanties van derde landen die vallen onder de artikelen 23, 24 en 25, alsook van derde landen die vallen onder een besluit dat is vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie die voorziet in de gedeeltelijke of gehele onderbreking of vermindering van economische en financiële relaties. |
|
4. Uiterlijk ... [drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vaardigen de AMLA en de EBA gezamenlijk richtsnoeren uit voor de verduidelijking van het verband tussen de vereisten van dit hoofdstuk en toegang tot financiële diensten, ook met betrekking tot de interacties tussen dit hoofdstuk en Richtlijn 2014/92/EU en Richtlijn (EU) 2015/2366. Deze richtsnoeren bevatten instructies over hoe het evenwicht tussen financiële inclusie van categorieën cliënten die bijzonder worden getroffen door risicovermindering en de AML/CFT-vereisten kan worden bewaard. De richtsnoeren verduidelijken hoe risico’s met betrekking tot die cliënten kunnen worden verminderd en zorgen voor transparante en eerlijke processen voor cliënten. |
Amendement 250
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In het geval van vennootschappen zijn de uiteindelijk begunstigden als omschreven in artikel 2, punt 22, de natuurlijke personen met directe of indirecte zeggenschap over de vennootschap, hetzij via een eigendomsbelang, hetzij via andere middelen. |
1. In het geval van vennootschappen en andere juridische entiteiten, ongeacht hun vorm of structuur, zijn de uiteindelijk begunstigden als omschreven in artikel 2, punt 22, de natuurlijke personen die eigenaar zijn van of directe of indirecte zeggenschap hebben over de vennootschap of andere juridische entiteit, hetzij via een eigendomsbelang, hetzij via andere middelen. |
Amendement 251
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “zeggenschap via een eigendomsbelang” verstaan een eigendom van 25 % plus één van de aandelen of stemrechten of een ander eigendomsbelang in de vennootschap, met inbegrip van het houden van aandelen aan toonder, op elk eigendomsniveau. |
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “een eigendomsbelang” verstaan een eigendom van 15 % plus één van de aandelen of stemrechten of een ander direct of indirect eigendomsbelang in de vennootschap, met inbegrip van het houden van aandelen aan toonder, op elk eigendomsniveau. |
|
Bij de beoordeling of er een eigendomsbelang in de vennootschap is, wordt rekening gehouden met het bezit van aandelen op elk eigendomsniveau. Indirect eigendom wordt berekend door de aandelen of stemrechten of andere eigendomsbelangen waarover de tussenliggende entiteiten in de keten beschikken, te vermenigvuldigen en door de resultaten van de verschillende ketens samen te tellen. |
|
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “zeggenschap over de vennootschap of juridische entiteit” verstaan de mogelijkheid om, direct of indirect, aanzienlijke invloed uit te oefenen en relevante besluiten op te leggen binnen de vennootschap of juridische entiteit. Onder de “indirecte zeggenschap van de vennootschap of juridische entiteit” wordt verstaan zeggenschap van tussenliggende entiteiten in de keten of in verschillende ketens van de structuur, waarbij directe zeggenschap is vastgesteld op elk niveau van de structuur, voor zover de zeggenschap over tussenliggende entiteiten een natuurlijke persoon de mogelijkheid biedt zeggenschap over de juridische entiteit uit te oefenen. |
Amendement 252
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1 – alinea 3 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voor de toepassing van dit artikel omvat “zeggenschap via andere middelen” ten minste een van de volgende elementen: |
Voor de toepassing van dit artikel omvat “zeggenschap over de vennootschap of de juridische entiteit via andere middelen” ten minste een van de volgende elementen: |
Amendement 253
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1 – alinea 3 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) het vermogen om een significante invloed uit te oefenen op de door de vennootschap genomen beslissingen, onder meer via vetorechten, beslissingsrechten, beslissingen inzake winstuitkeringen of beslissingen die leiden tot een verschuiving van vermogensbestanddelen; |
b) de uitoefening van overheersende invloed op de door de vennootschap genomen beslissingen, onder meer via vetorechten, beslissingsrechten, beslissingen inzake winstuitkeringen of beslissingen die leiden tot een verschuiving van vermogensbestanddelen; |
Amendement 254
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1 – alinea 3 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) banden met familieleden van managers of bestuurders/personen die eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap; |
d) zeggenschap via informele weg, zoals nauwe persoonlijke connecties met verwanten of geassocieerden van managers of bestuurders/personen die eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap; |
Amendement 255
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1 – alinea 3 – punt e
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
e) gebruik van formele of informele volmachtregelingen. |
e) gebruik van formele of informele volmachtregelingen, zoals de bevoegdheid om het vermogen of de inkomsten van de vennootschap, met name de bank- of financiële rekeningen, te beheren of te vervreemden; |
Amendement 256
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1 – alinea 3 – punt e bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
e bis) zeggenschap via schuldinstrumenten of andere financieringsregelingen. |
Amendement 257
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [3 maanden na de datum van toepassing van deze verordening] in kennis van een lijst van de krachtens hun nationale recht bestaande soorten vennootschappen en andere juridische entiteiten met overeenkomstig lid 1 geïdentificeerde uiteindelijk begunstigden. De kennisgeving bevat de specifieke categorieën van de entiteiten, een beschrijving van de kenmerken, de namen en, in voorkomend geval, de nationale rechtsgrondslag. In de kennisgeving wordt ook vermeld of, vanwege de specifieke vorm en structuur van andere juridische entiteiten dan vennootschappen, het mechanisme van artikel 45, lid 3, van toepassing is, en wordt de eventuele toepassing uitvoerig gemotiveerd. |
3. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk … [3 maanden na de datum van toepassing van deze verordening] in kennis van een lijst van de krachtens hun nationale recht bestaande soorten vennootschappen en andere juridische entiteiten met overeenkomstig lid 1 geïdentificeerde uiteindelijk begunstigden. De kennisgeving bevat de specifieke categorieën van de entiteiten, een beschrijving van de kenmerken, de namen en, in voorkomend geval, de nationale rechtsgrondslag. In de kennisgeving wordt ook vermeld of, vanwege de specifieke vorm en structuur van andere juridische entiteiten dan vennootschappen, het mechanisme van artikel 45, lid 3, van toepassing is, en wordt de eventuele toepassing uitvoerig gemotiveerd. In deze kennisgeving nemen de lidstaten ook andere juridische entiteiten of instrumenten op waarvoor geldt dat volgens het nationale recht identificatie van informatie over de uiteindelijk begunstigden wordt geacht niet van toepassing te zijn, met name indien dat het geval is voor beleggingsvehikels zoals special purpose vehicles of entiteiten, beschermde kernondernemingen of serievennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. |
Amendement 258
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 4
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Uiterlijk [een jaar na de datum van toepassing van deze verordening] doet de Commissie aanbevelingen aan de lidstaten over de specifieke regels en criteria voor het identificeren van de uiteindelijk begunstigden van andere juridische entiteiten dan vennootschappen. Lidstaten die besluiten de aanbevelingen niet toe te passen, stellen de Commissie daarvan in kennis en motiveren dat besluit. |
4. Uiterlijk ... [zes maanden na de datum van toepassing van deze verordening] bepaalt de Commissie de specifieke regels en criteria voor het identificeren van de uiteindelijk begunstigden van andere juridische entiteiten dan vennootschappen door de vaststelling van een gedelegeerde handeling. |
Amendement 259
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 5 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) ondernemingen die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt waarvoor openbaarmakingsvereisten gelden die consistent zijn met de wetgeving van de Unie, of waarvoor gelijkwaardige internationale normen gelden; en |
a) ondernemingen die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt waarvoor openbaarmakingsvereisten gelden die consistent zijn met de wetgeving van de Unie, of waarvoor gelijkwaardige internationale normen gelden, met uitzondering van ondernemingen die actief zijn in de winningsindustrie zoals gedefinieerd in artikel 41, punt 1, van Richtlijn 2013/34; |
Amendement 260
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 5 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt onder een eigendomsbelang verstaan een eigendom van 5 % plus één aandeel of stemrecht of een ander eigendomsbelang in de vennootschap, voor de volgende juridische entiteiten: |
|
i) ondernemingen die actief zijn in de winningsindustrie zoals gedefinieerd in artikel 41, punt 1, van Richtlijn 2013/34/EU; |
|
ii) juridische entiteiten die zijn blootgesteld aan een hoger risico van witwassen en terrorismefinanciering zoals geïdentificeerd door de Commissie overeenkomstig lid 5 ter; |
Amendement 261
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 5 ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 ter. Uiterlijk … [drie maanden na de datum van toepassing van deze verordening] leggen de lidstaten aan de Commissie een lijst over van alle categorieën vennootschappen en andere juridische entiteiten die op hun grondgebied bestaan. |
|
De Commissie heeft de bevoegdheid om, aan de hand van gedelegeerde handelingen, de categorieën juridische entiteiten of sectoren te identificeren die in verband worden gebracht met een hoger risico van witwassen en terrorismefinanciering en de basisdelicten daarvan waarvoor een limiet van 5 % een eigendomsbelang is. |
