Ontwerpresolutie - B6-0121/2005Ontwerpresolutie
B6-0121/2005

ONTWERPRESOLUTIE

16.2.2005

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Martin Schulz en Hannes Swoboda
namens de PSE-Fractie
over het werkprogramma van de Commissie voor 2005

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0121/2005
Ingediende teksten :
B6-0121/2005
Aangenomen teksten :

B6‑0121/2005

Resolutie van het Europees Parlement over het werkprogramma van de Commissie voor 2005

Het Europees Parlement,

–  gezien het werkprogramma van de Commissie 2005,

–  gezien de indiening van dit programma door de Commissie op 26 januari 2005, alsmede het daaropvolgende debat in aanwezigheid van de Raad,

–  onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement over de strategische beleidsoriëntaties van de Commissie van 16 december 2004,

–  gelet op het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie, dat de Conferentie van voorzitters op 29 juni 2000 heeft goedgekeurd,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het jaarlijkse werkprogramma een interinstitutioneel instrument moet zijn dat onontbeerlijk is voor de doelmatigheid, transparantie en coördinatie van de werkzaamheden van de Europese Unie,

B.  overwegende dat de transparantie van het wetgevingsproces vanaf het voorbereidende stadium, de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake de comitologie en de snelle omzetting van het Gemeenschapsrecht in de lidstaten de doorslaggevende elementen zijn om beter wet te geven,

C.  overwegende dat de voorgestelde maatregelen vergezeld moeten gaan van de begrotingsmiddelen die voor de verwezenlijking ervan noodzakelijk zijn,

D.  overwegende dat het van essentieel belang is dat de Commissie in staat is het gemeenschappelijk belang in de Europese Unie te dienen en eraan herinnerend dat in dit verband de onafhankelijkheid, de afwezigheid van nationale vooroordelen en de onpartijdigheid, de volledige naleving van de waarden en doelstellingen van de EU en het achterwege blijven van belangenconflicten de sleutelelementen zijn om het vertrouwen van de Europese burgers te winnen,

E.  overwegende dat de voorstellen van de Commissie een waar draaiboek moeten vormen dat het Europees Parlement in staat zal stellen om de verkregen resultaten te volgen, te evalueren en hierover een uitspraak te doen,

1.  neemt nota van het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2005, alsmede van de daarin opgenomen beleidsdoelstellingen en -prioriteiten, een weinig ambitieus programma in het licht van de economische, sociale en ecologische uitdagingen van de komende decennia, en betreurt het algemene karakter van deze voorstellen, met name ten aanzien van de sociale dimensie en het cohesiebeleid;

2.  is verontrust over het gebrek aan evenwicht tussen de diverse voorgestelde beleidsoriëntaties en met name over het vaak buitensporige liberale karakter van vele voorstellen;

3.  betreurt met name het ontbreken van concrete programmavoorstellen, met name ten aanzien van het sociaal beleid, de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, het beleid inzake de consumentenbescherming, de middelen voor het terugdringen van de verschillen in economische ontwikkeling tussen de regio's, alsmede op cultuurgebied, vooral inzake de mediaconcentratie in de Europese Unie;

4.  doet een beroep op de Commissie om ervoor te zorgen dat haar voorgestelde communicatiestrategie voorlichting aan de burgers omvat over het belang van de Grondwet voor de toekomst van de Europese Unie en voor hun nieuwe rechten die zij krachtens deze Grondwet verkrijgen, met inbegrip van het Europese burgerinitiatief;

Economische groei en werkgelegenheid

5.  wijst andermaal op de centrale rol van de strategie van Lissabon voor een heropleving van de economische groei in Europa die leidt tot het creëren van goede banen en het voortbestaan van het Europese sociale model waarborgt; is derhalve van mening dat in de strategie van Lissabon rekening moet worden gehouden met de beide prioriteiten welvaart en solidariteit;

6.  doet een beroep op de lidstaten om de behandeling van het groei- en stabiliteitspact tijdens het Luxemburgse voorzitterschap af te sluiten door stabiele, billijke en werkbare oplossingen te vinden voor alle rubrieken, overeenkomstig de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 13 september 2004, door de preventieve aspecten van het groei- en stabiliteitspact te versterken, door meer aandacht te besteden aan de verschillen in de economische en sociale omstandigheden en door de toepassing van de procedure inzake buitensporige tekorten en het economische beheer te verbeteren; onderstreept dat de taak van de Commissie, vooral bij het lanceren van de procedure inzake buitensporige tekorten, moet worden versterkt;

