Ontwerpresolutie - B6-0095/2005Ontwerpresolutie
B6-0095/2005

ONTWERPRESOLUTIE

16.2.2005

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Pasqualina Napoletano en Carlos Carnero González,
namens de PSE-Fractie
over het Middellandse-Zeebeleid

Procedure : 2005/2506(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0095/2005
Ingediende teksten :
B6-0095/2005
Aangenomen teksten :

B6‑0095/2005

Resolutie van het Europees Parlement over het Middellandse-Zeebeleid

Het Europees Parlement,

–  gelet op de artikelen 17, 18, 21 en 22 van het EU-Verdrag,

–  onder verwijzing naar zijn talrijke resoluties over het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie,

–  gezien de Verklaring van Barcelona en het werkprogramma van 28 november 1995, dat op deze conferentie is goedgekeurd,

–  gezien de conclusies van de ministerconferenties van Malta (15-16 april 1997), Palermo (3-4 juni 1998), Stuttgart (15-16 april 1999), Marseille (15-16 november 2000), Brussel (5-6 november 2001), Valencia (22-23 april 2002), Kreta (26-27 mei 2003), Napels (2-3 december 2003), Dublin (5-6 mei 2004) en Den Haag (29-30 november 2004),

–  gezien de conclusies van de Burgerforums die parallel aan de ministerconferenties plaatsvonden,

–  gezien de oprichting van de Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblee - APEM,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Middellandse Zee voor de Europese Unie strategisch belangrijk is, zodat ten aanzien hiervan een solidair beleid moet worden gevoerd, om de talrijke gemeenschappelijke uitdagingen, namelijk de bevordering van vrede en stabiliteit, de strijd tegen het terrorisme, de bevordering van de veiligheid, de verbetering van het wederzijds begrip en de strijd tegen de mensenhandel, inclusief clandestiene immigratie, aan te gaan, en naar een gebied van gemeenschappelijke welvaart moet worden gestreefd,

B.  overwegende dat het proces van Barcelona tot doel heeft tegen 2010 een multilaterale vrijhandelszone in te stellen,

C.  overwegende dat de landen van de EuroMed-zone in alle forums waaraan zij samen deelnemen (proces van Barcelona, 5+5 dialoog tussen de landen in het westen van de Middellandse Zee), alsook op multilateraal niveau, zoals in de VN, en in de contacten tussen de NAVO en de landen in het zuiden en het oosten van de Middellandse Zee moeten afspreken om actief samen te werken op het gebied van de veiligheid, de strijd tegen de illegale migratiestromen en het terrorisme,

D.  overwegende dat het maatschappelijk middenveld in alle Euro-Mediterrane landen een belangrijke rol speelt in de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Barcelona; verheugd over de constructieve instelling van de forums van niet-gouvernementele organisaties die regelmatig in de marge van de officiële ministerconferenties bijeenkomen,

E.  overwegende dat de Europese Unie een belangrijke rol speelt in het vredeproces in het Midden-Oosten en in het begeleidend economisch programma begeleidt, en dat zij de politieke plicht heeft te zorgen voor de grootst mogelijke zichtbaarheid van de Europese bijdrage aan de vrede en de stabiliteit in dit naburig gebied,

F.  overwegende dat in de associatieovereenkomsten gepleit wordt voor een politieke dialoog die gebaseerd is op wederzijds begrip en respect en als doel heeft democratie, eerbiediging van de mensenrechten, rechtsstaat en behoorlijk bestuur te bevorderen,

G.  overwegende dat sinds Stuttgart alle ministerconferenties de verworvenheden hebben geconsolideerd en een concreet programma van werkmethoden hebben vastgesteld,

H.  overwegende dat de EU een nieuw nabuurschapsbeleid voor de uitgebreide Unie heeft uitgestippeld;

I.  gezien de goede uitvoering van MEDA de laatste jaren en de instelling van de FEMIP,

J.  overwegende dat de Europese Commissie van plan is in 2007 een nieuw financieel instrument, het zogenaamde "nabuurschapsinstrument", in het leven te roepen,

K.  overwegende dat de partnerlanden die associatieovereenkomsten met de EU hebben ondertekend zich ertoe hebben verbonden werk te maken van de zuid-zuidsamenwerking die is bezegeld door de Overeenkomst van Agadir,

L.  overwegende dat het proces van Barcelona pas laat vruchten is gaan afwerpen, niet alleen om technische (administratieve rompslomp, werkmethodes en wijze van uitvoering van de financiële programma's) maar ook om politieke redenen (problemen als gevolg van het vastlopen van het vredesproces in het Midden-Oosten, enz.),

M.  zijn voldoening uitsprekend over de tot nu toe geboekte successen, o.m. de ondertekening van zeven associatieovereenkomsten met Tunesië, Marokko, Israël, Jordanië, Egypte, Algerije en Libanon en van de interim-overeenkomst met de Palestijnse Autoriteit, maar verontrust over de lange termijnen voor de ratificatie van deze overeenkomsten door de lidstaten, waardoor de inwerkingtreding en de uitvoering ervan vertraging oplopen,