|
Voor de toepassing van de eerste alinea raadpleegt de Commissie de AMLA en houdt zij rekening met de nationale risicobeoordeling die is uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van de richtlijn en eventuele aanvullende informatie die de lidstaten hebben verstrekt [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final]. |
|
Om de categorieën juridische entiteiten of sectoren met een hoger risico overeenkomstig dit lid te identificeren, raadpleegt de Commissie, waar dit relevant is, deskundigen uit de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld. De Commissie evalueert de gedelegeerde handelingen regelmatig om ervoor te zorgen dat de categorieën vennootschappen waarvoor een hoger risico is geïdentificeerd, correct zijn, en dat de opgelegde lagere limieten in verhouding staan tot en adequaat zijn voor de geïdentificeerde risico’s. |
Amendement 262
Voorstel voor een verordening
Artikel 43 – lid 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) de oprichters van de trusts; |
a) de economische en juridische oprichters van de trusts; |
Amendement 263
Voorstel voor een verordening
Artikel 43 – lid 2 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. In het geval van juridische entiteiten en juridische constructies die vergelijkbaar zijn met express trusts, zijn de uiteindelijk begunstigden de natuurlijke personen die in het bezit zijn van gelijkwaardige of soortgelijke posities als die bedoeld in lid 1. |
2. In het geval van juridische entiteiten en juridische constructies die vergelijkbaar zijn met express trusts, zijn de uiteindelijk begunstigden de natuurlijke personen die in het bezit zijn van gelijkwaardige of soortgelijke posities als die bedoeld in lid 1. Indien de partijen van de in lid 1, punt a), b), c) of d), bedoelde express trust zelf vennootschappen of juridische entiteiten of constructies zijn, is de uiteindelijk begunstigde de natuurlijke persoon die, direct of indirect, eigenaar is van die entiteiten of constructies, via een eigendom van ten minste één aandeel of stemrecht of ander eigendomsbelang in de vennootschap of de uiteindelijke natuurlijke personen die de zeggenschap uitoefenen via een zeggenschaps- of eigendomsketen van vennootschappen of juridische entiteiten of constructies of via zeggenschap via andere middelen. |
Amendement 264
Voorstel voor een verordening
Artikel 44 – lid 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) voor- en achternaam, geboorteplaats en -datum, woonadres, land van verblijf en nationaliteit of nationaliteiten van de uiteindelijk begunstigde, nationaal identificatienummer en herkomst daarvan, zoals paspoort of nationaal identiteitsbewijs, en, in voorkomend geval, fiscaal identificatienummer of ander gelijkwaardig nummer dat aan de betrokkene is toegekend door het land waar deze gewoonlijk verblijft; |
a) voor- en achternaam, geboorteplaats en -datum, woonadres, land van verblijf en nationaliteit of nationaliteiten van de uiteindelijk begunstigde, nationaal identificatienummer en herkomst daarvan, zoals paspoort of nationaal identiteitsbewijs; |
Amendement 265
Voorstel voor een verordening
Artikel 44 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De informatie over de uiteindelijk begunstigden wordt binnen 14 kalenderdagen na de oprichting van de juridische entiteiten of juridische constructies verkregen. De informatie wordt onverwijld en in geen geval later dan 14 kalenderdagen na elke wijziging van de uiteindelijk begunstigden geactualiseerd, en verder om het jaar. |
2. De in de artikelen 42 en 43 bedoelde entiteiten verkrijgen adequate, correcte en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden binnen 21 kalenderdagen na hun oprichting. De informatie wordt onverwijld en in geen geval later dan 21 kalenderdagen na elke wijziging van de uiteindelijk begunstigden geactualiseerd, en verder om het jaar. |
Amendement 266
Voorstel voor een verordening
Artikel 45 – lid 1 – alinea 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De uiteindelijk begunstigden van de vennootschappen of andere juridische entiteiten verstrekken deze entiteiten alle voor de vennootschap of de juridische entiteit vereiste informatie. |
De uiteindelijk begunstigden van de vennootschappen of andere juridische entiteiten verstrekken deze entiteiten alle voor de vennootschap of de juridische entiteit vereiste informatie en stellen de meldingsplichtige entiteiten onverwijld in kennis van alle wijzigingen in verband met de uiteindelijk begunstigden. |
Amendement 267
Voorstel voor een verordening
Artikel 45 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer alle mogelijke identificatiemiddelen overeenkomstig de artikelen 42 en 43 zijn uitgeput en nog steeds geen natuurlijke personen als uiteindelijk begunstigden zijn geïdentificeerd, of wanneer wordt betwijfeld of de geïdentificeerde personen de uiteindelijk begunstigden zijn, bewaren de vennootschappen of de andere juridische entiteiten de gegevens over de maatregelen die zij hebben genomen om de uiteindelijk begunstigden te identificeren. |
2. Wanneer alle mogelijke identificatiemiddelen overeenkomstig de artikelen 42 en 43 zijn uitgeput en nog steeds geen natuurlijke personen als uiteindelijk begunstigden zijn geïdentificeerd, of wanneer wordt betwijfeld of de geïdentificeerde personen de uiteindelijk begunstigden zijn, bewaren de vennootschappen of de andere juridische entiteiten de gegevens over de maatregelen die zij hebben genomen om de uiteindelijk begunstigden te identificeren en houden zij aanvullende informatie beschikbaar op basis van risicogevoeligheid, en verstrekken zij deze onverwijld op verzoek aan de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van resoluties van de raad van bestuur en notulen van hun vergaderingen, partnerschapsovereenkomsten, trustakten, informele overeenkomsten waarin de bevoegdheden worden vastgelegd die gelijkwaardig zijn aan volmachten of andere contractuele overeenkomsten en documentatie. |
Amendement 268
Voorstel voor een verordening
Artikel 45 – lid 3 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. In de in lid 2 bedoelde gevallen verstrekken de vennootschappen en de andere juridische entiteiten overeenkomstig artikel 16 van deze verordening en artikel 10 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] de volgende informatie over de uiteindelijk begunstigden: |
3. In de in lid 2 bedoelde gevallen verstrekken de vennootschappen en de andere juridische entiteiten overeenkomstig artikel 16 van deze verordening en artikel 10 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] de volgende informatie over de uiteindelijk begunstigden, die duidelijk wordt vermeld in het in artikel 10 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] bedoelde register: |
Amendement 269
Voorstel voor een verordening
Artikel 46 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Verplichtingen van trustees |
Verplichtingen van trustees met betrekking tot de identificatie van uiteindelijk begunstigden van express trusts of soortgelijke juridische constructies |
Amendement 270
Voorstel voor een verordening
Artikel 46 – lid 4 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Indien de trustee of de persoon die in een soortgelijke juridische constructie een gelijkwaardige positie bekleedt niet in de Unie is gevestigd of verblijft, wordt informatie over de uiteindelijk begunstigden verkregen en bewaard onder de in lid 1 gestelde voorwaarden, mits: |
|
1) de express trust of juridische constructie onder het recht van één lidstaat valt; of |
|
2) de oprichter, de protector of de begunstigde in één lidstaat wonen. |
Amendement 271
Voorstel voor een verordening
Artikel 47 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Verplichtingen van gevolmachtigden |
Maatregelen om risico’s met betrekking tot gevolmachtigde aandeelhouders en gevolmachtigde bestuurders te beperken |
Amendement 272
Voorstel voor een verordening
Artikel 47 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Gevolmachtigde aandeelhouders en gevolmachtigde bestuurders van vennootschappen en andere juridische entiteiten beschikken over toereikende, accurate en actuele informatie inzake de identiteit van hun volmachtgever en van de uiteindelijk begunstigden van de volmachtgever, en melden deze informatie alsook de status van deze personen aan de betrokken vennootschappen en andere juridische entiteiten. De vennootschappen en andere juridische entiteiten melden deze informatie aan de op grond van artikel 10 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde witwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] ingestelde registers. |
Gevolmachtigde aandeelhouders en gevolmachtigde bestuurders van vennootschappen en andere juridische entiteiten krijgen een vergunning krachtens nationaal recht om gevolmachtigde diensten aan te bieden en beschikken over toereikende, accurate en actuele informatie inzake de identiteit van hun volmachtgever en van de uiteindelijk begunstigden van de volmachtgever, en melden deze informatie alsook de status van deze personen aan de betrokken vennootschappen en andere juridische entiteiten, ongeacht of de volmachtregelingen formeel of informeel zijn. De vennootschappen en andere juridische entiteiten melden deze informatie aan de op grond van artikel 10 van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde witwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] ingestelde registers. De vennootschappen en andere juridische entiteiten melden deze informatie ook aan de meldingsplichtige entiteiten wanneer de meldingsplichtige entiteiten cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen overeenkomstig hoofdstuk III. |
Amendement 273
Voorstel voor een verordening
Artikel 48 – lid 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) een zakelijke relatie aangaan met een meldingsplichtige entiteit; |
a) een zakelijke relatie aangaan of hebben met een meldingsplichtige entiteit; |
Amendement 274
Voorstel voor een verordening
Artikel 48 – lid 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) onroerend goed verwerven dat op het grondgebied van die lidstaat is gelegen. |
b) grond of onroerend goed bezitten of verwerven die of dat op het grondgebied van die lidstaat is gelegen; |
Amendement 275
Voorstel voor een verordening
