Ontwerpresolutie - B6-0054/2006Ontwerpresolutie
B6-0054/2006

ONTWERPRESOLUTIE

10.10.2005

naar aanleiding van de verklaringen van de Europese Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door André Brie, Luisa Morgantini
namens de GUE/NGL-Fractie
over Afghanistan

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0054/2006
Ingediende teksten :
B6-0054/2006
Debatten :
Aangenomen teksten :

B6‑0054/2006

Resolutie van het Europees Parlement over Afghanistan

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar zijn talrijke vroegere resoluties over Afghanistan, en meer in het bijzonder de meest recente van 13 december 2001[1], 5 september 2002[2], 15 januari 2003[3] en 12 februari 2004[4],

–  gezien het bezoek van zijn delegatie ad hoc in juli ll. aan Afghanistan,

–  gezien het nationaal indicatief programma 2005-2006 voor steunverlening door de Europese Gemeenschap,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  gezien de positieve ontwikkelingen in Afghanistan, zoals de oprichting van de Afghaanse overgangsregering door de speciale grote raad ("loya jirga") voor de noodtoestand, de goedkeuring van de grondwet en de eerste parlementsverkiezingen sinds 30 jaar,

B.  bezorgd over de blijvende macht van de Afghaanse krijgsheren, de onbevredigende veiligheidstoestand, de veralgemeende criminaliteit en de veelvuldige en ernstige schendingen van de rechten van de mens in de gebieden waar ze over heersen ; in de overweging dat de macht van de krijgsheren het de regering bijzonder moeilijk maakt om haar autoriteit buiten Kaboel te vestigen en hinderlijk is om vooruitgang te maken in de overgang van een gemilitariseerde naar een gewone burgerlijke samenleving,

C.  bezorgd over het feit dat er maar weinig vooruitgang gemaakt is in de demobilisering, ontwapening en herintegratie van Afghaanse soldaten,

D.  diep bezorgd over het feit dat de handel in verdovende middelen 50 tot 60 % van het BBP van Afghanistan vertegenwoordigt, ongeveer 2,2 miljoen dollar per jaar oplevert, en daarmee de financiële grondslag voor de regionale leiders en krijgsheren vormt,

E.  uit nogmaals de bevestiging van zijn standpunt dat de aanval van de Verenigde Staten op Afghanistan een verkeerd, onwettig antwoord op de terreuraanvallen van 11 september 2001 op New York en Washington geweest is, en met aandrang overwegende dat de operatie blijvende vrijheid ("enduring freedom") onder leiding van de Verenigde Staten onmiddellijk stopgezet moet worden,

F.   in de overtuiging dat de sleutel voor vrede, stabiliteit en eerbied voor de rechten van de mens in Afghanistan de heropbouw van de economische, sociale en onderwijsinfrastructuur van het land is, en bezorgd dat er op dat gebied geen vooruitgang te bespeuren valt ; ten zeerste verontrust over het feit dat de armoede nog altijd groot blijft, vooral onder de plattelandsbevolking,

G.  gezien de inspanningen om het nationaal ontwikkelingskader tot uitvoering te brengen en een bruikbare begroting op te stellen, en in het bewustzijn van de afhankelijkheid van internationale hulpverlening,

H.  andermaal overwegende dat er internationale inzet op lange termijn voor heropbouw en verbetering nodig is om het economisch en sociaal herstel en de blijvende ontwikkeling van het land te verzekeren,

1.  verheugt zich over de parlementsverkiezingen volgens de nieuwe grondwet van Afghanistan, en het feit dat 25% van de zetels in de lagere kamer van het parlement en 30% van de zetels in de provincieraden voorbehouden zijn aan vrouwen;

2.  betreurt dat de kieswet het mogelijk maakt om individuele kandidaten, waaronder veel krijgsheren en regionale leiders, in het licht van de schijnwerpers te plaatsen, veeleer dan politieke partijen die de zaak van de democratie en de rechten van de mens toegedaan zijn - naast de weinig afdoende mechanismen om functionarissen en kandidaten met criminele achtergrond uit te sluiten, zodat er uiteindelijk maar 45 van dergelijke kandidaten ongeschikt verklaard zijn ; betreurt dat de parlementsverkiezingen daardoor een geringere opkomst te zien gegeven hebben als de presidentsverkiezingen van vorig jaar, waar 70% van de kiezers aan deelgenomen hebben;

3  maakt zich ongerust over de enorme macht en invloed van regionale leidersfiguren en krijgsheren op economisch en politiek vlak; benadrukt dat politieke partijen die voor democratie en rechten van de mens opkomen, een grotere rol in het politiek leven van Afghanistan moeten spelen;

4.  bevestigt zijn zienswijze dat verzoening en ontwikkeling in Afghanistan niet met militaire middelen te bereiken zijn ; vraagt terugtrekking van alle vreemde bezettingstroepen;

5.  benadrukt dat de sleutel voor stabiliteit in Afghanistan in spoedige verbeteringen in de levensomstandigheden van de Afghaanse bevolking, betere vooruitgang in de heropbouw van de infrastructuur en economie van het land, eerbied voor de rechten van de mens en democratische deelname aan het openbaar leven te vinden is;

6.  bevestigt nogmaals de toezegging van de Europese Unie om langdurige steun voor de democratie en het heropbouwproces in Afghanistan te verlenen; verklaart opnieuw zijn voornemen om in de nieuwe financiële vooruitzichten voor de komende jaren weer een speciale begrotingslijn voor Afghanistan in te voeren;

