Ontwerpresolutie - B5-0180/2000Ontwerpresolutie
B5-0180/2000

ONTWERPRESOLUTIE

3 februari 2000

naar aanleiding van de verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement
namens de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen
over vrouwen en besluitvorming

Procedure : 2000/2527(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B5-0180/2000
Ingediende teksten :
B5-0180/2000
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B5-0180/2000

Resolutie over vrouwen en besluitvorming

Het Europees Parlement,

-  gelet op de artikelen 2, 3, lid 2, 13, 137, lid 5, vijfde streepje en 141 van het EG-Verdrag,

-  gezien de viering van de Internationale Vrouwendag op 8 maart 2000,

-  overwegende dat de viering van de Internationale Vrouwendag op 8 maart voor het eerst in 1910 in Kopenhagen plaatsvond,

-  onder verwijzing naar zijn resoluties over de verslagen die sinds 1984 zijn opgesteld door de Commissie rechten van de vrouw en de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen, en met name zijn resolutie van 27 januari 1994 over vrouwen in besluitvormende organen, waarin voorstellen voor een actieprogramma werden opgenomen,

-  gezien de Conferentie van Wenen van 1993 over de rechten van de mens en het actieplatform naar aanleiding van de Vierde Wereldvrouwenconferentie in Beijing op 15 september 1995,

-  gezien het belangrijke zevende besluit van die conferentie, waarin de regeringen zich ertoe verbonden vrouwen gelijke toegang te bieden tot en volledig te laten deelnemen aan machtsstructuren en het besluitvormingsproces,

-  onder verwijzing naar de resolutie van de Raad van 27 maart 1995 en de aanbeveling van de Raad van 2 december 1996 over de evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces,

-  gezien de ministeriële verklaring van 17 april 1999 in Parijs over mannen en vrouwen in machtsposities,

A.  het ten zeerste betreurend dat er nog steeds sprake is van ongelijkheid, vrouwendiscriminatie en ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politiek en openbare en particuliere instellingen, zowel in Europa als in de rest van wereld, ondanks een groot aantal politieke verklaringen, aanbevelingen, programma's, projecten en specifieke wetgeving op Europees en nationaal niveau,

B.  constaterend dat een grotere deelname van vrouwen aan het politieke leven vaak te danken is aan het systeem van evenredige vertegenwoordiging in die landen,

C.  het ten zeerste betreurend dat vrouwen voor gelijkwaardige arbeid nog steeds minder loon ontvangen dan mannen, hoewel de richtlijn "gelijke beloning" al meer dan een kwart eeuw geleden is goedgekeurd, vaker dan mannen banen hebben met een onregelmatige status en minder zekerheid en het grootste deel van de gezinsverantwoordelijkheden op hun schouders dragen, terwijl in het beroepsleven de besluitvorming nog steeds grotendeels in handen van mannen is,

D.  met genoegen constaterend dat het aantal vrouwelijke leden van het EP toeneemt en thans 30% van de in juli 1999 gekozen leden uitmaakt, tegen 27% van de verkozenen in 1994, en dat het EP voor de tweede maal sinds de eerste rechtstreekse verkiezingen van 1979 een vrouw tot voorzitter heeft gekozen,

E.  overwegende dat vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in besluitvormende organen op alle niveaus en alle EU-instellingen - in het Europees Parlement bijvoorbeeld vertegenwoordigen vrouwen slechts 20% van alle administrateurs, 22% van de directeuren, 15% van de afdelingshoofden en 0% van de directeurs-generaal,

F.  overwegende dat hoewel er veel statistieken zijn geproduceerd om de situatie in kaart te brengen, er nog belangrijke hiaten blijven bestaan, met name over de rol van de vrouw bij de economische besluitvorming,

G.  overwegende dat het in een democratie onaanvaardbaar is dat vrouwen - die meer dan de helft van de bevolking uitmaken - op politiek, economisch en sociaal gebied nog steeds ondervertegenwoordigd zijn,

H.  het ten zeerste betreurend dat vrouwen, die de belangrijkste slachtoffers zijn van mensenrechtenschendingen, zoals verkrachting, seksueel misbruik, huiselijk geweld, mensenhandel, enz., ondervertegenwoordigd zijn in rechtsprekende en wetgevende organen die over genoemde misdrijven oordelen en over wettelijke bepalingen beslissen, zodat er weinig of geen prioriteit wordt verleend aan de bestrijding van dit soort delicten, hetgeen er dikwijls toe leidt dat de schuldigen, zelfs als hun identiteit bekend is, niet worden vervolgd,

I.  het ten zeerste betreurend dat vrouwen - die de belangrijkste slachtoffers zijn van gewapende conflicten - geen stem hebben in de belangrijke besluiten ter handhaving van de vrede en het opzetten van wederopbouwprogramma's na afloop van de conflicten,