7.  is van oordeel dat investeringen van cruciaal belang zijn voor de modernisering van Europa en dat overeenstemming moet worden bereikt over een gemeenschappelijk optreden om de particuliere en overheidsinvesteringen te bevorderen, maar dat speciale aandacht moet worden besteed aan die vormen van investering die het beste voor de strategie van Lissabon zijn, zoals onderzoek en innovatie, nieuwe infrastructuur, de kenniseconomie, onderwijs en opleiding, overheids- en sociale diensten van goede kwaliteit, alsmede investeringen in een Europees industriebeleid met nadruk op nieuwe en dynamische sectoren, zoals nanotechnologie en biotechnologie;

8.  neemt nota van het voornemen van de Commissie om haar voorstel voor een richtlijn inzake de diensten te herzien; is van oordeel dat het huidige voorstel onaanvaardbaar is, met name waar dit gebaseerd is op het beginsel van het land van oorsprong; verzoekt derhalve de Commissie haar tekst zo te wijzigen dat de mededinging tussen dienstverleners onder dezelfde economische voorwaarden kan plaatsvinden en in geen geval tot sociale dumping tussen de lidstaten leidt;

9.  herinnert eraan dat de diensten van algemeen belang op de interne markt thans aan zeer uiteenlopende juridische voorwaarden en praktijken onderworpen zijn zowel op Europees als op nationaal en plaatselijk niveau; verzoekt de Europese Commissie andermaal een voorstel voor een kaderrichtlijn in te dienen in het belang van meer juridische zekerheid zonder echter aan de bestaande, voor bepaalde sectoren specifieke voorschriften te tornen; dringt erop aan dat met dit eenvormige juridische kader met name de bevoegdheden van de Unie en de lidstaten duidelijk worden afgebakend, alsmede de beginselen inzake de financieringsinstrumenten; toont zich in dit verband andermaal gehecht aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid;

10.  is verheugd over het voornemen van de Commissie om te werken aan de verbetering van de economische, fiscale, technologische en juridische voorwaarden voor ondernemingen, met name in de sector van de dienstverlening, maar onderstreept dat een doelmatige en samenhangende omzetting van het Gemeenschapsrecht door de lidstaten een voorwaarde is voor de goede werking van de interne markt; herinnert eraan dat de werking van de interne markt vergezeld moet gaan van de naleving van de beginselen waarop het Europees model van een solidaire, rechtvaardige en sociale samenleving gebaseerd is; wijst erop dat de fiscale belemmeringen voor de interne markt nog te talrijk zijn;

11.  is verheugd over het voornemen van de Commissie om de nadruk te leggen op de tenuitvoerlegging van het Actieplan voor Financiële Diensten en herinnert eraan dat de Commissie aan het Europees Parlement verantwoording moet afleggen over de toepassingsmaatregelen die via de comitologieprocedure worden genomen; is van mening dat de benadering op basis van de raadpleging van de marktdeelnemers, met inbegrip van de consumenten en de kleine beleggers, zeer ten goede zal komen aan de voorbereiding van toekomstige communautaire wetgeving, maar moedigt de Commissie aan haar voorbereidende werkzaamheden te bespoedigen op reeds afgebakende gebieden, zoals de kredietbeoordelingsbureaus, de "hedge funds", de financiële dienstverlening aan consumenten, de convergentie van de toezichtspraktijken op Europees niveau en de transparantie van de Europese markt voor obligaties en de back office-activiteiten;

12.  is verontrust over het aanhouden van het hoge werkloosheidspercentage en de slechte vooruitzichten voor een de verhoging van het tewerkstellingspercentage zowel in de eurozone als in de Unie als zodanig; onderstreept de belangrijke rol van de kleine en middelgrote ondernemingen bij het creëren van werkgelegenheid en is in dit verband verontrust over het grote aantal faillissementen van kleine en middelgrote ondernemingen in 2004, en betreurt het dat deze niet in staat zijn om, net als de grotere bedrijven, ten volle te profiteren van de gunstige financiële omstandigheden die sedert een aantal jaren bestaan;

13.  doet een beroep op de Commissie om het Europees Parlement andermaal te raadplegen over het voorstel voor een richtlijn betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen, opdat in de Europese wetgeving een beter evenwicht tussen alle betrokken belangen wordt gevonden;

De instrumenten van een actief sociaal en cohesiebeleid op basis van een duurzame ontwikkeling 

