Ontwerpresolutie - B6-0331/2006Ontwerpresolutie
B6-0331/2006

ONTWERPRESOLUTIE

7.6.2006

naar aanleiding van de verklaringen van de Europese Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Sophia in 't Veld
namens de ALDE-Fractie
over toename van racistisch geweld en homohaat in Europa

Procedure : 2006/2587(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0331/2006
Ingediende teksten :
B6-0331/2006
Aangenomen teksten :

B6‑0331/2006

Resolutie van het Europees Parlement over toename van racistisch geweld en homohaat in Europa

Het Europees Parlement,

–  gelet op het Internationaal Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (CERD), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden en de daarmee samenhangende jurisprudentie,

–  gelet op de artikelen 2, 6, 7 en 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 13 van het EG-Verdrag, en op het Handvest van de grondrechten van de EU,

–  gezien de maatregelen van de Europese Unie tegen racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat, met name de antidiscriminatierichtlijnen 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, en 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, alsmede het ontwerp voor een kaderrichtlijn ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,

–  onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme, bescherming van minderheden, antidiscriminatiebeleid en de situatie van de Roma in de EU,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat worden ingegeven door irrationele overwegingen en verband houden met maatschappelijke marginalisering en sociale uitsluiting, werkloosheid, gebrek aan opleiding en de weigering de verscheidenheid in onze diverse maatschappijen te zien als een bron van rijkdom,

B.  overwegende dat er zich in enkele lidstaten, het meest recentelijk in België, Frankrijk, Duitsland en Polen gewelddadigheden en/of moorden hebben voorgedaan die waren ingegeven door racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, terwijl er binnen en buiten de EU nog steeds sprake is van rechtstreekse en niet-rechtstreekse vormen van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat,

C.  overwegende dat de Russische autoriteiten de voor 27 mei in Moskou geplande mars voor gelijkheid en verdraagzaamheid voor homo's, lesbiennes, bi- en transseksuelen hebben verboden waardoor zij het recht van vreedzame vergadering en demonstratie dat bij het EVRM wordt gewaarborgd hebben geschonden, terwijl politieke en godsdienstige autoriteiten de gewelddadigheden die daarop volgden bagatelliseerden, hiertoe hebben aangezet en hieraan hebben deelgenomen,

D.  overwegende dat sommige politieke partijen die o.m. deel vormen van de regeringen van een aantal lidstaten, onverdraagzaamheid op basis van ras, etniciteit, nationaliteit, godsdienst en homseksualiteit centraal stellen op hun politieke agenda, waardoor hun politieke leiders in staat worden gesteld tot het aanwakkeren van angst en onverdraagzaamheid en het bevorderen van haat en geweld,

E.  overwegende dat de lidstaten uiteenlopende maatregelen hebben genomen tegen politieke partijen die programma's en activiteiten bevorderen die in strijd zijn met de waarden die door het EVRM worden gewaarborgd, waaronder intrekking van financiering door de overheid,

F.  overwegende dat er beschamende en ernstige racistische incidenten plaatsvinden tijdens voetbalwedstrijden, en dat gevreesd wordt dat soortgelijke gebeurtenissen zich eventueel voordoen tijdens het aanstaande wereldkampioenschap,

G.  overwegende dat het onderwijsstelsel en de media een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van onverdraagzaamheid en discriminatie,

H.  overwegende dat de rol van politie en rechtspraak in de lidstaten van wezenlijke betekenis is in het kader van de vervolging en voorkoming van geweld in verband met deze verschijnselen, maar dat deze bij tijd en wijle niet de verantwoordelijkheid op zich nemen de burgers te beschermen tegen geweld, en extremisten te ontmoedigen dergelijke misdaden te begaan,

I.  overwegende dat statistische gegevens over racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat in de lidstaten ontbreken, met name inzake geweld en discriminatie in verband met deze verschijnselen,

J.  overwegende dat de Raad tot dusverre, na vijf jaar van onderhandelingen, nog niet het voorstel van de Commissie heeft aangenomen voor een kaderbesluit tegen racisme en vreemdelingenhaat, met het gevolg dat de Commissie dreigt het voorstel in te trekken,

1.  betreurt dat de Raad het in 2001 voorgestelde kaderbesluit tegen racisme en vreemdelingenhaat nog niet heeft aangenomen en verzoekt het toekomstige Finse voorzitterschap van de Raad de werkzaamheden ter zake te hervatten en verzoekt de Raad overeenstemming te bereiken, en homohaat, moslimhaat en antisemitisch gedrag op te nemen in het toepassingsgebied van het wetsvoorstel;

2.  spreekt zijn krachtige veroordeling uit van de moord op een zwarte Malinese vrouw en een Belgisch kind waarop zij paste, die op 12 mei van dit jaar in Antwerpen is begaan door een jonge rechtsextremist, die enkele ogenblikken daarvoor een vrouw van Turkse afkomst ernstig had verwond in een poging haar te vermoorden;

3.  is geschokt over de verkrachting en marteling van en de moord op Ilan Halimi (februari jl. in Frankrijk) door een bende van 22 personen van verschillende afkomst, en is met name verontrust over de antisemitische aspecten van deze misdaad;

4.  spreekt zijn waardering uit voor de massademonstraties in Antwerpen en Parijs waarin uitdrukking is gegeven aan de algemene afschuw over deze gebeurtenissen en waarin duizenden burgers steun betuigden voor de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme; spreekt eveneens zijn waardering uit voor de demonstraties voor verdraagzaamheid in Polen;

5.  veroordeelt krachtig het besluit van de Russische autoriteiten de eerste Gay Pride op 27 mei in Moskou te verbieden, alsook het feit dat zij de veiligheid van de vreedzame demonstranten en mensenrechtenactivisten niet hebben gewaarborgd, en wijst de Russische autoriteiten er nogmaals op dat vrijheid van vergadering een grondrecht is dat wordt gewaarborgd bij artikel 31 van de grondwet van de Russische Federatie;

6.  is ernstig teleurgesteld over het feit dat de EU-leiders deze zaak niet aan de orde hebben gesteld tijdens de Top EU-Rusland van 18 mei;

7.  is er eveneens teleurgesteld over dat voorzitter Barroso, en de Commissarissen Frattini en Spidla tijdens hun bijeenkomst met godsdienstige leiders van Europa op 30 mei niet de actieve deelname hebben veroordeeld van Russisch-orthodoxe priesters aan de gewelddadige neonazistische antihomomars die op 27 mei in Moskou is gehouden;

8.  is verbijsterd en verontrust over de reactie van de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa op de gebeurtenissen in Moskou; deze heeft Rusland geluk gewenst met zijn prestaties op het gebied van de mensenrechten in plaats van de schending van fundamentele mensenrechten op 27 mei te veroordelen;

9.  verzoekt de vertegenwoordigers van de EU de mensenrechtenproblematiek, en met name het recht te demonstreren, dringend met Rusland op te nemen tijdens de aanstaande G8-bijeenkomst;

10.  betreurt dat er in enkele lidstaten steeds meer steun ontstaat voor extremistische partijen en groeperingen - waarvan er enkele sinds kort deel vormen van de regering van Polen - met een duidelijk programma van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat; en wijst op de noodzaak de wortels van dit probleem aan te pakken, zoals maatschappelijke uitsluiting, werkloosheid en gebrek aan opleiding;

11.  verzoekt alle lidstaten met klem althans de mogelijkheid te scheppen de overheidsfinanciering in te trekken van politieke partijen die de mensenrechten en fundamentele vrijheden, democratie en rechtsstaat zoals gedefinieerd in het Europees Verdrag van de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten van de EU niet eerbiedigen, en verzoekt de lidstaten die reeds over deze mogelijkheid beschikken deze onverwijld toe te passen;

12.  veroordeelt de aanslag op Michael Schudrich, opperrabbijn van Polen, die in Warschau heeft plaats gevonden, alsook de verklaringen van een vooraanstaand lid van de Bond van Poolse gezinnen waarin in verband met de mars voor verdraagzaamheid en gelijkheid werd opgeroepen tot geweld tegen homo's, lesbiennes, bi- en transseksuelen; is ernstig verontrust over de algemene toename van onverdraagzaamheid door racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat in Polen, die ten dele wordt aangewakkerd door godsdienstige organisaties zoals Radio Marya, waarop ook het Vaticaan kritiek heeft wegens de geventileerde antisemitische filosofie;

13.  is van mening dat de EU de nodige maatregelen moet nemen om haar bezorgdheid tot uitdrukking te brengen en met name om de regeringsdeelname van de Bond van Poolse gezinnen en de Partij voor zelfverdediging aan de orde te stellen, wier leiders aanzetten tot haat en geweld; wijst Polen andermaal op de toezeggingen en verplichtingen uit hoofde van de EU-Verdragen, met name artikel 6, en op eventuele strafmaatregelen ingeval van niet-naleving; verzoekt de Poolse regering in dit verband met klem de afschaffing van het Bureau van de Gevolmachtigde voor gelijke status te heroverwegen;

14.  verzoekt de lidstaten op ieder niveau en in iedere sector campagnes en projecten op gang te brengen, met name in de media en op scholen, ter bevordering van multiculturalisme, verschil als vorm van rijkdom, gelijkheid, bestrijding van discriminatie, verdraagzaamheid, dialoog en integratie, bij voorbeeld in het kader van het Europees Jaar van gelijkheid voor allen (2007) en van de Interculturele Dialoog (2008);

15.  wijst met nadruk op de noodzaak initiatieven tegen racisme en vreemdelingenhaat in verband met de aanstaande wereldkampioenschappen voetbal in Duitsland te steunen, en verzoekt de autoriteiten hen die verantwoordelijk zijn voor racistische daden nauwgezet in het oog te houden, te vervolgen en te veroordelen;

16.  wijst andermaal op de behoefte aan gezonde en heldere definities en statistieken inzake racisme en vreemdelingenhaat, met name inzake hiermee verband houdend geweld, als middel om deze verschijnselen doelmatig te bestrijden, zoals reeds werd benadrukt in het jaarverslag 2005 van het EUMC, waarin uitdrukkelijk werd gewezen op het gebrek aan statistische registratie van racistisch geweld in Italië, Portugal en Griekenland.

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de Raad van Europa en de regering van de Russische Federatie.