Artikel 48 – lid 1 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) goederen bezitten of verwerven als bedoeld in artikel 16 ter en artikel 16 quater van Richtlijn [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final], tenzij de lidstaten de informatie over uiteindelijk begunstigden beschikbaar maken in andere registers of elektronische systemen voor gegevensontsluiting overeenkomstig artikel 16 ter of 16 quater van die richtlijn; |
Amendement 276
Voorstel voor een verordening
Artikel 48 – lid 1 – punt b ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b ter) een meerderheids- of minderheidsaandeel in publiekrechtelijke instellingen als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad bezitten of verwerven; |
Amendement 277
Voorstel voor een verordening
Artikel 48 – lid 1 – punt b quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b quater) een overheidsopdracht voor goederen, diensten of concessies is gegund of waaraan een lopende overheidsopdracht voor goederen, diensten of concessies is gegund. |
Amendement 278
Voorstel voor een verordening
Artikel 48 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer de juridische entiteit, de trustee van de express trust of de persoon met een gelijkwaardige positie in een soortgelijke juridische constructie meerdere zakelijke relaties aangaat of onroerend goed in verschillende lidstaten verwerft, wordt een bewijs waaruit blijkt dat de informatie over de uiteindelijk begunstigden in een centraal register van één lidstaat is geregistreerd, beschouwd als een toereikend registratiebewijs. |
2. Wanneer de juridische entiteit, de trustee van de express trust of de persoon met een gelijkwaardige positie in een soortgelijke juridische constructie meerdere zakelijke relaties aangaat of grond of onroerend goed of andere relevante goederen met een hoge waarde of vermogensbestanddelen als bedoeld in punt b bis) in verschillende lidstaten verwerft, wordt een bewijs waaruit blijkt dat de informatie over de uiteindelijk begunstigden in een centraal register van één lidstaat is geregistreerd, beschouwd als een toereikend registratiebewijs. |
Amendement 279
Voorstel voor een verordening
Artikel 48 – lid 2 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Met betrekking tot reeds bestaande zakelijke relaties als bedoeld in lid 1, punten a), b bis) en b quinquies), of vastgoed dat in bezit is op ... [datum van toepassing van deze verordening], voldoen de in lid 1 bedoelde meldingsplichtige entiteiten en juridische entiteiten uiterlijk ... [zes maanden na de datum van toepassing van deze verordening] aan de in de leden 1 en 2 vermelde vereisten. |
Amendement 280
Voorstel voor een verordening
Artikel 49 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van deze regels voor de sancties, inclusief de rechtsgrondslag, en stellen haar onverwijld in kennis van latere wijzigingen die er een impact op hebben. |
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk ... [zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van deze regels voor de sancties, inclusief de rechtsgrondslag, en stellen haar onverwijld in kennis van latere wijzigingen die er een impact op hebben. |
|
Uiterlijk … [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische reguleringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In deze ontwerpen van technische reguleringsnormen worden indicatoren vastgesteld voor de indeling van de ernst van overtredingen alsook criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van het niveau van administratieve sancties, met inbegrip van uiteenlopende geldboetes die in verhouding staan tot de omzet van de vennootschap, die toegepast worden als zijnde een referentiekader voor doeltreffende, evenredige en ontmoedigende sancties. |
|
De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 41 van Verordening [referentie invoegen – voorstel tot oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van witwassen – COM(2021) 421 final]. |
Amendement 281
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – titel
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Melding van verdachte transacties |
Melding van vermoedens |
Amendement 282
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De meldingsplichtige entiteiten melden alle verdachte transacties, met inbegrip van pogingen daartoe, aan de FIE. |
1. De meldingsplichtige entiteiten melden alle vermoedens van witwassen, terrorismefinanciering of basisdelicten, met inbegrip van pogingen daartoe, aan de FIE. |
Amendement 283
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 1 – alinea 2 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) uit eigen beweging melding te doen aan de FIE, wanneer de meldingsplichtige entiteit weet, vermoedt of redelijkerwijs kan vermoeden dat geldmiddelen, ongeacht het bedrag, opbrengsten van criminele activiteiten zijn of verband houden met terrorismefinanciering, en door in dergelijke gevallen te reageren op verzoeken van de FIE om bijkomende informatie; |
a) uit eigen beweging melding te doen aan de FIE, wanneer de meldingsplichtige entiteit weet, vermoedt of redelijkerwijs kan vermoeden dat geldmiddelen, activa of activiteiten, ongeacht het bedrag, verband houden met de opbrengsten van criminele activiteiten of verband houden met terrorismefinanciering, en door in dergelijke gevallen te reageren op verzoeken van de FIE om bijkomende informatie; |
Amendement 284
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 1 – alinea 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voor de toepassing van de punten a) en b) reageren de meldingsplichtige entiteiten binnen vijf dagen op een verzoek om informatie van de FIE. In gerechtvaardigde en dringende gevallen kunnen de FIE’s deze termijn inkorten tot 24 uur. |
Voor de toepassing van de punten a) en b) reageren de meldingsplichtige entiteiten binnen vijf werkdagen op een verzoek om informatie van de FIE, tenzij de FIE een andere termijn vaststelt. In gerechtvaardigde en dringende gevallen, bijvoorbeeld wanneer transacties in uitvoering zijn of onmiddellijk optreden is vereist, kunnen de FIE’s eisen dat de informatie zo snel mogelijk, en binnen een termijn van ten hoogste één werkdag, wordt bezorgd. |
Amendement 285
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 2 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Een vermoeden is gebaseerd op de kenmerken van de cliënt, de omvang en aard van de transactie of activiteit, het verband tussen verschillende transacties of activiteiten en andere omstandigheden waarvan de meldingsplichtige entiteit kennis heeft, met inbegrip van de consistentie van de transactie of activiteit met het risicoprofiel van de cliënt. |
Een vermoeden kan gebaseerd zijn op de kenmerken van de cliënt en zijn tegenhangers, de omvang en aard van de transactie of activiteit, de methoden, technieken en patronen van uitvoering van de transactie of activiteit, het gebruik van anonimiseringsinstrumenten, het verband tussen verschillende transacties of activiteiten en andere omstandigheden waarvan de meldingsplichtige entiteit kennis heeft, met inbegrip van de herkomst van geldmiddelen of activa en de consistentie van de transactie of activiteit met het risicoprofiel van de cliënt en de kenmerken van de transactie of cliënt wanneer deze verband houden met patronen die aan het licht zijn gekomen bij de risicobeoordelingen die zijn uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) .../... [referentie invoegen – voorstel voor de zesde antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final]. |
Amendement 286
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen wordt het formaat gespecificeerd dat moet worden gebruikt voor de melding van verdachte transacties op grond van lid 1. |
3. Uiterlijk … [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de AMLA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. In die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen worden de wijze en het formaat gespecificeerd die moeten worden gebruikt voor de melding van vermoedens op grond van lid 1. In de technische normen worden ook passende formaten opgenomen voor het melden van specifieke indicatoren die verband kunnen houden met transacties in cryptoactiva. |
Amendement 287
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De AMLA verstrekt richtsnoeren inzake indicatoren voor ongebruikelijke of verdachte activiteiten of gedragingen en actualiseert deze regelmatig. |
5. De AMLA verstrekt, met de hulp van andere organen, instanties en instanties van de Unie die betrokken zijn bij het AML/CFT-kader, richtsnoeren inzake indicatoren voor ongebruikelijke of verdachte activiteiten of gedragingen en actualiseert deze regelmatig. |
Amendement 288
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 6 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 bis. Uiterlijk ... [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] ontwikkelt de AMLA een elektronisch bestand (éénloketsysteem FIU.net), dat door meldingsplichtige entiteiten moet worden gebruikt om bij de FIE’s van de lidstaat op het grondgebied waarvan de meldingsplichtige entiteit die de informatie doorstuurt is gevestigd, en aan alle andere betrokken FIE’s, verslagen in te dienen van vermoedens van witwassen, basisdelicten en terrorismefinanciering, met inbegrip van pogingen tot transacties. Het éénloketsysteem FIU.net vormt een centraal toegangspunt voor de melding van vermoedens via beschermde communicatiekanalen en via een gestandaardiseerd formulier, alsook voor communicatie tussen de bevoegde FIE’s en meldingsplichtige entiteiten, en voor het delen van informatie en inlichtingen tussen de FIE’s over ingediende verslagen van vermoedens. Het éénloketsysteem FIU.net wordt beheerd door de AMLA en gehost door FIU.net. |
|
Het éénloketsysteem FIU.net is uiterlijk … [vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] volledig operationeel en het gebruik ervan voor de indiening van verslagen van vermoedens en het doorsturen van informatie tussen meldingsplichtige entiteiten en bevoegde FIE’s wordt verplicht vanaf ... [vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening]. |
|
Het éénloketsysteem FIU.net wordt opgericht als een gedecentraliseerd systeem. De informatie die meldingsplichtige entiteiten via dit systeem doorsturen, wordt gecontroleerd en opgeslagen door de bevoegde FIE’s, volledig in overeenstemming met het EU-acquis inzake gegevensbescherming. Bij de oprichting van het éénloketsysteem FIU.net specificeert de AMLA de voorwaarden voor het operationeel beheer van het systeem, de samenstelling ervan en digitale procedurenormen die de interconnectie via het centrale toegangspunt mogelijk maken. |
Amendement 289
Voorstel voor een verordening
Artikel 51 – lid 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In afwijking van artikel 50, lid 1, kunnen de lidstaten de in artikel 3, punt 3, a), b) en d), bedoelde meldingsplichtige entiteiten toestaan de in artikel 50, lid 1, bedoelde informatie toe te zenden aan een door de lidstaat aangewezen zelfregulerend orgaan. |
1. In afwijking van artikel 50, lid 1, kunnen de lidstaten de in artikel 3, punt 3, a) en b), bedoelde meldingsplichtige entiteiten toestaan de in artikel 50, lid 1, bedoelde informatie toe te zenden aan een door de lidstaat aangewezen zelfregulerend orgaan. |
Amendement 290
Voorstel voor een verordening
Artikel 51 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Notarissen, advocaten en andere onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen, auditors, externe accountants en belastingadviseurs zijn vrijgesteld van de vereisten van artikel 50, lid 1, voor zover die vrijstelling betrekking heeft op de informatie die zij van een van hun cliënten ontvangen of over een van hun cliënten verkrijgen tijdens het bepalen van de rechtspositie van hun cliënt of bij het verrichten van hun taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt in het kader van of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of die informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. |
2. Notarissen, advocaten en andere onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen, auditors, externe accountants en belastingadviseurs zijn vrijgesteld van de vereisten van artikel 50, lid 1, voor zover die vrijstelling betrekking heeft op de informatie die zij van een van hun cliënten ontvangen of over een van hun cliënten verkrijgen tijdens het bepalen van de rechtspositie van hun cliënt, behalve wanneer het juridisch advies is verstrekt met het oog op witwassen of terrorismefinanciering, of wanneer die personen weten of een gegrond vermoeden hebben dat de cliënt juridisch advies wenst voor witwassen of terrorismefinanciering en het ingewonnen juridisch advies geen verband houdt met een rechtsgeding, of bij het verrichten van hun taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt in het kader van of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of die informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. |
|
Met betrekking tot specifieke transacties die een bijzonder hoog risico van gebruik voor witwassen of terrorismefinanciering inhouden, kunnen de lidstaten aanvullende verslagleggingsverplichtingen vaststellen of behouden voor de in dit lid vermelde beroepsbeoefenaren op wie de vrijstelling van de in artikel 50, lid 1, vermelde vereisten niet van toepassing zijn. Hiertoe kunnen de lidstaten specifieke bepalingen in het nationaal recht invoeren over de toepassing van vereisten die van toepassing zijn op dergelijke beroepsbeoefenaren krachtens Artikel 17. |
Amendement 291
Voorstel voor een verordening
Artikel 52 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De meldingsplichtige entiteiten onthouden zich van het uitvoeren van transacties die naar hun weten of vermoeden verband houden met de opbrengsten van criminele activiteiten of met terrorismefinanciering, totdat zij overeenkomstig artikel 50, lid 1, eerste alinea, punt a), de nodige maatregelen hebben genomen en verdere specifieke instructies van de FIE of een andere bevoegde autoriteit in overeenstemming met het toepasselijke recht hebben opgevolgd. |
1. De meldingsplichtige entiteiten onthouden zich van het uitvoeren van transacties die naar hun weten of vermoeden verband houden met de opbrengsten van criminele activiteiten of met terrorismefinanciering, totdat zij overeenkomstig artikel 50, lid 1, eerste alinea, punt a), de nodige maatregelen hebben genomen en verdere specifieke instructies van de FIE of een andere bevoegde autoriteit in overeenstemming met het toepasselijke recht hebben opgevolgd. Meldingsplichtige entiteiten kunnen de betrokken transactie na een behoorlijke risicobeoordeling uitvoeren indien zij niet binnen drie dagen andersluidende instructies van de FIE hebben ontvangen. |
Amendement 292
Voorstel voor een verordening
Artikel 54 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Voor in artikel 3, punten 1 en 2 en punt 3, a) en b), bedoelde meldingsplichtige entiteiten en in gevallen betreffende dezelfde cliënt en dezelfde transactie waarbij twee of meer meldingsplichtige entiteiten betrokken zijn, is het melden van informatie, in afwijking van lid 1, toegestaan tussen de betrokken meldingsplichtige entiteiten, mits deze in de Unie gelegen zijn, of in het kader van contacten met entiteiten in een derde land dat voorschriften oplegt die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze verordening, en mits zij tot dezelfde categorie van meldingsplichtige entiteiten behoren en onderworpen zijn aan verplichtingen inzake beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens. |
5. Voor in artikel 3, punten 1 en 2 en punt 3, a) en b), bedoelde meldingsplichtige entiteiten en in gevallen betreffende dezelfde transactie waarbij twee of meer meldingsplichtige entiteiten betrokken zijn, is het melden van informatie, in afwijking van lid 1, toegestaan tussen de betrokken meldingsplichtige entiteiten, mits deze in de Unie gelegen zijn, of in het kader van contacten met entiteiten in een derde land dat voorschriften oplegt die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze verordening, en mits zij tot dezelfde categorie van meldingsplichtige entiteiten behoren en onderworpen zijn aan verplichtingen inzake beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens, overeenkomstig het EU-acquis inzake gegevensbescherming. |
Amendement 293
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Voor zover dit strikt noodzakelijk is voor het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering, mogen de meldingsplichtige entiteiten bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 en persoonsgegevens in verband met strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten als bedoeld in artikel 10 van die verordening verwerken, met inachtneming van de in de leden 2 en 3 vastgestelde waarborgen. |
1. Voor zover dit strikt noodzakelijk is voor het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, mogen de meldingsplichtige entiteiten bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 en persoonsgegevens in verband met strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten als bedoeld in artikel 10 van die verordening verwerken, met inachtneming van de in de leden 2 en 3 vastgestelde waarborgen. |
Amendement 294
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De meldingsplichtige entiteiten mogen onder artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679 vallende persoonsgegevens verwerken op voorwaarde dat: |
2. De meldingsplichtige entiteiten mogen onder de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) 2016/679 vallende persoonsgegevens verwerken op voorwaarde dat: |
Amendement 295
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) de gegevens afkomstig zijn van betrouwbare bronnen, en accuraat en actueel zijn; |
b) de gegevens afkomstig zijn van betrouwbare bronnen, en accuraat, adequaat en actueel zijn; |
Amendement 296
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) de verwerking van de gegevens niet leidt tot vertekende en discriminerende resultaten; |
Amendement 297
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2 – punt b ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b ter) meldingsplichtige entiteiten zorgen voor de mogelijkheid van menselijke tussenkomst vanwege de controller door passend opgeleid personeel om geautomatiseerde individuele besluitvorming te verifiëren; |
Amendement 298
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2 – punt b quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b quater) meldingsplichtige entiteiten zorgen voor verificatie wanneer een hoger risico is geïdentificeerd louter op basis van speciale categorieën gegevens; |
Amendement 299
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 55 bis |
|
Uitwisseling van gegevens tussen partnerschappen voor informatie-uitwisseling op het gebied van AML/CFT |
|
1. Ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering en daarmee verband houdende basisdelicten, alsook met het oog op de nakoming van hun plichten uit hoofde van hoofdstuk V van deze verordening, kunnen meldingsplichtige entiteiten en bevoegde overheidsinstanties deelnemen aan partnerschappen voor informatie-uitwisseling op het gebied van AML/CFT die onder nationaal recht in één lidstaat of tussen verschillende lidstaten worden vastgesteld. |
|
2. Onverminderd artikel 54 mag elke lidstaat in zijn eigen nationaal recht vaststellen dat, in de mate waarin dit nodig en evenredig is, meldingsplichtige entiteiten en, in voorkomend geval, overheidsinstanties die partij zijn bij het partnerschap voor informatie-uitwisseling op het gebied van AML/CFT, persoonsgegevens mogen delen die zijn verzameld bij de uitvoering van cliëntenonderzoeksverplichtingen uit hoofde van hoofdstuk III, en die gegevens verwerken binnen het partnerschap voor de preventie van witwassen en terrorismefinanciering, op voorwaarde dat ten minste: |
|
a) de meldingsplichtige entiteiten hun cliënten of potentiële cliënten ervan op de hoogte brengen dat zij hun persoonsgegevens krachtens dit lid kunnen delen; |
|
b) gedeelde persoonsgegevens afkomstig zijn van betrouwbare bronnen, en accuraat en actueel zijn; |
|
c) de betrokken meldingsplichtige entiteiten maatregelen van een hoog beveiligingsniveau nemen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2016/679, met name wat vertrouwelijkheid betreft, met inbegrip van beveiligde kanalen voor de uitwisseling van informatie; |
|