N.  overwegende dat het moeilijk is een Handvest voor vrede en stabiliteit uit te denken waarvan de plannen al zijn opgeborgen, en betreurend dat het proces van Barcelona niet is uitgegroeid tot een centraal forum waar de grondslagen voor een gemeenschappelijk optreden op dit gebied worden uitgedokterd, en dat verwezen moet worden naar wat in andere gremia is overeengekomen,

O.  overwegende dat de veiligheid van de hele regio meer en meer een essentiële voorwaarde wordt voor het verwezenlijken van een beleid van samenwerking en dialoog wegens de impact van de problemen die voortvloeien uit het terrorisme en de regionale, etnische en religieuze conflicten,

P.  overwegende dat de politieke dialoog in werkelijkheid nog nergens in de regio tastbare resultaten heeft opgeleverd; dat het onderdeel mensenrechten van het proces van Barcelona jammer genoeg in een embryonale fase is blijven steken en dat in vele landen niets er op wijst dat de situatie verbetert; dat de mensenrechtenclausule die in de Euro-Mediterrane overeenkomsten is opgenomen jammer genoeg niet wordt nageleefd,

Q.  overwegende dat de totstandbrenging van een Euro-mediterrane ruimte niet beperkt mag blijven tot het creëren van een vrijhandelszone,

R.  overwegende dat het nabuurschapsbeleid bestaat uit afzonderlijke actieplannen voor elk land en dat moet worden gestreefd naar een omvattende en coherente aanpak in de hele regio o.m. om de samenwerking tussen de partnerlanden zelf niet te ontmoedigen,

S.  overwegende dat het in dat opzicht ontbreekt aan een omvattende strategie die erop gericht is het Euro-Mediterraan partnerschap te voorzien van een quasi-institutioneel kader en met het oog daarop de staatshoofden uit de regio aan de onderhandelingstafel samen te brengen,

T.  overwegende dat de investeringen en vooral de particuliere investeringen in het Middellandse-Zeegebied op een laag peil blijven terwijl uit diverse analyses blijkt dat de regio op dat vlak over een zeer aanzienlijk potentieel beschikt en moet beantwoorden aan een groot aantal verplichtingen uit hoofde van de termijnen van het wereldhandelsstelsel (textiel bijvoorbeeld),

U.  overwegende dat aanzienlijke communautaire middelen noodzakelijk zijn ter ondersteuning van de inspanningen van de afzonderlijke mediterrane partnerlanden zodat de economische omschakeling kan worden gegarandeerd, de sociale impact van de opening van de markten kan worden beperkt en de regionale en subregionale integratie in het Middellandse-Zeegebied in de hand wordt gewerkt,

V.  overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de samenwerking tussen de EU en de mediterrane partnerlanden en in het bijzonder de opening van hun markten voor de concurrentie van Europese producten geen sociaal nadelige gevolgen hebben,

W.  overwegende dat de totstandkoming van de economische en sociale ruimte in de Euro-Mediterrane zone gepaard moet gaan met een beleid van ruimtelijke ordening, met als doel te zorgen voor een evenwichtige, duurzame en geïntegreerde ruimtelijke ontwikkeling van het Euro-Mediterrane grondgebied,

X.  in de vaste overtuiging dat dank zij de oprichting van de APEM de algemene dialoog tussen beide regio's versterkt zal worden,

1.  verzoekt de Raad en de Commissie het Euro-Mediterrane partnerschap, dat in november 1995 in Barcelona plechtig is geproclameerd, op een efficiënte en duurzame wijze opnieuw op gang te trekken en stelt vast dat het gebrek aan vooruitgang op dat vlak voor de regio een potentiële crisisfactor betekent en het gevaar inhoudt dat de politieke rol die de Europese Unie wil spelen en haar inspanningen om stabiliteit te brengen in de regio op losse schroeven worden gezet;

2.  verzoekt de Raad en de Commissie in de betrekkingen met de mediterrane partners concrete voorstellen te formuleren om voortgang te boeken op het gebied van de veiligheid; hierbij kan worden uitgegaan van de Europese veiligheidsstrategie en de instrumenten voor crisisbeheersing waarover de Commissie al beschikt;

3.   verzoekt de Commissie op een transparante manier en in overleg met de partnerlanden en de bevoegde commissies van het Europees Parlement en van de APEM een nieuw financieel "nabuurschapsinstrument" uit te werken dat effectief de nodige impuls kan geven aan de ontwikkeling en investeringen kan aanmoedigen;

4.  dringt er bij de Commissie op dat zij haar verantwoordelijkheid opneemt om de naleving van de mensenrechtenclausule van de overeenkomsten af te dwingen en de kwestie van de eerbiediging van deze grondrechten ter sprake te brengen zowel tijdens de multilaterale als de bilaterale onderhandelingen;

5.  verzoekt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van de financiële en technische bijstand aan de partnerlanden aan te dringen op eerbiediging van de sociale en vakbondsrechten;

6.  verzoekt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van de financiële en technische bijstand aan de partnerlanden aan te dringen op eerbiediging van de rechten van de vrouw;

7.  verbindt zich ertoe regelmatige verslagen op te stellen om na te gaan of de beginselen en de strategieën van de Unie ten aanzien van de Middellandse-Zeeregio bij de implementatie van het beleid worden nageleefd;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsook aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de mediterrane landen die de Verklaring van Barcelona hebben ondertekend en aan de Voorzitter van de Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblee.