ONTWERPRESOLUTIE
4.4.2006
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Martine Roure en Louis Grech
namens de PSE-Fractie
over de situatie van de vluchtelingen op Malta
B6‑0268/2006
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van de vluchtelingen op Malta
Het Europees Parlement,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens, in het bijzonder artikel 14 daarvan, volgens welk eenieder het recht heeft om in andere landen asiel te zoeken en te genieten tegen vervolging,
– gezien het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen, in het bijzonder artikel 31 daarvan, dat betrekking heeft op illegale vluchtelingen in het land van toevlucht,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in het bijzonder artikel 5 daarvan waarin het volgende wordt bepaald: "Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve (...) indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er een redelijke verdenking bestaat, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan",
– gezien het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie[1], in het bijzonder artikel 1 daarvan betreffende de onschendbaarheid van de menselijke waardigheid, en artikel 18 betreffende het asielrecht,
– gezien Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en statelozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming,
– gezien Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 ("Dublin II") tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van lidstaten wordt ingediend,
– gelet op artikel 6 van het EU-Verdrag en artikel 63 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat een delegatie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken op 24 maart 2006 op Malta een bezoek heeft gebracht aan de administratieve detentiecentra van Safi, Hal Far en Lyster Barracks,
B. overwegende dat de delegatieleden ter plekke een aantal feiten hebben geconstateerd, waarover ook door de Maltese pers is bericht,
C. overwegende dat het eiland Malta gelegen is aan de zuidelijke grens van de Europese Unie; dat het kleine eiland van 316km2 met 400.000 inwoners een bevolkingsdichtheid heeft van 1.200 inwoners per km2 en dat het land vanzelfsprekend maar een beperkte capaciteit heeft om de migranten en asielzoekers die regelmatig in grote aantallen op de kusten aankomen, vooral sinds de toetreding tot de Europese Unie, op te vangen en te huisvesten,
D. overwegende dat het gemiddeld aantal mensen dat per jaar op die manier op Malta aankomt overeenkomt met 45% van het aantal geboorten in het land en dat in verhouding tot de bevolking een persoon die op Malta aankomt overeenstemt met 140 in Italië, 150 in Frankrijk en 205 in Duitsland,
E. overwegende dat Malta in 2005 per 1.000 inwoners 2,9 asielzoekers heeft opgenomen en hiermee de tweede plaats bekleed in de Europese Unie na Cyprus,
F. overwegende dat Malta 1% van zijn nationale begroting uitgeeft om het hoofd te kunnen bieden aan de huidige situatie, die naar verwachting de komende maanden en jaren alleen nog kan verslechteren,
G. overwegende dat een groot deel van het leger en de politie van Malta, te weten ruim 10% van het aantal manschappen, wordt ingezet om het hoofd te bieden aan de humanitaire noodsituatie en voor het beheer van de detentie- en opvangcentra,
H. overwegende dat de mensen die op Malta aankomen dat land niet als uiteindelijke bestemming hebben maar verklaren door te willen reizen naar andere landen van de Europese Unie,
I. overwegende evenwel dat deze argumenten onder geen enkel beding een reden kunnen zijn om mensen gedurende een zo lange periode - 18 maanden - vast te houden en de asielzoekers gemiddeld meer dan 8 maanden te laten wachten op het interview voorafgaand aan hun asielaanvraag,
J. overwegende dat de Maltese autoriteiten niet over voldoende personeel beschikken om alle asielaanvragen binnen een redelijke termijn af te handelen,
K. overwegende dat een deel van de mensen die op Malta aankomen afkomstig zijn uit oorlogsgebieden, met name de Hoorn van Afrika en Darfour en dat zij niet naar hun land van herkomst kunnen worden teruggestuurd,
L. overwegende dat illegale immigratie en het illegaal binnenkomen van asielzoekers in een land geen misdaden zijn maar administratieve overtredingen,
M. overwegende dat het in bewaring houden van asielzoekers slechts een uitzonderingsmaatregel mag zijn, waarover geval per geval beslist wordt, een maatregel die voorts geen afbreuk mag doen aan het beginsel van de onschendbaarheid van het privéleven en een toereikend huisvestingsniveau moet bieden, zoals wordt bepaald in Richtlijn 2003/9/EG over de opvang van asielzoekers in de lidstaten, die op 5 februari 2005 in werking is getreden,