14.  is verheugd over de nieuwe Sociale Agenda en herinnert eraan dat het sociaal beleid een essentiële factor vormt die bijdraagt tot een beter concurrentie- en productievermogen; dringt erop aan dat de Commissie een nieuwe impuls aan dit beleid verleent die verder gaat dan hetgeen in deze nieuwe Sociale Agenda wordt voorgesteld;

15.  onderstreept dat al deze hervormingen van de arbeidsmarkt moeten geschieden in een geest van evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid; onderstreept andermaal zijn gehechtheid aan de toepassing van beleidsvormen die een geest van initiatief, de innovatie en het concurrentievermogen van de industrie in de hand werken, en betuigt andermaal zijn steun aan het beginsel van bestuurlijke vereenvoudiging; is echter van oordeel dat de bestuurlijke vereenvoudiging niet mag leiden tot een ondergraving van de sociale dialoog, die een hoeksteen van ons sociaal model vormt; merkt op dat de doorvoering van structurele hervormingen niet de plaats mag innemen van een macro-economisch beleid en dat een beleid van conjunctuurmaatregelen nodig blijft, met name voor het bereiken van een hoog tewerkstellingsniveau dat garant staat voor een heropleving van de consumptie; onderstreept tenslotte dat het creëren van goede banen vergezeld zal gaan van een verbetering van de arbeidsproductiviteit in Europa;

16.  is van oordeel dat investeringen in sociale dienstverlening, met name kinderzorg, een essentiële voorwaarde vormt voor daadwerkelijke gelijke kansen voor mannen en vrouwen en voor de stijging van het tewerkstellingspercentage van vrouwen; herinnert in dit verband aan de noodzaak de in de strategie van Lissabon vastgelegde doelstelling van 60% tewerkstelling voor vrouwen in 2010 te verwezenlijken;

17.  onderstreept het belang van een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende een Europees Jaar tegen geweld jegens vrouwen in 2006;

18.  wijst er andermaal op dat bij elk beleid van economische liberalisering de beginselen en doelstellingen van de Sociale Agenda in acht moeten worden genomen; onderstreept bovendien dat de participatie van de vertegenwoordigers van werknemers en consumenten aan de liberaliseringsprocdures moet worden gewaarborgd;

19.  verzoekt de Commissie haar beleid inzake werkgelegenheid en sociale zaken te versterken en nauwlettender in het oog te houden; dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van de sociale dialoog voor te zetten, vooruitgang te boeken bij de Europese strategie inzake de werkgelegenheid en gebruik te maken van een open methode voor betere coördinatie op de gebieden van de sociale uitsluiting en de sociale bescherming binnen een grotere Unie;

20.  bekrachtigt andermaal dat het cohesiebeleid van de Europese Unie noodzakelijker dan ooit is, juist nu om animo wordt geworven voor het Europese project via steun voor de Grondwet; is van oordeel dat de verschillen tussen de regio's van de Europese Unie die groter zijn geworden ten gevolge van de toetreding, moeten worden verkleind, en dat maatregelen moeten worden goedgekeurd ter verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon en Göteborg;

21.  is derhalve van mening dat de goedkeuring van de nieuwe financiële vooruitzichten voor 2007-2013 op basis van het Commissievoorstel, gedurende de nu van start gaande periode van zes maanden van essentieel belang is voor de goedkeuring van de verordeningen inzake het cohesiebeleid en een efficiënte planning in 2006 mogelijk zal maken; onderstreept dat de structurele en cohesiefondsen de overheidsinstrumenten bij uitstek zijn voor een duurzame ontwikkeling;

22.  verzoekt de Commissie een voorstel voor een beperkte herziening van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften ervan in te dienen ten einde alle belemmeringen weg te nemen, die de besluitvorming en een geoliede uitvoering van de begroting in de weg staan; verwacht dat de Commissie alle andere bij het Financieel Reglement betrokken instellingen raadpleegt om rekening te houden met hun ervaring, die soms aanzienlijk verschilt van het standpunt van de Commissie;

