Ontwerpresolutie - B6-0234/2004Ontwerpresolutie
B6-0234/2004

ONTWERAANBEVELING AAN DE RAAD

15.12.2004

ingediend overeenkomstig artikel 114, lid 1 van het Reglement
door António Costa
namens de PSE-Fractie
over de kwaliteit van de strafrechtspleging in de Europese Unie

B6‑0234/2004

Aanbeveling van het Europees Parlement over de kwaliteit van de strafrechtspleging in de Europese Unie

Het Europees Parlement,

–  gelet op artikel 114, lid 1 van zijn Reglement,

–  eraan herinnerend dat de artikelen 47-50 van het Handvest van de grondrechten en de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens de reikwijdte bepalen van het "recht op toegang tot de rechter" dat de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, de Europese burgers moeten garanderen,

–  overwegende dat dit "recht op toegang tot de rechter" met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, het recht op toegang tot een onpartijdig gerecht, het recht op een eerlijk proces, het recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn en het recht op rechtsbijstand behelst en dat de bescherming van deze rechten des te belangrijker is in de strafrechtspleging,

–  ervan overtuigd dat deze bescherming in de eerste plaats onder de bevoegdheid valt van elke lidstaat die hiervoor zorg draagt in overeenstemming met zijn eigen constitutionele bestel en juridische tradities, maar dat het lidmaatschap van de Unie enerzijds verlangt dat de Europese burgers overal in de Unie op vergelijkbare wijze worden behandeld en anderzijds het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten wordt vergroot zodat wederzijdse erkenning van vonnissen mogelijk wordt en de eigen burgers zelfs zouden kunnen worden voorgeleid voor een rechter uit een andere lidstaat,

–  eraan herinnerend dat in het Ontwerpverdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (artikel III-260) en in het Haags programma (punt 3.2) het belang wordt erkend van een wederzijdse evaluatie tussen de lidstaten om het wederzijds vertrouwen te vergroten en overwegende dat er betere instrumenten en procedures moeten worden ontwikkeld om deze evaluatie mogelijk te maken en de uitwisseling van informatie en de scholingsmogelijkheden uit te breiden ten einde de kwaliteit van de strafrechtspleging in Europa te verbeteren,

1.  doet de Raad de aanbeveling

  • om met inachtneming van de wederzijdse evaluaties die de reeds plaatsvinden in het kader van maatregelen in verband met de bestrijding van terrorisme en de Schengensamenwerking indicatoren en procedures te ontwikkelen waarmee een systeem kan worden opgezet voor de wederzijdse evaluatie van de kwaliteit van de strafrechtspleging in de lidstaten;
  • deze procedures en indicatoren op te nemen in een of meer besluiten op basis van artikel 31 van het Verdrag betreffende de Europese Unie met het oog op de tenuitvoerlegging van de beginselen van de jurisprudentie van de hoven van Straatsburg en Luxemburg en van de richtsnoeren van de Commissie voor een doelmatige rechtspleging in Europa;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en ter informatie aan de Commissie.