N. overwegende dat een verblijf in open centra de voorkeur geniet boven een verblijf in waarachtige detentiecentra, zoals de ervaring met Ceuta en Melilla leert,
O. overwegende dat het vasthouden van een asielzoeker een redelijke duur niet mag overschrijden en dat de bewaring alleen mag gelden voor personen die wachten op hun uitzetting of terugzending naar de grenzen en in geen geval voor asielzoekers,
P. overwegende dat het groeiend aantal migranten en asielzoekers op Malta een van de redenen kan zijn van de aanzwellende gevoelens van racisme en vreemdelingenhaat onder de Maltese bevolking,
Q. overwegende dat de Europese Unie Malta zou moeten ondersteunen in zijn inspanningen om, zoals de Maltese autoriteiten het wensen, de migrantenstromen onder controle te houden,
R. overwegende dat de toetreding tot de Europese Unie voor Malta en voor andere kleine landen problemen heeft doen rijzen in verband met de toepassing van Verordening (EG) nr. 343/2003 van 18 februari 2003 ("Dublin II"),
S. overwegende dat de Commissie geacht wordt binnen 3 jaar na de inwerkingtreding ervan in maart 2003, Verordening (EG) nr. 343/2003 van 18 februari 2003 ("Dublin II") te herzien,
T. overwegende dat mededeling COM(2006)0067 over een versterkte praktische samenwerking, die op 16 februari 2006 door de Commissie is goedgekeurd en waarin staat dat de eerste evaluatie van de "Dublin"-verordening[2], in 2006 een nuttig uitgangspunt zal bieden "om na te gaan hoe de verordening in bepaalde situaties kan worden aangepast, ten einde ervoor te zorgen dat de lidstaten niet overmatig worden benadeeld door hun geografische ligging,
U. overwegende dat bij de herziening van Verordening (EG) nr. 343/2003 van 18 februari 2003 ("Dublin II"), aandacht moet worden besteed aan de conclusies van het toekomstige verslag van de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen over "Dublin II" en de rapporten van NGO's over hetzelfde onderwerp, met name van CERE/ELENA,
1. heeft begrip voor de problemen die Malta ondervindt bij het beheer van de migratiecrisis van de laatste jaren, die onder meer te wijten is aan de toetreding van het land tot de Europese Unie;
2. betuigt zijn solidariteit met de Maltese autoriteiten en ordediensten die het hoofd moeten bieden aan een aanzienlijk probleem, rekening houdend met de omvang en de bevolking van Malta en met het feit dat de migranten en de asielzoekers een andere eindbestemming hebben dan Malta zelf;
3. is ingenomen met de inspanningen van de Maltese autoriteiten met het oog op de transparantie, en met het feit dat zij de delegatie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, en voor het eerst ook de pers, vrije toegang hebben gegarandeerd tot de centra;
4. veroordeelt de inhumane en mensonterende omstandigheden waarin migranten en asielzoekers in de centra voor administratieve opsluiting op Malta moeten leven;
5. verlangt dat de Maltese autoriteiten de NGO's onbeperkte toegang verlenen tot de gesloten centra; verzoekt de bevoegde NGO's permanent aanwezig te blijven in deze centra om ervoor te zorgen dat de bewoners onbeperkte toegang krijgen tot medische en juridische bijstand;
6. verzoekt de Maltese autoriteiten zich strikter te houden aan de toepassing van Richtlijn 2003/9/EG over de opvang van asielzoekers met name wat het leven in de detentiecentra betreft;
7. verzoekt de Maltese autoriteiten de asielzoekers onder te brengen in open centra en de instandhouding van gesloten centra zoveel mogelijk te beperken tot illegale migranten die zijn uitgezet of die over de grens zullen worden gezet, conform het internationale recht en het recht van de Europese Unie;
8. verzoekt de Maltese autoriteiten met aandrang de detentieperiode voor migranten aanzienlijk te beperken en de asielzoekers niet systematisch in bewaring te houden;
9. is verontrust over de aanzwellende gevoelens van vreemdelingenhaat en racisme op Malta als gevolg van de massale toestroom van migranten en asielzoekers;
10. pleit ervoor dat de Europese Unie een grotere rol toebedeeld krijgt bij het beheer van de humanitaire crisissen die verband houden met de toestroom van migranten en asielzoekers,
11. verzoekt de Raad en de lidstaten praktische bijstand te verlenen aan Malta:
- -door groepen deskundigen, met inbegrip van onafhankelijke deskundigen, naar het eiland te sturen om bijstand te verlenen bij de verlening van de status van asielzoeker, en
- -door groepen deskundigen, met inbegrip van onafhankelijke deskundigen, naar het eiland te sturen om raad te verstrekken in verband met de toepassing van Richtlijn 2003/9/EG over de opvang van asielzoekers;