d) elk geval van uitwisseling van persoonsgegevens wordt geregistreerd door betrokken meldingsplichtige entiteiten, en waar van toepassing, overheidsinstanties; de bestanden worden, onverminderd artikel 54, lid 1, op verzoek beschikbaar gesteld van gegevensbeschermingsautoriteiten en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van cliënten tegen onrechtmatige “tipping-off”; |
|
e) meldingsplichtige entiteiten en, waar van toepassing, overheidsinstanties die partij zijn bij het partnerschap voor informatie-uitwisseling op het gebied van AML/CFT passende maatregelen uitvoeren voor bescherming van gerechtvaardigde belangen van de betrokken cliënt. Verdere verwerking van persoonsgegevens op basis van dit lid voor andere doeleinden, met name commerciële doeleinden, is verboden. |
Amendement 300
Voorstel voor een verordening
Artikel 57 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De meldingsplichtige entiteiten beschikken over systemen waarmee zij via beveiligde kanalen en met volledige inachtneming van de vertrouwelijkheid van de verzoeken overeenkomstig hun nationale recht volledig en snel antwoord kunnen geven wanneer hun FIE of een andere bevoegde autoriteit hen vraagt of zij gedurende de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek een zakelijke relatie met een gegeven persoon hebben onderhouden en zo ja welke. |
De meldingsplichtige entiteiten beschikken over systemen waarmee zij via beveiligde kanalen en met volledige inachtneming van de vertrouwelijkheid van de verzoeken overeenkomstig hun nationale recht volledig en snel antwoord kunnen geven wanneer hun FIE of een andere bevoegde autoriteit hen vraagt of zij gedurende de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek een zakelijke relatie met een gegeven persoon hebben onderhouden en zo ja welke. Een dergelijk systeem omvat ook de authenticatie van de bevoegde autoriteiten. |
Amendement 301
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 – lid 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Kredietinstellingen, financiële instellingen en aanbieders van cryptoactivadiensten houden geen anonieme rekeningen, anonieme spaarboekjes, anonieme kluizen en anonieme cryptoactivaportefeuilles aan, net zomin als rekeningen waarmee de houder van de cliëntenrekening op een andere manier kan worden geanonimiseerd. |
1. Kredietinstellingen, financiële instellingen en aanbieders van cryptoactivadiensten houden geen anonieme bank- en betaalrekeningen, anonieme spaarboekjes, anonieme kluizen en anonieme cryptoactivarekeningen aan, net zomin als rekeningen waarmee de houder van de cliëntenrekening op een andere manier kan worden geanonimiseerd of meer transacties kunnen worden versluierd. |
Amendement 302
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 – lid 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Elk gebruik van reeds bestaande anonieme rekeningen, anonieme spaarboekjes, anonieme kluizen of anonieme cryptoactivaportefeuilles wordt voorafgegaan door toepassing van cliëntenonderzoeksmaatregelen op de eigenaars of begunstigden ervan. |
Elk gebruik van reeds bestaande anonieme bank- en betaalrekeningen, anonieme spaarboekjes, anonieme kluizen of anonieme cryptoactivarekeningen wordt voorafgegaan door toepassing van cliëntenonderzoeksmaatregelen op de eigenaars of begunstigden ervan. |
Amendement 303
Voorstel voor een verordening
Artikel 59 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Personen die goederen verhandelen of diensten verlenen, mogen contante betalingen ten bedrage van maximaal 10 000 EUR, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, aanvaarden of verrichten ongeacht of de transactie wordt verricht in één verrichting dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan. |
1. Personen die goederen verhandelen of diensten verlenen, mogen contante betalingen ten bedrage van maximaal 7 000 EUR, of de tegenwaarde in de nationale munteenheid, aanvaarden of verrichten ongeacht of de transactie wordt verricht in één verrichting dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan. |
Amendement 304
Voorstel voor een verordening
Artikel 59 – lid 1 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Bij de toepassing van lid 1 maken de lidstaten geen onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen wat betreft de limieten die gelden voor contante betalingen. |
Amendement 305
Voorstel voor een verordening
Artikel 59 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten mogen lagere limieten vaststellen na raadpleging van de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Beschikking 98/415/EG van de Raad57. Deze lagere limieten worden binnen drie maanden na de invoering van de maatregel op nationaal niveau aan de Commissie meegedeeld. |
2. De lidstaten mogen lagere limieten vaststellen na raadpleging van de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Beschikking 98/415/EG van de Raad57, mits financiële inclusie is gewaarborgd overeenkomstig artikel 15 en artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/92/EU. Lagere, door de lidstaten vastgestelde limieten zijn nodig om legitieme doelstellingen na te streven en zijn evenredig met die doelstellingen. Deze lagere limieten worden binnen drie maanden na de invoering van de maatregel op nationaal niveau aan de Commissie meegedeeld. |
__________________ |
__________________ |
57 Beschikking van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de raadpleging van de Europese Centrale Bank door de nationale autoriteiten over ontwerpen van wettelijke bepalingen (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 42). |
57 Beschikking van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de raadpleging van de Europese Centrale Bank door de nationale autoriteiten over ontwerpen van wettelijke bepalingen (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 42). |
Amendement 306
Voorstel voor een verordening
Artikel 59 – lid 4 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) betalingen tussen natuurlijke personen die niet beroepshalve handelen; |
a) betalingen tussen natuurlijke personen die niet beroepshalve handelen, behalve voor transacties die verband houden met grond en onroerend goed, edelmetalen en edelstenen en andere luxegoederen boven de overeenkomstige limieten zoals opgenomen in bijlage III bis; |
Amendement 307
Voorstel voor een verordening
Artikel 59 – lid 4 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) betalingen of deposito’s in de gebouwen van kredietinstellingen. In dergelijke gevallen meldt de kredietinstelling betalingen of deposito’s die de limiet overschrijden, aan de FIE. |
b) betalingen of deposito’s in de gebouwen van kredietinstellingen. In dergelijke gevallen meldt de kredietinstelling betalingen of deposito’s die de limiet overschrijden, aan de FIE, behalve voor terugkerende tranches overeenkomstig een overeenkomst met de kredietinstelling. |
Amendement 308
Voorstel voor een verordening
Artikel 59 – lid 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen, met inbegrip van sancties, worden genomen tegen natuurlijke of rechtspersonen die beroepshalve handelen en die verdacht worden van een inbreuk op de in lid 1 vastgestelde limiet of een door de lidstaten vastgestelde lagere limiet. |
5. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen, met inbegrip van sancties, worden genomen tegen natuurlijke of rechtspersonen die verdacht worden van een inbreuk op de in lid 1 vastgestelde limiet of een door de lidstaten vastgestelde lagere limiet. |
Amendement 309
Voorstel voor een verordening
Artikel 59 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 59 bis |
|
Betalingen van cryptoactiva zonder betrokkenheid van een aanbieder van cryptoactivadiensten |
|
1. Personen die goederen verhandelen of diensten verlenen, mogen een overdracht van cryptoactiva vanuit een zelfgehost adres slechts aanvaarden of verrichten tot een bedrag dat gelijkwaardig is aan 1 000 EUR, ongeacht of de transactie wordt uitgevoerd in één verrichting of in meerdere verrichtingen die met elkaar verbonden lijken te zijn, tenzij de cliënt of de uiteindelijk begunstigde van het zelfgehoste adres kan worden geïdentificeerd. |
|
2. De in lid 1 opgenomen limiet geldt niet voor: |
|
a) overdrachten van cryptoactiva tussen natuurlijke personen die niet beroepshalve handelen; |
|
b) overdrachten van cryptoactiva waarbij een aanbieder van cryptoactivadiensten betrokken is. |
|
3. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen, met inbegrip van sancties, worden genomen tegen natuurlijke of rechtspersonen die beroepshalve handelen en die verdacht worden van een inbreuk op de in lid 1 vastgestelde limiet. |
|
4. Het totale niveau van de sancties wordt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het nationale recht zodanig berekend dat de resultaten ervan evenredig zijn met de ernst van de inbreuk en verdere inbreuken van dezelfde aard effectief worden ontmoedigd. |
|
5. Uiterlijk … [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] beoordeelt de Commissie of de bepalingen met betrekking tot betaling in cryptoactiva als bedoeld in lid 1 moeten worden gewijzigd, in het licht van de technische reguleringsnormen die de AMLA heeft opgesteld overeenkomstig artikel 30 ter en rekening houdend met technologische ontwikkelingen en het kader voor een Europese digitale identiteit. In voorkomend geval dient de Commissie een wetgevingsvoorstel in. |
Amendement 310
Voorstel voor een verordening
Artikel 60 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De bevoegdheid voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen als bedoeld in de artikelen 23, 24 en 25 wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. |
2. De bevoegdheid voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen als bedoeld in de artikelen 23, 24 en 42 wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. |
Amendement 311
Voorstel voor een verordening
Artikel 60 – lid 3
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 23, 24 en 25 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. |
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 23, 24 en 42 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. |
Amendement 312
Voorstel voor een verordening
Artikel 60 – lid 6
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Een overeenkomstig de artikelen 23, 24 en 25 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad wordt die termijn met één maand verlengd. |