23.  wijst andermaal op het feit dat de EU een evenwichtige benadering van haar economisch, sociaal en milieubeleid in de geest van de processen van Lissabon en Göteborg nodig heeft; onderstreept dat het milieubeleid kan bijdragen tot een groter concurrentievermogen en verenigbaar moet zijn met de groei en de werkgelegenheid, maar niet op de twee plaats moet en hoeft te komen na de economische doelstellingen; dringt derhalve aan op de vervollediging van een ambitieus programma inzake milieuwetgeving dat is gericht op de juiste tenuitvoerlegging van de thematische milieustrategieën en de voortzetting van een ambitieus beleid, vooral op het gebied van chemische stoffen, voedselveiligheid, energierendement, hernieuwbare energiebronnen, lucht- en waterkwaliteit, afvalbeheer en de ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën;

24.  dringt aan op een volledig milieuvriendelijke benadering van het vervoersbeleid die is gericht op een verschuiving van het wegvervoer naar het spoorvervoer, de binnenvaart of de kustvaart, en betuigt in dit verband zijn volledige steun Commissieprogramma's zoals "Marco Polo";

25.  dringt aan op een beleid ter voorkoming van de vervuiling van de zee en de voorzetting van de strijd ten behoeve van de veiligheid op zee, met inbegrip van het oprichten van een Europese kustwacht, verplichte loodsdiensten in kwetsbare gebieden, de inrichting van vluchthavens en de bestrijding van goedkope vlaggen;

26.  onderstreept dat het debat over het toekomstig Europees Visserijfonds het mogelijk moet maken beter na te denken over de nodige aanpassingen ten aanzien van de vernieuwing en modernisering van de communautaire vloot, rekening houdend met de noodzaak van een duurzaam beheer van de visbestanden en een levensvatbare bedrijfstak die werkgelegenheid biedt, sociale uitsluiting voorkomt en aan de consument producten van een hoge kwaliteit aanbiedt;

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

27.  staat positief tegenover de voorstellen van de Commissie inzake de versterking van de operationele samenwerking en van de uitwisseling van informatie, alsmede de beveiliging van de reisdocumenten in de strijd tegen misdaad en terrorisme, maar dringt tevens erop aan dat de eerbiediging van de waarborgen en de grondrechten, met name het recht op de bescherming van persoonsgegevens, altijd gegarandeerd wordt; verzoekt de Commissie een voorstel voor een kaderbesluit inzake de bescherming van persoonsgegevens in het kader van de derde pijler voor te leggen waarop reeds zo lang is gewacht;

28.  onderstreept dat het belangrijk is de justitiële samenwerking in civiele en strafrechtzaken te versterken, en de toegang tot de rechtspraak te garanderen, en verzoekt de Commissie om voorstellen in te dienen die zijn gebaseerd op de wederzijdse erkenning van de besluiten, alsmede op een minimumharmonisatie, met name op het gebied van de evaluatie en het gebruik van bewijsmateriaal, de uitvoering van de straffen en dwangmaatregelen, de proceduregaranties en rechten van gedetineerden; is verheugd over de verruiming van de justitiële samenwerking tot bepaalde aspecten van het familierecht;

29.  neemt nota van de voorstellen ten behoeve van het openstellen van legale immigratiekanalen en de grenscontrole, maar herinnert eraan dat de gemeenschappelijke regels voor de legale immigratie niet alleen moeten worden opgesteld naar gelang van de behoeften van de Europese arbeidsmarkt, maar dat hierbij tevens rekening moet worden gehouden met de noden en de absolute eerbiediging van de grondrechten van de migranten; verzoekt de Commissie maatregelen uit te werken voor de vastlegging van het statuut van de migranten en hun actieve integratie, en voor minimumnormen voor de toekenning en intrekking van het statuut van vluchteling, alsmede voor het statuut van asielzoekers;    

De toegenomen verantwoordelijkheid van de Unie op het internationale toneel

30.  onderstreept de noodzaak van een grotere samenhang van alle externe beleidsvormen van de EU op het gebied van de handel en de ontwikkelingshulp, en van een versterking van het GBVB en het EDVB in de zin van een daadwerkelijk multilateralisme; dringt erop aan dat de oprichting van een gemeenschappelijke buitenlandse dienst nauw met deze doelstelling verbonden wordt; dringt aan op het aanhalen van de banden van EU met alle internationale organisaties en deelt het standpunt van de Commissie dat de VN de enige optie is om algehele oplossingen te bieden voor problemen op wereldschaal;