7.  verheugt zich over de gezamenlijke politieke verklaring over het Europees-Afghaans partnerschap die op 16 november ll. door president Karzai en de Europese Unie in Straatsburg ondertekend is;

8.  brengt zijn besluit van 10 maart 2004 in herinnering, dat het de oprichting van parlementaire delegaties met Afghanistan in overweging zal nemen zodra de parlementaire structuren ter plaatse aanwezig zijn en stipt daarbij aan dat de eerstvolgende topconferentie van de Zuid-Aziatische Associatie voor Regionale Samenwerking (SAARC) een formeel besluit over het lidmaatschap van Afghanistan neemt;

9.  vraagt de Europese Commissie en alle andere donorinstanties om erop toe te zien dat de middelen voor de heropbouw niet rechtstreeks bij de krijgsheren of regionale leidersfiguren terecht komen die schendingen van de rechten van de mens begaan, vooral tegenover meisjes en vrouwen, en voordeel bij de productie van verdovende middelen hebben;

10.  maakt zich ten zeerste ongerust over de enorme toename van de onwettige opiumproductie in Afghanistan, die de macht en bedrijvigheden van de krijgsheren in de provincies mogelijk maakt en de economie van het land beheerst; vraagt de Europese Commissie om in samenwerking met de Afghaanse regering noodprogramma's op te stellen en uit te voeren om de onwettige productie en handel in verdovende middelen te bestrijden, o.a. door de boeren met programma's voor alternatieve middelen van bestaan te ondersteunen;

11.  vraagt de Verenigde Staten en alle andere landen om geen wapens, munitie, uitrusting, financiële middelen en ander materiaal meer te leveren om de regionale en plaatselijke militaire bevelhebbers te steunen;

12  is het ermee eens dat er een 'post Bonn'-verloop uitgetekend moet worden en geeft zijn steun voor de bijeenroeping van een donorconferentie onder bescherming van de Verenigde Naties in de loop van dit jaar in Londen, om vast te stellen welke politieke en financiële steun er nodig is voor de algemene nationale ontwikkelingstrategie die Afghanistan zal voorleggen;

13.  vraagt de Europese Commissie om de resultaten van de programma's en financiële steun van de Europese gemeenschap, die al van kracht zijn en in Afghanistan uitgevoerd worden, kwalitatief en kwantitatief te beoordelen; dringt er bij haar op aan om een bijgewerkte strategie op middellange termijn voor te leggen, met een voorstel hoe de bijstand van de Europese Unie voor de heropbouw van Afghanistan doeltreffender gemaakt kan worden;

14.  brengt zijn zienswijze in herinnering dat de steunverlening voor economische en sociale heropbouw op de volgende prioriteiten gericht moet zijn :

  • kwaliteitsvol onderwijs voor jongens en meisjes,
  • gezondheidszorg, vooral voor vrouwen en kinderen,
  • verbetering van de infrastructuur (wegen, stroom- en waterleidingen),
  • irrigatiesystemen in landbouwgebieden om andere teelten als opium mogelijk te maken;

15.  vraagt de uitbreiding van een open en kwaliteitsvol onderwijssysteem - opgericht door de staat met bijstand van de internationale gemeenschap - dat een ruim aanbod aan studierichtingen biedt en daarmee een alternatief voor de madrasa's (koranscholen) vormt, die als bastions van islamitisch fundamentalisme fungeren en waar de Taliban-militanten gerekruteerd worden;

16.  maakt zich ongerust dat 5 jaar na de val van het Taliban-regime - dat de opzettelijkste schendingen van de rechten van de vrouw van onze tijd begaan heeft door een apartheid volgens geslacht in te voeren, die de identiteit van de vrouw volledig ontkent - die bewuste houding tegenover de vrouw grotendeels gelijk gebleven is; vraagt de regering en het nieuw verkozen parlement om een openbare raadplegingsprocedure op gang te brengen in het vooruitzicht van een algemene strategie om geweld tegen meisjes en vrouwen uit te roeien en bij wijze van prioriteit voor de nationale samenleving de voorwaarden tot stand te brengen die noodzakelijk zijn voor eigen lotsbeschikking door meisjes en vrouwen; dringt er bij de Europese Commissie op aan om financiële middelen uit te trekken om maatregelen te ontwerpen en uit te voeren die de mogelijkheden van Afghanistan om de rechten van meisjes en vrouwen te verdedigen, helpen uitbouwen;

17.  maakt zich ongerust over het bericht dat Iran de Afghaanse vluchtelingen wil dwingen om het land te verlaten; keert zich tegen alle pogingen om Afghaanse vluchtelingen en ontheemden te verplichten om terug naar huis te gaan ; vraagt de Europese Commissie om gecoördineerde programma's te blijven uitvoeren om de voorwaarden tot stand te brengen waaronder de ontvangende bevolkingsgroepen of bestemmingsgebieden de vluchtelingen kunnen blijven opvangen;

18.  stelt met nadruk dat eenieder die in Afghanistan misdaden tegen de menselijkheid begaan heeft, vooral tegen vrouwen, voor de rechter gebracht moet worden; vraagt het nieuw verkozen parlement om het probleem de nodige aandacht te geven en het statuut van Rome voor het internationaal strafrechtelijk hof zo spoedig mogelijk goed te keuren;

19.  verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Europese Commissie, de lidstaten, de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de regering van de Verenigde Staten en de overgangsregering van Afghanistan.