6. Een overeenkomstig de artikelen 23, 24 en 42 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad wordt die termijn met één maand verlengd. |
Amendement 313
Voorstel voor een verordening
Artikel 62 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Uiterlijk [vijf jaar na de datum van toepassing van deze verordening] en daarna om de drie jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze verordening voor. |
Uiterlijk ... [drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening] en daarna om de twee jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze verordening voor. |
Amendement 314
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – alinea 1 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Uiterlijk [drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening] legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslagen voor waarin de noodzaak en de evenredigheid worden beoordeeld van: |
Uiterlijk [twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening] legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslagen voor waarin de noodzaak en de evenredigheid worden beoordeeld van: |
Amendement 315
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – alinea 1 – punt a
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
a) een verlaging van het percentage voor de identificatie van de uiteindelijk begunstigden van juridische entiteiten; |
a) een wijziging van het percentage voor de identificatie van de uiteindelijk begunstigden van juridische entiteiten; |
Amendement 316
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – alinea 1 – punt a bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a bis) de invoering van een verbod op volmachtregelingen alsook maatregelen om niet openbaar gemaakte gevolmachtigden op te sporen, ook in combinatie met transparantie- en vergunningsmaatregelen voor verschillende soorten volmachtregelingen; |
Amendement 317
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – lid 1 – punt a ter (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a ter) de uitbreiding van het verbod op anonieme rekeningen tot de verstrekking door aanbieders van cryptoactivadiensten van privacyportemonnees, mixers en tumblers; |
Amendement 318
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – lid 1 – punt a quater (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a quater) de opname van profsportclubs, sportbonden en sportfederaties en sportmakelaars in andere sectoren dan voetbal als meldingsplichtige entiteiten in het toepassingsgebied van deze verordening; |
Amendement 319
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – lid 1 – punt a quinquies (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
a quinquies) aanvullende categorieën van aanbieders van digitale diensten opnemen als meldingsplichtige entiteiten binnen het toepassingsgebied van deze verordening; |
Amendement 320
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – lid 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) een verdere verlaging van de limiet voor grote contante betalingen. |
b) een wijziging van de limiet voor grote contante betalingen, na overleg met de Europese Centrale Bank. Die verslagen gaan indien passend vergezeld van wetgevingsvoorstellen. |
Amendement 321
Voorstel voor een verordening
Artikel 64 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 64 bis |
|
De amendementen op Verordening (EU) nr. xx/2023 [referentie naar de nieuwe verordening betreffende geldovermaking invoegen] |
|
Verordening nr. xx/2023 [referentie naar de nieuwe verordening betreffende geldovermaking invoegen] wordt als volgt gewijzigd: |
|
1) Artikel 23, tweede alinea, wordt vervangen door: |
|
“De Europese Bankautoriteit (EBA) stelt uiterlijk … [18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] de maatregelen op als bedoeld in dit artikel. Op ... [18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] wordt de bevoegdheid om dergelijke richtsnoeren op te stellen, overgedragen aan de Autoriteit voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AMLA). Richtsnoeren die de EBA uitgeeft krachtens deze alinea, blijven van toepassing totdat zij door de AMLA worden gewijzigd of ingetrokken.”; |
|
2) Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd: |
|
a) lid 1 wordt vervangen door: |
|
“1. Op de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening is Verordening (EU) 2016/679 van toepassing. Persoonsgegevens die op grond van deze verordening door de Commissie, de EBA of de AMLA worden verwerkt, zijn onderworpen aan Verordening (EU) 2018/1725.”; |
|
b) lid 4, tweede alinea, wordt vervangen door: |
|
“Het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt, na raadpleging van de EBA, richtsnoeren op over de praktische uitvoering van gegevensbeschermingsvereisten voor de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen in het kader van de overmaking van cryptoactiva. De EBA stelt richtsnoeren op over passende procedures om te bepalen of een overmaking van cryptoactiva moet worden uitgevoerd, verworpen, teruggegeven of opgeschort in situaties waarin naleving van de gegevensbeschermingsvereisten voor de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen niet kan worden verzekerd. Op ... [18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] wordt het recht om te worden geraadpleegd en de bevoegdheid om richtsnoeren op te stellen, overgedragen van de EBA aan de AMLA. Richtsnoeren die de EBA uitgeeft krachtens deze alinea, blijven van toepassing totdat zij door de AMLA worden gewijzigd of ingetrokken.”; |
|
3) Artikel 28 wordt vervangen door: |
|
“1. Onverminderd het recht om te voorzien in strafrechtelijke sancties en ze op te leggen, stellen de lidstaten de voorschriften vast met betrekking tot de administratieve sancties en maatregelen die van toepassing zijn op schendingen van deze verordening en nemen zij de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze regels worden uitgevoerd. De sancties en maatregelen waarin is voorzien, zijn doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend en sluiten aan bij deze die zijn vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, van Richtlijn (EU) .../... [referentie naar de antiwitwasrichtlijn invoegen].”. |
Amendement 322
Voorstel voor een verordening
Artikel 65 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Zij is van toepassing met ingang van [drie jaar na de datum van inwerkingtreding]. |
Zij is van toepassing met ingang van ... [twee jaar na de datum van inwerkingtreding]. |
Amendement 323
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt 1 – b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) overheden of overheidsbedrijven; |
b) overheden; |
Amendement 324
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis) cliënten die vermogende personen zijn of van wie de uiteindelijk begunstigde een vermogende persoon is van wie het vermogen hoofdzakelijk afkomstig is van de winningsindustrie, of van banden met politiek prominente personen of van de exploitatie van monopolies in derde landen die door betrouwbare bronnen of erkende processen zijn aangemerkt als landen met aanzienlijke corruptieniveaus of andere criminele activiteiten; |
Amendement 325
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) vennootschappen met gevolmachtigde aandeelhouders of met aandelen aan toonder; |
d) vennootschappen of andere juridische entiteiten met gevolmachtigde aandeelhouders of met aandelen aan toonder of fiduciaire deposito’s; |
Amendement 326
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – g bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
g bis) de cliënt is onderworpen aan sancties, embargo’s of soortgelijke maatregelen die door internationale organisaties zoals de Verenigde Naties zijn uitgevaardigd; |
Amendement 327
Voorstel voor een verordening
Bijlage III bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Lijst van de in artikel 3 bedoelde luxegoederen |
|
1) juwelen, goud- en zilversmidartikelen met een waarde van meer dan 5 000 EUR; |
|
2) klokken en horloges met een waarde van meer dan 5 000 EUR; |
|
3) motorvoertuigen, vliegtuigen en vaartuigen met een waarde van meer dan 50 000 EUR; |
|
4) kleding en kledingaccessoires met een waarde van meer dan 5 000 EUR; |
TOELICHTING
Sinds de EU-instellingen de vijfde antiwitwasrichtlijn hebben aangenomen, hebben verschillende opeenvolgende schandalen ernstige kwetsbaarheden van het financiële stelsel van de Unie blootgelegd. De ongehoorde invasie van Oekraïne door Rusland en de daarop volgende gerichte sancties die regeringen aan Russische oligarchen hebben opgelegd, hebben bij ons de vraag doen rijzen hoe een dergelijke mildheid ten aanzien van verdachte geldstromen überhaupt zo lang kon worden betracht. De hervorming van het antiwitwaskader van de EU is daarom actueler dan ooit. De Unie moet zich veel harder opstellen om verdachte geldstromen een halt toe te roepen, hetgeen tot uiting komt in ons vermogen om erop toe te zien dat financiële instellingen en allerlei soorten tussenpersonen naar behoren voldoen aan de zorgvuldigheids- en rapportagevoorschriften, maar ook dat de autoriteiten en toezichthouders over voldoende instrumenten beschikken om deze ondernemingen strikt ter verantwoording te roepen.
De corapporteurs zijn ingenomen met het antiwitwaspakket, dat het EP meermaals heeft bepleit, en met name met het voorstel voor één rulebook, dat een essentiële stap voorwaarts is. De keuze voor een antiwitwasverordening in plaats van een richtlijn is het juiste antwoord op de versnipperde en ondoeltreffende regelgeving na de vaststelling van vijf antiwitwasrichtlijnen met minimumnormen in de afgelopen dertig jaar.
De corapporteurs zijn ingenomen met de uitbreiding van het toepassingsgebied van meldingsplichtige entiteiten tot alle soorten en categorieën aanbieders van cryptoactivadiensten. De huidige discussie over de vraag of personen op wie recente financiële sancties van toepassing zijn de maatregelen via de cryptoactivasector kunnen omzeilen, maakt de opname van deze categorie des te relevanter.
Ook de opname van aanbieders van crowdfundingdiensten als meldingsplichtige entiteiten is een stap voorwaarts, maar dit moet betrekking hebben op alle aanbieders van crowdfundingdiensten die in Europa actief zijn, met inbegrip van aanbieders die onder de EU-regels vallen.