12. is van mening dat de lidstaten van de Unie meer solidariteit moeten betuigen met die lidstaten die de meeste migratiestromen naar de EU te verwerken krijgen en doet een oproep tot de lidstaten om asielzoekers afkomstig van het eiland Malta en andere kleine landen op hun gebied op te nemen, en daarvoor in het bijzonder gebruik te maken van de financiële middelen van het ARGO-programma en het Europees Fonds voor de Vluchtelingen 2008-2013;
13. verzoekt de lidstaten systematisch de humanitaire clausule (artikel 15) van Verordening (EG) nr. 343/2003 ("Dublin II") toe te passen, onder meer ook voor de asielzoekers op Malta om ervoor te zorgen dat zij opnieuw verenigd worden met hun gezinsleden en andere ten laste komende familieleden in een andere lidstaat;
14. verzoekt de Commissie zo snel mogelijk voorstellen te doen voor de oprichting van een noodfonds om het hoofd te bieden aan humanitaire crisissen in de lidstaten;
15. verzoekt de Commissie met aandrang zo snel mogelijk het initiatief te nemen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 343/2003 ("Dublin II"), met het oog op de wijziging van het principe zelf volgens welk het eerste land waar de asielzoeker aankomt verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, hetgeen een ondragelijke belasting betekent voor de landen in het zuiden en het oosten van de EU, en ervoor te zorgen dat er een billijk mechanisme tot stand komt voor de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten;
16. verzoekt de Commissie in het kader van deze herziening, concrete voorstellen te doen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 343/2003 ("Dublin II"), met name:
- -om waarborgen te bieden voor de gezinshereniging door ten eerste het begrip gezin voor niet-begeleide minderjarigen uit te breiden, ten tweede de gezinshereniging mogelijk te maken in alle fasen van de asielaanvraag tot aan de eindbeslissing, ten derde de gezinshereniging mogelijk te maken met een gezinslid dat legaal om andere redenen, zoals de subsidiaire bescherming, in een lidstaat verblijft;
- -om de meest kwetsbare groepen te beschermen, zoals niet-begeleide minderjarigen, door het mogelijk te maken dat het verzoek van een alleenstaande minderjarige wordt onderzocht door de lidstaat waarin het lid van zijn familie verblijft;
- -om een opschortend beroep mogelijk te maken voor iedere overdracht waarin wordt voorzien door Verordening (EG) nr. 343/2003 ("Dublin II");
17. verlangt dat personen die bescherming genieten zich vrij kunnen bewegen naar de lidstaten waar leden van hun familie wonen, hetgeen de sociale integratie in de hand moet werken;
18. verzoekt de Commissie als hoedster van de verdragen toe te zien op de naleving van het asielrecht in de Europese Unie, conform de artikelen 6 van het EU-Verdrag en 63 van het EG-Verdrag, en met name Richtlijn 2003/9/EG over de omvang van asielzoekers alsook Richtlijn 2004/83/EG[3] inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en statelozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming;
19. verzoekt de Raad samen met het Parlement werk te maken van de goedkeuring van de "terugkeer"-richtlijn, met inachtneming van de internationale verplichtingen, met onder meer de harmonisatie van de voorwaarden voor het vasthouden van illegale migranten in de Europese Unie en het reserveren van detentie als ultiem middel voor personen die op hun uitzetting wachten;
20. wijst op de behoefte aan een communautair immigratie- en asielbeleid dat gefundeerd is op het creëren van wettelijke immigratiekanalen en de vaststelling van gemeenschappelijke normen voor de bescherming van de grondrechten van de migranten en de asielzoekers in de gehele Unie, zoals is afgesproken op de Europese Raad van Tampere in 1999 en Haags programma is bekrachtigd;
21. verzoekt de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken toe te zien op de maatregelen die de Maltese autoriteiten geacht worden te nemen om de situatie recht te trekken en zich te schikken naar het asielrecht, alsook van de wetgevende maatregelen die op Europees niveau noodzakelijk zijn;
22. verzoekt voorts de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken toezicht te blijven uitoefenen op de levensomstandigheden in de detentiecentra in de Europese Unie, zoals zij dat heeft gedaan in Lampedusa, Ceuta en Melilla, in Parijs en op Malta, en overal in de Europese Unie waar zulks nodig wordt geacht;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, alsook aan de Hoge Commissaris van de VN voor de vluchtelingen.
- [1] PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
- [2] Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003).
- [3] PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.