J.  ervan overtuigd dat ongelijkheid, vrouwendiscriminatie en geweld tegen vrouwen alleen met succes kunnen worden bestreden als vrouwen op gelijke voet met mannen besluitvormingsfuncties bekleden, en dat dit ook de maatschappij in het algemeen ten goede komt,

1.   onderschrijft andermaal zijn resolutie over vrouwen in het besluitvormingsproces van 27 januari 1994 waarin voorstellen voor een actieprogramma zijn opgenomen;

2.  wenst dat quotering als een overgangsmaatregel wordt ingevoerd om de participatie van mannen en vrouwen in interne partijstructuren en bij verkiezingen in evenwicht te brengen, dat mannen en vrouwen "om en om" op verkiezingslijsten worden geplaatst en dat politieke partijen vrouwen cursussen in politiek en voorlichting geven zodat zij met het volste vertrouwen in het politieke leven kunnen stappen;

3.  verzoekt de Commissie en de lidstaten voor het eind van dit jaar een verslag in te dienen over de daadwerkelijk ondernomen acties en waar nodig een statistisch overzicht te geven van de geboekte resultaten, aangezien het reeds zes jaar geleden is dat bovengenoemde resolutie werd ingediend;

4.  verzoekt de lidstaten op de komende intergouvernementele conferentie een herziening van het Verdrag voor te stellen om een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen tot stand te brengen in de samenstelling van de Commissie, het Hof van Justitie, het Hof van Eerste Aanleg, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's;

5.  verzoekt alle instellingen een concreet actieplan in te dienen met een tijdschema om een dergelijk evenwicht te bereiken;

6.  verwelkomt het plan van de Commissie om een vijfde actieprogramma inzake gelijke kansen in te dienen;

7.  wijst erop dat gender mainstreaming een strategie van lange adem impliceert om op grote schaal veranderingen door te voeren bij het concipiëren en uitvoeren van beleid en een aanvulling moet vormen op positieve maatregelen;

8.  verwelkomt het plan van de Commissie om de deelname van vrouwen aan haar commissies en werkgroepen te bevorderen en haar toezeggingen om het aantal vrouwen in het besluitvormingsproces van haar administratie te vergroten;

9.  verzoekt de Commissie prioriteit te verlenen aan de verbetering van de statistische gegevens om een volledig statistisch overzicht van vrouwen in het besluitvormingsproces in de gehele EU op te stellen dat regelmatig wordt geactualiseerd;

10.  is van mening dat zowel mannen als vrouwen aan het besluitvormingsproces moeten deelnemen, omdat hun specifieke kwaliteiten elkaar aanvullen, hetgeen alleen maar tot een beter management kan leiden;

11  verzoekt de lidstaten opleidingen te verzorgen voor managers en leiders - mannen zowel als vrouwen -, teneinde ervoor te zorgen dat er op de werkplek niet wordt gediscrimineerd;

12.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat werkneemsters in overheidsdienst hun capaciteiten kunnen ontwikkelen en na te gaan hoe vrouwen binnen de organisatie hun loopbaan kunnen ontwikkelen;

13.  verzoekt de sociale partners te bevorderen dat verantwoordelijke en besluitvormende functies evenwichtig over vrouwen en mannen worden verdeeld, en hiertoe de noodzakelijke stappen te nemen bij de aanwerving en beroepsopleiding van hun vertegenwoordigers in de diverse sociale dialoogorganen;

14.  verzoekt de Commissie de vigerende Verdragsbepalingen te gebruiken om de regeringen aan te moedigen beleidsvormen en programma's te ontwikkelen en door te voeren om ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen op gelijke voet vertegenwoordigd zijn in besluitvormende organen en de organen en delegaties die bij de uitbreiding van de EU zijn betrokken;

15.  verzoekt de lidstaten meer vrouwen te laten deelnemen aan alle activiteiten die de handhaving van de vrede, het tot stand brengen van de vrede en het voorkomen van conflicten beogen en waaraan de lidstaten deelnemen; verzoekt zijn daarvoor competente commissie speciale aandacht aan de rol van de vrouw op deze gebieden te besteden en aanbevelingen te doen om bij alle aspecten van conflictoplossingen rekening met gender mainstreaming te houden;

16.  hoopt dat het standpunt van de EU en de NGO's bij de komende UN-conferentie over de follow-up van het actieplatvorm "Beijing plus vijf" in juni in New York een balangrijke rol zal spelen en dat dit door de regeringen slagvaardig ten uitvoer wordt gelegd om hun afspraken via concrete maatregelen na te komen;

17.  verzoekt de lidstaten een formele Raad voor gelijke kansen in te stellen;

18.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de andere EU-instelingen en –organen, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de Verenigde Naties.