De corapporteurs voegen verder vermogensbeheerders toe aan de lijst van entiteiten die onderworpen zijn aan de AML/CFT-regels, alsook voetbalclubs op hoog niveau, sportmakelaars in de voetbalsector en voetbalverenigingen in de lidstaten. In 2021 kwalificeerde Europol beroepssport, en met name profvoetbal, als gevoelig voor de risico’s van criminele geld- en witwastransacties[3]. De Commissie heeft profvoetbal opgenomen in haar supranationale risicobeoordeling van 2019[4], aangezien het weliswaar een populaire sport blijft, maar ook een mondiale bedrijfstak is met aanzienlijke economische impact. In de sport worden verdachte geldbedragen geïnvesteerd zonder duidelijk of verklaarbaar financieel rendement of winstoogmerk. Profvoetbalclubs en voetbalverenigingen op hoog niveau, alsook sportmakelaars in de voetbalsector, zijn derhalve entiteiten met een hoog risico en moeten daarom aan de lijst van meldingsplichtige entiteiten worden toegevoegd.
De risico’s van witwassen en terrorismefinanciering waarbij kunstwerken en andere waardevolle goederen betrokken zijn, zijn algemeen bekend. Daarom stellen de corapporteurs voor de waarde van goederen waarvoor zorgvuldigheidsverplichtingen gelden te verlagen van 10 000 EUR naar 5 000 EUR.
Het EP is van mening dat regelingen waarbij nationaliteit wordt toegekend op basis van een financiële investering (CBI-regelingen), ook wel “gouden paspoorten” genoemd, vanuit ethisch, juridisch en economisch oogpunt afkeurenswaardig zijn en ernstige veiligheidsrisico’s voor de burgers van de Unie inhouden, zoals witwaspraktijken en corruptie. De corapporteurs zijn het erover eens dat CBI-regelingen volledig verboden moeten worden, niet gereguleerd. Gezien de rechtsonzekerheid over deze kwestie, die alleen door het Europees Hof kan worden opgelost, hebben zij echter besloten om CBI-regelingen op te nemen in het toepassingsgebied van de regelgevende maatregelen. Ze zijn ingenomen met het feit dat de Commissie agenten die bij deze regelingen betrokken zijn, heeft aangewezen als meldingsplichtige entiteiten. De corapporteurs zijn echter van mening dat we veel verder moeten gaan om de bestaande zorgen aan te pakken. De lidstaten die deze regelingen toekennen, moeten er onder meer op toezien dat overheidsinstanties die aanvragen verwerken specifieke maatregelen nemen zodat dergelijke transacties niet worden misbruikt voor witwaspraktijken of terrorismefinanciering.
Interne gedragslijnen, controles en procedures door meldingsplichtige entiteiten om de risico’s van niet-uitvoering en ontduiking van gerichte financiële sancties te beperken en te beheren, zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat die sancties doeltreffend zijn. Tegelijkertijd moeten deze procedures evenrediger zijn. Dit evenredigheidsbeginsel moet daarom door de AMLA en de Commissie verder worden uitgewerkt door middel van de vaststelling van een gedelegeerde handeling, die nuttig zou zijn voor meldingsplichtige entiteiten die eenmanszaken, individuele exploitanten of micro-ondernemingen zijn.
Cliëntenonderzoek is een belangrijk instrument om verdachte activiteiten op te sporen en witwassen/terrorismefinanciering te voorkomen door middel van een risicogebaseerde benadering. De corapporteurs zijn van mening dat het van cruciaal belang is om de verplichtingen voor cliëntenonderzoek duidelijker uit te breiden tot occasionele transacties met cryptoactiva en daarover specifieke voorstellen te doen. Verder moeten de mogelijkheden om de vereisten voor het toepassen van cliëntenonderzoeksmaatregelen en het indienen van meldingen van verdachte transacties te omzeilen duidelijker in de wet worden gespecificeerd om misbruik te voorkomen. De corapporteurs benadrukken dat het recht op vertrouwelijkheid of het beroepsgeheim een fundamentele rol spelen in democratische samenlevingen, niet alleen om advocaten en andere beoefenaars van juridische beroepen in staat te stellen hun cliënten voor de rechter te verdedigen, maar ook om ervoor te zorgen dat burgers en juridische entiteiten advies kunnen inwinnen over hun positie in het licht van de toepasselijke wetgeving. Tegelijkertijd heeft het begrip “recht op vertrouwelijkheid” zijn grenzen, zoals uiteengezet in het verslag.
Het voorstel van de Commissie voor een robuust beleid voor derde landen wordt op prijs gesteld. Gezien de wens van de EP om te beschikken over een autonome lijst en in overeenstemming met recente ontwikkelingen stellen de corapporteurs voor een aantal criteria toe te voegen aan de beoordeling van derde landen, waaronder afstemming op het beleid inzake gerichte sancties, en het Parlement en de Raad tevens de mogelijkheid te bieden de Commissie om een analyse van een specifiek derde land te verzoeken. Bovendien kunnen bepaalde in derde landen gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen, of niet in de EU gevestigde aanbieders van cryptoactivadiensten ook een specifieke en ernstige bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie. De corapporteurs zouden graag zien dat de Commissie tegen dergelijke instellingen kan optreden en de toepassing van concrete verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen en specifieke tegenmaatregelen tegen dergelijke instellingen kan eisen.
De corapporteurs willen dat specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen ook gelden voor transacties, dienstverleners en rekeningen van cryptoactiva en voeren een specifiek verbod in op correspondentrelaties met niet-conforme aanbieders van cryptoactivadiensten. Om meldingsplichtige entiteiten te helpen shell banks en niet-conforme aanbieders van cryptoactivadiensten in kaart te brengen, introduceren de corapporteurs een mandaat voor de AMLA om een indicatief en niet-uitputtend openbaar register aan te leggen dat wordt gevoed met door andere organen verstrekte informatie.
De corapporteurs zijn van mening dat op de lijst van personen die als PEP’s kunnen worden aangemerkt hoofden van regionale en lokale overheden moeten worden opgenomen, met inbegrip van gemeentelijke samenwerkingsverbanden en grootstedelijke regio’s, gezien het grote budget dat deze ambtenaren soms in een uitvoerende rol hebben, ook in openbare aanbestedingsprocedures. Gezien de duidelijke overeenkomsten met PEP’s moeten broers en zussen ook aan de definitie van familieleden worden toegevoegd.
Zakelijke relaties en transacties waarbij vermogende personen betrokken zijn die een of meer op een hoger risico wijzende factoren vertonen, kunnen de integriteit van het financiële stelsel van de Unie ernstig in gevaar brengen en ernstige kwetsbaarheden op de interne markt veroorzaken. Uit de recente onthullingen over de Pandora Papers en de Suisse Secrets[5] is gebleken dat financiële instellingen nog steeds bereid zijn om af te stappen van cliëntenonderzoeksverplichtingen voor vermogende cliënten, zelfs wanneer de bron van de middelen en het vermogen van cliënten de alarmbellen af had moeten laten gaan. De corapporteurs vinden dit onaanvaardbaar, met name wanneer klanten die geacht worden een hoog risico te vormen maar over een lager nettovermogen beschikken, worden blootgesteld aan risicovermindering en geen toegang krijgen tot financiële basisdiensten als gevolg van de nalevingskosten van AML/CFT. De corapporteurs stellen daarom verplichte verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen voor in aanvulling op andere maatregelen met betrekking tot vermogende cliënten, alsook richtsnoeren voor risicobeperking en toegang tot financiële basisdiensten die aan iedereen moeten worden verleend.
Het concept “uiteindelijk begunstigden” is van cruciaal belang om de transparantie van complexe bedrijfsstructuren te vergroten en de naleving van de AML/CFT-regels te vergemakkelijken. In dit verband is het register van uiteindelijk begunstigden een belangrijk instrument om voldoende transparantie te bieden en meldingsplichtige entiteiten bij te staan bij hun cliëntenonderzoeksverplichtingen en de bevoegde autoriteiten te assisteren bij hun taken. Om de kans te verkleinen dat dit instrument wordt omzeild, is het echter belangrijk de procentuele drempel die dient als indicatie van eigendom van een juridische entiteit te verlagen van 25 % tot 5 %.
Zoals het Parlement in het verleden heeft benadrukt, moeten zakelijke relaties met buitenlandse entiteiten met een aanzienlijke aanwezigheid op de interne markt leiden tot een verplichting om de uiteindelijk begunstigde van deze entiteiten in de Unie te registreren. De corapporteurs vinden het verheugend dat de Commissie dit voorstel heeft gedaan, dat met name relevant is voor de aankoop van onroerend goed. We moeten de aankoop van onroerend goed in de Unie door brievenbusmaatschappijen in belastingparadijzen niet langer toestaan, zonder enige informatie over hun uiteindelijke begunstigde. De corapporteurs stellen voor de registratieplicht uit te breiden tot reeds bestaande zakelijke relaties en onroerend goed in eigendom van buitenlandse entiteiten op de datum van toepassing van deze verordening.