31.  staat positief tegenover de inspanningen van de Europese Commissie ten behoeve van een rationalisering en grotere vereenvoudiging van de instrumenten voor extern optreden waarover de Unie beschikt; onderstreept echter dat voor ontwikkeling en economische samenwerking twee afzonderlijke instrumenten moeten bestaan in tegenstelling tot het huidige voorstel waarin deze uiteenlopende beleidsterreinen worden samengevoegd; is tevens van oordeel dat in de voorstellen van de Commissie, te weten over de wijze van geografische en thematische verdeling van deze instrumenten, alsmede de daarvoor uitgetrokken begrotingsmiddelen, te weinig rekening wordt gehouden noch met de politieke prioriteiten zoals die in eerdere adviezen van het Europees Parlement naar voren kwamen, noch met alle uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd, of het nu gaat om het nabuurschapsbeleid of meer in het algemeen om de externe politieke betrekkingen met andere regio's in de wereld, zoals Afrika of Latijns-Amerika; dringt erop aan dat met de nieuwe instrumenten wordt gezorgd voor meer transparantie en een volledige deelneming van het Parlement aan het besluitvormingsproces over de strategieën en de tenuitvoerlegging ervan;

32  wijst andermaal erop dat de verdediging en bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten de basis van het extern beleid van EU vormen; laakt derhalve de ontmanteling, ja zelfs de verwatering van het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten, een in zijn soort uniek programma dat moet worden gehandhaafd; vraagt om de invoering van een specifiek financieel instrument voor het Europees beleid ter ondersteuning van de mensenrechten ten einde te zorgen voor de samenhang, zichtbaarheid en onafhankelijkheid van dit beleid;

33.  stemt in met de initiatieven en programma's die in het kader van het toetredingsproces van Bulgarije en Roemenië zijn gepland, alsmede met de tenuitvoerlegging van de pretoetredingsstrategie en de toetredingsonderhandelingen met Turkije en Kroatië; steunt de akkoorden inzake stabilisatie en associatie op de westelijke Balkan;

34.  acht het Europees nabuurschapsbeleid van prioritair belang en dringt erop aan dat de vastgelegde actieplannen worden uitgevoerd en dat de andere plannen snel worden goedgekeurd; dringt erop aan dat in de betrekkingen met alle bij dit beleid betrokken landen wordt gezorgd voor een gemeenschappelijke visie en een regionale aanpak; verzoekt in dit verband Rusland om een actieve rol in het Europees nabuurschapsbeleid te vervullen;

35.  steunt de strategie die is gericht op de versterking van de stabiliteit en veiligheid in de wereld, met name in het Middellandse Zeegebied en in het gehele Midden-Oosten; dringt aan op resolute politieke steun voor de hervatting van de dialoog tussen Israëli's en Palestijnen op basis van het draaiboek; is van oordeel dat de toekenning van transparante economische en financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit van groot belang is, met name in het licht van het plan voor de Israëlische terugtrekking uit de Gazastrook;

36.  spoort de Commissie en de lidstaten ertoe aan om de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen in het externe beleid en de begroting van de Unie centraal te stellen, en bij alle instrumenten voor de tenuitvoerlegging van het ontwikkelingsbeleid uitdrukkelijk naar de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te verwijzen; verzoekt in dit verband de EU om 1 miljard euro ter beschikking te stellen, zoveel mogelijk via aanvullende middelen om het voortouw te nemen in de strijd van de wereld met name tegen Aids en malaria;

37.  verzoekt de Commissie zich in haar beleid en in het kader van alle door haar aangezwengelde acties actief in te zetten voor de billijke handel als middel om de armoede terug te dringen en aan de ontwikkelingslanden en de armste landen tastbare voordelen te bieden tijdens de onderhandelingen van de huidige ontwikkelingscyclus van Doha en daarbuiten; onderstreept dat de liberalisering van de handel geen doel op zich mag zijn, maar moet bijdragen tot een daadwerkelijke ontwikkeling van de armste landen zonder hun eigen potentieel in dit verband teniet te doen.

Bestuur en regelgeving binnen de Unie

38.  moedigt de Commissie ertoe aan haar voorstellen ter verbetering van het bestuur en de regelgeving binnen de Unie ten uitvoer te leggen en erkent dat de vereenvoudiging van de regelgeving en het verrichten van effectbeoordelingen van nieuwe wetsvoorstellen belangrijk zijn, maar dat niet ten koste van het communautaire acquis mogen plaatsvinden;

39.  is gekant tegen elke poging om het doel van de verbetering van de wetgevingskwaliteit te gebruiken om de wetgevingsprocedures of het evenwicht tussen de bevoegdheden van de communautaire instellingen "de facto" te wijzigen;

*

* *

40.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.