Bepaalde aspecten van de uitvoering van het AML/CFT-kader behelzen het verzamelen, analyseren, bewaren en delen van gegevens. De corapporteurs zijn het er volledig mee eens dat de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van witwassen en terrorismefinanciering moet geschieden in overeenstemming met de grondrechten zoals gewaarborgd door het Handvest en, in het bijzonder, de AVG, om redenen van algemeen belang. Voor de verwerking van bijzondere categorieën gegevens moeten echter strengere regels gelden, gezien de risico’s die de verwerking van dergelijke gegevens met zich meebrengt.
Hoewel de corapporteurs het belang van het vermogen om contant te betalen ten volle onderschrijven, zijn zij het met de Commissie eens dat grote contante betalingen voor criminelen een gemakkelijke manier zijn om geld wit te wassen, aangezien het zeer moeilijk is om deze transacties op te sporen. De corapporteurs zijn van mening dat de voorgestelde drempel, om echt doeltreffend te kunnen zijn, moet worden verlaagd van 10 000 EUR naar 5 000 EUR. Bovendien stellen de corapporteurs voor, teneinde alle vormen van anonieme eigendomsinstrumenten of instrumenten die voorzien in een zekere mate van verhulde eigendom aan te pakken, om alle vormen van aandelen aan toonder te verbieden.
MINDERHEIDSSTANDPUNT
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering
Ik steun ten volle ambitieuze maatregelen tegen witwassen en terrorismefinanciering. Ik ben verheugd dat een aantal van onze amendementen in de definitieve tekst is opgenomen, zoals meer nadruk op vermogende personen en een uitbreiding van de lijst van politiek prominente personen die onderworpen zijn aan verscherpte cliëntenonderzoeksvereisten. Ik ben echter sterk gekant tegen de verlaging van de limiet voor contante betalingen en de criminalisering van edelmetalen. Terwijl we ons zouden moeten toespitsen op het aanpakken van witwassen door de georganiseerde misdaad en moslimterroristen, kiest de EU ervoor haar toezicht op transacties van Europese spaarders en gepensioneerden te verscherpen. Dit is niet de weg die we moeten inslaan.
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
Voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering |
|||
Document‑ en procedurenummers |
COM(2021)0420 – C9-0339/2021 – 2021/0239(COD) |
|||
Datum indiening bij EP |
21.7.2021 |
|
|
|
Bevoegde commissies Datum bekendmaking |
ECON 4.10.2021 |
LIBE 4.10.2021 |
|
|
Adviserende commissies Datum bekendmaking |
JURI 4.10.2021 |
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
JURI 14.10.2021 |
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Eero Heinäluoma 25.11.2021 |
Damien Carême 25.11.2021 |
|
|
Artikel 58 – Gezamenlijke commissieprocedure Datum bekendmaking |
16.12.2021 |
|||
Behandeling in de commissie |
12.1.2022 |
31.3.2022 |
|
|
Datum goedkeuring |
28.3.2023 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
99 8 6 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Abir Al-Sahlani, Rasmus Andresen, Konstantinos Arvanitis, Malik Azmani, Pietro Bartolo, Gunnar Beck, Marek Belka, Isabel Benjumea Benjumea, Stefan Berger, Vladimír Bilčík, Malin Björk, Vasile Blaga, Ioan-Rareş Bogdan, Gilles Boyer, Karolin Braunsberger-Reinhold, Annika Bruna, Jorge Buxadé Villalba, Damien Carême, Clare Daly, Lena Düpont, Cornelia Ernst, Engin Eroglu, Markus Ferber, Jonás Fernández, Giuseppe Ferrandino, Laura Ferrara, Nicolaus Fest, Frances Fitzgerald, Valentino Grant, Maria Grapini, Claude Gruffat, Sylvie Guillaume, José Gusmão, Enikő Győri, Eero Heinäluoma, Evin Incir, Sophia in ‘t Veld, Stasys Jakeliūnas, Patryk Jaki, Marina Kaljurand, Othmar Karas, Billy Kelleher, Fabienne Keller, Łukasz Kohut, Moritz Körner, Alice Kuhnke, Georgios Kyrtsos, Aurore Lalucq, Jeroen Lenaers, Juan Fernando López Aguilar, Aušra Maldeikienė, Lukas Mandl, Erik Marquardt, Costas Mavrides, Nuno Melo, Nadine Morano, Javier Moreno Sánchez, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Lefteris Nikolaou-Alavanos, Maite Pagazaurtundúa, Piernicola Pedicini, Lídia Pereira, Kira Marie Peter-Hansen, Eva Maria Poptcheva, Emil Radev, Evelyn Regner, Karlo Ressler, Diana Riba i Giner, Dorien Rookmaker, Alfred Sant, Joachim Schuster, Ralf Seekatz, Vincenzo Sofo, Tineke Strik, Ramona Strugariu, Paul Tang, Annalisa Tardino, Irene Tinagli, Tomas Tobé, Ernest Urtasun, Inese Vaidere, Tom Vandendriessche, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Jadwiga Wiśniewska, Elena Yoncheva, Stéphanie Yon-Courtin, Marco Zanni, Roberts Zīle |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Damian Boeselager, Damian Boeselager, Herbert Dorfmann, Daniel Freund, Margarida Marques, Alessandra Mussolini, Matjaž Nemec, Dragoş Pîslaru, René Repasi, Thijs Reuten, Eleni Stavrou, Róża Thun und Hohenstein, Tomáš Zdechovský |
|||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 209, lid 7) |
Attila Ara-Kovács, Hildegard Bentele, Emmanouil Fragkos, Bart Groothuis, Niclas Herbst, Michiel Hoogeveen, Beata Kempa, Antonio López-Istúriz White, Daniela Rondinelli, Susana Solís Pérez, Henna Virkkunen, Rainer Wieland |
|||
Datum indiening |
14.4.2023 |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
99 |
+ |
ECR |
Emmanouil Fragkos, Michiel Hoogeveen, Vincenzo Sofo, Jadwiga Wiśniewska, Roberts Zīle |
ID |
Annalisa Tardino |
NI |
Laura Ferrara, Enikő Győri |
PPE |
Isabel Benjumea Benjumea, Hildegard Bentele, Stefan Berger, Vladimír Bilčík, Vasile Blaga, Ioan-Rareş Bogdan, Karolin Braunsberger-Reinhold, Herbert Dorfmann, Lena Düpont, Markus Ferber, Frances Fitzgerald, Niclas Herbst, Othmar Karas, Jeroen Lenaers, Antonio López-Istúriz White, Aušra Maldeikienė, Lukas Mandl, Nuno Melo, Nadine Morano, Siegfried Mureşan, Alessandra Mussolini, Luděk Niedermayer, Lídia Pereira, Emil Radev, Karlo Ressler, Ralf Seekatz, Eleni Stavrou, Tomas Tobé, Inese Vaidere, Henna Virkkunen, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Rainer Wieland, Tomáš Zdechovský |
Renew |
Abir Al-Sahlani, Malik Azmani, Gilles Boyer, Giuseppe Ferrandino, Bart Groothuis, Sophia in ’t Veld, Billy Kelleher, Fabienne Keller, Georgios Kyrtsos, Maite Pagazaurtundúa, Dragoş Pîslaru, Eva Maria Poptcheva, Susana Solís Pérez, Ramona Strugariu, Róża Thun und Hohenstein, Stéphanie Yon-Courtin |
S&D |
Attila Ara-Kovács, Pietro Bartolo, Marek Belka, Jonás Fernández, Maria Grapini, Sylvie Guillaume, Eero Heinäluoma, Evin Incir, Marina Kaljurand, Łukasz Kohut, Aurore Lalucq, Juan Fernando López Aguilar, Margarida Marques, Costas Mavrides, Javier Moreno Sánchez, Matjaž Nemec, Evelyn Regner, René Repasi, Thijs Reuten, Daniela Rondinelli, Alfred Sant, Joachim Schuster, Paul Tang, Irene Tinagli, Elena Yoncheva |
The Left |
Konstantinos Arvanitis, Malin Björk, Cornelia Ernst, José Gusmão |
Verts/ALE |
Rasmus Andresen, Damian Boeselager, Damien Carême, Daniel Freund, Claude Gruffat, Stasys Jakeliūnas, Alice Kuhnke, Erik Marquardt, Piernicola Pedicini, Kira Marie Peter-Hansen, Diana Riba i Giner, Tineke Strik, Ernest Urtasun |
8 |
- |
ECR |
Dorien Rookmaker |
ID |
Gunnar Beck, Annika Bruna, Nicolaus Fest, Tom Vandendriessche |
NI |
Lefteris Nikolaou-Alavanos |
Renew |
Engin Eroglu, Moritz Körner |
6 |
0 |
ECR |
Jorge Buxadé Villalba, Patryk Jaki, Beata Kempa |
ID |
Valentino Grant, Marco Zanni |
The Left |
Clare Daly |
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
- [2] PB C ... / Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
- [3] https://www.europol.europa.eu/sites/default/files/documents/the_involvement_of_organised_crime_groups_in_sports_corruption.pdf
- [4] https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/supranational_risk_assessment_of_the_money_laundering_and_terrorist_financing_risks_affecting_the_union.pdf
- [5] https://www.occrp.org/en/suisse-secrets/historic-leak-of-swiss-banking-records-reveals-unsavory-clients